AMNE - Dienst Mer Datum:
25 april 2013
Datum wijziging: (wijzigingen zijn gemarkeerd)
/
Onderwerp:
Handleiding textiel
Rubrieken:
II, 8 b en III, 8 b
Inhoud 1.
Doel ................................................................................................................................ 2
2.
Rubrieken ....................................................................................................................... 2
3.
Definities en begrippen .................................................................................................... 2
4.
3.1.
Textiel ...................................................................................................................... 2
3.2.
Textielveredeling ...................................................................................................... 3
3.3.
Interpretatie rubriek ................................................................................................. 3
Wanneer welke vorm van milieubeoordeling .................................................................. 4 4.1.
Diepgang van de milieubeoordeling ............................................................................ 4
4.2.
Wat valt onder de wijzigings- en uitbreidingsrubrieken ............................................... 5
5. Inhoud van de project-m.e.r.-screeningsnota bij vergunnings-aanvragen voor textielbedrijven ...................................................................................................................... 6 5.1.
Kenmerken van het project ........................................................................................ 6
5.2.
Kenmerken van de omgeving ..................................................................................... 7
5.3.
Mogelijke effecten van het project op de omgeving....................................................... 7
5.4.
Potentiële effecten op het watersysteem ...................................................................... 8
5.5.
Potentiële effecten op mens, natuur of landschap ......................................................... 8
Bijlage 1: Wat is de diepgang van de milieubeoordeling? .....................................................10 Bijlage 2: Uitgewerkt standaardvoorbeeld aan de hand van het screeningsformulier ............11 Bijlage 3: Tabel uit BREF Textiel: Tapijtindustrie ..................................................................18
Pagina 1 van 18
1. Doel Deze handleiding heeft tot doel te verduidelijken welke project-m.e.r.-verplichtingen bestaan voor projecten die betrekking hebben op de textielsector en/of projecten die wijzigingen of uitbreidingen van bestaande textielbedrijven inhouden. Zowel de rubrieken van bijlage II en III van het project-m.e.r.-besluit1 die betrekking hebben op textiel komen aan bod. De handleiding is enkel van toepassing op vergunningsplichtige textielbedrijven met inbegrip van wijzigingen of uitbreidingen hieraan. Indien voor een bepaald project geen vergunning nodig is, dan dient deze handleiding niet doorlopen te worden.
2. Rubrieken Bijlage II Rubriek 8b “Installaties voor de voorbehandeling (zoals wassen, bleken, merceriseren) of het verven van vezels of textiel met een productiecapaciteit van 30.000 ton per jaar of meer.” Bijlage III Rubriek 8b “Installaties voor de voorbehandeling (zoals wassen, bleken, merceriseren) of het verven van vezels en textiel”
3. Definities en begrippen 3.1.
Textiel
De definitie van textiel volgens het Belgisch Staatsblad2 is de volgende: “Textiel is de activiteit die bestaat uit het industrieel verwerken van natuurlijke of andere textielwaren in de verschillende stadia van hun omvormingsproces, of de productie van alle vezels en garens, andere dan natuurlijke, voor textielgebruik.”
1
Het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. 2 B.S. 15 oktober 1975, p. 12847-12848
Pagina 2 van 18
De textielsector wordt onderverdeeld in vijf grote productgroepen3:
Interieurtextiel: deze productgroep omvat tapijt, meubelstoffen, decoratiestoffen, overgordijnen, wandbekleding, huishoudlinnen, … Kledingtextiel: deze productgroep omvat weefsels en gebreide stoffen voor sportkleding, vrijetijdskleding, regenkleding, nachtkleding, werkkledij, ondergoed, fashion wear, voeringen en afgewerkte breigoedproducten zoals baby- en kinderkleding, joggings, pulls en andere bovenkleding, beenbekleding en t-shirts. Technische textiel: Voor landbouw, tuinbouw en visvangst (grondbedekkingsdoek, visserijgarens,…) Voor bouw en lichte constructies (isolatiemateriaal, roofingtextiel,…) Geotextiel (water-, wegen-, bodemwerken, afdichtingsdoek,…) Voor industriële toepassingen (transportbanden, afdichtingskoorden,…) Medische textiel (hydrofiel verbandgaas, luiers, steunverbanden,…) Textielveredeling (zie 3.2.) Spinnerijen
Vanuit VLAREM is rubriek 41 van toepassing: 41.1 Mechanisch behandelen van textiel 41.2 Weefsels breiwerk, vlechtwerk en textielwaren 41.3 Wolontvettingsfabrieken, wolwasserijen, kammen en carboniseren 41.4 Chemisch reinigen en behandelen, textielveredeling 41.5 Opslagplaats, meer dan 10 ton 41.6 Vervaardigen van tapijten 41.7 Aanbrengen van een kunststofonderlaag bij tapijten 41.8 Inrichtingen voor het roten van vlas, hennep en vezelstoffen 41.9 Productie van viscose voor vezels, filamentgaren, film, sponsen, kunstdarmen, enz. 41.10 Voorbehandelen of verven van vezels of textiel 41.11 Produceren en bewerken van celstof
3.2.
