.3 0~
MINISTERIE VAN BUITENLA N DSE Z AKEl
I
's-GRAVENHAGE
ve Hoogeaelgastrenge Heer Ivlr. U. l.;.). J- ose phus Ji tta, Kaoinet fuinlster-Prdsiaent, .Plein 1Ö13, ,0.4 , s-GHAV1::l, HA -,J:;
JI
tMd~
n/~. k· •
Directie/~ag : Onderwerp :
.j.
Integratie Europa
ua twer p-nota
Datum:
23 november 1 62
Kenmerk:
D..:..:3 -
171.0&9
up Uw verzoek zend ik U bijgaand het ontwerp van een nota over de verhouding van de ELG tot derde lande~. Deze nota zal maandag a.s. in de Coördinatie COIIlffiissie worden besproken. Ik vestig echter Uw aandacht erop dat er wel een eerste interdepartementaal overleg over dit onderwerp heeft plaats gevonden, doch dat nadien de tij heeft ontbroken voor het bespreken van deze nota. De Secretaris van de Coördinatie Commissie:
R~~l' ~ (a.J. van Schaik)
VERZOEKE BIJ BEANTWOORDING D ATUM, KENMERK EN ONDERWERP T E VERMELDEN
134 7- 12-60 - 0 10722*
Concept-nota over de verhouding van de EEG tot derde landen Ten behoeve van een gedachtenwisseling in de 'nisterraad wordt in het onderstaande een overzicht gegeven van de problemen die zich bij de bepaling van het beleid van de EEG ten opzichte van derde landen voordoen. Voorts worden suggesties gedaan voor grondslagen waarop het beleid van de ederlandse regering in deze kan worden gebaseerd.
;-Zo
1. Inleidende opmerkingen a. Naarmate de EEG in de afgelopen jaren haar bestaansrecht heeft bewezen wordt daarop in toenemende mate gereageerd door derde landen die bezorgd zijn voor de gevolgen voor hun export. Dikwijls zijn deze reakties in wezen positief en monden zij uit in verzoeken om onderhandeling over toetreding, associatie of andere voorstellen tot regeling van de handelsbetrekkingen. In bepaalde gevallen gaan dit soort verzoeken echter vergezeld van kritische bijgeluiden en soms zijn de reakties zelfs zonder meer zeer kritisch. Speciaal in het onderontwikkelde deel van de wereld wordt de EEG steeds meer als het zwarte schaap afgetekend; als het verbond van rijke landen dat zich om de buitenwereld maar weinig zou bekommeren. Dat het communistische blok in zijn propaganda hieruit munt tracht te slaan valt te begrijpen. Het is duidelijk dat de EEG- straks, als Engeland toetreedt, de grootste handelspartner ter wereld - zich niet aan de verplichting zal kunnen onttrekken tot redelijke regelingen met d~~ haar omringende landen te geraken. Ook indien men de bezor~eid van vele landen overdreven acht en de kritiek ongerechtvaardigd, blijft het toch noodzakelijk dat de EEG een beleid voert waardoor de wereldhandel wordt bevorderd en de export van onderontwikkelde landen zich kan uitbreiden6 Bij haar pogingen uitdrukking te geven aan een constructief beleid ten opzichte van derde landen wordt de EEG echter met verschillende problemen gekonfronteerd./Stelt men zich binnen de EEG wel de fundamentele vraag of de nog jonge
-2-
-2-
Gemeenschap niet zo veel aan élan zal inboeten, ;ndien zi' op korte termijn velerlei zware bindingen zou aangac.n, :lat di t tot een afremming van het integratielroces z8.1 leiû.en. Voorts is er het praktische problee:m van de overbelasting van allen die aan de uitvoering van het bele:id deelneaen, waardoor het fysiek en technisch reeds onmogelijk is alle zaken tegelijk af te doen. Het kost zeer veel tijd om op de afzonderlijke verzoeken tot een eerste reaktie te kOffien, terwij 1 de onderhandelingen zelf maande:n zo al niet j arerL vêrgen. In de praktijk leidt dit er toe dat pr.bri tei ten moeten \lOrden aangelegd en sommige landen misschien vrij lang zullen IDoeJen wachten. De ontwikkeling van het beleid van de EEG ten 0 zichte _J../ve ien van derde landen zal dus veel tijd vergen en men zal er _iet aan kunnen ontkomen dat de verzoeken äe~anden in een bepa~lQ2 ~ volgorde worden behandeld. Toch dringt de tijd. De regelingen met derde landen mogen niet teveel achter geraken bij de interne ontwikkeling in de EEG. Op den duur kan de export van de EEG zich alleen ontwikkelen indien de Gemeenschap door een liberaal beleid de onderontwikkelde landen in staat stelt hun deviezeninkomsten te verdienen. die
b. Een eerste vraag/rijst bij een bepaling van de positie van de E~G tegenover derde landen is of, en zo ja in hoeverre, een onderscheid moet worden gemaakt tussen Europese landen en landen bui ten Europa. Het EEG-verdrag heeft voor :B,uropese landen de mogelijkheid geopend om te verzoeken tot de Gemeenschap te kunnen toetreden (art 237). Daarnaast hebben de ondertekenaars in de preambule de oproep gericht tot IIde overige Europese volkeren die hun idealen delen •• zich bij hun streven aan te sluiten."
