Gezinshereniging met begunstigden van internationale bescherming Verslag Partnervergadering 27/06/2013
Aanwezig: ARKTOUT Aziza (Convivial), DEHON Roxane (CBAR-BCHV), EL HARCHE Karima (CAW De Mare), GORIS Katleen (CECLR-CGKR), GUZZONE Sebastiano (Foyer), HENKINBRANT Valentin (ADDE), HENNEAU Valérie (Caritas International), HUBLAU Coralie (CIRE), JANSSEN Léon (ATFMENA), PAQUET Christine (Caritas), SCHEERLINK Sandra (SESO), SCHOCKAERT Liesbeth (UNHCR), VANTIEGHEM Anaïs (Croix-Rouge), VAN BELLEGHEM Sofie (Rode Kruis), VAN DE WATER Annick (CAW De Mare), VAN DER HAERT Charlotte (CBAR-BCHV), VERHAEGEN Katrin (CBAR-BCHV)
1. Welkom en voorstelling 2. Feedback vergadering BCHV-DVZ van 27/03/2013 over hun samenwerking 2.1 Vergadering: aanleiding, verloop en resultaat Om twee redenen vroeg het BCHV een vergadering met DVZ. Enerzijds had DVZ op het laatste moment afgezegd voor de contact bis vergadering die was gepland op 05/02/2013. Anderzijds weigert DVZ sinds kort om een kopie van een beslissing aan het BCHV over te maken. Op de vergadering waren aanwezig: de heer SIMON (algemene directie), mevrouw MISTLER en de heer GOYA (Lang verblijf), mevrouw STERPIN en mevrouw HUON (Gezinshereniging). DVZ bevestigde de samenwerking met het BCHV, maar legde uit dat er een interne evaluatie plaatsvindt over de samenwerking en communicatie met derde partijen in het kader van het respect voor de wetgeving rond privacy. Wat betreft de contact bis vergaderingen, zei DVZ te willen blijven deelnemen. Voor de laatste vergadering zeiden ze echter af omdat de meeste vragen, die zoals gevraagd op voorhand werden overgemaakt, reeds eerder werden beantwoord. DVZ legde uit dat ze niet steeds opnieuw hun positie willen uitleggen wanneer deze niet is gewijzigd, zeker niet wanneer het gaat om een loutere toepassing van de wet. Bovendien zouden hun medewerkers niet altijd even goed worden behandeld tijdens externe vormingen en vergaderingen en wordt DVZ vaak als ‘schuldige’ gezien. Voor de toekomst vroeg DVZ om op voorhand de vragen te kunnen ontvangen om ze zo goed mogelijk te kunnen voorbereiden en om in functie van de vragen te kunnen beslissen of hun aanwezigheid op de vergadering al dan niet nuttig is. Het BCHV stelde voor om de modaliteiten van de vergadering eventueel aan te passen. Wat betreft de individuele dossiers, gaf DVZ aan dat het niet altijd gemakkelijk is om aan alle personen of diensten die tussenkomen, de juiste informatie te geven gezien er soms meerdere verschillende 1
sociale diensten in één dossier tussenkomen. Bijkomende informatie kan aan DVZ worden bezorgd, maar DVZ zal hoofdzakelijk beslissen op basis van het dossier zoals het werd ingediend op de ambassade. Het BCHV zal er dus proberen op te letten om een dossier zo volledig mogelijk in te dienen en tussenkomsten te beperken. Verder legde DVZ uit dat zij een gerechtelijk beroep verkiezen boven een eventuele herziening van een beslissing. Een herziening is enkel mogelijk wanneer DVZ een fout beging bij het onderzoek. Aan de dienst Gezinshereniging kan bovendien ook een herziening worden gevraagd wanneer bijvoorbeeld op die manier tijd kan worden gewonnen of wanneer de voorwaarden wel vervuld zijn maar een bewijs ontbrak en betrokkene hiervan niet op de hoogte was. In dit geval moet de herziening wel worden gevraagd binnen een korte tijd nadat de beslissing werd genomen. Voor de betekening van de beslissing, verkiest DVZ een betekening aan de persoon zelf. Omwille van het vertrouwelijk karakter van de informatie in een beslissing, zal er geen kopie van de beslissing meer worden overgemaakt aan het BCHV. Het BCHV legde echter uit dat het voor familieleden van begunstigden van internationale bescherming vaak niet gemakkelijk is om zich naar de ambassade te verplaatsen, bv. wanneer het gaat om jonge kinderen of om familieleden die zich in een vluchtelingenkamp bevinden. 2.2 Nota openbaarheid van bestuur Naar aanleiding van het feit dat DVZ de bescherming van het privéleven inroept om te weigeren een kopie van de beslissing over te maken, stelde het BCHV een nota op rond de openbaarheid van bestuur. (zie schema in bijlage) Samengevat kan elke burger op schriftelijke aanvraag toegang krijgen tot alle administratieve documenten op grond van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur. Voor documenten van persoonlijke aard is echter wel vereist dat de verzoeker een belang aantoont. Om bepaalde redenen kan een administratie de aanvraag tot toegang weigeren. Weigeren omwille van de bescherming van het privéleven kan echter niet wanneer de aanvrager beschikt over het schriftelijk akkoord van betrokkene. SESO merkt hierbij op