Licentiehouders digit aal maga zin e o p l e i din g e n
inhoud nummer
4/2013
2. Voorwoord 3. Korte berichten 6. Boeken 7. Uit de andere bladen 8. 'DPT-atleet is gewoon een atleet' 11. Bewust wandelen 13. Betere dienstverlening aan leden 15. Zonder baan 16. Van contacttijd naar contactlengte 18. Hoofdpijn en sportbeoefening 20. Kwestie 21. Oefenstof voor de gehandicapte atleet 23. Afdeling Opleidingen
colofon
Digitaal magazine voor Licentiehouders, uitgegeven door de Atletiekunie, verschijnt viermaal per jaar. Het informeert gediplomeerde trainers met een licentie over trainerszaken. 'Het licentiesysteem is bedoeld als kwaliteitsimpuls voor het sporttechnisch aanbod zoals dat bij atletiekverenigingen en loopgroepen wordt aangeboden' (Licentiesysteem Atletiekunie). Incidenteel ontvangen trainers een digitale 'Nieuwsflits', een kort bericht dat niet kan wachten op het reguliere Magazine. Magazine nummer 1/2014 verschijnt 1 maart.
1
december 2013
redactie
Eindredactie: Sport Tekst en Uitleg Nederland,
[email protected], www. steun.biz, 024-3566601. Redactiesamenstelling: Betty Hofmeijer, Jan Heusinkveld, Ton de Kort, Hannie Huber, Clemens Vollebergh. Aan de inhoud van deze brief werkten ook mee: Heleen Moes, Bob Winter, Karin van der Ende Kastelijn Medewerker opleidingen Atletiekunie: Melanie Schüttler Foto cover: Erik van Leeuwen
Opmerkingen over de inhoud van het magazine, bijdragen of suggesties voor De Kwestie:
[email protected]. Licentiehouders van de Atletiekunie ontvangen een link naar dit magazine per mail. Geef wijzigingen van het e-mailadres door aan:
[email protected].
de evenementloper Hardloopevenementen met ‘iets extra’s’ schieten als paddenstoelen uit de grond. Het gemak waarmee deze belevingsevenementen uitverkopen, toont het succes aan van ‘trainen voor een doel’: de evenementenloper is in opkomst. Een vraag die mij vanuit mijn werk en als trainer (BLT 3) bezighoudt: Zijn we als trainers in staat deze groter wordende groep lopers op een goede wijze te bedienen en zo ja, waar liggen kansen om deelnemers duurzaam te laten sporten?
bediend worden ter voorbereiding op een evenement. Dit in tegenstelling tot de meer generieke trainingsmogelijkheden via apps, mp3-spelers, trainingsschema’s op websites, etc. Juist de evenementenloper heeft behoefte aan structuur en advies in combinatie met een sociaal veilige omgeving.
Run to The Start
Met Run to The Start biedt de Atletiekunie de evenementenloper via een gediplomeerde trainer een sociaal veilige locatie. Het evenementen
Derde loopgolf
In 2012 gaf het Mulier Instituut sterke aanwijzingen voor een derde loopgolf in Nederland: het aantal hardlopers groeit en de hardloper loopt beduidend vaker dan in het verleden: in 2006 liep één op de drie lopers 1 tot 11 keer per jaar, in 2012 was dat één op de vijf lopers. Het aandeel incidentele lopers neemt af, het aandeel frequente lopers toe. De verhoogde loopfrequentie onder lopers en de gestegen deelname aan hardloopevenementen is een belangrijke ontwikkeling. De lopers van deze derde loopgolf lijken op zoek naar meer diversiteit: evenementen spelen daar met allerlei innovaties op in.
Community
De groei van de loopsport heeft ook geleid tot vercommercialisering van de markt. Elk zichzelf respecterend hardloopmerk heeft een community, een website, een app en is actief met social media. Voor hardlooptrainers bieden deze ontwikkelingen in mijn ogen kansen. De trainer beschikt immers over het onderscheidende vermogen maatwerk te leveren. Met dit onderscheidende vermogen, in combinatie met een vastomlijnd (overzichtelijk) programma, kan de evenementenloper op een veilige en verantwoorde wijze
2
december 2013
voorbereidingsprogramma bestaat uit een 12-weeks schema op hardloopevenementen. De trainingen worden in samenwerking met aangesloten lokale verenigingen/loopgroepen aangeboden. Door lokaal in groepsverband richting een loopevenement te trainen en er gezamenlijk aan deel te nemen, wordt de deelnamedrempel voor een loopevenement verlaagd. Het deelnemen zelf zorgt voor een plezier- en succesbeleving. Dat laatste is een motivatieprikkel om door te blijven gaan met hardlopen. Door de inzet van gediplomeerde trainers en een gestructureerd schema
draagt Run to The Start op deze manier ook bij aan het reduceren van uitvallers, geblesseerde of deelnemers die moeten gaan wandelen tijdens het loopevenement.
Waardering
Deelnemers evalueren Run to The Start gemiddeld met een 8,0. Bijna alle deelnemers (97%) zouden deelname waarschijnlijk of zeker bij anderen aanbevelen. Belangrijke redenen voor deelname waren het verbeteren van de conditie, het volbrengen van een evenement, de prestatie en het beter onder de knie krijgen van de sport. Deelnemers zijn vooral tevreden over het praktijkgedeelte van de trainingen, het aantal weken dat Run to The Start duurt, de duur van de trainingen, het niveau van de trainingen en de groepssfeer. Na afloop van Run to The Start geeft 74% van de deelnemers aan de laatste drie maanden lichamelijk actiever te zijn geworden. Deelnemers vinden vooral dat zij beter zijn geworden in hardlopen (81%) en dat zij een betere conditie hebben gekregen (83%). 52% van de Run to The Start deelnemers worden lid van een sportvereniging en 41% lid van een atletiekvereniging/loopgroep. Van de deelnemers die direct na deelname nog niet lid zijn van een atletiekvereniging, is ruim de helft (55%) van plan dit alsnog te worden. Ik ben ervan overtuigd dat de Atletiekunie, verenigingen en trainers met een goede positionering, communicatie en promotie van Run to The Start grote stappen kunnen maken om evenementenlopers optimaal te bedienen. Meer informatie: www.runtothestart.nl Bob Winter Projectmedewerker Loopsport Atletiekunie
[email protected]
korte berichten Wandelnieuws
Heb je interesse in een wandelsportopleiding in 2014, op niveau 1 Wandelsportbegeleider (AW-2/-3) of niveau 2/3 Allround wandelsportinstructeur (AWI-2-3)? Meld jouw interesse dan via Bram Janssen (zie verderop voor zijn e-mailadres) Bijscholen tijdens de Wandeltrainersdag 2014 of snuffelen op de wandelsportmarkt? Op zaterdag 8 maart vindt de 4e editie plaats. Op Wandeltrainer.nl kun je vanaf 23 december het programma van workshops en praktijksessies online bekijken. Wil jouw organisatie debutanten voorbereiden op the Walk of the World van 15-18 juli 2014? Maak je interesse alvast kenbaar bij Bram Janssen van KNBLO-NL
[email protected]. Kijk voor meer informatie over het landelijk trainingsprogramma op Vierdaagse.nl. KNBLO-NL heeft een nieuw platform Wandelfit.nl, waarop organisaties en wandelsporttrainers hun trainingsaanbod onder de aandacht kunnen brengen.
keer 1RM). Wat blijkt: krachttraining kan de spierfunctie verbeteren dankzij een verhoogde maximale spierkracht. Welke soort krachttraining een atleet kiest maakt voor de duurprestatie bij hardlopen niet veel uit. Uit een aantal van de beschreven artikelen bleek daarnaast een verhoging van de maximale lactaatwaarde van duuratleten die krachttraining gedaan hadden. Er is echter niet in alle studies een positief effect gevonden. Rønnestad en Mujika denken dat dit komt doordat de gebruikte eindtests
Krachttraining verbetert de duurprestatie bij hardlopen
Krachttraining met hoge weerstand in combinatie met de gebruikelijke duurtraining kan de loopeconomie van hardlopers verbeteren. Hiervoor kan ook explosieve krachttraining worden gebruikt. [...] Rønnestad en Mujika deden een uitgebreide literatuurstudie naar het effect van krachttraining gecombineerd met duurtraining op de duurprestatie bij hardlopen. Hierbij onderscheiden zij twee vormen van krachttraining: explosieve krachttraining of krachttraining met hoge weerstand. Als een atleet een beweging zeer snel uitvoert met lage weerstand (tot 60% van 1 RM), is de krachttraining explosief. Bij krachttraining met hoge weerstand moet de atleet een hoge weerstand overwinnen (1- 15
3
december 2013
te kort waren (4 tot 5 minuten submaximale inspanning) om de verschillen te bepalen tussen atleten die wel en geen krachttraining hadden gedaan. Bij minstens 2 keer krachttraining per week heeft krachttraining in combinatie met duurtraining een positief effect op de duurprestatie. Hierbij moet de atleet beginnen met minstens twee keer krachttraining per week, bij voorkeur aan het begin van het wedstrijdseizoen. De positieve effecten van de krachttraining kunnen vervolgens tijdens het wedstrijdseizoen behouden blijven met 1 keer per week krachttraining. In ieder
geval bleek uit geen enkele studie dat krachttraining een negatief effect had op de prestatie. Bron: Topsporttopics.nl, 7 oktober 2013, Lieke Schiphof-Godart, aldaar: Rønnestad BR, Mujika I (2013) Optimizing strength training for running and cycling endurance performance: a review. Scand. J. Med. Sci. Sports, DOI: 10.1111/sms.12104
Inspanningsastma? vitamine C
Zo'n 50% van atleten heeft last van inspanningsastma. Dit leidt tot een verminderde longcapaciteit en leidt tot klachten zoals hoesten, kortademigheid en piepen. 'Er is een toenemend bewijs voor een positief effect van vitamine C op de longfunctie. Vitamine C is van invloed op de productie van prostaglandines. Zo blijkt een tekort aan deze vitamine te leiden tot een verhoogd productie van rostaglandine-2alfa. Deze prostaglandine is verantwoordelijk voor bronchoconstrictie. […] Bij mensen werd aangetoond dat vitamine C-suppletie de inspanningsgebonden toename van markers voor bronchoconstrictors (LTC4-LTE4 en PGD2) in de urine kon verminderen. Bovendien leidde suppletie tot een verminderde uitademing van stikstofoxide. Vitamine C vermindert bovendien de kans op een verkoudheid bij inspanningen. Bron: Fit met Voeding, nr. 5/2013
Extra warmte helpt niet
Als sprinters tijdens de warming-up hun spieren extern verwarmen met een warmhoudbroek leidt dit niet tot een extra hoge spiertemperatuur en een betere prestatie. Wanneer sprinters de warmhoudbroek dragen tussen het eind van de warming-up en het begin van de sprint leidt dit wel tot betere prestaties. […] Om na te gaan of spieren een hoger vermogen en dus een betere sprintprestatie leveren herhaalden Faulkner e.a. een studie die ze ook in 2012
uitvoerden, met als aanvulling dat de atleten de warmhoudbroek ook droegen tijdens de warming-up. Wederom waren de onderzochte atleten goed getrainde mannelijke wielrenners/triatleten (n=10). De atleten moesten 3 keer een 30-seconden-durende sprinttest doen op een ergometer nadat ze na een standaard warming-up 30 minuten stil hadden gezeten. Tussen de warming-up en de sprinttest droegen de atleten eenmaal een standaard trainingsbroek, eenmaal de warmhoudbroek, en eenmaal droegen de atleten de warmhoudbroek zowel tijdens als na de warming-up. De warmhoudbroek, die een temperatuur bereikte van 40,0°C, bedekte de belangrijkste bovenbeen- en bilspieren. Door de warming-up steeg de spiertemperatuur in alle drie de condities van ongeveer 36°C tot 38,1°C. Het dragen van de warmhoudbroek tijdens de warming-up zorgde er dus niet voor dat spiertemperatuur hoger opliep. In de 30 minuten na de warming-up daalde de spiertemperatuur tot 36,5°C wanneer de atleten geen warmhoudbroek droegen, en tot 37,0°C als de atleten de broek wel droegen. Door de hogere spiertemperatuur bij aanvang van de sprinttest konden de atleten in beide gevallen een ongeveer 11% hoger piekvermogen leveren. Deze nieuwe studie van Faulkner e.a. laat zien dat het dragen van een warmhoudbroek alleen bijdraagt aan een betere sprintprestatie indien atleten de broek dragen tussen de warmingup en de prestatie. De broek blijkt niet in staat de spiertemperatuur tijdens de warming-up extra te verhogen en hiermee de prestatie nog verder te verbeteren. Het is ook maar de vraag het überhaupt mogelijk is om door het extern verwarmen van de bovenbenen, de temperatuur in de spier te verhogen. Er zit immers nog een huid, een onderhuidse vetlaag, en oppervlakkig gelegen spierweefsel tussen.
