Lerarenopleiding Studiegids 2014/2015
Bij ons leer je de wereld kennen
STUDIEGIDS
Master Lerarenopleiding
2014 – 2015
Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing
Afdeling Voortgezet Onderwijs
ICLON Afdeling Voortgezet Onderwijs Willem Einthovengebouw Wassenaarseweg 62A Postbus 905, 2300 AX Leiden tel. 071 – 527 4015 www.ICLON.Leidenuniv.nl
2
Inhoudsopgave studiegids ICLON Master Lerarenopleiding 2014 - 2015 Inleiding............................................................................................................................................ 5 Onderwijsmomenten........................................................................................................................ 7 Elektronische leeromgeving............................................................................................................. 8 Trajecten............................................................................................................................................ 9 Curriculum...................................................................................................................................... 10 Leren en Instructie 1................................................................................................................ 10 Leren en Instructie 2................................................................................................................ 11 Pedagogiek................................................................................................................................ 12 Vakdidactiek 1.......................................................................................................................... 13 Vakdidactiek 2.......................................................................................................................... 14 Keuzemodule............................................................................................................................ 15 Vakdidactisch Ontwerponderzoek.......................................................................................... 16 Praktijk 1................................................................................................................................... 17 Praktijk 2................................................................................................................................... 19 Beoordeling..................................................................................................................................... 20 Data beoordelingsmomenten en inleverdata producten........................................................ 20 Beoordelingscriteria................................................................................................................. 23 Beoordelingstermijn................................................................................................................. 23 Cijfers........................................................................................................................................ 23 Geldigheidsduur van alle studieonderdelen............................................................................ 24 Uitsluiting van de opleiding of bepaalde onderdelen daarvan.............................................. 24 Fraude, plagiaat en andere onregelmatigheden...................................................................... 24 Klachtencoördinator................................................................................................................ 24 Vrijstellingen en afwijkende trajecten..................................................................................... 24 Examencommissie.................................................................................................................... 24 Afstuderen....................................................................................................................................... 25 Kwaliteitszorg en Onderwijsevaluatie............................................................................................ 26 Links................................................................................................................................................ 27 Bijlage I Eindtermen masteropleiding leraar voorbereidend hoger onderwijs.................. 28 Bijlage II Overzicht curriculum van de deeltijd- en andere trajecten.................................. 30 Bijlage III Praktijkdeel van de opleiding................................................................................. 31 Bijlage IV Onderwijs- en examenregeling............................................................................... 32
3
4
Inleiding De universitaire lerarenopleiding bestaat voor de helft uit een praktijk- en voor de helft uit een instituutsdeel. Beide delen hangen nauw met elkaar samen. Kennis en opdrachten worden in de praktijk toegepast en vanuit het instituut uitgevoerd. Omgekeerd worden vragen uit de praktijk op het instituut met behulp van de relevante theorie onderzocht. Met andere woorden: alle studieonderdelen op het instituut staan in verband met de studieonderdelen praktijk op school. Centraal in de opleiding staat de professionele ontwikkeling als docent. Tijdens de opleiding verwerft de student vaardigheden om ervaringen in de praktijk te kunnen verbinden met eigen overtuigingen en met wat anderen belangrijk vinden (theorie, school, begeleiders, medestudenten), en op basis hiervan het eigen leerproces te sturen en in te richten. In de opleiding komen achtereenvolgens de verschillende rollen waarin de docent opereert aan de orde: als regisseur van het leerproces van leerlingen, als vakdidacticus, als pedagoog, en als lid van de schoolorganisatie. Daarnaast vereist het beroep van docenten de rollen van professional en van vakdidactisch onderzoeker. De laatste rol wordt opgevat als onderzoeker van een onderwijsontwerp op een vakgebied. Uit onderstaande tabel wordt duidelijk in welke onderdelen van de opleiding deze zes beroepsrollen beoordeeld worden. Rollen Regisseur
Pedagoog
Vakdidacticus
Lid schoolorganisatie
x
X
x
x
Studieonderdelen Leren & Instructie 1
X
Leren & Instructie 2
X
Pedagogiek
x
Professional
X
Vakdidactiek 1
X
Vakdidactiek 2
X
Keuzemodule
Vakdidactisch onderzoeker
(XX)
(XX)
(XX)
(XX)
Vakdidactisch Ontwerponderzoek
X
Praktijk 1
X
X
X
X
X
Praktijk 2
X
X
X
X
X
(XX) = afhankelijk van de keuze van de student Maandag is de opleidingsdag voor alle studenten van het ICLON – studenten zijn de hele maandag beschikbaar voor de opleiding op het ICLON. Het contactonderwijs is om de week ingeroosterd. In de tussenliggende week is soms onderwijs ingeroosterd, maar er is ook ruimte om eventueel samen met medestudenten aan opdrachten en producten te werken, met docenten 5
te overleggen of de mediatheek of bibliotheek te raadplegen. Het praktijkdeel bestaat óf uit een baan in het voortgezet onderwijs óf uit een door het ICLON te regelen stage. Supervisie, ten slotte, is een integraal onderdeel van de studieonderdelen Leren en Instructie 1 en 2 en Praktijk 1 en 2. Hierbij wordt de student gecoacht bij de inductie in de praktijk en de eigen professionele ontwikkeling als docent.
6
Onderwijsmomenten Het onderwijs in groepen vindt voor alle vakken plaats aan de Universiteit Leiden, in het Pieter de la Courtgebouw, Wassenaarseweg 52, Leiden. Individuele afspraken kunnen ook worden gemaakt op het ICLON, Willem Einthovengebouw, Wassenaarseweg 62A, Leiden. Het rooster van de opleiding volgt het schooljaar van scholen voor voortgezet onderwijs in ZuidHolland. Het rooster is te vinden op http://sites.google.com/a/iclon.leidenuniv.nl/roosters-lerarenopleiding/ Onderwijsvrije dagen/periodes vallen in het collegejaar 2014/15 op: kerstvakantie: 22 december 2014 tot 5 januari 2015 2e Paasdag 6 april 2015 Koningsdag 27 april 2015 2e Pinksterdag 25 mei 2015 Opleiding start augustus/september 2014 De opleiding begint op maandag 25 augustus 2014 met een verplichte startweek. Studenten schrijven zich in bij de universiteit uiterlijk per 31 augustus 2014. Opleiding start januari/februari 2015 De opleiding begint op maandag 26 januari 2015 met een verplichte startweek. Studenten schrijven zich in bij de universiteit per 1 februari 2015.
7
Elektronische leeromgeving1 In de opleiding wordt gebruik gemaakt van de elektronische leeromgeving Blackboard voor het verstrekken van informatie, communicatie met docenten en medestudenten en het inleveren van de eindproducten bij de verschillende onderdelen (http://blackboard.leidenuniv.nl). Binnen Blackboard zijn de volgende ‘courses’ aangemaakt; - Informatiecentrum (algemene en praktische informatie over de opleiding, technische handleidingen, rubrics, artikelen die elektronisch worden aangeboden). - Supervisie, L&I en Pedagogiek (communicatie binnen de eigen supervisiegroep en met de docenten van deze onderdelen, bijvoorbeeld studiewijzers, mogelijkheden een blog bij te houden en tips en vragen uit te wisselen, materialen bij de bijeenkomsten). - Vakdidactiek (informatie, inhouden en communicatie binnen het eigen schoolvak). - Vakdidactisch ontwerponderzoek (richtlijnen voor dit onderdeel en voorbeelden van onderzoeken). - Beoordelingscentrum (de plaats waar eindproducten van alle onderdelen dienen te worden ingeleverd en tezamen een digitaal portfolio vormen en waar de docenten feedback geven en beoordelen). In de Startreader die in de Startweek wordt uitgereikt staat een handleiding voor Blackboard en hoe je bij deze courses kunt komen.
Studenten die in februari 2015 met de opleiding starten werken met een andere indeling van Blackboard
1
8
Trajecten De universitaire lerarenopleiding wordt aangeboden in twee varianten: een voltijdmasteropleiding van één jaar en een deeltijdmasteropleiding van twee jaar. Beide starten zowel in september als in februari en hebben een studielast van 60 EC. De eindtermen van de masteropleiding zijn opgenomen in Bijlage I. Hieronder staat het overzicht van het curriculum van de voltijd masteropleiding. Voor het curriculum voor de deeltijd- en andere trajecten, zie Bijlage II.
Voltijdmaster (60 EC) Septemberstart Februaristart:
september t/m juni (met een verplichte startweek eind augustus) februari t/m januari (met een verplichte startweek eind januari).
maand 10
maand 9
maand 8
maand 7
maand 6
maand 5
maand 4
maand 3
maand 2
maand 1
startweek
Supervisie Leren en Instructie 1
5 EC
Leren en Instructie 2 Vakdidactiek 1
2 EC 5 EC
Vakdidactiek 2 Pedagogiek
5 EC 5 EC
Vakdidactisch Ontwerponderzoek
7 EC
Keuzemodule
1 EC
Praktijk 1 Praktijk 2
15 EC 15 EC
Gedurende de hele opleiding zijn er supervisie- en intervisiebijeenkomsten in het kader van de studieonderdelen Leren en Instructie 1 en 2 en Praktijk 1 en 2. De supervisor begeleidt de student bij het leerproces, legt schoolbezoeken af en voert (met de begeleider op school) de (tussen)tijdse beoordelingsgesprekken De supervisor begeleidt de student bij het maken/verzamelen van de voor de praktijkbeoordeling noodzakelijke informatie.
