NEDERLANDS Fire Alarm Aspiration Sensing Technology® beknopte installatiehandleiding Zelfstandige faast LT-modellen FL0111E FL0112E FL0122E
44 mm
367 mm
403 mm
56 mm
beschrijving
356 mm 135 mm
De LT FL01-serie is onderdeel van de Fire Alarm Aspiration Sensing Technology® (FAAST) productfamilie. FAAST is een geavanceerd branddetectiesysteem voor gebruik in omstandigheden waarbij vroegtijdig en zeer vroegtijdig waarschuwen nodig is. Het systeem onttrekt doorlopend lucht uit de gecontroleerde atmosfeer door middel van een reeks bemonsteringsgaten. Op deze manier wordt de atmosfeer gecontroleerd op rookdeeltjes.
Afbeelding 1: Afmetingen en uitbreekpunten Pijpspecificaties (voldoen aan EN54-20): naar EN 61386 (druksterkte 1, impact 1, temp 31) 25 mm (nom) of 27 mm (nom) Buitendiameter pijp: Verzendgewicht: 6,5 kg (incl. sensoren)
De FL01 is de zelfstandige versie van de FAAST LT-reeks en is leverbaar in 3 verschillende modellen:
ONDERDELENLIJST
FL0111E - beschikt over éénkanaalsmogelijkheid met één laserrooksensor.
Beschrijving Hoeveelheid FAAST LT-eenheid 1 Montagebeugel 1 3-pen aansluitblok 6 4-pen aansluitblok 1 3 2-pen aansluitblok 47 kOhm EOL-weerstand 2 USB-kabel 1 Labelpakket voor voorpaneel 1 Label bedradingsschema 1 Installatiekit-cd 1 Verkorte installatiehandleiding 1
FL0112E - beschikt over éénkanaalsmogelijkheid met twee laserrooksensoren in een gemeenschappelijke kamer voor coïncidentiedetectie. FL0122E - beschikt over tweekanaalsmogelijkheid met twee laserrooksensoren in afzonderlijke kamers. (één sensor voor elk kanaal). Deze handleiding biedt informatie over montage en basisinstallatie met behulp van de standaardfabrieksinstellingen van de eenheid. Voor meer informatie kunt u de handleiding voor geavanceerde instellingen en afregeling van FAAST LT raadplegen referentienummer D200-100-00. SPECIFICATIES
Belangrijke opmerking Rookdetectors met luchtaanzuiging die in de EU worden geleverd en geïnstalleerd, moeten voldoen aan de Europese richtlijn voor bouwproducten (CPR) 305/2011 en de samenhangende Europese productnorm EN 54-20. FAAST LT is getest en gecertificeerd voor naleving van de benodigde normen, maar het wordt aangeraden om deze instructiehandleiding strikt op te volgen om ervoor te zorgen dat de installatie voldoet aan de vereisten van de richtlijn voor bouwproducten.
Elektrische kenmerken
Spanningsbereik: Voedingsstroom: 1 kanaal:
18,5 - 31,5 V DC 170 mA (normaal); 360 mA (max) @ 24 VDC 25 oC (uitgezonderd sirenekringen) 2 kanalen: 270 mA (normaal); 570 mA (max) @ 24 VDC 25 oC (uitgezonderd sirenekringen) Configureerbare invoer: Activeringsduur: 2s (min) Relaiscontactwaarde: 2,0 A bij 30 V DC, 0,5 A bij 30 V AC
Milieuklasse
Temperatuur: -10 tot 55 °C Relatieve vochtigheid: 10% tot 93% (niet-condenserend) IP-beschermingsgraad: 65
Mechanisch
Externe afmetingen: Zie afbeelding 1 Bedrading: 0,5 mm² tot 2 mm² max Maximale lengte enkele pijp: 100 m (klasse A. B en C) Maximaal aantal gaten: Zie tabel 1A
D200-101-00
1
I56-3888-104
Deze apparatuur en alle bijbehorende pijpen moeten worden geïnstalleerd volgens alle relevante voorschriften en regelgeving. Fysieke installatie
1
Afbeelding 4: K abelgeleidergaten uitbreken