dat dezelfde problemen van toegang tot informatie bestaan voor regularisatieaanvragen. Zo is het bijvoorbeeld al heel moeilijk geweest om een OV-nummer te verkrijgen, zelfs met het akkoord van betrokkene. Het CGKR voegt toe dat betrokkene of de advocaat zich kan richten tot de dienst Openbaarheid van bestuur van DVZ. Wanneer een mandaat aanwezig is, kan je een afspraak bekomen na 3 à 4 weken. Het al dan niet verkrijgen van informatie van DVZ is erg persoonsgebonden. Het hangt er m.a.w. vanaf wie je belt. Het CGKR raadt aan om de heer Roosemont hierover te contacteren. Het Rode Kruis bevestigt het gebrek aan informatie, voornamelijk op de dienst Humanitaire visa, en verwijst ook naar een dossier waarin een persoon veel moeite had om via de dienst Openbaarheid van bestuur zijn eigen documenten terug te krijgen.
2
Het BCHV zal dit probleem opvolgen en hierover een vraag stellen voor de volgende contact bis vergadering. Problemen in verband met toegang tot informatie mogen aan het BCHV gemeld worden. 3. Voorstelling van de geactualiseerde vluchtelingen in België”
brochure
“Gezinshereniging
met
erkende
Het BCHV stelt haar nieuwe brochure voor. De brochure werd aangepast aan de nieuwe regels rond gezinshereniging en kreeg een nieuwe lay-out. Ze is beschikbaar in drie talen (NL-FR-EN). De brochure is in de eerste plaats een nuttig hulpmiddel voor maatschappelijk werkers en advocaten om begunstigden van internationale bescherming beter te informeren over de gezinsherenigingsprocedure die op hen van toepassing is. Gezien de actuele onzekerheid rond de voorwaarden voor subsidiair beschermden, is er voor hen een addendum voorzien. Papieren versies kunnen verkregen worden bij de dienst Gezinshereniging van het BCHV. De digitale versie kan worden gedownload via onze website: http://www.cbar-bchv.be/nlnl/onzeprojecten/gezinshereniging/brochure.aspx. Het UNHCR voegt hieraan toe dat er een gebrek aan informatie rond gezinshereniging is in de opvangcentra. Sociaal assistenten leggen zich in de eerste plaats toe op het helpen met de zoektocht naar een woning en leggen de focus weinig op gezinshereniging. Nochtans is het ook belangrijk om zo snel mogelijk de gezinshereniging voor te bereiden gezien de termijn van één jaar. Het UNHCR vroeg daarom om de brochure van het BCHV op het intranet van Fedasil te plaatsen. Bovendien heeft het UNHCR de idee opgevat om een filmpje te maken met uitleg over de procedure en een verwijzing naar de brochure van het BCHV. Het BCHV is akkoord dat het belangrijk is om de juiste informatie in de opvangcentra ter beschikking te stellen. In september zal het BCHV - dienst Gezinshereniging en Asiel - een vorming geven aan de sociaal assistenten die werken in de opvangcentra van Croix-Rouge. Caritas merkt op dat hun adres in Charleroi veranderd is en dus niet correct in de brochure staat. 4. Beleidsnota BCHV-UNHCR Het BCHV geeft een stand van zaken over de beleidsnota “Gezinshereniging met begunstigden van erkende vluchtelingen in België: vaststellingen en aanbevelingen”, die het BCHV samen met het UNHCR schreef. De definitieve versie van de nota staat bijna op punt. Het BCHV had gepland om de definitieve nota op de vergadering te kunnen voorstellen, maar wacht op het finaal akkoord van het UNHCR. Zodra de nota klaar is, zal ze worden overgemaakt de bevoegde instanties, de parlementsleden en de federale ombudsman met de vraag om een ontmoeting. Ook willen het BCHV en het UNHCR een sensibiliseringsactie koppelen aan de nota met getuigenissen in de krant. De bedoeling is om dit rond 1 september te doen. 3
Het UNHCR deelt nog mee dat op Wereldvluchtelingendag in Luxemburg een actie rond gezinshereniging plaatsvond. Hiervoor werd een groot canvas met een foto van een verscheurde familie en een flyer (FR-NL) gebruikt. Wie deze graag gebruikt voor sensibilisering, kan contact opnemen met het UNHCR. (zie http://www.unhcr.be/fr/accueil/artikel/36adfcfde426eeb7adc4aa0bc02bf19c/20-juinjournee-mondiale-du-re-1.html) 5. GH van subsidiair beschermden Het BCHV geeft een stand van zaken over de situatie voor subsidiair beschermden. Allereerst geeft het BCHV ter herinnering een korte schets van het probleem. Net zoals erkende vluchtelingen, zouden subsidiair beschermden moeten kunnen genieten van de vrijstelling van de voorwaarden van huisvesting, ziektekostenverzekering en bestaansmiddelen wanneer ze de aanvraag indienen binnen het jaar en op voorwaarde dat de familiebanden al bestonden voor de aankomst van de subsidiair beschermde in België. Toch weigert DVZ deze vrijstelling, voorzien in artikel 10 van de Vreemdelingenwet, toe te passen omdat subsidiair beschermden de