r. t
4" Brielle
Verkenning haalbaarheid woningbouwlocaties Meeuwenoord en Lijnbaanweg in verband met industrielawaai
identificatie
püanstatus
projectnummer:
datum:
118.14000.00
12 januari 2009
opdrachtleider:
opdrachtgever:
dipl.ing. C.M. Brunner
gemeente Brielle
auteur(s): dipl.ing. C.M. Brunner E. Stellingwerf MSc.
Inhoud 1.
Inleiding 1.1. 1.2.
2.
3 4
Hoofdlijnen beleidskader
5
2.1.
5 5 6 8 8 8
2.2.
3.
blz. 3
Aanleiding en vraagstelling Aanpak en leeswijzer
Wettelijk kader woningbouw en industrielawaai 2.1.1. Wet geluidhinder 2.1.2. Interimwet stad-en-milieubenadering Beleidskader locaties Meeuwenoord en Lijnbaanweg 2.2.1. Regionaal en Provinciaal beleid (RR2020) 2.2.2. Gemeentelijk beleid
Analyse geluidsbelasting en v e r k e n n i n g oplossingsrichtingen 3.1.
3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Uitgangssituatie Doel en aanpak verkenning oplossingsrichtingen Bronmaatregelen en afscherming in het overdrachtsgebied Dove gevels en afscherming door nieuwe bebouwing Zeehavennorm Stap 3-besluit Interimwet stad-en-milieubenadering
n 11 13 13 15 17 19
Conclusies en aanbevelingen
21
4.1. 4.2.
21 21
Conclusies verkenning Aanbevelingen vervolgtraject
Bijlage: 1. Eisen Wet geluidhinder akoestisch onderzoek.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.14000.00
Ontwikkelingslocaties grens geluidszone contour Botlek-Pernis grens Europoort-Maasvlakte grens geluidszone geiuiaszone contour contour turopoorc-maasviaKte >X» • ^ ,, „"f
«...
. X
V
NC^^VX*V
"
V
- -- ^ f ^ i ,
,~'.
mi...!. ..Ti...
H E U È VÖjE T * i U>llk
"iVum
f
'u l n . A . 7
'ui^'S
* '
mr
^SaA
RoT.era&m / Mxxj&Ourg
figuur 1 ligging plangebied + geluidzones
1. Inleiding
1.1. Aanleiding en vraagstelling Woningbouwlocaties Meeuwenoord en Lijnbaanweg Al sinds de vroege jaren '90 bestaat bij de gemeente Brielle de wens om de sportfaciliteiten nabij de wijk Meeuwenoord te vernieuwen en te verplaatsen. In plaats van de sportvelden, wil de gemeente op deze locatie woningbouw realiseren (zie figuur 1). Reden hiervoor is enerzijds de zeer aantrekkelijke locatie aan het Brielse Meer en anderzijds de behoefte om, met het oog op het draagvlak van voorzieningen nabij het centrum (de vesting) van Brielle, woningbouw te realiseren. In verband met het beschermd stadsgezicht en de bijbehorende schotsvelden is geen andere locatie nabij de vesting beschikbaar. Ook in de kern Zwartewaal is mede in verband met het draagvlak van voorzieningen in deze kern behoefte aan extra woningbouw. Binnen de geldende bebouwingscontouren is de locatie Lijnbaanweg de enige beschikbare locatie van betekenis. Mogelijk knelpunt industrielawaai Beide locaties liggen binnen een geluidszone voor industrielawaai: de locatie Meeuwenoord binnen de zone van het industrieterrein Europoort Maasvlakte; de locatie Lijnbaanweg binnen de zone van het industrieterrein Botlek-Pernis. Beide locaties liggen bovendien binnen de 55 dB(A)-contour zoals aangegeven op de contourenkaart na sanering van industrielawaai van de beide industrieterreinen. Dit betekent dat de uiterste grenswaarde, die onder normale omstandigheden voor de nieuwbouw van woningen binnen een geluidzone voor industrielawaai geldt, op beide locaties wordt overschreden. Zonder specifieke maatregelen is daardoor op een dergelijke locatie wettelijk gezien geen woningbouw mogelijk. Vraagstelling verkennend onderzoek Het geldende wettelijke kader biedt in beginsel wel een aantal mogelijkheden om ook in een dergelijke situatie woningbouw te kunnen realiseren. Daarvoor is altijd gedetailleerd akoestisch onderzoek noodzakelijk. Voorafgaand aan dergelijk onderzoek, worden in deze notitie de mogelijkheden voor woningbouw verkend en wordt de gewenste aanpak van vervolgstappen in beeld gebracht. Daarbij wordt de aanpak zoals bedoeld in de Interimwet stad-en-milieubenadering gevolgd. De aanpak bestaat uit drie stappen: 1. vroegtijdig integreren van milieu in het ruimtelijk plan en werken aan brongerichte maatregelen (stap 1); 2. zoeken naar oplossingen binnen de bestaande wet- en regelgeving (stap 2); 3. als milieunormen of wettelijke procedures de gewenste stedelijke leefkwaliteit in de weg staan, kan de gemeenteraad op basis van de Interimwet via een afzonderlijk besluit onder strenge voorwaarden afwijken van bestaande regels (stap 3). De bedoeling is om eventuele knelpunten zoveel mogelijk binnen de algemeen geldende regelgeving (stappen 1 en 2 en dus zonder toepassing van de Interimwet) op te lossen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.14000.00
Inleiding
1.2. Aanpak en leeswijzer Aanpak Doel van deze notitie is na te gaan op welke wijze woningbouw op de twee locaties kan worden gerealiseerd. Daarbij wordt uitsluitend gebruikgemaakt van de op dit moment beschikbare onderzoeksinformatie. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt onderzocht welke wetgeving en welk beleid er van toepassing is op de bovengenoemde woningbouwlocaties. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de globale geluidssituatie bij Meeuwenoord en de Lijnbaanweg in beeld gebracht de toepasbaarheid van een viertal oplossingsrichtingen nader verkend en tegen elkaar afgewogen.
118.14000.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
2. Hoofdlijnen beleidskader
2.1. Wettelijk kader woningbouw en industrielawaai 2.1.1. Wet geluidhinder Geluidszones rond industrieterreinen Hoofdlijnen algemene regelgeving Volgens de Wet geluidhinder dient rond alle industrieterreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, een geluidszone te zijn vastgesteld. Bedoelde inrichtingen - vroeger ook wel "A-inrichtingen" genoemd - worden benoemd in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Buiten de geluidszone mag de cumulatieve geluidsbelasting van de gezamenlijke bedrijven op het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen1'. Geluidszones Botlek en Europoort De geluidszones rond de industrieterreinen Botlek-Pernis en Europoort-Maasvlakte waar het hier om gaat zijn weergegeven in figuur 1. Uit de figuur blijkt dat de gehele kernen Brielle en Zwartewaal binnen de betreffende zones liggen, dus ook de hier besproken locaties. Saneringsprogramma en MTG's Hoofdlijnen algemene regelgeving Voor industrieterreinen waar de geluidsbelasting (in het veleden) bij bestaande woningen meer dan 55 dB(A) bedroeg, zijn saneringsprogramma's vastgesteld. Om te voorkomen dat de geluidsbelasting bij deze woningen na de sanering opnieuw zou toenemen zijn ter plaatse van deze woningen zogenoemde "maximaal toelaatbare grenswaarden" (MTG's) vastgesteld. Aanvragen voor milieuvergunningen aan bedrijven op het industrieterrein moeten mede worden getoetst aan deze MTG's. Kaarten met saneringscontouren Botlek en Europoort Vanwege het grootschalige karaktervan deze industrieterreinen, is destijds besloten om voor de vaststelling van de MTG's een specifieke aanpak te volgen. Rekening houdend met de saneringsprogramma's zijn geluidscontouren voor de gebieden met een belasting van 55 dB(A) en meer bepaald en op een kaart vastgelegd (saneringscontourenkaart, ook wel 1 dB(A)contourenkaart genoemd). Formeel zijn deze kaarten uitsluitend vastgesteld om MTG's bij bestaande woningen vast te stellen en om vervolgens via het zonebeheer een overschrijding van de MTG's te voorkomen. Voor nieuwe woningen hebben de contouren slechts een indicatieve functie (zie ook het vervolg).