-3-
-3-
Afgezien van het streven naar eenheid in Europa, dat de Nederlandse Regering steeds heeft gatnspireerd, blijkt dus reeds uit de verdragstekst dat de weg tot volledige toetreding moet worden geopend voor die Europese landen die bereid zijn de economische en politieke doelstellingen van het verdrag te onderschrijven. Moeilijker is de vraag, hoe moet worden gehandeld ten aanzien van landen, die deze doelstellingen niet (of nog niet) kunnen onderschrijven en uit dien hoofde om associatie verzoeken. De mogelijkheid tot associatie is volgens het verdrag in beginsel voor alle derde landen geopend (art 238). De inhoud van de associatie wordt niet nader gedefinieeerd. Voor wat de handelspolitieke inhoud betreft beperkt het GATT de mogelijkheden van uitzondering op de meestbegunstigingsregel tot de douane-unie of de vrijhandelszone. Bij de associatie-aanvragen der Europese landen kan een onderscheid worden gemaakt tussen landen die om politieke redenen menen niet te kunnen toetreden (Oostenrijk, Zwitserland en Zweden) en landen die hun associatieaanvrage hebben gebaseerd op de achterstand in hun economische ontwikkeling (Griekenland, Turkije, Portugal en Spanje). Uiteraard zal men de merites van de argumenten dezer landen nader moeten bezien, doch de vraag doet zich voor of niet eerst antwoord moet worden gegeven op een tweetal prealabele vragen: - Moet niet op politieke gronden voorkeur aan associatie worden gegeven, omdat afwijzing ons streven naar eenwording in Europa zou kunnen doorkruisen en het evenwicht in de verhoudingen in Midden-Europa zou kunnen verstoren. - Kan een associatie-akkoord behoorlijk functioneren, zonder dat de interne ontwikkeling van de EEG er ernstig door wordt belemmerdo Vervolgens zal ook de vraag moeten worden beantwoord op welk tijdstip de verschillende associatie verzoeken in behandeling kunnen worden genomen. In het onderstaande wordt op deze vragen nader teruggekomen •
-4-
-4-
c. Ten opzichte van landen buiten Europa zal Nederland er naar moeten blijven streven dat het beleid van de EEG gericht wordt op een vrijmaking van het internationale verkeer op basis van het meestbegunstigingsbeginsel. Alleen in de verhouding van de EEG tot landen welke tot voor kort afhankelijk waren van een der lidstaten of dit alsnog zijn kan op tijdelijke basis van de meestbegunstigingsregel worden afgeweken (zoals in de associatie onder deel IV van het verdrag en in het ontwerp van de nieuwe associatie-overeenkomst met de Afrikaanse landen). 2. Europese landen A. Toetreding van Europese landen Behalve Engeland hebben ook Denemarken, Noorwegen en Ierlane om onderhandelingen over toetreding tot de EEG verzocht. De Raad van de EEG heeft op al deze verzoeken positief beschikt, zij het dat het besluit ten aanzien van Ierland eerst onlangs na lange aarzeling viel. Het zal uiteraard van het verloop van de onderhandelingen afhangen of deze Europese landen inderdaad lid zullen worden, waarbij moge worden opgemerkt dat in het bijzonder de specifieke problemen voor Ierland misschien nog wel enige moeilijkheden zullen opleveren. Het Nederlandse streven zal, naar het voorkomt, om de volgende redenen op de goede afloop van de onderhandelingen met alle vier landen gericht moeten blijven: a. Bij een verbreding van de Gemeenschappen zal Europa, in het kader van het Atlantisch Verbond, de positie van het Westen tegenover de Communistische landen kunnen versterken. Indien daarentegen de economische scheiding tussen de Europese landen zich meer zou markeren, zal dit tot politieke spanningen tussen deze landen leiden. b. Indien naast Engeland ook andere Europese landen, met name de Scandinavische, zich bij de EEG aansluiten landen waarvan de democratie~n veel gelijkenis vertonen met de onze - mag hiervan een evenwichtige invloed worden verwacht op het beleid van de EEG. c. Naar gelang de Gemeenschap een grotere markt vormt, zullen hieruit grotere economische voordelen resulteren, omdat de concurrentie een breder veld bestrijkt en de kansen op prijsdaling, verdere specialisatie en toeneming der