Textielveredeling
Textielveredeling is een geheel van bewerkingen die tot doel hebben textiel het uitzicht en de fysische karakteristieken te geven, gewenst door de gebruiker. Zo omvat de textielveredeling o.a. voorbereiden, bleken, optisch witmaken, kleuren, coaten (aanbrengen van een bepaalde laag op het doek), hoogveredelen (of finishen: allerlei behandelingen om de kwaliteit te verbeteren zoals bv. het brandvrij, motwerend of vuilwerend maken, of om speciale effecten te verkrijgen, bv. glans).4 Er zijn zowel de loonveredelingsbedrijven zonder eigen textielproductie als de weverijen/breierijen met een eigen veredelingsafdeling (geïntegreerde veredeling).
3.3.
Interpretatie rubriek
Wat betreft de interpretatie van de mer-rubriek, kan een beroep gedaan worden op de Europese guidance “Interpretation of definitions of certain project categories of annex I and II of the EIA 3 4
Bron: www.fedustria.be BBT voor de textielveredeling (1998)
Pagina 3 van 18
Directive” (European Communities, 2008)5. De guidance meldt dat informatie over textielbedrijven kan teruggevonden worden in de BREF voor textielindustrie (juli 2003). De bovenvermelde BREF is hierbij voornamelijk gericht op activiteiten die natte processen omvatten en bijgevolg op volgende drie subsectoren: wolwassen, textielveredeling (m.u.v. vloerbekleding) en de tapijtsector. In bijlage 3 is een tabel toegevoegd, overgenomen uit de BREF, die voor de tapijtsector aangeeft welke processen als ‘natte processen’ beschouwd worden (deze staan schuin gedrukt). Hoewel de tabel specifiek voor de tapijtsector werd opgemaakt, geeft deze een goed beeld van welke processen binnen de textielsector als ‘natte processen’ beschouwd worden en welke dus onder de scope van de BREF en dus ook onder de scope van de EU-richtlijn vallen. Algemeen kan gesteld worden dat mechanische en droge textielprocessen zoals weven, tuften, breien, etc. niet onder de toepassing van deze m.e.r.-rubriek vallen. Ook het zogenaamde backing en aanbrengen van schuimapplicaties worden niet gezien als natte processen (zie tabel).
4. Wanneer welke vorm van milieubeoordeling 4.1.
Diepgang van de milieubeoordeling
Voor grote textielveredelingsbedrijven (die onder bijlage II vallen) is een milieubeoordeling op basis van een project-MER of een gemotiveerd verzoek tot ontheffing verplicht. Voor de minder grote bedrijven is een milieubeoordeling onder de vorm van een project-m.e.r.-screeningsnota (PrMS) nodig. Binnen de screeningsplichtige bedrijven kan er echter nog een groot verschil naar milieuimpact toe zijn. Vandaar dat bijkomende criteria noodzakelijk zijn om de diepgang van de projectm.e.r.-screening te bepalen. In deze handleiding wil de dienst Mer een leidraad aanreiken wanneer welke diepgang in de PrMS aangeraden is. Volgende criteria kunnen aanleiding geven tot een meer uitgebreide screening (niet limitatief): - Ligging in of nabij gevoelig gebied inzake natuur (SBZ, VEN, natuurreservaat, …) - Ligging in of nabij woongebied - Een volledig nieuw bedrijf - Grootte van het bedrijf of van de uitbreiding (mogelijke indicatie: drempel Richtlijn Industriële Emissies6 (IED-drempel)) - Cumulatie met andere projecten in de omgeving. De IED-drempels worden gebruikt als indicatie voor de grootte van een bedrijf. Er moet opgemerkt worden dat de IED-drempels verschillen van de m.e.r.-drempels (ook in de Europese Richtlijnen). Wanneer de capaciteit onder de IED-drempels ligt of het bedrijf voldoet niet aan bovenvermelde criteria, zal in de meeste gevallen een eenvoudige PrMS aan de hand van het screeningsformulier volstaan. Een uitgewerkt standaardvoorbeeld dat als inspiratie kan dienen voor dergelijke bedrijven is terug te vinden in bijlage 2 van huidige handleiding. Ligt de capaciteit boven de IED-drempels of zijn er bijkomende criteria van toepassing, dan is een uitgebreidere screening voor de relevante aspecten aangewezen.
