Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
1/45
Auteur(s): Ali Müjde, Saskia Daru © CIVIQ, december 2005
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
2/45
Samenvatting Burgerinitiatieven worden veel genoemd als nieuwe vorm van vrijwillige inzet. Maar waar hebben we het eigenlijk over? Zijn burgerinitiatieven stiekem ook een soort vrijwilligersorganisaties, of ontstaan ze juist omdat vrijwilligersorganisaties gaten laten vallen? Kunnen vrijwilligersorganisaties en burgerinitiatieven baat hebben bij samenwerking? In dit rapport wordt bepleit dat vrijwilligersorganisaties door het samenwerken met initiatieven iets kunnen winnen: het werven van steun voor het doel van de organisatie, innovatie, het verbeteren van het imago en eventueel het werven van vrijwilligers. Burgerinitiatieven kunnen van hun kant ook iets winnen: het gebruik van faciliteiten en accommodaties, het uitbreiden van hun netwerken en het vergroten van hun ‘exposure’.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
3/45
Inhoudsopgave 1.
Inleiding ................................................................................................... 5 1.1. Aanleiding......................................................................................... 5 1.2. Vraagstuk ......................................................................................... 5 1.3. Aanpak............................................................................................. 6 1.4. Leeswijzer......................................................................................... 6
2.
Betekenis ................................................................................................. 7 2.1. Geschiedenis ..................................................................................... 7 2.2. Definitie............................................................................................ 8 2.3. Burgerinitiatief en andere begrippen .................................................. 10 2.4. Naar een werkdefinitie...................................................................... 11
3.
Wie zijn het? ........................................................................................... 13 3.1. Persoonlijke eigenschappen en kwaliteiten .......................................... 13
4.
Organisatievorm ...................................................................................... 16 4.1. Virtuele organisaties en netwerken .................................................... 16 4.2. Zelforganisatie en informele structuur ................................................ 17 4.3. Intern en extern .............................................................................. 17 4.4. Groeistadia ..................................................................................... 18 4.5. Valkuilen voor de organisatie ............................................................ 19
5.
Ondersteuning......................................................................................... 20 5.1. Ondersteuning vanuit de overheid...................................................... 20 5.2. Ondersteuning vanuit het maatschappelijk middenveld......................... 21
6.
Verhouding met vrijwilligersorganisaties ..................................................... 23 6.1. Hoe gaan vrijwilligersorganisaties om met initiatiefrijke eigen leden? ..... 24 6.2. Hoe gaan vrijwilligersorganisaties om met externe initiatieven? ............. 26 6.3. Vrijwilligersorganisaties en initiatiefrijke burgers? ................................ 28
7.
Conclusies en aanbevelingen ..................................................................... 30 7.1. Burgerinitiatieven ............................................................................ 30 7.2. Vrijwilligersorganisaties en burgerinitiatieven ...................................... 33
8.
Bijlagen .................................................................................................. 36 8.1. Festival de Beschaving ..................................................................... 36 8.2. Dansende senioren .......................................................................... 37 8.3. Nieuw Rotsoord ............................................................................... 38 8.4. Woonvereniging ’t Groene Sticht........................................................ 39 8.5. Mannen en vrouwen in de bijstand ..................................................... 40 8.6. Vadergroep Kanaleneiland Zuid ......................................................... 41 8.7. Vluchtelingen vrouwengroep ............................................................. 42 8.8. Dialooggroep “Samenleven in Tolsteeg en Hoograven” ......................... 43 8.9. Literatuur ....................................................................................... 44
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
4/45
Inleiding Burgers blijken steeds weer bereid zich in te zetten voor een betere samenleving. Ongeveer 4 miljoen burgers doen dat binnen het officiële vrijwilligerswerk. Daarnaast zijn de laatste jaren door burgers talloze ‘losse’ initiatieven genomen. Er is dus een blijvende bereidheid van burgers tot vrijwillige inzet.
1.1. Aanleiding Het actief burgerschap staat volop in de belangstelling. De Nederlandse overheid roept mensen op ‘mee te doen’, of met andere woorden: zelf verantwoordelijkheid te nemen voor een betere samenleving. Dit sluit goed aan bij het debat over de ‘civil society’, over de rol van burgers die actief zijn in het gebied tussen de overheid, de markt en de persoonlijke levenssfeer. Vrijwilligersorganisaties kunnen baat hebben bij het beleidsmatig omgaan met initiatieven van actieve burgers. Burgerinitiatieven kunnen een impuls tot vernieuwing geven en een nieuwe kanaal aanboren voor de werving van vrijwilligers. Aan de andere kant hebben vrijwilligersorganisaties veel kennis en ervaring aan burgerinitiatieven te bieden.
1.2. Vraagstuk De term burgerinitiatief heeft verschillende betekenissen, hetgeen verwarrend kan werken. Binnen het vrijwilligersveld wordt het vooral gebruikt voor (nog) niet formele, door de initiatiefnemers zelf ondernomen vrijwilligersactiviteiten op maatschappelijke thema’s. Afhankelijk van het thema kunnen deze gericht zijn op beleidsbeïnvloeding. Burgerinitiatieven ontstaan ‘spontaan’ en zijn vaak gericht op verzet tegen (de grenzen van) bestaand beleid. Van de overheid wordt verwacht dat zij ruimte geeft aan deze processen, zonder deze te willen beheersen en reguleren. Het IPP (Instituut voor Publiek en Politiek) constateert: “De participatie van burgers in overheidsbeleid verschuift voor een deel naar participatie van de overheid in burgerinitiatieven” (IPP 2001/2002). Ook vrijwilligersorganisaties staan voor de uitdaging hoe om te gaan met burgerinitiatieven die binnen hetzelfde domein opereren. Naar aanleiding van een initiatief kan de ‘buitenwereld’ bijvoorbeeld vragen stellen over de representativiteit en relevantie van de organisatie. Aan de andere kant kan door samenwerking met een creatief burgerinitiatief het eigen aanbod wellicht gemoderniseerd worden. Burgerinitiatieven kunnen op hun beurt behoefte hebben aan een inhoudelijk ontwikkelde professionaliteit en praktische faciliteiten. Kortom: Wat kunnen vrijwilligersorganisaties aan burgerinitiatieven hebben, en andersom? Hoe kunnen vrijwilligersorganisaties op pro-actieve wijze inspelen op de initiatiefrijkheid van actieve burgers en die ondersteunen?
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
5/45
1.3. Aanpak Om deze vragen te kunnen beantwoorden, richt deze verkenning zich eerst op een aantal voorliggende vragen: wat zijn burgerinitiatieven, waarom staan ze in de belangstelling en wat is de betekenis van burgerinitiatieven voor vrijwilligersorganisaties? Door middel van interviews met burgerinitiatieven in Utrecht werd een beeld gevormd van de aard en kenmerken van initiatieven en initiatiefnemers. Daarnaast zijn enkele vrijwilligersorganisaties bevraagd over wat zij verstaan onder burgerinitiatieven en hoe zij hiermee omgaan.
1.4. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de betekenis van de term burgerinitiatief verkend. Er zijn nogal wat definities in omloop. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de initiatiefnemers. Wie zijn deze actieve burgers, en wat drijft hen? In hoofdstuk 4 bekijken we de organisatievorm van burgerinitiatieven. Waarin verschillen deze initiatieven van andere vrijwilligersorganisaties? In hoofdstuk 5 is de ondersteuning van burgerinitiatieven aan de orde. In hoofdstuk 6 wordt op basis van de opgedane kennis ingegaan op de verhouding tussen burgerinitiatieven en andere vrijwilligersorganisaties. Kunnen vrijwilligersorganisaties een rol spelen in de ondersteuning van burgerinitiatieven? En wat hebben vrijwilligersorganisaties hieraan? In hoofdstuk 7 worden conclusies getrokken en er worden enkele aanbevelingen gedaan. Door de tekst heen staan kaders met voorbeelden uit de interviews met Utrechtse burgerinitiatieven. De interviews met vrijwilligersorganisaties zijn met name in hoofdstuk 6 verwerkt. De interviewverslagen van de burgerinitiatieven zijn opgenomen in de bijlagen in hoofdstuk 8.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
6/45
2. Betekenis Er is al veel onderzoek, vooral in de vorm van het verzamelen van ‘good practices’, gedaan naar burgerinitiatieven. Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de voor vrijwilligersorganisaties relevante kennis. Publicaties van uiteenlopende initiatieven: -
Uit liefde en uit boosheid (Van Wezel, Tabibian 2000).
-
De grote kleine kansen atlas (Voogt, Broekman 2003).
-
Dragers en Schragers (Galesloot 2002).
-
Kans van slagen (Hoekstra et al 2003).
-
Bewonersgroepen versterkt (Broenink et al 2003).
-
Handreiking burgerinitiatief (vernieuwingsimpuls dualisme en lokale democratie 2004).
Er bestaat (nog) geen algemeen geaccepteerde definitie van de term burgerinitiatief. De term burgerinitiatief staat voor verschillende zaken. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een werkdefinitie.
2.1. Geschiedenis De term burgerinitiatief komt op rond 1970 in Duitsland. "Bürgerinitiativen" maken deel uit van de democratiseringsbeweging van eind jaren zestig en begin jaren zeventig, als deel van de buitenparlementaire oppositie. In de loop van de jaren zeventig verdichtten vele groepen zich tot ‘nieuwe sociale bewegingen’ zoals de milieubeweging, kraakbeweging en homobeweging. In Nederland komt de betekenis van het begrip “Bürgerinitiative” het meest overeen met actiegroep. Het gaat om tijdelijke groepen van mensen die zich aaneensluiten om iets tegen te houden dat ze verafschuwen of iets voor elkaar te krijgen dat ze wenselijk vinden. De organisatie is meestal informeel, geïmproviseerd en horizontaal. In de meeste gevallen richt de actie zich pro of contra een (lokale) overheid. Methoden van actie lopen uiteen van lobbyen en formele pleitbezorging, tot demonstreren en protesteren. In de betekenis zoals het begrip burgerinitiatief nu vaak wordt gebruikt, lijkt sprake van een omkering van de oorspronkelijke betekenis. Het zijn niet meer de burgers die willen dat de overheid een bepaalde taak vervult, maar de overheid die wil dat burgers zelf (deels) overheidstaken uitvoeren en/of aanvullen. Burgers werken bijvoorbeeld aan een veilige, schone en leefbare buurt, duurzame ontwikkeling, sociale cohesie in buurt of dorp en ander vrijwilligerswerk. De overheid roept tegenwoordig burgers op om de handen uit de mouwen te steken en zelf verantwoordelijkheid te nemen voor een betere samenleving. Burgerinitiatief komt tegenwoordig ook in een andere betekenis voor. De Wet Dualisering verstaat onder burgerinitiatief het recht van burgers om onderwerpen op de agenda van de Gemeenteraad of de Provinciale Staten te plaatsten. Met de invoering van het dualisme in de gemeente staan burgerinitiatieven daarmee voor een element van directe democratie in het representatieve model (IPP 2004). Een
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
7/45
burgerinitiatief in deze context is het formele recht van burgers om eigen voorstellen of onderwerpen direct op de agenda van de gemeenteraad te plaatsen. De raad moet vervolgens hierover beraadslagen en een standpunt innemen. Het doel van dit formele instrument is om betrokkenheid van burgers bij gemeentelijk beleid te vergroten door hen rechtstreeks toegang te geven tot de agenda van de gemeenteraad. Gemeenten moeten een regeling voor burgerinitiatieven maken. De raad kan kiezen voor een zelfstandige verordening, voor opname in het Reglement van orde van de gemeenteraad of voor opname in een eventuele referendumverordening. Lang niet alle gemeenten hebben al een verordening burgerinitiatieven.
2.2. Definitie Er zijn in Nederland meerdere instellingen bezig met het bestuderen en in kaart brengen van burgerinitiatieven. Allemaal hebben ze net een andere opvatting van wat een burgerinitiatief is. 2.2.1. Agora Europa
Het overkoepelende begrip burgerinitiatieven staat voor al die initiatieven die door burgers worden ondernomen om een eigen bijdrage te leveren aan de publieke zaak. Burgerinitiatieven worden in toenemende mate ondersteund door maatschappelijke organisaties. Daarnaast komen veel initiatiefnemers in aanraking met de overheid (voor enige vorm van ondersteuning). In een beperkt aantal gevallen doen burgers een beroep op de mogelijkheid om hun initiatief als agendapunt op de agenda van de gemeenteraad te krijgen. 2.2.2. IPP (Instituut voor Publiek en Politiek)
Gemeenschappelijk kenmerk van burgerinitiatieven is de zelforganisatie van burgers en de focus op een bepaald doel of onderwerp. Probleem en oplossing sluiten nauw op elkaar aan. Initiatieven lijken wars van de institutionalisering en/of professionalisering langs verticale lijnen. Binnen horizontale verbindingen blijven de gedrevenheid, laagdrempeligheid, kleinschaligheid en flexibiliteit intact. Burgerinitiatieven vormen een informele sociale structuur, los van het traditionele verenigingsleven, waarin ook anderen kunnen participeren. Deze participatie vindt plaats vanuit de bijdrage die iemand kan leveren aan de oplossing van het probleem (Galesloot 2002). Tijdens een expertmeeting heeft het IPP (2004) een werkdefinitie ontwikkeld met de volgende kenmerken: Al kan het initiatief van één burger komen, het gaat meestal om gemeenschappelijke actie. Een burgerinitiatief gaat verder dan het individuele belang en heeft altijd een maatschappelijk doel. Een burgerinitiatief is zonder winstoogmerk: mochten burgerinitiatieven zich in een volgende fase ontwikkelen tot een onderneming dan is geen sprake meer van een burgerinitiatief. In hun opzet zijn burgerinitiatieven onafhankelijk van overheden en professionals.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
8/45
-
De initiatiefnemers zijn de geestelijke eigenaren van het burgerinitiatief. Bij eventuele verandering zijn de initiatiefnemers degenen die er in finale zin over gaan.
