1/11
Sectoraal comité voor de Federale Overheid Beraadslaging FO nr 38/2013 van 12 december 2013
Betreft: machtigingsaanvraag van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid om via elektronische weg gegevens te ontvangen van het Federaal Voedselagentschap voor de veiligheid van de voedselketen met betrekking tot de vleessector ter uitbreiding van het betaalstelsel door een hoofdelijk aansprakelijke (AF/MA/2013/067)
Het Sectoraal comité voor de Federale Overheid; Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte
van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid de artikelen 31bis en 36bis; Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met
betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, inzonderheid artikel 18; Gelet op de aanvraag van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (hierna de aanvrager) ontvangen op 13/11/2013; Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Fedict op 26/11/2013; Gelet op het technisch en juridisch advies ontvangen op 11/12/2013; Gelet op het verslag van de Voorzitter; Beslist op 12 december 2013, na beraadslaging, als volgt:
Beraadslaging FO 38 /2013 - 2/11
I.
CONTEXT EN VOORWERP VAN DE AANVRAAG
1. De aanvrager wenst in het kader van een uitbreiding van het betaalstelsel hoofdelijke aansprakelijkheid voor sociale schulden van de medecontractant voor specifieke activiteiten in de vleessector van het Federaal Voedselagentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (hierna FAVV) via elektronische weg gegevens te ontvangen. 2. Er bestaat sedert vele jaren in de sector van werken in onroerende staat een systeem van hoofdelijke aansprakelijkheid. Artikel 30ter van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van
de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (hierna de wet van 27 juni 1969) 1 geeft aan de Koning de mogelijkheid om dit uit te breiden naar andere activiteiten. Deze bepaling situeert zich binnen het kader van de bestrijding van sociale fraude. 3. Dit stelsel brengt met zich mee dat de opdrachtgever of aannemer die respectievelijk beroep doet op een aannemer of onderaannemer die social schulden heeft op het ogenblik dat de overeenkomst wordt afgesloten, hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van de sociale schulden van zijn medecontractant (artikel 30ter van de wet van 27 juni 1969). Het creëert een inhoudingsplicht op factuur waardoor de opdrachtgever of de aannemer kan worden vrijgesteld van een hoofdelijke aansprakelijkheid en een verhoogd bedrag van de inhouding (artikel 30ter, §§4 en 5 van de wet van 27 juni 1969). Het voert ook een meldingsplicht in voor de afgesloten contracten (artikel 30ter, §7 van de wet van 27 juni 1969). 4. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 oktober 2013 tot wijziging van het koninklijk
besluit van 27 december 2007 tot uitvoering van de artikelen 400, 403, 404 en 406 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van de artikelen 12, 30bis en 30ter van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (hierna het koninklijk besluit van 22 oktober 2013)2 voert dit stelsel in voor specifieke activiteiten van de vleesindustrie3. 5. Aangaande de concrete invoering van de inhoudingsplicht op factuur voor de opdrachtgever of aannemer, bepaalt artikel 12 van de wet van 27 juni 1969, vervangen door artikel 59 van
1
Artikel weer ingevoerd door artikel 62 van de programmawet (I) van 29 maart 2012.
2
De Commissie werd geraadpleegd over dit besluit en bracht een gunstig advies uit, advies nr. 06/2013 van 20 februari 2013.
3
Het voert opnieuw het artikel 2 in van het koninklijk besluit van 27 december 2007 tot uitvoering van de artikelen 400, 403, 404 en 406 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van de artikelen 12, 30bis en 30ter van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
Beraadslaging FO 38 /2013 - 3/11
de programmawet (I) van 29 maart 2012 4 onder paragraaf 2 :” voor de gevallen waarin een
opdrachtgever of een aannemer in aanmerking komt om hoofdelijk aansprakelijk te worden gesteld op basis van een bepaling van deze wet of haar uitvoeringsbesluiten, stelt de voornoemde Rijksdienst [voor de sociale zekerheid] gegevensbanken ter beschikking van de opdrachtgever of de aannemer, die hem toelaat om na te gaan of hij inhoudingen moet verrichten op de door zijn medecontractant voorgelegde facturen”. 6. De regels voor de voeding van deze gegevensbank worden nauwkeurig omschreven in artikel 26 van het koninklijk besluit van 27 december 2007 tot uitvoering van de artikelen
400, 403, 404 en 406 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van de artikelen 12, 30bis en 30ter van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (hierna het koninklijk besluit van 27 december 2007). 7. De aanvrager heeft om te voldoen aan zijn verplichting om gegevensbanken ter beschikking te stellen in het kader van de inhoudingsplicht op factuur, een webapplicatie op punt gesteld die toegankelijk is via het portaal van de sociale zekerheid 5. Er bestaat in het kader van de inhoudingsplicht op factuur bij belastingschulden een vergelijkbaar systeem via het portaal “MyMinfin” van de FOD Financiën6 dat een gunstig advies kreeg van het Comité7. 8. In haar advies uit eigen beweging in de vorm van een nota van 8 februari 2012 dat werd bezorgd aan de Minister van Arbeid en aan de Staatssecretaris voor de bestrijding van de sociale en fiscale fraude 8, erkent de Commissie dat zulks in de praktijk impliceert dat deze
databank de facto voor iedereen toegankelijk is en dat het praktische onmogelijk is om de toegang tot deze informatie uitsluitend te beperken tot betrokken personen. 9. De opvraging via de webapplicatie gebeurt op basis van het ondernemings- of RSZ-nummer wat resulteert in een mededeling van een van de volgende berichten: “inhoudingsplicht: ja”, “inhoudingsplicht: nee” of, “geen gegevens gekend”.