5
http://ec.europa.eu/environment/eia/pdf/interpretation_eia.pdf Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies 6
Pagina 4 van 18
De IED-drempel voor textiel is de volgende: a) 6.2. Installaties voor de voorbehandeling (wassen, bleken, merceriseren) of het verven van vezels of textiel met een verwerkingscapaciteit van meer dan 10 ton per dag. Deze IED-drempel ligt reeds 8 à 10 maal lager dan de bijlage II-drempel. Er kan dus geredeneerd worden dat voor bedrijven met een productie onder de IED-drempel in de meeste gevallen een beperkte screening voldoende is. Maar ook voor bedrijven met een productie hoger dan de IEDdrempel, kan het verschil met de bijlage II-drempel nog groot zijn en zal in bepaalde gevallen een beperkte screening eveneens volstaan. Op basis van het bovenstaande komt men tot volgend stappenplan (zie ook bijlage 1): Stap 1 Als de drempelwaarde van bijlage II rubriek 8b wordt overschreden, dan moet een project-MER opgemaakt worden of kan aan de dienst Mer een gemotiveerd verzoek tot ontheffing aangevraagd worden. Stap 2 Als het bedrijf vergunningsplichtig is, maar niet boven de drempel van bijlage II van het projectm.e.r.-besluit komt, dan moet minstens een project-m.e.r.-screening gebeuren. Ligt de capaciteit van het bedrijf (ver) boven de drempelwaarde van de IED-drempels of zijn bijkomende criteria relevant, dan is een eerder uitgebreide screening voor de relevante aspecten noodzakelijk. In de meeste gevallen zal een PrMS kunnen worden opgesteld zonder modelleringen. Indien een passende beoordeling noodzakelijk is (hiervoor is het advies van ANB vereist – of dit kan volgen uit de toekomstige online applicatie voor de voortoets), kan hiernaar verwezen worden. De overheid die beslist over ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag kan ook steeds meer informatie of onderzoek vragen indien hij dit nodig acht. Ligt de capaciteit van het bedrijf onder de drempelwaarde van de IED en zijn er geen bijkomende criteria van toepassing, dan volstaat meestal een eenvoudige project-m.e.r.-screening. Hierbij kan het standaardvoorbeeld (zie bijlage 2) als inspiratie dienst doen.
4.2.
Wat valt onder de wijzigings- en uitbreidingsrubrieken
Via het nieuwe besluit zijn ook rubriek 28 van bijlage I en rubriek 13 van bijlage II/III aangepast ten opzichte van de vroegere wetgeving. Zie hiervoor de afzonderlijke handleiding betreffende wijzigings- en uitbreidingsrubrieken. Aanvullend op deze handleiding trachten we in wat volgt voor de textielsector te bepalen wat zeker niet valt onder deze rubrieken. Voor de textielsector is enkel rubriek 13 van bijlage II/III van toepassing. In de formulering voor bijlage II is er sprake van overschrijdingen van drempelwaarden, al dan niet gecumuleerd met eerdere uitbreidingen. Dus enkel uitbreidingen die betrekking hebben op de capaciteit of andere types activiteiten vermeld onder één of meerdere rubrieken van bijlage I of II waarvoor drempel overschreden worden, kunnen onder rubriek 13 van bijlage II vallen. Rubriek 13 van bijlage II luidt als volgt: Rubriek 13a Wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I, II of III, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd, wanneer die wijziging of uitbreiding op zich voldoet Pagina 5 van 18
aan de in bijlage II genoemde drempelwaarden, voor zover deze bestaan (niet in bijlage I opgenomen wijziging of uitbreiding); Rubriek 13b Wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I, II of III, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd, wanneer die wijziging of uitbreiding aanleiding geeft tot een overschrijding van de in bijlage II genoemde drempelwaarden (niet in bijlage I of in rubriek 13. a) van bijlage II opgenomen wijziging of uitbreiding). Van deze overschrijding van de drempelwaarde is sprake ofwel als de drempelwaarde van bijlage II voor het eerst wordt overschreden door het samenvoegen van de reeds vergunde en de nog te vergunnen activiteiten (= project) ofwel als de verschillende uitbreidingen samen, sinds de laatst verleende ontheffing of goedgekeurd MER (voor zover deze bestaan), groter zijn dan de drempelwaarde van bijlage II. Rubriek 13 van bijlage III luidt als volgt: Wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I, II of III waarvoor reeds een vergunning is afgegeven en die zijn of worden uitgevoerd (niet in bijlage I of II opgenomen wijziging of uitbreiding). Een wijziging aan de waterzuiveringsinstallatie valt bijvoorbeeld niet onder rubriek 13 of 28. Een wijziging in bvb. de opslag van (textiel)stoffen zou onder rubriek 13 kunnen vallen indien deze wijziging tot gevolg heeft dat er een grotere productiecapaciteit mogelijk wordt. Indien de wijziging op diversificatie gericht is, waarbij de totale capaciteit niet verhoogd, is rubriek 13 niet van toepassing.
5. Inhoud van de project-m.e.r.-screeningsnota bij vergunnings-aanvragen voor textielbedrijven De diepgang van de project-m.e.r.-screeningsnota (PrMS) wordt in dit deel besproken aan de hand van het project-m.e.r.-screeningsformulier. Een uitgewerkt voorbeeld is terug te vinden in bijlage 2 van deze handleiding. In deze handleiding worden de relevante vragen voor textielbedrijven besproken. In de PrMS kan verwezen worden naar informatie die reeds vervat zit in de vergunningsaanvraag of die als bijlage toegevoegd is. Het is niet nodig om de informatie dubbel ter beschikking te stellen.
5.1.