4
december 2013
Bron: Topsporttopics.nl, Paul Schermers, 26 september 2013, aldaar”Faulkner SH, Ferguson RA, Hodder SG, Havenith G (2013) External muscle heating during warm-up does not provide added performance benefit above external heating in the recovery period alone. Eur. J. Appl. Physiol., DOI 10.1007/s00421-013-2708-6
Slim bewegen met Nordic Walking
Nederland telt 150.000 Nordic Walkers en hun aantal groeit. Wat maakt deze
sport beoefenen. De stokken, 'poles' genoemd, zorgen ervoor dat je je knieën veel minder belast dan bijvoorbeeld bij hardlopen. Spieren in de benen, arm en rug worden getraind zonder dat de belasting op gewrichten van rug en benen toeneemt. Dit maakt de sport zo geliefd onder ex-hardlopers, die vanwege blessures niet meer kunnen rennen. Als je probleemgebied bij de wervelkolom of bij de gewrichten van heup, knie of enkels ligt, zijn er dus zeker mogelijkheden om de nodige beweging te krijgen. Nordic Walking helpt ook bij het in conditie blijven en bij het tegengaan of verminderen van chronische aandoeningen (bijvoorbeeld hart- en vaatziekten, artrose, osteoporose). Zelfs voor mensen met gezondheidsklachten als RSI kan deze outdoorsport uitkomst bieden. […] Bron: Gezondheidsnet.nl, zonder datum
Deelnemers Start to Run blijven hardlopen
outdoorsport zo gewild en waarom is het zo effectief? Genieten van de natuur en lekker wandelen met een groep mensen. Het oogt alsof Nordic Walking niet uitput. Ook de beoefenaars zelf ervaren de wandeltechniek niet als zwaar. Toch is deze vorm van lichaamsbeweging een stuk effectiever dan gewoon wandelen. Met Nordic Walking richt je je op vetverbranding en verbrand je zo'n 400 kilocalorieën per uur; met sportief wandelen zijn dat er veel minder (280 kilocalorieën). [...] Jong of oud, dat maakt voor Nordic Walking niet uit. Iedereen kan deze
Het hardloopprogramma Start to Run houdt minder actieve Nederlanders ook op de lange termijn in beweging. Na afloop van het programma blijken deelnemers meer te bewegen en ook na viereneenhalve maand loopt 69 procent nog steeds hard. Dit blijkt uit een publicatie van onderzoekers van het NIVEL in het wetenschappelijke tijdschrift BMC Public Health. Tweemaal per jaar biedt de Atletiekunie op meer dan honderd locaties het programma Start to Run aan. Het is gericht op beginnende hardlopers. Gedurende zes weken maken de deelnemers kennis met hardlopen. Ze lopen per week één keer onder begeleiding van een professionele coach en twee keer zelf als 'huiswerk'. Ze krijgen informatie over goede schoenen en voeding en na zes weken wordt het programma afgesloten met een testloop van drie kilometer. De effectiviteit van het programma is vooral terug te zien in het aantal mensen dat
de Fitnorm haalt van drie keer per week twintig minuten intensief bewegen. Hardlopen is een intensieve activiteit. Bovendien blijkt het programma geschikt om een relatief grote groep minder actieve mensen aan te trekken. NIVEL-onderzoeker Linda Ooms: "Hardlopen is een laagdrempelige sport, die veel mensen makkelijk kunnen beoefenen. Het kost weinig tijd en geld. Een programma als Start to Run geeft mensen net dat zetje in de rug om samen in een groep op een plezierige manier te beginnen met hardlopen, en daar ook mee door te gaan." […] "De deelnemers zijn door Start to Run niet meer gaan bewegen op andere terreinen, de toename in zwaar intensief bewegen is dus volledig op het conto te schrijven van het hardlopen", concludeert Linda Ooms. "Vergeleken met de controlegroep blijken de deelnemers viereneenhalve maand na afloop tweeënhalf uur per week meer zwaar intensief te bewegen." Bron: Gezondheidsnet.nl, Franca van Dalen, 14 augustus 2013, aldaar: Nivel, Atletiekunie
noemenswaardige verandering ervoer [1]. Sinds de publicatie van deze resultaten is een wetenschappelijk debat gaande over de trainbaarheid van de VO2max. Volgens de Amerikaan Bacon en collega’s is het uitblijven van een stijging van de VO2max bij sommige mensen uit de Heritage-familie-studie te wijten aan de relatief lage intensiteit van de duurtraining. Zij veronderstellen dan ook dat iedereen zijn VO2max kan vergroten, mits de intensiteit van de training hoog genoeg is. [...] Bron: Topsporttopics.nl, Paul
VO2max vergroten met intervaltraining
Recreatieve atleten kunnen door hoog intensieve intervaltraining hun VO2max aanzienlijk vergroten. Uit een analyse van de data van 37 afzonderlijke studies blijkt namelijk dat de VO2max na 6-12 weken training gemiddeld 0,5 L/min stijgt. Deze stijging ligt in lijn met de 0,4 L/min die is gevonden in de beroemde Heritage-familie-studie [1]. In 2001 bleek voor het eerst dat niet iedereen fysiek in staat is zijn maximale zuurstofopname (VO2max) te vergroten door duurtraining. Resultaten van de beroemde longitudinale Heritagefamilie-studie lieten namelijk zien dat, hoewel de meeste mensen na 20 weken duurtraining een grotere VO2max hadden, 7% van de mensen helemaal geen
5
december 2013
Schermers, 21 oktober 2013, aldaar: Bacon AP, Carter RE, Ogle EA, Joyner MJ (2013) VO2max trainability and high intensity interval training in humans: a meta-analysis. PLoS ONE, 8(9):e73182. DOI:10.1371/journal.pone.0073182
Kwetsbare botten
Een laag BMI en een menstruatie beginnend op latere leeftijd zijn belangrijke risicofactoren voor lage botdichtheid bij vrouwelijke atleten. Dit ontdekten Amerikaanse onderzoekers (Gibbs en collega;s) in hun studie naar de risicofactoren zoals een laag lichaamsge-
wicht op de botdichtheid bij vrouwen tussen de 15 en 35 jaar. Een lage botdichtheid kan leiden tot kwetsbare botten en ernstige blessures. Regelmatig belasten van de botten beschermt tegen botafbraak op latere leeftijd. Sporten op jonge en volwassen leeftijd is daarom goed voor de botopbouw. Bij vrouwen is ook het hormoon oestrogeen nodig. Daarnaast is voldoende energie uit voedsel en voedingsstoffen noodzakelijk voor een gezonde botaanmaak. Sommige vrouwelijke atleten eten te weinig, omdat ze een laag lichaamsgewicht willen behouden. Een tekort aan energie door te weinig voeding gaat bij volwassen vrouwen echter gepaard met een vermindering van oestrogeen. Hierdoor kunnen menstruaties onregelmatig worden of zelfs helemaal uitblijven (amenorrhoea). Bij meisjes in de puberteit kan te weinig voeding leiden tot een groeivertraging en een later begin van de menstruatie. [...] Bron: Topsporttopics.nl, Lieke Schiphof-Godart, 29 augustus 2013, aldaar: Gibbs JC, Nattiv A, Barrack MT, Williams NI, Rauh MJ, Nichols JF, De Souza MJ (2013) Low bone density risk is higher in exercising women with multiple Triad risk factors. Med. Sci. Sports Exerc., DOI: 10.1249/ MSS.0b013e3182a03b8b
boeken ivo van damme
triomf en drama van een sportlegende
1:43.86
Stijn Vanderhaeghe Ludion WPG uitgevers 9789491301476 € 29,90
Ivo Van Damme
Triomf en drama van een sporTlegende
sTijn vanderhaeghe
37 jaar na zijn dood is er een biografie over Ivo van Damme, één van Belgisch grootste atleten. Op 29 december 1976 – amper 22 jaar oud – kwam hij om het leven bij een zwaar ongeval in ZuidFrankrijk. Een jaar later werd de eerste atletiekmeeting Memorial van Damme in het leven geroepen. Van Damme behaalde in 1976 twee zilveren medailles op de Olympische Spelen in Montreal.
het geheim van hardlopen
van 800 meter tot en met de marathon Hans van Dijk en Ron van Megen 9789082106909 Leden Atletiekunie € 19,95, niet-leden € 22,50 Atletiekshop www. atletiekunie.nl/ shop, linkerkant In dit boek analyseren emeritus hoogleraar Hans van Dijk en Ron van Megen, beiden Delfts ingenieur, alle factoren die bij langeafstandslopen van belang zijn. Van 800 meter tot en met de marathon. Training, voeding, gewicht, loopstijl, wind, heuvels, temperatuur en schoenen, het wordt allemaal helder en toegankelijk uitgelegd aan de hand van praktijkvoorbeelden.
de zeven van nijmegen 30 jaar zevenheuvelenloop
Abdel Kader Benali 9789074241311 € 12,50 Boekhandel Roelants, www. roelants.nl
De loper komt in Nijmegen aan en wil hardlopen. De ondergrond kan zacht of hard zijn, soms modderig dan weer droog, maar het gaat. De eeuwige weg vernauwt en vertakt zich in zijwegen, er zijn splitsingen en kruisingen, waarna het cyclische avontuur opnieuw begint. Straten worden finishplaatsen; heuvels worden de maatstaf waar de persoonlijke ambitie aan wordt afgemeten.
overige publicaties redenen om niet te sporten
ik hardloper
twin ambitions
Andra Laarhuis BBNC Uitgevers 9789045315348 € 9,95
Stans van der Poel, Koen de Jong Lucht uitgeverij 9491729039 € 15,00
Twin ambitions Mo Farah 9781444782837 10 Britse pond
Iedereen heeft wel 1 of meerdere redenen om niet te bewegen. Ze zijn allemaal heel herkenbaar, maar auteur Andra Laarhuis roept mensen op om niet te luisteren naar de excuses van het brein: 'ga wél sporten, en overwin daarmee de natuurlijke menselijke neiging om in de comfortzone te blijven hangen. De beslissing die je op dat moment neemt, de activiteit die ermee gepaard gaat, maakt je weerbaarder.'