9
Curriculum Leren en Instructie 1 Docent(en): diverse EC 5 Niveau: 300 Collegejaar 2014-2015 Voertaal Nederlands
Leerdoelen: • De student heeft kennis van en inzicht in de theorie over klassenmanagement, algemene didactiek, pedagogiek en schoolorganisatie. Beschrijving: Leren en instructie 1 staan theorieën op het gebied van klassenmanagement, algemene didactiek, pedagogiek en schoolorganisatie centraal. Deze theorieën worden verbonden met de onderwijspraktijk van de studenten. Werkvorm: Hoorcolleges, werkcolleges en zelfstudie. Toetsing en verplicht in te leveren: - Tentamen: open boek aan de hand van casussen (voor beoordelingscriteria, zie pagina 20). - Video-analyse regisseur Literatuur: • Ebbens & Ettekoven, Effectief leren: basisboek, Noordhoff, 2012 (derde druk), ISBN 9789001815448 (eventueel druk uit 2005 of 2010) • Teitler, P.I. (2013), Lessen in orde, Coutinho, 2013 (tweede druk), ISBN 9789046903544 (eventueel druk uit 2009) • Reader ‘Leren en Instructie’
10
Leren en Instructie 2 Docent(en): diverse EC 2 Niveau: 400 Collegejaar 2014-2015 Voertaal Nederlands
Leerdoelen: • De student is in staat inzichten uit (de in Leren en Instructie 1 en 2) aangeboden theorie over klassenmanagement, algemene didactiek, pedagogiek en schoolorganisatie en ervaringen uit de onderwijspraktijk aan elkaar te verbinden. Beschrijving: Mede afhankelijk van de leerbehoeften en praktijkervaringen van de student wordt in vervolg op Leren en Instructie 1 verdiepende theorie wordt behandeld op het gebied van klassenmanagement, algemene didactiek, pedagogiek en schoolorganisatie. Werkvorm: Werkcolleges en zelfstudie. Toetsing: Video- analyse voor de rollen regisseur, pedagoog en (vak)didacticus, aan de hand van de theorie uit deze en de voorgaande module Leren en Instructie (maximaal 4 pagina’s). (Voor beoordelingscriteria, zie pagina 20). Literatuur: In overleg met de docent wordt gebruik gemaakt van: • Ebbens & Ettekoven, Effectief leren: basisboek, Noordhoff, 2012 (derde druk), ISBN 9789001815448 (eventueel druk uit 2005 of 2010) • Teitler, P.I. (2013), Lessen in orde, Coutinho, 2013 (tweede druk), ISBN 9789046903544 (eventueel druk uit 2009) • Reader ‘Leren en Instructie’ • Verdiepende literatuur, wordt nader bekend gemaakt.
11
Pedagogiek Docent(en): diverse EC: 5 Niveau: 400 Collegejaar 2014-2015 Voertaal Nederlands
Leerdoelen: • De student heeft inzicht in recente theorie met betrekking tot psychologie van de adolescentie en pedagogisch handelen in de klas en in de school. • De student is in staat op een professionele manier gesprekken te voeren met leerlingen en ouders. • De student is in staat inzichten uit de theorie met betrekking tot psychologie van de adolescentie en pedagogisch handelen in de klas en in de school en ervaringen uit de onderwijspraktijk aan elkaar te verbinden. Beschrijving: Gerelateerd aan recente theorie over de psychologie van de adolescentie komt het pedagogisch handelen in de klas en in de school aan de orde. Daarnaast worden gespreksvaardigheden in relatie tot communicatie met leerlingen en ouders getraind. Werkvorm: Werkcolleges en zelfstudie. Toetsing: Paper: analyse van een casus over de eigen pedagogische praktijk. Analyse eigen gespreksvaardigheden. Literatuur: • Slot, W., & Aken, M. van. (2010) (red.). Psychologie van de adolescentie. Baarn: ThiemeMeulenhoff. ISBN 978 90 06 95101 1. • Konig, A. (1995). In gesprek met de leerling. Houten: Educatieve Partners/KPC. ISBN 904020032 7. • Diverse artikelen die via Blackboard worden verspreid.
12
Vakdidactiek 1 Docent(en): EC: Niveau: Collegejaar: Voertaal:
diverse 5 400 2014-2015 Nederlands
Leerdoelen • De student kan met behulp van bestaand lesmateriaal vaklessen ontwerpen en uitvoeren. • De student heeft een didactisch repertoire ontwikkeld van eenvoudige varianten van activerende lessen. • De student kan evalueren in hoeverre doelstellingen van zijn lessen zijn gerealiseerd en kan op basis hiervan zo nodig zijn handelen bijstellen. • De student heeft op basis van onderwijservaring en vakdidactische theorieën, een vakdidactische praktijktheorie ontwikkeld en kan deze gebruiken voor het verantwoorden van de gegeven lessen en voor het formuleren en realiseren van voornemens op vakdidactisch gebied. Beschrijving: In vakdidactiek 1 staat het maken van keuzes over het wat en hoe van vaklessen centraal, waarbij de student de cyclus doorloopt van ontwerpen, uitvoeren in de praktijk, evaluatie van lessen en theoretische analyse van de lessen. Voor de schoolvakken die zowel in onderbouw als bovenbouw worden gegeven staat in vakdidactiek 1 het geven van lessen in de onderbouw centraal. Bovendien ligt in vakdidactiek 1 het accent vooral op het ontwerpen en geven van eenvoudige varianten van activerende lessen aan de hand van het schoolboek Werkvorm: Werkcolleges, zelfstudie en uitproberen van lessen in de praktijk. Toetsing: Beknopte beschrijving van de vakdidactische praktijktheorie en twee lessen, zo mogelijk in de onderbouw, van de student. De informatie over deze lessen bestaat uit: - lesontwerp en evaluatie-instrumenten, inclusief vakdidactische verantwoording - evaluatieresultaten van leerlingen - video-opname van een les - vakdidactische analyse van een les met onderbouwde suggesties voor verbetering van de les. Literatuur: • Wordt per schoolvak nader bekend gemaakt.
13
Vakdidactiek 2 Docent(en): EC: Niveau: Collegejaar: Voertaal:
diverse 5 500 2014-2015 Nederlands
Leerdoelen: • De student kan een samenhangende serie vaklessen ontwerpen en geven. • De student heeft een didactisch repertoire ontwikkeld van complexe varianten van activerende lessen. • De student kent opvattingen over inrichting van het betreffende schoolvak en kan hierover een onderbouwde mening geven en vertalen naar zijn onderwijspraktijk. • De student heeft op basis van onderwijservaring en vakdidactische theorieën, een vakdidactische praktijktheorie ontwikkeld en kan deze gebruiken voor het verantwoorden van de gegeven lessen en voor het formuleren en realiseren van voornemens op vakdidactisch gebied. Beschrijving: Evenals in vakdidactiek 1 staat in vakdidactiek 2 het maken van keuzes over het wat en hoe van vaklessen centraal. In vakdidactiek 2 ligt het accent vooral op het ontwerpen, geven en evalueren van complexere activerende, samenhangende, lessen voor de bovenbouw aan de hand van eigen inzichten en opvattingen over goed vakonderwijs. Dit gebeurt aan de hand van de cyclus van ontwerpen, uitvoeren in de praktijk, evaluatie van lessen en theoretische analyse van de lessen. Werkvorm: Werkcolleges, zelfstudie en uitproberen van lessen in de praktijk. Toetsing: Beknopte beschrijving van de vakdidactische praktijktheorie en een samenhangende serie lessen (maximaal 4), in de bovenbouw, van de student. De informatie over de samenhangende lessenserie bestaat uit: - lesontwerpen en evaluatie-instrumenten, inclusief vakdidactische verantwoording van lessen afzonderlijk en hun onderlinge samenhang - evaluatieresultaten van leerlingen - video-opname van 1 les - vakdidactische analyse van de les met onderbouwde suggesties voor verbetering van de les. Literatuur: • Wordt per schoolvak nader bekend gemaakt. 14
Keuzemodule Docent(en): EC: Niveau: Collegejaar: Voertaal:
diverse 1 400 2014-2015 Nederlands
Leerdoelen: De student heeft in een specifiek onderwerp meer inzicht verworven. Beschrijving: Afhankelijk van de interesse van de student, kan hij/zij een keuze maken om zich in één bepaald onderwerp verder te verdiepen. Deze onderwerpen worden in een korte module van maximaal 3 bijeenkomsten aangeboden en betreffen o.a. de onderwerpen: - internationalisering - regietraining - zorg in de school - passend onderwijs - onderwijsvernieuwingen Werkvorm: Drie werkcolleges. Toetsing: Afhankelijk per module. Inschrijving: Bij de middenevaluatie bepalen student en supervisor welke keuzemodule het beste gekozen kan worden. Binnen twee weken na de middenevaluatie meldt de student zich online aan voor een van de modules. Februaristarters melden zich bij het begin van het daaropvolgende collegejaar online aan.
Literatuur: • Wordt per module nader bekend gemaakt.
15
Vakdidactisch Ontwerponderzoek Docent(en): diverse EC: 7 Niveau: 600 Collegejaar 2014-2015 Voertaal Nederlands
Leerdoelen: • De student is in staat een onderwerp uit de eigen onderwijspraktijk te vertalen naar hanteerbare en onderzoekbare vraagstellingen voor ontwerponderzoek • De student is in staat om geschikte onderzoeksontwerpen en methoden van dataverzameling en – analyse te selecteren voor het beantwoorden van onderzoeksvragen • De student is in staat onderzoek uit te voeren naar zijn eigen onderwijspraktijk
Beschrijving: Elke student heeft al onderzoekservaring vanwege het doctoraal- of masteronderzoek, maar deze heeft veelal geen betrekking op de didactiek van het schoolvak in de context van het voortgezet onderwijs. De student voert een ontwerponderzoek uit naar een onderwerp uit vakdidactiek 2. De student werkt bij voorkeur samen met een of meer collega-studenten aan het vakdidactisch ontwerponderzoek. Het vakdidactisch ontwerponderzoek wordt op basis van een goedgekeurd plan uitgevoerd. De student wordt begeleid door de (eigen) vakdidacticus en een onderzoeker. * Werkvorm: Werkcolleges, zelfstudie en dataverzameling in de praktijk. Toetsing: Verslag van ontwerponderzoek (maximaal 5000 woorden, exclusief referenties en bijlagen). Aanbevolen literatuur • Oost, H., & Markenhof, A. (2002). Een onderzoek voorbereiden. Baarn: HB Uitgevers. • Plomp, T. (2009). Educational design research: An introduction. In T. Plomp & N. Nieveen (Eds.), An introduction to educational design research. Enschede: The Netherlands: Netherlands Institute for Curriculum Development. http://www.slo.nl/ downloads/2009/Introduction_20to_20education_20design_20research.pdf. • Berg, E. van den, Kouwenhoven, K. (2008). Ontwerponderzoek in vogelvlucht. Velon: tijdschrift voor lerarenopleiders, 29(4), 20-26. • WTP-studenten voeren deze opdracht uit binnen het WTP-programma en onder begeleiding van WTP-docenten (zie voor meer informatie de WTP-Studiegids).