2.2.3. B&A groep
Burgerinitiatieven zijn initiatieven (activiteiten, projecten): • waarvan burgers de initiatiefnemers zijn (versus bestuurders, ambtenaren of instellingen). Dit onderscheid een initiatief van bijvoorbeeld buddyprojecten die wel met vrijwilligers werken, maar op initiatief van een lokale welzijnstelling ontstaan; • waarvan vrijwilligers vanuit hun hart de centrale dragers zijn (versus professionals). Dit sluit niet uit dat een burgerinitiatief een professionele projectleider heeft zoals vaak het geval is bij licht geïnstitutionaliseerde burgerinitiatieven; • waarvan de primaire activiteiten bestaan uit het uitvoeren of oplossen van een concreet probleem dat henzelf ter harte gaat (versus meepraten, belangenbehartiging of actievoeren in bewonerscomités, platforms); • en dat ook een maatschappelijk vraagstuk is. Dit wil zeggen dat het probleem dat de burgers ter harte gaat ook hoog op de agenda staat van bestuurders en beleidsmakers. Dit onderscheidt een burgerinitiatief bijvoorbeeld van een kaart of kookclub voor eigen kring, die beleidsmatig minder interessant zijn (B&A groep 2002). 2.2.4. LCO
Het Landelijk Centrum Opbouwwerk (LCO) heeft met het project ‘weven aan samenleven’ diverse kleinschalige sociale initiatieven onderzocht op een breed terrein variërend van een nieuw dorpshuis tot een moedercentrum en vervolgens een ‘toolkit’ ontwikkelt voor initiatiefnemers. Het ‘kleinschalig sociaal initiatief’ wordt gezien als een tegenhanger op regulier vrijwilligerswerk, zoals dat voorkomt binnen vrijwilligersorganisaties, ziekenhuizen, etc. De zeggenschap van die ‘vrijwillige medewerkers’ wordt als nihil gezien vergeleken met initiatiefnemers binnen een sociaal initiatief (De grote kleine kansen atlas; Voogt, Broekman 2003). 2.2.5. PON
Het Provinciaal Onderzoeksbureau Noord-Brabant gebruikt de term ‘maatschappelijke initiatieven’ waarmee bedoeld wordt: initiatieven vanuit een eigen motivatie, niet gericht op de eigen positie of belangen, maar gericht op de maatschappelijke positie van een specifieke groep en/of op de kwaliteit van de samenleving. De initiatiefnemers doen het werk op vrijwillige basis en het initiatief vormt een zelfstandige organisatorische eenheid, onafhankelijk van de overheid en gevestigde instellingen (Van Wezel, Tabibian 2000).
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
9/45
2.3. Burgerinitiatief en andere begrippen In het publieke debat over burgerinitiatieven worden deze vaak gezien als een uitdrukking van ‘civil society’. Maar wat is dan die ‘civil society’ en hoe zit het met het ook veel geroemde ‘particulier initiatief’? Burgerinitiatieven maken deel uit van de ‘civil society’, dat is het gebied buiten markt, staat en gemeenschap. Het Sociaal Cultureel Planbureau definieert de ‘civil society’ als de maatschappelijke ruimte waarin mensen uit vrije wil verbanden aangaan die niet opgaan in instituties van de staat en de formele economie, noch in de persoonlijke levenssfeer (Dekker 1999). Organisaties die tot de ‘civil society’ gerekend kunnen worden, kenmerken zich doordat vrijwilligheid het leidende principe is en ze steunen op de bereidheid om zich te binden en verantwoordelijkheid op zich te nemen. ‘Civil society’ levert de samenleving diensten, deze zijn soms individueel als het gaat om directe hulp en dienstverlening en soms collectief, gericht op een algemeen belang of doel. Deze diensten kunnen ook bestaan uit belangenbehartiging, of het voeren van campagnes rond een bepaald onderwerp. Bijproducten van de civil society zijn het sociaal kapitaal en de publieke meningsvorming. Beide worden gezien als belangrijke bestanddelen van een leefbare samenleving. Sociaal kapitaal staat voor netwerken, normen en sociaal vertrouwen. Sociaal kapitaal bevordert samenwerking tot wederzijds voordeel en het neemt belemmeringen weg voor collectieve actie. Bij publieke meningsvorming gaat het om openbaar geuite meningen over maatschappelijke misstanden en doelen, ofwel zaken waar door of namens de maatschappij iets aan gedaan moet worden. ‘Civil society’ is daardoor niet alleen een beschrijving van een sector van de maatschappij, maar ook een ideaal. Een goede samenleving is er eentje waar de ‘civil society’ sterk is en veel sociaal kapitaal levert en de publieke meningsvorming stimuleert. Het begrip particulier initiatief staat voor een verschijnsel van een andere orde. Hiermee duidt men op de georganiseerde en geprofessionaliseerde en soms nog verzuilde associaties op het gebied van gezondheidszorg, welzijn, onderwijs en cultuur. Het zijn verenigingen en stichtingen in het maatschappelijk middenveld die oorspronkelijk voor en vanuit de eigen achterban en in de loop van de jaren zeventig steeds meer voor iedereen diensten levert met overheidssubsidie, maar zoveel mogelijk zonder overheidsbemoeienis. Tegenover het particuliere initiatief staan de openbare of staatsvoorzieningen (IPP 2004). Particulier initiatief schurkt aan tegen zowel de overheid als de markt. Denk bijvoorbeeld aan een school op christelijke grondslag, het Joods Maatschappelijk Werk of een coöperatieve verzekeringsmaatschappij. Burgerinitiatieven maken nadrukkelijk deel uit van de ‘civil society’ en bewegen zich op hetzelfde maatschappelijke middenveld als waar het particulier initiatief zich op beweegt. Hoe verhoudt het begrip burgerinitiatief zich met het begrip vrijwilligerswerk? De officiële definitie van vrijwilligerswerk is: werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald, wordt verricht ten behoeve van andere mensen of de
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
10/45
samenleving. (Ministerie van CRM, 1980). Het vrijwilligerswerk levert een bijdrage aan de civil society. Stichtingen en verenigingen zorgen voor sociaal kapitaal en publieke meningsvorming van betrokkenen.
Analyse van bovenstaande definitie laat zien dat de term ‘actieve burgers’ niet gereserveerd is voor deelnemers aan burgerinitiatieven. Vrijwilligers zijn ook actieve burgers.
2.4. Naar een werkdefinitie Om tot een werkbare definitie te kunnen komen van het fenomeen ‘burgerinitiatief’ is het van belang om de belangrijkste kenmerken vast te stellen en per kenmerk een beschrijving te geven van een ideaaltypische situatie. Hieronder volgen de belangrijkste steeds terugkerende kenmerken:
Kenmerk burgerinitiatief
Ideaaltypische toestand
Rechtsvorm
Niet formeel georganiseerd.
Doel
Maatschappelijk doel, maar gekoppeld aan persoonlijke motivatie en vaak in de nabije leefomgeving.
Groepsgrootte
Relatief kleine groep rond een bezielend initiatiefnemer, deelnemers zijn bij het hele proces betrokken.
Ontstaan
Relatief kort geleden.
Onafhankelijk
Zelfstandig / onafhankelijk van overheid / autonoom.
Zeggenschap
Ligt volledig bij de initiatiefnemers en vrijwilligers.
Aanpak
Concreet probleem aanpakken of concrete activiteit ondernemen gericht op een tastbaar resultaat.
Rekening houdend met het voorafgaande komen we tot de volgende werkdefinitie:
Een burgerinitiatief is een vorm van zelforganisatie van burgers, gericht op de verbetering van de eigen levenssituatie en/of de samenleving waarbij een aantal mensen betrokken is in een al dan niet tijdelijke initiatiefgroep, actiegroep of projectgroep. Burgerinitiatieven worden gerund door vrijwilligers, zijn hoogstens semiprofessioneel, kleinschalig en niet of weinig geïnstitutionaliseerd. Initiatieven zijn over het algemeen georganiseerd rond een pionier of 'initiatiefnemer'.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
11/45
Burgerinitiatieven bestaan naast vrijwilligersorganisaties. Ze werken met vrijwilligers, die allemaal actieve burgers zijn.
Vrijwilligersorganisaties
Burgerinitiatieven
initiatiefnemers
vrijwilligers
Actieve burgers
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
12/45
3. Wie zijn het? Initiatiefnemers worden gedreven door maatschappelijke motieven, namelijk door de wil om een antwoord te bedenken op een maatschappelijk vraagstuk. Persoonlijke motieven spelen vaak ook een rol. Bij specifieke groepen zoals ouders van gehandicapte kinderen, vrouwen, allochtonen en jongeren is de drang tot (persoonlijke) emancipatie – het verwerven van een volwaardige plek in de samenleving – een belangrijk motief om lid te worden van een initiatiefgroep. Vluchtelingen vrouwengroep (7) Een Irakese vrouw heeft, aangespoord door een opbouwwerkster, een vrouwengroep opgericht die voor vluchtelingenvrouwen diverse voorlichtingsbijeenkomsten organiseert over taal, sport, belasting, omgaan met geld, hoe kan je als vrouw zelfstandig worden, etc. Het is een informele groep, geen organisatie. De opbouwwerkster regelt subsidies voor activiteiten en een ruimte. De vrouwengroep regelt zelf mensen die voorlichting geven. (uitgebreider verslag is opgenomen als bijlage)
3.1. Persoonlijke eigenschappen en kwaliteiten Horstik et al (2003) geven een aantal persoonlijke eigenschappen en kwaliteiten van succesvolle initiatiefnemers. Eigenschappen Onvermoeibaar: initiatiefnemers zijn vaak zo gedreven dat zij heel veel (vrije) tijd steken in het bereiken van de doelstelling. Durf: de moed vindt niet alleen basis in geloof in eigen kunnen, maar ook in geloof in het idee dat men wil realiseren. Verantwoordelijkheid: initiatiefnemers voelen zich erg verantwoordelijk, vaak ook omdat de omgeving ervan uitgaat dat degene met een goed idee dit zelf ook mee helpt realiseren. Inspringen op ideeën: initiatiefnemers zijn mensen met een creatieve, open en flexibele geest. Ze knopen zaken aan elkaar waar anderen niet zo snel op komen. Volhouder en doordouwer: initiatiefnemers laten zich niet snel weerhouden door tegenslagen. Kwaliteiten Informele leider: een initiatiefnemer kan zodanig leiding geven aan mensen, dat zij het gevoel houden dat ze werken aan hun eigen belang. Pionier, voortrekker, baanbreker: als de geëigende paden niet blijken te werken worden er nieuwe gevonden. Samenbinden: een initiatiefnemer gelooft in het einddoel en is zeker van de goede afloop en weet dit over te dragen op anderen zodat zij er ook in gaan geloven. Netwerken, spin in het web: initiatiefnemers zien het belang in van het ontwikkelen van netwerken en contacten vast te houden. Visie en kennis: initiatiefnemers weten wat ze willen en waarom. Het gaat om praktische kennis en om kennis van het beleid van een gemeente of organisatie.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
13/45
Zelfrespect en een gevoel van eigenwaarde dragen voor een belangrijk deel bij aan het succes. Daarnaast zijn de nodige vaardigheden van belang: actief zijn, uitdagingen aangaan, weerstand hebben bij tegenslagen, flexibel reageren op nieuwe omstandigheden en risico’s durven nemen.
Dialooggroep Samenleven in Tolsteeg en Hoograven (8) Na de gebeurtenissen van 11 september heeft een initiatiefnemer een dialooggroep opgericht met het doel om wijkbewoners van verschillende culturen met elkaar in contact te brengen. Er is inmiddels een vereniging opgericht zodat er wbij ‘spannende’ momenten snel activiteiten kunnen worden georganiseerd. (uitgebreider verslag is opgenomen als bijlage)
De initiatiefnemers zijn over het algemeen mensen met durf en doorzettingsvermogen en ze trekken zich weinig aan van de geldende regels en codes. Ze blijken in staat om mensen om zich heen te verzamelen, die met hen mee willen doen. Belangrijk daarin is het wekken van vertrouwen: zij stralen uit dat ze het niet voor zichzelf doen, alleen al door hun grote tijdsinvestering en hun vasthoudende inzet op allerlei ongeregelde tijdstippen. En dat dwingt respect af. Uit de geïnterviewde burgerinitiatieven blijkt dat sommige initiatiefnemers uit zichzelf in actie zijn gekomen en weer anderen een ‘duwtje in de rug’ nodig hadden. Sommigen komen vanuit de doelgroep, anderen van buitenaf. Er is een onderscheid aan te brengen naar een aanjaag- dan wel een duwfunctie: hebben de dragers één project of meerdere, zijn ze vasthoudend of geven ze eerder een zwengel en gaan dan weer door naar het volgende? Initiatiefnemers van binnen de doelgroep zijn vaak honkvaster. Nieuw Rotsoord (3) Toen de gemeente de kinderboerderij Rotsoord een andere bestemming wilde geven ontstond vanuit een regulier bewonersoverleg het initiatief om de kinderboerderij te redden. Dit heeft geresulteerd in een dierenweide. De initiatiefgroep gaat binnenkort een vereniging ‘Vrienden van Rotsoord’ oprichten omdat bij het lobbyen een politiek draagvlak noodzakelijk is. (uitgebreider verslag is opgenomen als bijlage)
Bij het merendeel van de geïnterviewde burgerinitiatieven ging het om een innerlijke gedrevenheid, het geloof ergens in, het ervaren van een bepaalde opdracht daartoe of een gevoel van solidariteit of mededogen. Maar een dergelijke drijfveer is niet voldoende om succesvol te zijn. Een initiatief moet eveneens in staat zijn om draagvlak te creëren. Daar hoort geduld bij en een realistische en enigszins strategische manier van opereren. Als een initiatief sterk groeit, moeten ook organisatorische en bedrijfsmatige stappen worden gezet. Initiatiefnemers moeten dus in staat zijn mee te groeien met hun eigen organisatie. Van belang is dat zuinig wordt omgegaan met de vrijwilligers. Sommigen vrijwilligers willen slechts een enkel dagdeel werken, anderen zijn de hele week beschikbaar. Vrijwilligers moeten soms worden bijgeschoold en worden betrokken bij de besluitvorming. Voor de continuïteit zijn steeds nieuwe vrijwilligers nodig. Alles staat of valt immers met de inzet van individuele vrijwilligers. Voor initiatieven die willen uitgroeien en die een bepaalde dienstverlening willen bieden, is na een pioniersfase
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
14/45
veel materiële en maatschappelijke steun nodig. Dit moet dan worden georganiseerd. Het succes daarvan is mede afhankelijk van de mogelijkheid de juiste bondgenoten te vinden en ze deelgenoot te maken van de plannen (Van Wezel, Tabibian 2000). Mannen en vrouwen in de bijstand (5) De Stichting is 20 jaar geleden begonnen als een groep vrouwen in de bijstand die de krachten wilden bundelen en opkomen voor de positie van vaak gescheiden vrouwen met kinderen in de bijstand. Twee jaar geleden is het bestuur vernieuwd en is Jannet, die als vrijwilliger op het buurthuis computerles geeft, voorzitter geworden. De belangenbehartiging vindt vooral plaats in de Cliëntenraad van de gemeente. (uitgebreider verslag is opgenomen als bijlage)
Meestal hebben initiatieven zowel een korte als lange termijn doel, zoals bijvoorbeeld: opvang bieden aan uitgeprocedeerde asielzoekers en het asielbeleid beïnvloeden; opvang bieden aan dak- en thuislozen en maatschappelijke erkenning van deze groep bewerkstellingen; ontmoetingen tussen autochtonen en allochtonen organiseren en aan een multiculturele samenleving werken; een restaurant runnen en de integratie bevorderen tussen diverse groepen in de samenleving; speelgoed en materialen verkopen voor ontwikkelingslanden en de samenwerking tussen ouderen en jongeren bevorderen. Burgerinitiatieven betreffen vaak concrete activiteiten die een concreet probleem of wens beslaan. De initiatiefnemers hebben er behoefte aan om de resultaten te kunnen toetsen. Ideële doelen daarentegen zijn moeilijker toetsbaar. Toch is ook daarvan een effect te zien, bijvoorbeeld in de vorm van beleid dat wordt gewijzigd en concrete contacten en ontmoetingen die tot stand komen.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
15/45
4. Organisatievorm Burgerinitiatieven kennen een grote mate van diversiteit: in de thema’s waaraan ze werken, hun ontwikkelingsfase, dynamiek en de positie van leidende individuen. De initiatieven weerspiegelen maatschappelijke ontwikkelingen: de gaten in de verzorgingsstaat, de overmatige professionalisering en bureaucratisering van zorg- en welzijnsinstellingen en de processen van segregatie en integratie van diverse groepen in de samenleving (Wezel, Tabibian 2000). Deze ontwikkelingen verklaren wellicht de aandacht voor wijkgericht werken en het verlangen naar hernieuwde kleinschaligheid. Er verschijnen woongemeenschappen, kermissen, huiskamerprojecten, opvangvoorzieningen, muziekgroepen, vakantieweken, restaurants, sportactiviteiten, wandelroutes en kunstwerken. Gemeenschappelijk kenmerk van burgerinitiatieven is de zelforganisatie van burgers. Initiatieven lijken wars van de institutionalisering en/of professionalisering langs formele verticale lijnen. Binnen horizontale verbindingen blijven de gedrevenheid, laagdrempeligheid, kleinschaligheid en flexibiliteit intact. Burgerinitiatieven vormen een informele sociale structuur, soms meer lijkend op een netwerk dan op een vereniging.