Kenmerken van het project
In dit onderdeel wordt geïnformeerd naar enkele basisgegevens van het project. Zo wordt er gevraagd om aan te geven welke vergunningen aangevraagd worden evenals de rubrieksnummer uit bijlage III van het project-m.e.r.-besluit. Vraag 4 over bijkomende werkzaamheden of voorzieningen die nodig zijn, zullen bij een loutere hernieuwing van de milieuvergunning niet relevant zijn. Deze vraag geeft de betrokken overheid een idee wat allemaal bij het project komt kijken.
Pagina 6 van 18
5.2.
Kenmerken van de omgeving
In de tabel bij vraag 7 wordt gepeild naar de ligging van het project ten opzichte van een aantal gevoelige gebieden. Wanneer het project nabij of in een gevoelig gebied gelegen is, kan ofwel de relevante kaart als bijlage opgenomen worden bij de PrMS ofwel verwezen worden naar de vindplaats van de kaart in kwestie (met name in de vergunningsaanvraag). Het toevoegen van kaartmateriaal is niet verplicht. Bij vraag 8 wordt geïnformeerd of er bepaalde toetsingsinstrumenten of studies opgenomen zijn in de PrMS. Voorbeelden hiervan zijn de (voortoets op) de passende beoordeling en de elementen voor de watertoets. Inzake cumulatieve effecten (vraag 9) Het aanvinken van de verschillende stellingen gebeurt als volgt: De stelling “Dit project maakt deel uit van een groter geheel” moet aangevinkt worden als het project bijvoorbeeld deel uitmaakt van een milieutechnische eenheid of de vergunning betrekking heeft op een klein gedeelte van het bedrijf. De stelling “Er is geen relatie met andere projecten” moet aangevinkt worden als er in de directe omgeving van het voorgenomen project geen bedrijven met gelijkaardige effecten voorkomen. De stelling “In de omgeving van het project zijn er projecten met soortgelijke gevolgen voor de omgeving” moet aangevinkt worden als er wel bedrijven voorkomen met gelijkaardige effecten (bijvoorbeeld andere textielbedrijven of bedrijven met gelijkaardige milieueffecten).
5.3.
Mogelijke effecten van het project op de omgeving
In deze handleiding worden de relevante vragen voor textielbedrijven besproken. Afvalwaterlozing: de textielindustrie loost grote hoeveelheden afvalwater, dat mogelijk chemisch belast is. Verschillende textielbedrijven hebben een eigen waterzuiveringsinstallatie. Verontreiniging naar bodem en grondwater zijn mogelijk omdat er calamiteiten kunnen optreden bij de opslag van stoffen. Als de opslag van stoffen conform VLAREM-reglementering is uitgevoerd, wordt de kans op calamiteiten verwaarloosbaar, bv. dubbelwandig uitvoeren en inkuipen. Indien voorgaande het geval is, kan dit aangegeven worden in het project-m.e.r.-screeningsformulier en leidt dit niet tot aanzienlijke effecten. Ook mogelijke effecten van een grondwaterwinning kunnen besproken worden7. Geluid en trillingen zijn relevant bij de exploitatie van een textielbedrijf. De negatieve effecten zijn meestal te wijten aan het geluid van de ventilatoren of de vrachtwagens die komen laden en lossen. Enkele voorbeelden van maatregelen die genomen kunnen worden binnen het project zijn overdag te laden en te lossen indien mogelijk, motor van de vrachtwagens afzetten tijdens het laden en lossen, geluidsarme ventilatoren te gebruiken, indien mogelijk kan er met de inplanting van de inrichting rekening gehouden worden. Het is aan te raden om de afstand tot bewoning aan te geven.
7
Een m.e.r.-handleiding “Onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater” is in opmaak.
Pagina 7 van 18
Licht en straling zijn minder relevant voor textielbedrijven. Naar lucht toe zijn er emissies mogelijk. Metingen van emissies aan stookinstallaties kunnen eventueel opgenomen worden om aan te tonen dat effecten niet aanzienlijk zijn. Ook geurhinder is mogelijk. Voor bepaalde bedrijven binnen de sector (vb. solventgebruikers) zijn er VOS-emisies mogelijk. De textielindustrie is ook een energie-intensieve industrie.
5.4.
Potentiële effecten op het watersysteem
Via de watertoets- en overstromingskaarten, die terug te vinden zijn op de website www.agiv.be, kan nagegaan worden of het projectgebied gelegen is binnen overstromingsgevoelig gebied. Als dat het geval is, is er mogelijks een effect. In de PrMS moet geduid worden welke maatregelen ingezet worden ter compensatie van de overstromingsruimte. Bij verharde oppervlaktes of overdekte constructies moet het project afgetoetst worden aan de stedenbouwkundige verordeningen inzake hemelwaterputten e.a., het decreet integraal waterbeleid en het concept ‘vasthouden-bergen-afvoeren’. Prioriteit gaat uit naar hergebruik van hemelwater en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer. Bij het bouwen van ondergrondse constructies is een tijdelijke bemaling mogelijk noodzakelijk. De invloedstraal van dergelijke bemaling zal meestal beperkt zijn en bijgevolg geen aanzienlijke milieueffecten veroorzaken. Wanneer een grondwaterwinning aanwezig is op het bedrijf, moet de diepte en het debiet (m³/jaar) opgegeven worden. Daarbij is het ook aangewezen om aan de hand van VMM/BBT-cijfers aan te tonen dat er geen overmatig watergebruik is. Indien belangrijke effecten van deze grondwaterwinning verwacht worden, is een screening voor de grondwaterwinning noodzakelijk. Hiervoor wordt verwezen naar de (toekomstige) handleiding inzake grondwaterwinning.