16
Praktijk 1 Docent(en): schoolbegeleiders en supervisoren (ICLON) EC: 15 Collegejaar 2014-2015 Voertaal Nederlands
Leerdoelen: • De student is in staat om met name voor leerlingen in de onderbouw van havo, vwo en vmbo-t vakonderwijs voor te bereiden, uit te voeren en te evalueren, leerlingen te begeleiden, leerstof te ontwikkelen en in de schoolorganisatie te participeren. • De student is in staat een veilige leeromgeving voor deze leerlingen tot stand te brengen. • De student is in staat deze leerlingen te helpen de basiskennis en principes van het schoolvak eigen te maken en hen vertrouwd te maken met de manier waarop deze kennis en principes worden gebruikt in het dagelijkse leven en in de wereld van het werken. • De student is in staat zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar te onderzoeken, te expliciteren en te ontwikkelen. Beschrijving: Praktijk 1 start aan het begin van de opleiding en beslaat de eerste helft van de opleiding. Het omvat minimaal 120 klascontacturen, waarvan de student ten minste 60 uren zélf (deel)lessen geeft. Voor de schoolvakken die zowel in onderbouw als bovenbouw worden gegeven worden in praktijk 1, minimaal 40 van de 60 lessen in de onderbouw van havo, vwo en vmbo-t gegeven. Een aanstelling op een school voor Voortgezet Onderwijs kan als praktijkdeel (mee)tellen als de baan: - een omvang heeft van minimaal 6 lesuren; - zowel onder- als bovenbouw uren bevat (de bovenbouwuren zijn van belang voor het tweede deel van de opleiding); - een minimale duur heeft van drie maanden. - Voor studenten die werkzaam zijn in het mbo of hbo geldt een verplichte stage in de onderbouw van het Voortgezet Onderwijs van 60 klascontacturen, waarvan de student minstens 40 uur zelf (deel)lessen geeft. Daarnaast dient er op school een adequate begeleiding van de student te zijn en staat de school lesbezoek door de supervisor toe. Voor nadere informatie zie Bijlage III Het praktijkgedeelte van de opleiding. Werkvorm: Functioneren als docent waaronder verzorgen van onderwijs, observeren van lessen van collega’s, het voeren van gesprekken met leerlingen en ouders, bijwonen van vergaderingen, deelnemen aan 17
schoolactiviteiten en ontwerpen van lesmateriaal. Daarnaast voert de student gesprekken met de begeleider op school (BOS) en met de supervisor. Toetsing: Aan de hand van een zelfanalyse en informatie over het functioneren van de student in de praktijk (van leerlingen, vakcoach, BOS, schoolleiding) formuleert de supervisor een eindoordeel dat in het eindgesprek van Praktijk 1 (middenevaluatie) met de BOS en de student wordt besproken.
18
Praktijk 2 Docent(en): schoolbegeleiders en supervisoren (ICLON) EC: 15 Collegejaar 2014-2015 Voertaal Nederlands
Leerdoelen: • De student is in staat om met name voor leerlingen in de bovenbouw van havo en vwo vakonderwijs voor te bereiden, uit te voeren en te evalueren, leerlingen te begeleiden, leerstof te ontwikkelen en in de schoolorganisatie te participeren. • De student is in staat een veilige leeromgeving voor deze leerlingen tot stand te brengen. • De student is in staat deze leerlingen te helpen de basiskennis en principes van het schoolvak eigen te maken en hen vertrouwd te maken met de manier waarop deze kennis en principes worden gebruikt in het dagelijkse leven en in de wereld van het werken. • De student is in staat zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar te onderzoeken, te expliciteren, en te ontwikkelen. Beschrijving: Praktijk 2 beslaat de tweede helft van de opleiding. Het omvat minimaal 130 klascontacturen, waarvan de student ten minste 65 uren zélf (deel)lessen geeft, waarvan 45 in de bovenbouw van havo en vwo. Een aanstelling op een school voor Voortgezet Onderwijs kan als praktijkdeel (mee)tellen als de baan: - een omvang heeft van minimaal 6 lesuren; - in ieder geval voldoende bovenbouw uren bevat; - een minimale duur heeft van drie maanden. Daarnaast dient er op school een adequate begeleiding van de student te zijn en staat de school lesbezoek door de supervisor toe. Voor nadere informatie zie Bijlage III Het praktijkgedeelte van de opleiding. Werkvorm: Functioneren als docent waaronder verzorgen van onderwijs, observeren van lessen van collega’s, het voeren van gesprekken met leerlingen en ouders, bijwonen van vergaderingen, deelnemen aan schoolactiviteiten en ontwerpen van lesmateriaal. Daarnaast voert de student gesprekken met de begeleider op school (BOS) en met de supervisor. Toetsing: Aan de hand van een zelfanalyse en informatie over het functioneren van de student in de praktijk (van leerlingen, vakcoach, BOS, schoolleiding) formuleert de supervisor een eindoordeel dat in het eindgesprek (eindevaluatie) met de BOS en de student wordt besproken. 19
Beoordeling 2 Data beoordelingsmomenten en inleverdata producten September 2014 (voltijd) Beoordeling
Datum beoordelingsgesprek/ tentamen
Datum inleveren producten
Product
Onderdeel
Bij wie?
Go nogo
6-13 oktober 2014
6 oktober 2014
zelfanalyse
go nogo beoordeling
Supervisor en BOS
uiterlijk 27 oktober 2014
videoanalyse regisseur
Leren en Instructie 1
docent Leren en Instructie 1
uiterlijk 19 januari 2015
eindproduct pedagogiek
Pedagogiek
docent pedagogiek
uiterlijk 26 januari 2015
eindproduct vakdidactiek 1
Vakdidactiek 1
vakdidacticus
tentamen
Leren en Instructie 1
zie studiewijzer
Praktijk 1
herkansing
Leren en Instructie 1
uiterlijk 22 juni 2015
eindproduct keuzemodule
Keuzemodule
docent
uiterlijk 22 juni 2015
eindproduct vakdidactiek 2
vakdidactiek 2
vakdidactiek
uiterlijk 22 juni 2015
video-analyse alle rollen
Leren en Instructie 2
docent Leren en Instructie 2
uiterlijk 23 juni 2014
verslag vakdidactisch ontwerponderzoek
Vakdidactisch ontwerponderzoek
vakdidacticus
uiterlijk 29 juni 2015
zie studiewijzer
praktijk 2
Supervisor en BOS
Middenevaluatie
12 januari 2015 26 januari 2015
uitelijk 20 januari 2015
9 maart 2015 Eindevaluatie
6-13 juli 2015 Eindgesprekken
2
Voor meer informatie zie Bijlage IV, Onderwijs- en examenregeling
20
Supervisor en BOS
September 2014 (deeltijd- 1e jaar) Beoordeling
Datum beoordelingsgesprek/ tentamen
Datum inleveren producten
Product
Onderdeel
Bij wie?
Go nogo
6-13 oktober 2014
6 oktober 2014
zelfanalyse
go nogo beoordeling
Supervisor en BOS
uiterlijk 27 oktober 2014
video- analyse regisseur
Leren en Instructie 1
docent Leren en Instructie 1
uiterlijk 2 februari 2015
eindproduct vakdidactiek 1
Vakdidactiek 1
vakdidacticus
uiterlijk 22 juni 2015
eindproduct vakdidactiek 2
Vakdidactiek 2
vakdidacticus
12 januari 2015
tentamen
Leren en Instructie 1
9 maart 2015
herkansing
Leren en Instructie 1
zie studiewijzer
praktijk 1
Middenevaluatie
6-13 juli 2015 Middenevaluatie
uiterlijk 29 juni 2015
Supervisor en BOS
21
Februari 2015 (voltijd) Beoordeling
Datum beoordelingsgesprek/ tentamen
Datum inleveren producten
Product
Go nogo
9 maart 2015
2 maart 2015
Zelfanalyse
uiterlijk 23 maart 2015
video- analyse regisseur
Leren en Instructie 1
tentamen
Leren en Instructie 1
week van 6 juli 2015
eindproduct vakdidactiek 1
Vakdidactiek 1
vakdidacticus
week van 6 juli 2015
eindproduct pedagogiek
Pedagogiek
docent pedagogiek
week van 6 juli 2015
zie studiewijzer
praktijk 1
Supervisor en BOS
13 juli 2015
herkansing
Leren en Instructie 1
Onderdeel
Middenevaluatie 29 juni 2015
week van13 juli 2015 Middenevaluatie
Onderdeel
Bij wie?
Supervisor en BOS docent Leren en Instructie 1
Februari 2015 (deeltijd 1e deel van het 1e jaar) Beoordeling
Datum beoordelingsgesprek/ tentamen
Datum inleveren producten
Product
Go nogo
9 maart 2015
2 maart 2015
zelfanalyse
uiterlijk 23 maart 2015
video- analyse regisseur
Leren en Instructie 1
tentamen
Leren en Instructie 1
eindproduct vakdidactiek 1
rol Vakdidactiek 1
herkansing
Leren en Instructie 1
Middenevaluatie (januari 2016)
29 juni 2015 week van 6 juli 2015 13 juli 2015
22
Bij wie?
Supervisor en BOS docent Leren en Instructie 1
vakdidacticus
Beoordelingscriteria Voor de beoordeling wordt bij elk studieonderdeel (uitgezonderd Leren en instructie 1) gebruik gemaakt van rubrics (zie Bijlage 5 van de Onderwijs- en examenregeling), die gebaseerd zijn op de eindtermen van de opleiding (zie Bijlage I en de studiewijzers bij elk studieonderdeel). Voor elk van de zes beroepsrollen waarvoor wordt opgeleid, is een rubric beschikbaar. Op basis van verzameld bewijsmateriaal wordt voor elk aspect in een rubric aangegeven op welk niveau de student dit beheerst. Elke ingevulde rubric geeft derhalve aan op welke niveau de student een bepaalde beroepsrol beheerst. Welke beroepsrol in welk studieonderdeel aan de orde komt, is vermeld in de Tabel op bladzijde 5. Naast een oordeel over het niveau waarop de student presteert en functioneert, geeft de docent ook een korte schriftelijke verantwoording van het oordeel. Het studieonderdeel Leren en instructie 1 wordt afgesloten met een tentamen. Beoordelingstermijn Voor het schriftelijk tentamen geldt dat de docent binnen 15 werkdagen een oordeel geeft en de administratie van de opleiding de nodige gegevens verschaft ter verwerking in USIS. Cijfers De beoordeling van alle studieonderdelen worden uitgedrukt in een cijfer tussen 5 (staat voor onvoldoende) tot en met 10. Hieronder is nader toegelicht wat de relatie is tussen dit cijfer en het beheersniveau dat is bepaald aan de hand van de rubrics. Semester 1
Semester 2
Niveau 1
5
5
Niveau 1 à 2
6
5
Niveau 2
7
6
Niveau 2 à 3
8
7
Niveau 3
9
8
Niveau 3 à 4
10
9
Niveau 4
10
10
Cum laudecriterium • alle vakken dienen met tenminste een 7.0 te zijn afgerond. • een student heeft als gewogen gemiddelde 8.0 of hoger behaald. • voor het vakdidactisch ontwerponderzoek is minimaal een 8.0 behaald. • het masterexamen is binnen twee jaar behaald. Summa cum laudecriterium • alle vakken dienen met tenminste een 8.0 te zijn afgerond. • een student heeft als gewogen gemiddelde 9.0 of hoger behaald. • voor vakdidactisch ontwerponderzoek is minimaal een 9.0 behaald. 23
•
het masterexamen is binnen een jaar behaald.