4
Zie hiervoor het advies uit eigen beweging van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, in de vorm van een nota van 8 februari 2012 betreffende Titel 9, Hoofdstuk I, Afdelingen 1 tot en met 4 van het voorontwerp van programmawet (dossier AH-2012-0089), verstrekt aan de Minister van Arbeid aan de Staatssecretaris voor de bestrijding van sociale en fiscale fraude. 5
https://www.socialsecurity.be.
6
http://www.myminfin.be.
7
Beraadslaging nr. 03/2010 van 21 januari 2010.
8
Nota van 8 februari 2012 betreffende Titel 9, Hoofdstuk I, Afdelingen 1 tot en met 4 van het voorontwerp van programmawet (dossier AH-2012-0089).
Beraadslaging FO 38 /2013 - 4/11
10. Het Comité merkt op dat het koninklijk besluit aangaande de vleessector van 22 oktober 2013, dat het koninklijk besluit wijzigt van 27 december 2007 gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad van 29 oktober 2013 en in werking is getreden op 1 november 2013. De aanvrager wil zich dus met onderhavige aanvraag in overeenstemming brengen met zijn verplichtingen met betrekking tot het hoofdelijk aansprakelijkheidsstelsel dat in deze sector van toepassing is. 11. Nu het stelsel van hoofdelijke aansprakelijkheid en de inhoudingsplicht op factuur werd uitgebreid naar welomschreven activiteiten van de vleessector 9, wenst de aanvrager te kunnen beschikken over de basisgegevens die betrekking hebben op werkgevers die de bedoelde werken uitvoeren (uitsnijderijen, vlees- en productbereidingen) om te kunnen nagaan of de reglementering inzake de hoofdelijke aansprakelijkheid en met name de inhoudingsplicht op factuur is uitgevoerd. II.
ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG
A. ONTVANKELIJKHEID 12. Krachtens artikel 36bis van de WVP “vereist elke elektronische mededeling van
persoonsgegevens door een federale overheidsdienst of door een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid die onder de federale overheid ressorteert een principiële machtiging van (het bevoegde) sectoraal comité”. 13. Dit Comité moet nagaan of “deze mededeling enerzijds nodig is voor de implementatie van
de opdrachten die toevertrouwd worden door of krachtens de wet aan de vragende federale overheid en anderzijds of deze mededeling in zijn diverse aspecten compatibel is met al de geldige normen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wat de verwerking van de persoonsgegevens betreft” (Parl. Doc. 50, 2001-2002, 1940/004). 14. De aanvrager wenst via elektronische weg gegevens te ontvangen van het FAVV. De flux die het voorwerp is van deze aanvraag kan persoonsgegevens bevatten aangezien ze betrekking kunnen hebben op ondernemers met hun persoonlijke naam of EBVBA. Het Comité is bijgevolg bevoegd.
9
Artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 december 2007 tot uitvoering van de artikelen 400, 403, 404 en 406 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van de artikelen 12, 30bis en 30ter van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals gewijzigd door artikel 2 van het koninklijke besluit van 22 oktober 2013.