1)
Alle hier benoemde grenswaarden hebben betrekking op zogenoemde "etmaalwaarden". De etmaalwaarde is het hoogste van de drie volgende drie waarden: de belasting in de dagperiode; de belasting in de avondperiode + 5 dB(A); de belasting in de nachtperiode + 10 dB(A).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.14000.00
Hoofdlijnen beleidskader
Nieuwbouw geluidsgevoelige objecten Akoestisch onderzoek en voorkeursgrenswaarde Voor de realisering van woningen en andere geluidsgevoelige functies binnen een geluidszone is akoestisch onderzoek verplicht. De geluidsbelasting op de gevel van nieuwe gevoelige functies moet daarbij worden getoetst aan de wettelijke grenswaarden. Voor nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) geldt een voorkeurgrenswaarde van 50 dB(A). Wanneer er voor een locatie binnen een zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) is gelegen, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie dus zonder meer toegestaan. Vaststelling van hogere grenswaarden Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan het college van burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde vaststellen. De op grond van de Wet geluidhinder maximaal vast te stellen grenswaarde is 55 dB(A) ("uiterste grenswaarde"). Uitzondering hierop zijn specifieke situaties binnen zones rond industrieterreinen waarop de zogenoemde zeehavennorm van toepassing is. Hier geldt een verhoogde uiterste grenswaarde van maximaal 60 dB(A). Het ontwerpbesluit tot vaststelling van hogere waarden wordt tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan ter visie gelegd. De hogere waarden moeten vóór de vaststelling van het bestemmingsplan zijn verleend. Benutting saneringscontourenkaart voor akoestisch onderzoek Omdat de saneringscontourenkaarten een vrij goed beeld geven van de optredende geluidsbelasting, worden deze veelal ook benut voor de toetsing van bouwplannen binnen de geluidszones Botlek en Europoort (in plaats van een gericht akoestisch onderzoek). De saneringscontourenkaarten hebben echter enkele belangrijke nadelen waardoor deze een gedetailleerd akoestisch onderzoek vaak niet kunnen vervangen; bij de berekening van de contouren is: uitgegaan van één waarneemhoogte (5 m); slechts summier rekening gehouden met de invloed van de bebouwing. Voor grotere bouwlocaties en voor plannen die met gestapelde bebouwing worden gerealiseerd, voldoen de saneringscontouren niet aan de eisen die de Wet geluidhinder aan het uit te voeren akoestisch onderzoek stelt (zie bijlage 1). In dit soort gevallen is gericht en gedetailleerd akoestisch onderzoek vereist waarbij mede rekening wordt gehouden met de invloed van de bebouwing. Akoestisch onderzoek vindt daarbij wel plaats op basis van het rekenmodel waarmee de saneringscontouren zijn berekend; dit om dezelfde milieuruimte voor de bedrijven te waarborgen.
2.1.2. Interimwet stad-en-milieubenadering Algemeen Sinds 1 februari 2006 is de Interimwet stad-en-milieubenadering van kracht. Doelstelling van deze wet is het bereiken van een zuinig ruimtegebruik en een optimale leefomgevingkwaliteit. Op basis van deze wet mogen gemeenten, na zorgvuldig onderzoek en onder bepaalde voorwaarden, afwijken van de wettelijke milieunormen voor bodem, geluid en/of lucht. Doel hiervan is een grotere beleidsvrijheid voor gemeenten waardoor lokaal meer maatwerk mogelijk is, uitgaande van een integrale benadering van alle aspecten van leefomgevingkwaliteit. De wet gaat er daarbij van uit dat gemeenten in hun planvorming de zogenaamde staden milieubenadering toepassen die bestaat uit drie stappen: 1. vroegtijdig integreren van milieu in het ruimtelijk plan en werken aan brongerichte maatregelen (stap 1); 2. zoeken naar oplossingen binnen de bestaande wet- en regelgeving (stap 2);
118.14000.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Hoofdlijnen beleidskader
3.
als milieunormen of wettelijke procedures de gewenste stedelijke leefkwaliteit in de weg staan, kunnen gemeenten via een afzonderlijk besluit van de gemeenteraad afwijken van bestaande regels (stap 3).
Leefomgevingkwaliteit in het kader van de Interimwet Volgens de Handreiking Stad & Milieubenadering bestaat leefomgevingkwaliteit uit een samenspel van economische, sociale, ruimtelijke en milieuhygiënische aspecten, zoals bereikbaarheid, veiligheid, schoonheid en rust. De samenhang tussen deze aspecten bepaalt uiteindelijk de waardering voor de omgeving. Milieubelaste locaties kunnen bijzondere kwaliteiten herbergen, waarvan met behulp van de stad-en-milieubenadering meer mensen kunnen genieten. Vereisten stap 3-besluit Een stap 3-besluit op grond van de Interimwet stad-en-milieubenadering kan alleen worden genomen in combinatie met de vaststelling van een bestemmingsplan. Vereisten zijn daarbij dat: kan worden aangetoond dat de beoogde ontwikkeling aantoonbaar bijdraagt aan een optimale leefomgevingkwaliteit; andere oplossingen vallend onder stap 1 en 2 niet uitvoerbaar zijn dan wel afbreuk doen aan de leefomgevingkwaliteit. Een door de gemeenteraad vastgesteld stap 3-besluit moet worden goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. Een stap 3-besluit vereist een zeer uitvoerige onderbouwing op basis van verricht onderzoek (zie het navolgende kader). Indien nadelige gevolgen voor het milieu niet kunnen worden voorkomen of beperkt, moeten deze worden gecompenseerd. Tijdens het planvormingsproces is overleg met belanghebbenden (in dit geval de betrokken bedrijven) verplicht. Motivering stap 3-besluit Aangezien een stap 3-besluit ingrijpende gevolgen voor het lokale milieu kan hebben, moet een besluit te allen tijde uitgebreid worden gemotiveerd. Deze motivering bevat ten minste (artikel 6 van de Interimwet): de visie van de gemeenteraad op de gewenste leefomgevingkwaliteit van het projectgebied, mede in relatie tot het ruimtegebruik en de leefomgevingkwaliteit in het gebied waarbinnen het projectgebied is gelegen; de wijze waarop getracht of overwogen is door rekening te houden met milieukwaliteit in de ruimtelijke planvorming, brongerelateerde maatregelen en optimale benutting van wettelijke voorschriften zuinig en doelmatig ruimtegebruik en optimale leefomgevingkwaliteit te bereiken; de daarbij ondervonden of te voorziene beperkingen ten aanzien van een milieukwaliteitsnorm of ander wettelijk voorschrift en een uiteenzetting over de meerwaarde die de afwijking daarvan met zich brengt met het oog op het bereiken van zuinig en doelmatig ruimtegebruik en optimale leefomgevingskwaliteit; de gevolgen die de uitvoering van het besluit met zich brengt voor de onderscheiden onderdelen van het milieu, de volksgezondheid en de objecten binnen het projectgebied; de overwegingen met betrekking tot het beperken en voor zover nodig compenseren van de nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt door de afwijking van een milieukwaliteitsnorm of een ander wettelijk voorschrift; de wijze waarop bij de voorbereiding van het besluit belanghebbenden en bestuursorganen die het aangaat, zijn betrokken; de naar voren gebrachte zienswijzen en uitgebrachte adviezen en de overwegingen van de gemeenteraad omtrent de naar voren gebrachte zienswijzen en uitgebrachte adviezen; indien het besluit een bepaalde termijn bevat, de overwegingen die hebben geleid tot de in het besluit aangegeven termijn waarvoor de afwijking geldt en de maatregelen die zullen worden getroffen teneinde die termijn niet te overschrijden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.14000.00
Hoofdlijnen beleidskader
2.2. Beleidskader locaties Meeuwenoord en Lijnbaanweg 2 . 2 . 1 . Regionaal en Provinciaal beleid (RR2020) Beleid verstedelijking In oktober 2005 is het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020) vastgesteld als streekplan door de provincie Zuid-Holland en als regionaal structuurplan door de Stadsregio Rotterdam, Verstedelijking dient volgens dit plan zoveel mogelijk te gebeuren binnen gebieden die op de plankaart zijn aangeduid als bestaand en te ontwikkelen stads- en dorpsgebied. De begrenzing van deze gebieden is indicatief; een overschrijding is in beperkte mate mogelijk wanneer de gemeente dit goed beargumenteerd en Gedeputeerde Staten goedkeuring verlenen. De locatie Meeuwenoord is deels aangewezen als ontwikkelingslocatie. De locatie Lijnbaanweg ligt volledig binnen bestaand dorpsgebied. Milieuaanpak Bij ontwikkeling van locaties wordt gestreefd naar een proactieve milieuaanpak. De kwaliteit van het gebied staat centraal. Afhankelijk van het gebiedstype dient een ambitieniveau voor de milieukwaliteit te worden geformuleerd. Wanneer wordt besloten tot het ontwikkelen van een gebied, is het van belang dat alle partijen een goed beeld hebben van de recente milieukwaliteit. Daarvoor is gebiedsgericht onderzoek noodzakelijk en een milieusignaalkaart zoals in het RR2020. Bij zeer belaste locaties kan ervoor worden gekozen om gebruik te maken van de mogelijkheden uit de Interimwet stad-en-milieubenadering. Toepassing dient wel te passen binnen Europees, nationaal en provinciaal beleid.