Geldigheidsduur van alle studieonderdelen De examencommissie kan voor een onderwijseenheid3, waarvan het tentamen langer dan 3 jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen of de geldigheidsduur verlengen. Dit betreft alle onderdelen van de opleiding. Uitsluiting van de opleiding of bepaalde onderdelen daarvan 1. De opleiding kent geen bindend studieadvies, al kan er bij de go-no go beoordeling en de middenevaluatie dringend worden geadviseerd de opleiding te beëindigen. 2. Als een student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van het beroep van docent, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening, brengt de examencommissie desgevraagd advies uit aan het College van Bestuur omtrent de weigering dan wel het beëindigen van de inschrijving van de betrokken student voor de opleiding. Fraude, plagiaat en andere onregelmatigheden Regels ten aanzien van fraude, plagiaat en andere niet reglementaire zaken staan in het studentenstatuut: http://www.reglementen.leidenuniv.nl/onderwijs-onderzoek/studentenstatuut. html Klachtencoördinator De klachtencoördinator van het ICLON: http://organisatie.leidenuniv.nl/stroomschema/ Vrijstellingen en afwijkende trajecten Een verzoek voor een afwijkend traject of om vrijstelling voor een of meer onderdelen van de opleiding kan door de student met de docent worden besproken. De docent dient dit verzoek schriftelijk en met redenen omkleed in bij de ambtelijk secretaris van de examencommissie. De examencommissie vraagt advies bij 2 collega-examinatoren. Het advies wordt vervolgens voorgelegd aan de examencommissie. De examencommissie beslist gemotiveerd binnen twintig werkdagen na de indiening van het verzoek en informeert de student hierover. Examencommissie Voor het cursusjaar 2014/2015 bestaat de examencommissie uit: prof. dr. W.F. Admiraal, voorzitter, mw. drs. C. Bertona (bètacluster, vice-voorzitter), mw. drs. M. de Ferrante (alfacluster), drs A. van Haperen (gammacluster), drs. M. Kramer (onderwijskunde en vertegenwoordiger scholenveld), en mw. drs. M. Reuser, ambtelijk secretaris.
Onderwijseenheid staat gelijk aan studieonderdeel
3
24
Afstuderen Wanneer de student een studieonderdeel heeft behaald, registreert het secretariaat het resultaat in USIS. De student krijgt via e-mail vanuit USIS automatisch bericht van de registratie. Hij/zij kan zelf de studieresultaten in USIS opvragen. Als het laatste studieresultaat behaald is (en als aan alle voorwaarden van het opleidingsprogramma is voldaan), wordt de afstudeerprocedure in gang gezet door het secretariaat. De student is verplicht alle eindproducten met de beoordeling van de docenten aan het einde van de opleiding op CD/DVD in te leveren. Uiterlijk vier weken na de datum van het laatst behaalde resultaat, wordt het diploma aangemaakt. De student moet zich zelf uitschrijven bij de universiteit. Tweemaal per jaar (over het algemeen de laatste vrijdag in maart en de laatste vrijdag in september) worden de diploma’s tijdens een feestelijke bijeenkomst uitgereikt. Het diploma kan niet per post worden toegestuurd maar kan wel persoonlijk door de student of door een gemachtigde worden afgehaald bij de balie van het secretariaat van de lerarenopleiding (hiervoor moet een geldig legitimatiebewijs worden getoond).
25
Kwaliteitszorg en Onderwijsevaluatie Evaluatie van de opleiding De opleiding heeft een opleidingscommissie die voor de helft uit studenten en voor de helft uit docenten van de opleiding bestaat. Voorzitter van de opleidingscommissie is mw. dr. J. Meirink. Bij de start van elk traject worden studenten uitgenodigd zitting te nemen in de opleidingscommissie. In de opleidingscommissie worden de resultaten besproken van de evaluaties, zoals de evaluaties van de afzonderlijke studieonderdelen, de studentmonitor en de panelgesprekken, die verspreid over het jaar onder de studenten van de opleiding worden afgenomen. Daarnaast heeft de opleidingscommissie de taak de onderwijsdirecteur gevraagd en ongevraagd te adviseren over alle aangelegenheden die de opleiding betreffen. Ook vindt er regelmatig overleg plaats met de Begeleiders op School (in het BOS-Supervisor overleg) en rectoren van scholen (in het Raad van Rectorenoverleg).
26
Links 1.
www. iclon.leidenuniv.nl • namen van medewerkers • contactgegevens • verdere algemene informatie over het ICLON
2.
http://www.iclon.leidenuniv.nl/studenten/master/student/ • informatie over bijv. opleidings- en examencommissie, afstuderen etc. • namen van scholen waar het ICLON mee samenwerkt
3.
http://sites.google.com/a/iclon.leidenuniv.nl/roosters-lerarenopleiding/ • roosters en roosterwijzigingen
4.
Blackboard (elektronische leeromgeving): blackboard.leidenuniv.nl
5.
www. leidenuniv.nl voor studentenvoorzieningen en –ondersteuning: • Informatiebalie ICS • PITSstop • Studiekeuze- en loopbaanservice (BUL) • Studentendecanen • Studentenpsychologen • Ombudsfunctionaris • (Seksuele) Intimidatie • Studentenstatuut
6.
www.fsw.leidenuniv.nl voor: • openingstijden gebouw • openingstijden bibliotheek FSW • gebruik kopieerapparaten • verkoop onderwijsmaterialen Servicedesk • computergebruik door studenten • openingstijden restaurant
27
Bijlage I Eindtermen van masteropleiding leraar voorbereidend hoger onderwijs De docent als professional De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid voor zijn eigen professionele ontwikkeling. Hij onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar. De docent als regisseur De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn organisatorische verantwoordelijkheid. Hij heeft voldoende organisatorische kennis en vaardigheid om in zijn klas en zijn lessen een goed leef- en werkklimaat tot stand te brengen. Overzichtelijk, ordelijk en taakgericht. In alle opzichten voor hemzelf, zijn collega’s en vooral voor de leerlingen helder. En dat op een professionele, planmatige manier. Hij is zich bewust van zijn eigen houding en gedrag én van de invloed daarvan op de leerlingen. Hij heeft ook voldoende kennis en vaardigheid op het gebied van groepsprocessen en communicatie om een goede samenwerking met en van de leerlingen tot stand te brengen. De docent als pedagoog De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn pedagogische verantwoordelijkheid. Hij heeft voldoende pedagogische kennis en vaardigheid om een veilige leeromgeving tot stand te brengen. Voor een hele klas of groep maar ook voor een individuele leerling. En dat op een professionele, planmatige manier. De docent als vakdidacticus De leraar voorbereidend hoger onderwijs moet de leerlingen helpen zich de basiskennis en principes van het schoolvak eigen te maken en vertrouwd te raken met de manier waarop deze kennis in het dagelijkse leven en in de wereld van het werken gebruikt wordt. Bovendien moet hij zijn leerlingen introduceren in de kennis, principes, onderzoekswijzen en toepassingen van de wetenschappelijke discipline(s) waaraan het schoolvak gerelateerd is. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar voorbereidend hoger onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet hij vakinhoudelijk en didactisch competent zijn. De docent als lid van de schoolorganisatie De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met collega’s. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheden om een professionele bijdrage te leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat van zijn school, aan goede werkverhoudingen en een goede schoolorganisatie De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met de omgeving van de school. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid om goed samen te werken met mensen en instellingen die betrokken zijn bij de zorg voor de leerlingen en bij zijn school. 28
De docent als vakdidactisch onderzoeker De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid als onderzoeker/specialist/ontwikkelaar. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid om op grond van zijn wetenschappelijke achtergrond een bijdrage te leveren aan de systematische verdieping van verschillende aspecten van de verschillende rollen van de docent in de school.