-5-
-5efficiency dus groter worden. Ook biedt een grotere merkt meer mogelijkheden tot een evenwichtig conjunctuurbeleid. d. Aangezien de belangen en het beleid van de adspirerende leden op een aantal punten overeenstemming vertonen met de onze, zou deelneming van deze landen een voor ~eder land gunstig effekt kunnen hebben op het door de EEG te vormen beleid. Te denken ware aan de verwante belangen die Denemarken en Nederland hebben op agrarisch terrein, de liberale handelspolitiek van de Eenelux die in het verleden vaak samen viel met die van de Scandinavische landen en de belangen die Nederland als handelsmogendheid met Engeland gemeen heeft. Ook afgezien van deze economische en handelspolitieke verwantschap kan men zich afvragen of Nederlands taktische positie relatief niet sterker zal ~rden bij een verbreding van de Gemeenschappen, voorzover de grote landen minder gemakkelijk gemeenschappelijk front tegenover de kleine landen kunnen maken en de gelederen der kleine landen op zichzelf bovendien versterkt zullen worden. TIe ervaring in de EEG heeft echter geleerd dat men de grootste voorzichtigheid moet betrachten bij het doen van voorspellingen omtrent het toekomstige onderhandelingspatroon dat zo vaak aan wisselingen onderhevig is. e. Tenslotte moge van nationaal gezichtspunt uit nog worden gewezen op het belang dat enze export heeft bij de markt van de betrokken landen; 10% van onze export is op Engeland gericht en 15% op de vier landen gezamenlijk. Zoals in de inleiding reeds werd geïndiceerd, bestaat volgens sommigen het risico dat de EEG, vooral in de eerstkomende jaren, aan ~lan zal inboeten indien thans reeds verschillende nieuwe landen in de Gemeenschap zouden worden opgenomen. Hoewel het onwaarschijnlijk voorkomt dat de bezorgdheid hierover tot officiële concrete voorstellen tot uitstel van de toetreding van bepaalde landen zal leiden, mogen over deze keerzijde van de medaille nog de volgende opmerkingen worden gemaakt:
-~
-6-
Erkend moet worden dat de grotere verscheidenheid der belangen bij uitbreiding van de Gemeenschap het in het algemeen moeilijker zal maken besluiten tot stand te brengen. Ook de ontwikkeling in de richting van een eenwording op andere terreinen dan die welke de verdragen van Rome en Parijs bestrijken zou bij deelneming van de nieuwe lidstaten kunnen worden vertraagd. Naar aanleiding hiervan kan echter nog het volgende worden opgemerkt: A. Door organisatorische verbeteringen kan het risico van stagnatie hopelijk gedeeltelijk worden verholpen. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan het verlenen van ruimere instructies aan de permanent vertegenwoordigers. De besluiten die op het gebied van de landbouw rondom de jaarwisseling zijn genomen hebben voorts aangetoond hoe, binnen het kader van het verdrag, meer bevoegdheden aan de Europese Cornrnjssie kunnen worden gegeven. B. Ook politieke besluiten zijn denkbaar ter vergroting van de besluitvaardigheid van de EEG, zoals een versterking van de meerderheidsregel, het verleggen van de bevoegdheden van de Raad naar de Europese Commissie (gecontroleerd door een rechtstreeks verkozen Europees parlement) en de fusie van de Gemeenschappen. Het moet echter uitgésloten worden geacht dat dit soort besluiten, welke verdragswijzigingen vereisen, in de huidige politieke constellatie ~]nnen worden gerealiseerd. C. Ook indien geen bijzondere voorzieningen worden getroffen, lijkt een ernstige vertraging in de ontwikkeling van de EEG overigens onwaarschijnlijk. Verwacht mag immers worden dat de nieuwe lidstaten zich reeds vrij spoedig de discipline zullen eigen maken welke kenmerkend is geweest voor de Gemeenschap van de Zes in de afgelopen jaren. Bovendien zou het voor een enkel land wel eens moeilijker ~mnen blijken dan voorheen een uitsluitend op het nationale belang gericht standpunt tegen de druk van een groot aantal medeleden te handhaven.