2.2.2. Gemeentelijk beleid Structuurvisie 1998 In 1990 is de nota "Visie op de ruimtelijke ontwikkeling" opgesteld. Bij wijze actualisatie is voor deze visie is in 1998 een herijking en toekomstperspectief op basis van deze visie gemaakt. De visie is toegespitst op het behoud en versterken van de kwaliteiten van Brielle. Deze worden samengevat als: "een hoogwaardige woongemeente met een breed voorzieningenpakket in een historische context". Met dit profiel als ondergrond wordt ingegaan op enkele concrete plannen. De locatie Lijnbaanweg in Zwartewaal wordt in de visie niet specifiek genoemd. De locatie Meeuwenoord wel. In de visie wordt ingegaan op het voornemen om de sportvelden op deze locatie te verplaatsen. De vrijkomende grond heeft, gezien de ligging aan het Brielse Meer en de loopafstand tot de vestingstad Brielle, bijzondere potentie om een aantrekkelijk woonmilieu te realiseren. Voordat de functie van het gebied ten gunste van woningen wordt gewijzigd, is het nodig om aan te tonen dat er geen onaanvaardbare milieubelasting ontstaat als gevolg van het havenen industriegebied. In de visie komt tevens tot uiting dat de ontsluiting van Meeuwenoord één van de belangrijkste infrastructurele knelpunten vormt. Na een korte verkenning van tracévarianten wordt overwogen dat een westelijke ontsluiting voorlopig de meest gunstige variant is (dit tracé is inmiddels per raadsbesluit van 13 maart 2007 vastgesteld). Bestuurlijke afspraken en raadsbesluit Met de provincie Zuid-Holland en de stadsregio Rotterdam (overleg van 29 januari 2008) zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over woningbouw op de locatie Meeuwenoord. Tijdens het bestuurlijk overleg van 29 januari 2008 zijn op hoofdlijnen de volgende afspraken gemaakt: er wordt ingezet op de realisatie van de gehele woningbouwlocatie; langs het Brielse Meer wordt een strook met openbaar groen open gehouden (15-20 m) (locatie begrensd tot het Brielse Maaspad); het industrielawaai wordt geweerd met een gerichte stedenbouwkundige opzet en de toepassing van dove gevels; daarbij wordt veel aandacht geschonken aan het uiterlijk
118.14000.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Hoofdlijnen beleidskader
van de dove gevels; wat betreft de Provincie kan "de ligging aan het water binnen de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder volledig worden benut"; de nieuwe begrenzing zal in de Provinciale Structuurvisie worden opgenomen; er wordt 3 0 % sociale woningbouw nagestreefd; zaken worden afgestemd met Deltalinqs en Gedeputeerde Staten. Naar aanleiding van het bestuurlijk overleg is per raadsbesluit van 8 juli 2008 de globale begrenzing van locatie Meeuwenoord vastgelegd. Het gebied omvat de bestaande sportvelden en reikt maximaal tot het Brielse Maaspad. Op deze manier blijft een strook openbaar groen langs de Brielse Maas behouden. Structuurvisie 2 0 0 9 Op dit moment wordt voor de gehele gemeente Brielle een integrale Structuurvisie opgesteld. In deze structuurvisie zijn de locaties Meeuwenoord en Lijnbaanweg ogenomen als ontwikkelingslocaties. In de structuurvisie is gekeken naar een aantal milieurandvoorwaarden die een rol spelen bij de ontwikkeling van beide locaties. Bij het opstellen van een bestemmingsplan dienen deze aspecten te worden getoetst aan de wettelijke normstelling. Naast het aspect industrielawaai, dient op de locatie Zwartewaal rekening te worden gehouden met externe veiligheid. In de nabijheid van het Brielse Meer zijn ook de aspecten water en ecologie aandachtspunten. Als gevolg van de extra verkeersaantrekkende werking van beide locaties, dient tevens rekening te worden gehouden met de aspecten wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit. Voor de locatie Meeuwenoord is nieuwe ontsluitingsweg voorzien.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.14000.00
^Ni#"*
ffotreroam /
naöeibirg
figuur 2 ligging plangebied Meeuwenoord contouren op 5m hoogte en op 1.5m hoogte OPTW-fig
3. Analyse geluidsbelasting en verkenning oplossingsrichtingen
3.1. Uitgangssituatie Locatie Meeuwenoord Ligging ten opzichte van het industrieterrein De locatie Meeuwenoord, aan het Brielse Meer, ligt binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Europoort-Maasvlakte. De locatie ligt grotendeels ten noorden van de bestaande woongebieden. Huidige akoestische situatie De geluidsbelasting door de gezamenlijke bedrijven op het industrieterrein bedraagt volgens de saneringscontourenkaart op 5 m hoogte 54 a 58 dB(A). Volgens nadere informatie van de DCMR is de geluidsbelasting op maaiveldniveau (1,5 m waarneemhoogte) relevant lager en bedraagt 52 a 55 dB(A) (zie figuur 2). Dit betekent dat de uiterste grenswaarde voor normale situaties van 55 dB(A) op maaiveldniveau/begane grond niet wordt overschreden, op grotere hoogten wel. De overschrijding treedt overigens alleen op tijdens de nachtperiode (rekening houdend met de toeslag van 10 dB(A) die voor deze periode geldt). Overdag blijft de geluidsbelasting zelfs onder de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Locatie Lijnbaanweg Ligging ten opzichte van het industrieterrein De locatie Lijnbaanweg, in het noordwesten van de kern Zwartewaal, is gelegen binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Botlek-Pernis. De geluidszone van Europoort-Maasvlakte reikt niet tot het plangebied. De gronden van de locatie worden nu grotendeels gebruikt als volkstuinen; de locatie wordt aan drie zijden omsloten door bestaande bebouwing. Delen van de bestaande woonbebouwing van Zwartewaal liggen dichter bij het industrieterrein dan de locatie. Huidige akoestische situatie De geluidsbelasting door de gezamenlijke bedrijven op het industrieterrein bedraagt volgens de saneringscontourenkaart op 5 m hoogte globaal tussen de 58 dB(A) en de 60 dB(A) (zie figuur 3). De uiterste grenswaarde van 55 dB(A) wordt dus op deze hoogte ruim overschreden (meer dan in Meeuwenoord); ook op maaiveldniveau wordt de uiterste grenswaarde volgens nadere informatie van DCMR met enkele dB(A) overschreden. Ook hier geldt dat een geluidsbelasting meer dan 55 dB(A) alleen tijdens de nachtperiode voorkomt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.14000.00
o
OJ 0) 0) QJ OJ OJ
4-1
4-"
4->
4-> i->
a i cn cn a i o O o o o O o o J Z JZ sz JZ
ai o o JZ
4-1
Ol o o JZ
E Ê E E EE
ra T3
c
CU Dl QJ
m o. o CQ T3 O l£>
LD m m O. Q. a O o o CD Cü CD T3 -o •a Oï co r» LD m i n
m m a . Q. o O co CQ • a T3 KD m LD Ln
ra ra
5
§ o N O X3
T3
OJ
.2 E gig-
J3
.o Ln
OJ
ai c ra CL
JZ
ro c o. OJ L. Ol ZJ Zl c o _ 4_J 3 . Ol c Ol Oi o ÜZ = u ro
Analyse geluidsbelasting en verkenning oplossingsrichtingen
13
3.2. Doel en aanpak verkenning oplossingsrichtingen Doel verkenning Tegen deze achtergrond worden in de navolgende paragrafen de denkbare oplossingsrichtingen verkend. Doel hiervan is in de eerste plaats om na te gaan of woningbouw binnen het beschreven beleidskader mogelijk is. Deze verkennende toetsing aan wettelijke bepalingen vindt plaats tegen de twee relevante inhoudelijke doelstellingen: het bereiken van een goed/aanvaardbaar woon- en leefmilieu binnen de nieuw te realiseren woongebieden; het respecteren van de belangen van de bedrijven die duurzaam moeten kunnen blijven functioneren; in dat kader past ook het zo veel mogelijk voorkomen dat nieuwe bewoners klachten indienen vanwege het optreden van industrielawaai. Aanpak en mogelijke oplossingsrichtingen Het geldende wettelijke kader biedt in beginsel een aantal mogelijkheden om in situaties waarbij de uiterste grenswaarde (55dB(A)) lijkt te worden overschreden, desondanks woningbouw te kunnen realiseren. In de navolgende verkenning worden deze oplossingsrichtingen besproken in een volgorde passend bij de werkwijze en de stappen van de stad-en-milieubenadering. De volgende mogéijke oplossingsrichtingen worden verkend: toepassing bronmaatregelen en maatregelen in het overdrachtsgebied (stap 1 volgens de stapsgewijze aanpak van de stad-en-milieubenadering); toepassing dove gevels in combinatie met afscherming door nieuw te realiseren bebouwing (stap 1 en 2); toepassing van de zeehavennorm (stap 2); toepassing van de Interimwet stad-en-milieubenadering (stap 3).