29
Bijlage II Overzicht curriculum van de deeltijd- en andere trajecten NB: voor alle onderstaande trajecten geldt dat gedurende de hele opleiding een supervisor de student bij het leerproces begeleidt, schoolbezoek(en) aflegt en (met de begeleider op school) de (tussentijdse) beoordelingsgesprekken voert. Deeltijdmaster (2x 30 EC) Jaar 1 L&I 1 en 2 Vakdidactiek 1 en 2 Praktijk 1 Jaar 2 Pedagogiek Vakdidactisch ontwerponderzoek Keuzemodule Praktijk 2
Verkorte trajecten 30 EC (met behaalde educatieve minor en vakmaster) L&I 2 2 EC Vakdidactiek 2 5 EC Keuzemodule 1 EC Vakdidactisch ontwerponderzoek 7 EC Praktijk 2 15 EC 30 EC (met een 2e graads bevoegdheid en een vakmaster) Vakdidactiek 7 EC Keuzemodule 1 EC Vakdidactisch ontwerponderzoek 7 EC Praktijk 2 15 EC 16 EC (tweede 1e graads bevoegdheid) Vakdidactiek 8 EC Praktijk 2 8 EC
30
Bijlage III Praktijkdeel van de opleiding Praktijkcontract Voor ieder praktijkdeel dat in de vorm van een stage dan wel middels een baan wordt gevolgd, wordt een contract opgemaakt. In dit contract worden formeel de afspraken tussen de opleiding, de school, de betrokken begeleiders en de student betreffende het praktijkdeel vastgelegd. Het contract geldt als bewijs dat de student aan de wettelijke eisen voor het praktijkgedeelte heeft voldaan. Studentactiviteiten tijdens het praktijkdeel Tijdens het praktijkdeel voert de student op school activiteiten uit zoals: • het observeren van lessen, het voorbereiden en geven van lessen, het ontwerpen van toetsen, etc. • het voeren van gesprekken met (individuele) leerlingen, ouders en collega’s, etc. • het bijwonen van vergaderingen en het deelnemen aan allerlei (buitenschoolse) activiteiten, etc. • het schrijven van leerteksten, analyseren van schoolboeken, etc. Om optimaal van deze activiteiten te kunnen leren, voert de student regelmatig gesprekken met zijn/haar begeleider over zijn/haar lessen en andere activiteiten. De begeleider op school (BOS) en de supervisor (de begeleider vanuit het ICLON) stimuleren de student een relatie te leggen tussen de (les)ervaringen van de student en de meer theoretische achtergronden die daarbij behoren. Begeleiding tijdens het praktijkdeel Op school wordt de student begeleid door een BOS en/of door een vakcoach. Een vakcoach is een vakdocent in het vak waarin de student de opleiding volgt. Dit is afhankelijk van de begeleidingsstructuur waar de school voor kiest. De begeleider op school en de student maken afspraken over de dagelijkse gang van zaken op school in het kader van de opleiding, zoals: • lesobservaties door de schoolbegeleider; • lesobservaties door de student; • voor- en nabesprekingen van (deel)lessen(series) en andere activiteiten; • maken van video-opnamen van door de student te geven lessen; • schriftelijke lessenseries van de student laten evalueren door leerlingen. Contacten tussen schoolbegeleider en supervisor De begeleider op school en de supervisor zullen met enige regelmaat telefonisch of via email/ Blackboard contact met elkaar hebben over de vorderingen van de student. Daarnaast zien zij elkaar tijdens de zgn. BOS-Supervisorbijeenkomsten op het ICLON. De supervisor neemt contact op aan het begin van het praktijkdeel met de begeleider op school. Het streven is dat de supervisor de student tijdens het totale praktijkdeel minimaal één en zo mogelijk vaker op school bezoekt en lessen van de student bijwoont. Naast of soms in plaats van het schoolbezoek, worden de verrichtingen van de student in de praktijk ook via video-opnames bekeken. 31
Bijlage IV
Onderwijs- en examenregeling
Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2014
Masteropleiding Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs Deze onderwijs- en examenregeling is opgesteld overeenkomstig artikel 7.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (whw) en is aangevuld met kwaliteitskenmerken zoals vastgelegd in het kaderdocument Leids universitair register opleidingen. Overeenkomstig artikel 7.14 whw beoordeelt het faculteitsbestuur de onderwijs- en examenregeling regelmatig en weegt daarbij, ten behoeve van de bewaking en zo nodig bijstelling van de studielast, het tijdsbeslag dat daaruit voor de studenten voortvloeit. De opleidingscommissie heeft op grond van artikel 9.18 whw tot taak de wijze van uitvoeren van de onderwijs- en examenregeling jaarlijks te beoordelen. Inhoud 1 Algemene bepalingen 2 Beschrijving van de opleiding 3 Onderwijsprogramma 4 Tentamens en examens, vervolgopleiding 5 Toegang en toelating tot de opleiding 6 Studiebegeleiding en studieadvies 7 Overgangsbepalingen 8 Slotbepalingen Bijlagen 1. Verplichte onderwijseenheden, inclusief studielast en niveau 2. Eindtermen/Startbewaamheidseisen 3. Studiegids 4. E-studiegids https://studiegids.leidenuniv.nl/studies/masters/l
32
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1
Toepasselijkheid van de regeling
Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de masteropleiding Voorbereidend Hoger Onderwijs in de schoolvakken: wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, maatschappijleer en maatschappijwetenschappen, algemene economie, management en organisatie en de educatieve master Geesteswetenschappen met als specialisaties: Nederlands, Grieks en Latijnse taal en cultuur, Frans, Duits, Engels, Spaans, Chinese taal en cultuur, geschiedenis en staatsinrichting, kunstgeschiedenis en culturele en kunstzinnige vorming/kunst algemeen, culturele en kunstzinnige vorming, godsdienst en levensbeschouwing, filosofie, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding is ingesteld overeenkomstig de Gemeenschappelijke Regeling, die is afgesloten tussen alle faculteiten van de Universiteit Leiden, en ondergebracht bij het Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing (ICLON) van de Universiteit Leiden en wordt in Leiden verzorgd.
Artikel 1.2
Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder: : [andere definities kunnen worden opgenomen mits deze niet in strijd zijn met onderstaande definities en de wet] a. ects: het European Credit Transfer System; b. (e)-studiegids
de elektronische studiegids bevattende specifieke en bindende informatie over de opleiding. De (e)-studiegids maakt als bijlage deel uit van deze regeling
c. examen:
de tentamens verbonden aan de tot de opleiding behorende onderwijseenheden, voor zover de examencommissie dat heeft bepaald met inbegrip van een door haar zelf te verrichten onderzoek als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid, van de wet;
d. examencommissie:
de examencommissie van de opleiding, ingesteld en benoemd krachtens artikel 7.12a van de wet;
e. examinator:
degene die door de examencommissie is aangewezen ten behoeve van het afnemen van tentamens, krachtens artikel 7.12c van de wet;
f. Leids universitair register opleidingen:
het onder verantwoordelijkheid van het College van Bestuur gehouden register1 van de door de Universiteit Leiden verzorgde opleidingen als bedoeld in artikel 7 van het Bestuurs- en beheersreglement; 33
g. niveau:
het niveau van een onderwijseenheid volgens de abstracte structuur zoals omschreven in het kaderdocument Leids universitair register opleidingen4;
h. onderwijseenheid:
een onderwijseenheid van de opleiding als bedoeld in artikel 7.3 van de wet. De studielast van elke onderwijseenheid wordt uitgedrukt in gehele studiepunten. Aan elke onderwijseenheid is een tentamen verbonden;
i. opleiding
een samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken. Aan elke opleiding is een examen verbonden.
j. praktische oefening:
een praktische oefening als bedoeld in artikel 7.13, tweede lid onder d van de wet, in één van de volgende vormen: - het maken van een eindwerkstuk - het maken van een werkstuk of een proefontwerp, - het uitvoeren van een onderzoekopdracht, - het deelnemen aan veldwerk of een excursie, - het doorlopen van een stage, of - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit die gericht is op het verwerven van bepaalde vaardigheden;
k. student:
degene die is ingeschreven aan de Universiteit Leiden voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding;
l. studiepunt:
de eenheid waarin volgens de wet de studielast van een onderwijseenheid wordt uitgedrukt. Volgens het ects is één studiepunt gelijk aan 28 uren studie;
4 Het kaderdocument Leids universitair register opleidingen is te raadplegen op www.onderwijs.leidenuniv.nl/onderwijsbeleid
34
m. tentamen:
een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student met betrekking tot een bepaalde onderwijseenheid, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek (overeenkomstig artikel 7.10 van de wet) door ten minste één daartoe door de examencommissie aangewezen examinator; Een tentamen kan uit meerdere (deel)toetsen bestaan;
n. toelatingscommissie:
de commissie, ingesteld door het faculteitsbestuur, die tot taak heeft met toepassing van de toelatingseisen, opgenomen in deze en met inachtneming van het in voorkomende gevallen door het College van Bestuur krachtens artikel 7.30b van de wet vastgestelde aantal, te beoordelen welke verzoekers tot deze masteropleiding kunnen worden toegelaten;
0. werkdag:
maandag tot en met vrijdag, met uitzondering van de erkende feestdagen;
p. de wet:
de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (whw).
q. eerste lezer/beoordelaar:
...
r. tweede lezer/beoordelaar: ... s. portfolio:
een dossier van monitoring en beoordeling waarmee studenten (1) aannemelijk maken te beschikken over een niveau van academische vorming dat voldoende is voor het verwerven van het diploma, (2) inzicht geven in het persoonlijk proces van academische vorming gedurende de opleiding, en (3) begeleiding en studieloopbaanadvisering mogelijk maken;
De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.
Artikel 1.3
Gedragscodes
1.3.1 Op het onderwijs van de opleiding zijn de regels zoals vastgelegd in de Gedragscode docenten en studenten binnen ict en onderwijs5 van toepassing, alsmede de (aanvullende) facultaire gedragsregels. 5
De Gedragscode docenten en studenten binnen ict en onderwijs is vastgesteld door het College van Bestuur op 30 juni 2005 en is te raadplegen op www.reglementen.leidenuniv.nl/gedragscodes/gedragscode-ict-enonderwijs.html.
35
1.3.2 De gedragscode omgangsvormen docenten en studenten6 is van toepassing en is bedoeld om een kader te scheppen voor een goed, veilig en stimulerend werk- en studieklimaat binnen de Universiteit Leiden, waarbij docenten en studenten op respectvolle wijze met elkaar omgaan en waarbij wederzijdse acceptatie en wederzijds vertrouwen belangrijke waarden zijn.
36
Hoofdstuk 2 Artikel 2.1
Beschrijving van de opleiding
Doel van de opleiding
Het doel van de opleiding is het verwerven van wetenschappelijke kennis, inzicht, vaardigheden en het gebruik van wetenschappelijke methoden op het gebied van de onderwijskunde, pedagogiek en vakdidactiek ter voorbereiding op een loopbaan binnen het onderwijs.
Artikel 2.3
Afstudeerrichtingen
Niet van toepassing
Artikel 2.3
Eindkwalificaties
Afgestudeerden van de opleiding beschikken over de onderstaande eindkwalificaties en voldoen daarmee aan de in de Wet Beroepen in het Onderwijs (Wet BIO) vastgelegde bekwaamheidseisen voor de leraar VHO: a
Kennis en inzicht op het gebied van de onderwijskunde, pedagogiek en (vak)didactiek:
In de eindtermen (zie bijlage 2), zoals die per docentrol zijn omschreven, wordt telkens aangegeven dat de afgestudeerden over voldoende kennis moeten beschikken om de aan die beroepsrol gerelateerde taken te kunnen verrichten. In de eindtermen van de docentrol vakdidactisch onderzoeker is bovendien aangegeven dat een afgestudeerde “voldoende kennis en vaardigheden heeft om op grond van zijn wetenschappelijke achtergrond een bijdrage te leveren aan de systematische verdieping van verschillende aspecten van de verschillende rollen van de docent in de school.” b Toepassing van de verworven kennis en inzichten op onderwijskundig, pedagogisch en (vak)didactisch gebied om de taken van een leraar VHO te kunnen vervullen: Het op een adequaat niveau kunnen toepassen van kennis en inzichten bij het vervullen van de taken als docent (startbekwaamheid) wordt in de eindtermen (zie bijlage 2) bij alle rollen genoemd, met uitzondering van de rol van professional. Bij de rollen van regisseur, vakdidacticus, pedagoog, lid van de schoolorganisatie en vakdidactisch onderzoeker gaat het er om dan om dat docenten in staat zijn op voldoende niveau te functioneren (dwz. startbekwaam zijn). Dat betekent ook dat zij in staat zijn relevante kennis en inzichten toe te passen bij het vervullen van de taken van de leraar VHO. Bij de rol van professional gaat het er in de eerste plaats om dat docenten in staat en bereid zijn hun opvattingen over het leraarschap en hun bekwaamheid als leraar te onderzoeken, te expliciteren, en voortdurend te ontwikkelen.