4.1. Virtuele organisaties en netwerken Behalve lijfelijke ontmoeting en samenwerking, bestaan er tegenwoordig ook virtuele organisaties en netwerken op internet. Kenmerkend aan het netwerken op internet is het accent op zelforganisatie, de horizontale structuur zonder leiders. Virtuele gemeenschappen kenmerken zich door voortdurende onderhandelingen over het kader. Er is geen vaststaand kader maar internet vergroot de mogelijkheid om geestverwanten te ontmoeten en is behulpzaam bij de profilering van identiteit. Op internet geven mensen elkaar dingen die in het werkelijke leven juist schaars geworden zijn: tijd, aandacht, erkenning en saamhorigheid. Hoe komt dat? Dat heeft te maken met de vrijblijvendheid, de tijdelijkheid. Je gift verplicht tot niets, maar vormt wel een sociale investering waar je mogelijk iets voor terugkrijgt: iemand die jou raad geeft. Daarmee is volgens Galesloot (2002) internet het ideale medium in deze netwerksamenleving, waarbij mensen een samengestelde identiteit hebben. Er wordt veel vrijwilligerswerk verzet op internet. Volgens Voogt e.a. is pas sprake van een virtuele organisatie na een zekere bestaansduur en bij een dusdanige omvang dat de communicatie vrijwel dagelijks en met herkenbare deelnemers plaatsvindt. Het hebben van een actieve website maakt nog geen virtuele organisatie. Duurzame internetcontacten worden regelmatig verstevigd middels een reëel treffen (Voogt e.a. 2003). Virtuele organisaties geven ons inzicht in hoe ongebonden initiatieven kunnen functioneren. Informele communicatie speelt hierbij een heel belangrijke rol, net als de vorming van identiteit door de deelnemers, vrijwilligers en initiatiefnemers.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
16/45
4.2. Zelforganisatie en informele structuur Drie voorwaarden zijn kenmerkend voor het ontwikkelen van actief burgerschap: verlangen, vermogen en verbondenheid. Verlangen moet er zijn om bijvoorbeeld onrecht te bestrijden of de traditie voort te zetten. Vermogen is nodig om een kwalitatieve bijdrage te leveren aan een maatschappelijk onderwerp, zoals kennis, vaardigheden, tijd en ervaring. Verbondenheid met anderen blijft van belang. Zonder inbedding in een breder verband van buurtgenoten, familie of gelijkgestemden (levensstijl) kan geen gezamenlijke actie tot stand komen (Wildemeersch, aangehaald door Lagendijk et al 2004). Bovenstaande leidt tot zelforganisatie. Dit is het vermogen van mensen om zich bewust als groep te organiseren door het scheppen van doelmatige verhoudingen tussen de beschikbare mensen, middelen en handelingen om een emancipatorische doelstelling te bereiken en effectief, dat wil zeggen flexibel, efficiënt, vraaggestuurd en creatief samen te werken (Keuning en Eppink 1998). Initiatiefnemers willen vaak bewust geen institutionalisering of professionalisering langs de geijkte paden. Hun initiatief belichaamt bepaalde waarden die verloren gaan bij inpassing in formele structuren, zoals persoonlijke gedrevenheid, laagdrempeligheid en flexibiliteit. Zij willen zelf de credits houden en hun doel bereiken langs door henzelf uitgestippelde weg. Deze initiatiefnemers blijken vaak goed in staat verbindingen te leggen naar andere groepen, doordat bij hen een zakelijk doel voorop staat. Wel is bij kleinschalige burgerinitiatieven natuurlijk algauw sprake van een ‘ons-kent-ons’ mechanisme: men werft nieuwe vrijwilligers vanuit het eigen netwerk van bekenden (maar wel taakgericht). Het is geen oplossing om om wille van de continuïteit tot een sterkere structurering van zulke initiatieven over te gaan. Juist het gebrek aan institutionalisering is hun kracht, want daardoor kan men snel inspringen op nieuwe ideeën en nieuwe trends. Nieuwe initiatieven worden bepaald door kansen en uitdagingen in de omgeving; ze wijzen een specifiek probleem aan. Doel of klus is belangrijker dan sociale aspecten (‘gezelligheid’) en de organisatie zelf. De groep is gefocust op een doel / activiteit. Coördinatie is in handen van de initiatiefnemer. Vrijwilligers worden geselecteerd (gevraagd) op basis van de bruikbaarheid van hun competenties voor het doel en/of enthousiasme voor het doel. De mobiliteit onder vrijwilligers is meestal groot, ze zijn actief voor een beperkte periode. Dit werk kan wel helpen hen een hogere status in de samenleving te bezorgen.
4.3. Intern en extern Van belang voor de organisatie van burgerinitiatieven zijn de interne en de externe groepskwaliteiten (Horstik et al 2003). In het proces van de vorming van een initiatief kunnen we een aantal onmisbare stappen onderscheiden.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
17/45
De interne organisatie van een burgerinitiatief vraagt: De vorming van een initiatiefgroep: grootte van de groep, kwaliteiten van de deelnemers, besluitvormingsprocedures, onderlinge cohesie over doel en werkwijze. Het ontwikkelen van een visie: gezamenlijke kijk op wat het probleem is en de aanpak, welke stappen moeten worden gezet. Politiek maatschappelijke haalbaarheid: draagvlak, haalbaar en realistisch plan. Leiderschap en interne organisatie: wie doet, wie heeft de rol van voortrekker en contactpersoon naar buiten. Relatie met de achterban: de achterban moet geïnformeerd worden en vormt de legitimatie van het burgerinitiatief. De achterban moet actief betrokken worden door regelmatige communicatie. Resultaten: ideeën omzetten in uitvoerbare activiteiten en daarmee resultaten boeken. Continuïteit: de groep moet continuïteit op kunnen brengen. Als er iemand uitvalt, moet deze opengevallen plek weer ingevuld worden. Naast interne stappen zijn er uiteraard ook bepaalde externe stappen van belang. Deze hebben vooral te maken met: • het leggen en onderhouden van externe contacten; • kennis en toegang tot bronnen; • het opbouwen/ beschikken over relevante netwerken.
4.4. Groeistadia Sommige burgerinitiatieven eindigen als het doel bereikt is, anderen blijven ‘slapend’ bestaan in afwachting van een nieuwe aanleiding, maar er zijn ook vele initiatieven die uitgroeien tot formele organisaties. In de ‘Grote kleine kansenatlas’ beschrijven Voogt & Broekman (2003) groeistadia die maatschappelijke associaties door kunnen maken. Dit biedt een bruikbare invalshoek voor mogelijke groeistadia van burgerinitiatieven. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende stadia: 1. Vanuit het niets naar een ‘kring rond de leider’. 2. Bondgenoten in actie. 3. Gestabiliseerde onderneming. Ad 1) Vanuit het niets naar een ‘kring rond de leider’. Een initiatiefnemer wil, al dan niet met een paar getrouwen, een ‘visioen’ waarmaken. De leider weet er een gezamenlijk vraagstuk van te maken. Dit vrijwillige enthousiasme bindt de mensen. In dit stadium is veel aandacht voor draagvlak en vorming van vertrouwen. Onafhankelijk van de (rechts)vorm is het belangrijkste hoe de mensen met elkaar omgaan. De tijdshorizon om een (eerste) doel te bereiken is weken en maanden. Ad 2) Bondgenoten in actie. De initiatiefnemers leggen hun plan neer in een externe arena. Er worden extra middelen geworven (geld, gezag, medewerking, informatie, etc.). Er komt enige regelmaat in de wijze van organiseren en zichtbare output voor externen. Er is
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
18/45
behoefte aan een balans tussen informeel verkeer met bondgenoten en formele afspraken (vergaderingen, etc.). De tijdshorizon is maanden tot halve jaren. Ad 3) Gestabiliseerde onderneming. In dit stadium groeit de organisatie uit van een improviserende naar een gestructureerde dienstverlening. Men is in staat om leveringsafspraken te maken en na te komen. De vrijwilligers van het eerste uur verdwijnen. Professionals leveren een steeds grotere bijdrage. De tijdshorizon is meerjarig. Burgerinitiatieven bewegen zich vooral tussen het eerste en tweede stadium, daarna is sprake van bijvoorbeeld een vereniging met semi-professionele structuur, een stichting of zelfs een formele coöperatie.
4.5. Valkuilen voor de organisatie Hoe gaan initiatieven om met problemen bij de ontwikkeling van het initiatief? De weg van geboorte en ontwikkeling van een initiatief voltrekt zich langs drie sporen, die in drie vragen tot uitdrukking komen (Bos 1982): Is het initiatief spiritueel gezond? Wat zijn de bronnen? Staat er een (inspirerend) idee achter? Is het initiatief sociaal gezond? Staan er mensen omheen? Wat is de juridische en organisatorische vorm? Is het initiatief economisch gezond? Gaat het op echte behoeften van andere mensen in? Initiatieven worden geconfronteerd met tal van valkuilen. Aan de ene kant zijn er valkuilen als de initiatiefnemers zich ‘te open’ gedragen, met andere woorden als men te opportunistisch is, zoals: Eigen ideeën loslaten of aanpassen in de richting van subsidie-eisen Als er teveel compromissen worden gesloten, geeft dat interne spanningen. Een initiatief moet zijn eigen identiteit kunnen ontwikkelen. Ook zijn er valkuilen te benoemen voor als de initiatiefnemers zich ‘te gesloten’ gedragen: De neiging van de initiatiefgroep om voor bepaalde vaardigheden die men mist niet de hulp van anderen te zoeken. Een van tevoren uitgedacht model wordt dogmatisch over de werkelijkheid gestulpt, waardoor het initiatief zich niet vrij kan ontwikkelen. Medewerkers hebben het gevoel dat ondanks inspraak en schijnbare openheid er een ‘inner circle’ is die de touwtjes in handen heeft. Dit soort valkuilen zijn niet uniek voor burgerinitiatieven, ook een vereniging balanceert tussen ‘te open’ zijn en ‘te gesloten’ zijn. Ze zijn wel kenmerkend voor organisaties in het eerste en tweede stadium, waar ‘de kring rond de leider’ aan het groeien is naar ‘de bondgenoten in actie’.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
19/45
5. Ondersteuning Vanuit de ideeën rond civil society en sociaal kapitaal is het wenselijk om mensen van dienst te zijn bij het vergroten en versterken van sociale zelfwerkzaamheid, zelforganisatie en zeggenschap in de (lokale) samenleving. In een door het Landelijk Centrum Opbouwwerk uitgebrachte handboek onder de naam ‘Timmeren aan gezamenlijk initiatief’ (2005) dat specifiek bedoeld is voor sociale initiatieven worden de volgende ondersteuningsmogelijkheden genoemd: Welzijnsorganisatie Opbouwwerk Vrijwilligerscentrale Gemeente Bedrijfsleven (Ideële) adviseurs en advocaten/ notarissen Burgerinitiatieven ontstaan en floreren bij de gratie dat ze geen onderdeel zijn van het systeem, maar goed in staat blijken er een vruchtbare relatie mee aan te gaan. Ondersteuning door de overheid in de klassieke zin van het woord, met subsidie en regelgeving werkt dus niet want dat veronderstelt participatie in het systeem. Dit is de ondersteuningsparadox (B&A groep 2003, Geerlof et al 2003). Van belang is de juiste basishouding van bestuurders naar initiatieven: ontvankelijkheid, flexibiliteit en pioniersgeest. Drie lijnen waarlangs burgerinitiatieven gestimuleerd kunnen worden: door identificatie en registratie, door het wegnemen van bureaucratische hindernissen en door het coachen van burgerinitiatieven. Festival de Beschaving (1) Begin 2003, toen André Baars werkloos werd, kwam hij op het idee om zelfstandig culturele evenementen te organiseren. Hij heeft mensen bij elkaar gezocht en een week later was de oprichting in volle gang. Hoogtepunt is de jaarlijks terugkerende culturele dag ‘festival de beschaving’. Bij de 3e editie in 2005 waren 300 vrijwilligers betrokken bij meer dan 50 culturele acts. (uitgebreider verslag is opgenomen als bijlage)
Op het moment dat de gemeente of lokale instelling steun biedt, ontstaan er meerdere belangen bij het initiatief. Het is aan de initiatieven zelf in welke mate zij toelaten of dat gevolgen heeft voor de zeggenschap of de werkwijze van het project (Van Wezel, Tabibian 2000).