3.3. Bronmaatregelen en afscherming in het overdrachtsgebied Bronmaatregelen De Wet geluidhinder en het daaraan gerelateerde beleid geven in beginsel altijd de eerste prioriteit aan het waar mogelijk beperken van geluidshinder bij de bron. In dit geval zijn er echter geen mogelijkheden om (op afzienbare termijn) de geluidsbelasting met behulp van bronmaatregelen terug te dringen. Op de beide betrokken industrieterreinen heeft al een geluidssanering plaatsgevonden. De in de figuren 2 en 3 weergegeven contouren hebben betrekking op de situatie na sanering die mede moet worden beschouwd als een recht op de toegestane geluidsbelasting voor de bedrijven (de invloed van eventuele nieuwbouw is hierin nog niet meegenomen). Op de langere termijn (periode tot 2020) wordt er wel naar gestreefd om de geluidsbelasting nog enigszins terug te dringen. Voor woningbouwplannen kan daar echter de komende jaren niet van worden uitgegaan. Afscherming in het overdrachtsgebied Toepasbaarheid schermen Om de geluidsbelasting ter plaatse van de planlocaties te laten afnemen, kan in theorie ook een scherm tussen de bron en de ontvanger worden gesitueerd. Een scherm heeft in principe alleen een relevant effect wanneer zij vlak bij de bron of de ontvanger wordt neergezet; praktisch gezien is alleen het grondgebied van Brielle beschikbaar voor deze oplossing (oplossingen worden immers in het plangebied zelf gezocht).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.14000.00
-^tiHtë&r
sas •
'n-*J.
r>*? *
Atf>
•
HÉBË. .fe*
&*&• üWMCk'
-fl ÈBi
ftiffe
Sfi,
^ • l *
tof tenten / H&ftföutv
figuur 4 dove gevels OPTW-fig
Analyse geluidsbelasting en verkenning oplossingsrichtingen
15
Effect en wenselijkheid scherm DCMR heeft voor de locatie Meeuwenoord de effecten berekend van schermen met een hoogte van respectievelijk 5 m, 10 m en 15 m gesitueerd ter hoogte van het Brielse Maaspad. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting achter het scherm slechts in beperkte mate afneemt. Zelfs met een scherm van 15 m hoogte wordt de geluidsbelasting in het plangebied slechts met circa 2 a 3 dB(A) verminderd. Het spreekt voor zich dat een scherm van een dergelijke hoogte niet uitvoerbaar is en op een dergelijke locatie volstrekt ongewenst is. Voor de locatie Lijnbaan gelden vergelijkbare overwegingen. Aangezien slechts met een geluidsscherm van een flinke omvang voldoende geiuidsreductie is te realiseren en de Lijnbaanweg in bestaand bebouwd gebied is gelegen, is de plaatsing van een scherm niet wenselijk. Conclusie Gelet op de bovengenoemde bezwaren wordt geconcludeerd dat zowel bronmaatregelen als het plaatsen van een afscherming op beide locaties geen haalbare en/of gewenste oplossingsrichtingen zijn.
3.4. Dove gevels en afscherming door nieuwe b e b o u w i n g Aanpak met dove gevels en afschermende bebouwing Een ook bij industrielawaai al vaker beproefde methode die enigszins op de hiervoor beschrevene lijkt is de volgende. Het geluid kan ook in zekere mate worden afgeschermd door de nieuw te realiseren bebouwing. Daarbij wordt in de eerste rij (of zo nodig in de eerste twee rijen) relatief hoge, zoveel mogelijk aaneengesloten bebouwing gesitueerd dwars op de richting waar het geluid vandaan komt. Deze afschermende bebouwing wordt aan de belaste zijde met zogenoemde dove gevels of vliesgevels en met minimaal een laag hoger uitgevoerd dan de direct erachter gelegen bebouwing. De gedachte daarbij is de volgende: dove gevels en vliesgevels behoeven volgens de Wet geluidhinder niet te worden getoetst aan de grenswaarden (formeel zijn dit geen gevels, zie het onderstaande kader); hoewel het afschermend effect van bebouwing kleiner is dan bij wegverkeers- en railverkeerslawaai, kan ook bij industrielawaai door gericht gesitueerde afschermende bebouwing in een samenhangend nieuw bebouwd gebied een relevante reductie van de geluidsbelasting worden bereikt. Definitie dove gevels en vliesgevels De grenswaarden zijn In de Wet geluidhinder bewust niet van toepassing op de zogenaamde dove gevels. Op grond van artikel l b lid 5 wordt onder een gevel namelijk niet verstaan.' een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidswering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A); alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. Vliesgevels zijn (veelal glazen) gevels die vóór de eigenlijke gevel worden geplaatst (waarop de geluidsbelasting wordt getoetst aan de wettelijke grenswaarden) en die daarmee functioneren als een bouwkundig scherm. Dit betekent dat aan de Wet geluidhinder wordt voldaan indien alle gevels in een stedenbouwkundig plan, die niet voldoen aan de uiterste grenswaarde van 55 of 60 dB(A), als dove gevel of vliesgevel worden uitgevoerd. Dit vereist wel een toepassing van specifieke woningtypes die bij dove gevels alleen aan één zijde over te openen ramen beschikken.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.14000.00
16
Analyse geluidsbelasting en verkenning oplossingsrichtingen
Daarbij is ook specifieke aandacht nodig voor de beeldkwaliteit en architectuur. Voor een goed woon- en leefklimaat is het tevens gewenst dat de geluidsbelasting aan de niet belaste zijde zo geluidsluw mogelijk is (bij voorkeur onder de voorkeursgrenswaarde). Slaapkamers worden in ieder geval in hoofdzaak aan de geluidsluwe zijde gesitueerd. Waarborg en handhaving van dove gevels en vliesgevels Op de locaties waar in de uit te werken plannen toepassing van dove gevels of vliesgevels wordt voorzien, moet de daadwerkelijke toepassing daarvan in het bestemmingsplan worden gewaarborgd. Het is mogelijk om in de planregels dove gevels voor te schrijven. Op de plankaart wordt aangeduid binnen welke bestemming (binnen een bouwvlak) dove gevels nodig zijn. In de planregels wordt vervolgens onder de bouwregels van de betreffende bestemming vermeld om welke gevel het gaat (noord/oost etc.) en tot of vanaf welke hoogte de dove gevel noodzakelijk is. Als de dove gevel niet wordt aangebracht of na voltooiing van de bouw wordt verwijderd kan de gemeente (college van burgemeester en wethouders) dus gewoonweg de planregels uit het bestemmingsplan handhaven. Overtreding van de planregels uit het bestemmingsplan is strafbaar gesteld in de Wet ruimtelijke ordening. Toepassing op locatie Meeuwenoord Zoals uit figuur 2 blijkt wordt op de locatie Meeuwenoord de wettelijke uiterste grenswaarde van 55dB(A) op 5 m hoogte met maximaal 3 dB(A) overschreden (maximale belasting 58 dB(A). Op de begane grond wordt de uiterste grenswaarde ook zonder afschermende bebouwing zelfs in het geheel niet overschreden. De ervaring leert dat bij industrielawaai met afschermende bebouwing in het algemeen een afschermend effect in de orde van grootte van 3 tot zelfs 5 dB(A) kan worden bereikt. Dit wordt bevestigd door een verkennende berekening van het bureau Cauberg-Huygen 1 '. Uit deze berekening blijkt dat wanneer woningen in twee blokken van vijf verdiepingen direct aan het Brielse Meer wordt gebouwd, dat alle erachter gelegen gevels voldoen aan de uiterste grenswaarde van 55 dB(A) (aanvaardbaar woon- en leefklimaat). Bij veel van de achterliggende woningen blijkt zelfs te worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) waarmee een goed woon- en leefklimaat kan worden bereikt. Het woningbouwprogramma van Meeuwenoord omvat onder meer ook gestapelde bouw (appartementen). Voor zover de appartementen met (vanaf de eerste verdieping) een dove gevel of vliesgevels in de eerste rij kunnen worden gesitueerd, kan in ieder geval een voldoende effect in het erachter gelegen woongebied worden bereikt. Nader onderzoek op basis van een eerste proefverkaveling moet uitwijzen of ook met laagbouwwoningen van 3 lagen (met op de bovenste twee lagen een dove gevel of vliesgevel) eveneens een voldoende afschermend effect kan worden bereikt. Afgestemd stedenbouwkundig plan vereist Om met de geschetste aanpak tot een plan te komen dat haalbaar is en waarbij een zo goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd moet, zoals uit geschetste eisen blijkt, bij de uitwerking van het stedenbouwkundige plan gericht worden "ontworpen met geluid". De eerder door het bureau BRO opgestelde stedenbouwkundige schetsen voldoen niet aan deze eis. Om tot een goed plan te komen is een nieuw ontwerpproces nodig dat naar verwachting zal leiden tot een sterk aangepast plan. Op grond van de beschikbare informatie en ervaringen elders kunnen globaal de volgende eisen aan het stedenbouwkundige plan voor Meeuwenoord worden benoemd: een strook langs Brielse Meer blijft vrij van bebouwing; minimaal de eerste rij woningen zal dwars op de geluidsbron (dus evenwijdig aan de oever van het Brielse Meer) moeten worden gesitueerd en een bouwhoogte van minimaal 9 m moeten hebben; er behoeft daarbij geen volledig aaneengesloten rij te worden gerealiseerd, maar de openingen in de bebouwing moeten zo beperkt mogelijk worden gehouden; 1) Cauberg Huygen - Testberekening uitbreiding gemeente Brielle. Geluidbelastingen ten gevolge van industrielawaai met 5-laags afschermende bebouwing, projectnummer 2007.2851.