6
# december 2013
Een praktisch boek met eenvoudige aanwijzingen, tips en ademhalingsoefeningen, gelardeerd met verhalen uit de praktijk. Over hoe je ademhaling kunt inzetten om grotere hoogtes te bereiken en hoe je tijd bespaart in je trainingen. En hoe je daardoor plezier krijgt én houdt in het hardlopen, zelfs als je misschien geen sportief type bent. Met trainingsschema's voor beginnende en gevorderde hardlopers.
In oktober verscheen de autobiografie van Olympisch kampioen Mo Farah. Een bewogen geschiedenis van een atleet die opgroeide in moeilijke omstandigheden. Hij leefde al op jonge leeftijd gescheiden van zijn familie. In zijn autobiografie vertelt Farah hoe hij zware hindernissen overwon en uiteindelijk zijn droom realiseerde. Ter verklaring van de titel Twin ambitions: Farah heeft een tweelingbroer
uit de andere bladen In deze rubriek vind je artikelen op het interessegebied van atletiektrainers. Ze zijn geselecteerd uit de vaktijdschriften Sportgericht, Leistungssport en Sport en Geneeskunde. Raadpleeg bij belangstelling het betreffende magazine of de website.
Sportgericht, vakblad voor specialis-
een programma met de XCO-trainer. 37-41. Plenter, T. & L. Schakel, Meten aan hardlopersvoeten. Reproduceerbaarheid van de PlenterSchakeltest en de Navicular Drop Test. 46-48.
ten in beweging, www.sport-gericht.nl
Leistungssport www.dosb.de
NUMMER 5, 2013 Tieland, M., Krasse knarren door krachttraining en eiwit. Conclusie: langdurige krachttraining is een effectieve methode om spierkracht en fysiek functioneren van fragiele ouderen te verbeteren. Maar daarbij is voldoende inname van eiwitten nodig om de spiermassa te laten toenemen. 6-8.
NUMMER 5, 2013: Keiner, M., A. Sander, K. Wirth / D. Schmidtbleicher: Einfluss ei-
Thiers, F., J. Rehorst, Mentale stress en dopinggebruik. De biopsychosociale behandeling van een revaliderende sporter, 14-17.
Rens, F. van, E. Borkoles & R. Polman, Rolspanning bij topsporttalenten. Over het combineren van de rollen topsporter, scholier, vriend en familielid. Artikel gaat in op de moeilijkheden die Australische topsporttalenten ervaren bij het combineren van topsport met school en met een sociaal leven. 32-36. Kal, L., M. Harder, Functionele training bij schouderinstabiliteit. De effecten van
7
december 2013
NUMMER 4, 2013: Beelen, M., R. van Lieshout, A. Vreugdenhil, L. van Loon, G. Schep, De rol van fysieke training en voeding binnen de oncologische revalidatie. Dit artikel gaat over fysieke training als een belangrijk onderdeel van de de revalidatie na de ziekte en behandeling van kankerpatiënten. 6-15. Loozen, L.D., A. Weir, F.J.G. Bockx, M.H. Moen, Het piriformis syndroom. Literatuuroverzicht wat betreft definitie, etiologie, diagnostiek en behandeling. Het piriformis syndroom is een controversiële aandoening waarbij er sprake lijkt te zijn van compressieletsel van de nervus ischiadicus ter plaats van de musculus pirifomis. Irritatie van het spier- en zenuwweefsel geeft lokaal pijn in de bil en soms uitstralende pijn naar het been. Het stellen van de diagnose wordt bemoeilijkt door een gebrek aan een eenduidige definitie en een gebrek aan sensitieve en specifieke diagnostische testen', 16-29.
Cuijk, J., A. Holterman & F. Hettinga, Bootcamp fitnessen in de buitenlucht. Volgens de auteurs een uitdaging voor vrijwel elke sporter. 10-11.
Boer, M. de, Ultralopen veel verder dan de marathon. Conclusie: de 'waanzin' van de marathon en de onmogelijkheid van het lopen van ultra-afstanden zijn niet wetenschappelijk te onderbouwen. 20-21.
Sport en geneeskunde, uitgave van de Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG en de Vlaamse Vereniging voor Sportgeneeskunde en Sportwetenschappen (VVS), www. sportengeneeskunde.nl
nes zweijährigen Krafttrainings auf schnellkräftige Leistungen im Nachwuchsleistungssport Fussball Interessant 2 jarig experiment, waarbij jeugdvoetballers twee keer per week als extra een krachttraining deden. Opvallend dat wel de pure kracht en ook sprongkracht significant toenamen, maar de sprintprestaties maar heel bescheiden, 23-29.
Drezner, J.A., E. Ashley, A. Baggisch (et. al.), Abnormal electrocardiographic findings in athletes: recognising changes suggestive of cardiomyopathy. 30-39. Samenstelling: Jan Heusinkveld en Clemens Vollebergh
Net als atleten van de diverse nationale atletiekselecties trainen ook de atleten van het Dutch Parathletic Team (DPT) op Nationaal Sport Centrum Papendal. Betty Hofmeijer in gesprek met hoofdcoach DPT Guido Bonsen
'dpt-atleet is gewoon een atleet' Tijdens één van de eerste sprinttrainingen van het nieuwe seizoen in de mooie nieuwe trainingshal op het Arnhemse sportcomplex ontmoet ik de Guido Bonsen. Hij praat me bij over van alles wat het DPT is en doet, zijn doelstellingen en de rol van de atletiekverenigingen en clubcoaches daarin.
met Guido duidelijk. Vol enthousiasme vertelt hij over wat hij de afgelopen periode samen met het team heeft bewerkstelligd en wat tot en met de Spelen van 2016 in Rio de Janeiro in Brazilië de inzet moet zijn voor een succesvol vervolg daarvan.
back to basics
'Ik kreeg de functie destijds eigenlijk min of meer bij toeval aangeboden door de onlangs bij de Atletiekunie vertrokken technisch directeur Peter Verlooy' begint Guido. 'Ik had namelijk in 2008 een reguliere full-time baan naast mijn trainerschap bij AAC in Amsterdam. Met dat laatste was ik vrij snel begonnen na het beëindigen van mijn eigen actieve atletiekcarrière begin 2000.
Vanzelfsprekend gaat het ook over de training en begeleiding van de DPT atleten. Eén van de 5 deelnemende atleten aan de sprinttraining is golden blade babe Marlou van Rijn. In dit nieuwe trainingsjaar is het ook voor haar (na de gouden Olympische medaille in Londen vorig jaar en het WK goud van Lyon in juli jl. ) 'back to basics as usual'. Bonsen is nu al weer 5 jaar 'de baas' van het DPT. Een functie waar hij eind 2008 mee startte en die aanvankelijk nog kort combineerde met de begeleiding van onder meer meerkampatlete Jolanda Keizer. Sinds zijn aantreden is het hard gegaan met de ontwikkeling van het DPT-team. Heel erg hard zo wordt me na de training tijdens de lunch
8
december 2013
baan en trainer
jolanda keizer
Aanvankelijk was het idee een aantal jaren de atletiek even te laten voor wat het was maar mijn moeder (redactie: horden trainer-coach Ineke Bonsen) haalde me al vrij snel over haar een paar keertjes in de week bij te staan met het geven van trainingen aan haar
trainingsgroep. Voor ik het wist stond ik iedere avond en in het weekend weer op de baan. Dit keer dus als trainer. In de groep begeleidde ik onder andere Jolanda Keizer die steeds beter ging presteren, waardoor ik nog vaker op de baan stond. In 2007 was er met een zilveren medaille op het EK <23 voor het eerst echt succes. Vervolgens eindigde Jolanda in 2008 in Beijing op een 9e plaats op de Olympische Spelen.
hoofdcoach dpt
Dat was ook het moment waarop ik bij Peter Verlooy aangaf dat combineren van mijn reguliere baan en het trainen en coachen op het hoogste niveau niet langer ging. Enige tijd later kwam toen het aanbod om hoofdcoach te worden van het DPT. Dat was geen aanbod waarbij ik over één nacht ijs ben gegaan. Het leek zo anders. Gesprekken destijds met de twee meest aansprekende atleten van het team, sprintster en verspringster Suzan Verduijn en wheeler Kenny van Weeghel, speelden daarbij een belangrijke rol in mijn keuze het te gaan doen. Ik raakte gefasci-
neerd door hun verhalen en motieven en na verdere oriëntatie besloot ik er vol voor te gaan'!
Categorie indeling van gehandicapte atleten
Onderdeel van de oriëntatie vormde onder andere de kennismaking met de indeling van de diverse categorieën beperkingen. Er zijn atleten met: > een visuele beperking > een lichamelijke beperking door spasticiteit, zittend/rolstoelgebonden > een lichamelijke beperking door spasticiteit, staand al dan niet met één of meerdere protheses > een lichamelijke beperking zittend/ rolstoelgebonden - onderlichaam (wheelers komen bijvoorbeeld uit in deze klasse) - gehele lichaam (alleen armgebruik is mogelijk, veelal de werpers) > een lichamelijke beperking staand, al dan niet met één of meerdere protheses
Dat moest beter en Guido ging in 2009 voor de periode tot en met de Spelen in Londen 2012 aan de slag met drie hoofddoelstellingen, namelijk: > het neerzetten van een betere organisatiestructuur; > het professionaliseren van de trainingsstructuur, dat wil zeggen in plaats van vooral solo, parttime trainen thuis naar een situatie van fulltime en gezamenlijk trainen op Papendal; > het verbeteren van het imago en, door prestatie en presentatie, genereren van meer aandacht/publiciteit.
Binnen de diverse categorieën worden dan vervolgens nog verschillende gradaties onderscheiden. Een categorie atleten die overigens niet opgenomen is binnen het DPT zijn de atleten met een verstandelijke beperking. Deze categorie is apart georganiseerd.
Doelstellingen tot en met de OS van Londen 2012
Dat 'er vol voor gaan' had volgens Guido ook van doen met de kansen die er naar zijn mening lagen om het beter te kunnen gaan doen. Hij licht in dit verband toe dat de periode 20062008 werd gekenmerkt als een overgangsperiode. Toen werd namelijk alle gehandicaptensport ondergebracht/geïntegreerd bij de diverse sportbonden. Dat was bij atletiek de sport en sporters niet altijd even ten goede gekomen. Het atletiekresultaat op de Spelen van 2008 in Beijing was daar dan ook naar. Er werden slechts drie medailles gehaald.
9
december 2013
Medailles
Op het WK in 2011 werden vervolgens vijf medailles behaald. Dat was al een betere score. Maar in 2012 op de Olympische Spelen van Londen kwam de echte doorbraak. Toen werden er zeven medailles behaald en werd Marlou van Rijn met haar gouden plak niet alleen uithangbord van de gehandicapten atletiek maar eigenlijk van de gehele gehandicaptensport. De zo felbegeerde bekendheid van het team was daarmee een feit.