De gedragscode omgangsvormen docenten en studenten is vastgesteld door het College van Bestuur op 19 oktober 2010 en is te raadplegen op http://media.leidenuniv.nl/legacy/gedragscode-omgangsvormen.pdf
6
37
c Oordeelsvorming op grond van (wetenschappelijke) informatie op onderwijskundig, pedagogisch en (vak)didactisch gebied en in de context van de beroepsrol: In de eindtermen (zie bijlage 2) is bij alle docentrollen aangegeven, dat van een docent die aan de Leidse ULO is opgeleid wordt verwacht dat hij zijn “verantwoordelijkheid onderschrijft” voor de wijze waarop hij zijn taken vervult in de betreffende beroepsrol. Het gaat er daarbij ook om, dat de leraar als professional zelfstandig beslissingen neemt bij de vervulling van zijn taken en daarop aanspreekbaar is. Dat doet hij op basis van de informatie die hij op dat moment ter beschikking heeft. Dat impliceert dat hij bij het nemen van die beslissingen niet alleen uitgaat van de doelen die hij als professional en persoon wil bereiken, maar ook dat hij rekening houdt met de eisen die de context waarin hij functioneert aan hem stelt en met de (wetenschappelijke) informatie die van belang is bij het nemen van die beslissingen. d Communicatie met diverse doelgroepen over alle bij de beroepsrol van leraar VHO behorende facetten: In de eindtermen (zie bijlage 2) bij alle docentrollen is aangegeven dat de docent verantwoordelijkheid neemt voor de wijze waarop taken worden vervuld. Dat betekent ook dat de docent daarop aanspreekbaar is door leerlingen, collega’s, ouders/verzorgers, specialisten en leken, binnen en buiten de school en met hen kan samenwerken en met hen het gesprek aangaat. Bij de rol lid van de schoolorganisatie is expliciet gemaakt dat de leraar voorbereidend hoger onderwijs ook “voldoende kennis en vaardigheid heeft om goed samen te werken met mensen en instellingen die betrokken zijn bij de zorg voor de leerlingen en bij zijn school.”. e
Leervaardigheden voor de verdere professionalisering van de leraar VHO:
De samenleving en het onderwijs zijn voortdurend in beweging. Er is steeds meer kennis beschikbaar en ook de inzichten over onderwijs en onderwijzen ontwikkelen zich. Dat betekent dat routinevorming in een lerarenopleiding weliswaar noodzakelijk is als een solide basis voor lesgeven (startcompetentie), maar dat docenten zich daarnaast moeten kunnen blijven ontwikkelen. Dit is expliciet gemaakt in de eindtermen voor de vervulling van de rol van professional: “De leraar VHO onderschrijft zijn verantwoordelijkheid voor zijn eigen professionele ontwikkeling. Hij onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar.”
Artikel 2.4
Inrichting van de opleiding
De opleiding wordt zowel voltijds als deeltijds verzorgd. De deeltijdse opleiding wordt overdag verzorgd. De nominale studieduur van de deeltijdopleiding is 2 jaar.
Artikel 2.5
Studielast
De opleiding heeft een studielast van 60 studiepunten.
38
Artikel 2.6
Aanvang van de opleiding; uniforme jaarindeling
De opleiding start één week voor aanvang van het schooljaar van het voortgezet onderwijs in de regio midden (tussen medio augustus en begin september) en rond de eerste week van februari van ieder jaar. Het cursorisch onderwijs van de opleiding is ingericht volgens de uniforme semesterindeling 7.
Artikel 2.7
Examens van de opleiding
Aan de opleiding is een examen verbonden.
Artikel 2.8
Voertaal
Met inachtneming van de Gedragscode voertaal8 is de voertaal binnen de opleiding: Nederlands. De student wordt geacht de gebruikte voertaal binnen de opleiding voldoende te beheersen.
Artikel 2.9
Kwaliteit
De opleiding is geaccrediteerd door de nvao9 en voldoet aan de kwaliteitseisen die op nationaal en internationaal niveau aan opleidingen worden gesteld. Ook voldoet de opleiding aan de kwaliteitsstandaarden voor het onderwijs die zijn vastgelegd in het kaderdocument Leids universitair register opleidingen.
7 De uniforme semesterindeling, inclusief de toelichting daarop, is vastgesteld door het College van Bestuur op 14 oktober 2004 en gewijzigd op 12 januari 2010. 8 De Gedragscode voertaal is vastgesteld door het College van Bestuur op 28 mei 2013 en is te raadplegen op www.reglementen.leidenuniv.nl/gedragscodes/gedragscode-voertaal.html. 9 Het Nederlands-Vlaamse Accreditatie Orgaan
39
Hoofdstuk 3 Artikel 3.1
Onderwijsprogramma
Verplichte onderwijseenheden
3.1.1 De opleiding omvat verplichte onderwijseenheden met een totale studielast van 60 studiepunten. Onderdeel van deze onderwijseenheden zijn keuzevakken waaruit de student verplicht een keuze moet maken. 3.1.2 In de (e)-studiegids worden de studielast, het niveau, de inhoud en de onderwijsvorm van de onderwijseenheden van het onderwijsprogramma nader omschreven.
Artikel 3.2
Keuzevrijheid
Niet van toepassing.
Artikel 3.3
Praktische oefeningen
3.2.3 Bij elk van de in de (e)-studiegids vermelde onderwijseenheden is aangegeven welke praktische oefeningen zij omvatten, welke de aard en de omvang is van de werkzaamheden van de student, alsmede of deelneming aan die praktische oefeningen verplicht is met het oog op de toelating tot het afleggen van het desbetreffende tentamen, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie vrijstelling van die verplichting te verlenen, al dan niet onder oplegging van vervangende eisen. 3.2.3 In de (e)-studiegids staan omvang en studielast van het eindwerkstuk beschreven. Daarbij zijn de normen vermeld waaraan het eindwerkstuk moet voldoen en de gang van zaken rond de begeleiding.
Artikel 3.4
Deelname aan een onderwijseenheid
Deelname aan een onderwijseenheid vindt plaats in de volgorde van inschrijving, met dien verstande dat voor de bij de opleiding ingeschreven studenten plaatsing gegarandeerd is bij de onderwijseenheden die behoren tot het verplichte deel van de opleiding.
Artikel 3.5
Opname van colleges
Het is studenten niet toegestaan audio- of video-opnames van colleges te maken zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de betreffende docent. Indien toestemming wordt verleend, is de student slechts gerechtigd de opname voor eigen gebruik te benutten; verspreiding of publicatie van de opname op welke wijze dan ook is niet toegestaan.
40
Hoofdstuk 4 Tentamens en examens, vervolgopleiding Artikel 4.1
Tentamengelegenheid
4.1.1 Tenminste tweemaal per studiejaar wordt de gelegenheid geboden tot het afleggen van het tentamen verbonden aan elk van de onderwijseenheden die in dat jaar worden aangeboden. 4.1.2 Indien een onderwijseenheid een praktische oefening omvat, dan staat deelneming aan een tentamen als bedoeld in 4.1.1 uitsluitend open voor degene die met goed gevolg aan de praktische oefening heeft deelgenomen, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie om anders te besluiten. 4.1.3
[niet van toepassing]
4.1.4 In overeenstemming met artikel 7.13, tweede lid sub h van de wet zijn in de (e)-studiegids de tentamendata opgenomen. 4.1.5 [niet van toepassing] of: De student is verplicht deel te nemen aan het tentamen bij de eerste gelegenheid die daartoe wordt geboden nadat het onderwijs voor de desbetreffende onderwijseenheid is beëindigd, tenzij de examencommissie in individuele gevallen anders besluit. 4.1.6
[niet van toepassing]
4.1.7 Indien een tentamen is behaald, vervalt het recht op herkansing. Wordt zonder toestemming van de examencommissie toch aan een herkansing deelgenomen, dan vindt geen beoordeling plaats. De uitslag van de eerste toets blijft in stand.
Artikel 4.2
Verplichte volgorde
4.2.1 De onderwijseenheden en de tentamens waarmee deze worden afgesloten waaraan niet mag worden deelgenomen alvorens de tentamens van een of meerdere andere onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd, zijn vermeld in de (e)-studiegids. 4.2.2 Voor de onderwijseenheden en de tentamens waarmee deze worden afgesloten die in een bepaalde volgorde moeten worden doorlopen, kan de examencommissie in bijzondere gevallen op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de student in individuele gevallen een andere volgorde bepalen.
Artikel 4.3
Vorm van de tentamens
4.3.1 In de (e)-studiegids staat vermeld of het tentamen, dan wel de deeltoetsen, van een onderwijseenheid schriftelijk of mondeling dan wel door middel van een vaardigheidstest wordt afgelegd. 41
4.3.2 In bijzondere gevallen kan op verzoek van de student de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze wordt afgelegd dan in de (e)-studiegids is vastgelegd. 4.3.3 Aan studenten met een handicap of chronische ziekte wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. Deze aanpassingen mogen niet van invloed zijn op de kwaliteit of moeilijkheidsgraad van een tentamen. De examencommissie wint zo nodig, als bedoeld in het Protocol studeren met een functiebeperking, deskundig advies in alvorens te beslissen. 4.3.4
Op verzoeken over aanpassingen die de examinering betreffen, beslist de examencommissie.
4.3.5
De tentaminering vindt plaats in het Nederlands of, met inachtneming van de Gedragscode voertaal, in een andere taal.
4.3.6
Er vindt een individuele beoordeling plaats in geval van presentaties, onderzoek, verslagen of andere onderwijsprestaties die in groepsverband worden verricht.
4.3.7
Niet van toepassing.
Artikel 4.4
Mondelinge tentamens
4.4.1 Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 4.4.2 Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt.