Labels van voorpaneel Bij levering van de LT FL01 zijn de labels van het voorpaneel nog niet aangebracht. Op deze manier kan de vereiste taal voor de installatie worden gekozen uit het labelpakket voor het voorpaneel. Afbeelding 2 toont waar de labels moeten worden aangebracht:
ALARM
PREALARM
De LT FL01 aan de wand monteren 10
10
9
9
SMOKE LEVEL 1
8
8
7
7
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
Geeft midden van luchtaanzuigpijpen aan SMOKE LEVEL 2
MODULE 1
MODULE 2
FAAST LTophangogen
POWER FAULT
FAULT
Bevestigingsgat
SYSTEM / DISABLE
R
T
URE
ASPIRATO
OR
INPU
SENS
ER
FLOW
FILT
Afbeelding 5: Montagebeugel
DER
TEMPERAT
SOUN
LOW
Bevestigingsgat
Gebruiken voor schietlood
HIGH
FLOW
A
90 mm
Afbeelding 2: De labels van het voorpaneel aanbrengen
99 mm
Wanneer label A is aangebracht, verwijdert u de bescherming van de onderzijde van de transparante afdekking om deze vast te plakken, zoals weergegeven in afbeelding 3:
59 41 mm mm
*
Positie van beugel
Afbeelding 3: B escherming verwijderen om afdekking vast te plakken
Schietlood
329 mm
Kabeltoevoer
Buitenste afmetingen van eenheid
Breek waar vereist de kabelgeleidergaten uit. De locatie van de kabelgeleidergaten wordt in afbeelding 1 weergegeven, aangeduid met het pictogram:
212 mm
Basisomtrek
*
144 mm
* Minimaal vereiste vrije ruimte vanaf scharnieren naar open deur = 35 mm. Afbeelding 6: De montagebeugel aan de wand bevestigen
D200-101-00
2
I56-3888-104
Afbeelding 7: Volgorde (1 tot 9) voor montage van de detector op de beugel 7a
99 mm
Pijpgatconfiguratie Afbeelding 8 hieronder toont de beschikbare pijpgaten op de eenheid. Iedere eenheid heeft 2 pijpgaten per kanaal die als een T-stuk met elkaar verbonden zijn. Als u een eenheid met 1 kanaal gebruikt, werken gaten 3 en 4 niet. Bepaal aan de hand van tabel 1 wat de vereiste gaten zijn voor de betreffende installatie:
1 41 mm
1 2
3
2
Kanaal 1
4
Kanaal 2 (werken alleen op eenheden met 2 kanalen)
Afbeelding 8: Pijpgaten
7b 4
90 mm
Kanaal 1 (niet gebruikt voor algemene kamereenheid)
0.00o
5
6
Kanaal 2 (werken alleen op eenheden met 2 kanalen en algemene kamereenheden)
Tabel 1: Gebruikte pijpgaten voor elk FAAST LT-model 5
FAAST LT-MODEL INLAATPIJPGAT FL0111E 1 en / of 2 FL0112E 1 en / of 2 FL0122E Kanaal 1 - 1 en / of 2 Kanaal 2 – 3 en / of 4
3
7c
5 6 5 6
AFVOERPIJPGAT
Opmerking 1: Niet-gebruikte pijpgaten moeten afgedicht blijven. Opmerking 2: Pijpen NIET vastlijmen in de pijpgaten. Tabel 1a: Maximaal toegestaan aantal pijpgaten per kanaal Alle genoemde cijfers op basis van hoogste gevoeligheid (niveau 1)
6
KLASSE 329 mm
7
C
PIJPLENGTE (m) 100
B
100
A
80
MAX. AANTAL GATEN PER KANAAL 18 (5 x 2 mm, 6 x 2,5 mm, 3 x 3 mm, 3 x 3,5 mm en 1 x 4 mm) + eindgat van 4 mm zonder sensor 6 (2 x 3,5 mm, 2 x 4 mm, 2 x 5 mm inclusief eindgat) 3 (1 x 5 mm, 2 x 6 mm inclusief eindgat)
Installatie van het buizennetwerk 7d
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1112 13 14 1516 17 18
8
9 1
D200-101-00
3
2
I56-3888-104
1 2 3
Uitlaatleiding Als de FAAST LT buiten het risicogebied wordt geïnstalleerd, kan teruggave van de uitlaatlucht naar het beschermde gebied flowstoringen verminderen als gevolg van drukverschil.
3
4 Bemonsteringsgebied
5
6
Bemonsteringsgebied
!