Doelstellingen 2016
'Een betere start van de nieuwe Paralympische Cyclus tot en met 2016 in Rio hadden we ons niet kunnen wensen: 10 medailles waarvan vier gouden op het WK van jl. juli in Lyon. Op dit toernooi baarden we overigens bij veel deelnemende landen opzien met de aanwezigheid van een grote truck van onze orthopedische instrumentenmaker Frank Jol. De onderdelen van de prothese komen van onze sponsor Otto Bock. Beiden zijn dan ook daadwerkelijk onmisbaar voor ons team dat verder in de persoon van Ursula Kröder een facilitair manager kent en via fysio en manueel therapeute Petra Langereis de medische verzorging goed op orde heeft'. 'Ook trainings-technisch is er sinds mijn aantreden eind 2008 het één en ander veranderd' zo gaat Guido verder.' In januari 2012 is trainer-coach Arno Mul het team komen versterken . Ik heb nu de eindverantwoording over alle atleten. Daarnaast heb ik de atleten die hun sport staand beoefenen onder mijn hoede. Arno traint de atleten die zittend (wheelers) hun sport beoefenen. Verder hebben we in de persoon van Heleen Moes sinds kort voor drie dagen in de week een talentencoach. Een heel belangrijke taak van haar is het onderbrengen van talentvolle paratleten bij de reguliere verenigingscoaches. Het gaat dan om talent dat trainingstechnisch nog een maat te klein is voor Papendal'. Via dat laatste komen we vervolgens bij de nieuwe doelstellingen die het team zich de komende Olympische cyclus heeft gesteld, namelijk: > meer (dan 1 in Londen) gouden medailles in Rio; > uitbreiding van het huidige aantal atleten bij verenigingen van 100 naar 200 in 2016; > het vergroten van het bewustzijn binnen atletiekverenigingen en hun clubcoaches om gehandicapte atleten op te nemen binnen hun reguliere
atleetgroepen; > voorzien in een betere competitie/ wedstrijdprogramma met veel meer Nederlandse deelname.
Niveau
Uit de toelichting van Guido op deze doelstellingen wordt duidelijk dat het niveau van de gehandicaptensport met rasse schreden toeneemt. Daar waar bijvoorbeeld een binnenkomende talentvolle sporter een paar jaar geleden al in z’n 2e jaar op het allerhoogste niveau mee kon doen gaat dat anno nu, laat staan over 4 jaar absoluut niet meer lukken. Talenten hebben, doordat het niveau hoger ligt, een veel langere aanloop nodig om het hoogste niveau te kunnen bereiken. Hij verwijst in dit verband naar landen als Groot Brittannië en Amerika waar hij de komende jaren veel concurrentie van verwacht. 'Prijzen pakken gaat langer duren en daar moet het team de plannen op afstemmen', aldus Guido en hij vervolgt 'We waren dan ook erg content met de opkomst van veel paratletiektalenten naar de nationale gehandicapten talentendag. Meer dan 60 deelnemers toonden atletiekinteresse. Dat was een ongekend succes maar als je daar qua organisatie niet klaar voor bent, en de echte talenten niet daadwerkelijk goed kunt begeleiden, heb je er niets aan. Dan ben je ze zo, aan een andere sport kwijt. Dat is ook wat de rol van de atletiekverenigingen en clubcoaches, zoals de lezers van dit magazine, zo belangrijk maakt. Die moeten echt betrokken en bewust gemaakt worden van hun rol in de opleiding van deze nieuwe talenten', zo benadrukt hij.
Training en begeleiding
Tot slot spreek ik met Guido over het inhoudelijk trainen en begeleiden van paratleten. Hoe anders is dat ten opzichte van atleten zonder handicap, wat zijn extra aandachtspunten, bijvoor-
10 december 2013
beeld bij de belastbaarheid, verzorging et cetera. Guido: 'Waar ik aanvankelijk het meest moeite mee had was het praten over (het ontstaan/oorzaak) van hun handicap. Voor een goede begeleiding en beeldvorming over de atleet vond en vind ik dat belangrijk om te weten. Na een tijdje bemerkte ik echter dat dit voor hen geen enkele beladenheid kent. Emotioneel heeft dit of niet gespeeld (bij aangeboren afwijkingen) of is het een al langer geleden afgesloten hoofdstuk. Voor hen is hun handicap een normaal gegeven en het uitgangspunt voor de
trainer is derhalve ook met de DPT atleet te werken als een gewone, normale atleet. Nee, er is echt geen verschil ',zo benadrukt hij zonder z’n gezicht te vertrekken, als ik het nog eens via een andere weg probeer.
Kanttekening
'De enige kanttekening die ik plaats, en overigens alleen maar positief ervaar, is dat de paratleten zich er meer bewust van zijn dat alles niet als gewoon en normaal beschouwd moet worden. Ze ervaren deze manier van met hun sport bezig zijn bijvoorbeeld als een
bijzondere ervaring, als een verrijking van hun leven. In die zin kun je zeggen dat ze absoluut niet verwend zijn zoals wellicht sommige van hun collega valide sporters wel. Een belangrijk aandachtspunt in de trainingen is een toename van de trainingsintensiteit, de zwakheid van het weefsel van de stomp, aansluitend op de prothese . Dat kan leiden tot irritaties waardoor dan looptrainingen even gestopt moeten worden. In het recente verleden gingen we tijdelijk alles dan maar even stop zetten, maar dat doen we nu niet meer. Gewoon omdat we ons dat niet kunnen veroorloven, immers de concurrentie wordt sterker en sterker. We trainen nu derhalve altijd op een alternatieve manier door. In die zin is de creatieve kwaliteit, waarover natuurlijk iedere trainer ook moet beschikken, voor ons als DPT trainers nog van extra belang. Aandacht voor de verzorging en het goed passen, aansluiten van protheses en beschermingsmateriaal zijn dus zeer belangrijke aandachtspunten binnen het training- en begeleidingsproces van de DPT ‘er. Daarom zijn we dus ook zo content met de ondersteuning op dit vlak van en via Otto Bock en Frank Jol. Daar staat tegenover', zo stelt Guido tenslotte vervolgens nuchter vast, 'dat je aan een prothese geen blessure kunt oplopen. Hij kan stuk gaan, maar dan pak je gewoon een nieuwe. Bij een valide sporter met achillespees- of knieproblemen is dat natuurlijk niet aan de orde'. Tekst: Betty Hofmeijer Foto's: Erik van Leeuwen (pagina 8 en 9), Helene Wiesenhaan (pagina 10) Geïnteresseerde coaches in DPT zaken nemen contact op met Guido (06 51498032). Lees verderop in dit magazine ook de bijdrage van DPT talentencoach Heleen Moes.
Bewust wandelen Wandelen is net als veel sporten onderhevig aan trends. Eén daarvan is spiritueel wandelen. Een rage of een trendsetter? Hannie Huber denkt dat laatste.
Spiritualiteit (en dus ook spiritueel wandelen) is een reactie op volle agenda’s, teveel verplichtingen en teveel stress. Je ziet de vraag naar rust terugkomen in veel facetten, alles moet ruimtelijker (inrichting, architectuur, de werkplek). Een logisch gevolg is dat in de wandelsport en wandeltrainingen de 'vraag’ ontstaat voor momenten van rust. Rode draad bij spiritueel wandelen is het vinden van innerlijke rust om beter in balans te komen met jezelf. Maar hoe bereik je dat, wat moet daarvoor gebeuren en hoe kun je dat in een wandeltrai-
11 december 2013
ning inpassen?
wat is ademhaling?
Uit verschillende literatuur blijkt dat spiritualiteit en specifiek spiritueel wandelen altijd in relatie wordt gezien met een juiste ademhaling. Zonder een juiste ademhaling heeft spiritualiteit in het algemeen en wandelen in combinatie met spiritualiteit geen kans van slagen. Om te beginnen bespreek ik kort het begrip ademhaling. Ademhaling is het proces waarbij zuurstof uit de lucht, via de mond/neus/luchtpijp naar de longen
gaat. In de longen gaat de zuurstof het bloed in waarna het bloed de zuurstof brengt daar waar het nodig is in het lichaam (spieren, organen, enzovoort). Na de inademing volgt uiteraard de uitademing, het hele proces maar dan in omgekeerde volgorde waarbij nu het bloed koolstofdioxide (het restproduct van arbeid) vervoert van het lichaam via de longen uit het lichaam.
goed of fout…
Ademhaling lijkt een proces dat niet verkeerd kan gaan. Helaas blijkt door tal van invloeden dat er genoeg mensen zijn (en dus ook deelnemers in je wandelgroep) die niet op de juiste manier ademen. Voor het vaststellen van een goede of foute ademhaling let je als wandeltrainer op een aantal uiterlijk waarneembare kenmerken van de wandelaar. In rust is een ademfrequentie van zes keer per minuut ideaal. Uiteraard betekent een afwijking van het aantal van zes, dat hij steeds 'fouter’ ademt. Een te snelle ademhaling, zeker vanaf tien keer of meer per minuut, kan wijzen op een groot aantal aandoeningen met als gemene deler STRESS. Je lichaam wordt mede door een versnelde ademhaling in een verhoogde staat van paraatheid gebracht en wellicht gehouden. Tegenover een snelle ademhaling staat een te langzame ademhaling. Deze langzame ademhaling is vaak het gevolg van het inhouden tijdens in- of uitademing of het vergeten te ademen. Ook deze verkeerde manier van ademhalen is te wijten aan stress; door de spanning adem je niet rustig door.
Het kan ook voorkomen dat de wandelaar te diep ademt: zijn ademfrequentie is weliswaar goed (rond de zes keer per minuut) maar ademt hij te diep. Daardoor wordt er teveel lucht verplaatst in de longen, wat niet in verhouding is met de vraag naar zuurstof. Dit gebeurt ook bij hyperventilatie. Ik hoor je nu denken… Wat is het gevolg van een ontregelde ademhaling? Uit onderzoek is een top vijf van klachten (met name) door te snelle ademhaling: pijn aan de schouders of nek, een gevoel van gejaagdheid, vaak zuchten of gapen, snel vermoeid en hartkloppingen. Toch even schrikken, maar gelukkig deels ook relatief gemakkelijk te verhelpen door aandacht aan de juiste ademhaling te schenken. En daar kan spiritueel wandelen een bijdrage aan leveren.
het vinden van rust ga je rustiger en bewuster ademhalen en ervaart meer plezier in wandelen. Spiritueel wandelen is dus niet de zoveelste trend, maar een antwoord op de (algemene) vraag naar meer rust. En, ja, als wandeltrainer moet je hier iets mee.
Luchtfietsen
Zonder dat het een 'geiten-wollen-sokken, lucht fietsen' wordt, kun je spiritualiteit in je wandeltraining inpassen. De mogelijkheden zijn eindeloos. De meest voor de hand liggende mogelijkheid is
Mee met deze trend?
