Licentiehouders digit aal maga zin e o p l e i din g e n
inhoud nummer
3/2013
2. Voorwoord 3. Korte berichten 6. Boeken 7. Uit de andere bladen 8. Hoe zit het met jouw plaatje? 10. AV PEC goed voor Huethorst 13. De Sprinter kiest voor de trainers 15. Veni, vidi, foetsie 16. Trainen volgens de HE-methode 19. Atletiekblessures bij kinderen 22. Prestaties en blessures liggen dicht bij elkaar 24. Oefenstof wandelen 26. Atletiektrainer, wat levert dat op? 28. Kwestie en sportkadermonitor 29. Opleidingen, congres en symposium
colofon
Digitaal magazine voor Licentiehouders, uitgegeven door de Atletiekunie, verschijnt viermaal per jaar. Het informeert gediplomeerde trainers met een licentie over trainerszaken. 'Het licentiesysteem is bedoeld als kwaliteitsimpuls voor het sporttechnisch aanbod zoals dat bij atletiekverenigingen en loopgroepen wordt aangeboden' (Licentiesysteem Atletiekunie). Incidenteel ontvangen trainers een digitale 'Nieuwsflits', een kort bericht dat niet kan wachten op het reguliere magazine. Magazine nummer 4/2013 verschijnt 1 december.
redactie
Eindredactie: Sport Tekst en Uitleg Nederland,
[email protected], www. steun.biz, 024-3566601. Redactiesamenstelling: Betty Hofmeijer, Jan Heusinkveld, Ton de Kort, Hannie Huber, Clemens Vollebergh. Aan de inhoud van deze brief werkten ook mee: Jan Willem Landré, Mariska Exalto, Wim Schoots, Petra Groenenboom. Medewerker kaderontwikkeling Atletiekunie: Melanie Schüttler. Foto cover: Coen Schilderman
1
september 2013
Opmerkingen over de inhoud van het magazine, bijdragen of suggesties voor De Kwestie:
[email protected]. Licentiehouders van de Atletiekunie ontvangen een link naar dit magazine per mail. Wijzigingen e-mailadres doorgeven aan:
[email protected].
voorwoord Een eerste pagina vullen in het magazine voor licentiehouders. Schrijven voor trainers dus. Gekwalificeerde trainers zelfs. Mensen die er bewust voor hebben gekozen een cursus te volgen om met kennis van zaken voor een groep atleten te gaan staan. Dat verdient mijn complimenten en ik wil deze ruimte allereerst gebruiken om die aan jullie allemaal over te brengen. Jullie zijn belangrijk voor de atletiek. Ik vind namelijk dat de prestaties van een vereniging voor een behoorlijk groot deel afhangen van de kwantiteit en kwaliteit van de trainers. Het succes van een club is af te lezen aan verschillende aspecten. Zo zijn er bijvoorbeeld de resultaten van de atleten die meedoen aan wedstrijden. Of de rol die een vereniging speelt in haar omgeving, haar maatschappelijke betrokkenheid dus. Ik denk aan trainers die atletiekles geven op scholen. Maar succes heeft ook te maken met het verloop onder leden. Een vereniging die haar leden niets biedt kent met name onder de jeugd veel afhakers. Iemand voor de groep kan al een bijdrage leveren aan meer betrokkenheid van de leden. Een goede trainer kan zorgen voor betere prestaties, voor meer enthousiasme en zelfs voor een groei van het aantal leden. Goed in de zin van ‘een goede trainer’ is natuurlijk een subjectief begrip. Wij hebben ‘goed’ vertaald in kennis en vaardigheden die vervolgens weer zijn verpakt in opleidingen en bijscholingen. Iedere cursus kent een duidelijke omschrijving wat het is, wat het oplevert en wat er van de cursist wordt verlangd. Daarmee zijn geïnteresseerden van tevoren op de hoogte van de eisen en de inhoud van een opleiding, ze weten waar ze aan beginnen. Ze weten ook wat het oplevert als ze de cursus met goed gevolg afsluiten. Gelukkig merk ik
2
september 2013
dat deze licentie vaak wordt verstrekt en verlengd. Ik begon de vorige alinea met de zin dat jullie belangrijk zijn. Er is daarom heel veel zorg en aandacht voor onze opleidingen en bijscholingen. We willen ook in de toekomst onderzoeken blijven houden waarin jullie wensen en behoeften kunnen blijven aangeven. En die zullen we zeker meenemen in de ontwikkeling van onze cursussen. Maar dat vinden we niet genoeg: speciaal voor jullie organiseren we
dan is er in november voor de topcoaches het Trainerscongres met theorie en workshops door drie internationaal gerenommeerde coaches. Ik hoop dat we met onze opleidingen, de events en ook dit medium met nieuws en achtergronden een bijdrage leveren aan een kwalitatief en kwantitatief goed trainerscorps, voor ons een belangrijke graadmeter voor het succes van de atletiekvereniging, maar ook voor de atletiek in Nederland en daarbuiten. Ik hoop ook dat jullie het vak van trainer of jullie hobby met plezier blijven uitoefenen. Jan Willem Landré Directeur Atletiekunie Foto: Atletiekunie
ook evenementen. Wat te denken van de Loop- en Wandeltrainersdag. Op 9 november staat de 18e Looptrainersdag gepland en ik ben ervan overtuigd dat ook deze editie binnen de kortste keren is volgeboekt. De inschrijving start op 10 september voor jullie en zes dagen later voor de rest van Nederland, houd www.atletiekunie.nl/looptrainersdag in de gaten! In maart houden we het Atletiekcongres voor baanatletiekcoaches als de Wandeltrainersdag, ook goed bezochte evenementen waarbij we ons aanbod van workshops afstemmen op de behoeften uit het veld. En