Installatie van BEDRADING Voeding-, alarm- en bedieningsaansluitingen Filter kanaal 1
Filter kanaal 2
Bevestiging voor aardingsbeugel Aardingsbeugel (Optioneel) Voeding- en alarmaansluitingen
Als de deur van de FAAST LT een lange periode gesloten is, (met name bij hoge temperaturen) kunt u een platte schroevendraaier plaatsen tussen de twee lipjes bovenop de eenheid om de deur open te wippen (zoals hierboven weergegeven).
Hier bedradingslabel plaatsen
USB-poort
Bevestiging voor aardingsbeugel
Afbeelding 9: In de detector
Sensoraf dekking
Opmerking 1: Alle bedrading moet voldoen aan plaatselijk geldende voorschriften. Opmerking 2: Paneelbedrading moet in overeenstemming zijn met de aanbevelingen van de fabrikant van het paneel Positie voor testmagneet
D200-101-00
Positie voor testmagneet
4
I56-3888-104
Tabel 2: Aanduidingen voor bedradingsaansluitingen (Opmerking - Aansluitingen met de markering K2 zijn uitsluitend beschikbaar op modellen met 2 kanalen) Nr.
Functie Primaire voedingseenheid Primaire voedingseenheid Niet standaard in gebruik Niet standaard in gebruik
1 2 3 4
Aansluiting externe voeding in + Aansluiting externe voeding in Hulpvoedingsaansluiting in + Hulpvoedingsaansluiting in -
5 6 7
Alarmrelais normaal dicht Alarmrelais dicht GEEN alarmrelais
K1 K1 K1
8 9 10 11 12 13
K2 K2 K2 K1 K1 K1
15 16 17 18
Alarmrelais normaal dicht Alarmrelais dicht GEEN alarmrelais Storingsrelais normaal dicht Storingsrelais dicht GEEN storingsrelais Storingsrelais normaal dicht (hulpvoeding) Storingsrelais dicht (hulpvoeding) GEEN storingsrelais (hulpvoeding) Sirenekringuitvoer 1 Sirenekringuitvoer 1 +
19 20 21 22 23 24 25
Sirenekringuitvoer 2 Sirenekringuitvoer 2 + Configureerbare invoer + Configureerbare invoer Vooralarmrelais normaal dicht Vooralarmrelais dicht GEEN vooralarmrelais
(Reset) (Reset) K1 K1 K1
26 27 28
Vooralarmrelais normaal dicht Vooralarmrelais dicht GEEN vooralarmrelais
K2 K2 K2
14
T1
T2
T3
T4
K2
T5
K2 K2 47 kOhm EOL-weerstand
T6
47 kOhm EOL-weerstand
T7
Standaard is actief = kortsluiting (zonder toezicht)
T8 T9
T10
Tabel 3: Relais RELAIS ALARM 1 of 2
ACTIE Ingesteld op AAN wanneer aan ALARMSITUATIE wordt voldaan op een kanaal
VOORALARM 1 of 2
Ingesteld op AAN wanneer aan VOORALARMSITUATIE wordt voldaan op kanaal Wanneer zich STORINGSSITUATIE op K1 of K2 of een gewone STORING voordoet. Storing wordt ook gesignaleerd in SERVICEMODUS en wanneer eenheid is uitgeschakeld Ingesteld op AAN wanneer ALARM/VOORALARM optreedt in kanaal. Sirenekring 1 komt overeen met K1 en sirenekring 2 met K2
STORING 1 of 2
SIRENEKRING 1 of 2
OPMERKINGEN Standaardsituatie = niveau 1. Alarmstatus is vastgezet als standaard. Handmatige RESET is nodig om LED en relais te deactiveren Standaardsituatie = niveau 1 Storingsstatus is niet vastgezet (standaard)
Standaardsituatie = ingesteld op Aan in ALARM
INSCHAKELEN
EXTERNE RESET
Met gebruik van standaardinstellingen
De standaardinstelling voor de configureerbare externe invoer is Reset van apparaat (aansluitblok T8). Bij kortsluiting tussen deze aansluitingen voert de FAAST LT-eenheid een reset uit.
1. Sluit een geschikte 24 VDC-voeding (die voldoet aan Europese Standaard EN 54-4) aan op pin 1 en 2 op aansluitblok T1 (zie tabel 2) 2. Controleer de spanning op de connector. Deze moet binnen het vereiste spanningsbereik liggen. 3. Als de spanning binnen het opgegeven bereik ligt, sluit u de voedingsconnector aan op de eenheid. 4. Sluit de behuizingsklep en zet deze vast. Controleer of de ventilator start en of er lucht uit de uitlaatpoort stroomt. Het duurt 1-3 minuten totdat de eenheid in normale modus is geïnitialiseerd en gestabiliseerd.