Artikel 4.5
Regels examencommissie
4.5.1 Conform artikel 7.12b, derde lid, van de wet stelt de examencommissie regels vast over de uitvoering van haar taken en bevoegdheden en over de maatregelen die zij in dat verband kan nemen. De examencommissie heeft daartoe regels en richtlijnen opgesteld. 4.5.2 De examencommissie draagt er zorg voor dat het recht van de student om beroep in te stellen tegen beslissingen van de examencommissie of de examinatoren is gewaarborgd. 4.5.3 Daarnaast stelt de examencommissie de procedure vast voor de aanwijzing van een eerste en tweede beoordelaar van het afstudeerverslag, alsmede de procedure rond de beoordeling van het afstudeerverslag en de wijze van verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de eerste en de tweede beoordelaar, waaronder de bepaling van het cijfer.
42
Artikel 4.4 4.6.1
Oordeel
De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen het oordeel vast en reikt de student een daarop betrekking hebbende schriftelijke verklaring uit.
4.6.2 Binnen vijftien werkdagen na de dag waarop het tentamen of de deeltoets is afgenomen stelt de examinator het oordeel over een schriftelijk of op andere wijze afgenomen tentamen of deeltoets vast en verschaft de administratie van de opleiding de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk bewijsstuk van het oordeel aan de student. 4.6.3
Wanneer niet aan de in 4.6.1 vermelde termijn van vijftien werkdagen kan worden voldaan, dan wordt de student hiervan op de hoogte gesteld binnen deze termijn. Tevens wordt de dan geldende procedure aan de student medegedeeld.
4.6.4
De uitslag van het tentamen wordt uitgedrukt in een geheel getal tussen 5.0 tot 10.0, beide grenzen inbegrepen.
4.6.5 Het tentamen is met goed gevolg afgelegd als de uitslag 6.0 of hoger is. 4.6.6 Het met voldoende resultaat deelnemen aan een praktische oefening kan gelden als het behalen van een tentamen in de zin van artikel 7.10 van de WHW. 4.6.7
Op het schriftelijke of digitale bewijsstuk van de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht bedoeld in 4.8 en op de beroepsprocedure.
4.6.8 Niet van toepassing.
Artikel 4.7 4.7.1
Geldigheidsduur
Elk tentamen en verleende vrijstelling heeft een geldigheidsduur van 3 jaar.
4.7.2 De examencommissie kan conform de door haar gestelde richtlijnen, op verzoek van de examinandus, de geldigheidsduur met telkens één jaar verlengen (art. 4.9 regels en richtlijnen examencommissie).
Artikel 4.8
Inzagerecht en nabespreking
4.8.1 Gedurende dertig dagen direct na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen heeft de student recht op inzage in zijn beoordeelde werk.
43
4.8.2 Gedurende de in 4.8.1 genoemde termijn kan kennis worden genomen van de vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 4.8.3 Op verzoek van de student vindt een nabespreking plaats. Deze mogelijkheid wordt tegelijkertijd met de uitslag van het tentamen bekend gemaakt. 4.8.4 De examencommissie heeft de bevoegdheid te bepalen of de nabespreking collectief dan wel individueel plaatsvindt. 4.8.5
De nabespreking geschiedt op een door de examencommissie te bepalen plaats en tijdstip.
4.8.6 Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest voor de nabespreking bedoeld in 4.8.3, dan wordt hem een andere gelegenheid geboden, zo mogelijk binnen de in 4.8.1 genoemde termijn.
Artikel 4.9
Vrijstelling van tentamens en/of praktische oefeningen
4.9.1 De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van het afleggen van één of meer tentamens of van deelneming aan praktische oefeningen, indien de student: •
een qua inhoud en niveau overeenkomstige onderwijseenheid van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid, dan wel
• aantoont door werk- of beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken met betrekking tot de desbetreffende onderwijseenheid.
Artikel 4.10
Examen
4.10.1 De examencommissie reikt een getuigschrift uit wanneer blijkt dat het examen met goed gevolg is afgelegd en de student de in artikel 5.1 bedoelde graad Bachelor is verleend dan wel hem een bewijs van toelating als bedoeld in artikel 5.2 is verstrekt. 4.10.2 De examencommissie kan zelf een tot het examen behorend onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus instellen en de uitkomst daarvan beoordelen. 4.10.3 Het getuigschrift wordt niet uitgereikt dan nadat het College van Bestuur heeft verklaard dat aan de procedurele eisen (waaronder het voldoen aan de verplichting tot het betalen van collegegeld) voor de afgifte is voldaan. Per opleiding wordt één getuigschrift uitgereikt. Op het getuigschrift wordt vermeld dat de opleiding is verzorgd door de Universiteit Leiden. 44
4.10.4 Overeenkomstig de regeling als bedoeld in artikel 7.11, derde lid, van de wet kan degene die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift de examencommissie verzoeken daartoe nog niet over te gaan mits de inschrijvingsduur voor de betreffende opleiding niet langer is dan de nominale studieduur plus één studiejaar. 4.10.5 Dit verzoek moet worden ingediend binnen vijf werkdagen nadat de student op de hoogte is gebracht van de uitslag van het examen. Bij dit verzoek geeft de student aan wanneer hij het getuigschrift wil ontvangen. 4.10.6 De examencommissie kan het verzoek tevens inwilligen indien het niet inwilligen van het verzoek zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. 4.10.7 Aan het getuigschrift wordt een in het Nederlands of in het Engels gesteld supplement toegevoegd dat voldoet aan het Europese overeengekomen standaardformat. Tezamen met het getuigschrift wordt een vertaling van het getuigschrift en een certificaat in het Latijn uitgereikt.
Artikel 4.11
Graadverlening
4.11.1 Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd wordt de graad Master verleend met de toevoeging «of Arts, Science. 4.11.2 De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend.
Artikel 4.12
Judicia
4.12.1 De examencommissie kan aan de uitslag van een afsluitend examen een judicium verbinden. 4.12.2 Uitgangspunt voor de bepaling van het judicium is het gewogen gemiddelde voor alle onderwijseenheden, behalve die onderwijseenheden waarvoor vrijstelling is toegekend of die waarvoor slechts een bewijs van deelname is geregistreerd. 4.12.3 Het gewogen gemiddelde van alle cijfers wordt bepaald door van elke onderwijseenheid het aantal punten (EC) te vermenigvuldigen met het voor dat onderdeel hoogst toegekende cijfer, de uitkomsten hiervan op te tellen en het resultaat daarvan te delen door het aantal behaalde punten. 4.12.4 Op de bul en op het diploma-supplement wordt het judicium ‘cum laude’ vermeld indien voldaan is aan de volgende eisen: • alle vakken dienen met tenminste een 7.0 te zijn afgerond. • een student heeft als gewogen gemiddelde 8.0 of hoger behaald. 45
• •
voor de masterthesis is minimaal een 8.0 behaald. het masterexamen is binnen twee jaar behaald.
4.12.4 Op de bul en op het diploma-supplement wordt het judicium ‘summa cum laude’ vermeld indien voldaan is aan de volgende eisen: • alle vakken dienen met tenminste een 8.0 te zijn afgerond. • een student heeft als gewogen gemiddelde 9.0 of hoger behaald. • Voor de masterthesis is minimaal een 9.0 behaald. • het masterexamen is binnen een jaar behaald 4.12.4 Voor het bepalen van het judicium kunnen andere overwegingen een rol spelen. Daarbij valt te denken aan aspecten zoals de ontwikkeling die de student tijdens de opleiding heeft doorgemaakt, bepaalde uitzonderlijke prestaties die hij/zij geleverd heeft in het eindwerkstuk of scriptie of andere relevante bijzondere omstandigheden. 4.12.4 Indien een student tijdens zijn studie fraude heeft gepleegd wordt geen judicium verstrekt. 4.12.4 Het door de examencommissie daadwerkelijk toegekende judicium kan tot maximaal 0,5 punt afwijken van het door het gewogen gemiddelde geïndiceerde judicium.
Artikel 4.13
Vervolgopleiding
4.13.1 De verleende graad geeft toegang tot de promotie.
46
Hoofdstuk 5 Toegang en toelating tot de opleiding Paragraaf 5.1
Toelating
Artikel 5.1
Bewijs van toelating
5.1.1 Een bewijs van toelating wordt door het bestuur van de faculteit verstrekt indien de student voldoet aan de toelatingseisen zoals vastgelegd in artikel 5.2 voor zover het door het College van Bestuur vastgestelde aantal ten hoogste voor de opleiding in te schrijven personen niet wordt overschreden. 5.1.1 Het bewijs van toelating wordt aangevraagd volgens de regels als vastgelegd in de Regeling toelating masteropleidingen10.
Artikel 5.2
Toelating tot het studiejaar 2014-2015 Onverminderd hetgeen in artikel 5.1.1 is bepaald ten aanzien van de capaciteit worden degenen tot de opleiding toegelaten: - aan wie de graad Master én Bachelor van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs in de discipline waartoe het schoolvak behoort is verleend, of aan wie de graad Bachelor en Master van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs in een aan het schoolvak verwante discipline is verleend en kan aantonen te voldoen aan de eisen die voor het aanverwante schoolvak zijn vastgesteld, waarbij ten minste 180 studiepunten* in het Bachelor en Mastertraject op het schoolvak waren gericht of - kandidaten die de, in de bovenstaande paragraaf genoemde, masteropleiding nog niet hebben afgerond worden toegelaten als zij een verklaring van de studieadviseur van de masteropleiding kunnen overleggen waarin staat aangegeven dat de kandidaat de masteropleiding naar verwachting bij aanvang van de lerarenopleiding zal hebben afgerond. Deze kandidaten kunnen pas het afsluitend examen van de lerarenmaster afleggen als zij bewijs kunnen overleggen dat zij de vakmaster hebben behaald en - die naar het oordeel van de ICLON-Bestuursraad voldoende kennis van de voertaal van de opleiding hebben. * (voor de opleiding Griekse en Latijnse taal en cultuur is dit tenminste 200 studiepunten) 5.2.1
Niet van toepassing.