korte berichten Optimale stapfrequentie
De stapfrequentie van goed getrainde hardlopers is slechts 3% lager dan wat voor hen energetisch optimaal is, terwijl beginners 8% onder hun optimum lopen. Dat concluderen bewegingswetenschappers van de VU onder leiding van Jo de Ruiter. In de hardloopwereld drukt men de economie van het lopen vaak uit in hoeveel milliliter zuurstof een atleet per kilogram lichaamsgewicht verbruikt (ml/kg.km) om 1 kilometer te lopen. Bij hardloopwedstrijden over midden-lange en lange afstand is dit een belangrijke prestatiebepalende factor. Je kunt bij een hogere loopeconomie immers sneller lopen bij eenzelfde zuurstofopname. Uit eerder onderzoek blijkt dat goed getrainde lopers een stapfrequentie kiezen waarbij het zuurstofverbruik (nagenoeg) zo laag mogelijk is bij een bepaalde snelheid. Hoewel beginnende lopers vaak het advies krijgen hun stapfrequentie te verhogen, is het onduidelijk of dat voor hen energetisch ook het meest aantrekkelijk is. Om hier duidelijkheid over te verschaffen hebben de onderzoekers bij goed getrainde lopers en beginners de relatie tussen loopeconomie en stapfrequentie onderzocht. [...] Het onderzoek van De Ruiter e.a. laat zien dat goed getrainde lopers economischer lopen dan beginners en dat zij in vergelijking met de beginners een stapfrequentie kiezen die dichter bij het energetische optimum ligt. Toch kunnen ook goed getrainde lopers nog iets economischer lopen wanneer zij een 3% hogere pasfrequentie hanteren. Ook blijkt dat het voor het bepalen van de loopeconomie niet noodzakelijk is de gasstofwisseling te meten. Aan de hand van de hartfrequentie is de loopeconomie ook betrouwbaar en nauwkeurig te bepalen. Lopers kunnen dus zelf vrij
3
september 2013
eenvoudig nagaan of hun zelfgekozen stapfrequentie energetisch gezien het meest optimaal is. Daarvoor moeten met een constante submaximale snelheid lopen, de stapfrequentie variëren en tegelijkertijd de hartfrequentie meten. Een lagere hartfrequentie duidt hierbij op een betere loopeconomie. Bron: Topsporttopics.nl, Paul Schermers, 25 juli 2013, aldaar: De Ruiter CJ, Verdijk PWL, Werker W, Zuidema MJ, De Haan A (2013) Stride frequency in relation to oxygen consumption in experienced and novice runners. Eur. J. Sport Sci., doi.org/10.10 80/17461391.2013.783627
Vrije radicalen
Bij alle midden- en langeafstandlopen is de aerobe energiewinning het belangrijkst. Er worden de meeste moleculen ATP per molecuul glucose of vetzuur gevormd. Bij het aerobe systeem worden echter ook vrije radicalen gevormd. [...] Vrije radicaal productie komt door elektronenlekkage in de mitochondria, 2-5% van de zuurstof wordt hierin omgezet. Bovendien kan stikstofoxide (NO) een verbinding aangaan met superoxide om het zéér reactieve peroxynitriet (ONOO-) te vormen. Tenslotte worden vrije radicalen ook geproduceerd door hitte en komen zij voor in sigarettenrook
en luchtvervuiling. Dit schrijft Hans Keizer op Prorun. Vrije radicalen vormen een potentieel gevaar voor celbeschadiging. Zo heeft superoxide een sterke affiniteit met meervoudige onverzadigde vetzuren in de celmembranen die daardoor beschadigd worden. Hydroxyl radicalen reageren met vrijwel elk molecuul en beschadigen DNA, eiwitten en lipiden. Bovendien faciliteren vrije radicalen de oxidatie van LDL-cholesterol (het slechte!), waarmee ze de bloedvatwand beschadigen. Oxidatieve stress bevordert daarmee de kans op een hele reeks vervelende ziekten zoals vervroegde veroudering, kanker, diabetes, hart- en vaatziekten. Het is dus niet zo vreemd, dat er goeroes zijn die stellen dat sporten – vooral duursport- gevaarlijk is voor onze gezondheid. [...] Nu veroorzaakt elke inspanning de vorming van vrije radicalen en neemt door aerobe training het afweermechanisme tegen vrije radicalen relatief meer toe, zodat de vrije radicalen sneller afgebroken worden. Er zijn maar een paar antioxidatieve middelen die prestatieverhogend werken. Alle andere commerciële claims moeten tot het rijk der fabelen verwezen worden. Bron: www.Prorun.nl, Dr. Hans Keizer, 26 juni 2013
eiwitten: de nieuwe koolhydraten Onder hardlooptrainers heerst een hardnekkig misverstand. Ze geloven nog steeds dat zware inspanningen vragen om hoge koolhydraatinname. 'Terwijl bij fysiek actieve mensen de eiwitturnover verhoogd is en er dus een hogere eiwitbehoefte voor herstel en regeneratie bestaat.' Dit schrijft Marleen Nys in het Belgische Arts, Therapeut & Apotheker. 'Het geldende paradigma in de sport dat er veel koolhydraten nodig zijn als brandstof, schaadt gezondheid en prestaties bij sporters: een hoger inflammatieniveau én reductie van de bèta=oxidaties (vetverbranding). En koolhydraten verhogen ook gedurende de herstelfase de inflammatoire cytokineproductie, wat ontstekingsziekten induceert.' 'Recente research toont aan dat hoge eiwitinname (35% en dus lage koolhydraatinname) en nuchter trainen metabole flexibiliteit induceren, en de capaciteit tot vetoxidatie verhogen. De combinatie van meer en de juiste eiwitten en voldoende mate van bewegen resulteert in bijvoorbeeld een sterke toename van mitochondriële capaciteit en vitale veerkracht, wat de kans op ziekte enorm kan verlagen. De balans tussen lichaamsbeweging en eiwit is bepalend voor onze gezondheid! Nietgeblesseerde sporters zouden 1,5-2 gram proteïnen/kg/dag moeten verbruiken, aangevuld met gezonde vetten, en koolhydraten uit groente en fruit (dus geen granen en snelle suikers!).' Bron: Bewegen is leven, leven is bewegen, Marleen Nys, in: Arts Therapeut & Apotheker, vakblad voor nutritionele geneeskunde en ziektepreventie, nr. 3 2013