D200-101-00
5
I56-3888-104
VOORPANEEL Het uiterlijk van het voorpaneel is afhankelijk van welke van de 3 FL01-modellen is geïnstalleerd. Elk voorpaneel wordt hieronder getoond.
ALARM
VOORALARM
De volgende informatie wordt weergegeven:
10
• Status van detector: Normaal, Alarm, Storing of Isoleren • Alarmniveau; Alarm, Vooralarm • Deeltjesgehalte; 1-9 • Drukniveau • Knoppen Test, Reset en Buiten dienst
9 8 7 6 5 4 3
Afbeelding 10: Weergave van voorpaneel
2 DETEKTIE NIVEAU
1
INITIALISATIE
STORING VOEDING
STORING
ALARM
VOORALARM
RU
ONDERH
TEMPERATUUR/EXTERNE INGANG
HTS
OUD SE
TRO M
NSOR
ING
R
RING
LUC
K
SEN SO
TER FIL
NEK
STEEM
2 DETEKTIE NIVEAU
ENST/SY
4 3
SIRE
6 5
BUITEN DI
7
RU
LAG ED
9 8
D GE HO
K
10
1
10b: FL0112E 1-kanaaldetector (2 sensoren)
INITIALISATIE
STORING VOEDING
STORING
ALARM
TEMPERATUUR/EXTERNE INGANG
STEEM
ONDERH
OUD SE
NSOR
R
MING HTS LUC
RING
TRO
ED
SO SEN
9
9
8
8
7
7
UK
DR
TER FIL
NEK
SIRE
ENST/SY
BUITEN DI
LAG
10
GE
RU
HO
K
VOORALARM
10
DETEKTIE NIVEAU 1
10a: FL0111E 1-kanaaldetector (1 sensor)
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
DETEKTIE NIVEAU 2
INITIALISATIE
INITIALISATIE STORING VOEDING
TEMPERATUUR/EXTERNE INGANG
ONDERH
OUD SE
NSOR
R LUC
HTS
TRO
MING
SO SEN
ED RU LAG
K
U DR
STEEM
ENST/SY
ING
R NEK
SIRE
BUITEN DI
TER FIL
GE
HO
K
STORING
10c: FL0122E 2-kanaaldetector D200-101-00
6
I56-3888-104
Tabel 4: Indicatoren en storingsbeschrijvingen op voorpaneel INDICATOR ALARM KANAAL 1/2
VOORALARM KANAAL 1/2
ACTIE AAN rood 1 keer groen KNIPPEREN AAN geel
DETECTIENIVEAU
AAN geel
INITIALISATIE STORING
AAN geel AAN geel
VOEDING STORING VOEDING
1 keer geel KNIPPEREN AAN groen AAN geel
DRUKINDICATOREN KANAAL 1/2
WAARSCHUWING OF PROBLEEM Er treedt alarm op in kanaal (relais ingesteld) wanneer sensor is gepeild
OPMERKING/ACTIE Geen vertraging met standaardinstellingen Niet bij alarm
Er treedt vooralarm op in kanaal (relais ingesteld) LED-nummer geeft aan welk sensoralarmniveau is bereikt FAAST LT wordt geïnitialiseerd Veelvoorkomende of meerdere storingen Storingsvertraging FAAST LT is ingeschakeld Waarschuwing laag vermogen/storing hoog vermogen De LED geeft druk aan voor een kanaal: Midden = normale druk Links = lage druk; (-20% uiterste) Rechts = hoge druk; (+20% uiterste)
AAN groen
Alleen nummers 1 – 9 worden gebruikt
Standaard = 60 s. Controleer de voedingsspanning. Op eenheid met 2 kanalen: Bovenste rij = K1 Onderste rij = K2
LAGE DRUK SENSOR
AAN geel Storing lage druk Controleer filter; controleer pijpnetwerk op verstoppingen. 1 keer geel Storing sensorinitialisatie Probeer apparaat opnieuw op te starten KNIPPEREN Vervang defecte sensor 2 keer geel Storing sensorcommunicatie Controleer sensoradressen en installatie; vervang sensor KNIPPEREN VENTILATOR AAN geel Storing druksensor Probeer apparaat opnieuw op te starten 1 keer geel Storing drukinitialisatie Controleer filter; controleer pijpnetwerk op verstoppingen. KNIPPEREN Probeer apparaat opnieuw op te starten 2 keer geel Storing ventilator Probeer apparaat opnieuw op te starten KNIPPEREN ONDERHOUD 1 keer geel Onderhoud sensor, eerste Reinig sensor SENSOR KNIPPEREN waarschuwing ALARM 