5.1. Ondersteuning vanuit de overheid Het Verwey-Jonker Instituut deed onderzoek naar de ondersteuningsmogelijkheden van initiatieven (Broenink et al 2003). Op basis van gesprekken met een groot aantal bewonersgroepen rond gezondheid en milieu in Amsterdam constateren zij dat bewonersgroepen behoefte hebben aan ondersteuning bij het verkrijgen en interpreteren van informatie, en ondersteuning op juridisch terrein. Overheidsinstanties willen informatie soms niet afstaan, daardoor verloopt de relatie tussen bewonersgroepen en de overheid stroef. De relatie tussen bedrijven en
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
20/45
bewonersgroepen verloopt ook niet soepel. Er is dus bij bewonersgroepen een gat tussen behoefte en werkelijkheid. De vraag is wie deze ondersteuning kan bieden en op welk niveau? Ook is de vraag welke bewonersgroepen ondersteund moeten worden? Het gaat om particulier initiatief en werk dat verricht wordt door vrijwilligers. Een uitgebreide ondersteuning (door de overheid) kan de initiatieven institutionaliseren, wat ingaat tegen het organisatorische karakter van initiatieven. Mensen zijn gemotiveerd vanuit betrokkenheid op hun eigen leefomgeving. Succesvolle initiatieven weten veel kennis en vaardigheden te mobiliseren in hun omgeving. Dat versterkt het initiatief en vergroot het draagvlak. Vanuit deze gedachte moet het ondersteunen gericht zijn op het vergroten van het netwerk van de groep, op het sociaal kapitaal. Als het netwerk maar groot en breed genoeg is kunnen initiatieven zichzelf voorzien van kennis en informatie. Broenink (Broenink et al 2003) stelt de volgende mogelijke vormen van ondersteuning aan bewonersgroepen voor: een toegankelijke weg bieden naar beschikbare informatie; geld beschikbaar stellen voor onderzoek; hulp van juristen beschikbaar stellen; versterking van het informatienetwerk; vergoeding van proceskosten; investeren in empowerment; beschikbaar stellen van onafhankelijke procesbegeleiding; netwerk bij overheidsinstanties beschikbaar stellen. Belangrijk is dat de behoeften van de initiatieven als vertrekpunt worden gekozen en pas daarna wordt gekeken naar de mogelijkheden die de gemeenten voor ondersteuning kan bieden. Helderheid over de rol van de begeleider over wat burgers, bewoners en initiatiefnemers van ambtenaren kunnen verwachten is nodig. Burgerinitiatief ontstaat uit ideële overwegingen en moet een meerwaarde hebben voor de gemeenschap. Het initiatief vindt plaats in het publieke domein en de overheid speelt op de één of andere manier een rol, bijvoorbeeld in het kader van een subsidie regeling. Als overheidsinstelling moet het er niet om gaan de inhoud te bepalen. De inhoud wordt bepaald door burgers. De rol van de overheid is dus alleen te faciliteren.
5.2. Ondersteuning vanuit het maatschappelijk middenveld Volgens Van Wezel & Tabibian (2000) is ondersteuning door welzijnsinstellingen minder aan de orde, omdat de initiatieven nauwelijks om ondersteuning vragen. Zij zijn niet bekend met de mogelijkheden daartoe en hebben er nauwelijks behoefte aan. Initiatiefnemers weten meestal niet wat er op hun weg komt. Oplossingen vinden zij al werkend. Soms maken initiatieven gebruik van contacten binnen of buiten de welzijnsinstelling. Dat betekent niet dat initiatieven nooit ondersteuning van welzijnsinstellingen zouden kunnen gebruiken. Een voorwaarde is dan wel dat die stimulerend en dienend moet zijn.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
21/45
Dansende senioren (2) Nadat Trui (71) en Rinus Smit (73) in 2002 binnen het project ‘beweging voor ouderen’ door de welzijnsorganisatie gevraagd werden een activiteit te verzorgen, ontstond het idee om country line dance aan te bieden. De dansgroep telde in het begin 17 deelnemers, nu ± 40. Ook andere mensen uit de groep helpen mee met organiseren en de welzijnsorganisatie ondersteunt hen. (uitgebreider verslag is opgenomen als bijlage)
Uit de door CIVIQ geïnterviewde burgerinitiatieven waarbij een welzijnsorganisatie aan het begin een stimulerende rol heeft gespeeld, toont dat ondersteuning door welzijnsinstellingen wel degelijk aan de orde kan zijn. Ook in de ‘Grote Kleine Kansen Atlas’ zijn goede voorbeelden van ondersteuning door welzijnsinstellingen te vinden.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
22/45
6. Verhouding met vrijwilligersorganisaties Op basis van het voorgaande kunnen ook vrijwilligersorganisaties burgerinitiatieven ondersteunen door hun netwerk (o.a. ingangen bij de overheid) ter beschikking te stellen. Het doel van ondersteuning zou erop gericht moeten zijn het initiatief mogelijk te maken en te versterken, niet om het project ‘in te lijven’. Niet-geformaliseerde kleine initiatieven die zich richten op structurele activiteiten kunnen bij voldoende succes nauwelijks ontkomen aan groei en formalisering. Deze ontwikkeling is inherent aan de levensloop van de meeste grote vrijwilligersorganisaties. Daar waar burgerinitiatieven bij sommigen beelden oproepen van geïnspireerde energieke mensen die zich met volle overgave ergens voor inzetten, worden gesettelde vrijwilligersorganisaties soms geassocieerd met voorspelbaarheid, bureaucratie en saaiheid. Echter, daar waar burgerinitiatieven kwetsbaar, tijdelijk en klein kunnen zijn, worden vrijwilligersorganisaties geprezen om hun continuïteit, degelijkheid en capaciteit. De vraag die in dit hoofdstuk/paragraaf centraal staat is of en zo ja, hoe vrijwilligersorganisaties om kunnen gaan met initiatiefrijke burgers? En hoe werkt zoiets als die initiatiefnemers uit de eigen organisatie afkomstig zijn? Er zijn plausibele motieven te noemen waarom vrijwilligersorganisaties burgerinitiatieven zouden willen ondersteunen, namelijk: Steun verwerven: burgerinitiatieven streven vaak een doel na dat een vrijwilligersorganisatie ook nastreeft. Verbreding van de maatschappelijke steun of protest kan de organisatie op de lange termijn helpen dat doel te verwezenlijken. Innovatie: nieuwe initiatieven ontstaan doorgaans op een thema waarvan de initiatiefnemers menen dat er (te) weinig aan gedaan wordt. Als een initiatief in het verlengde ligt van de doelstellingen van een vrijwilligersorganisatie dan kan hier sprake zijn van vernieuwing of aanvulling op de bestaande dienstverlening. Imago: het meewerken aan een activiteit van initiatiefnemers kan de naamsbekendheid en imago van een vrijwilligersorganisatie ten goede komen. Ook kan het een kans bieden om op de kleine schaal van wijken en buurten zichtbaar te worden. Werving: het meewerken aan een activiteit van initiatiefnemers kan leiden tot nieuwe leden. Initiatiefnemers kunnen interesse krijgen in lidmaatschap en/of vrijwilligerswerk binnen de vrijwilligersorganisatie, maar ook deelnemers aan activiteiten zijn potentiële nieuwe leden. Ook voor het burgerinitiatief zelf zijn er motieven te noemen om aansluiting te zoeken bij een vrijwilligersorganisatie: Faciliteiten: de aanleiding om in actie te komen is vrijwel altijd ingegeven door inhoudelijke overwegingen. Initiatiefnemers willen iets voor elkaar krijgen, het liefst met zo min mogelijk rompslomp (vergaderingen, ruimte regelen, etc.). Een gesettelde vrijwilligersorganisatie kan zodanige ondersteuning bieden dat de initiatiefnemers vooral veel tijd kunnen besteden aan de inhoud. Soms kan het voor het ontvangen van subsidie of het openen van een bankrekening noodzakelijk zijn om rechtspersoonlijkheid te hebben, ook hierbij zou een vrijwilligersorganisatie de helpende hand kunnen bieden.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
23/45
-
-
Netwerken: doorgewinterde vrijwilligersorganisaties hebben bruikbare contacten met allerlei organisaties, bedrijven en de gemeente. Contacten lopen veelal via bestuursleden, vrijwilligers, maar ook oudgedienden. Desgewenst kan een internationaal contact worden gelegd als dat aan de orde is. Exposure: door de naamsbekendheid van een bestaande vrijwilligersorganisatie kunnen initiatiefnemers ‘gewicht in de schaal’ leggen en wellicht eerder iets voor elkaar krijgen.
Voor dit rapport zijn vier landelijke vrijwilligersorganisaties bevraagd over hun ideeën met betrekking tot burgerinitiatieven: Humanitas (zowel het landelijk bureau als het district Noordwest) Nederlandse Rode Kruis Fietsersbond (afdeling Utrecht) Milieudefensie Conform de verwachtingen bleek de term ‘burgerinitiatief’ bij vrijwilligersorganisaties geen eenduidige associatie op te roepen. De term burgerinitiatief roept bij sommigen het idee van een staatsrechtelijk recht van burgers om een onderwerp op de raadsagenda te plaatsen op. In het verlengde hiervan wordt ook de Duitse term ‘Bürgerinitiative’ genoemd, dat zowel politieke mobilisatie van burgers als het recht om te pleiten voor een bepaald onderwerp betekent. Als alternatief worden de termen ‘sociaal initiatief’ en ‘maatschappelijk initiatief’ genoemd. Milieudefensie geeft aan dat het beide soorten burgerinitiatieven ondersteunt, soms is het staatsrechtelijke burgerinitiatief een middel voor een initiatief in de sociale zin van het woord. Zonder uitzondering zijn alle bevraagde vrijwilligersorganisaties warme voorstanders van nieuwe initiatieven. Deze worden gezien als een nuttig maatschappelijk verschijnsel om tegendruk te bieden aan de (lokale) overheid of in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen. Nieuwe activiteiten komen voort uit ontmoeting en die vinden niet plaats op het landelijke bureau van de organisaties, maar op ontmoetingsmomenten zoals barbecues en verjaardagsfeestjes. De bevraagde organisaties zien burgerinitiatieven niet als concurrenten. Over het algemeen gaat het hen om een maatschappelijk belang en het belang van de doelgroep die er beter van wordt. Als het burgerinitiatief daar een bijdrage aan kan leveren, is het welkom.
6.1. Hoe gaan vrijwilligersorganisaties om met initiatiefrijke eigen leden? Soms zijn initiatiefrijke ‘burgers’ tegelijkertijd ook lid van een bestaande vrijwilligersorganisatie. Voor vrijwilligersorganisaties die graag ruimte willen scheppen voor nieuwe initiatieven vanuit de eigen organisatie is het dus zaak om zodanige voorwaarden te scheppen dat deze actieve leden zich uitgenodigd voelen. Welke en de mate waarin deze ondersteuningsmogelijkheden worden geboden verschilt nogal. Ook de wijze van het passief of juist pro-actief stimuleren van nieuwe interne initiatieven verschilt per organisatie en zelfs tussen regio’s.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
24/45
Het Landelijk bureau van Humanitas heeft een zogenaamde Fonds Stimulering en Activering beschikbaar gesteld voor lokale afdelingen om aanvragen in te dienen voor nieuwe initiatieven. Er is een verdeelsleutel naar districten. De criteria zijn laagdrempelig en de beoordeling is decentraal. Onbenut geld gaat aan het eind weer terug naar het landelijk bureau. Dit motiveert het districtsbestuur om er iets mee te doen. Sommige districtbesturen sturen aan op beleid dat elke afdeling elk jaar tenminste 1 nieuwe activiteit op de agenda zet. Dit blijkt stimulerend te werken. Regioconsulenten kunnen een bepaald aantal uren per jaar per afdeling aan ondersteuning leveren. Juist deze ondersteuning kan goed gebruikt worden voor nieuwe initiatieven. Een concreet voorbeeld van een initiatief binnen Humanitas is het ‘buurtkamerproject’. In Enschede is n.a.v. gemeentelijke bijeenkomsten het idee ontstaan om voor alleenstaande ouderen met risico voor sociaal isolement zgn. ‘buurtkamers’ als ontmoetingsplaats op te richten. In overleg met een woningbouwverenging wordt een woning gereserveerd voor deze functie. De lokale afdeling van Humanitas is meteen ingesprongen op deze ontwikkeling door hiervoor vrijwilligers te werven en te trainen. Deze werkwijze blijkt nu zo succesvol dat het wordt overgedragen aan ouderenbonden en woningbouwcorporaties. Het hoofdkantoor van het Rode Kruis hanteert een strategie van ruimte geven aan de eigen dynamiek van de lokale afdelingen zonder teveel van bovenaf op te leggen. Hierdoor wordt ruimte gegeven voor eigen initiatieven, zowel van binnen als van buiten. In het begin wordt daarom niet verder gegaan dan faciliteren. Wel bestaat de indruk dat de gemiddelde vrijwilliger niet zo open staat voor veranderingen. Men is namelijk nogal gericht op de eigen taken, die overigens blijkbaar nog steeds hun waarde hebben en waar men handen voor tekort komt. Initiatieven komen dan ook vooral van gedreven mensen. Zo heeft een vrijwilliger van het Rode Kruis uit Hilvarenbeek een behoefte gesignaleerd aan speelmogelijkheden binnen de doelgroep ernstig gehandicapte kinderen. Hij heeft met succes het initiatief genomen om het project ‘het kleine verschil’ op te zetten. Toen het een succes bleek, wilde een zorgverzekeraar dit incorporeren. Dit is tot vreugde van het Rode Kruis niet gebeurd. Het Rode Kruis is enorm groot en de lokale variëteit is daarmee zeer divers. Daarom probeert men vanuit het hoofdkantoor succesvolle initiatieven landelijk te communiceren zodat ze navolging krijgen in andere gebieden. Binnen de Fietsersbond komen soms eigen bestuursleden of actieve leden/ vrijwilligers met nieuwe initiatieven vanuit hun eigen leefwereld. Bij de beslissing of men al dan niet een initiatief steunt, wordt gekeken naar de eigen standpunten en het imago dat men als Fietsersbond wenst te hebben. Milieudefensie heeft zgn. achterbanmedewerkers die ingezet worden voor het ondersteunen van de afdelingen. Ze zijn alert op ontwikkelingen die binnen de landelijk lopende campagnes passen. Binnen bijvoorbeeld de campagne ‘ruimte en
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
25/45
landschap’ wordt een soort koepel geboden voor mensen die een bedreiging in hun eigen omgeving zien, of het nu leden zijn of niet. Er is veel plek voor eigen initiatief. Er wordt bovendien steun geboden door materiaal ter beschikking te stellen. In Nijmegen bijvoorbeeld werd een protest tegen een zogeheten multimodaal transportcentrum almaar groter. Zij konden dat op termijn niet behappen en droegen het over aan het landelijke team van milieudefensie. Vrijwilligersorganisaties blijken op verschillende manieren initiatieven vanuit de eigen leden te stimuleren. Grofweg kan een onderscheid gemaakt worden naar: het beschikbaar stellen van financiële middelen; opstellen van heldere regels en procedures; het beschikbaar stellen van ondersteuning door een (betaalde) consulent. Daarnaast kan een organisatie vernieuwing onderdeel maken van het werkplan en een klimaat scheppen dat gunstig is voor vernieuwing.