helft meer sportblessures bij kinderen Het aantal sportblessures bij kinderen neemt fors toe. In een periode van zes jaar is het jaarlijks aantal sportblessures bij 9-12 jarigen gestegen van 130 duizend in 2006 naar 230 duizend in
4
september 2013
2011. De stijging wordt deels verklaard doordat sportende kinderen steeds meer uren sporten. Als hiervoor wordt gecorrigeerd is er nog steeds sprake van een stijging van het totaal aantal sportblessures voor deze leeftijdsgroep met maar liefst 50 procent. Dat blijkt uit onderzoek van VUmc. De ongunstige ontwikkeling is ook terug te zien bij 9-12 jarigen die voor een sportblessure op een Spoedeisende Hulpafdeling (SEH) van een ziekenhuis worden behandeld. In 2011 waren dat er 29 duizend; bijna 80 per dag. Dat is een stijging van het aantal behandelingen met een kwart in tien jaar. Bij veldvoetbal (8.500) en tijdens bewegingsonderwijs op basisscholen (7.000) gebeuren de meeste sportblessures die tot een behandeling op een SEH afdeling van een ziekenhuis leiden. Voorname oorzaak van de toename van blessures is het minder bewegen van 9-12 jarigen. Het aantal kinderen dat voldoet aan de bewegingsnorm is tussen 2006 en 2011 bijna gehalveerd. Onderzoek van VUmc laat zien dat de motorische vaardigheden van kinderen steeds slechter worden en dat dit leidt tot een grotere kans op ernstig letsel. Bijvoorbeeld door een val tijdens bewegingsonderwijs. Bij kinderen zijn goed ontwikkelde motorische vaardigheden essentieel om sportblessures te voorkomen. Daarom is het belangrijk kinderen te trainen in sportieve basisvaardigheden, zoals motoriek, spierkracht en lenigheid. De Atletiekunie heeft hiervoor een nieuw lessenpakket gelanceerd onder de naam Athletics Movements (www.athleticsmovements.nl). Daarnaast zien we een ontwikkeling dat kinderen die sporten dat steeds intensiever gaan doen. Bij deze kinderen ligt overbelasting op de loer. De blessures die kinderen hierdoor oplopen zijn weliswaar minder talrijk in aantal dan de blessures bij de grote groep die te weinig beweegt, maar vormen wel een reëel probleem. Ouders en het sportkader bij verenigingen hebben een belangrijke rol kinderen hierin te begeleiden. Bron: VeiligheidNL, 26 mei 2013
'atletiektalent piekt vaak te vroeg'
Atleten die op jonge leeftijd zeer goed presteren, maken dit lang niet altijd op volwassen leeftijd waar. Echte toppers daarentegen rijpen vaak langzamer. Dat concluderen sportwetenschappers van de Universiteit van Indianapolis op basis van een analyse van sportcarrières. Ze bestudeerden de carrières van 65 mannelijke en 64 vrouwelijke finalisten van het WK atletiek voor junioren in 2000 en van evenveel atleten die deelnamen aan de Olympische Spelen in 2000. Van de junioren brachten ze de carrière na het betreffende WK in kaart, van de Olympiërs twaalf jaar voor en na het evenement. Het ging om hardlopers, ver- en hoogspringers, discuswerpers en kogelstoters. Kampioenen. Zowel bij de mannen als de vrouwen piekten de uiteindelijke toppers vrij laat. Zij waren dus meestal niet de kampioenen op de juniorentoernooien. Deze atleten maakten een veel grotere ontwikkeling door ten opzichte van hun jeugd dan de juniorentoppers. In totaal won 23,6 procent van de op een juniorentoernooi aanwezige atleten uiteindelijk een medaille op de Olympische Spelen. Van de winnende Olympiërs was 29,9 procent ook al present op het juniorentoernooi. Wat de oorzaak is van deze discrepantie wordt uit de studie niet duidelijk. Het kan zijn dat toptalenten ten onder gaan aan de hoge verwachtingen, maar volgens de onderzoekers is het aannemelijk dat lichamelijke ontwikkeling een belangrijkere rol speelt. Wie trager ontwikkelt, rijpt uiteindelijk beter. Dit vormt een uitdaging voor talentscouts die geneigd zijn om in de jeugd te zoeken naar toppers. Als zij slim zijn, kijken ze vanaf de zijlijn net iets verder dan hun neus lang is, blijkt uit de studie. Het inzicht is ook van belang voor overheden en organisaties die investeren in sport: het loont niet altijd om alleen in te zetten op de toppers uit de jeugd. Bron: Nu.nl, Jop de Vrieze, 1 juni 2013
richt feedback op veranderbaar gedrag