-7-
-7-
D. Over het effekt tenslotte van de verbreding van de Gemeenschappen op de eenwording op ander terrein kan moeilijk een oordeel worden geveld. Dit lijkt zelfs onmogelijk zolang niet bekend is of alle deelnemende landen automatisch zullen deelnemen aan een politieke unie. Het komt gewenst voor te dien aanzien nog geen definitief standpunt in te nemen, zolang niet vaststaat hoeveel landen in feite tot de Gemeenschappen zullen toetreden en welke gestalte de eventueel te vormen politieke unie zal krijgeno B. Associatie van Europese landen Totnogtoe heeft van de Europese landen alleen Griekenland zich met de EEG geassocieerd. Met Turkije, dat eveneens om associatie heeft verzocht, zijn sinds kort onderhandelingen geopend. Van de landen van de Europese Vrijhandels Associatie hebben de neutrale (Zweden, Zwitserland en Oostenrijk) om associatie verzocht en heeft Portugal om onderhandelingen over een niet nader gedefinieerde overeenkomst gevraagd ,). Spanje heeft een soortgelijk verzoek gedaan. De Raad van - de EEG heeft ten aanzien van de verzoeken van deze vijf landen nog geen standpunt ingenomeno Zoals gezegd, kan bij de beoordeling van deze associatieverzoeken een onderscheid worden gemaakt tussen 1) landen die in economisch opzicht nog niet rijp zijn voor het lidmaatschap en 2) landen die in economisch opzicht wel het lidmaatschap zouden kunnen aanvaarden, doch hiertegen politieke bezwaren hebben. Ad 1. Onderontwikkelde landen. De EEG heeft destijds positief op het Griekse verzoek gereageerd, met name uit overwegingen van Europese solidariteit en in het licht van het bondgenootschap met Griekenland in de NAVO. Mede op deze gronden zijn de onderhandelingen uiteindelijk met succes bekroond, afschoon tijdens de onderhandelingen geleidelijk duidelijker is ge-
---
t)Vermoedelijk zal Portugal om een associatie verzoeken,overeenkomstig aan het akkoord met Griekenland, zij het zonder het element van financiäle steun.
-8-
-8-
.1.
worden dat het associatieakkoord voor de EEG zware verplichtingen en belastende bindingen met zich bracht (financiäle steun, belasting van de organen van de EEG en op enkele punten inperking van de autonomie van de Gemeenschap (bijv. t.a.v. buitenrecht op tabak). Om overwegingen, soortgelijk aan die welke voor Griekenland golden, zal aan Turkije de mogelijkheid tot afsluiting van een akkoord moeten worden geboden, waarin op handelspolitiek gebied dezelfde voordelen worden verleend als aan Griekenland. Dit betekent dat ook met Turkije een associatieregeling op grond van een douane unie moet worden getroffen. Wel zal in de associatie met Turkije moeten worden vermeden dat de handelingsvrijheid van de Gemeenschap ten aanzien van eventuele verlagingen van he t buitentarief wordt ingeperkt. Dit is temeer van belang omdat Turkije, evenals Griekenland, geinteresseerd is in de export van enige produkten (zoals citrusvruchten), waarbij andere bevriende exportlanden, die niet geassocieerd kunnen worden - zoals Isra~l - groot belang hebben. Ten aanzien van de verhouding tót Spanje en Portugal doet zich het probleem voor van de onverenigbaarheid van het in deze landen gevoerde politieke regiem met de parlementair democratische opvattingen in landen van de EEG en de parlementaire controle die ook in het EEG verdrag is geincorporeerde De tekst van een motie, die in het bijzonder betrekking heeft op Spanje, welke de Tweede Kamer op 19 juni jl in verband hiermede aanvaardde is als bijlage 1 bijgevoegd. Over de konsekwenties van een en ander zal de Ministerraad een uitspraak moeten doen. Overigens moge wel de aandacht worden gevraagd voor de verschillen in de internationale positie dezer twee landen. Draagt het regiem van Generaal Franco nog steeds het merkteken van de burgeroorlog met zich, het Portugal van President Salazar verkeert door zijn deelneming aan
-9-
-9-
.1.
verschillende internationale organisaties (VN, AVO en EVA) in een psychologisch minder kwetsbare positie. Vooral het lidmaatschap van de Europese Vrijhandelsassociatie heeft konsekwenties voor de beoordeling van het Portugese verzoek. De landen dezer organisatie verplichtten zich immers volgens het Communi~ué van 28 juni 1961 dat het EVA verdrag zou moeten worden gehandhaafd tot bevredigende regelingen zijn uitgewerkt, teneinde de gewettigde belangen van alle leden te behartigen, opdat alle zeven landen tegelijk aan de geintegreerde Europese markt zouden kunnen deelnemen (Voor de tekst van de betreffende passage zij verwezen naar bijlage 2). Hoewel het niet zeker is welke interpretatie aan deze verklaring,voorzover Portugal aangaat, zal worden gegeven lijkt het toch waarschijnlijk dat op het moment van ondertekening van het toetredingsverdrag althans een vooruitzicht op een regeling moet bestaan. Overigens doet zich t.a.v. Portugal nog het bijzondere probleem voor van de verhouding van de overzeese gebiedsdelen in Afrika tot de met de EEG reeds geassocieerde landen van dit continent. Ten aanzien van de "timing" van de behandeling van de verzoeken van de drie hier genoemde landen, zij opgemerkt dat aan Portugal een zekere voorrang zou moeten worden verleend, zolang Engeland zijn toetreding van de uitslag van de bespreking met Portugal afhankelijk blijft stellen. Het overleg met Spanje zou beter nog enige tijd kunnen worden uitgesteld'. Ad 2. Neutrale landen Ter beoordeling van de associatieverzoeken van de drie neutrale landen (Zweden, Zwitserland en Oostenrijk) ware allereerst te bezien wat de konsekwenties van een weigering van het associatieverzoek kunnen zijno Voor deze landen staan in beginsel twee andere mogelijkheden open, indien geen overeenkomst over een associatieovereenkomst kan worden verkregen.