118.14000.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Analyse geluidsbelasting en verkenning oplossingsrichtingen
17
de bouwhoogte van de erachter gelegen woningen wordt zoveel mogelijk aangepast aan de hoogte van de eerste rij (niet hoger, liefst lager dan de eerste rij); onderzoek moet uitwijzen of en in welke mate ook de erachter gelegen woningen parallel aan de eerste rij woningen moeten zijn gesitueerd; de noordgevels van de eerste bebouwingsrij (langs het Brielse Meer) worden op alle verdiepingen (behalve de begane grond) uitgevoerd als dove gevels of vliesgevels; onderzoek moet uitwijzen of en bij hoeveel van de erachter gelegen woningen nog dove of vliesgevels nodig zijn; het spreekt voor zich dat daarbij veel aandacht nodig is voor de vormgeving van de dove gevels en vliesgevels. Toepassing op locatie Lijnbaanweg Eenzelfde aanpak kan in beginsel ook worden toegepast op de locatie Lijnbaanweg. Met een gericht stedenbouwkundig plan, waarbij aan de noordoostzijde zo hoog mogelijke afschermende bebouwing wordt gerealiseerd, kan zeker ook hier een relevante verbetering van de geluidssituatie worden bereikt. Om twee redenen is het op deze locatie echter minder zeker of daarmee een voldoende resultaat kan worden behaald: de geluidsbelasting op de locatie Lijnbaanweg is hoger dan op de locatie Meeuwenoord (op 5 m hoogte globaal tussen de 58 en 60 dB(A)); het woningbouwprogramma voor deze locatie bestaat in beginsel alleen uit laagbouwwoningen. Dit wordt bevestigd door de door DCMR uitgevoerde akoestische verkenning op basis van het beschikbare stedenbouwkundige plan1'. Ondanks het feit dat in het stedenbouwkundige plan rekening is gehouden met dove gevels of vliesgevels langs de randen van de locatie, blijkt de uiterste grenswaarde van 55 dB(A) ook bij diverse erachter gelegen woningen nog te worden overschreden. Het beschikbare stedenbouwkundige plan kan zeker nog worden geoptimaliseerd; of daarmee alleen een voldoende resultaat - zonder een te grote inbreuk op de woonkwaliteit - kan worden behaald is echter onzeker.
Conclusie Met een gericht stedenbouwkundig plan waarbij (onder meer) in de eerste rij woningen met dove gevels of vliesgevels worden gesitueerd kan op beide locaties een relevante verbetering van de geluidssituatie worden bereikt. Op de locatie Meeuwenoord is de kans groot dat op deze wijze overal aan de uiterste grenswaarde (55 dB(A)) kan worden voldaan en dat zelfs in delen van het nieuwe woongebied (en in delen van het bestaande woongebied) een geluidsbelasting beneden de voorkeursgrenswaarde (50 dB(A)) kan worden gerealiseerd. Voor de locatie Lijnbaanweg is zeer onzeker of op deze wijze een voldoende resultaat kan worden gehaald. Een aanzienlijke verbetering van de akoestische kwaliteit behoort zeker wel tot de mogelijkheden, waardoor voor het bereken van een optimaal woon- en leefklimaat het ook wenselijk is de opzet zoveel mogelijk te optimaliseren. Voor beide locaties geldt dat pas op basis van een nader uitgewerkte verkaveling en een gedetailleerd akoestisch onderzoek het daadwerkelijk te behalen resultaat kan worden bepaald.
1) Het uitgevoerde onderzoek heeft een verkennend karakter en is nog niet op alle onderdelen voldoende gedetailleerd uitgevoerd. Onder meer zijn de omliggende bebouwing en de aanwezige dijk niet in detail in het rekenmodel ingevoerd. De werkelijke belasting is daardoor waarschijnlijk iets lager dan het onderzoek aangeeft.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.14000.00
18
Analyse geluidsbelasting en verkenning oplossingsrichtingen
3.5. Zeehavennorm Definitie zeehavennorm Zoals eerder genoemd geldt voor woningbouw binnen geluidszones industrielawaai in het algemeen een uiterste grenswaarde van 55 dB(A). In specifieke situaties geldt echter een hogere uiterste grenswaarde, de zogenoemde zeehavennorm van 60 dB(A). Aangezien de 60 dB(A) binnen de beide locaties niet worden overschreden, kan dit mogelijk een interessante oplossing bieden. Wetstekst zeehavennorm (artikel 60 Wgh) Bij toepassing van artikel 59 met betrekking tot nieuw te bouwen woningen in een gebied gelegen binnen een bestaande zone van een industrieterrein met activiteiten die zeehavengebonden zijn en die noodzakelijkerwijs in de open lucht plaatsvinden, kan voor woningen waarvan de geluidsbelasting in hoofdzaak wordt bepaald door die activiteiten, een waarde worden vastgesteld van ten hoogste 60 dB(A), indien deze woningen worden gebouwd in het kader van een herstructurering, of planmatige verdichting van een bestaand woongebied, of wanneer de woningen worden gebouwd aansluitend aan het bestaande woongebied en slechts sprake is van een beperkte uitbreiding van het bestaande woongebied. Toepasbaarheid voor beoogde ontwikkelingen Zoals uit bovenstaand wetsartikel blijkt kan de zeehavennorm slechts worden toegepast indien aan twee voorwaarden wordt voldaan: 1. het moet gaan om een geluidszone van een industrieterrein waarvan de geluidsbelasting in overwegende mate wordt bepaald door zeehavengebonden activiteiten die noodzakelijkerwijs in de open lucht plaatsvinden; 2. de woningen moeten worden gebouwd in het kader van een herstructurering, of planmatige verdichting van een bestaand woongebied, of wanneer de woningen worden gebouwd aansluitend aan het bestaande woongebied en slechts sprake is van een beperkte uitbreiding van het bestaande woongebied. Toepassing voor de locatie Meeuwenoord De locatie Meeuwenoord voldoet niet aan het tweede criterium. Gelet op de omvang en ligging ten opzichte van de bestaande woongebieden kan niet (zonder meer) worden gesproken van een beperkte uitbreiding van het bestaande woongebied. Nog los van de vraag of aan het eerste criterium wordt voldaan, moet worden geconcludeerd dat de zeehavennorm voor deze locatie niet van toepassing kan zijn (dan wel dat de toepassing van deze norm gepaard gaat met grote procedurele risico's). Toepassing voor de locatie Lijnbaanweg Voor de locatie Lijnbaanweg ligt dat duidelijk anders. De locatie is aan drie zijden omsloten door bestaande woonbebouwing. Bebouwing van deze locatie kan goed worden beschouwd als een planmatige verdichting dan wel een beperkte uitbreiding van een bestaand woongebied (tweede criterium). Minder zeker is echter of ook aan het eerste criterium wordt voldaan. Alhoewel het duidelijk is dat het dient te gaan om activiteiten die noodzakelijkerwijs in de buitenlucht plaatsvinden (geen bronmaatregelen mogelijk), is het onduidelijk wat precies onder zeehavengebonden activiteiten moet worden verstaan. Discussie over toepassing zeehavennorm Tussen een aantal partijen (onder andere de provinicie Zuid-Holland en Deltalinqs) is op dit moment discussie gaande over toepassing van de zeehavennorm. Deze discussie spitst zich voornamelijk toe op de vraag wat er onder zeehavengebonden activiteiten moet worden verstaan. Uit de wettekst blijkt namelijk niet of het gaat om activiteiten die fysiek dan wel economisch aan de zeehaven zijn gebonden en er is geen jurisprudentie beschikbaar die hierover duidelijkheid geeft. Er zijn daardoor twee