5.5.
Potentiële effecten op mens, natuur of landschap
Toename van vervoersbewegingen bij textielbedrijven wordt enkel relevant als het voorliggende project een grote uitbreiding van de milieuvergunning betreft. Wanneer de transportroute kwetsbare functies (zie hiervoor vraag 6) weert, zal het effect van deze transporten eerder beperkt zijn. Textielbedrijven (met beperkte capaciteit) hebben doorgaans geen of een beperkte impact op de gezondheid. Voornamelijk het hinderaspect (o.a. geuremissies) is relevant. Geurhinder werd onder de vraag inzake luchtverontreiniging beoordeeld. Indien het bedrijf niet nabij een kwetsbare functie (zie vraag 6) ligt, is het gezondheidsaspect verder niet relevant.
Pagina 8 van 18
Impact op het landschap is enkel relevant wanneer het bedrijf landschappelijk gevoelig ligt door de ligging ervan in bijvoorbeeld een beschermd landschap, … (zie vraag 7) EN er nieuwe vergunningsplichtige constructies gebouwd worden. In dit geval moet landschap verder uitgewerkt worden en eventueel gezocht worden naar maatregelen om deze impact te milderen. Voor een maximale landschappelijke integratie wordt best rekening gehouden met de materialen die gebruikt worden en met de plaats van de inplanting van nieuwe constructies (zodanig dat de inrichting één geheel vormt). Om de visuele impact te minimaliseren kunnen streekeigen beplantingen in functie van optimale landschappelijke integratie aangelegd worden. Deze maatregelen kunnen in de PrMS vermeld worden om aan te tonen dat de effecten niet aanzienlijk zijn. Wanneer het bedrijf niet gelegen is in een landschappelijk gevoelig gebied, zijn de effecten op het landschap niet aanzienlijk. Inzake archeologie tenslotte kan ervan uitgegaan worden dat de werkzaamheden verbonden aan textielbedrijven doorgaans geen aanzienlijke effecten veroorzaken. Uiteraard geldt wel de vondstmeldingsplicht en moeten noodzakelijke maatregelen genomen worden indien er een zekere archeologische potentie gekend is voor het projectgebied. Het project kan een impact hebben op voor natuur waardevolle gebieden via bvb. rustverstoring indien het in de nabijheid van of in gevoelige gebieden naar natuur gelegen is. Dit kan het geval zijn wanneer in vraag 7 één of meer van de eerste 4 gebieden aangeduid zijn. Wanneer het bedrijf in of op nabije afstand van SBZ, VEN, … ligt, kan een modellering relevant zijn om uitsluitsel te geven over de impact van de emissies. Via de (toekomstige) online applicatie voortoets op de passende beoordeling kan ook al een indicatie gegeven worden over de impact. In afwachting van deze tool, kan advies van ANB noodzakelijk zijn. Indien geen passende beoordeling moet opgemaakt worden, is geen modellering voor de effecten op SBZ noodzakelijk. Inzake verdroging en rustverstoring kan verondersteld worden dat indien de effecten voor de grondwaterwinning en geluidsemissies niet aanzienlijk zijn, deze naar fauna en flora ook niet relevant zijn. Tenslotte is er nog vraag 14 inzake cumulatieve effecten. Indien er bedrijven (vb. andere textielbedrijven maar evengoed andere industrie) in de directe omgeving liggen met gelijksoortige effecten (zie vraag 9) waardoor de impact vermoedelijk groter wordt, moeten deze bedrijven aangeduid worden met vermelding van de ligging en het type activiteit. Binnen welke perimeter deze inventarisatie moet uitgevoerd worden is afhankelijk van de grootte van de effecten, de ligging van het bedrijf t.a.v. bewoning, ligging van het bedrijf t.a.v. natuurgevoelige gebieden,… Als de omliggende bedrijven een belangrijke mede-impact hebben, kan dit ook aanleiding zijn om een uitgebreider onderzoek naar bv. geuremissies te voeren.
Pagina 9 van 18
Bijlage 1: Wat is de diepgang van de milieubeoordeling?
Pagina 10 van 18
Bijlage 2: Uitgewerkt screeningsformulier
standaardvoorbeeld
aan
de
hand
van
het
Projectbeschrijving: Een bestaand textielbedrijf, gelegen in industriegebied, gaat hervergunnen. Het gaat om een weverij die zelf ook textiel verft en veredelt met een productiecapaciteit van 2.400 ton per jaar (o.b.v. 220 werkdagen per jaar). Er bevindt zich een woongebied op 100 m van het bedrijf. Binnen een straal van 2 km liggen er geen belangrijke natuurgebieden (geen SBZ-, VEN-gebieden, natuurgebied, …). Het bedrijf is gelegen in een industriegebied. De grondwaterwinning van het bedrijf bedraagt 10.000 m³/jaar. In het industriegebied bevinden zich nog bedrijven die lozen op hetzelfde oppervlaktewater.