Beraadslaging FO 38 /2013 - 5/11
B. TEN GRONDE 1. FINALITEITSBEGINSEL 15. Artikel 4, §1, 2° van de WVP staat uitsluitend een verwerking van persoonsgegevens toe voor welbepaalde, uitdrukkelijke omschreven en gerechtvaardigde doeleinden en bovendien kunnen die gegevens niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden. Het Comité onderzoekt hierna of in onderhavig geval die beginsels werden nageleefd. 16. De aanvrager legt uit dat de verzamelde gegevens moeten dienen voor de identificatie van de werkgeverspopulatie in de vleessector van wie de activiteiten vallen onder het stelsel van hoofdelijke aansprakelijkheid. Hun situatie moet geanalyseerd worden om daaruit te kunnen afleiden dat er inhoudingen moeten worden verricht op de voorgelegde facturen die betrekking hebben op de uitvoering van de bedoelde activiteiten. Hij voegt eraan toe dat de meldingsplicht van de contracten niet volstaat om alle reële tussenkomende partijen uit de betrokken sector te kennen. 17. Op grond van de voorgelegde gegevens uit het bestand van het FAVV via de flux die het voorwerp van de aanvraag uitmaakt, zal de aanvrager de ondernemingen uitkiezen die personeel tewerkstellen die onderworpen zijn aan de sociale zekerheid – zoals dat gebeurt met de werkgevers uit andere sectoren krachtens artikel 30bis en 30ter – en zal hij een onderzoek voeren naar de sociale schulden zodat hij maandelijks via het portaal van de sociale zekerheid kan publiceren of er al dan niet een inhoudingsplicht bestaat. 18. Het Comité stelt vast dat de wettelijke opdracht van de aanvrager er met name in bestaat de sociale zekerheidsbijdragen te heffen en te innen bij de werkgevers (artikel 5, 1° van de wet van 27 juni 1969). Hiertoe werd in bepaalde sectoren een mechanisme van hoofdelijke aansprakelijkheid en inhoudingsplicht op factuur ingevoerd (artikelen 30bis en 30ter van de wet van 27 juni 1969; van toepassing op bepaalde activiteiten van de vleessector krachtens artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 december 2007). 19. Het Comité benadrukt eveneens dat de aanvrager er wettelijk toe gebonden is om eventuele hoofdelijke debiteuren te informeren over hun inhoudingsplicht op factuur (artikel 12, §2 van de wet van 27 juni 1969). 20. Het Comité noteert tot slot dat de omschrijving van de activiteiten uit de vleessector, die onderworpen zijn aan de hoofdelijke aansprakelijkheid vermeld onder artikel 2 van het
Beraadslaging FO 38 /2013 - 6/11
koninklijk besluit van 27 december 2007 en die het Paritair comité van de voedselindustrie heeft weerhouden, de handleiding betreft van het FAVV10. 21. De aanvrager voegt aan dit laatste punt toe dat “le niveau de précision des activités du champ d’application (NVDR: van het voormeld artikel 2) n’a d’autre correspondant que celle de l’AFSCA” (vrije vertaling: de nauwkeurigheidsgraad van de omschreven activiteiten uit het toepassingsgebied, komt volledig overeen met deze van het FAVV). 22. Omdat het hier gaat om gegevens betreffende de inhoudingsplicht op factuur, vermeldt de aanvrager bovendien dat het hier niet de bedoeling is om ondernemingen die deze activiteiten niet beoefenen, schade te berokken door hen op te nemen in de gegevensbank “inhouding op factuur” die voor iedereen toegankelijk is via de portaalsite van de sociale zekerheid. 23. Gelet op deze elementen is het Comité van oordeel dat de doeleinden waarvoor de aanvrager de bedoelde gegevens wenst te ontvangen welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd zijn. 24. De gegevensmededeling door het FAVV aan de aanvrager is overigens een verdere verwerking van die gegevens in hoofde van dit Agentschap. Deze mededeling moet dus worden onderzocht. 25. Krachtens artikel 4, §3, 3° van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het federaal Agentschap voor de Veiligheid van de voedselketen, is het Agentschap in het belang van de volksgezondheid bevoegd voor het verlenen, schorsen en intrekken van erkenningen en vergunningen verbonden aan de uitoefening van zijn opdracht inzake veiligheid van de voedselketen en de kwaliteit van de voeding, teneinde de gezondheid van de consumenten te beschermen. 26. Het Agentschap is eveneens bevoegd om alle informatie die verband houdt met zijn opdracht te verzamelen, klasseren, beheren, archiveren en te verspreiden. Hier kan een koninklijk besluit de regels bepalen met betrekking tot de organisatie, de werking en de toegankelijkheid van de gegevensbanken die opgericht worden door of in samenwerking met het Agentschap (artikel 4, §3, 3° van de voormelde wet van 4 februari 2000).