-10-
-10-
i. De eerste zou zijn dat deze landen toetreden, zo alle medelidstaten van de EEG zich hiermede al kunnen verenigen. Zweden lijkt het enige land te zijn dat, in geval associatie niet mogelijk is, het volledige lidmaatschap ernstig zal willen overwegen. Reeds thans worden, vooral in industriële kringen stemmen in die richting vernomen o Hoewel aan een eventueel lidmaatschap van Zweden zeker voordelen zijn verbonden die analoog zijn aan de voordelen die met betrekking tot de toetreding van Noorwegen en Denemarken zijn genoemd, brengt een op deze wijze afgedwongen toetreding ook risico's met zich. Deze risico's hangen samen met de positie van Finland. Indien Zweden meer rechtstreeks wordt betrokken in de Westeuropese samenwerking zou dit de Russen ertoe kunnen leiden Finland meer in hun invloedsfeer te betrekken. Een toetreding binnen afzienbare tijd van de andere neutrale landen - Zwitserland en Oostenrijk - moet uitgesloten worden geacht. Oostenrijk heeft zich tengevolge van het Staatsverdrag van 1955 verplicht geen "Anschluss" aan te gaan met Duitsland en zou volgens het Memorandum van Moskou bovendien een neutraliteitspolitiek moeten voeren naar het voorbeeld van Zwitserland. Zwitserland is in dit stadium, mede tengevolge van de federale opbouw van deze statenbond zeker nog niet rijp voor het volledig lidmaatschap~
-11-
-11-
ii. Het andere alternatief voor de neutrale landen s·aat in verband met de multilaterale tariefonderhandelingen, waartoe President Kennedy voorstellen heeft gedaan e waartoe, wat de Amerikaanse Regering betreft, de eg is geopend door aanvaarding van de Trade Expansion ct door het Congres. De Amerikaanse regering meent zelve dat de neutrale landen het beste in het kader van deze tariefonderhandelingen tezamen met de Verenigde Staten en andere geIndustrialiseerde landen, op basis van reciprociteit, de beoogde tariefverlagingen op hun belangrijkste exportprodukten kunnen bedingen. Gezien de grote variatie van het exportpakket van de neutrale landen, hun grote belangen bij de markten van de EEG-landen en de aarzelingen die binnen de EEG tegenover vergqande verlagingen van het buitentarief bestaan, lijkt de kans niet groot dat de belangen van de neutrale landen l angs deze weg in redelijke mate kunnen worden gewaarborgd. 1ti.sschien zal Zwitserland echter nog wel enige tijd buiten de verbrede EEG kunnen blijven zonder dat de Zwitserse economie hiervan veel schade zal ondervindeno Uit het voorgaande resulteert reeds een zekere voorkeur voor de associatie, indien deze althans te verwezenlijken valt. De voordelen van associatie mogen in het onderstaande als volgt worden samengevat: a. Het lot van de toetreding van Engeland, Denemarken en Noorwegen wordt, tengevolge van het hierboven genoemde Communiqué van de landen van de EVA van juili 1961, mede bepaald door de regelingen die voor de neutrale landen van de EVA zullen worden getroffen. Indien de EEG geen associatieregeling in het vooruitzicht zou stellen, en de Britse regering zou niettemin tot toetreding overgaan, dan zal hieruit zeker munt worden geslagen door de oppositie in het Britse parlemento Hetzelfde geldt uiteraard voor Zwedens Scandinavische buurlanden Noorwegen en Denemarken.
