Examen management
1
Hoe ga je na of een bedrijf een betrouwbare partner is op economisch gebied en op welke wijze draagt de liquiditeit in relatie tot de omloopsnelheid hierbij toe? Via balans: horizontale, verticale analyse Ratio’s: solvabiliteit, rentabiliteit Solvabiliteit: EV/TV > 0.5 Rendabiliteit: winst/EV in % Liquiditeit = vermogen om schulden op korte termijn af te betalen • Leverancierskrediet moet > voorraadkrediet + klantenkrediet = zeer goede liquiditeit (anders probleem om schulden af te betalen)
2
Indien je een lening afsluit bij een bank om een bedrijfsgebouw te financieren, welk aflossingssysteem + voor en nadelen van ieder systeem. 2 aflossingsystemen Je betaalt in het begin altijd veel intrest, in beide systemen! Bij degressief dalend krijg je ook meer belastingvoordeel (meer dan bij vaste aflossing), je betaalt in totaal minder intrest a. Vast bedrag per maand Per maand vb. € 5000 Deze 5000 = intrest + aflossing = totale betaling Jaar 1: bijna alleen maar intrest, weinig aflossing Naarmate de tijd vordert, betaalt men minder en minder intrest en meer aflossing, maar het betaald bedrag blijft constant. b. Degressief dalend Vaste aflossing per maand Hier is de intrest bovenop het aflossingsbedrag gerekend = totale betaling per maand Je betaalt dus iedere maand minder en minder totaal (intrest daalt maar aflossing blijft constant)
2 opties i.v.m. intrest -
3
Vaste intrestvoet= bedrag + intrest (vb 4%) Variabele intrestvoet= bedrag+ intrest berekend via variabele rentevoet (koers)
Bij de aangifte van privébelastingen kun je kosten bewijzen (niet als bedrijf!) a. Wanneer ga je dit doen? Als de werkelijke kosten hoger zijn dan het forfaitaire (vast bedrag). M.a.w. je bewijst alle kosten zelf. Forfaitair is wettelijke aftrek toegestaan (werkgever) b. Indien je km zou inbrengen, hoe ga je tewerk? 0.15 cent per km Aantal km per dag * aantal dagen (woon-werkverkeer) * 0.15 cent = …€ Dit systeem is enkel renderend als je genoeg km moet afleggen (afhankelijk van je jaarinkomen)
4
Wat is een hypotheeklening? Een hypotheek is 'het eerste recht van verkoop'; een zakelijke zekerheid of voorrecht dat op een goed of zaak, meestal een onroerend goed of een schip rust. Dit eigendom wordt in onderpand gegeven of genomen voor een schuld. De eigenaar houdt echter de beschikking over het goed. Een lening waaraan een hypotheek verbonden is heet een hypothecaire lening, De geldgever, meestal een bank, is de hypotheeknemer (hij verkrijgt het eerste recht van verkoop) of hypotheekhouder. De geldnemer, de eigenaar van het onderpand, heethypotheekgever. Een mandaat is een volmacht op een hypotheek
5
Wat is KI? Het kadastraal inkomen (KI) is het gemiddeld normaal netto-inkomen dat het onroerend goed tijdens één jaar aan zijn eigenaar zou opbrengen, rekening houdend met de huurmarkt op het referentietijdstip, dat wil zeggen op 1 januari 1975. Het (geïndexeerde) kadastraal inkomen vormt de basis voor de inning van de onroerende voorheffing en voor het bepalen van het in de personenbelasting aan te geven onroerend inkomen.
6
Wat is het businessplan en waarvoor moet je dat opstellen? a. Wie? 1) Zelfstandigen, KMO, starters 2) Uitbreiding bij bestaande ondernemingen b. Wat? Overzicht van de geplande activiteiten: • Winstgevend, haalbaar? • Voldoende middelen? c. Wat is het niet? • Een middel ter fiscale optimalisatie • Volledig boekhoudprogramma • Middel om de cijfers beter voor te stellen dan ze zijn d. Waarom? • Checklist voor: ondernemer, boekhouder, bankier, fiscus.. • Goede voorbereiding: inschatting • Hulpmiddel bij kredietaanvraag, subsidieaanvraag • Antwoord op: cashflow, rentabiliteit, solvabiliteit..