2 keer geel Onderhoud sensor, tweede Reinig sensor KNIPPEREN waarschuwing 3 keer geel Waarschuwing limiet onderhoud Er moet urgent onderhoud worden uitgevoerd aan sensor KNIPPEREN sensor PREALARM TEMPERATUUR 1 keer geel Waarschuwing bij lage temperatuur Controleer druktemperatuur KNIPPEREN 10 10 2 keer geel Waarschuwing bij hoge temperatuur Controleer druktemperatuur KNIPPEREN INGANG 1 keer geel Storing externe ingang Niet gebruikt met standaardinstellingen KNIPPEREN 9 9 BUITEN DIENST 1 keer geel Alarmen, storingen en Keert terug naar Onderhoud en vervolgens normale werking KNIPPEREN waarschuwingen niet gerapporteerd na 60 min (standaard) SYSTEEM 1 keer geel Verkeerde configuratie Alle STORINGS-LED's knipperen. Probeer apparaat 8 KNIPPEREN opnieuw op te starten 8 2 keer geel Storing EEPROM Controleer voedingsspanning. Probeer apparaat opnieuw op KNIPPEREN te starten 3 keer geel Storing realtime-klok Klok is beschadigd of tijd 7 aflezen is mislukt 7 KNIPPEREN SIRENEKRING 1 keer geel Storing sirenekring Controleer circuit van sirenekring en EOL KNIPPEREN 6 6 FILTER 1 keer geel Filterwaarschuwing op ingestelde Geen datum ingesteld als standaard KNIPPEREN datum HOGE DRUK AAN geel Storing hoge druk Controleer pijpnetwerk op breuken of lekkage 5 (hoogste prioriteit), 5 LED is de prioriteitsvolgorde als volgt: AAN In geval van gelijktijdige waarschuwingen/storingen op dezelfde 1 keer knipperen, 2 keer knipperen, 3 keer knipperen (laagste prioriteit)
4
4
Knoppen van voorpaneel
Het voorpaneel heeft 3 gebruikersknoppen: TEST, RESET 3 en BUITEN DIENST. Met behulp van deze knoppen kan de wachtwoordcode worden ingevoerd, waarna 2de gebruiker eenvoudige testfuncties kan uitvoeren. SMOKE 1 1 N.B.: In de modus voor onderhoudLEVEL en service op afstand zijn deze knoppen altijd uitgeschakeld. INITIALIZATION
3 2 1
SMOKE LEVEL 2 INITIALIZATION POWER FAULT
FAULT
Afbeelding 11: Toetsen van de gebruikersinterface I56-3888-104 H HIG
FIL
R
7 LOW
D200-101-00
4
3
10 7
3
2
9 6
2
10 9
85
1
1
PREALARM
8
4
1
Tabel 5: Knoppen van voorpaneel 7
74
N
SMOKE 8 LEVEL 2
INITIALIZATION
KNOP
63
RESET
2 5 1 4
NORMALE MODUS
6 POWER FAULT 5
SMOKE LEVEL 2
4 INITIALIZATION
3
3 POWER BUITEN FAULT
2 SMOKE LEVEL 1
1
2 DIENST SMOKE LEVEL 2
1
TEMPERATURE / INPUT
NSATIO N DRIFT CO MPE
ATO R
TEMPERATURE / INPUT
N
IRAT OR AS P
Wordt gebruikt om het wachtwoord te bevestigen in de WACHTWOORDPROCEDURE Standaardwachtwoord = 3111
Wanneer deze knop 2 s wordt ingedrukt, wordt gedurende een ingestelde tijd de ventilatorsnelheid (op detektieniveauschaal) getoond Geen actie
R
RESET + TEST + BUITEN DIENST / SYSTEM
ASP IR
NDE
RESET + TEST
TER FIL
S OU
TEMPERATURE / INPUT SEN DRIFT C SO OMPENSA R TIO
RESET + BUITEN DIENST LOW HF HIG
MPENSAT ION
POWER FAULT
COMBINATIES
DISABLE
LOW FLO W
R NDE
R LOW NDE HF SOU HIG
S OU
/ SYSTEM DISABLE
EM TER / SY ILST DISABLE F
LOW HF HIG
FAULT
DRIFT CO
Wordt gebruikt om langs de cijfers te lopen in de WACHTWOORDPROCEDURE
INITIALIZATION
TEST
TER FIL
R
INITIALIZATION
ONDERHOUDSMODUS
Wanneer deze knop 2 seconden wordt ingedrukt, wordt WACHTWOORDPROCEDURE gestart om de onderhoudsmodus te openen.