5.2.2
Niet van toepassing
5.2.3
Niet van toepassing
De Regeling toelating masteropleidingen is te raadplegen op www.reglementen.leidenuniv.nl/onderwijsonderzoek/regeling-toelating-masteropleidingen.html
10
47
Artikel 5.3
Toelating tot het studiejaar 2015-2016
Onverminderd hetgeen in artikel 5.1.1 is bepaald ten aanzien van de capaciteit worden degenen tot de opleiding toegelaten: - aan wie de graad Master én Bachelor van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs in de discipline waartoe het schoolvak behoort is verleend, of aan wie de graad Bachelor en Master van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs in een aan het schoolvak verwante discipline is verleend en kan aantonen te voldoen aan de eisen die voor het aanverwante schoolvak zijn vastgesteld, waarbij ten minste 180 studiepunten* in het Bachelor en Mastertraject op het schoolvak waren gericht of - kandidaten die de, in de bovenstaande paragraaf genoemde, masteropleiding nog niet hebben afgerond worden toegelaten als zij een verklaring van de studieadviseur van de masteropleiding kunnen overleggen waarin staat aangegeven dat de kandidaat de masteropleiding naar verwachting bij aanvang van de lerarenopleiding zal hebben afgerond. Deze kandidaten kunnen pas het afsluitend examen van de lerarenmaster afleggen als zij bewijs kunnen overleggen dat zij de vakmaster hebben behaald en - die naar het oordeel van de ICLON-Bestuursraad voldoende kennis van de voertaal van de opleiding hebben. * (voor de opleiding Griekse en Latijnse taal en cultuur is dit tenminste 200 studiepunten) 5.3.1
Niet van toepassing
5.3.2
Niet van toepassing.
5.3.3
Niet van toepassing.
Artikel 5.4 5.4.1
Deficiënties
Studenten die in het bezit zijn van een masterdiploma of een gelijkwaardig diploma, maar die nog (max 15) studiepunten aan deficiënties hebben, kunnen worden toegelaten tot de opleiding mits redelijkerwijs mag worden verwacht dat binnen redelijke termijn alsnog voldaan wordt aan de toelatingseisen.
5.4.2 Studenten die nog deficiënties hebben als bedoeld in 5.4.1 kunnen na toelating tot de opleiding deelnemen aan het onderwijs, maar geen examen of door het faculteitsbestuur bij zijn besluit tot toelating aan te wijzen tentamens afleggen. 5.4.3 Voor toelating als bedoeld onder 5.4.1 stelt de toelatingscommissie een inhaalprogramma met tentamengelegenheden vast.
48
5.4.4 Indien op grond van 5.4.1 een student wordt toegelaten tot de opleiding kunnen de toetsen die moeten worden afgelegd om alsnog aan de toelatingseisen te voldoen geen deel uitmaken van het curriculum van de lerarenopleiding.
Artikel 5.5
Schakelprogramma’s (Premasters)
5.5.1 Niet van toepassing.
49
Hoofdstuk 6 Studiebegeleiding en studieadvies Artikel 6.1 6.1.1
Studievoortgangadministratie
Het opleidingsbestuur registreert de individuele studieresultaten van de studenten.
6.1.2 Indien, naar het inzicht van de opleiding, de student ernstige studievertraging oploopt ten opzichte van de nominale studievoortgang, attendeert de opleiding de student op de mogelijkheid ondersteuning te krijgen bij het opstellen van een studieplan.
Artikel 6.2
Introductie en begeleiding
De opleiding draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten.
Artikel 6.3
Begeleiding van het afstudeerverslag
6.3.1
De student maakt met de begeleider bedoeld in 3.3.2 een planning voor het afstudeerverslag. Deze planning is afgeleid van de studielast die voor deze onderwijseenheid in de bijlage bedoeld in 3.3.2 is vastgelegd. 6.3.2 In de planning bedoeld in 3.3.2 is tevens de frequentie van de begeleiding en de wijze waarop de begeleiding wordt gegeven vastgelegd.
Artikel 6.4
Topsport
Aan studenten die topsport bedrijven wordt de gelegenheid geboden hun studie zoveel als redelijkerwijs mogelijk is aan de eisen van hun sportieve bezigheden aan te passen. Om vast te stellen wie tot deze categorie behoren hanteert de opleiding de richtlijnen van het College van Bestuur.
Artikel 6.5
Handicap of chronische ziekte
Aan studenten met een handicap of met een chronische ziekte wordt de gelegenheid geboden hun studie, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, aan de beperkingen die de handicap of chronische ziekte met zich meebrengt aan te passen. Deze aanpassingen worden zoveel mogelijk op de individuele functiebeperking van de student afgestemd, maar mogen de kwaliteit of moeilijkheidsgraad van een vak of het examenprogramma niet wijzigen.
Artikel 6.6
Buitenlands verblijf en stage
Voor studenten die ten gevolge van een door de examencommissie goedgekeurd buitenlands studieverblijf of een goedgekeurde stage aantoonbare studievertraging zouden ondervinden, wordt een regeling getroffen om de vertraging te beperken.
50
Hoofdstuk 7 Overgangsbepalingen Artikel 7.1
Bepalingen betreffende eerder voor de opleiding ingeschreven studenten
7.1.1 Met ingang van 1 september 2012 geldt voor studenten die voor de eerste maal voor de opleiding zijn ingeschreven dat de Onderwijs- en examenregeling voor de duur van één jaar van kracht blijft. 7.1.2 Voor studenten die vóór 31 augustus 2012 voor de eerste maal voor de opleiding zijn ingeschreven op een tijdstip niet langer dan vijf jaren voor de datum waarop deze regeling van kracht is geworden blijven de hoofdstukken 3 en 4 van de Onderwijs- en examenregeling van toepassing zoals die luidden op het moment van de eerste inschrijving. 7.1.3 Voor studenten die vóór 31 augustus 2012 voor de eerste maal voor de opleiding zijn ingeschreven op een tijdstip langer dan vijf jaren voor de datum waarop deze regeling van kracht is geworden, dan wel op verzoek van de student, kan de examencommissie de Onderwijs- en examenregeling zoals die gold in enig jaar niet langer dan vijf jaar voor de datum waarop deze regeling van kracht is geworden op hem van toepassing verklaren. 7.1.4 Indien onderwijseenheden als bedoeld in de artikelen 3.1.1 en 3.2 van de op grond van 7.1.1, 7.1.2 of 7.1.3 van toepassing zijn de Onderwijs- en examenregeling niet meer worden aangeboden, dan wijst de examencommissie vervangende onderwijseenheden aan. Zo nodig worden onderwijseenheden aangewezen die door een andere instelling worden aangeboden.
51
Hoofdstuk8 Slotbepalingen Artikel 8.1
Wijziging
8.1.1 Wijzigingen van deze regeling worden door het faculteitsbestuur na voorafgaande instemming van de faculteitsraad bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 8.1.2 Wijzigingen in deze regeling die van toepassing zijn voor een bepaald studiejaar moeten voor de aanvang van dat studiejaar zijn vastgesteld en op de daarvoor bepaalde wijze zijn gepubliceerd. Hiervan kan uitsluitend worden afgeweken als een snellere invoering van een wijziging strikt noodzakelijk is en als daarbij de belangen van de studenten redelijkerwijs niet worden geschaad. 8.1.3 Een wijziging kan niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige beslissing welke krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student.
Artikel 8.1
Bekendmaking
De opleiding draagt zorg voor bekendmaking van deze regeling en van de regels en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken via de universitaire website.
Artikel 8.1
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 september 2014.
52
Bijlage 1 Studieonderdelen De opleiding omvat de volgende verplichte onderwijseenheden: Onderwijseenheid Studielast in ECTS Academisch niveau Leren en Instructie 1 (incl. supervisie) 5 300 Leren en Instructie 1 (incl. supervisie) 2 400 Pedagogiek 5 400 Vakdidactiek 1 5 400 Vakdidactiek 2 5 500 Keuzemodule 1 400 Vakdidactisch ontwerponderzoek 7 600 Praktijk 1 15 Praktijk 2 15
Portfolio Het elektronisch portfolio (in Blackboard) is een show-case portfolio waarin de bewijsmaterialen van de studenten voor elk studieonderdeel worden verzameld. Die bewijsmaterialen en bijbehorende beoordelingen zijn geordend naar studieonderdelen.
Volgordelijkheid Met Praktijk 2 kan alleen worden begonnen als praktijk 1 is behaald, eventueel na een verlengde stage.
53
Bijlage 2 Eindtermen van masteropleiding leraar voorbereidend hoger onderwijs De docent als professional De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid voor zijn eigen professionele ontwikkeling. Hij onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar.
De docent als regisseur De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn organisatorische verantwoordelijkheid. Hij heeft voldoende organisatorische kennis en vaardigheid om in zijn klas en zijn lessen een goed leef- en werkklimaat tot stand te brengen. Overzichtelijk, ordelijk en taakgericht. In alle opzichten voor hemzelf, zijn collega’s en vooral voor de leerlingen helder. En dat op een professionele, planmatige manier. Hij is zich bewust van zijn eigen houding en gedrag én van de invloed daarvan op de leerlingen. Hij heeft ook voldoende kennis en vaardigheid op het gebied van groepsprocessen en communicatie om een goede samenwerking met en van de leerlingen tot stand te brengen.
De docent als pedagoog De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn pedagogische verantwoordelijkheid. Hij heeft voldoende pedagogische kennis en vaardigheid om een veilige leeromgeving tot stand te brengen. Voor een hele klas of groep maar ook voor een individuele leerling. En dat op een professionele, planmatige manier.
De docent als vakdidacticus De leraar voorbereidend hoger onderwijs moet de leerlingen helpen zich de basiskennis en principes van het schoolvak eigen te maken en vertrouwd te raken met de manier waarop deze kennis in het dagelijkse leven en in de wereld van het werken gebruikt wordt. Bovendien moet hij zijn leerlingen introduceren in de kennis, principes, onderzoekswijzen en toepassingen van de wetenschappelijke discipline(s) waaraan het schoolvak gerelateerd is. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar voorbereidend hoger onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet hij vakinhoudelijk en didactisch competent zijn.
De docent als lid van de schoolorganisatie De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met collega’s. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheden om een professionele bijdrage te leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat van zijn school, aan goede werkverhoudingen en een goede schoolorganisatie
54
De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met de omgeving van de school. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid om goed samen te werken met mensen en instellingen die betrokken zijn bij de zorg voor de leerlingen en bij zijn school.
De docent als vakdidactisch onderzoeker De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid als onderzoeker/specialist/ontwikkelaar. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid om op grond van zijn wetenschappelijke achtergrond een bijdrage te leveren aan de systematische verdieping van verschillende aspecten van de verschillende rollen van de docent in de school.
Bijlage 3: Studiegids (zie bijlage) Bijlage 4: E-studiegids https://studiegids.leidenuniv.nl/studies/masters/l
55
56
Lerarenopleiding Studiegids 2014/2015
Bij ons leer je de wereld kennen