6.2. Hoe gaan vrijwilligersorganisaties om met externe initiatieven? Vrijwilligersorganisaties kunnen ruimte scheppen voor burgerinitiatieven. Het gaat dan om zaken als: het in- en extern communiceren van de bereidheid om met anderen samen te werken of anderen te ondersteunen; het goede doel centraal stellen; risico’s durven nemen. Bij het opsporen van de praktijk van de omgang van vrijwilligersorganisaties met externe initiatieven wordt duidelijk dat hier over het algemeen geen expliciet beleid op is. Echter, als een soort gemene deler wordt wel telkens genoemd dat men toetst of de doelstellingen goed passen bij de eigen doelstellingen. Humanitas bijvoorbeeld hanteert als stelregel: ‘we geven geen geld aan initiatieven van derden zonder dat er sprake is van een samenwerking. Hierdoor weten we dat het gezamenlijke belang aanwezig is’. Het beschikbare stimuleringsfonds kan aangewend worden, maar dan vanuit de eigen organisatieleden. In de praktijk blijkt dat burgerinitiatieven ontstaan omdat iemand ergens werk van maakt. Contact met Humanitas is deels gebaseerd op toeval. Zo heeft een voormalig bestuurslid die op Schiphol werkt Humanitas benaderd met de vraag om samen een project op te zetten voor rondzwervende daklozen. Uit dit initiatief is het succesvolle Humanitas-project ‘het Schiphuis’ geboren. Op districtsniveau zijn de externe initiatiefnemers ook vaak andere (vrijwilligers)organisaties. Zoals bijvoorbeeld de afdelingen rondom Zeist die in samenwerking met Vluchtelingenwerk een dag georganiseerd hebben over ‘vriendschappelijk huisbezoek’. Maar er zijn ook voorbeelden van individuele burgers die Humanitas benaderen, zoals bijvoorbeeld een rijke vrouw die Humanitas heeft gebeld met het idee om voedselpakketten uit te reiken aan arme mensen. Hier is een projectgroep uit geboren, die buiten Humanitas om verder is gegaan. Dit vond de
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
26/45
lokale afdeling een beetje jammer maar ook prima omdat het goed was voor de naamsbekendheid. Ook het Rode Kruis wordt wel eens benaderd door initiatiefnemers voor ondersteuning. Zo ook ‘Mappo Mondo’ in Wezep, een tehuis voor ernstig zieke kinderen die niet meer thuis kunnen blijven wonen. Hier zijn ca. 230 vrijwilligers actief. Het Rode Kruis heeft ze o.a. geholpen met financiering zoeken. In dat proces bleek hoe graag professionele instellingen dit burgerinitiatief wilden overnemen. Overname door het professionele veld wordt versterkt door zaken als geldende kwaliteitsnormen en regelgeving zoals bijvoorbeeld het hebben van een AWBZ-erkenning, etc. Bij de Fietsersbond gaat het om concrete burgerinitiatieven die voor hun zaak een krachtige bondgenoot zoeken. Bijvoorbeeld een groep ouders die protesteert tegen het weghalen van een vrijliggend fietspad en om hulp vraagt. De Fietsersbond is akkoord gegaan en heeft samen met de initiatiefnemers actie gevoerd. Voor de buitenwereld leek het misschien vooral een actie van het Fietsersbond vanwege PR-materiaal zoals een vlag, hesjes en ander materiaal dat de Fietsersbond t.b.v. demonstraties ter beschikking stelt. De ouders voelden de steun van de Fietsersbond als een versterking terwijl slechts één persoon van de Fietsersbond bij hun actie lijfelijk aanwezig is geweest. De Fietsersbond geeft aan dat vanwege het gebrek aan menskracht, ondanks inhoudelijke solidariteit, ook nee wordt gezegd tegen verzoeken van buiten. De organisatie heeft zelf een overvol programma. De Fietsersbond is enigszins terughoudend om externe initiatieven te ondersteunen en bekijkt van tevoren goed of het strookt met de eigen doelstellingen. Argumenten die pleiten voor samenwerking zijn bijvoorbeeld dat het bijdraagt aan de naamsbekendheid en dat het kan inspireren. Zo is bijvoorbeeld door een extern initiatief de doelgroep ‘ouders met kinderen op de fiets’ op de kaart gezet bij de Fietsersbond. Bij Milieudefensie worden externe initiatieven systematisch ondersteund als ze passen in landelijke campagnes. Andere initiatieven worden niet uitgesloten van steun, maar er wordt kritischer naar gekeken. Er wordt getoetst op het ‘overstijgende belang’ van een initiatief. Nimby-groepen, groepen die alleen willen voorkomen dat vervelende maatregelen in hun achtertuin plaatsvinden (nimby: not-in-my-backyard), worden niet gesteund. Er is actief contact met ongeveer tweehonderd initiatieven op het gebied van landschap en geluidsoverlast. Het aardige van zulke steun is dat er gespeeld kan worden met rollen: een plaatselijk initiatief kan Milieudefensie inschakelen om radicale actie te voeren en vervolgens zelf een constructieve onderhandelingsrol te pakken. In Alkemade zorgde zo’n combinatie van rollen helaas zelfs voor een klein ledenverlies. Milieudefensie voerde daar een radicale actie uit en brak een deel van een illegaal geplaatst vakantiehuis af, gesteund door het plaatselijk initiatief. Het initiatief was echter niet direct van de actievoerder afkomstig en zo kon hij vervolgens nog prima door één deur met medeburgers en politici in het dorp.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
27/45
6.3. Vrijwilligersorganisaties en initiatiefrijke burgers? Bovenstaande voorbeelden illustreren het nut van samenwerking en ondersteuning van burgerinitiatieven door vrijwilligersorganisaties. Veel is gebaseerd op toeval en actie van een enkeling. De vraag is welke kansen de bevraagde vrijwilligersorganisaties zien om (pro)actiever om te gaan met dit thema. Humanitas ziet mogelijkheden in het creëren van ruimte voor vrijwilligers om anderssoortige activiteiten te bedenken. Zo blijkt het aidsbuddyproject, ooit ontstaan vanuit een burgerinitiatief, een voorbeeld geweest te zijn voor diverse vormen van maatjesprojecten. Burgerinitiatieven ontstaan soms op een thema of werkwijze en blijken toepasbaar op meerdere manieren. Interne uitwisseling rondom dit thema kan het omgaan met burgerinitiatieven op de agenda zetten. Een hoger budget en grotere bevoegdheden worden eveneens genoemd als mogelijkheden om binnen Humanitas de samenwerking met burgerinitiatieven te stimuleren. Een andere vorm van burgerinitiatieven die door Humanitas als aandachtspunt wordt genoemd, zijn maatschappelijke corporaties. Deze corporaties vormen een samensmelting van burgerinitiatieven en startende ondernemers. Bijvoorbeeld een groepje ouders dat geld bij elkaar legt om zelf kinderopvang te organiseren of een groep patiënten dat het PGB benut voor gezamenlijke hulpverlening. Binnen het Rode Kruis bestaat de indruk dat de gemiddelde vrijwilliger, die een relatief hoge leeftijd heeft, minder open staat voor veranderingen. Men is namelijk gericht op de eigen taken, terwijl nieuwe initiatieven veelal nieuwe werkwijzen met zich meebrengen. Omdat de huidige taken blijkbaar nog steeds hun waarde hebben, gaan de veranderingen langzaam. Toch hanteert het hoofdkantoor van het Rode Kruis een strategie van ruimte geven aan de eigen dynamiek van de afdelingen. Het Rode Kruis zoekt naar hedendaagse manieren om initiatiefrijke mensen te bereiken. Toen uit een NIPO onderzoek bleek dat 8% van de bevolking zich eenzaam voelt (bij gehandicapten 16%), heeft het Rode Kruis het initiatief genomen tot een tijdelijke website www.maakcontact.nl. In wezen heeft het Rode Kruis haar bekende naam en imago ingezet om actieve burgers op te sporen. Dit blijkt een succes, vooral voor jongeren, zodat het waarschijnlijk een vaste plek gaat krijgen. De Fietsersbond is een beetje terughoudend om burgerinitiatieven nog meer te stimuleren. Dit is niet alleen vanwege tijdgebrek maar ook uit angst voor ‘ongeleide projectielen’. Zo wil de Fietsersbond expliciet niet ‘anti-auto’ zijn, maar ‘pro-fiets’, daar moet een actie dus bij passen. Ook wil men goed bekijken wat er precies voor ondersteuning wordt gevraagd. Dit om te voorkomen dat verwachtingen en beloften niet worden waargemaakt. Als een creatieve manier om actieve burgers in te schakelen geeft de Fietsersbond als voorbeeld: “We hebben onlangs een oproep gedaan aan mensen om massaal een ‘fietstrommel’ (een soort overdekte fietsenstalling) bij de gemeente aan te vragen. De gemeente had het installeren ervan wel als beleid op papier staan, maar de afwikkeling van de aanvraag was belachelijk bureaucratisch. Door massaal zo’n ding aan te vragen heeft de gemeente het op de agenda gezet en gaat er nu iets mee doen. Zo is een burgerinitiatief op een heel tijdelijke manier ontstaan”.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
28/45
Vrijwilligers doen er goed aan om op hun website aan te geven hoe burgers zelf actief met hun ideeën aan de slag kunnen. Dat doet bijvoorbeeld Milieudefensie. Milieudefensie geeft aan dat ze altijd baat hebben bij protesten, of ze nu vanuit de eigen organisatie of elders komen. Daardoor heeft Milieudefensie het niet onder controle, maar dat moet een organisatie misschien ook niet altijd willen. Burgerinitiatieven worden voor Milieudefensie alleen maar belangrijker. De vereniging gaat dan ook zeker door met dit ondersteuningsbeleid. Er wordt echter wel opgemerkt dat de kracht van initiatieven ligt in het feit dat ze door de initiatiefnemers zelf worden gedragen. Opgaan in een grotere organisatie of overgenomen worden neemt die kracht weg. Daar moeten ook vrijwilligersorganisaties erg op letten.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
29/45
7. Conclusies en aanbevelingen Veel onderzoek is gericht op ondersteuning van burgerinitiatieven door de (lokale) overheid. De relatie met vrijwilligersorganisaties is nog nauwelijks onderzocht. De beginvraagstelling van dit project had een enigszins instrumentele insteek, namelijk of en zo ja hoe vrijwilligersorganisaties kunnen inspelen op de initiatiefrijkheid van actieve burgers? Gebleken is dat deze benadering haaks lijkt te staan op de organisatie van burgerinitiatieven. Immers, ‘pure’ burgerinitiatieven willen het liefst autonoom opereren. Maar na enige nuancering en differentiatie blijken wel degelijk mogelijkheden te bestaan voor het creëren van een ‘win-win situatie’ met burgerinitiatieven. Hieronder volgen de belangrijkste conclusies en aanbevelingen, eerst voor het fenomeen burgerinitiatieven in het algemeen en vervolgens voor de relatie tussen vrijwilligersorganisaties met in- en externe initiatieven.
7.1. Burgerinitiatieven Terminologie
De term burgerinitiatief heeft verschillende betekenissen, hetgeen verwarrend kan werken. De overheid gebruikt deze term in relatie tot de Wet Dualisering die het recht van burgers om onderwerpen op de politieke agenda te plaatsen regelt. Binnen het vrijwilligersveld wordt het gebruikt voor (nog) niet formele, door de initiatiefnemers zelf ondernomen, vrijwilligersactiviteiten op maatschappelijke thema’s. Vrijwilligersorganisaties hanteren hiervoor ook de termen ‘sociaal initiatief’ en ‘maatschappelijk initiatief’. Aanbeveling 1: Organisaties zoals IPP, Agora en CIVIQ zouden moeten toewerken naar een meer eenduidig terminologie en betekenisgeving.