aanvraag gezinshereniging moeten indienen op grond van artikel 10bis vanwege de beperkte duur van hun verblijfsrecht. Dit artikel voorziet geen enkele uitzondering. Het BCHV legt uit dat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) in zijn meeste recente arresten zijn vorige rechtspraak bevestigt. Zowel in het kader van verzoeken tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid als tot vernietiging, besluit de RvV dat de vrijstelling voorzien in artikel 10, §2, vijfde lid Vw. wel van toepassing is op subsidiair beschermden met een tijdelijk verblijfsrecht. Recent oordeelde de RvV in deze zin voor bijvoorbeeld Iraakse, Palestijnse en Syrische families. (CCE 8 februari 2013, nr. 96.767; CCE 22 februari 2013, nr. 97.746; CCE 21 mei 2013, nr. 103.156; RvV 30 mei 2013, nr. 103.856) Vaak verplicht de RvV in zijn arresten de Belgische staat om een nieuwe beslissing te nemen binnen de 5 werkdagen na de betekening van het arrest op basis van de wettelijke bepalingen terzake. Dergelijke veroordelingen lijkt DVZ echter naast zich neer te leggen. Daarom werd in sommige gevallen een beroep in kortgeding ingediend, dat ertoe leidde dat een visum aan betrokkenen werd toegekend. Dit resultaat werd echter niet bekomen in Antwerpen, omdat de rechter zich onbevoegd verklaarde. Dit heeft wel gewerkt in Luik, maar deze beslissingen werden hervormd in beroep. DVZ wil zijn positie niet wijzigen vooraleer de Raad van State (RvS) zich over het onderwerp heeft uitgesproken. Toch had het BCHV geen weet van hangende zaken. Omdat in veel gevallen uiteindelijk humanitaire visa werden toegekend, werd het cassatieberoep dat DVZ instelde in deze dossiers immers zonder voorwerp verklaard. Het BCHV contacteerde DVZ met de vraag om meer informatie over de zaak waarin een uitspraak van de RvS kan worden verwacht. DVZ antwoordde dat er inderdaad een cassatieberoep bij de RvS hangende is. In deze zaak adviseerde de auditeur in zijn rapport tot verwerping van het beroep dat door DVZ werd ingesteld. Meer informatie heeft het BCHV momenteel niet, maar dit nieuws lijkt dus op eerste zicht positief. KM-I had het BCHV laten weten dat ze het probleem van gezinshereniging van subsidiair beschermden bij het kabinet van mevrouw De Block hebben aangekaart. Op de vraag wat het kabinet zou doen als de RvS het standpunt van de RvV zou bevestigden, antwoordde het kabinet: “Als de RvS de rechtspraak van de RvV volgt belooft het kabinet een oplossing voor alle dossiers die onterecht geweigerd werden 4
door DVZ vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe wet. Het is daarbij niet van belang of de termijn van een jaar (voor de vrijstelling van de materiële voorwaarden) al dan niet verstreken is, dan wel of er al dan niet beroep aangetekend werd door de betrokkene.” Hoe dit praktisch zou verlopen, is echter nog niet duidelijk. Het Rode Kruis deelt mee dat zij subsidiair beschermden adviseren om de aanvraag gezinshereniging in te dienen en hen in geval van weigering doorverwijzen naar een advocaat om beroep in te stellen. Het is echter niet altijd gemakkelijk om een beschikbare advocaat te vinden. Het BCHV legt nog uit dat zij tijdens een ontmoeting met de federale ombudsman over deze problematiek hebben gesproken. Gezien het om een foutieve toepassing van de wet gaat, valt dit onder de bevoegdheid van de ombudsman en zou hij eventueel kunnen tussenkomen naar aanleiding van een klacht. Er is echter geen tussenkomst mogelijk wanneer een gerechtelijke procedure lopende is. Wat wel mogelijk zou zijn, is bijvoorbeeld een dossier bij hen indienen van familieleden die geen beroep instelden of die uiteindelijk met een humanitair visum naar België zijn gekomen. Dit omwille van het minder sterk statuut dat ze verkregen met het humanitair visum terwijl ze eigenlijk recht hadden op een visum gezinshereniging. CAW De Mare vraagt zich af of een inkomen ook niet nodig is voor een humanitair visum. Het BCHV antwoordt dat de wet geen inkomensvoorwaarde voorziet voor een humanitair visum. Daarom kan DVZ dit type visum wel toekennen aan familieleden van subsidiair beschermden na een veroordeling door de RvV. Vervolgens wordt de vraag gesteld of familieleden die met een humanitair visum naar België komen, net zoals in het kader van gezinshereniging, na 3 jaar worden toegelaten tot een verblijf van onbeperkte duur. Het BCHV zal dit nagaan en de vraag eventueel voorleggen op de volgende contact bis vergadering. 