Project-m.e.r.-screening Aan
het college van burgemeester en schepenen de bestendige deputatie van de provincieraad
straat en nummer
LNE-MER-01-120913
In te vullen door de behandelende afdeling ontvangstdatum
postnummer en gemeente Waarvoor dient dit formulier? Dit formulier kan gebruikt worden als project-m.e.r.-screeningsnota bij uw vergunningsaanvraag. Een project-m.e.r.screeningsnota is vereist wanneer uw project onder bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 opschrift valt. Dit formulier kan door de initiatiefnemer van het project ingevuld worden. Waarop moet u letten bij het invullen van dit formulier? - Vul dit formulier zorgvuldig in en voeg alle gevraagde informatie en kaartmateriaal als bijlage bij dit formulier. Een goed onderbouwde screening op milieueffecten zal de behandeling van uw aanvraag immers faciliteren. - Als bepaalde informatie in dit formulier wordt opgevraagd, ook al is opgenomen in onderdelen van de vergunningsaanvraag, hoeft u die in de project-m.e.r.-screeningsnota niet opnieuw op te nemen. Het is in dat geval voldoende om te verwijzen naar de pagina of het onderdeel van de vergunningsaanvraag in kwestie. - Als er studies werden opgesteld over mogelijke milieueffecten; kunt u daar in de rubriek ‘Mogelijke effecten van het project op de omgeving’ (vraag 10 tot en met 14) naar verwijzen. Die studies omvatten bijvoorbeeld een passende beoordeling, een mobiliteitsstudie, een natuurtoets, een geurstudie,…. Waar vindt u meer informatie ? Meer informatie over de project-m.e.r.-screening vindt u op de website van de dienst Mer: http://www.lne.be/themas/milieueffectrapportage. In specifieke handleidingen vindt u informatie over wetgeving, interpretatie van rubrieken en verdere diepgang van een screening. Aan wie bezorgt u dit formulier? Dit formulier moet bij uw vergunningsaanvraag worden gevoegd. U bezorgt dit formulier dus samen met de andere dossierstukken aan de betrokken overheid.
Kenmerken van het project 1 Welke vergunningen vraagt u voor dit project aan? Voeg dit screeningsformulier bij uw vergunningsaanvraag of -aanvragen. Dezelfde project-m.e.r.-screeningsnota moet bij diverse vergunningsaanvragen gevoegd worden. Verduidelijk voor welke onderdelen van het project u deze vergunning aanvraagt. een milieuvergunning:
Textielbedrijf: weven + veredeling
een stedenbouwkundige vergunning: een andere vergunning:
2 Vul het rubrieksnummer of de rubrieksnummers uit bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 in die aanleiding geven tot deze project-m.e.r.-screening. Op http://navigator.emis.vito.be/milnav-consult/consultatieLink?wettekstId=267&appLang=nl&wettekstLang=nl kunt u het
Pagina 11 van 18
besluit downloaden.
Rubrieksnummer bijlage III,
8b (textielveredeling)
bijlage III,
10j (grondwaterwinning)
bijlage III, 3 Is er reeds een vergunningsaanvraag voor dit project ingediend waarbij dit screeningsformulier werd toegevoegd? Ja Bij welke overheid? Bij welke vergunningsaanvraag? Datum van beslissing: Nee
4 Kruis aan welke werkzaamheden of voorzieningen nog nodig zijn. geen andere werkzaamheden of voorzieningen ontbossing of het kappen van bomen Wegaanleg rioleringen of transportleidingen werken aan waterlopen Graafwerken Bemaling andere:
Kenmerken van de omgeving 5 Vul de huidige bestemming en het bodemgebruik in. Bij ‘bestemmingen’ vult u de huidige bestemming of bestemmingen in van het projectgebied volgens het gewestplan, BPA of RUP. Het projectgebied is de locatie waar het project plaatsvindt. Met ‘bodemgebruik’ wordt bedoeld: de manier waarop en het doel waarvoor de bodem op dit ogenblik door de mens gebruikt wordt.
bestemming(en) Industriegebied bodemgebruik Textielbedrijf 6 Zijn er kwetsbare functies binnen een straal 200 meter van het projectgebied? ja. Kruis
aan welke kwetsbare functies er in de omgeving zijn.