Ondersteuning van burgerinitiatieven
Er is een aantal publicaties en instrumenten die speciaal bedoeld zijn voor actieve burgers binnen burgerinitiatieven. Het is de vraag of initiatiefnemers hiermee adequaat bereikt worden. Het is nogal lastig om (toekomstige) burgerinitiatieven op te sporen en te ondersteunen. Ze komen immers voort uit de gemeenschap. Omdat burgerinitiatieven in aanraking (kunnen) komen met bepaalde actoren is het effectiever deze actoren toe te rusten met kennis en middelen. Deze actoren kunnen op hun beurt een ondersteunende rol vervullen naar burgerinitiatieven (indirecte ondersteuning). Relevante actoren en voorbeelden van ondersteuning zijn:
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
30/45
Relevante actoren die ondersteuning kunnen bieden
Voorbeelden van ondersteuning
Gemeente/ lokale overheid
Regelgeving, subsidies
Welzijnsorganisatie/ Opbouwwerk
Organisatorische ondersteuning, faciliteiten
Vrijwilligerscentrale
Advies, netwerk
Vrijwilligersorganisaties
Middelen, kennis, netwerk, faciliteiten
Bedrijfsleven
Middelen, kennis, exposure
Fondsen
Financiële middelen
De meeste van de geïnterviewde burgerinitiatieven hebben de acties op eigen kracht van de grond gekregen. Daarnaast is het ze gelukt om op verschillende manieren gebruik te maken van samenwerking en ondersteuning. Enkelen kregen een startsubsidie van de gemeente. Op een enkele subsidie na steunen gemeenten een initiatief pas als het zich al heeft bewezen. De lokale en provinciale instellingen bieden nauwelijks steun. Deze steun wordt ook niet gevraagd omdat men niet bekend is met de voordelen ervan. Financiële steun wordt verder gegeven door particuliere fondsen. Particuliere fondsen waarderen een goed idee maar stellen wel hoge eisen. Om een initiatief te starten is het meestal van essentieel belang ondersteuning te organiseren en te ontvangen. Initiatiefnemers functioneren niet op een eilandje en ze zijn zich er terdege van bewust dat diverse soorten steun nodig zijn, uiteraard afhankelijk van het type initiatief en de doelen die zij zich stellen. Soms is politieke steun van belang, altijd is enig draagvlak in de omgeving noodzakelijk en altijd zijn er financiële middelen nodig. Welzijnsorganisaties (incl. opbouwwerk) en vrijwilligerscentrales nemen een bijzondere plaats in de lokale infrastructuur van burgerinitiatieven in, omdat deze vaak de uitvoeringsorganisaties zijn van gemeentelijk beleid dat gericht is op het maatschappelijk middenveld. Aanbeveling 2: Burgerinitiatieven kunnen het beste indirect ondersteund worden door relevante lokale actoren. Kenmerken van initiatiefnemers
Uit de geïnterviewde burgerinitiatieven blijkt dat sommige initiatiefnemers uit zichzelf in actie zijn gekomen en weer anderen een ‘duwtje in de rug’ nodig hadden. Naarmate de initiatiefnemer meer autonoom en initiatiefrijk is, heeft hij/zij er meer baat bij ‘vrij’ gelaten te worden.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
31/45
Initiatiefrijkheid →
Typen initiatiefnemers
Informeren
Vrij laten
Coachen
Stimuleren
L
H Autonomie →
Uit de geïnterviewde burgerinitiatieven blijkt dat naar de chronologie van bovengenoemde typologie van initiatiefnemers de organisatie van burgerinitiatieven eveneens varieert. Niet alle burgerinitiatieven zijn zelfstandige en autonome verbanden. Sommigen zijn ontstaan en opereren bijvoorbeeld onder de bescherming van een welzijnsorganisatie en weer anderen zijn inmiddels zelf semi-professioneel. Aanbeveling 3: Het is niet alle initiatiefnemers gegeven om zeer autonoom en initiatiefrijk te zijn. Als latente initiatiefnemers op de bij hen passende wijze ondersteund worden, wordt de kans dat initiatieven tot bloei komen enorm vergroot. Aanbeveling 4: Nader onderzoek en verkenning is gewenst over de rol die welzijnsorganisaties (incl. opbouwwerk) en vrijwilligerscentrales kunnen spelen bij het stimuleren van burgerinitiatieven. Structuur
Burgerinitiatieven vormen een informele sociale structuur, los van het traditionele verenigingsleven. Ze willen vaak bewust geen institutionalisering langs de geijkte paden. Men opereert vooral door inhoudelijke gedrevenheid. Juist het gebrek aan institutionalisering lijkt hun kracht, want daardoor kan men snel inspringen op nieuwe ideeën en nieuwe trends. Het blijkt maatschappelijk wenselijk om burgers van dienst te zijn bij het vergroten en versterken van sociale zelfwerkzaamheid, zelforganisatie en zeggenschap in de (lokale) samenleving. Ondersteuning van burgerinitiatieven met subsidie en regelgeving veronderstelt tegelijkertijd participatie in het systeem terwijl initiatieven autonoom willen zijn. Dit is de ondersteuningsparadox. Ondersteuning dient, vooral in het begin, gericht te zijn op faciliteren i.p.v. overnemen of inkapselen. Initiatieven kunnen geconfronteerd worden met de valkuil van het zich te opportunistisch gedragen om bijvoorbeeld in aanmerking te komen voor subsidie. Maar aan de andere kant is er de valkuil om te dogmatisch vast te houden aan een van tevoren bedacht idee waardoor het initiatief zich niet vrij kan ontwikkelen.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
32/45
Burgerinitiatieven willen vaak bewust geen institutionalisering of professionalisering langs de geijkte paden. Hun initiatief belichaamt bepaalde waarden die verloren gaan bij inpassing in formele structuren. Men werft nieuwe vrijwilligers vanuit het eigen netwerk van bekenden. Juist het gebrek aan institutionalisering is hun kracht, want daardoor kan men snel inspringen op nieuwe ideeën en nieuwe trends. Sommige burgerinitiatieven eindigen als het doel bereikt is, anderen blijven ‘slapend’ bestaan in afwachting van een nieuwe aanleiding, maar er zijn ook vele initiatieven die uitgroeien tot formele organisaties. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende stadia: 1. Vanuit het niets naar een ‘kring rond de leider’. 2. Bondgenoten in actie. 3. Gestabiliseerde onderneming. Burgerinitiatieven bewegen zich vooral tussen het eerste en tweede stadium, daarna is sprake van bijvoorbeeld een vereniging met semi-professionele structuur. Dat biedt juridische zelfstandigheid, maar ook een zekere mate van verzakelijking in de aansturing. Dit werkt als een bevestiging van de autonomie van het initiatief. Aanbeveling 5: Te veel voorwaarden voor de ondersteuning brengt het risico met zich mee dat de eigenheid van burgerinitiatieven kan verdwijnen. Ondersteuners dienen daarom voldoende ruimte te geven en niet te beheersmatig te werk te gaan.
7.2. Vrijwilligersorganisaties en burgerinitiatieven Vanuit het perspectief van vrijwilligersorganisaties is er een duidelijk verschil tussen initiatieven vanuit de eigen leden en initiatieven door buitenstaanders. In de praktijk treffen we ook een tussenvorm aan, namelijk een gezamenlijk initiatief door twee of meer vrijwilligersorganisaties en burgerinitiatieven. Op de vraag of vrijwilligersorganisaties burgerinitiatieven beter wel of niet kunnen ondersteunen is het in ieder geval van belang om onderscheid te maken in de volgende drie soorten van burgerinitiatieven: externe burgerinitiatieven; samenwerkingsinitiatieven; interne (nieuwe) initiatieven. Externe burgerinitiatieven
Door met externe burgerinitiatieven samen te werken of ze te ondersteunen kunnen vrijwilligersorganisaties bouwen aan een positief imago en naamsbekendheid. Bovendien krijgt men informatie over wat er speelt in de (lokale) gemeenschap, hetgeen tot innovatieve ideeën t.b.v. de eigen organisatie kan leiden. Een direct eigen belang hoeft niet voorop te staan, in het minste geval is de geboden ondersteuning een vorm van ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ door de gevestigde vrijwilligersorganisatie. Een proactieve wijze om hiermee om te gaan is bijvoorbeeld het plaatsen van een oproep in de lokale media en op de website. Initiatiefnemers kunnen uitgenodigd worden met hun (creatieve) ideeën en activiteiten de organisatie te benaderen voor samenwerking en/of ondersteuning als het beoogde doel past.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
33/45
Aanbeveling 6: Door als vrijwilligersorganisatie te focusen op het einddoel opent zich de mogelijkheid tot een verscheidenheid van aanpakken. Samenwerking kan dan worden getoetst aan een duidelijk geformuleerd doel. Samenwerkingsinitiatieven
Het credo ‘twee bereiken meer dan één’ gaat zeker op voor vrijwilligersorganisaties. Vernieuwende gezamenlijke initiatieven op gemeenschappelijke thema’s zorgen voor inspiratie en synergie. De samenwerkende organisaties hebben doorgaans gevestigde structuren en besluitvormingsprocessen met als risico dat een initiatief afgeremd wordt. Door de initiatiefgroep voldoende ruimte en bevoegdheden te geven wordt de inspiratie en creativiteit juist aangewakkerd. Aanbeveling 7: Vrijwilligersorganisaties moeten meer zichtbaar worden voor (potentiële) burgerinitiatieven, bijvoorbeeld door op hun website op uitnodigende wijze tot samenwerking uit te nodigen. Interne (nieuwe) initiatieven
Actieve burgers zitten overal. De eigen vrijwilligers van een vrijwilligersorganisatie zijn natuurlijk ook actieve burgers. Sommigen zijn creatiever en initiatiefrijker dan anderen. Vrijwilligersorganisaties kunnen door middel van specifiek beleid de creativiteit voor interne (nieuwe) initiatieven vanuit de eigen organisatieleden prikkelen en ondersteunen. Het grote verschil met de reguliere activiteiten van de organisatie is dat actieve mensen buiten de reguliere structuren aan de slag kunnen gaan. Zij zijn de dragers van het idee en krijgen de ruimte en middelen om iets uit te proberen. Een experiment mag ook mislukken. Burgerinitiatieven weerspiegelen maatschappelijke ontwikkelingen. Initiatiefnemers komen vanuit hun eigen leefwereld in actie. Hierdoor zullen burgerinitiatieven vooral op regionaal en wijkniveau ontspruiten. Aanbeveling 8: Alle vormen van ondersteuning en samenwerking met (burger)initiatieven impliceren een beleidsmatige aanpak vanuit het management en bestuur van vrijwilligersorganisaties. Dit om te voorkomen dat er een reactieve houding is waardoor succesvolle initiatieven op toeval zijn gebaseerd. Suggesties voor actief beleid zijn o.a.: intern budget (fonds) beschikbaar stellen tot op het laagste niveau/ de laagste eenheid; eenvoudige en heldere spelregels; ondersteuning bieden; plek geven in werkplannen/ meerjarenplannen en rapportages; uitwisseling organiseren (zowel proces als inhoudelijke ideeën); prijsvraag instellen.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
34/45
Aanbeveling 9: Het beleid van vrijwilligersorganisaties moet zich richten op de kleinste organisatie-eenheden, op lokaal niveau. Als het om landelijke initiatieven gaat, kan er gewerkt worden met pilots. Het beleid is dan gericht op het uitproberen en ‘het van elkaar leren’. Faciliteren is niet voldoende, het van elkaar leren dient georganiseerd te worden. Internet
Internet heeft een geheel eigen dynamiek gebracht in het oprichten en benutten van netwerken. Het biedt nieuwe mogelijkheden tot het nemen van initiatieven waarbij de kleinschaligheid niet per se op de regio slaat maar bijvoorbeeld op een segment, een thema of een speciale doelgroep. Vrijwilligersorganisaties met een grote naamsbekendheid en exposure op een bepaald terrein kunnen prima als springplank dienen voor nieuwe initiatieven. Aanbeveling 10:Vrijwilligersorganisaties kunnen innoveren door ruimte te bieden aan virtuele burgerinitiatieven op hun thema’s. Bijvoorbeeld een vrijwilligersorganisatie die o.a. maatjesprojecten biedt, kan ruimte geven aan een initiatief voor een virtueel maatjesproject voor probleemjongeren. Slotwoord Binnen dit rapport is uitgebreid ingegaan op het fenomeen van burgerinitiatieven en de mogelijkheden voor ondersteuning vanuit verschillende actoren. Deze verkenning is uitgevoerd door burgerinitiatieven uit de praktijk als vertrekpunt te kiezen. Speciale aandacht is uitgegaan naar de verhouding tussen vrijwilligersorganisaties en burgerinitiatieven. Het is evident dat vrijwilligersorganisaties er belang bij kunnen hebben om zich te verhouden tot burgerinitiatieven (in hun domein). Een opvallende conclusie is dat vrijwilligersorganisaties vooral veel baat kunnen hebben bij het voeren van stimulerend beleid om de initiatiefrijkheid van de eigen organisatieleden te benutten. Hieruit volgt een laatste aanbeveling. Aanbeveling 11: Vrijwilligersorganisaties moeten dit proces niet aan het toeval overlaten maar er juist pro-actief en ambitieus mee omgaan.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
35/45