6. GH met familieleden in Syrië Het BCHV deelt mee dat ze heel regelmatig worden gecontacteerd door of voor Syrische erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden die gezinshereniging willen aanvragen. Hoewel DVZ bevestigd heeft dat alle Syrische dossier prioritair worden behandeld, lijken er in de praktijk toch problemen te bestaan. Er is bijvoorbeeld onduidelijkheid over de legalisatie van Syrische documenten. De ambassade in Amman kan niet meer legaliseren en levert een negatief attest af. Het BCHV vraagt zich af of iemand van de aanwezigen meer informatie heeft. Vraagt DVZ nog dat Syrische documenten worden gelegaliseerd? Zo ja, volstaat een attest? Een ander probleem lijkt zich te stellen met betrekking tot de toegang tot de ambassade in Beiroet. Het BCHV kreeg hierover al enkele klachten, o.a. van familieleden zonder paspoort die de visumaanvraag niet kunnen indienen, en vraagt of andere diensten weet hebben van gelijkaardige problemen. Het Rode Kruis antwoordt dat zij weet hebben van een dossier waarin de familieleden ook geen paspoort hadden en moeilijkheden ondervonden bij de indiening van de aanvraag. Uiteindelijk slaagden ze er echter in de visumaanvraag in te dienen. Het is niet duidelijk waar het probleem zich situeerde. Caritas meldt dat DVZ aan hen heeft hebben meegedeeld dat er geen prioritaire behandeling wordt toegekend aan Syrische dossiers. 5
Het UNHCR geeft aan dat zij tijdens een vergadering met mevrouw De Block de gezinshereniging van Syrische families aankaartten en dat het kabinet positief reageerde en zei flexibel te willen zijn voor deze dossiers. Het CGKR merkt op dat de mogelijkheid zou kunnen worden onderzocht om het negatief attest voor legalisatie te verkrijgen in Brussel. Het Rode Kruis vraagt zich af of ambassades voor subsidiair beschermden ook soepel zijn met betrekking tot documenten. Deze families ondervinden immers de grootste moeilijkheden om de nodige documenten te verzamelen. Wat betreft documenten, lijkt DVZ even soepel te zijn voor subsidiair beschermden dan voor erkende vluchtelingen. Deze houding lijkt echter niet te worden gedeeld door FOD Buitenlandse Zaken. Het BCHV zal deze vraag aan de FOD Buitenlandse Zaken voorleggen. 7. GH met familieleden in Guinea Zoals ook al op de vorige partnervergadering besproken, legt het BCHV uit dat Guineese vrouwen die bescherming kregen omwille van een gedwongen huwelijk, vaak moeilijkheden ondervinden om de toestemming van de vader van hun kinderen voor te leggen. Een vonnis tot toekenning van het exclusief recht van bewaring kan een oplossing bieden, maar er dient wel aandachtig op gelet te worden dat het vonnis geen tegenstrijdigheden of fouten bevat en dat de moeder niet vermeld staat als verzoekster. Tijdens de vorige partnervergadering kondigde het BCHV aan een vergadering te plannen met het UNHCR naar aanleiding van een dossier dat ophef veroorzaakte in Guinea. Het BCHV legt uit dat het BID-panel besloot dat, met de toestemming van de moeder, het Guinees ministerie van Sociale en familiale zaken diende te worden gecontacteerd om een gesprek te organiseren met de vader naar aanleiding van een aanvraag tot BID-rapport voor de kinderen. Nochtans was de vader de actor van vervolging en wilde de moeder bijgevolg niet dat hij betrokken werd. Het UNHCR nam na deze vergadering contact op met het UNHCR in Genève om de positie van het UNHCR in dergelijke dossiers te kennen. In afwachting van deze reactie, lijkt het volgens het BCHV aangewezen om in gelijkaardige situaties voorlopig geen aanvraag tot BID te doen. Het BCHV legt ook uit dat ze van CAP Migrants informatie kregen over de Guineese rechtsregels met betrekking tot het recht van bewaring. Hieruit blijkt dat het kind normaal gezien na de leeftijd van 7 jaar wordt toevertrouwd aan de vader, tenzij de ouders hierover een akkoord sloten. Toch gebeurt dit niet automatisch. Bovendien heeft de moeder, volgens de Guineese ambassade, vóór deze leeftijd niet noodzakelijk het recht van bewaring, zelfs al lijkt dit meestal het geval te zijn. Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door beide ouders samen ofwel door één van beiden naar gelang het belang van de minderjarige kinderen. Het Guinees recht lijkt dus niet veel duidelijk te brengen. Het UNHCR verduidelijkt dat een BID-procedure wel degelijk toelaat dat een kind wordt herenigd met de moeder, maar volgens de BID-richtlijnen dient de vader op de hoogte te worden gebracht. Een toestemming is niet nodig, maar de vader dient wel gehoord te worden. In dit specifieke dossier ging de vraag verder, want de moeder wilde niet dat de vader op de hoogte werd gebracht van het eventuele vertrek van de kinderen. De vraag die moet gesteld worden is of de kinderen kunnen worden beschermd tussen het moment dat de vader op de hoogte wordt gebracht en het vertrek van de kinderen.