Is spiritueel wandelen de zoveelste trend of een ontwikkeling in de wandelsport waar je als wandeltrainer iets mee moet? Als je als wandeltrainer vindt dat je er iets mee moet, hoe doe je dat dan? Wandelen moet niet een af te werken onderdeel zijn van de al te volle agenda, het krijgt dan een negatieve lading. Je blijft dan in de gejaagde modus en ondergaat een wandeltraining net als een van de vervelende vergadering op je werk. Als wandeltrainer haal je deelnemers uit de (vicieuze) cyclus van de te volle agenda’s en besteed je aandacht aan het hier en nu. Bewust met jezelf bezig zijn: aandacht voor je ademhaling, je contact met de grond en de natuur, de rust om je heen en even de volgende verplichting 'vergeten’. Het plezier van wandelen (opnieuw) vinden en het loslaten van het moeten wandelen (om af te vallen, omdat het van een arts moet of andere dwangmatige redenen). Mijn advies, maak plaats voor een spirituele wandeling in je periode- of jaarplan. Nu ontstaat een kip-ei verhaal, door
12 december 2013
de stilte wandeling, misschien wel een van de moeilijkste opdrachten als je met een groep deelnemers op pad gaat. Door bewust de routine van een 'gewone’ wandeltraining te doorbreken en de deelnemers de strikte opdracht mee te geven stil te zijn (en te blijven) en verder alleen maar (rustig) te wandelen ontstaat tijdens de wandeltraining plaats voor bewustwording. Uiteraard om een wandelgroep te laten wennen aan stilte kun je ook kiezen om delen van de training in stilte te doen en dit dan uit te breiden.
Verlengde uitademing
Een andere mogelijkheid is om tijdens een wandeltraining aandacht te schenken aan (juiste) ademhaling. Hierbij denk ik aan het verlengen van de uitademing tijdens het wandelen, met andere woorden de aandacht te richten op een volledige uitademing. Met als aandachtspunt het aanspannen van de core (voor een volledige uitademing) waardoor de deelnemers onbewust meer aandacht krijgen voor zichzelf en ongemerkt meer rust. Bijkomend voordeel is dat je op deze manier de ademfrequentie uit de gejaagde, oppervlakkige modus haalt waarbij je hopelijk een bijdrage levert aan het verminderen van de top vijf klachten. Een andere manier om aandacht te geven aan spiritueel wandelen is gebruik te maken van externe(n). Je kunt bijvoorbeeld op 'reis’ gaan met de wandelgroep naar plaatsen die zich hebben gericht op spiritueel wandelen. Bijvoorbeeld een bare-foot wandelcentrum of deelnemen aan een georganiseerde spirituele/stilte wandeling. Tot slot een kanttekening. Spiritueel wandelen is een van de gereedschappen in de gereedschapskist van de wandeltrainer, maar zeker niet het enige. Ik pleit voor variatie, dus ook hierin… Sta als wandeltrainer stil bij zoveel mogelijk facetten om jouw wandelgroep op alle fronten beter te maken – techniek, conditie en natuurlijk ook de innerlijke mens! Tekst: Hannie Huber Foto: Bruno Huber Geraadpleegde literatuur: Bakker, B. en Jong, K. de (2013) “Verademing”. Uitgeverij Lucht BV, Nederhorst den Berg. Anh-Huong, N. en Nhat Hanh, T. (2007) “Meditatief Wandelen”. Uitgeverij Panta Rhei, Katwijk.
Het kost hem in uren ongeveer een werkdag per week. 'Maar mijn taken zijn helder, ik heb een goed team om me heen en ik doe het voor een bepaalde tijd.' Harold Schepers over zijn functie van pupillencoördinator bij de Amersfoortse atletiekvereniging Altis.
betere dienstverlening aan leden De baanatletiek bij Altis kent op dit moment een tweetal coördinatoren: één voor de pupillen en één voor de junioren. Harold: 'We denken echter aan het werven van een derde coördinator voor de AB-junioren, zodat we de trainers van de uiteenlopende juniorengroepen beter kunnen aansturen. Doordat elke coördinator beschikt over een team waarbinnen verantwoordelijkheden verdeeld zijn, kan hij zich richten tot zijn kerntaken. Bij die verantwoordelijkheden kun je overigens denken aan de organisatie en kwaliteit van de trainingen, de communicatie met ouders en het bijhouden van de wachtlijsten. Deze aanpak onderscheidt zich duidelijk van onze werkwijze een jaar of tien jaar geleden. Toen hadden we een jeugdafdeling die op weinig mensen draaide. Zij investeerden veel tijd en dat kreeg veel waardering, maar als er iemand wegviel wisten we nauwelijks hoe het verder moest. Onze huidige aanpak garandeert een betere dienstverlening, een positievere verenigingsuitstraling en behoud van enthousiaste vrijwilligers.'
13 december 2013
taken
'Als coördinator heb ik een tweetal hoofdtaken', licht Harold toe. 'organisatorische taken waaronder het maken van de groepsindelingen en de afstemming met de ouders en het hoofdtrainerschap wat inhoudt dat ik met de trainers overleg hoe we invulling geven aan de manier van training geven. Zo buigen we ons over de opbouw van de warming-up, wel of niet rekken en de loopscholing. Maar ook beantwoorden we gezamenlijk vragen over de vaardigheden en technieken die we pupillen aanleren bij verschillende onderdelen. Als voorbeeld de aan te leren techniek bij het hoogspringen: leren we kinderen van deze leeftijd de flop of juist de schaarsprong? En als wij met de pupillentrainers een keuze maken, sluit deze dan aan bij de aanpak van de juniorentrainers?
brede basis
Die atletiekgerichte houding kenmerkt Altis, een atletiekvereniging met ruim 1.000 leden, waaronder circa 300
jeugdigen onder de 17. Harold, 'Soms moeten we deze aanpak uitleggen aan ouders die de Amersfoortse triathlonvereniging als prestatiegerichter ervaren. Binnen Altis maken we verschil door onze jeugd goed en allround op te leiden in de verschillende disciplines van de atletiek, zodat ze groeien naar volwassen atleten met een brede basis. Ook wij willen topprestaties, maar hechten eraan dat het plezier centraal staat.'
gedragsregels
'Bij de training aan pupillen zijn verschillende begeleiders betrokken', legt Harold uit. 'De trainers met een opleiding op niveau drie, assistenttrainers met de bereidheid binnen korte tijd een cursus op niveau twee af te ronden en hulpouders. Aan die laatste groep worden doorgaans geen trainingstechnische eisen gesteld, maar we vragen ze wel de gedragsregels te ondertekenen die NOC*NSF heeft opgesteld. Dit vindt vrijwel niemand een probleem. Bovendien is het een goed signaal naar ouders van de pupillen dat wij hiermee willen bijdragen aan een verantwoord
willen bijdragen aan een verantwoord pedagogisch klimaat.'
Veiligheid
'De binding van de ouders met de vereniging is over het algemeen sterk: ze zijn snel en graag bereid zich in te zetten. Doordat ik regelmatig tijdens trainingen mijn gezicht laat zien hoor ik wat ouders te vertellen en te wensen hebben. Bij de inzet van ouders tijdens de trainingen botsen we dikwijls tegen het probleem aan dat zij geen atletiekachtergrond hebben. Het kost veel tijd deze 'trainers' goed in te werken. Wat dat betreft zou ik het toejuichen wanneer de Atletiekunie voor de ouders een basisprogramma atletiek organiseert, waarbij zij ervaren wat het is om bijvoorbeeld ver te springen, kogel te stoten en hard te lopen. Daarmee realiseren ze zich in welke mate spieren en gewrichten belast worden en hoe ze daar in de begeleiding van jeugd rekening mee dienen houden. Dit draagt bij aan veilige atletiekbeoefening. Veiligheid heeft immers niet alleen betrekking op het gebruik van materialen maar ook op de keuze en intensiteit van de oefenstof; dit kan de atletiekcarrière van kinderen maken of breken.'
dit onderdeel vinden kinderen heel leuk om te doen (en het maakt deel uit van de nieuwe opzet van de pupillencompetitie, Athletic Champs, red.). Bovenal is hindernislopen wezenlijk voor de gehele atletische ontwikkeling – omdat het bij uitstek jonge atleten gevoelig maakt voor ritme dat ook kenmerkend is voor onderdelen als springen en lopen. Daarom is dit onderdeel overtuigend toegevoegd aan het trainingsprogramma van de pupillen. Met andere woorden, we zitten er scherper bovenop en er sluipen minder gauw slechte van-
Tips van Harold:
Routine
'Het voordeel van de werkwijze bij Altis is dat we de inzet van medewerkers niet vanzelfsprekend vinden', vervolgt Harold. 'Door open te spreken over inzetbaarheid en taken voorkomen we dat iemand te veel werkzaamheden op zijn bordje krijgt (of naar zich toe trekt). Bovendien hangen we een maximum termijn aan een taak, bijvoorbeeld vijf jaar. De grotere roulatie van taken en een grotere groep betrokken ouders en trainers heeft als voordeel dat er meer gesproken wordt over wat beter kan. Zoals het feit dat we te weinig aandacht gaven aan het onderdeel horden (bij pupillen hindernislopen). Onterecht want
14 december 2013
Buitenschoolse Opvang (BSO) wil graag met Altis samenwerken. Daarnaast praten we met de gemeente over invulling geven aan het oplossen van maatschappelijke problemen.' Hoewel Altis deze problemen onderkent, kan de club onvoldoende bijdragen aan het oplossen ervan', licht Harold toe: 'Het ontbreekt ons aan mankracht, we hebben de specifieke kennis voor de doelgroepen niet en kunnen – gezien de lange wachtlijsten – kinderen die willen doorstromen van de BSO naar Altis niet opvangen. Samenwerking tussen de gemeente en de twee sportopleidingen in Amersfoort is wel een mogelijkheid. Veel studenten hebben namelijk behoefte aan stagelopen. Dat kan uitstekend als zij op de niet-trainingsuren op de accommodatie van Altis atletiekgerelateerde activiteiten aanbieden.
zelfsprekendheden in.'