Feedback waarin de trainer uitlegt wat een atleet moet veranderen om zijn prestatie te verbeteren kan een positief effect hebben op de motivatie en prestatie van de atleet. Dan zijn wel een positieve benadering van de atleet als individu en respect voor zijn zelfstandigheid (autonomie) nodig. Dit ontdekten twee Canadese psychologen uit Quebec. Veranderingsgerichte feedback is feedback waarin de trainer aangeeft wat een atleet moet veranderen om zijn prestatie te kunnen verbeteren. Dit is in het verleden ook wel negatieve feedback genoemd, omdat de coach de fouten van de atleet benoemt. [...] Uit de resultaten blijkt dat veranderingsgerichte feedback een positieve invloed heeft op de prestatie, de motivatie en het welzijn van de atleten, als de kwaliteit van de feedback hoog was. Deze kwaliteit werd door de auteurs bepaald door te kijken in hoeverre de feedback de autonomie van de atleet aanmoedigde en de atleet als individu respecteerde. De volgende aspecten waren van belang voor de kwaliteit van de feedback: 1) empathie 2) vrije keus voor de atleet 3) duidelijke en haalbare objectieven 4) geen afwijzing van de atleet als persoon 5) nuttige tips en 6) vriendelijke stem en intonatie. Of een trainer vaak (bijvoorbeeld na elke poging) of niet vaak feedback gaf (één of twee keer per training) was alleen aan een betere prestatie gerelateerd als de feedback van goede kwaliteit was. Uit dit onderzoek blijkt dat het geven van aanwijzingen over wat een atleet fout doet, geen negatieve effecten hoeft te hebben. Om positieve effecten te behalen met het geven van feedback, moet de trainer wel zorgen voor feedback van hoge kwaliteit. Dit betekent dat de feedback onder andere gebaseerd moet zijn op de mogelijkheid voor de atleet om zelf beslissingen te nemen en op respect voor de atleet als individu. Ook helpen een vriendelijke toon en duidelijke en haalbare doelen.
5
september 2013
Bron: Topsporttopics.nl, Lieke SchiphofGodart, 28 maart 2013, aldaar: Carpentier J, Mageau GA (2013) When change-oriented feedback enhances motivation, well-being and performance: A look at autonomy-supportive feedback in sport. Psy. Sport Ex.,14: 423-453
herstellen met extra zuurstof 'gebakken lucht'
Tijdens de rustperiode van een intervaltraining lucht inademen met een zuurstofpercentage van 99,5% leidt niet tot een verandering van de ontstekingsreactie of minder vorming van vrije radicalen. Dat concluderen sportwetenschappers van de Universiteit van Western Australia. Tijdens hoogintensieve inspanning kan de zuurstofsaturatie van het bloed met 8 tot 13% dalen. Hierdoor is minder zuurstof beschikbaar voor de spieren hetgeen de prestatie nadelig kan beïnvloeden. Om deze daling van de zuurstofsaturatie tegen te gaan is het mogelijk lucht in te ademen waarvan het zuurstofpercentage hoger is dan de normale 21%. […] Australische sportwetenschappers hebben nu onderzocht of het ademen van zuurstofrijke lucht wel leidt tot een veranderde ontstekingsreactie en minder vorming van vrije radicalen. Om dit te bepalen hebben 10 goedgetrainde mannelijke duuratleten (22 jaar, VO2piek: 61 ml/kg.min) twee intervaltesten uitgevoerd. Deze bestond uit 10 keer 3 minuten hardlopen op een lopende band. De snelheid kwam overeen met 85% van de snelheid die bij een opklimmende maximaaltest gemeten is bij de VO2piek en was gemiddeld 17,6 km/u. Na elke 3 minuten hardlopen hadden de atleten 90 seconden rust waarin zij via een masker normale lucht of lucht met een zuurstofpercentage van 99,5% inademden. De atleten wisten niet welke lucht ze inademden. Tijdens de testen is continu de hartfrequentie en de zuurstofsaturatie gemeten alsmede de subjectieve mate van inspanning (RPE) en herstel (TQRper). Daarnaast is 3 keer bloed afgenomen; voor de test,
direct na de test en 1 uur na de test. Uit de resultaten blijkt dat het ademen van zuurstofrijke lucht tijdens de herstelfase van een intervaltraining zowel objectief als subjectief bijzonder weinig effect had. Zo bleef de hartfrequentie tijdens inspanning en ook tijdens de herstelfase gelijk. Ook ervoeren de atleten de inspanning even zwaar en het herstel even goed. Alleen de snelheid waarmee de zuurstofsaturatie op peil was verbeterde. Na een gelijke daling van de zuurstofsaturatie tijdens inspanning herstelde deze gemiddeld 24 sec. sneller door het ademen van de zuurstofrijke lucht (62 vs. 38 sec.). In het bloed is geen verschil gevonden in de ontstekingsreactie (op basis van de concentratie IL-6) en de vorming van vrije radicalen. [...] Bron: Topsporttopics.nl, Paul Schermers, 6 mei 2013, aldaar: White J, Dawson B, Landers G, Croft K, Peeling P (2013) Effect of supplemental oxygen on post-exercise inflammatory response and oxidative stress. Eur. J. Appl. Physiol., 113: 1059-1067
nieuwe tekenbacterie