Geen actie
Wachtwoordvolgorde voor toegang tot de onderhoudsmodus Houd RESET ingedrukt. De linker drukindicator wordt geel en vervolgens groen. Laat RESET los en de indicator STORING wordt groen. De linker drukindicator knippert groen, hetgeen aanduidt dat het apparaat gereed is voor het eerste cijfer. Druk op BUITEN DIENST om langs de LED's 1 tot en met 9 te lopen. Druk op TEST om een cijfer te selecteren. Het knipperende druksegment wordt groen en het volgende segment begint te knipperen om aan te geven dat het volgende cijfer moet worden ingesteld. Wanneer het vierde cijfer is geselecteerd, worden alle 4 de druksegmenten uitgeschakeld. Als het wachtwoord is geaccepteerd, blijft de indicator STORING groen branden en wordt de eenheid in de onderhoudsmodus gezet. Als het wachtwoord onjuist is, knippert de indicator STORING geel en blijft de eenheid in de normale modus. Het standaardwachtwoord is 3111. Indien tijdens de wachtwoordvolgorde 10 seconden lang op geen enkele knop wordt gedrukt, keert de eenheid terug naar de normale modus.
Wanneer deze knop 2 s wordt ingedrukt, worden vastgezette alarmen, storingen en sirenekringen (relais) gereset Wanneer deze knop 2 seconden wordt ingedrukt in de modus BUITEN DIENST, wordt deze modus afgesloten maar blijft in de ONDERHOUDSMODUS Wanneer deze knop 2 s wordt ingedrukt, wordt de modus BUITEN DIENST geopend gedurende 60 minuten (standaard). (Alarmen, waarschuwingen en storingen niet gerapporteerd.) (Zie RESET om modus BUITEN DIENST af te sluiten) Wanneer deze knop 2 seconden wordt ingedrukt en wordt losgelaten, simuleren beide sensoren een alarm Wanneer deze knop 4 seconden wordt ingedrukt en wordt losgelaten, simuleert sensor 1 een alarm Wanneer deze knop 6 seconden wordt ingedrukt en wordt losgelaten, simuleert sensor 2 een alarm Waarschuwing: Uitvoer wordt door test geactiveerd Wanneer deze knop 2 s wordt ingedrukt, wordt gedurende een ingestelde tijd de ventilatorsnelheid (op detektieniveauschaal) getoond Wanneer deze knop 2 s wordt ingedrukt, worden sirenekringen uitgeschakeld Wanneer deze knop 2 seconden wordt ingedrukt, wordt de ONDERHOUDSMODUS afgesloten
Storingstesten Simuleer een storing op de detector (blokkeer bijvoorbeeld de afvoerpijp) en controleer of een storing wordt aangegeven op zowel het voorpaneel van de eenheid als het CIE (brandalarmpaneel). Service WAARSCHUWING Isoleer de detector met luchtaanzuiging van het brandalarmsysteem om eventuele ongewenste alarmen te voorkomen wanneer u de voorklep van de eenheid opent. Zorg ervoor dat alle voeding van het systeem is uitgeschakeld voordat u afdekkingen verwijdert. Servicemodus Als de behuizingsklep tijdens normale werking wordt geopend, wordt de eenheid in de servicemodus gezet. De LED's voor FILTERknipperen, de voeding naar de ventilatoren wordt uitgeschakeld en het storingsrelais geeft een fout aan. Wanneer de behuizingsklep wordt gesloten, wordt de eenheid automatisch opnieuw opgestart. Filters
De onderhoudsmodus verlaten Om de onderhoudsmodus te verlaten, drukt u de drie gebruikersinterfaceknoppen TEST, RESET en BUITEN DIENST op het voorpaneel tegelijkertijd 2 seconden lang in. U kunt de eenheid ook resetten met de externe ingang (indien ingesteld op standaardwaarde) of het apparaat uit- en weer inschakelen. Indien er gedurende 5 minuten (standaard) geen activiteit is in de onderhoudsmodus, knippert de indicator STORING 15 minuten lang groen en keert de eenheid vervolgens terug naar de normale status.