118.14000.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Analyse geluidsbelasting en verkenning oplossingsrichtingen
19
richtingen voor de toepasbaarheid van de zeehavennorm denkbaar: indien slechts wordt uitgegaan van activiteiten die fysiek aan de haven zijn gebonden (activiteiten die onmogelijk buiten de haven kunnen plaatsvinden), komen alleen op- en overslagactiviteiten van en naar zeeschepen in aanmerking. Immers, de proces- en chemische industrie kunnen theoretisch gezien ook op een locatie plaatsvinden; wanneer de redeneerlijn wordt gekozen dat ook bedrijven die economisch aan het industrieterrein zijn gebonden, bijvoorbeeld vanwege de aanwezigheid van unieke faciliteiten (aanlevering van grondstoffen, achterlandverbindingen), komen ook de proces- en chemische industrie in aanmerking. Uit een indicatieve analyse van DCMR blijkt dat het merendeel van het geluid bij Zwartewaal wordt veroorzaakt door de procesindustrie. Op het zonebewakingspunt oostelijk van Zwartewaal (ZIP 19) wordt door Botlek-Pernis een geluidsbelasting van 58,1 dB(A) veroorzaakt. Met een bijdrage van 56,0 dB(A) wordt door de twee bedrijven met de hoogste geluidsbelasting, ook op een logaritmische schaal, een flinke bijdrage geleverd. Beide bedrijven zijn actief in de procesindustrie en oefenen hun activiteiten in de open lucht uit. Dit heeft als consequentie dat de zeehavennorm volgens de eerste denklijn niet van toepassing is op Botlek-Pernis, maar wel volgens de tweede mogelijk is. Wanneer er dus gebruik wordt gemaakt van de zeehavennorm is een duidelijke afweging van de uitgangspunten noodzakelijk. Hierbij is overleg met Deltalinqs wenselijk. Omdat er altijd naar een optimale akoestische kwaliteit dient te worden gestreefd, geldt ook bij toepassing van de zeehavennorm bij voorkeur een geoptimaliseerd stedenbouwkundig plan als basis voor de procedure (zie paragraaf 3.5). Dit is tevens het uitgangspunt bij de uitwerking van een besluit tot vaststelling van hogere grenswaarden. Dove gevels zijn in dit geval echter niet nodig. Conclusie Voor Meeuwenoord is de zeehavennorm niet toepasbaar, aangezien er van bestaand woongebied of een beperkte uitbreiding geen sprake is. Voor Lijnbaanweg is toepassing van de zeehavennorm eventueel mogelijk. Daarbij moet worden afgewogen welke activiteiten wel en niet als zeehavengebonden kunnen worden aangemerkt. Een nadere analyse van de activiteiten in Botlek-Pernis door DCMR is daarbij noodzakelijk.
3.6. Stap 3-besluit Interimwet stad-en-milieubenadering Doel en hoofdlijnen van de wet Op basis van deze wet mogen gemeenten, na zorgvuldig onderzoek en onder bepaalde voorwaarden, afwijken van de wettelijke milieunormen voor onder meer industrielawaai. Doel hiervan is een grotere beleidsvrijheid voor gemeenten waardoor lokaal meer maatwerk mogelijk is, uitgaande van een integrale benadering van alle aspecten van leefomgevingskwaliteit. De wet gaat er daarbij van uit dat gemeenten in hun planvorming de zogenaamde staden-milieubenadering toepassen (zie ook paragraaf 2.1.2). De wet stelt geen grenzen aan de door gemeenten vast te stellen afwijkende milieunormen. Wel moet het "stap 3-besluit" van de gemeenteraad worden goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. Een stap 3-besluit is alleen mogelijk indien andere oplossingen en de bestaande wettelijke bepalingen onvoldoende soelaas bieden. Tijdens het planvormingsproces is overleg met de provincie en de betrokken bedrijven vereist.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.14000.00
20
Analyse geluidsbelasting en verkenning oplossingsrichtingen
Formeel spanningsveld tussen toepassing van de zeehavennorm en de Interimwet Een lastig probleem in dit geval is dat de Interimwet alleen kan worden toegepast indien de realisering van de beoogde woningbouw op basis van de reguliere wetgeving (in dit geval de Wet geluidhinder) niet mogelijk is of indien oplossingen binnen de wet met het oog op een optimale leefomgevingskwaliteit ongewenst zijn. Concreet betekent dit dat een stap 3-besluit alleen mogelijk is indien vaststaat dat de zeehavennorm niet kan worden toegepast. De formulering van de wettekst betreffende de zeehavennorm laat echter ruimte voor interpretatie (met name ten aanzien van de definitie van de zeehavengebonden activiteiten); ook de jurisprudentie biedt hierover niet voldoende duidelijkheid. Een keuze tussen of de zeehavennorm of een stap 3-besluit kan daardoor gepaard gaan met procedurele risico's. Beleidsmatige belemmeringen In beginsel biedt deze wet zo nodig voor beide locaties een goede oplossing. Daarbij moet wel zijn aangetoond dat de ontwikkeling van belang is ten behoeve van een optimale leefomgevingskwaliteit en dat de overige oplossingsrichtingen onvoldoende soelaas bieden. Bij andere plannen in het Rijnmondgebied is gebleken dat van de zijde van het bedrijfsleven grote weerstand bestaat tegen de toepassing van deze wet in het algemeen en in het bijzonder voor nieuwbouw van woningen die dichter bij de industrie komen te liggen dan de bestaande woongebieden. Voor Meeuwenoord geldt bovendien dat een stap 3-besluit enigszins op gespannen voet staat met de gemaakte bestuurlijke afspraken (zie paragraaf 2.2.2). Toepassing voor de locatie Meeuwenoord Voor Meeuwenoord lijken vooralsnog voldoende andere mogelijkheden te bestaan om de beoogde woningbouw binnen de bestaande wettelijke kaders te realiseren (optimaal stedenbouwkundig plan in combinatie met dove gevels of vliesgevels). Toepassing van de Interimwet is daarom voor deze locatie vooralsnog niet aan de orde en kan hooguit worden beschouwd als een laatste redmiddel dat - indien dit uit nader onderzoek toch nodig of voor een optimaal plan zeer gewenst mocht blijken - goed gemotiveerd voor een zeer beperkt aantal woningen wordt ingezet. Een aandachtspunt vormt daarbij wel de benodigde onderbouwing dat bebouwing van de locatie noodzakelijk is in het belang van een optimale leefomgevingskwaliteit (zie hiervoor de definitie van dit begrip in paragraaf 2.1.2). Toepassing voor de locatie Lijnbaanweg Ook voor deze locatie geldt dat eerst kan worden ingezet op een optimaal stedenbouwkundig plan in combinatie met de toepassing van dove gevels of vliesgevels. Voor deze locatie is echter minder zeker of daarmee een voldoende resultaat wordt bereikt. In dat geval is eerst nader onderzoek en afweging nodig of de zeehavennorm kan worden toegepast. Mocht echter blijken dat deze twee oplossingsrichtingen geen goede en haalbare oplossing bieden kan toepassing van de Interimwet voor een beperkt aantal woningen op deze locatie wel worden overwogen. Een onderbouwing dat bebouwing op deze locatie van belang is in het kader van een optimale leefomgevingskwaliteit in de kern Zwartewaal, lijkt in dit geval goed mogelijk. Conclusie Indien de overige fysieke en beleidsmatige oplossingsrichtingen niet voldoende blijken, kan eventueel gebruik worden gemaakt van de Interimwet stad-en-milieubenadering. Vooralsnog is toepassing van de Interimwet echter niet aan de orde.