6
Met betrekking tot BID-aanvragen vraagt SESO aan het UNHCR of er een bepaalde timing wordt vooropgesteld en of er drukkingsmiddelen bestaan om BID’s toch te verkrijgen binnen een redelijke termijn. Het UNHCR antwoordt dat vertragingen in een BID-procedure vaak te wijten zijn aan allerhande redenen. Allereerst komen praktische problemen rond veiligheid en logistiek voor. Soms wonen de familieleden ver van het UNHCR-bureau en dient een missie georganiseerd te worden. Daarnaast beschouwen niet alle delegaties de familieleden als ‘persons of concern’ wanneer zij zelf geen vluchteling zijn en bijgevolg niet onder het UNHCR-mandaat zouden vallen. Bovendien hebben sommige delegaties weinig informatie over gezinshereniging. UNHCR werkt intern aan sensibilisering hierover. Het UNHCR bereidt een fiche rond gezinshereniging in België voor om de verschillende delegaties beter te informeren. Hierin zal o.a. het doel en belang van een BID-rapport in het kader van een gezinsherenigingsprocedure worden uitgelegd. Een andere reden is dat het personeel vaak verwisselt en regelmatig beschikbaar moeten zijn voor urgenties. Tenslotte moet een BID worden goedgekeurd door een panel, dat meestal maandelijks wordt bijeengeroepen en waarbij men probeert om verschillende BID-procedures te groeperen. Ook moet in gedachten worden gehouden dat delegaties niet alleen aanvragen vanuit België krijgen. Aldus is het niet mogelijk om de BID-procedure te verkorten. Het BCHV voegt hieraan toe dat het probleem zich soms stelt dat DVZ expliciet achter een rapport van het UNHCR vraagt en dat DVZ gebonden is aan een wettelijke termijn van 6 maanden om een beslissing te nemen over visa gezinshereniging. Caritas bevestigt dat men heel voorzichtig moet zijn met de vonnissen tot toekenning van het exclusief recht van bewaring. Vaak gaat het om kleine details. Het probleem stelt zich wanneer de betrokken familieleden het vonnis op het visumbureau indienen zonder na te kijken. Het consulaat geeft het vonnis door aan DVZ, die het op zijn beurt overmaakt aan het CGVS. In één dossier is het CGVS effectief overgegaan tot intrekking van het vluchtelingenstatuut. Hoewel DVZ het visum gezinshereniging toekent op basis van het vonnis, stelt het CGVS zich er soms vragen bij en roept de persoon terug op. Caritas deelt ook mee dat DVZ toegang heeft tot de gegevens in de Kruispuntbank van de sociale zekerheid. Hierdoor kan DVZ steeds nagaan of een persoon wel degelijk een arbeidscontract heeft. Valse loonbrieven werden bijvoorbeeld geweigerd na controle in de databank. Het BCHV kaart een ander probleem voor de Guineese dossiers aan, nl. de indiening van de visumaanvraag op het visumbureau in Conakry. Caritas meldt dat Africatel sinds 2 à 3 weken geen nieuwe afspraken meer geeft. Het BCHV deelt mee dat een afspraak, eventueel vervroegd, wel mogelijk is voor familieleden van erkende vluchtelingen die het risico lopen om de termijn van 1 jaar te overschrijden. Hiervoor dient rechtstreeks contact opgenomen te worden met het visumbureau of met mevrouw Benoit. Het Rode Kruis bevestigt dat dit werkt in de praktijk. 8. Varia 8.1 Toegang tot dossiers CGVS Caritas vraag zich af hoe binnen een redelijke termijn een kopie van een asieldossier kan worden verkregen. Bijvoorbeeld wanneer de DVZ een huwelijksakte vraagt maar het slechts om een religieus
7
huwelijk gaat, is het nuttig om een kopie van het asieldossier te hebben. Wanneer Caritas dossiers opvroeg, hebben ze wel een kopie verkregen maar vaak pas na enige tijd en soms slechts enkele pagina’s. Caritas stelt een brief op en geeft die mee aan de vluchteling, die zich zelf op het CGVS aanbiedt. Het BCHV nam hiervoor contact op met de dienst Advocaten van het CGVS. Advocaten en personen die de asielzoeker begeleiden tijdens de procedure, kunnen bij deze dienst het dossier inkijken of een kopie verkrijgen van bepaalde stukken. Wie toegang wilt krijgen tot een dossier, dient een kopie van zijn identiteitskaart, het daartoe bestemde formulier (beschikbaar op de website van het CGVS) en de motivatie per fax of mail door te sturen. Ook de erkende vluchteling kan toegang tot zijn dossier vragen met een kopie van zijn identiteitskaart en een motivatie. Het Rode Kruis meldt dat het CGVS hen