Woongebieden
kinderdagverblijven
Ziekenhuizen
recreatiegebieden
scholen
rust- en verzorgingstehuizen
Nee
Pagina 12 van 18
- pagina 13 van 18
7 Kruis aan in welk van onderstaande gebieden het project ligt en geef aan welke relevante kaarten u bij dit formulier hebt gevoegd. Kruis de locatie van het project aan (in een gebied of in de nabijheid ervan). Als het gebied in de nabijheid van een dergelijk gebied ligt, vult u ook de afstand tot dat gebied in. Voor de beantwoording van deze vraag kunt u gebruikmaken van de website van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV): http://www.agiv.be/gis/diensten/geo-vlaanderen.
soort gebied
locatie van het project
relevante kaarten
in het gebied
naam van de kaart
in de nabijheid van het gebied
een speciale beschermingszone (SBZ): een Habitat- of Vogelrichtlijngebied (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/natura2000/)
Op
m
kaart Natura 2000 gebieden
een gebied in het Vlaams Ecologisch Netwerk (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/ven/) een natuurgebied, een bosgebied en andere groene bestemmingen of bestemmingen met een ecologische waarde of ecologisch belang, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen die van kracht zijn in de ruimtelijke ordening erfgoedlandschap (verwijzing naar vigerend plan van aanleg)
op
m
op
m
kaart gebieden van het VEN en IVON kaart van het gewestplan
op
m
Een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of archeologische zone (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/landschapsatlas/?startup=brl(%22go2obj%22,%22 %22) of archeologische zone (https://bescherming.onroerenderfgoed.be) inventaris bouwkundig erfgoed (https://inventaris.onroerenderfgoed.be) Een waterwingebied of een bijbehorende beschermingszone type I en II (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/vha/: selecteer laag grondwaterwinning) Een overstromingsgevoelig gebied (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/watertoets2012/) Andere :
op
m
op
m
op
m
op
m
op
m
vindplaats in de vergunningsaanvraag
kaart van het RUP/BPA kaart met de ankerplaats of het erfgoedlandschap kaart met het onroerend erfgoed
kaart van de Vlaamse Hydrografische Atlas kaart van de Vlaamse Hydrografische Atlas kaart van overstromingsgevoelige gebieden kaart
Pagina 13 van 18
8 Zijn er toetsingsinstrumenten of studies opgenomen? Het kan bijvoorbeeld gaan over een passende beoordeling, een mobiliteitsstudie, … ja. Welke instrumenten
of studies zijn er opgenomen en waar zijn ze te vinden in de aanvraag?
- De elementen tot uitvoering van de watertoets zijn terug te vinden op p.x van het dossier Nee
9 Welke relatie is er met andere projecten? Er is geen relatie met andere projecten. Dit project maakt deel uit van een groter geheel. Over
welk project gaat het?
In de omgeving zijn er projecten met soortgelijke gevolgen voor de omgeving.
Wordt de impact op het milieu vergroot door de aanwezigheid van die andere projecten? Ja. Over welke projecten gaat het? Twee andere bedrijven die lozen op zelfde oppervlaktewater. Nee
Mogelijke effecten van het project op de omgeving 10 Veroorzaakt het project emissies naar het milieu? Met emissie wordt bedoeld: elke inbreng door de mens van verontreinigingsfactoren (vaste stoffen, vloeistoffen, gassen, micro-organismen, energievormen zoals warmte, stralingen, licht, geluid en andere trillingen) in de atmosfeer, de bodem of het water. De door het project veroorzaakte emissies zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de emissiehoeveelheid zeer beperkt is (bijvoorbeeld bij een beperkte huishoudelijke afvalwaterlozing) of als er projectgeïntegreerde maatregelen worden genomen om die effecten te voorkomen of te beperken (bijvoorbeeld zuivering van het afvalwater). geen milieueffecten op het vlak van emissies. Ga meteen naar vraag 11. luchtverontreiniging ten gevolge van bedrijfs- , verkeers- of geuremissies. Motiveer waarom
verontreiniging niet aanzienlijk is.
die lucht-
Er zijn mogelijke geureffecten, maar deze worden zo veel mogelijk gereduceerd door de geplaatste wasser. Ook mogelijke geurhinder t.g.v. de waterzuiveringsinstallatie wordt zo veel mogelijk beperkt door nauwe opvolging. Mogelijke is er een beperkte emissie door de energieproductie (15 MWth, stoomketels). Er wordt voldaan aan de opgelegde emissiegrenswaarden. Luchtverontreiniging t.g.v. veredelen is zeer beperkt door keuze basisstoffen en door natte gaswassing. Er worden bijgevolg geen aanzienlijke luchtemissies verwacht. afvalwaterlozingen, met inbegrip van thermische verontreiniging.
aanzienlijk zijn.
Motiveer waarom die afvalwaterlozingen niet
Bedrijf heeft een eigen WZI die goed werkt en het geloosde afvalwater voldoet aan de opgelegde normen.
Pagina 14 van 18
verontreiniging van bodem en grondwater. Motiveer waarom Er is opslag van chemicaliën, deze is volledig cfr. VLAREM.
geluid en trillingen. Wanneer veroorzaakt het project
die verontreiniging niet aanzienlijk is.
dat geluid of die trillingen
bij de aanleg bij de exploitatie
Motiveer waarom dat geluid en die trillingen niet aanzienlijk zijn. De tapijtweefgetouwen zijn uitgerust met trilblokken en bevinden zich in het gebouw. Er zal voor gezorgd worden dat het laden en lossen zoveel mogelijk overdag gebeurt en dat de motor van de vrachtwagens ondertussen stilgelegd wordt. Het effect is hierdoor niet aanzienlijk. De ventilatoren zijn geluidsarm.
licht en stralingen. Motiveer waarom
dat licht en die stralingen niet aanzienlijk zijn.