Maatschappelijk taken
Harold: 'Altis is in een aantal opzichten een traditionele atletiekvereniging: onze core business bestaat uit het aanbieden van atletiektrainingen. Dat sluit niet altijd aan bij de behoeften en verwachtingen van (potentiële) leden of de doelen van de gemeente Amersfoort. De veelzijdigheid maakt atletiek aantrekkelijk voor tal van doelgroepen: ouders van kinderen met een motorische achterstand, overgewicht of ADHD kiezen vaak om die reden voor de atletiekclub. Ook de
>Focus je als trainingscoördinator op je kerntaken. Organiseer een aantal taken binnen het team om je heen en geef deze mensen verantwoordelijkheden. >Atletiek is breder dan je eigen club. Haal daarom kennis naar de vereniging of ga zelf in de regio kijken hoe andere clubs bezig zijn. Soms hebben zij een kant en klaar antwoord op een probleem waar jij al een tijdje tegenop loopt. >Sluit als atletiekvereniging zo veel mogelijk aan op de verschillende atletiekbehoeften binnen de vereniging. >Werk samen met de gemeente. Benoem de problemen bij het invullen van wensen en geef aan wat je als atletiekvereniging aankunt. >Geef de pupillen een veelzijdige atletiekopleiding: plezierig, veilig en met een zo klein mogelijke kans op blessures. Tekst: Clemens Vollebergh Foto's: Erik van Leeuwen (pagina 13), Hans van Oostveen (pagina 14)
zonder baan Het stond er echt, op de website van De Volkskrant of all places. ‘Het Olympisch Stadion wordt begin volgend jaar omgetoverd tot de ‘Coolste Baan van Nederland’. Mijn eerste gedachte was: zouden de organisatoren van de Flame Games nu ook met een winterse editie gaan komen: de Ice Games? Het bericht bleek bij nader inzien echter helemaal niets met atletiek te maken te hebben. Het ging over de aanleg van een mobiele schaatsbaan in het stadion. En dan niet voor even een weekendje, maar voor ruim een maand, van 1 februari tot en met 2 maart 2014. Een periode die wordt afgesloten met de NK’s sprint en allround, waarbij men op zo’n 15.000 bezoekers in het schaatsstadion rekent. En die zullen er waarschijnlijk ook wel gaan komen, compleet met koek en zopie en de onvermijdelijke dweilorkesten. Mijn gedachten gingen na het lezen van dit bericht meteen uit naar Phanos, de Amsterdamse atletiekvereniging die het Olympisch Stadion als thuisbasis heeft. En die nu dus voor de toch niet kinderachtige duur van meer dan een maand uit datzelfde stadion verbannen wordt. Want hoe je het ook wendt of keert: als er een schaatsbaan ligt, kan er niet aan atletiek gedaan worden. En dat lijkt me op zijn zachtst gezegd een donkere keerzijde van de medaille. Je zult toch als Phanos-topper maar je zinnen hebben gezet op goed presteren tijdens het NK indoor atletiek. Ongeacht of je dan junior of senior bent: je moet je dan dus gaan prepareren voor een toernooi dat middenin de atletiekbaan-loze periode valt. Want de junioren strijden op 8 en 9 februari om hun indoortitels, terwijl de mannen en vrouwen op 22 en 23 februari in Apeldoorn in actie komen. Dat betekent dus dat potentiële medaillewinnaars als een Koen Smet, Jules
15 december 2013
de Bont, Jamile Samuel, Jerrel Feller, Youssef el Rhalfioui, Patrick Cronie, Kadene Vassell, Madiea Ghafoor en Nicky van Leuveren – om er zomaar eens wat te noemen – in de belangrijkste weken van hun indoorseizoen niet op hun eigen, vertrouwde accommodatie kunnen trainen. Je krijgt spontaan medelijden met de immer begeesterde Phanos-trainer Oscar Terol en zijn collega’s. Die moeten immers niet voor het eerst – en hoogstwaarschijnlijk ook niet voor het laatst – tijdelijk verkassen. Eerder waren het bijvoorbeeld al de
Blankers Koen-stadion én de FBK Games heeft gered (de wijzen blijken dus tóch uit het oosten te komen) is er dringend behoefte aan extra commerciële inkomsten, naast die ene dag waarop dé Games plaatsvinden. Waarom dan die schaatsbaan niet dáár neerleggen, in een stadion waar toch ook de nodige sporthistorie geschreven is? Of is dat te kort door de bocht, om in schaatstermen te blijven? Ik kan me voorstellen dat ze bij MPM, de Hengelose atletiekclub ook niet staan te juichen om dit initiatief te verwelkomen. Hoe dan ook. De atletieksport loopt ondertussen naadloos in de pas met een groeiend gedeelte van de rest van het land. Want waar de verwachting is dat de werkloosheid in ons land in 2014 stijgt tot 8 procent van de beroepsbevolking, zitten er in februari sowieso ook heel wat atleten zonder baan … Tekst: Ton de Kort Foto: Erik van Leeuwen
handboogschutters die voor hun EK de atletiek uit het stadion verdreven. Mag je dit Rintje Ritsma – het brein achter het schaatsplan – verwijten? Ik ben geneigd om te zeggen van niet. Hij is immers vooral bezig met het promoten van zijn sport en denkt in kansen. Wat ik me dan zo afvraag: heeft Ritsma niet het verkeerde atletiekstadion uitgekozen? Want aan de andere kant van het land, in Hengelo, zitten ze te springen om nieuwe manieren van exploitatie en invulling. Nu de gemeenteraad het voortbestaan van het Fanny
Van contacttijd naar contactlengte De lezer kent het begrip contacttijd wel. Het is de tijdsduur dat de voet bij het hardlopen aan de grond is. In de moderne opvattingen over looptechniek speelt het misschien wel de belangrijkste rol. Ten onrechte betoogt Jan Heusinkveld. Een paar opvattingen binnen die techniek zijn: 1. of je nu sprint of met een lagere snelheid loopt, de contacttijd moet kort zijn. Bij sprinten beperkt een langere contacttijd de hoogte van de maximale snelheid. En bij langere afstanden moet de contacttijd kort zijn omdat de metabole energiekosten dan lager zijn. Er zijn meer factoren maar die staan allemaal in dienst van die korte contacttijd. 2. de beenzwaai moet een zo klein mogelijke amplitude (bewegingsuitslag)
hebben. Want een grotere amplitude kost meer tijd, meer kracht en meer energie om het zwaaibeen op tijd klaar te hebben voor de volgende landing. Voor beide opvattingen geldt, dat het op zijn minst heel wat genuanceerder ligt.
staplengte
Wij gaan daarom van contacttijd naar contactlengte. Dat gaat via het begrip staplengte, het Engelse ‘steplength’, een vrij onbekend begrip, dat – onterecht – weinig aandacht krijgt. De staplengte is de afstand die het lichaam
aflegt vanaf het moment dat de loper landt tot aan het moment dat de voet de grond weer verlaat (zie bijgaande bewerking van een tekening van Hunter 2004). De afstand van de rechte lijn tussen A en B is de staplengte. Het opmerkelijke is nu dat de staplengte weliswaar voor iedere loper anders is, maar niet/nauwelijks verandert bij verandering van snelheid (noot 1). Dus of je nu 15km per uur loopt of 30, de staplengte van een loper is en blijft bijvoorbeeld 100cm. Dat betekent, dat de contacttijd omgekeerd evenredig is met de snelheid, immers: als je 10% sneller loopt is de contacttijd 10% minder, omdat het lichaam er 10% korter over doet om die ene meter van de staplengte af te leggen. Conclusie: je hoeft niet te streven naar een korte contacttijd, het staplengte-principe zorgt daar vanzelf voor.
amplitude
Het been moet na de afzet met een zwaai weer naar voren gebracht worden. Naarmate die amplitude groter is kost het meer tijd en energie om het been weer klaar voor de volgende landing te krijgen. De reden, of in elke geval één van de redenen, die ‘men’ aanvoert om een korte contacttijd te willen is, dat die amplitude bij de sprint groter is. Niet dus, in theorie is de amplitude dezelfde, of je nu 18 km per uur loopt of 36. Immers: hoe snel je ook gaat, de staplengte is en blijft dezelfde. Het been moet na de afzet altijd vanaf dezelfde positie achter het lichaam weer naar voren. Wellicht dat de na-pendel bij een hogere snelheid wat meer is,
16 december 2013
maar meer dan dat is het niet. Een extra korte contacttijd aanhouden om de amplitude te beperken is dus niet nodig.
Beenzwaai altijd voldoende
Maar dan nog: de pasfrequentie is bij het sprinten hoger, daarom moet het allemaal in een veel korter tijd gebeuren, toch! Nou nee, dit is maar de halve waarheid. In de praktijk blijkt, dat de contacttijd wel korter wordt, maar dat de zweeftijd daarbij achter blijft. Voor de midden- en lange afstand is die verhouding om en nabij 1 op 1, maar bij de sprint is de contacttijd veel korter dan zweeftijd. Om een idee te geven (noot 2): bij 5 passen per seconde duurt elke pas 0,2 seconden, in milliseconden: 200ms. De contacttijd is 80ms, en de zweeftijd is dan 120ms. Bij die getallen heeft het zwaaibeen na de afzet 280ms om weer klaar voor de volgende landing te zijn: eerst krijg je een zweeffase (dan is het hele lichaam van de grond) van 120 ms, daarna een zwaaifase (dan is de voet van het andere been aan de grond) van 80ms, en vervolgens nog een zweeffase van 120ms. Samen is dat een zwaaifase van 320ms. Opgeteld: van elke (dubbele-) pascyclus van 40oms is het been 80ms aan de grond en 320ms in de lucht, een verhouding dus van 1 op 4. Voor een middenafstander, die met bijvoorbeeld 4 passen per seconde loopt en waarbij contacttijd en zweeftijd gelijk zijn geldt dan: van elke (dubbele-) pascyclus van 500 ms is het been 125 ms aan de grond en 375 ms in de lucht, een verhouding dus van 1 op 3. Conclusie: zeker als de amplitude niet méér hoeft te worden bij een hogere snelheid, is er voldoende tijd voor de beenzwaai.
Elastische energie
Misschien opper je dat de beenzwaai minder energie kost als je de contacttijd korter maakt en daardoor de amplitude minder wordt. Bij de amplitude praat je
17 december 2013
over de beweging rondom het heupgewricht. Daarbij gaat tegelijkertijd het ene been van voren naar achteren, en het andere been van achteren naar voren: de bekende schaarbeweging. Zie daarvoor het artikel SST (Schaar Sprint Techniek, in Digitaal Magazine 1/2013) De conclusie uit dat artikel is dat er bij de schaarbeweging pieken van krachtproductie ontstaan, die groter zijn dan door ‘maximaal vrijwillige contractie’ (MVC) mogelijk is. Dan moet er sprake zijn van veel elastische energie. Wel moet je je realiseren dat er voor
draaisnelheid heupgewricht
Ter illustratie een voorbeeld. De atleet loopt op de loopband: de romp staat/ hangt zo ongeveer stil, de benen en de armen bewegen naar voren en naar achteren. Het been dat naar achteren zwaait, pakt tijdens die actie als het ware ook nog even de grond (de loopband) mee, en trekt die naar achteren, of trekt zichzelf naar voren (dat komt op hetzelfde neer). Bij een snelheid van 36 km per uur gaat de voet gedurende de tijd dat die aan de grond (op de loopband) is met 36km per uur naar achteren. Of de contacttijd daarbij 80ms is of 120 maakt niet uit: zodra de voet aan de grond is gaat deze met die snelheid van 36km per uur naar achteren. Dus: de duur van de contacttijd speelt daarbij geen rol. En om met die snelheid naar achteren te kunnen gaan, moet het been in het heupgewricht snel draaien. Op een bepaald ogenblik is die draaisnelheid op zijn hoogst. En dat bepaalt de topsnelheid. En dus niet de contacttijd. De boodschap: vergeet het sleutelen aan de contacttijd, er zijn biomechanisch geen/nauwelijks voordelen. Zeker bij een koppeling aan een andere benadering van de techniek van het sprinten.
het trainen van de spieren die betrokken zijn bij de schaarbeweging niet of nauwelijks krachtoefeningen bestaan. En als die al bestaan is het nut ervan twijfelachtig. Wat dat betreft zegt het in noot 3 genoemde artikel: 'daarnaast is het zo dat voor sommige spiergroepen training met zware halterlasten vanuit het oogpunt van overload zelfs onzinnig is, omdat een overload in haltertraining domweg niet mogelijk is. De halterlast die nodig is om zo’n overload ten opzichte van de sportbeweging te creëren is te groot om de krachtoefening te kunnen uitvoeren'.