liet weten dat zij dossiers niet meer volledig zouden doorgeven ter bescherming van het privéleven en dat zij zouden worden overstelpt met aanvragen. Het CGVS zou bovendien het volledige dossier doorgeven aan DVZ in het kader van gezinshereniging en het zou bijgevolg dus niet nuttig zijn om zelf een kopie op te vragen. Het BCHV merkt op dat uit het recent contact met het CGVS toch blijkt dat het geen beslissing van het CGVS is om geen dossiers meer over te maken, maar dat het eerder een kwestie van organisatie is om de aanvragen tot inzage binnen een redelijke termijn te behandelen. Caritas legt uit dat zelfs wanneer ze de procedure volgen, er ofwel niets gebeurt ofwel dit maanden in beslag neemt. Zelfs wanneer betrokkene zich ter plaatse aandient, wordt het dossier niet overgemaakt. ADDE denkt dat het sneller gaat wanneer het dossier per e-mail wordt opgevraagd. 8.2 GH met familieleden in Mauritanië Caritas legt uit dat er onduidelijkheid bestaat met betrekking tot de documenten die moeten worden voorgelegd na de recente volkstelling. De nieuwe documenten bevatten immers een volledige geboortedatum (dag, maand, jaar), terwijl vroeger alle geboortedata 01/01 of 31/12 waren. DVZ zou de documenten van personen die nog niet herteld zijn, niet altijd aanvaarden. Bovendien kan zich een probleem stellen om een paspoort te verkrijgen. Hiervoor moeten de ouders immers herteld én persoonlijk aanwezig zijn. Croix-Rouge bevestigt dit en meldt een dossier dat momenteel geblokkeerd is omdat een moeder moet worden herteld opdat de kinderen een paspoort zouden kunnen krijgen. De moeder is echter erkend vluchteling en wil en mag dus geen contact opnemen met de Mauritaanse autoriteiten. Caritas merkt ook op dat de ereconsul niet goed op de hoogte lijkt te zijn van de regels rond gezinsherenging. Zo vraagt hij bijvoorbeeld soms meer documenten dan nodig en stuurt de aanvraag ofwel door naar Senegal ofwel naar Marokko. Het is bijgevolg onmogelijk voor visumaanvragers om te weten welke documenten nodig zijn en waar hun dossier naartoe gestuurd wordt. 8.3 Weigering visum zonder mogelijkheid tot DNA-test: nieuwe praktijk DVZ? Caritas stelt de vraag of DVZ een nieuwe praktijk toepast wanneer de kinderen niet werden aangegeven in het kader van de asielprocedure. Wanneer de kinderen niet werden aangegeven bij de asielaanvraag, 8
ging DVZ vroeger over tot een DNA-test. Nu lijkt DVZ in dit geval te weigeren zonder een mogelijkheid tot DNA-test. Dit was het geval voor een dossier waarin de vervangende vonnissen in twijfel werden getrokken. Een geboorteakte was echter niet mogelijk want het kind werd niet op tijd aangegeven. Het BCHV polst naar gelijkaardige ervaringen maar de aanwezige partners lijken deze eventuele verandering niet te hebben vastgesteld. Het BCHV meldt nog een dossier waarin ook geen mogelijkheid werd geboden tot DNA-test, hoewel de kinderen toch waren aangegeven in het asieldossier. Na tussenkomst bij DVZ, ging deze uitzonderlijk akkoord om toch DNA-testen te laten uitvoeren. 8.4 Voorwaarde bestaansmiddelen SESO vraagt zich af of iemand die een werkloosheidsuitkering krijgt in combinatie met dienstencheques (contrat de travail ALE – Agence Locale pour l’Emploi) kan voldoen aan de voorwaarde van voldoende, regelmatige en toereikende bestaansmiddelen. Waarschijnlijk moet deze persoon ook nog aantonen dat hij actief naar werk zoekt? Het BCHV noteert de vraag voor een volgende contact bis vergadering. Het BCHV licht de recente rechtspraak met betrekking tot artikel 60-contracten toe. In de meeste gevallen lijkt de RvV de positie van de DVZ te bevestigen. De RvV verwerpt de ingestelde beroepen en stelt dat een artikel 60-contract een vorm van maatschappelijke dienstverlening is en bovendien beperkt in de tijd. Daarom kunnen deze inkomsten niet worden aanvaard als bewijs van stabiele, regelmatige en toereikende bestaansmiddelen. (zie o.a. CCE 29 maart 2012, nr. 78.416; RvV 29 april 2013, nr. 101.960; RvV 29 april 2013, nr. 101.971; RvV 3 juni 2013, nr. 104.324) Toch is er ook een interessant arrest van 25/03/2013 waarin de RvV de weigeringsbeslissing van de DVZ vernietigt. In casu had de DVZ de aanvraag gezinshereniging geweigerd door te stellen dat een artikel 60-contract per