11 Welke potentiële effecten zijn er te verwachten op het watersysteem? De door het project veroorzaakte effecten op het watersysteem zijn niet aanzienlijk als bijvoorbeeld de afvoer van hemelwater beperkt of vermeden wordt door middel van een brongerichte aanpak. geen effecten. Ga meteen naar vraag 12. Het project heeft effecten op een overstromingsgevoelig gebied (zie vraag 7) of waterlopen. Motiveer op
welke
wijze er met het overstromingsregime rekening werd gehouden.
Er worden verharde oppervlakten of overdekte constructies gepland met afvoer van hemelwater.
die ingreep niet aanzienlijk is.
Er worden ondergrondse constructies gepland waarvoor bronbemaling nodig is.
niet aanzienlijk is.
Motiveer waarom
Motiveer waarom die ingreep
Pagina 15 van 18
Er wordt een grondwaterwinning gepland?
volgende gegevens. diepte van de grondwaterwinning 26
Geef een beschrijving van die grondwaterwinning op basis van
debiet van de grondwaterwinning 10.000
M m³/jaar
Motiveer waarom de effecten van de grondwaterwinning niet aanzienlijk zijn. De grondwaterwinning bestaat uit een batterij van 3 boorputten, waardoor de invloedssfeer beperkt is. Daarnaast bevindt er zich geen verdrogingsgevoelige vegetatie op korte afstand van de winning. Er kan dus van uit gegaan worden dat de grondwaterwinning niet zal leiden tot aanzienlijke effecten.
12 Heeft het project potentieel een effect op mens, natuur of landschap ? De door het project veroorzaakte effecten op mens, natuur of landschap zijn niet aanzienlijk wanneer bijvoorbeeld er geen voor mens, natuur of landschap gevoelige gebieden binnen de invloedsfeer van het project gelegen zijn, wanneer er slechts een beperkte of tijdelijke invloed is op mens, natuur of landschap of wanneer er projectgeïntegreerde maatregelen worden genomen om deze effecten te voorkomen of te beperken. geen effecten. Ga naar vraag 13. toename in vervoersbewegingen en mogelijke andere effecten voor andere weggebruikers of omwonenden.
Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Als er een mobiliteitsstudie werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen. Zeer beperkte toename van aantal transporten door de uitbreiding.
effecten op de gezondheid door de emissies of andere hinder in gebieden met kwetsbare functies (zie vraag 6).
Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Er bevindt zich een woongebied op minder dan 100 meter van het bedrijf. Mogelijke geur- of geluidshinder zou ervaren kunnen worden. Het bedrijf heeft verschillende maatregelen genomen om hinder zo veel mogelijk te beperken (geluidsarme Ventilatoren, opvolging waterzuivering, gaswasser,…).
effecten op het bestaande landschap of het onroerend erfgoed (zie vraag 7) in de buurt van het projectgebied.
Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
effecten op voor de natuur waardevolle gebieden (zie vraag 7) of volgens de biologische waarderingskaart waardevolle biotopen en/of faunistisch belangrijke gebieden. Motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk
zijn.
De biologische waarderingskaart vindt u op de website van AGIV (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen/bwk/). Als er een passende beoordeling of natuurtoets werd opgesteld, kunt u daarnaar verwijzen. Gezien de grote afstand tot SBZ en VEN is het effect op natuur niet relevant.
Pagina 16 van 18
13 Zijn er nog andere effecten die het project kan genereren? De effecten die aangehaald worden in de hierboven vermelde vragen zijn de meest voorkomende type van effecten. Voor specifieke projecten kunnen er mogelijks nog andere effecten optreden. Deze elementen kan u hier vermelden. ja. Motiveer
waarom die effecten niet aanzienlijk zijn.
Nee
14
Zijn er door de relatie met andere projecten (zie vraag 9) cumulatieve effecten te verwachten? ja. Geef een
beschrijving van de cumulatieve effecten en motiveer waarom die effecten niet aanzienlijk zijn. Er zijn nog twee bedrijven in het industriegebied die lozen op hetzelfde oppervlaktewater. Beide bedrijven hebben eveneens een eigen WZI. Er kan aangenomen worden dat, gezien bij de lozingen aan de in de vergunning opgelegde normen voldaan is, de cumulatieve effecten naar het oppervlaktewater toe niet aanzienlijk zullen zijn. Nee
Conclusie over de effectinschatting 15 Rekening houding met de kenmerken van het project, de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn. ja, ik ga akkoord met deze stelling als initiatiefnemer van het project. nee, op basis van de bovenstaande analyse blijkt dat aanzienlijke milieueffecten niet uit te sluiten zijn. De opmaak van een MER (milieueffectrapport) is noodzakelijk.
Ondertekening 16
Onderteken de onderstaande verklaring. Ik verklaar dat alle gegevens in dit formulier naar waarheid zijn ingevuld.
datum
dag
maand
jaar
handtekening voor- en achternaam
Pagina 17 van 18
Bijlage 3: Tabel uit BREF Textiel: Tapijtindustrie
o opm: zogenaamde ‘natte processen’ zijn schuin gedrukt
Pagina 18 van 18