-12-
-12-
b. Door associatie worden de neutrale landen nau er aan Westeuropa geklonken, in een vorm die, voorzover thans valt te bezien, niet op meer dan verbale tegenwerpingen van de Sovjet Unie zal stuiten. c. Door een verbreding van de markt met die van de geassocieerde landen kunnen de economische voordelen, elke in verband met de toetreding op blz 5 punt e zijn verme~d, nog sterker tot uitdrukking komen. d. In geval de neutrale landen hun heil zouden moeten zoeken bij de in de toekomst te houden Kennedy-onderhandelingen, lijken de kansen op een bevredigende regeling voor hun export gering. Te bedenken ware dat 65% van de export van Zweden, 55% van de export van Oostenrijk en 50% van de export van Zwitserland op de met Engeland, Denemarken en Noorwegen te verbreden EEG is gericht. Zou een land als Zweden hieruit de konsekwenties trekken en willen toetreden, dan zijn hieraan politieke en strategische konsekwenties verbonden, welke zich aan de beoordeling van de Coördinatie Commissie onttrekken. e. Tenslotte moge niet onvermeld blijven dat Nederland een niet onaanzienlijke export naar bedoelde landen heeft (8,2% van onze export gaat naar de drie landen, waarvan 4*% naar Zweden). De keerzijde van de medaille is hier, zoals bij de toetreding en de associatie der onderontwikkelde landen, dat het gevaar bestaat dat de EEG door het aangaan van een overeenkomst in dit stadium een te grote last op zich zou nemen. Voorts kan men zich afvragen of uit taktische overwegingen een associatie beter kan worden afgehouden, indien men meent dat toetreding op de langere duur, ondanks hetgeen hierboven is gesteld, de beste oplossing biedt. Bij de associatie der neutrale landen doet zich bovendien nog een fundamenteel probleem voor, hetwelk de uitvoerbaarheid van de associatieovereenkomst op zichzelf in het geding brengt. Hierover moge het volgende worden gesteld.
-13-
-13en heid van de
op zichzelf in het geding d. De neutrale landen hebben in de toelichting op hun associatieverzoeken (zie voor een excerpt hiervan Bijlage 3) te kennen gegeven bereid te zijn tot deelneming aan de beleidsvorming op de meeste gebieden welke het EEG-verdrag bestrijkt. Omgekeerd zal van de zijde van de EEG ongetwijfeld de eis worden gesteld dat de neutrale landen in het algemeen de economische verplichtingen moeten nakomen, elke uit het EEG verdrag en de beslissingen van de EEG resulteren, illen deze landen inderdaad dezelfde voordelen op de markt van de EEG genieten als de lidstaten zelf. Deze eis nu van nakoming van nagenoeg alle economische verplichtingen waaraan de lidstaten zelf moeten voldoen komt in strijd met een van de wezenlijke aspiraties van de neutrale landen: de handhaving van hun autonomie. De neutrale staten verlangen immers, afgezien van enige specifieke clausules in verband met hun neutrale status, meer in het algemeen een zekere bewegingsvrijheid te behouden. Zweden en Oostenrijk aanvaarden weliswaar meerderheidsbeslissingen indien het om de nakoming van concrete verplichtingen gaat, Zweden en Zwitserland accepteren ook een arbitrageprocedure voor de geschillen over de uitvoering van konkrete verplichtingen, doch geen van de drie landen wil, naar het schijnt, het gezag van een Europese Commissie aanvaarden of zich in dezelfde mate als de lidstaten aan meerderheidsbeslissingen onderwerpen. Wat nu te doen als de EEG, volgens de communautaire procedure, een beleidsbeslissing neemt, welke, volgens de EEG, in beginselook van toepassing zou moeten zijn op de geassocieerde neutrale landen? In principe staan de EEG in dat geval drie wegen open: a. De neutrale landen krijgen medezeggenschap bij de besluitvorming. Een dergelijke procedure zal echter nooit voor beide partijen aanvaardbaar zijn. Zou namelijk de communautaire procedure op de neutrale landen worden toegepast, dan kunnen de neutrale landen WHHrRWXe~xx~mrM*kt deze niet aanvaarden, behouden de neutrale landen daarentegen het vetorecht, dan is de procedure voor de Gemeenschap niet acceptabel. ~eovereenkomst
-14-
- 14 -
b. de neutrale landen krijgen geen medezegger:sc ap oij de besluitvorming binnen de EEG, maar lorden na af oop econfronteerd met de eis van de EEG dat het besluit ook van toepassing zal zijn op de geassocieerde landen. Zo de geassocieerde landen deze eis niet aanvaarden, dan rest hun slec ts de Ol lijkheid de Gemeenschap te verlaten. Het is duidelijk dat de neutrale landen dan tot de positie van vazalstaat zouden worden teruggedrongen. c. Ten slotte is er een tussenweg denkbaar, waarbij de neutrale landen i) weliswaar geen medezeggenschap krijgen, maar althans het recht op consultatie en ii) niet gedwongen worden de beslissingen van de EEG te aanvaarden, maar tenminste met redelijke sancties orden geconfronteerd (bijvoorbeeld afsluiting van de grenzen in een bepaalde sector). Uiteraard is deze tussenweg het meest aantrek-elij , doch de moálijkheid is dat niet met zekerheid kan orden vastgesteld of een dergelijke tussenoplossing in de praktijk realiseerbaar zal blijken. De consultatieprocedure bijvoorbeeld zou, indien zij consultaties vooraf en in alle belangrijke organen van de EEG zou impliceren, het beleid van de EEG te zwaar kunnen belasten. Zouden de consultaties daarentegen slechts incidenteel worden gevoerd, dan is de waarde daarvan voor de neutralen gering. Zouden de sancties tegen een neutraal land dat een Gbeslissing weigert over te nemen in alle gevallen beperkt blijven tot een afsluiting van de grenzen in een bepaalde • sector, dan zou de regeling voor de EEG wanig aantrekkelijk kunnen worden. Indien bijvoorbeeld de landbouw op deze wijze geleidelijk van het associatieregiem wordt uitgesloten, zou dit uiteraard op bezwaren van velerlei aard stuiten. Zou de EEG daarentegen niet beperkt wordenIDde aard en omvang van de sancties en de voorwaarden waaronder deze laxnnen worden getroffen, dan zal het neutrale land in feite al gauw in een dwangpositie verkeren.