De filters moeten regelmatig worden gereinigd of vervangen. De filters bevinden zich bovenop de eenheid in de behuizing (zie afbeelding 9 in deze handleiding) en moeten in onderstaande volgorde worden verwijderd:
TESTEN Magneettest De functionaliteit van de alarmsignalering kan worden getest door een testmagneet te plaatsen op de positie zoals getoond in afbeelding 9 (eerder in de handleiding weergegeven). Met deze methode wordt de druk in de pijpen niet getest. Rooktesten De functionaliteit van de systeemalarmrespons kan door middel van rook worden getest. Welke rookbron wordt gekozen, is afhankelijk van de installatie, maar in alle gevallen moet de rook gedurende de gehele test aanwezig zijn. Rookpellets of rooklucifers kunnen dicht bij het bemonsteringspunt worden gebruikt om rookdeeltjes het systeem te laten binnendringen. Het wordt aanbevolen gebruik te maken van rook met een deeltjeslevensduur van meer dan 120 seconden – standaardspuitbussen voor puntsgewijze detectortesten werken niet goed bij systemen met luchtaanzuiging. D200-101-00
2
1
Schuimafdichting
Filters
Either replace the filter assembly or carefully brush off the accumulated dust. Refit the filter, close and secure the cabinet door. The unit will initialise and re
3
8
I56-3888-104
Vervang de filterconstructie of borstel het opgehoopte stof voorzichtig weg. N.B.: Verwijder bij het vervangen van het filter de schuimafdichting van het oude filter en plaats de schuimafdichting op het nieuwe filter. Zorg er bij het plaatsen van het nieuwe filter in de gleuf voor dat de afdichting correct is uitgelijnd. Sluit het filter opnieuw aan, sluit de kastdeur en vergrendel deze. De eenheid wordt geïnitialiseerd en opnieuw gestart.
0832 12 DoP Ref: FL0111E: DOP-ASP006 FL0112E: DOP-ASP007 FL0122E: DOP-ASP008 EN54-20 : 2006 Klasse A, B en C Rookdetectors met luchtaanzuiging System Sensor Europe Pittway Tecnologica S.r.l. Via Caboto 19/3, 34147 Triëst, Italië
Rooksensoren De rooksensoren bevinden zich onder de sensorafdekking (zie afbeelding 9, eerder in de handleiding weergegeven). Volg onderstaande volgorde om bij de sensoren te komen:
2
1
3
4
Wissel de apparaten NIET om en de instellingen van de draaiende adresschakelaar op de sensoren mogen NIET worden gewijzigd. Als u een sensor vervangt, zorg er dan voor dat het ingestelde adres op de nieuwe sensor hetzelfde is als op de vervangen sensor. INFORMATIE MET BETREKKING TOT LASERVEILIGHEID De detector bevat een laserproduct van klasse 1. Straling die in de rooksensor wordt uitgezonden, blijft volledig aanwezig in de behuizingen en beschermende afdekkingen gedurende alle werkingsfasen. USB-AANSLUITING Pc-connectiviteit is mogelijk aan de hand van een ingebouwde USB B-aansluiting die zich centraal tussen het filter en de sensorafdekking bevindt (zie afbeelding 9 in deze handleiding). Met behulp van de USB-interface is een reeks aanvullende opties mogelijk via de PipeIQ 2-toepassingssoftware op een pc. Overige opties configureren Om standaardopties te wijzigen, moet de detector worden aangesloten op een pc/laptop waarop de PipeIQ 2-software is geïnstalleerd. Zie het gedeelte de handleiding voor geavanceerde instellingen en afregeling van FAAST LT voor meer informatie.
System Sensor Europe Pittway Tecnologica S.r.l. Via Caboto 19/3 34147 TRIESTE Italië
N.B.: Tijdens normale werking moet de USB-verbindingskabel zijn verwijderd.
D200-101-00
9
I56-3888-104
ADDENDUM to FAAST LT Quick Installation Guide SWITCHING INDUCTIVE LOADS 2A Max. 0.5A Max.
FAAST LT
R
30 VDC 30 VAC
FAAST LT
L
C
!
FAAST LT
L/C
1N6284CA
I56-3888-902