10
Zie de brief van 16/01/2013 van de Staatssecretaris voor de bestrijding van de sociale en fiscale fraude die de adviesaanvraag vergezelde betreffende het ontwerp van koninklijke besluit tot uitvoering van de artikelen 12 en 30ter van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 december tot uitvoering van de artikelen 400, 403, 404 en 406 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
Beraadslaging FO 38 /2013 - 7/11
27. Over dit laatste punt bepaalt artikel 20 van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot
vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen : “Het Agentschap maakt de opzoeking van de registraties van de operatoren, alsook van de toelatingen en erkenningen van de inrichtingen mogelijk via haar website”. 28. Het Comité noteert bijgevolg dat het FAVV wettelijk gemachtigd is om de gegevens die hij verwerkt in het kader van zijn vergunnings- en erkenningsopdracht publiekelijk mee te delen. 29. Het Comité besluit daaruit dat de mededeling van het Agentschap van de gevraagde gegevens aan de aanvrager in overeenstemming is met artikel 4, §1, 3° van de WVP. 2. HET PROPORTIONALITEITSBEGINSEL
2.1.
Aard van de gegevens
30. Artikel 4, §1, 3° van de WVP bepaalt dat de persoonsgegevens toereikend, ter zake dienend en niet overmatig dienen te zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen en waarvoor zijn verder worden verwerkt. 31. De aanvrager wenst de volgende gegevens te ontvangen: -
het ondernemingsnummer/ eenheidsnummer van de vestiging (gegeven 1);
-
omschrijving van het type erkenning : erkenning/toelating (gegeven 2);
-
code van het type erkenning of code van de activiteit (gegeven 3);
-
omschrijving van de activiteit of het type erkenning/toelating (gegeven 4);
-
begindatum van de erkenning (gegeven 5);
-
einddatum van de erkenning (gegeven 6).
32. De aanvrager legt uit dat het ondernemingsnummer (gegeven 1) het identificatienummer van de onderneming is uit de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) op basis waarvan hij zijn register van werkgevers met elkaar zal confronteren en de sociale schuld zal bepalen. 33. Hij vermeldt dat de activiteiten van de vleessector die onderworpen zijn aan het stelsel hoofdelijke aansprakelijkheid en de inhoudingplicht op factuur, als opgesomd in artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 december 2007, zullen kunnen worden bepaald volgens het type, de code en de beschrijving van de erkenning/toelating (gegevens 2,3 en 4).
Beraadslaging FO 38 /2013 - 8/11
34. Hij verduidelijkt dat hij de begin- en einddata van de erkenning moet kennen (gegevens 5 en 6) aangezien hij de eventuele inhouding op factuur bekendmaakt voor de werkgevers die de laatste twee jaren actief waren. 35. Gelet op deze toelichting, besluit het Comité dat de gegevens die de aanvrager wenst te ontvangen, in overeenstemming zijn met artikel 4, §1, 3° van de WVP.
2.2.
Bewaartermijnen
36. Aangaande de bewaringstermijn van de gegevens herinnert het Comité eraan dat de gegevens niet langer mogen worden bewaard dan de tijd die nodig is om het doeleinde te verwezenlijken waarvoor die gegevens werden ingewonnen (artikel 4, §1, 5° van de WVP). 37. De aanvrager wenst voor de verschillende gegevens een bewaartermijn van 10 jaar. 38. De aanvrager legt uit dat er invorderingsprocedures kunnen worden opgestart voor de verschuldigde bedragen. De termijnen die noodzakelijk zijn voor de invordering en voor het beheer van de gerechtelijke procedures daarvan, zijn van die aard dat de aanvrager over meerdere voorbije jaren de gegevens moet kunnen leveren of aantonen die aan de oorsprong lagen van gegevens die werden bekendgemaakt in antwoord op een raadpleging voor een beslissing tot inhouding op factuur. 39. Het Comité neemt hier akte van.
2.3.
Frequentie van de toegang en duur van de machtiging
40. De gegevensuitwisseling wordt gevraagd zolang artikel 30ter van de wet van 27 juni 1969 van toepassing is voor de vleessector. 41. Het Comité stelt vast dat het doeleinde waarvoor de aanvrager toegang wil, niet in de tijd beperkt is en dat een machtiging voor onbepaalde duur bijgevolg gepast is (artikel 4, §1, 3° van de WVP).
Beraadslaging FO 38 /2013 - 9/11
2.4.