Voor het eerst in Nederland is een patiënt behandeld die geïnfecteerd is geweest met de bacterie Borrelia miyamotoi na een tekenbeet. Dat meldde het Amsterdams Medisch Centrum. Eerder was in de Verenigde Staten al eens een patiënt met hetzelfde ziektebeeld behandeld. Het gaat om een andere bacterie dan de bekende Borrelia burgdorferi, de veroorzaker van de ziekte van Lyme. De bewuste bacterie had, voor zover bekend, nog nooit mensen ziek gemaakt in Nederland. Mensen met een normale afweer die via een tekenbeet besmet worden met deze bacterie, krijgen koorts en griepachtige verschijnselen. Vooral hardlopers die met blote benen door lage begroeiing lopen, lopen een groter risico op een tekenbeet. Bron: nu.nl, 16 augustus 2013 Foto: Erik van Leeuwen
boeken broodbuik
gezonder met minder tarwe
running buddha
hardlopen en mediteren
William Davis Kosmos ISBN: 9789021553474] ISBN e-book: 9789021554396 € 17,95/ € 12,99
Sakyong Mipham ISBN: 9789025903176 € 17,95
dopingkanonnen
Ben Johnson en Carl Lewis Richard Moore Tirion Sport ISBN: 9789043916011 ISBN E-book: 9789043916028 € 19,95/ € 15,99
Beweging is goed voor het lichaam en aandacht is goed voor de geest. Hardlopen en mediteren vormen dan ook een ideale combinatie. Running Buddha helpt je deze twee met elkaar te verbinden, wat je innerlijke stilte en intens geluk oplevert – de bekende runner’s high.
Aan de vooravond van het WK Atletiek in Moskou verscheen het boek Dopingkanonnen op de 100 meter van de Engelse sportjournalist Richard Moore. Het spannend geschreven boek over de sprintfinale van de Olympische Spelen van 1988 in Seoul, is actueler dan ooit door de recente doping gevallen van onder meer de bekende sprinters Tyson Gay en Asafa Powell.
huidkanker
hoogtetraining
Veel mensen zijn intolerant voor gluten, hebben een tarweallergie of coeliakie. Broodbuik beschrijft hoe ongezond tarwe werkelijk is. Als je minder tarwe nuttigt, val je niet alleen af, maar verdwijnen allerlei vage vermoeidheids- en buikklachten, kunnen ontstekingen geremd worden en diabetes type 2 worden terug gedrongen.
kort nieuws hardlopen en wandelen
Hardlopen en wandelen staan in de top 5 van de meest populaire bedrijfssporten. Dat blijkt uit de Sport- en Beweegscan van Sport & Zaken onder 10.000 medewerkers van 41 verschillende bedrijven. Top 5 meest populaire bedrijfssporten: 1. Fitness (51%) 2. Hardlopen (22%) 3. Zwemmen (19%). 4. Fietsen en volleybal (17%) 5. Wandelen (14%) Bron: Atletiekunie.nl, 15 augustus 2013
6
Atleten die veel buiten sporten hebben een grotere kans op huidkanker als zij zich niet voldoende beschermen tegen zonlicht. Uit een Amerikaans literatuuronderzoek blijkt dat atleten zich minder goed beschermen dan ze denken. Goede zonnebrandcrème (hoge factor) en bedekkende kleding (polyester weert UV-straling meer dan katoen) zijn essentiële voorzorgsmaatregelen. Tijdens lange duurlopen herhaaldelijk insmeren is nodig om de huid goed te blijven beschermen. [...] Bron: Topsporttopics.nl, Herman IJzerman, 5 juni 2013
Een verblijf van zes weken, met minimaal 14 uur per dag tussen de 2500 en 3000 meter hoogte, is volgens Rasmussen et. al. aan te bevelen voor een positief effect op een hogere hematocrietwaarde. Op grote hoogte is de zuurstofspanning van de lucht lager. Hierdoor transporteert het lichaam minder zuurstof. Het lichaam reageert hierop door meer rode bloedcellen aan te maken om meer zuurstof te kunnen vervoeren. De hoeveelheid rode bloedcellen ten opzichte van de totale hoeveelheid bloed heet hematocriet. Een hoog hematocriet is gunstig voor een beter zuurstoftransport en dus voor duursportprestaties. Bron: Topsportopics.nl, Lieke SchiphofGodart, 18 april 2013
# september
main.indd 1
8/21/2013 9:55:10 AM
uit de andere bladen Leistungssport, www.dosb.de NUMMER 3/2013, mei 2013 Hartman Hagen, Wirth Klaus, Dalic Josip, Klusemann Markus, Matuschek Claus, Schmidtbleicher Dietmar: Auswirkungen eines periodisierten Maximalkrafttrainings in unterschiedlichen Kniebeugevarianten auf das Einer-Wiederholungsmaximum und das isometrische Maximalkraft- und Explosivkraftvermögen. Onderzoek naar invloed van ‘viertel-Kniebeuge’ (120˚kniebuig) op de maximale kracht van diepe front en diepe back squats en op de ‘viertel-Kniebeuge’, alsmede op de isometrische maximale kracht en de isometrische explosieve kracht. Zeer leerzaam artikel. Jammer genoeg ontbreekt enige nuancering in de conclusie, te weten dat krachttraining niet gewrichtshoek-specifiek moet zijn. Bovendien wordt geen rekening gehouden met de lange termijn morfologische veranderingen, te weten dat het aantal sarcomeren (en dus de spierlengte waarbij maximale kracht wordt geleverd) zich aanpast aan gewrichtshoek van de krachttraining en daarom niet optimaal hoeft te zijn voor de meeste bewegingen bij veel sporten (waarbij de relevante kniehoek tussen de 140 en 180˚ ligt). Jammer, gemiste kans,19-26. NUMMER 4/2013, Juli 2013 Sander Andre, Keiner Michael, Wirth Klaus, Schmidtbleicher Dietmar, Leistungsunterschiede im schnellen und langsamen DehnungsVerkürzungszyklus bei Fussballspielern in Abhängigkeit von Alter und Spielklasse. De conclusie in dit artikel is onder meer dat krachttraining voor wezenlijke verschillen zorgt en dat krachttraining al vanaf jonge leeftijd onderdeel van het complete trainingsprogramma moet zijn, 24-28.