Noten: 1 McMahon, Valiant, Frederick: Groucho running J Appl Physiol 62(6):2326-2337, 1987 2 Ralph Mann in die Lehre der Leichtathletik 41/96 dd 25 november 1997 3 Hardlopen, biomechanica en inspanningsfysiologie praktisch toegepast, Bosch, Klomp, 2e herziene druk, Elsevier Gezondheidszorg isbn 978 90 352 3004 0 Tekst: Jan Heusinkveld Foto's: Erik van Leeuwen
Hoofdpijn en atletiekbeoefening Bij het WK-atletiek in Moskou kreeg hordenloper Gregory Sedoc tijdens een televisie-interview een zware migraine-aanval. Hij verbleef twee dagen in het ziekenhuis en nam enige tijd rust. Sportarts Karin van der Ende-Kastelijn over migraine en sportbeoefening. Er is een nauwe relatie tussen hoofdpijn en sport. Hoofdpijn kan verergeren door het sporten of uitgelokt worden door sporten, maar door sporten kan hoofdpijn juist ook minder vaak voorkomen bij hoofdpijnpatiënten. De twee meest voorkomende vormen van hoofdpijn bij atleten worden hieronder besproken.
migraine
Migraine is een steeds terugkerende vorm van hoofdpijn met aanvallen van tussen de 4 en 72 uur. Vaak, maar niet uitsluitend, doet de hoofdpijn zich voor
18 december 2013
aan één zijde van het hoofd. De pijn is kloppend en vaak in matige tot ernstige mate aanwezig. Lichamelijke activiteiten verergeren de hoofdpijn vaak. Misselijkheid en het slecht kunnen verdragen van licht en geluid zijn vaak bijkomende symptomen. Sommige migraine aanvallen worden voorafgegaan door een zogeheten aura, ongeveer een half uur voor de hoofdpijn begint. Dan kan het bijvoorbeeld zo zijn dat men vlekjes in een deel van het gezichtsveld ziet.
wie krijgen migraine?
Migraine komt bij ongeveer 15 % van alle mannen voor en 25% van alle vrouwen. De meeste mensen krijgen hun eerste migraine aanval wanneer zij tussen de 20 en de 40 jaar oud zijn. Bij veel vrouwen zijn de aanvallen gerelateerd aan de menstruele cyclus.
migraine en sport
Wanneer inactieve mensen met migraine meer gaan bewegen ziet men het aantal aanvallen afnemen. Echter 10% van alle mensen met migraine melden juist dat sport een aanval kan uitlokken.
behandeling
Voorkomen is beter dan genezen is het gezegde. Stoppen met sporten geeft geen zekerheid op het verminderen van de aanvallen. Wel kan men proberen andere factoren die migraine-aanvallen uitlokken te voorkomen. Bepaalde soorten voedsel staan bekend om hun relatie met migraines; chocolade, oude kaas, aspartaam, alcohol. Ook vermoeidheid, uitslapen en het overslaan van een maaltijd zijn bekend om het uitlokken van migraine aanvallen. Supplementen met riboflavine 2 x per dag 200 mg, en magnesiumcitraat 2 x per dag 200 mg kunnen volgens onderzoek het aantal aanvallen verminderen. Een goed slaappatroon kan tevens een preventieve werking hebben. Voor het sporten zelf geldt: doe altijd een degelijke warming-up, bouw de trainingen rustig op, en voorkom uitdroging. Vermijd sporten op hoogte en in hoge temperaturen. Wanneer zich eenmaal een aanval voordoet kan dit met medi-
catie vaak goed behandeld worden.
Primaire inspanningshoofdpijn
Een andere vorm van hoofdpijn die gerelateerd is aan sport is primaire inspanningshoofdpijn. Het woordje primair betekent dat er geen onderliggende oorzaak is. Men mag dan ook pas spreken van deze aandoening wanneer een andere oorzaak voor de hoofdpijn is uitgesloten. Voor een grote groep atleten kis hoofdpijn na het sporten te verklaren. Te weinig gedronken, te weinig gegeten of te diep gegaan. Soms een probleem in de nek of de rug waardoor de spieren teveel worden aangespannen tijdens het sporten. Sommige atleten hebben alles al geprobeerd, drinken zoveel als ze kunnen, volgen een rustig opbouwschema, de nek is behandeld door een manueel therapeut, maar nog blijven zij hoofdpijn krijgen na het sporten. Zij ervaren dit als een groot probleem en stoppen uiteindelijk ook met hun sport wanneer zij geen oplossing vinden.
24 uur weer verdwijnt. De hoofdpijn beperkt zich niet tot één zijde van het hoofd en is bonzend van aard. Er zijn geen andere verschijnselen zoals lichtflitsen, braken, etc. Het vermijden van inspanning kan de hoofdpijn doen voorkomen. Bekende uitlokkende factoren zijn sporten in warm weer en sporten op hoogte. Deze vorm van hoofdpijn kan ook samengaan met hoofdpijn na hoesten en seks. Voor mijn onderzoek tijdens het wielerevenement Limburgs Mooiste (2009) vulden bijna 4000 deelnemers
Secundaire inspanningshoofdpijn
Onschuldig
Deze Primaire inspanningshoofdpijn is dus onschuldig, maar kan wel flink het plezier van de atleet bederven. Het mechanisme achter deze hoofdpijn is niet bekend. Een van de vele theorieën is dat de drukverhogingen die in de buikholte en de borstkasholte ontstaan door de snellere en diepere ademhaling tijdens inspanning, uiteindelijk via het hart ook een hogere druk in de aders in de hersenen veroorzaakt. Het beschermende mechanisme van de hersenen, wat deze drukverhogingen in deze aders moet opvangen werkt bij mensen met inspanningshoofdpijn mogelijk minder goed.
Klachten
Het typische klachtenpatroon is het ontstaan van hoofdpijn tijdens of enkele uren na het sporten, die meestal binnen
19 december 2013
zoals hardlopen. Dus veranderen van sport kan mogelijk een oplossing zijn. Anderen merken dat wanneer ze onder een bepaalde hartslag blijven dat er dan geen klachten ontstaan. Een inspanningstest om de trainingszones te bepalen kan dan helpen. Voor hardlopers betekent dit een loopbandtest met ademgasanalyse. De sporter die absoluut door wil gaan met zijn sport kan medicatie proberen. Er bestaat een medicijn dat, wanneer dit voor het sporten wordt ingenomen, de hoofdpijn kan voorkomen. Jammer genoeg is deze vorm van hoofdpijn en de behandeling ervan bij veel artsen niet bekend. Hierdoor stoppen veel mensen met hun sport terwijl dit dus niet nodig is.
de enquête over hoofdpijn in. Hieruit bleek dat 45% wel last heeft (gehad) van hoofdpijn na inspanning en 44% van hen zelfs minimaal 1 x per maand. Uit het onderzoek bleek ook dat veel mensen stoppen met sporten door de hoofdpijn. Het probleem blijkt dus groter dan men altijd dacht.
Behandeling
Moeten atleten met primaire Inspanningshoofdpijn dan maar stoppen? Sommige atleten merken dat ze minder last hebben bij wielrennen dan bij een sport met veel schokbelasting
In zeldzame gevallen kan hoofdpijn tijdens en na inspanning dus een uiting zijn van een ernstig probleem in het hoofd (zoals een tumor of een vaatafwijking) of zelfs een hartaandoening. Daarom is het noodzakelijk dat iedereen die regelmatig hoofdpijn tijdens of na het sporten heeft, een arts bezoekt om ernstige oorzaken uit te sluiten. Vooral atleten bij wie de hoofdpijn zich voor het eerst voordoet op latere leeftijd (40 jaar of ouder), die niet binnen 24 uur verdwijnt of die andere klachten hebben van het zenuwstelsel, moeten zich laten nakijken. Een MRI is dan in veel gevallen noodzakelijk voordat er van Primaire inspanningshoofdpijn gesproken mag worden. Meer informatie over dit onderwerp of een afspraak voor een consult of inspanningstest in verband met inspanningshoofdpijn: www.sportarts.pro. Tekst: Karin van der Ende- Kastelijn, sportarts Foto’s: Erik van Leeuwen
kwestie Trainings-technisch beleid moet door een professionele, betaalde trainer-coach worden gecoördineerd en aangestuurd Op deze kwestie kwam een aantal uiteenlopende reacties.
Hier ben ik het niet mee eens
'Het is handig om een professional tot je beschikking te hebben die een dergelijk beleid kan opstellen en uitrollen. De kennis van die professional is nuttig. Het belangrijkste is echter dat de cultuur van de club door de professional verstaan wordt en vooral dat de ambities van beide partijen gelijk zijn. Daarnaast is er een enorm verschil in tijd die beschikbaar is voor het maken, de uitwerkingen en de nodige besprekingen. De professional kan veel meer tijd besteden aan de ontwikkeling van het plan, wat dan door een bestuur van vrijwilligers besproken moet worden en dat laatste kan nog wel eens wat langer duren dan gewenst (helaas stukje eigen ervaring).' Mijn advies: gebruik de kennis van een profesional, maar zorg vooraf voor heel goede afspraken en gesprekken en een zo breed mogelijk draagvlak in de eigen club. Alternatief: binnen de eigen club is misschien ook wel iemand die verder durft te kijken dan de meeste neuzen lang zijn, maar hij/zij kent de cultuur van de club. Toch ook daar goed afstemmen. Gert Velthuizen, (55, Warmond), lid van Spark, voormalig jeugdtrainer bij diverse verenigingen, nu ook bestuurslid.
20 december 2013
Een must
'Absoluut. Er worden steeds meer eisen aan de sportbeleving van de leden gesteld, en de concurrentie met sportbedrijven (fitnesscentra, loopgroepen, personal trainers, et cetera) wordt steeds groter. Vrijwilligers hebben te weinig tijd, en te weinig bewegingsruimte in hoe ze die inzetten om de concurrentie het hoofd te bieden. Een professionele trainer-coach kan dat wel.' Michael Snijders, trainer sprint/horden NSAV ’t Haasje, docent sportspecifieke krachttraining, Universitair Sportcentrum Nijmegen, opleider Atletiekunie, hoofdtrainer jeugdatletiek, gastdocent Fontys SportHogeschool Eindhoven. 'Met andere woorden ik ben zo’n professionele betaalde trainercoach.'