118.14000.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
4» Conclusies en aanbevelingen
4 . 1 . Conclusies v e r k e n n i n g Vraagstelling en onderzochte oplossingsrichtingen In deze notitie is nagegaan of en op welke wijze woningbouw op de locaties Meeuwenoord en Lijnbaanweg - ondanks de ligging binnen de 55 dB(A)-contouren industrielawaai (zijnde de uiterste grenswaarde van de Wet geluidhinder in normale gevallen)- mogelijk is. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zijn vier oplossingsrichtingen verkend: toepassing bronmaatregelen en maatregelen in het overdrachtsgebied; gericht stedenbouwkundig plan met toepassing van dove gevels in combinatie met afscherming door nieuw te realiseren bebouwing; toepassing van de zeehavennorm; toepassing van de Interimwet stad-en-milieubenadering. Woningbouwmogelijkheden op de beide locaties Samenvattend kan worden geconcludeerd dat woningbouw op beide locaties onder voorwaarden mogelijk lijkt. Voor beide locaties is daarvoor in de eerste plaats een gericht stedenbouwkundig plan in combinatie met dove gevels of vliesgevels een vereiste. Voor de locatie Lijnbaanweg is deze aanpak echter hoogstwaarschijnlijk niet voldoende. Indien dit vermoeden in het vervolgtraject wordt bevestigd, wordt waarschijnlijk het beste ingezet op toepassing van de zeehavennorm. Mochten deze oplossingsrichtingen geen volledig bevredigende oplossing bieden, kan ook de toepassing van de Interimwet stad-en-milieubenadering worden overwogen. Voor beide locaties is echter vooralsnog onvoldoende aangetoond dat inzet van dit instrument noodzakelijk is.
4.2. Aanbevelingen v e r v o l g t r a j e c t Stedenbouwkundig plan en akoestisch onderzoek Aanbevolen wordt dus om voor beide locaties primair in te zetten op een nieuw stedenbouwkundig ontwerpproces waarbij gericht wordt "ontworpen met geluid". Daarbij zullen de eerste rij(en) moeten worden uitgevoerd als dove gevels of vliesgevels. Het gaat daarbij om een iteratief proces waarbij eerst, mede op basis van akoestische ervaringen elders, een schetsmatig ontwerp wordt gemaakt en dit vervolgens akoestisch wordt doorgerekend. Naar aanleiding van de resultaten wordt het ontwerp verder bijgesteld. In het ontwerp moet ook de nodige aandacht worden besteed aan de beeldkwaliteit van de dove gevels of vliesgevels. Voor de locatie Meeuwenoord betekent dit dat een geheel nieuw stedenbouwkundig plan moet worden gemaakt. Voor de locatie Lijnbaanweg zal het beschikbare plan verder moeten worden geoptimaliseerd. Voor de aan deze plannen te stellen eisen wordt verwezen naar de nadere beschrijving in paragraaf 3.4 (tekstkader op blz. 16).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.14000.00
22
Conclusies en aanbevelingen
Eventuele inzet aanvullende instrumenten Op basis van dit proces kunnen conclusies worden getrokken of eventueel ook de inzet van een van de andere instrumenten (zeehavennorm of stap 3-besluit) wenselijk of noodzakelijk is. Om na te gaan of de zeehavennorm (in aanvulling op een gericht stedenbouwkundig plan) voorde locatie Lijnbaanweg kan worden ingezet, is een nadere analyse van DCMR noodzakelijk. Overleg Over de behaalde resultaten is overleg met enerzijds de provincie en stadsregio en anderzijds Deltalinqs en de betrokken bedrijven een vereiste.
118.14000.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage ï . Eisen Wet geluidhinder akoestisch o n derzoek
B l . l . Vraagstelling In het kader van het saneringsprogramma voor industrielawaai zijn voor de beide industrieterreinen Europoort-Maasvlakte en Botlek-Pernis kaarten met saneringscontouren opgesteld. Op basis van deze kaarten heeft de minister in 1997 de MTG's bij bestaande woningen vastgesteld. Omdat de saneringscontourenkaarten een vrij goed beeld geven van de optredende geluidsbelasting worden deze veelal ook benut voor de toetsing van bouwplannen binnen deze geluidszones (in plaats van een gericht akoestisch onderzoek). Als gevolg daarvan bestaat bij veel betrokkenen onduidelijkheid over de status van deze kaarten en over de vraag of deze kaarten mogen of zelfs moeten worden benut bij de beoordeling van woningbouwplannen zoals op de locaties Meeuwenoord en Lijnbaanweg. Mede op verzoek van de DCMR zijn ter onderbouwing van het gestelde in paragraaf 2.1.1 de formele wettelijke eisen van de Wet geluidhinder op een rij gezet; daarbij wordt tevens verwezen naarde relevante jurisprudentie.
Bi.2. Bepalingen van de Wet geluidhinder Relevante w e t t e k s t e n Uitgangspunt van de Wet geluidhinder 1 ' ("Wgh") voor industrielawaai is dat rond industrieterreinen geluidszones moeten zijn vastgesteld. De geluidsbelasting van bestaande en nieuwe woningen binnen een zone moet voldoen aan de wettelijke grenswaarden. De Wgh doet zelf slechts een beperkt aantal uitspraken over de vraag op welke wijze akoestisch onderzoek moet plaatsvinden 2 '. Uitgangspunt bij de toetsing van ontwikkelingen (waaronder woningbouw) aan de grenswaarden is steeds de "geluidsbelasting op de gevel van woningen". Op enkele plaatsen gaat de Wgh in op de vraag wat hieronder moet worden verstaan en hoe deze binnen zones van industrieterreinen moet worden bepaald. Artikel 1 Binnen de in dit artikel weergegeven begripsbepalingen zijn voor de onderhavige vraagstelling de volgende definities relevant: geluidsbelasting vanwege een industrieterrein: de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen op een industrieterrein;
1) 2)
Er is uitgegaan van de per 2 januari 2007 in werking getreden wetswijziging. Voor het overige wordt doorverwezen naar uitvoeringsbesluiten (zie paragraaf B I . 3 ) .
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.14000.00
Bijlage 1
equivalent geluidsniveau: gemiddelde - te bepalen op een door Onze Minister krachtens toepassing van artikel H O d aangegeven w i j z e - van de afwisselende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid, (...). Artikel HOd Ten behoeve van de vaststelling van de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, weg of spoorweg wordt voor het bepalen van het equivalente geluidsniveau bij ministeriële regeling aangegeven: a. op welke wijze en met inachtneming van welke bestaande en te verwachten omstandigheden, de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid worden vastgesteld; en b. op welke wijze uit de over een bepaalde periode verkregen uitkomsten het in vorengenoemde omschrijving bedoelde gemiddelde wordt afgeleid. Artikel 110e Onze Minister kan regels stellen omtrent al hetgeen betrekking heeft op de wijze waarop de akoestische onderzoeken, bedoeld in deze wet, worden uitgevoerd. Artikel 11 Of, lid 1 Indien een van de volgende onderdelen van deze wet of van het krachtens deze onderdelen bepaalde (...), zijnde onderdelen betrekking hebbend op het vaststellen van hogere grenswaarden), van toepassing is op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen gelegen in twee of meer aanwezige of toekomstige geluidszones (...) dient degene, die bij of krachtens deze wet verplicht is tot het verrichten van een akoestisch onderzoek, (...) tevens onderzoek te doen naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen. Aangegeven dient te worden op welke wijze met de samenloop rekening is gehouden bij de te treffen maatregelen. Conclusie De Wet geluidhinder bevat zelf een aantal bepalingen over de wijze waarop de geluidsbelasting moet worden bepaald en vormt daarnaast de wettelijke grondslag voor in uitvoeringsbesluiten neergelegde nadere onderzoeksvereisten. Met name wordt verwezen naar de ter zake relevante ministeriële regeling en de op grond daarvan toe te passen Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (ze hierna in paragraaf BI.3). In de Wgh zelf is aangegeven dat acht moet worden geslagen op bestaande en te verwachten omstandigheden (artikel HOd). Het betreft derhalve een in acht te nemen (dwingend) uitgangspunt. Bovendien is in de Wgh bepaald, dat zodra woningen zich binnen twee of meerdere zones bevinden (waarvan in het onderhavige geval sprake is) er onderzoek dient te worden verricht naar de cumulatieve (totale) geluidsbelasting (volgens artikel HOf Wgh). Dit betekent dat de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein ook bepaald moet worden ter plaatse van de niet direct naar het industrieterrein gekeerde gevels indien die gevels door één of meerdere van de "andere" geluidsbronnen worden belast. Dit is op basis van een contourenkaart - een kaart die ook geen of onvoldoende acht slaat op bestaande en te verwachten omstandigheden - niet mogelijk.