7
september 2013
Gronwald Thomas, Hottenrott Kuno: Einfluss der Trittfrequenz auf die zentralnervale Aktivierung im Radsport. Interessant artikel. Er blijkt niet alleen een min of meer optimale trapfrequentie te bestaan, ook de impulsen van het centrale zenuwstelsel kunnen beter dan vroeger gemeten worden, 43–49 In de rubriek Aktuelles in Kürze onder meer een overzicht van adviezen over drinken, uitdroging, gewichtsverlies en hun invloed op de prestaties. Vooral Noakes wordt geciteerd: 1) atleten met een gewichtsverlies van (meer
uitval door blessures. Dat ligt wel een beetje in lijn met het gevoel van een aantal trainers, namelijk dat het FMS te veel een kunstje is en niet (zo)veel zegt over de blessurepreventie, 36-44. NUMMER 3/2013, juli 2013 L.J.H. van Limpt, R.P.H.L. Thijssen, M. Kessels: De werking van een antipronatiehardloopschoen versus een neutrale hardloopschoen met antipronerende sportzool bij hardlopen. Conclusie: antipronatiehardloopschoen reduceert meer pronatie dan de neutrale schoen met antipronatie-zool, 6-11. M.J.L. Brinkman, I. Buist, S.W. Bredeweg: De effectiviteit van behandeling met pulsed electro magnetic field (PEMF) bij sporters met het mediaal tibiaal stress syndroom, een pilot study. Conclusie: de behandeling is mogelijk wel effectief, maar in verband met onvoldoende draagcomfort onvoldoende klinisch toepasbaar. NB het gaat om het ‘s-nachts dragen van een botgroei stimulerend apparaat, 12-19.
Sportgericht, vakblad voor specialisten in beweging, www.sport-gericht.nl
dan)10% presteerden het beste; 2) bij naar behoefte drinken werd 500ml/uur gedronken. Eindadvies: laat je door je dorstgevoel leiden, 29 en verder.
Sport & Geneeskunde, www.sportengeneeskunde.nl
NUMMER 2/2013, mei 2013 E.M. Blikman, J. M.Hoozemans, C. Harts, A. Koteris: Is de functional movement screen betrouwbaar en kan deze uitval door blessures voorspellen tijdens de militaire opleiding? Conclusie: er is geen relatie tussen FMS scores en
NUMMER 2/2013, jrg. 67 Peter Beek: Nieuw, praktisch relevante inzichten in techniektraining, motorische leren: het belang van zelfsturing (deel 9). Verplichte kost voor elke zichzelf respecterende trainer, 12-16. Wigert Thunnissen: De biomechanica van het sprinten. De start en de acceleratiefase (deel 2). Behandelt start en acceleratie volgens de methodiek van Ralph Mann die door de Atletiekunie sprintsectie is overgenomen als leidraad,18-23. Samenstelling: Jan Heusinkveld
Hoe zit het met jouw plaatje? 'Praatje, plaatje en daadje'; in Jip- en Janneketaal de instructie van de trainer, het voorbeeld van de trainer en de uitvoering door de deelnemers. Hannie Huber plaatst kanttekeningen bij het plaatje. Bij de workshops die ik de afgelopen tijd gaf, viel me op dat veel wandeltrainers de kracht van een goed voorbeeld uit het oog zijn verloren. Ze zijn wat nonchalant geworden als het gaat om het onderhouden van de eigen techniek. Dat is jammer, want niet alleen goed voorbeeld doet goed volgen, ook een slecht voorbeeld leidt tot slecht nadoen! Het is natuurlijk niet louter kommer en
8
september 2013
kwel, maar in het algemeen moeten wij als wandeltrainers werken aan ons eigen goede voorbeeld.
de kracht van het voorbeeld
De mens is grotendeels visueel ingesteld: hij toets veel zaken aan hetgeen hij ziet. Vergelijk het met de manier waarop kinderen leren. Zelfs vóór het
moment dat kinderen kunnen spreken zijn zij in staat om nieuwe dingen te leren. Bijvoorbeeld zo iets simpels als het gedag zwaaien of een kusje geven. Als ouder leg je de techniek van het zwaaien niet uit, je doet het voor.