8. Bijlagen 8.1. Festival de Beschaving 8.1.1. De initiatiefnemer André Baars (29) is op zijn 16e van de school gegaan en was al vanaf zijn 14e vrijwilliger in culturele centra. Hij heeft heel veel dingen gedaan: van assistent beheerder in een jongerencentrum tot aan de IT branche, waar hij door bezuiniging zijn baan kwijt raakte. Begin 2003 kwam hij op het idee om een stichting op te richten die culturele evenementen organiseert. Hij heeft een plan bedacht en mensen bij elkaar gezocht die hij geschikt achtte voor het bestuur. Deze mensen vonden dat een leuk initiatief en zijn lid geworden van het bestuur. Een week later was de oprichting in volle gang. In overleg met de uitkeringsinstantie heeft hij een jaar de tijd gekregen om de stichting op te bouwen en om daaruit een betaalde baan te krijgen. Dat is nu gelukt: “Mijn werkervaring had altijd iets te maken met het ondernemen, leiderschap of mensen motiveren en aansturen. Daar was ik altijd mee bezig. Daar heb ik geen grip op, dat gebeurt gewoon." Sinds 2004 is hij betaald werkzaam in zijn eigen stichting als festivalcoördinator. 8.1.2. Het initiatief Festival de Beschaving bestaat uit vijf bestuursleden die met honderden vrijwilligers een jaarlijks terugkerend festival (op één dag) organiseert in Utrecht. Het bestuur stuurt projectgroepen en coördinatoren aan. De communicatie met de vrijwilligers gaat vooral per e-mail. Het festival wordt georganiseerd zonder winstoogmerk. Het uitgangspunt is zo veel mogelijk bezoekers te laten genieten van de meest uiteenlopende vormen van cultuur. 8.1.3. Verschil met vrijwilligerswerk Vroeger organiseerde André soortgelijke activiteiten onder de vlag van een cultureel centrum. De kloof tussen het management en de vrijwilligers was te groot. “Als vrijwilliger had je te weinig te vertellen, niet zo zeer over activiteiten maar over beleid.” In 2004 was er een lijst met 100 vrijwilligers maar er waren er 180 nodig. Toen zijn de vrijwilligers gevraagd om vrienden en familie te benaderen. Binnen twee maanden waren er voldoende mensen. Er is geen werkingspamflet of iets dergelijks gebruikt, alles ging via via. 8.1.4. Contact met andere organisaties en overheid Er zijn veel subsidiënten: het VSB fonds, het Nationaal Pop Instituut, het Fonds voor podium en programmering en 24 andere sponsors. Het streven is om zo snel mogelijk van de subsidies af te zijn. Het festival wil onafhankelijk zijn en geen risico lopen door afwijzing van een subsidieaanvraag. De Beschaving heeft veel contacten met andere culturele instellingen over verschillende vormen van samenwerking, bijvoorbeeld coproductie, de uitwisseling van vrijwilligers met de Leidsche marathon. Iedereen werkt mee behalve de gemeente. Die geeft subsidies op projectbasis. De contacten met de gemeente zijn verder goed behalve wat betreft de subsidie. De Beschaving heeft niet echt behoefte aan ondersteuning behalve in de vorm van een cursus of bij het zoeken van sponsors. Het zou goed zijn als aan de vrijwilligers opleidingen geboden kunnen worden, maar daar is geen geld voor.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
36/45
8.2. Dansende senioren 8.2.1. De initiatiefnemer Trui (71) en Rinus Smit (73) zijn echtenoten, afkomstig uit Indonesië. Zij organiseren activiteiten voor Indische senioren. Ze verzorgen wekelijks op de dinsdagochtenden een dansles: Country Line Dance. Op dit moment vinden de lessen plaats in een zaal in het Huis aan de Vecht, een woonzorgcentrum voor ouderen. Dat is een tijdelijke oplossing, over enkele maanden verhuizen ze naar een andere locatie. 8.2.2. Het initiatief Country Line Dance is een hobby van Rinus en Trui. Ze zijn ongeveer 1,5 jaar geleden gevraagd door Myran Schulze, van Cumulus (welzijnsorganisaties Noord & Overvecht) om een activiteit te verzorgen voor ouderen. Dat vond plaats binnen een project van beweging voor ouderen. De dansgroep telde in het begin 17 deelnemers, nu ± 40. De jongste persoon is 38 jaar. Er zijn meer vrouwen dan mannen. De groep is divers, niet alleen Indische senioren. De deelnemers betalen per les €2. Dit geld wordt besteed aan drankjes, bloemen en verjaardagkaarten. Bovendien organiseren ze elke paar maanden een dans-event voor een grotere groep. Rinus en Trui organiseren en coördineren deze activiteit. Naast de dansles komt de groep bij elkaar om samen iets anders te gaan doen, bijvoorbeeld een uitstapje. Het gaat dus niet alleen om de activiteit maar ook om gezelligheid en sociale contacten. 8.2.3. Verschil met vrijwilligerswerk Rinus geeft de les en Trui zorgt voor de administratie. Ze zien dat als vrijwilligerswerk, ze noemen zich zelf vrijwilligers. Het is een hobby van hen en ze hebben er veel plezier in. Ze willen iets doen voor anderen met als doel dat senioren langer in beweging blijven. 8.2.4. Contact met andere organisaties en overheid De dansgroep (20 mensen) heeft in Den Haag op uitnodiging van het NISB (Nederlands Instituut voor Sport en Beweging) FLASH!-move gedanst. Myrna van Cumulus (welzijnsorganisaties Noord & Overvecht) is belangrijk voor hen: zij regelt de ruimte, een uitnodiging voor het optreden in Den Haag kwam via haar, etc. Ook andere mensen uit de groep helpen mee als vrijwilligers. Het is dus een informele groep, waar twee mensen activiteiten verzorgen en ondersteund worden door iemand van een welzijnsorganisatie. Mensen worden geworven via mond-tot-mondreclame.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
37/45
8.3. Nieuw Rotsoord 8.3.1. De initiatiefnemer Hans (45) is zelf tuinier op het gedeelte volkstuinen van Nieuw Rotsoord en werkt in het dagelijkse leven als communicatieadviseur. Ook is hij actief bij de Vereniging van huurders en huurderorganisaties. Dit is een vereniging van vrijwilligers. Hans: “Mijn voordeel is dat ik heel veel ervaring heb met vrijwilligers en groepen. Ik heb een rol op me genomen waarbij ik ervoor kon zorgen dat alles gericht bleef op de gezamenlijke doelstelling. Er waren verschillende mensen die steeds met initiatieven kwamen. Iedereen had zo zijn inbreng en dat lukte uitstekend.” 8.3.2. Het initiatief De kinderboerderij Rotsoord werd vanwege het slechte beheer in zijn bestaan bedreigd. Vervolgens wilde de gemeente de grond graag voor andere activiteiten gebruiken. Hans heeft, tijdens een bewonersoverleg, samen met een aantal bewoners het initiatief genomen om de kinderboerderij te redden. Voor een kinderboerderij gelden bepaalde normen. Om aan die normen te voldoen, bijvoorbeeld als het gaat om veiligheid, zou 500.000 euro nodig zijn per jaar. Hans: “We dachten: dat lukt ons nooit, maar wat wel kan is een kinderboerderij op een wat lager niveau, in de vorm van een dierenweide waarbij het knuffelen van dieren wel belangrijk blijft.” Begin 2004 is een stichting opgericht. Dat was nodig omdat het anders niet mogelijk was subsidie te krijgen. Voor een dierenweide met een paar extra functies was een beheerder nodig en een structurele subsidie van de gemeente (€140.000). Het bestuur telt drie mensen en de algemene vergadering telt 30 mensen. Na een lobby richting gemeenteraad heeft de wethouder toegezegd dat Rotsoord langer dan drie jaar mag blijven. De initiatiefgroep gaat binnenkort ook een vereniging ‘Vrienden van Rotsoord’ oprichten, omdat bij het lobbyen een politiek draagvlak noodzakelijk is. 8.3.3. Verschil met vrijwilligerswerk Hans: “Mensen worden actief op basis van een bepaald belang dat ze hebben en niet omdat ze vrijwilliger willen worden. We schatten in dat we niet snel naar de vrijwilligerscentrale hoeven. We hebben wel contact gezocht met een stichting van ouderen, het schijnt dat je met hen als vrijwilligersorganisatie heel gemakkelijk goede afspraken kunt maken. We hadden in het begin nog een groep vrijwilligers van de kinderboerderij, mensen die een relatie hebben met die plek. Nu krijg je ook een ander soort vrijwilligers. Er is behoefte aan scholing onder vrijwilligers en ze hebben eigen ideeën over het reilen en zeilen van de dierenweide.” 8.3.4. Contact met andere organisaties en overheid Bij de realisatie van de plannen zijn verschillende gemeentelijke diensten betrokken. Het is gelukt om politiek draagvlak te krijgen binnen het college van B&W en een gebruiksovereenkomst te sluiten. Het BOTH, de bestaande structuur van bewonersgroepen, heeft geholpen met de contacten richting de politiek. Naast de gemeente zijn er vooral contacten met bewonersorganisaties, wijkorganisaties en andere groepen.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
38/45
8.4. Woonvereniging ’t Groene Sticht 8.4.1. De initiatiefnemer Kristie Burger is bestuurslid van het eerste uur. Kristie: “Het project is een initiatief uit 1996 van Ab Harrewijn. Hij zat ook in het bestuur, totdat hij in 2002 overleden is. Ab was een bevlogen mens met heel veel contacten op allerlei niveaus, ook met daklozen. Hij vond het moeilijk dat er zo veel protest was tegen de komst van opvangplekken voor dak- en thuislozen in woonwijken. Ab wilde dat andersom doen: eerst een opvangcentrum neerzetten en dan bewoners eromheen zoeken die een dergelijke opzet goed vinden. Het initiatief was van Ab en de stichting heeft de basis gelegd voor de realisatie van het idee.” 8.4.2. Het initiatief De bewoners van 't Groene Sticht vormen een bont gezelschap van (ex) daklozen, studenten, senioren en jonge gezinnen. Zij wonen in luxe koopwoningen, sociale huurwoningen, op kamers, in het gastenverblijf of in een woongroep. Tussen de gebouwen vormt de 'marktplaats' een centrale ontmoetingsplek voor buurt- en wijkgenoten. Uniek aan het project is dat de woon- en werkgemeenschap enerzijds bedoeld is voor (ex) daklozen en andere mensen met een zwakke positie in de samenleving, terwijl er anderzijds ook plaats is voor mensen die stevig in de maatschappij staan en uit idealistische overwegingen besluiten om hun leven te delen met mensen uit een hulpsituatie. Behalve de woon- en werkgemeenschap is er een restaurant, vergaderfaciliteiten, een winkel, een wekelijkse groenmarkt en zijn er werkplaatsen die ook voor buurtbewoners beschikbaar zijn. De vereniging is steeds groter geworden: een PR-groep (de nieuwsbrief), de website, werkgroepavonden, etc. Het is een platte organisatie. Alle bestuursleden wonen daar ook. In het begin zijn met alle nieuwe bewoners ballotagegesprekken gehouden. Ze zochten bewoners die actief wilden zijn als buurtbewoner en open staan voor mensen die anders zijn. Alle woningen zijn nu vol. Het streven is dat de samenstelling van de bewoners divers is: jongeren, ouderen, gehandicapten, daklozen, allochtonen, etc. Kristie: “De ballotagegesprekken zijn nu afgelopen. De werkgroepen draaien op eigen kracht, de administratie houd ik zelf maar het is stil. Het wordt een stuk rustiger”. 8.4.3. Verschil met vrijwilligerswerk “Ik noem dit geen vrijwilligerswerk. Ik zeg: ik woon in een wijk waarbinnen ik heel erg actief ben. Bij vrijwilligerswerk ligt de nadruk op het werk en wij proberen met z’n allen een prettige woonomgeving te creëren. Het is ook eigenbelang: ik wil graag zo wonen. Dat het ook positief voor de buitenwereld is, dat is ontzettend mooi meegenomen.” 8.4.4. Contact met andere organisaties en overheid De voorzitter van de woonvereniging zit ook in het bestuur van de stichting, net als de projectleider. Alleen de stichting en de projectleider hebben contact met de gemeente. De vereniging krijgt zowel structurele als eenmalige subsidie van de gemeente om dingen op te starten.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
39/45
8.5. Mannen en vrouwen in de bijstand 8.5.1. De initiatiefnemer Jannet (49) is voorzitter en de trekker van de stichting Mannen en vrouwen in de Bijstand. Zij heeft haar doctoraal in de wiskunde behaald. Ze is docent computervaardigheden en geeft o.a. les in het buurthuis aan mensen in de bijstand. 8.5.2. Het initiatief De stichting is 20 jaar geleden begonnen als een groep vrouwen, die de krachten wilden bundelen en opkomen voor de positie van vaak gescheiden vrouwen met kinderen in de bijstand. Het bestuur bestond uit drie personen. Eerst werden vanuit huis informatie-ochtenden georganiseerd. Twee jaar geleden is het bestuur vernieuwd en is Jannet voorzitter geworden. De stichting heeft kantoorruimte gekregen van waaruit gewerkt wordt. Het protestachtige van de jaren zeventig is er wel af. Mensen in de bijstand leven niet meer zo in een isolement en kunnen deelnemen aan allerlei activiteiten. Het gaat nu meer om de kwaliteit van de voorzieningen. Er worden geen thema-avonden of lotgenotencontacten meer georganiseerd. Daar is geen belangstelling meer voor. Jannet : “Twee jaar geleden vond een dramatische omslag plaats. Van het oude bestuur zijn enkelen afgehaakt. Hun werkwijze was achterhaald, het waren andere tijden. Door ons met een nieuwe werkwijze te profileren verdwijnt het oude imago vanzelf. Het bestuur bestaat nu uit vier personen en een adviseur. Er werken twee mensen als vrijwilliger voor de spreekuren. Tevens is er vier keer per jaar een gratis nieuwsbrief die o.a. wordt neergelegd in wachtruimtes van de Sociale Dienst. Een andere activiteit is belangenbehartiging en deskundigheidsbevordering.” 8.5.3. Verschil met vrijwilligerswerk De motivatie van de bestuurders/vrijwilligers is divers. Eén persoon is afkomstig uit de doelgroep, één persoon een WAO-er. Twee mensen zijn boven de 65 jaar en afkomstig van het oude bestuur. Jannet is persoonlijk gevraagd. Ze geeft les aan mensen in de bijstand en doet vrijwilligerswerk vanuit de kerk en de sportclub. Haar motivatie is om maatschappelijk betrokken te zijn. Vroeger hebben zij en haar man ook pleegkinderen gehad. 8.5.4. Contact met andere organisaties en overheid De stichting heeft contacten met het sociale raadsliedenwerk, met het CWI, bijstandsconsulenten, de Cliëntenraad van de gemeente Utrecht, Sjakuus en de Vrouwenalliantie. Ook is er contact met de vrijwilligerscentrale. Daar is een vacature voor adviesmedewerker geplaatst. De stichting krijgt geen professionele ondersteuning. De vrijwilligers moeten goed op de hoogte blijven van de ontwikkelingen. Daartoe worden themadagen bezocht en trainingen. Deze worden aangeboden door de gemeente Utrecht of door de landelijke organisatie van mensen in de bijstand. De belangenbehartiging vindt vooral plaats in de Cliëntenraad van de gemeente. Deze vergadert eens per maand en heeft structureel overleg met de directeur van Sociale Zaken. Ambtenaren worden uitgenodigd bij bijeenkomsten, bijvoorbeeld over agressie naar bijstandconsulenten. Aan de Cliëntenraad nemen o.a. ook het Leger des Heils, gehandicaptenorganisaties en migrantenorganisaties deel.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