definitie tijdelijk is en bijgevolg niet in aanmerking genomen kan worden als bewijs van stabiele, regelmatige en toereikende bestaansmiddelen. De RvV stelt dat de tijdelijke aard van de tewerkstelling niet mag worden verward met de tijdelijke aard van de inkomsten. Na het contract (in casu van onbepaalde duur) zal betrokkene een werkloosheidsuitkering genieten. Dit inkomen kan in aanmerking genomen worden en aldus kunnen de bestaansmiddelen van betrokkene stabiel en regelmatig zijn. (RvV 25 maart 2013, nr. 99.704) 8.5 GH met NBMV Het Rode Kruis deelt mee dat de aanvragen tot gezinshereniging van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV) goed lijken te verlopen. Het aantal aanvragen lijkt in de lift te zitten. Het Rode Kruis krijgt immers veel vragen hierover. (bv. waar hebben ouders recht op zodra ze in België zijn? wat met kindergeld en woonst, bv. in het geval van begeleid zelfstandig wonen?) Het Rode Kruis heeft er weinig zicht op of eventuele asielaanvragen van de ouders goed verlopen. Ze hebben weet van klachten over toegang tot de asielprocedure. De toegang zou bv. worden geweigerd omdat de ouders al over een visum beschikken. Caritas bevestigt dat de gezinsherenigingsprocedures van NBMV vlot verlopen, zowel wat betreft de visa gezinshereniging voor de ouders als de humanitaire visa voor de broers en zussen. 9
Caritas stelt ook vast dat de sociale diensten en de OCMW’s de gezinsleden meestal goed opvangen. Caritas merkt wel op dat er veel verantwoordelijkheid op de schouders van de minderjarige terecht komt. De jongere kent immers België al, gaat naar school. Vaak moet de jongere instaan voor de financiering van de vliegtuigtickets, de visumkosten, de medische attesten en het onderhoud van het gezin. Bovendien kan de komst van de ouders nefast voor de integratie van de jongere zijn, bv. wanneer de moeder het moeilijk heeft zich te integreren. SESO benadrukt dat het feit de ouders al een visum hebben, geen reden mag zijn om hen de toegang tot de asielprocedure te weigeren. Mocht dit voorvallen, raadt het CGKR aan om contact op te nemen met de dienst Asiel van DVZ. Vaak gaat het louter om de persoon aan de deur die de toegang weigert. ATF-MENA deelt mee dat in één van hun dossiers de gezinshereniging van een NBMV met haar moeder werd toegestaan, hoewel de moeder deel uitmaakte van het vluchtverhaal als oorzaak van het risico op besnijdenis. Het CGVS riep de NMBV terug op, maar na 6 maanden werd de gezinshereniging goedgekeurd. 8.6 Financiële steun Het Rode Kruis stelt vast dat er een grote nood is aan financiële ondersteuning voor de gezinsherenigingsprocedure en polst naar de stand van zaken van het fonds van Hefboom, dat in de toekomst leningen zou kunnen toekennen. Het BCHV antwoordt dat Hefboom liet weten dat zij nog steeds bezig zijn met de voorbereiding, een groot voorstander blijven en op zoek zijn naar middelen. Pas nadat er voldoende middelen ter financiering gevonden worden, kan het fonds gelanceerd worden. Het UNHCR voegt hieraan toe dat de OCMW’s – zeker in kleine gemeenten – soms ook kunnen helpen. 8.7 Andere Het BCHV vraagt tenslotte of er nog andere vragen of opmerkingen zijn en of de aanwezige partners nog bijkomende vragen hebben voor een volgende contact bis vergadering. Caritas wil aan DVZ vragen of en op welke manier rekening wordt gehouden met de uitzonderingen op de wachttermijn van 12 maanden in artikel 10 Vw.. Als voorbeeld vermeldt Caritas een dossier waarin DVZ weigerde omwille van het niet voldoen aan de wachttermijn maar waarin toch sprake was van gemeenschappelijke kinderen. Caritas vraagt zich af wat wordt verstaan onder “gemeenschappelijke kinderen”. Wat als beide ouders in België zijn? Caritas merkt op dat DVZ nog steeds erg streng is bij de beoordeling van de inkomensvoorwaarde. Zelfs een contract van onbepaalde duur werd al geweigerd omdat betrokkene de loonbrieven niet had voorgelegd. Ook de aanvraag van een Syriër die eerst een contract van bepaalde duur had en recent was overgeschakeld naar een contract van onbepaalde duur, werd geweigerd. Bovendien is Caritas verbaasd over de strenge positie van DVZ ten aanzien van zelfstandigen. Voor hen is het bijzonder moeilijk om het bewijs van bestaansmiddelen voor te leggen.