kwaliteitsverlies
Bij je wandeldeelnemers is het niet veel anders: zien is doen. Ik ga daar nog een stapje verder in: de kwaliteit van het voorbeeld bepaalt voor een groot deel de kwaliteit van het resultaat. Er is immers altijd 'kwaliteitsverlies' als een deelnemer de trainer na doet. Het is namelijk onmogelijk om uit een voorbeeld alle (cruciale) details van een techniek te halen. Beter gezegd ieder mens focust op een ander onderdeel van het voorbeeld. Bij de ene deelnemer wordt zijn waarneming beïnvloed door hetgeen is uitgelegd (mogelijk dat daar al wat nadruk in delen van de techniek is gezet) en de ander wordt beïnvloed doordat hij zich weer bewust wordt van bepaalde delen van de techniek. Grofweg kun je stellen dat als het voorbeeld van de trainer van een techniekonderdeel bij wandelen 100% is, 70 a 80% overblijft bij de uitvoering door de deelnemer. Als je dit vervolgens
verder doorvoert betekent dit dat 80% van het ideaalplaatje slechts 50-60% rendement geeft. Het doel van de trainer moet dus zijn om zo dicht mogelijk bij het perfecte voorbeeld uit te komen (de 100%). Uiteraard kan en moet de trainer soms slim zijn en gebruik maken van het goede voorbeeld van één van zijn deelnemers, maar dat zijn didactische keuzes. Feit blijft dat een goed voorbeeld goed volgen doet. Je komt als trainer niet weg met 'doe als ik zeg, niet als ik doe!'.
bijscholing
Het handhaven van de juiste techniek is geen gemakkelijke opgave, ook niet voor de doorgewinterde trainer met jaren wandelervaring. Na verloop van tijd sluipen (schoonheids-)fouten in de wandelstijl. Noem het maar de 'eigen' stijl van een wandelaar. Door het oplopen van een blessure kan de wandeltechniek verslechteren. Het inslijpen van de verslechtering kan ertoe leiden dat de wandelaar blijvend 'anders' loopt. Om dit te voorkomen bij de wandelaars zijn wij als wandeltrainers druk bezig met regelmatige techniektraining, beter gezegd: we zouden er allemaal mee bezig moeten zijn!. Maar… wie traint de
9
september 2013
trainer?
kijk naar jezelf
Met een portie gezond boerenverstand is er een aantal opties om techniekverlies bij trainers te voorkomen. De eerste en waarschijnlijk de logistiek gemakkelijkste, is jezelf te filmen tijdens het wandelen. Maak opnames van jezelf (met je telefoon, een fototoestel of met een (digitale) camera) en kijk de beelden terug. Klinkt misschien raar, maar geef jezelf feedback naar aanleiding van je waarneming, net alsof je een deelnemer aanwijzingen geeft. Het is belangrijk om dit proces te herhalen zodat je kunt toetsen of je jezelf verbeterd hebt. Een grote valkuil in deze is het niet kritisch zijn over je eigen techniek, zoek juist de fouten in uitvoering! De tweede lijkt veel op de eerste. Vraag een collega trainer om je feedback te geven over jouw techniek. Dat kan natuurlijk ’real time’, maar ik ben erg voor de visuele factor dus wederom beelden maken en aan de hand van de beelden feedback ontvangen. Voordeel hierbij is dat je zelf nog eens de beelden kunt bekijken en de feedback kunt koppelen aan je bewegingen. Ook hier moet je kritisch naar elkaar zijn en uiteraard
moet je jezelf kwetsbaar opstellen en ontvankelijk zijn voor de feedback. Een derde optie is het zo nu en dan bij een medetrainer (in je eigen vereniging of anders bij een andere vereniging/ wandelgroep) les te volgen. Een nadeel van deze optie is dat je afhankelijk bent van de les die op dat moment gegeven wordt en de aandacht is minder intensief, immers je zit dan in een wandelgroep en kunt niet alle aandacht van de trainer opeisen. De laatste optie die ik wil bespreken is de bijscholing. Als trainer laat je een (extern) wandeldocent komen die je op niveau brengt en de puntjes weer op de ’i’ zet. Zit je in een grote wandelvereniging dan kun je een dergelijke bijscholing plannen voor alle wandeltrainers. Ben je alleen of in een vereniging met weinig trainers dan kun je op een bepaalde datum een gezamenlijke bijscholing bijwonen. Als overkoepelend orgaan kunnen de KNBLO-NL en de Atletiekunie hier iets in betekenen. Mijn advies: investeer in jezelf en krijg zo deelnemers met de ideale wandeltechniek. Tekst: Hannie Huber Foto's: Alfons Lenders, Smile Fotografie
Sinds een jaar is Ronald Huethorst hoofdtrainer bij AV PEC. Een betaalde baan binnen de baanatletiek die hem op het lijf geschreven is. Ronald constateert dan ook verheugd: “de hoofdtrainersfunctie bij AV Pec 1910 heeft me verder in het zadel geholpen”.
av pec goed voor huethorst Insiders uit de atletiekwereld kennen hem nog als een zeer verdienstelijke meerkampatleet. De inwoner van Apeldoorn werd als 10-jarige lid van atletiekvereniging AV’34. Daar groeide zijn bevlogenheid voor sport in het algemeen en atletiek in het bijzonder uit tot de wens er zijn werk van te willen maken. Jezelf zo’n doel stellen is een moeilijke klus; betaalde banen binnen de baanatletiek zijn immers eerder uitzondering dan regel.