Kwaliteit is van veel factoren afhankelijk
'Een boude uitspraak wanneer je het mij vraagt. De kwaliteit van de trainercoach is op voorhand niet beter wanneer deze wordt betaald. Competenties van de trainer-coach zijn aan veel feitelijkheden te koppelen. Ervaring en successen uit het verleden zijn daarbij zeker tastbare pijlers. Daarnaast zijn doelstelling en mogelijk-
heden van de vereniging en het succes en potentie van de atleten zeker mede bepalend hoe professioneel de trainercoach is of zou moeten zijn. Kortweg de behoeften aan kennis en kwaliteiten is van erg veel factoren afhankelijk.' Ad van Heijst (58) LT3 No-Limits Bladel NIEUWE KWESTIE
Prestaties van topatleten op de weg worden door de media overgewaardeerd ten opzichte van de prestaties van topatleten op de baan. Onze vraag: Wat is jouw mening en wat zijn jouw argumenten? Mail je reactie (in maximaal 200 woorden) naar
[email protected] en doe dat vóór 5 februari 2014. Vermeld je naam, leeftijd, geslacht, vereniging en woonplaats. De redactie kan bijdragen inkorten. Foto: Hans van Oostveen
Oefenstof voor de gehandicapte atleet Atletiekverenigingen zijn steeds beter ingesteld op het ontvangen van gehandicapte sporters. De houding van ‘help wat nu', buigt langzaam om naar ‘welkom, train lekker mee en begin op je dagelijkse prothese of in je dagelijkse rolstoel’. Deze verandering in mindset is positief en vraagt om aandacht en vervolg. Deze rubriek is voor degene die nog in die eerste groep zitten, en/of gehandicapte sporters binnen de trainingsgroep hebben en die hierbij wel wat ideeën kunnen gebruiken. In dit artikel richt ik mij op het begeleiden van mensen met een lichamelijke handicap.
opnemen in de reguliere trainingsgroepen
Wanneer je voor het eerst in aanraking komt met een gehandicapte sporter die
graag bij jouw vereniging wil trainen kan dit je overvallen. Hoe moet ik dit aanpakken, wat kan de atleet wel en niet? Mijn nadrukkelijke advies is lichamelijk gehandicapten zoveel mogelijk op te nemen in de reguliere trainingsgroepen. Ten eerste ligt er al heel veel technische kennis bij de reguliere trainers en verenigingen. Het plezier en niveau wat zij ervaren in het aansluiten bij leeftijdsgenoten en laten deelnemen aan de reguliere trainingen behoeft dan ook mijn sterke voorkeur. Natuurlijk zijn enkele aanpassingen nodig maar vooral
de creativiteit wordt vereist van de trainer. En om de creativiteit een beetje aan te wakkeren een aantal oefeningen dat je kunt gebruiken tijdens je training. Gewoon op de dagelijkse hulpmiddelen.
vertalen van de dagelijkse oefenstof
In mijn trainingen kijk ik met name naar wat de atleet kan, omdat de handicaps van de atleten in een groep vaak uiteenlopend zijn, is creativiteit hierbij het sleutelwoord. Zo komt het wel eens voor dat je in jouw reguliere trainingsgroep naast een aantal valide atleten, een blinde atleet, een atleet met een amputatie en een atleet met spasme hebt zitten. Je wilt hen allen een goede training bieden en trainingsvormen die voor de gehele groep geschikt zijn, met of zonder handicap. Wat voor mij werkt is als ik voorafgaand aan de training per oefening een ‘back-up’ oefening bedenk, zodat ik kan variëren per handicap als dit nodig blijkt te zijn. Zo is opdrukken voor een atleet met dubbele bovenbeen amputatie lastig. Het kan een oplossing zijn de benen in de rolstoel te leggen. Voor een blinde atleet werkt uitbeelden niet, wel het laten voelen van een snelle armfrequentie. Het vertalen van je dagelijkse oefenstof naar een backup-serie is een goede basis. En als je het niet weet, vraag het. Atleten weten vaak heel goed op welke manier ze de oefening kunnen vertalen naar hun situatie.
loopscholing
Huppelen – Hinkelen op je prothese. Iedere trainer kent het belang van
21 december 2013
goede loopscholing en een goede looptechniek. Bij sporters met een lichamelijke handicap kan dit lastiger zijn omdat zij een prothese moeten aansturen. Dat vraagt tijd en oefening. Mijn warming-up bestaat uit het rustig inlopen op of naast de baan in het gras, zo’n 800 meter is voldoende. Tijdens het inlopen varieer ik met licht versnellen en basis loopscholing. Het is namelijk prima mogelijk op je dagelijkse prothese aansluitpassen te doen, te huppelen en zelfs te hinkelen. Wanneer het lastig is, laat ik ze in buddy’s werken, zodat ze ondersteund worden in de oefening. Vervolgens bouw ik de loopscholing wat op naar tenen / hakken lopen, lang maken, skipping, A’s, etc. Daarna begin ik aan mijn training. Dit is een zelfde training als een training voor valide atleten, alleen let ik hierbij goed op de inspanningsduur, de afstand en onverklaarbare pijntjes, zeker in het begin. Ik vraag regelmatig naar pijnklachten, deze groep atleten heeft hier sneller last van.
en wat rechtdoor lopen is. Concentreren en bewust bewegen, altijd zinvol om een reguliere trainingsgroep hiermee kennis te laten maken. Begin met een stuk van dertig meter, waar je aan het eind gaat staan. Maak een geluid door klappen, fluiten et cetera. De sporters doen hun ogen dicht. Start met deze variant, zodat ze vertrouwen opdoen in een nieuwe donkere wereld en wanneer nodig ze de ogen openen. Begin met wandelen naar de trainer, bouw dit op door ze steeds iets sneller te laten lopen. Vervolgens kun je
Blind lopen
Als trainer is het niet mogelijk te ervaren wat sporters met een amputatie voelen, hoe zij lopen op hun prothese, en hoe die prothese aanvoelt. Je kunt hier alleen een voorstelling van maken en experimenteren met oefenstof. Wat werkt voor mijn atleet en wat werkt niet? Als valide sporter / trainer zijn er volgens mij twee handicaps die je kunt ervaren, een visuele handicap en het rijden in een wheeler. Blind zijn is een hele toegankelijk oefening, door simpelweg je ogen dicht te doen. Super leuk om zelf uit te proberen, maar ook om eens te wisselen van oefenstof in je training aan valide sporters. Heel zinvol is het om bewust te lopen en enkel bezig te zijn met een gevoel voor ritme en symmetrie; beweegt alles netjes tegelijk en ontspannen. Ruimte en oriëntatie; ervan bewust zijn hoe lang 50 meter is
22 december 2013
Utrecht en samen met trainer Maiko van Zantwijk experimenteren zij hoe ze vrijer kan lopen. Het vasthouden van een lint, of het hand in hand lopen is de meest veilige optie maar vormt een belemmering in arm en been beweging. Bij deze variant spiegelen de benen elkaar namelijk en moeten de armen gelijktijdig heen en weer bewegen. Maiko bedacht of het mogelijk is een lint om het middel te doen, zodat de armen vrij bewegen en geoefend wordt met symmetrisch lopen. Het zou een tussenfase kunnen zijn om uiteindelijk alleen te lopen. Spelen met afstand tot de buddy en het materiaal worden door Maiko nog verder ontwikkeld. Durf, net als Maiko, te experimenteren, wees creatief en kijk met een frisse blik naar de dingen zoals ze zijn. Vraag je af waarom de dingen zijn zoals ze zijn en misschien geeft jouw blik wel een nieuwe voortgang op bestaande zaken. Deze open houding zal je in ieder geval helpen bij het trainen van een atleet met een handicap. En trouwens die niet alleen.
Achtergrond
de atleten met een buddy laten lopen. Als buddy heb je verschillende opties, hand in hand of met een lintje tussen de blinde en de buddy. Wanneer dit goed gaat bouw je het blind zijn uit, door van ogen dicht naar slaapmaskers op te gaan. Of gebruik te maken van blinde brillen, zodat het moeilijker wordt terug te vallen op de ziende wereld.
Lint om het middel
Ann Conefrey, initiatiefneemster Running Blind Utrecht weet hoe belangrijk het is om te experimenteren. Haar dochter traint bij Running Blind
Heleen Moes (1987), talentcoach/ -scout Dutch Parathletics Team Atletiekunie. Vanaf haar zesde deed ze aan atletiek bij CAV Gelre in Dieren. Tijdens het CIOS Arnhem specialiseerde Heleen zich verder in conditietraining en atletiektrainer, met nadruk op het geven van trainingen aan speciale doelgroepen zoals mensen met autisme, verstandelijk en lichamelijk gehandicapten. Momenteel is Heleen talentcoach voor een dertigtal talentvolle lichamelijk gehandicapte atleten, dat sinds dit jaar een talenttraject volgt op Papendal. Tekst: Heleen Moes, follow us on twitter Heleenmoes1, FB; Dutch Parathletics Team. Reacties?
[email protected]. Foto’s: Dorothé Schouten (pagina 21), Mathilde Dusol (pagina 22)
Geïnteresseerd in wat de Atletiekunie te bieden heeft? Lees onderstaande bijdrage van de afdeling Opleidingen met onder meer het afgelopen trainerscongres, aandacht voor jeugdtrainers, bijscholingen en Athletic Champs.
afdeling opleidingen trainerscongres destination rio!
Samenwerken en kennisoverdracht zijn de sleutels tot succes in de sport, klonk het afgelopen zaterdag tijdens het Trainerscongres ‘Destination Rio’ van de Atletiekunie. Te gast op Papendal waren Fuzz Ahmed, Johan Kaggestad, Rana Reider en vele enthousiaste toehoorders. De reportage vind je op www.atletiekunie.nl.
focus op jeugdtrainers
Uit het jaarlijkse onderzoek onder trainerscoördinatoren is gebleken dat het grootste trainerstekort wordt geleden door de jeugdgroepen. In 2014 willen wij hier extra aandacht aan besteden door de jeugdtrainers in de vereniging scholing aan te bieden. Wil je graag dat dit op jouw vereniging plaats vindt, neem dan contact met ons op. In het volgende Digitale Magazine kom ik hier inhoudelijk op terug.
wist je dat….
Jouw vereniging zelf een bijscholing kan
23 december 2013
aanvragen bij de Atletiekunie? Maak de bijscholingsbehoefte van jou en je collega trainers kenbaar bij onze afdeling. Wij kunnen op basis van je behoefte zoeken naar een geschikte bijscholing en plannen die bij jou op je eigen locatie in. Wil je meer weten, kijk dan even op http://atletiekacademie.rfxweb.nl.
oproep leden voor werkgroep athletics champs
Voor de verdere implementatie van Athletics Champs (pupillenwedstrijden nieuwe stijl) zoekt de Atletiekunie mensen die de werkgroep Athletics Champs kunnen versterken. Het gaat om mensen die actief zijn in de pupillenatletiek (bijvoorbeeld als trainer, teambegeleider of, trainerscoördinator). De werkgroep houdt zich bezig met het (door) ontwikkelen van het concept, het geven van voorlichting en het ondersteunen van de regio coördinatoren. Draag je de pupillenatletiek een warm hart toe dan is dit jouw kans daar een bijdrage aan te leveren. Meer informatie over de functie www.atletiekunie.nl en kijk bji vacatures, of neem contact op
met Dorien van der Burg (maandag, dinsdag en donderdag) of Paul Peters (maandag t/m vrijdag) bereikbaar op het Bondsbureau van de Atletiekunie (0264834800). Stuur je schriftelijke reactie met CV per mail naar
[email protected].
denktank licentiehouders
Wij willen de komende maanden met een kleine selectie van licentiehouders (denktank) het gesprek aan gaan over het huidige aanbod. Naast de resultaten van het onderzoek van 2012 willen wij wat specifieke vragen over behoefte en aanbod bespreken. Doel is om voor de lange termijn het aanbod voor licentiehouders naar behoefte aan te passen. Heb je interesse en wil je meedenken, neem dan contact op via opleidingen@ atletiekunie.nl. Tekst: Margot Kouwenberg, coördinator afdeling opleidingen Foto: Hans van Oostveen
partners en suppliers atletiekunie Partners
Media partner
Suppliers
24 december 2013