118.14000.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 1
BI.3. Uitvoeringsbesluiten van de Wet geluidhinder Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2 0 0 6 De hiervoor genoemde ministeriële regeling betreft het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 ("de regeling") 1 '. Deze regeling doet uitspraken over de vereiste aanpak van akoestisch onderzoek. Voor de (meer concrete) wijze waarop de geluidsbelasting moet worden berekend, verwijst de regeling naar de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai 1999 ("de Handleiding"). Daarover later meer. In de regeling zijn in hoofdstuk 1 enkele algemene bepalingen opgenomen 2 '. In hoofdstuk 2 van de regeling zijn bijzondere bepalingen opgenomen over industrielawaai. De regels geven aan op welke wijze en met inachtneming van welke bestaande of te verwachten omstandigheden, de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid worden vastgesteld en op welke wijze uit de over een bepaalde periode verkregen uitkomsten het equivalente geluidsniveau worden vastgesteld 3 '. De toelichting maakt duidelijk dat de verantwoordelijkheid voor het akoestisch rapport berust bij het bevoegd gezag 4 '. Voor het hier besproken onderwerp zijn de volgende bepalingen uit de regeling relevant: Artikel 1.5, lid 2 Bij de bepaling van het equivalente geluidsniveau wordt, afhankelijk van de situatie, bovendien rekening gehouden met de effecten op de geluidsoverdracht, die het gevolg zijn van één of meer: a. reflecties van het geluid; b. afschermingen van het geluid. Volgens de toelichting zijn in dit artikel de niet-bronspecifieke omstandigheden opgesomd die bij de bepaling van het equivalente geluidsniveau moeten worden betrokken 5 '. Artikel 2.2, lid 1 Bij de bepaling van het equivalente geluidsniveau van een industrieterrein wordt rekening gehouden met: a. de over de betreffende periode energetisch gemiddelde emissierelevante bronsterkte bij een representatieve bedrijfssituatie; b. de invloed van de vegetatie op de geluidsoverdracht. Artikel 2.2, lid 3 Indien de vaststelling van de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein plaatsvindt ten behoeve van de vaststelling van de geluidsbelasting van de gevel van woningen, of andere geluidsgevoelige gebouwen, bevindt het immissiepunt zich op het punt van de gevel, waar de hoogste geluidsbelasting optreedt. Artikel 2.3, lid 1 Bepaling van het equivalente geluidsniveau vanwege een industrieterrein vindt plaats volgens een van de methoden van de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai 1999, onder de in genoemde Handleiding bepaalde voorwaarden.
1)
Staatscourant 21 december 2006, nr. 249. De regeling strekt tot uitvoering van de artikelen H O d , 110e, HOf, I l O g en H O h van de Wgh; Toelichting p. 4.
2) 3) 4) 5)
Staatscourant Staatscourant Staatscourant Staatscourant
2006, 2006, 2006, 2006,
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
nr. nr. nr. nr.
249; 249; 249; 249;
Toelichting Toelichting Toelichting Toelichting
p. p. p. p.
4; de algemene regels gelden voor alle volgende hoofdstukken. 4. 5. 6.
118.14000.00
Bijlage 1
Artikel 2.4 Van de in artikel 2.3, eerste lid, bedoelde methode kan, geheel of gedeeltelijk worden afgeweken indien aannemelijk wordt gemaakt dat die werkwijze: a. een belangrijke tijdsbesparing of kostenbesparing oplevert en in de betreffende situatie nagenoeg even nauwkeurig is als een van de methoden van de in artikel 2.3, eerste lid, bedoelde handleiding; b. in de betreffende situatie belangrijk nauwkeuriger is dan een van de methoden van de in artikel 2.3, eerste lid, bedoelde handleiding, of c. voldoende nauwkeurig is en geen van de methoden van de in artikel 2.3, eerste lid, bedoelde handleiding in de betreffende situatie leidt tot een voldoende representatief equivalent geluidsniveau. Ook de toelichting bij de regeling stelt buiten twijfel dat gebruik van één van de methoden zoals beschreven in de Handleiding verplicht is. Er bestaat dan ook geen mogelijkheid van de Handleiding af te wijken (volgens artikel 2.3 en 2.4 van de regeling). In de toelichting is - zelfs op meerdere plaatsen - aangegeven dat het uitgangspunt van de regeling (en de Wgh) is te komen tot een voldoende representatief geluidsniveau 1 '. Alleen al om die reden moeten relevante omstandigheden bij het onderzoek worden betrokken: nauwkeurigheid staat steeds voorop. Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai 1999 Methode I of methode I I De Handleiding - bestaande uit vier modules- beschrijft alle toelaatbare meet- en rekenmethodes voor akoestisch onderzoek inzake industrielawaai. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen twee (hoofd)methodes: een eenvoudige methode I en een methode I I bedoeld voor complexe situaties. Methode I kan (kort gezegd) alleen worden toegepast voor afzonderlijke inrichtingen, maar niet voor industrieterreinen met een groot aantal bedrijven 2 '. Voor de industrieterreinen Europoort-Maasvlakte en Botlek-Pernis moet daarom methode I I worden toegepast 3 '. Verschillende modules binnen methode I I Methode I I kent een gedifferentieerde werkwijze. Binnen methode I I worden in de Handleiding verschillende methoden of modules beschreven. De betrokken akoestische deskundige moet beoordelen en verantwoorden (uitgangspunt: representativiteit) welke methode voor welk doel wordt toegepast. Een van de modules binnen methode I I is het overdrachtsmodel, waarin onder meer de bijdragen van afscherming en reflecties door gebouwen (zowel op het industrieterrein als in het gebied van de "ontvanger", dus nabij de woningen) worden meegenomen. Volgens de Handleiding is deze methode ontwikkeld voor een zo nauwkeurig mogelijke berekening van de geluidsoverdracht in complexere situaties4. Verwaarlozingscriterium Een belangrijk - zo niet doorslaggevend - criterium dat de Handleiding geeft voor de keuze van de toe te passen meet- en rekenmethode, is het zogenaamde "verwaarlozingscriterium". Als algemene stelregel noemt de Handleiding dat door verwaarlozing van bijdragen aan het geluidsniveau het eindresultaat met niet meer dan 1 dB(A) mag worden beïnvloed 5 '. Zoals vele onderzoeken laten zien heeft de concrete situering van de bebouwing binnen een woongebied nadrukkelijk een grotere invloed op de werkelijke geluidsbelasting. 1) Staatscourant 2006, nr. 249; Toelichting p. 4, 5 en 6. 2) Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai, internet uitgave 2004 VROM, p. 17: omwille van de vereiste nauwkeurigheid. 3) 4) 5)
Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai, internet uitgave 2004 VROM, p. 17 en 18. Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai, internet uitgave 2004 VROM, p. 129. Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai, internet uitgave 2004 VROM, p. 9 1 .
118.14000.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 1
Conclusie Het Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006 geeft (in het verlengde van de Wgh) expliciet aan dat rekening moet worden gehouden met bestaande en verwachte omstandigheden, waaronder reflectie en afschermende werking. De verantwoordelijkheid voor het akoestisch rapport ligt bij het bevoegd gezag. Toepassing van een van de rekenmethodes uit de Handleiding is verplicht, tenzij op grond van artikel 2.4 van de regeling een andere methode wordt toegepast die een vergelijkbare of grotere nauwkeurigheid oplevert. Doel is te komen tot een zo nauwkeurig mogelijk geluidsniveau. Dat uit een oogpunt van representativiteit. De Handleiding draagt verschillende moduies aan - waaronder een overdrachtsmodel - die, al naargelang de specifieke situatie, kunnen worden toegepast. Het overdrachtsmodel is ontwikkeld voor een zo nauwkeurig mogelijke berekening van de geluidsoverdracht in complexe situaties. Bij de keuze van de toe te passen methode is het in de Handleiding genoemde verwaarlozingscriterium cruciaal. Dit criterium komt er (kort gezegd) op neer dat de toegepaste methode een zodanige nauwkeurigheid moet bieden dat het eindresultaat door getroffen vereenvoudigingen niet meer dan 1 dB(A) wordt beïnvloed. Dat alles toegepast op de beide woningbouwlocaties in Brielle moet worden geconstateerd dat het meenemen van de invloed van bebouwing vereist is. De 1 dB-contourenkaart voldoet (als toetsingsgrondslag) niet aan de gestelde eisen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118,14000.00