40/45
8.6. Vadergroep Kanaleneiland Zuid 8.6.1. De initiatiefnemer De vaders Mohammad El Markai en Mokhtar El Khoulati zijn ruim 25 jaar geleden uit dezelfde streek naar Nederland gekomen. Mohammad werkt als gasmonteur, Mokhtar werkt als jongerenwerker (in eerste instantie vrijwilligerswerk, nu een gesubsidieerde baan –los van de Vadergroep). Een derde vader (Outaleb) heeft zich bij dit initiatief gevoegd. 8.6.2. Het initiatief De vaders uit Kanaleneiland-Zuid hebben elkaar in 2000 ontmoet tijdens een opvoedingscursus. De deelnemende ouders werden gestimuleerd om activiteiten te ontplooien voor andere ouders en kinderen/tieners. Uiteindelijk heeft een groepje van drie de Vadergroep Kanaleneiland Zuid opgericht en is in contact gekomen met de Stichting Welzijn Utrecht Zuid West. De initiatiefnemers hebben hun ideeën besproken en toestemming gekregen om de ruimte in het jongerencentrum te gebruiken. De Stichting Welzijn was blij met dit initiatief. Dit jongerencentrum was toen vooral bedoeld voor jongeren ouder dan 18 jaar en stond vaak leeg. De werkgroep kwam onder de vlag van de wijkwelzijnsorganisatie. De vrijwilligers van de Vadergroep zijn eerst bij hun achterban nagegaan welke behoefte er leeft onder de tieners en de ouders en kwamen tot de conclusie dat de kinderen graag in het weekend in het buurthuis rondhangen. De ouders wilden dat hun kinderen op een veilige plek hun vrije tijd kunnen doorbrengen en ze wilden elkaar kunnen ontmoeten en cursussen volgen. De Vadergroep organiseert de volgende activiteiten: sportactiviteiten voor jongens en meisjes, huiswerkbegeleiding voor zowel de basisschool als het voortgezet onderwijs, informatiebijeenkomsten voor ouders uit kanaleneiland Zuid, opvoedingscursussen voor ouders en jongeren, computercursussen voor ouders, jaarlijkse uitstapje met de jongeren en culturele feesten. 8.6.3. Verschil met vrijwilligerswerk De Vadergroep bestaat steeds uit dezelfde drie personen en houdt de groep bewust klein: ”Wij kennen elkaar heel goed en wij houden ons aan afspraken.” Er is een lijst met actieve ouders, maar iemand vinden die structureel actief wil zijn is niet gemakkelijk. Ze wisten van tevoren dat het veel werk is en noemen het wel vrijwilligerswerk. In het begin viel het niet mee om iemand te vinden voor de huiswerkbegeleiding. Op een gegeven moment zijn de eerste twee studenten via de universiteit gekomen. Daarna was het gemakkelijk om nieuwe studenten te vinden voor deze activiteit (studenten krijgen betaald). Ze hebben geen contact met de vrijwilligerscentrale. Ze hebben er zelfs nog nooit van gehoord. 8.6.4. Contact met andere organisaties en overheid De Vadergroep Kanaleneiland Zuid is een werkgroep geworden die autonoom functioneert onder de vlag van Stichting Welzijn Utrecht Zuid West. De Vadergroep werkt met verschillende organisaties samen: Stichting Welzijn Utrecht Zuid West (jongerenwerk en opbouwwerk), Gemeente Utrecht, politie, scholen, woningbouwvereniging, buurtpanel Kanaleneiland, Transwijk en vertegenwoordigers van de politieke partijen. De Vadergroep krijgt voor de sportactiviteiten een jaarlijkse subsidie, via de wijkwelzijnsorganisatie.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
41/45
8.7. Vluchtelingen vrouwengroep 8.7.1. De initiatiefnemer Iman Khazalpour (36) komt uit Irak en woont circa 10 jaar in Nederland. In Irak was ze schoonheidsspecialiste. Ze heeft geen betaalde baan en volgt op dit moment een opleiding als schoonheidsspecialiste bij INT. Als ze klaar is met deze opleiding wil ze graag een eigen praktijk beginnen. Door een kennis (Naima Mohamed) die als opbouwwerker werkt, is zij gevraagd om mee te helpen bij het opzetten van een vluchtelingenvrouwengroep. Het was van belang dat iemand haar een duwtje in de rug gaf. 8.7.2. Het initiatief De vrouwengroep telt circa 30 vrouwen afkomstig uit Irak, Iran, Koerdistan, Syrië en Afghanistan. De groep wordt steeds groter. Ze organiseren vooral voorlichtingsbijeenkomsten over o.a.: taal, sport, belastingen, omgaan met geld, hoe kan je als vrouw zelfstandig worden, etc. Voorop staat hierbij toch het onderlinge contact dat ze met elkaar hebben. Ze wonen allemaal in Overvecht en zijn heel tevreden met de activiteiten. Iman organiseert en coördineert deze bijeenkomsten en activiteiten. Ze kijkt samen met anderen naar wat voor activiteiten vrouwen nodig hebben. Ze neemt daarna contact op met instellingen/personen (bijvoorbeeld een docent) die voorlichting kan geven over een bepaald onderwerp, maakt afspraken, nodigt vrouwen uit, etc. Sommige sprekers doen dat als vrijwilligerswerk, andere krijgen betaald. Er is soms een aparte groep van Iraakse vrouwen bij elkaar. De reden om een aparte groep te vormen is dat sommige vrouwen van hun mannen thuis moeten blijven. Contact in eigen kring van alleen Irakese vrouwen maakt het wel mogelijk dat ze buitenshuis komen. Dat is ook een goede gelegenheid om gezamenlijke zorgen en problemen te bespreken die specifiek zijn voor deze groep (zoals de situatie in het land van herkomst). 8.7.3. Verschil met vrijwilligerswerk In Irak kende Iman vrijwilligerswerk niet, in ieder geval niet in dezelfde vorm zoals hier. Ze had nog geen ervaring met vrijwilligerswerk. Parallel aan deze activiteit is zij als vrijwilligster actief geworden bij een Turks/Marokkaans badhuis (Hammam). Ze was daar een jaar lang gastvrouw. Ze vindt het vrijwilligerswerk heel erg leuk: “Het is leuk om elkaar te helpen, maar ook om te leren.” In de vrouwengroep is ze actiever dan de rest en neemt ze de meeste verantwoordelijkheid. Als ze iets niet kan doen (wegens tijdsgebrek) vraagt ze iemand anders uit de groep. Als de situatie in Irak beter is wil ze terugkeren. “Ik wil alles meenemen naar Irak: ideeën, vrijwilligerswerk zoals dat hier gebeurt." Ze is heel erg enthousiast over het doen van vrijwilligerswerk. “Ook als ik ga werken wil ik dit niet kwijt raken." Onlangs is zij ook gevraagd om vanuit haar expertise als schoonheidsspecialiste voorlichting te geven aan een groep vrouwen in een ander buurthuis. 8.7.4. Contact met andere organisaties en overheid Het belangrijkste contact van Iman is met Naima van Cumulus. Zij regelt subsidies voor activiteiten (jaarlijkse subsidie van de gemeente). Ook de ruimte is van Cumulus. Verder heeft Naima contacten met mensen die voorlichting geven aan de vrouwengroep. De vrouwengroep is een informele groep, geen organisatie.
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
42/45
8.8. Dialooggroep “Samenleven in Tolsteeg en Hoograven” 8.8.1. De initiatiefnemer Ad de Regt (57) heeft een eigen coaching & trainings bureau en heeft veel communicatietrainingen gegeven. “Ik vond het vooral aantrekkelijk mijn energie te besteden aan de inhoud en dus niet aan vergaderingen, notuleren en het maken van websites. N.a.v. 11 september dacht ik: het is gek, ik woon al 9 jaar in deze wijk en ik ken vrijwel geen allochtone inwoners. Als je mensen niet kent dan ontstaan al heel snel vooroordelen. Je toetst je eigen beelden niet. En je kunt er niet over praten met die groep.” 8.8.2. Het initiatief In de Utrechtse wijk Hoograven en Tolsteeg, waar Ad woont, communiceerden mensen uit verschillende bevolkingsgroepen nauwelijks met elkaar. Ads intentie was een gesprek aan te gaan met zijn allochtone medebewoners. Hij had de behoefte om gevoelens en zorgen uit te wisselen en de dialoog met elkaar aan te gaan. Abdeljalil Sayfaoui, godsdienstleraar in de moskee, deelde de behoefte aan contact en sloot zich gelijk aan bij het initiatief. Ook twee christelijke gemeenschappen in de wijk en het Bewonersoverleg Tolsteeg en Hoograven volgden. Samen praten zij om de zes weken over wereldse gebeurtenissen en maatschappelijk relevante onderwerpen. In de laatste vier jaar waren er drie ‘spannende’ momenten: de aanslagen in New York, de inval in Irak en de moord op Theo van Gogh. Er zijn diverse succesvolle bijeenkomsten gehouden waar honderden mensen op af kwamen. Hieruit zijn verschillende werkgroepen ontstaan, waaronder een feestgroep. De moskee maakte, op aanraden van de dialooggroep, een folder waarin vanuit het perspectief van de Koran is gekeken naar de moord en naar het begrip ‘Jihad’. "Ik denk niet dat wat ik heb gedaan altijd zomaar goed gaat met iedere moskee. Je moet echt een persoon hebben die dat draagt en die dat ook ziet zitten. Het is niet zomaar te kopiëren." De groepsreis naar Marokko in april 2006, begeleid door één van de groepsleden, zorgt voor een vrolijke stemming in het gezelschap. 8.8.3. Verschil met vrijwilligerswerk Ad: “Wat ik doe is vrijwilligerswerk, maar ik zeg: wij zijn met de Dialooggroep en ik ben de initiatiefnemer.” De Dialooggroep koos er al snel voor om als vereniging verder te gaan zodat de gemeente gemakkelijker incidenteel kan subsidiëren. Dit was niet nodig voor een gift van de Rabobank (via een deelnemer). Ondanks de oprichting van een vereniging is de groep een informeel initiatief gebleven. Bovendien wil de groep niet teveel geld hebben, omdat dit ook allemaal beheerd moet worden. Wel is er inmiddels een potje voor snelle acties, waardoor de dialooggroep gelijk kan reageren op actuele gebeurtenissen. Het snel kunnen handelen is essentieel in tijden van onrust, het wachten op subsidie is dan geen optie. 8.8.4. Contact met andere organisaties en overheid Zoekend naar geestverwanten klopte Ad aan bij Marokkaanse Essalam Moskee. Ad: “Ik heb met het hoofd wijkbureau gesproken en gezegd: wij willen heel snel handelen. Als wij eerst een brief schrijven en een subsidieaanvraag indienen, dan over drie commissies, dan is dat te laat. Het wijkbureau bleek een potje voor noodsituaties te hebben waaruit de rekening aan de drukker betaald werd."
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
43/45
8.9. Literatuur Agora Europa (2004). Burgerinitiatieven centraal. MO Samenlevingsopbouw, maart 2004 B&A groep (2002). Hoe ondersteun je burgerinitiatieven? Verslag van de Haagse Kring ‘Burgerinitiatieven’ van 19 september 2003. Den Haag: B&A groep Balen, Noortje van, Marloes de Boer, Larissa Oostenrijk (2001). Samen komen wij er wel uit. Een onderzoek naar netwerkorganisaties. Utrecht: stichting Vrijwilligersmanagement Bekkering, T., H. Glas, D. Klaassen, J. Walter (2001). Management van processen. Succesvol realiseren van complexe initiatieven. Utrecht: Het Spectrum Bos, Lex (1982). Het verzorgen van sociale initiatieven. Over het omgaan met problemen bij vernieuwingen in het sociale leven. Zeist: Uitgeverij Vrij Geestesleven Broenink, Norbert, Astrid Huygen, Freek de Meere, Marieke Wentink (2003). Bewonersgroepen versterkt. Een verkenning van de ondersteuningsmogelijkheden voor bewonersgroepen rond gezondheid en milieu. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut CIVIQ (2004a). Projectplan Actieve burgers in vrijwilligersorganisaties. Utrecht: CIVIQ CIVIQ (2004b). Creëren, accepteren en organiseren van nieuwe combinaties. Utrecht: CIVIQ Dekker, Paul (1999). Vrijwilligerswerk vergeleken. Nederland in internationaal en historisch perspectief. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau De vernieuwingsimpuls dualisme en lokale democratie (2004). Handreiking burgerinitiatief. Geactualiseerde handreiking met voorbeelden uit de praktijk. Den Haag: VNG Uitgeverij Galesloot, Hansje (2002). Dragers en schragers. Sleutelfiguren in de lokale samenleving. Amsterdam/ Den Haag: Instituut voor Publiek en Politiek/ Landelijk Centrum Opbouwwerk Geerhof, Jaap, Rajaa Ourchane, Ireen van Enckevort (2004) Burgerinitiatieven in Amsterdam. Den Haag: B&A groep Hartman, Ivo (2004). Burgerinitiatieven: gemobiliseerde participatie. Tijdschrift voor de Sociale Sector, oktober 2004 Horstik, Ingrid, Dorine Winkels, Brahim Fattah (2003) Kans van slagen. Werkboek voor (allochtone) nemers van maatschappelijke initiatieven. Amsterdam: Instituut voor Publiek en Politiek IPP (2001/2002). Samenvatting onderzoek Participatie in publiek domein. Amsterdam: Instituut voor Publiek en Politiek IPP (2004). Zelfdoen. Voorbereidende notitie voor de expertmeeting burgerinitiatieven 13 september 2004. Amsterdam: Instituut voor Publiek en Politiek IPP (2004). Verslag conferentie burgerinitiatief, een goed idee! 13 februari 2004. Amsterdam: Instituut voor Publiek en Politiek Keuning, D., D.J. Eppink (1998). Management & Organisatie. Theorie en toepassing, Houten: Stenfert Kroese Lagendijk, Eric, Agnes Bürmann, DSP groep (2004). De gemeente, burgerinitiatieven en de ongebonden vrijwilliger. Den Haag: Commissie Vrijwilligersbeleid Verwey-Jonker Instituut/ NIZW (2001/2002). Wijken voor bewoners. ABCD. Asset-Based Community Devellopment in Nederland. Kenniscentrum Grote Steden Voogt, Peter W., Harry Broekman (2003). De grote Kleine-kansen atlas. Den Haag: Landelijk Centrum Opbouwwerk Wezel, M. van, Tabibian (2000). Uit liefde en uit boosheid. Maatschappelijke initiatieven in NoordBrabant. Tilburg: PON Instituut voor advies, onderzoek en ontwikkeling in Noord-Brabant
Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties
44/45