Ontvangers en/of derden aan wie de gegevens worden verstrekt
42. Uit de informatie, gevoegd bij de aanvraag blijkt dat de aanvrager en de onderaannemer informatietechnologie en communicatie, de vzw SMALS, de gegevens uitsluitend intern zullen gebruiken. 43. Het Comité neemt hiervan akte. 44. De aanvrager zal de gegevens ook onrechtstreeks en beperkt (cfr. punt 9) meedelen in het kader van zijn wettelijke opdracht, meer bepaald in het kader van de terbeschikkingstelling van een gegevensbank betreffende de inhoudingsplicht op factuur (artikel 12, §2 van de wet van 27 juni 1969). 45. In haar advies uit eigen beweging in de vorm van de nota van 8 februari 2012, die zij stuurde naar de Minister van Arbeid en aan de Staatssecretaris ter bestrijding van sociale en fiscale fraude11, stelt de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (bij wijze van sensibilisering) een tussenoplossing voor – voor zover het niet mogelijk was om de toegang tot de gegevensbank betreffende de inhoudingsplicht op factuur te beperken tot uitsluitend de personen die deze informatie nodig hebben – die erin zou bestaan dat iedere persoon die de gegevensbank wil raadplegen klikt op een “verklaring op eer” waarbij hij vermeldt dat hij op het punt staat een contract af te sluiten met een aannemer of een onderaannemer van wie hij de gegevens wenst te raadplegen. 46. Het Comité verzoekt de aanvrager om deze aanbeveling van de Commissie in overweging te nemen. 3. TRANSPARANTIEBEGINSEL 47. Het Comité herinnert eraan dat een eerlijke gegevensverwerking een verwerking is die op een transparante wijze gebeurt. De informatieverplichting bedoeld in artikel 9, § 2 van de WVP is een van de hoekstenen voor een transparante verwerking. 48. In onderhavig geval zullen de geplande gegevensverwerkingen evenwel worden verricht in toepassing van de voorgeschreven bepalingen door of krachtens een wet, decreet of ordonnantie. Krachtens artikel 9, §2, 2de lid, b) van de WVP is er in dergelijke situatie een vrijstelling van informatieplicht. Die vrijstelling neemt echter niet weg dat het Comité mag
11
Nota van 8 februari 2012 betreffende Titel 9, Hoofdstuk I, Afdelingen 1 tot en met 4 van het voorontwerp van programmawet (dossier AH-2012-0089).
Beraadslaging FO 38 /2013 - 10/11
nagaan of er gepaste waarborgen bestaan ter bescherming van de fundamentele rechten van de betrokken personen. 49. Hiervoor beveelt het Comité aan om op de portaalsite van de sociale zekerheid algemene informatie te verstrekken over de gegevensbank inhoudingsplicht op factuur. 4. BEVEILIGING
4.1.
Op niveau van de aanvrager
50. De aanvrager behoort tot het uitgebreid netwerk van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en is bijgevolg onderworpen aan het Koninklijk besluit van 12 augustus 1993
betreffende de organisatie van de informatieveiligheid bij de instellingen van sociale zekerheid. Dit betekent dat hij beschikt over:
Een consulent inzake informatiebeveiliging van wie de aanstelling moet worden voorgelegd aan het Sectoraal comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid;
Een beveiligingsplan met vermelding van alle middelen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering ervan.
51. De beveiligingsmaatregelen die de aanvrager heeft genomen kunnen als passend gekwalificeerd worden.
4.2.
Op niveau van het FAVV
52. Het Comité stelt vast dat het evaluatieformulier inzake beveiliging dat bij de aanvraag werd gevoegd, een oud formulier is dat een jaar geleden werd ingevuld door de Consulent inzake informatiebeveiliging van het FAVV. 53. Het Comité kan dus voor het FAVV niet vaststellen of er gepaste beveiligingsmaatregelen werden genomen.
Beraadslaging FO 38 /2013 - 11/11
OM DIE REDENEN Het Comité Machtigt de aanvrager om de gegevens als bedoeld in de machtigingsaanvraag te ontvangen via elektronische weg onder de opschortende voorwaarde dat het Comité een geactualiseerd evaluatieformulier
inzake
de
beveiliging
ontvangt
dat
door
de
consulent
inzake
informatiebeveiliging van het FAVV werd ingevuld. Verzoekt de aanvrager om rekening te houden met haar opmerkingen vermeld onder punten 45 en 49. De Wnd. Administrateur,
De Voorzitter,
(get.) Patrick Van Wouwe
(get.) Willem Debeuckelaere