- 15 -
- 15 -
Het komt de Co8rdinatie.Commissie voor dat het ernprobleem bij de associatie het hierboven geschetste institutionele dilemna vormt. Aangezien tevoren niet met ze erheid valt te zeggen of de hier geschetste problemen in de rakti" , dank zij de goede wil van beide partijen, oploébaar blij~en, wordt bij het kiezen van deze oplossing ongetwijfeld een zeker risico genomen. De Co8rdinatie Commissie meent dat het aan de ministerraad ter beoordeling is of de op blz. 1 en 1_ genoemde voordelen ener associatie de doorslag moeten geven. 1 Tot slot zij vermeld da1 de specifieke, op de neutraliteit betrekking hebbende desiderata van de drie landen op de volgende punt~n betrekking hebben: 1) Behoud van een zekere mate van vrijheid van handelen ten aanzien van de regeling van de handelsbetrekkingen met landen van het Oostblok. 2) Een claus~le die uittreding uit de associatie of opschorting v~ de Uitvoering van bepaalde verplichtingen mogelijk maakt in geval van oorlog of oorlogsdreiging. 3) Voorbehoud van het recht de produktie voort te zetten van goederen di~van vitaal belang zijn in oorlogstijd (gedacht wordt speciaal aan een zekere bescherming van de landbouw. De EEG zal moeten nagaan of kan worden aangetoond of en in hoeverre de neutrale status in deze gevallen inderdaad in het geding is. Zou tot bepaalde excepties, bijvoorbeeld met betrekking tot de landbouw, worden besloten, dan zal daafbij de reciprociteit in acht moeten worden genomen. Ten aanzien van het te VOlgen prioriteitenschema zij nog opgem~t dat een vroegtijdige behandeling van de gevallen der neutrale landen in het begin van het volgende ' jaar de voorkeur verdient in verband met de consequenties voor de toetreding van Engeland. Hierbij moet worden aangetekend dat het onwaarschijnlijk lijkt dat Engeland L~l zou willen toetreden indien de onderhandelingen over associatie volledig voltooid zijn. Een intentieverklaring, waarin de bereidheid tot onderhandelingen overassociatie tot uitdrukking wordt gebracht, benevens enige doelstellingen worden vermeld en voorts misschien een interim regiem wordt toegestaan, zal voor de Britse regering vermoedelijk voldoende zijn om het gezicht tegenover EV partners en eigen parlement te redàen. ~
- 16 -
- 16 -
4. Verhouding tot landen buiten . . . . uropa De regeling van de betrekkingen van de ~OJ met lande .... buiten 2uropa zal moeten worden gezocht ln een han-elapolitiek beleid. Lit beleid zal, gezien ae 0 teÁania van de verbrede ~~G voor de wereldhan el, op den dur geen ander kunnen zijn dan een liberaal en non-discrjfjljnatoir beleid. Dit geldt met name ten aanzien van. de ontwikkelingslanden. In de inleiding is er reeds op gewezen dat de ~~G met grote moeilijkheden is geconfronteerd bij haar _pon.n '-' ::> en op korte termijn vorm te geven aan haar beleid ~en opzichte van derde landen. Sommigen binnen de ~} vreze~ dat teveel en te zware bindingen met derde landen ~ot een afremming van het integratieproces zou leiden. Dit leidt vaak tot immobilisme; het minimwn standpun~ van één Lidstaat van de Zes wordt door de Zes overgenomen, waardoor,in plaats van een positief beleid, he+ kleinste gemene veelvoud van de standpunten der zes landen tot uitdrukking wordt gebracht. Niettemin zal Nederland in deze situatie moeten blijven streven naar een liberaal handelspolitiek beleid. Uiteraard zal moeten worden vermeden dat plotselinge ernstige schade wor dt toegebracht aan bepaalde nati onale industrieën. Up de langere duur zullen verschillende bedrijven echter niet kunnen worden ontzien, in het bijzonder indien hierdoor een markt wordt geboden voor de opkomende industrieën van onderontwikkelde landen. Het liberale beleid ten aanzien van de invoer van industriële produkten zal speciaal tot ui tdrukking kunnen wor den gebracht in het kader van de onderhandelingen di e door de President van de Verenigde Staten zijn voorgesteld. Het initiatief van de Verenigde staten, de tweede grote handelsmacht van de wereld (zodra Engeland is toegetreden), om in het kader van het GATT tot drastische non-discriminatoire tariefverlagingen te komen, moet van de grootst mogelijke betekenis worden geacht.