Opm.: Cashflow = Res. Na bel .+ Afschrijving MOET > Schulden>1 jaar (die binnen het jaar vervallen) 7
Wat zijn de verplichtingen voor de werkgever en de werknemer inzake sociaal statuut. Wat kan de werkgever extra doen? Opm.: Nettoloon = brutoloon - RSZ-bijdrage werknemer – bedrijfsvoorheffing Bedrijfsvoorheffing = Voorafbetaling op belasting Het netto-bedrijfsinkomen = het bruto-inkomen verminderd met de bedrijfslasten en verliezen a. Werkgever Aansluiting bij: 1) RSZ: • Bijdrage werknemer (13.07% op brutoloon werknemer) • Werkgever = patronale bijdrage (35% op loon werknemer) 2) Kinderbijslagfonds 3) Arbeidsongevallenverzekeraar b. Werknemer Aansluiting bij ziekenfonds naar keuze (RSZ wordt automatisch door de werkgever betaald) c. Zelfstandigen 1) Aansluiting bij een Sociaal Verzekeringsfonds binnen 90 dagen na start activiteit • Betalen uitkeringen - Gezinsbijslag - Arbeidsongeschiktheid = grote en kleine risico’s - pensioen • Innen de bijdragen 2) Per kwartaal sociale bijdragen betalen. (22,5 % van de NETTO beroepsinkomsten) • Berekend op inkomen 3j geleden • Starters: 1e 3 jaar voorlopige bijdrage
8
Wat is het verschil tussen grote en kleine risico's en welke zijn verplicht voor zelfstandigen, loontrekkenden? a. Grote risico’s: Ziekenhuisopname, operatie, bevalling… b. Kleine risico’s: Raadplegingen dokter, aankoop geneesmiddelen,... c. Zelfstandigen (hoofdberoep!) Niet inbegrepen: Arbeidsongeval, vakantiedagen, werkloosheid Dus extra maatregelen: VAP, verzekering inkomensbescherming.. d. Werknemers Grote en kleine risico’s zijn gedekt in dezelfde uitkering (geen extra nodig)
9
Pensioen berust op 3 pijlers, geef deze en leg ze grondig uit. Wat is de bedoeling van het beleggersprofiel? In welke pijler kan dit een rol spelen? 1) Wettelijk pensioen (werknemer, zelfstandige, ambtenaar) 2) Aanvullend pensioen Groepsverzekering en pensioenfondsen a. Groepsverzekering Een groepsverzekering = collectieve levensverzekering waarbij de maandelijkse premies door de werkgever, door de werknemer of door beide betaald worden. Vast rendement! b. Pensioenspaarfonds Geen gegarandeerd minimumrendement. Zo'n fonds belegt immers in aandelen en obligaties en zijn winst hangt af van de beursevolutie. Op het einde van elk jaar wordt de balans opgemaakt. c. Plafond: de 80%-regel -
Zowel voor groeps- als bedrijfsleidersverzekeringen geldt de 80%-regel. Wettelijk pensioen + aanvullend bedrijfspensioen < 80 % van de laatste brutobezoldiging.
Zelfstandige: VAPZ -
Het is een individuele levensverzekering Voor zelfstandige in hoofd/of bijberoep die sociale bijdrage betaalt Voordelen: • 100% aftrekbaar • Cumul met pensioensparen en ind. Levensverzekering
Vennootschap: a. BPP = Business Pension Plan = investeren (kosten stijgen) om winst te doen dalen : minder belasting betalen b. IPT = Individuele pensioentoezegging = Aanvulling op 1e en 2e pijler = Waarborg bij leven en overlijden = Voordelen IPT: • Premies door vennootschap betaald: 100% fiscaal aftrekbaar • Enkel taks 4.4% • Uitkering is rechtstreeks aan de begunstigde (dus geen impact op bedrijf) • Bij faillissement blijft het kapitaal gewaarborgd • Geen beheerskosten
= Verzekerde = zelfstandige bedrijfsleider = Verzekeringsnemer = bedrijf
3) Individuele initiatieven Individuele levensverzekering Cfr. Pensioensparen, maar grotere bedragen in mindering te brengen. Pensioensparen a. Pensioenspaarrekening - Beleggen in diverse pensioenspaarfondsen. - Belastingverlaging van 30 tot 40% op uw stortingen. b. -
10
Pensioenspaarverzekering Gewaarborgd rendement Kapitaalbescherming Fiscaal voordeel van 30 tot 40% op de stortingen
Belasting stijgen als men huwt? Gehuwden krijgen slechts 1 belastingaangifte. Het inkomen van beide partners wordt dus opgeteld => men komt in een hogere schijf = hogere belasting.
11
Wat is het huwelijksquotiënt? Bij zelfstandigen: een deel van het beroepsinkomen van de ene echtgenoot kan worden toegekend aan de andere als het inkomen van deze tweede niet meer dan 30 % van het totale beroepsinkomen van het koppel bedraagt. Totaal inkomen wordt dus gesplitst en apart belast = voordeel (lagere schijf)
12
Vennootschapsvorm Eenmanszaak Eenvoudig (administratie, geen min kapitaal) Personenbelasting Onbeperkt aansprakelijk Pensioenopbouw beperkte mogelijkheden
Vennootschap Ingewikkelder (kapitaal, boekhouding) Venn. Belasting Beperkt aansprakelijk Pensioenopbouw ruime mogelijkheid