10
Foyer wijst op artikel 88 van het KB, dat de gezinshereniging met een kandidaat-vluchteling regelt. In de praktijk lijkt dit absurde wetgeving. Tijdens de asielprocedure heeft de echtgenoot van een kandidaatvluchteling bijvoorbeeld het recht om in België te blijven en krijgt hij een oranje kaart. Echter, wanneer de vrouw erkend wordt als vluchteling, verliest de man zijn statuut. DVZ lijkt niet te weten hoe dit moet worden aangepakt en raadt aan dat de man ook asiel zou aanvragen. De studiedienst van DVZ antwoordt al enige tijd niet meer. Foyer vindt dat een oplossing zou moeten worden gezocht voor deze lacune in de wet. Foyer legt daarnaast de situatie uit van vrouw die naar België kwam in het kader van gezinshereniging met haar echtgenoot, erkend vluchteling. De echtgenoot wordt Belg en bij verlenging van haar A-kaart krijgt de vrouw een F-kaart. Na twee jaar overlijdt de echtgenoot. Technisch-juridisch kan het verblijf van de vrouw worden ingetrokken, want de controleperiode van 3 jaar geldt vanaf de uitreiking van de Fkaart. Foyer vraagt zich af hoe DVZ omgaat met deze situaties van overlijden of scheiding van de gezinshereniger. In casu werd het verblijf niet ingetrokken want kon de vrouw zich vestigen na 5 jaar wettig verblijf. Caritas deelt mee dat ze de indruk hebben dat sommige vrouwen lijken te profiteren van het feit dat ze beschermd zijn als slachtoffer van familiaal geweld en hun echtgenoot soms onterecht beschuldigen. ADDE en CIRE wijzen er echter op dat er een hoge bewijslast rust op wie deze bescherming wil inroepen. Een loutere klacht is niet voldoende. ADDE antwoordt ook dat deze vrouwen eerder hun verblijfsrecht behouden omwille van het feit dat ze een Belgisch kind hebben en niet als slachtoffer van familiaal geweld want dit is erg moeilijk te bewijzen. SESO voegt toe dat ook hier de bestaansmiddelen een rol spelen. Het verblijf zal enkel verlengd worden wanneer voldoende bestaansmiddelen kunnen worden aangetoond. Foyer geeft tenslotte aan dat tijdens deze partnervergaderingen enkel de gezinshereniging van erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden aan bod komt. Personen met medische problemen zouden zich echter ook op subsidiaire bescherming moeten kunnen beroepen. Gezinshereniging met personen die op grond van artikel 9ter werden geregulariseerd is behoorlijk problematisch. Zieke en stervende mensen slagen er niet in om hun echtgeno(o)t(e) naar België te laten komen, zelfs niet voor de laatste uren. Vanwege de vereiste tenlasteneming is ook een toeristenvisum uitgesloten. Foyer benadrukt dat hiervoor een oplossing nodig is. Het CGKR merkt op dat in het beroep voor het Grondwettelijk Hof werd aangevoerd dat personen geregulariseerd op grond van artikel 9ter aan dezelfde voorwaarden zouden moeten worden onderworpen als subsidiair beschermden. De Belgische staat antwoordde hier echter op dat dit middel onontvankelijk is omdat artikel 9ter – volgens de Belgische staat – al gelijkgeschakeld is met subsidiaire bescherming. Het is nu wachten op het arrest, dat volgens het CGKR normaal gezien in septemberoktober-november zou worden geveld. Het CGKR legt nog uit dat het beroep verschillende problemen rond discriminatie in de nieuwe wet behandelt.
11