17 In de a~raris~he sector za het ~ederlan se stre gericht moeten zijn op het succes lan de onèer_. . 9. ae11 r e de internationale goederenovereenkomsten met andere a b producentenlanden, vaaronder de Gemenebestlanden, aartoe i het kader van de onderhandelingen met Engeland is es:o en. De Coordinatie Commissie stelt zidm voor over deze zeer el~._rijke materie een nota voor de l~inisterraad voor te terei'en. Met betrekking tot de meestbegunstigings~egel ~o e e_ og eens de nadruk op worden gelegd dat zowel in politiek a s i economisch opzicht alleen maar schade kan worden ver ach· een situatie, waarin een deel Van de ontwikkelingslan:en ·0 r middel van preferentiele regelingen zou worden evoor2eel~ ten opzichte van het andere deel. Juist in deze ti 'd van: nale aaneensluitingen zal met alle mogelijke midde:en moe n worden gewaakt voor een ordelijke en gedisciplineerde i ling van het handelspolitieke gedrag in de wereld, lan s "e lijnen die door het GAT~ zijn aangegeven. Voor wat de korte termijn betreft dwingt d2 feit::li;:"·a situatie tot een tijdelijke voortzetting van het merendeel de preferenti~le regelingen die uit het koloniale verleden stammen. Door deze tijdelijke handhaving wordt de betre==en~e landen de helpende hand geboden bij de aanpassing van hun prijzen aan het niveau Van de wereldmarkt. Deze tariefpreferenties zullen overigens door de eerder genoemde nondiscriminatoire tariefverlagingen reeds moeten worden verrJinderd( Daarnaast zal echter iedere voorkomende gelegenheid moe~en worden aangegrepen om op liquidatie van deze preferenti~le systemen, die de EEG bovendien ernstig in haar bewegingsvrijheid belemmeren, aan te sturen. Deze doelstelling houdt in dat de EEG ook bij het aangaan van nieuwe akkoorden met landen buiten Europa - zoals de beoogde handelsakkoorden met landen als Israel en India - zicl~ alleen in de uiterste noodzaak zal mogen laten leiden met het introduceren Van nieuwe discriminatoire elementen die niet door het Gatt worden gedekt. Voor een meer uitvoerige uiteenzetting over de hier geschetste richtlijnen voor de betrekkingen met landen buiten Europa moge worden verwezen naar bijlage 4, waarin de DirecteurGeneraal Van de BEB zijn idee~n nader uiteenzet. ~
i
DGES, 23 november 1962.
Tekst van I 0tie, aanE'snJIilen d0ür de OI' 19 juni 1962
~ ~e ~te
_ amer
------------------------------------------------
De Kamer, van mening, dat de integratie van de ~uroFese landen Let testaan van democratische instellingen in de la~den, uie zich a~ll melden veronderstelt, van oordeel, dat dit ln overeenstemming met de ventie van de Rechten van de fuens en llet Europees SJciaal betekent:
C .,.,u
CL9r~s:
a. de aanwezigheid van een democratisch gekozen volksver~a5en wvordiging, opdat de regring berust op de vrije wil van de burgè:~ b. een doelmatige beveiliging van de rec~~ten van de -'.!..lens ~. ___ s+bijzonder, het recht van individuele vrijheid en vrije meni~~sui-~:_~ hetgeen veronderstelt het oplleffen van regeringscensuur; c. het recht zich op democratische grondslag in vakverenigin€en te kunnen organiseren en de erkenning, dat de werknemers hun fu~èa mentele rechten moeten kunnen verdedigen, hetgeen het recllt van staking niet mag uitsluiten; d. erkenning van de vrijheid van vereniging en het recht zich in politieke partijen te organiseren en erkenning van de rechten van de oppositie, van oordeel voorts, dat het noodzakelijk is aan dit uitgangspu!1t bijzondere aandacht te geven in verband met de aanvrage van SIanje om toe te mogen treden tot de B.B.G., verzoekt de Regering zich bij de beoordeling van aanvragen tot toetreding van de 3.E.G. door bovenstaande overwegingen te laten leiden'9 en gaat over tot de orde van de dag.