clinics
Als oud-atleet heeft Ronald enkele goede eigenschappen om doelen te bereiken: doorzetten en hard werken. Die kwamen hem dan ook prima van pas bij het realiseren van betaald werk in de baanatletiek. De weg er naar toe start hij in 2008 met het geven van meerkamptrainingen binnen zijn vertrouwde vereniging AV’34. Aanvullend komt er in 2010 via de Atletiekunie een aanstelling als regiocoach voor de meerkamp. Meer financiële armslag krijgt hij in dat zelfde jaar met de oprichting van zijn eigen bedrijf Physical Vision. Daar
10 september 2013
houdt Ronald zich bezig met verschillende sportieve activiteiten. Zo geeft hij atletiekclinics binnen scholen voor het voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs met het project Special Heroes. In beide gevallen als onderdeel van de reguliere sportlessen. Maar ook helpt hij met zijn onderneming mensen die weer een start willen maken met bewegen, maar niet weten wat en hoe ze dat moeten doen. Hij haalt veel voldoening uit het samen met de cliënt uitzoeken welke bewegingsvorm hem of haar het beste past. Zoals 'gewoon' gaan hardlopen of kiezen voor inspanningsvormen gebaseerd op fitness- of conditietrainingen.
betaald trainerschap
En toen was daar in mei 2012 de vacature bij atletiekvereniging AV PEC 1910 uit Zwolle; een hoofdtrainersfunctie voor 20 uur per week! Huethorst werd benaderd, de Atletiekunie was op de hoogte van zijn ambities en gaf een aanbeveling, waarna hij in september werd aangesteld in deze functie bij AV PEC 1910. Samen met z’n andere activiteiten zag
hij daarmee een fel begeerde wens in vervulling gaan. Nu, bijna een jaar later, spreek ik Ronald over zijn ervaringen met het hoofdtrainerschap bij de Zwolse atletiekclub.
taken van de hoofdtrainer
Nog maar zeer mondjesmaat zijn er binnen de Nederlandse atletiek verenigingen die besluiten trainers te binden met een betaald trainerschap. Ik vraag Ronald over de keus van de Zwolse atletiekvereniging tot een betaald hoofdtrainerschap van 20 uur. Hoe hij daarvoor onder met name de betrokken trainers draagvlak heeft gecreëerd en hoe daarmee samenhangend zijn ervaringen tot nu toe zijn geweest. Ronald: 'AV PEC heeft voorafgaand aan het besluit tot aanstelling van een hoofdtrainer een periode gekend waarin werd gezocht naar nieuwe impuls voor de club. Men zocht naar de uitstraling van een bloeiende vereniging met ambitie. Hiertoe is onder de leden van de club onderzoek gedaan naar de beleving, wensen en ideeën. Daaruit kwam naar voren dat een grote meerderheid voor-
stander was van het aanstellen van een hoofdtrainer. Deze hoofdtrainer zou een centrale rol innemen binnen het trainerskorps en meehelpen met het onder andere ontwikkelen en implementeren van een doorlopende leerlijn voor alle leeftijdsgroepen. Naast de ontwikkeling en implementatie van de leerlijn kreeg de nieuwe hoofdtrainer vanuit een functiebeschrijving taken toebedeeld als: groepstrainer van de A/B junioren, van waaruit de atleten de mogelijkheid hebben door te stromen naar de specialisatie trainers; atleten begeleiden tijdens wedstrijden; het opstellen van individuele trainingsschema’s. “Met deze taken heb ik me de afgelopen periode beziggehouden en na één seizoen hebben we inmiddels mooie resultaten mogen ervaren”, aldus Ronald. ”Competitieploegen hebben er weer zin in en ook individueel hebben verschillende atleten zich op het NK junioren en senioren goed laten zien.”
Goed trainerscorps
Ronald zegt over zijn aanpak: ”Voor het realiseren van doelstellingen heb je in eerste instantie een team nodig dat de uitgangspunten eenduidig en gemeenschappelijk ondersteunt. In theorie klinkt dat natuurlijk eenvoudig maar, in de praktijk ligt het toch vaak net even wat anders. Veranderingen? Voor sommigen betekent dat een ’oohh nee, toch’ of een ’helaas wel’, maar voor anderen is dat ’yes, ik heb er zin in’. Ik begin ermee goed te kijken naar de posities die mensen innemen. Want veelal is het zo dat als mensen op de juiste positie staan ze nagenoeg altijd bereid zijn mee te doen. Willen helpen om er iets beters, mooiers van te maken. Met andere woorden 'staat iemand in z’n kracht', doet een ieder wat hij/
11 september 2013
zij het leukst vindt en waar hij/zij goed in is? Van hieruit zijn we het afgelopen seizoen aan de slag gegaan. Ik ben erg content met het proces dat we hiermee hebben doorgemaakt en het heel goede trainerskorps dat we momenteel hebben staan. Daaruit spreekt heel veel kennis en ervaring waar de komende jaren goed op verder gebouwd kan worden. We zijn een goed team en goed en voortvarend bezig om alles op de juiste wijze in te zetten en te benutten. Het geeft heel veel voldoening en plezier om er op deze manier mee bezig te zijn”', aldus Ronald.
Stimulans
Ik vraag Ronald vervolgens wat er van een betaalde trainer en daarmee professionalisering van een club verwacht mag worden, en of hij een dergelijke aanpak ook als een uitkomst en/of een stimulans ziet voor andere atletiekverenigingen en/of clusters van samenwerkende clubs. ”Trainers”, zo geeft Ronald aan, ”worden bij veel verenigingen nog te vaak gezien als een soort van vanzelfsprekendheid. De training wordt verzorgd door ouders die dit doen vanuit betrokkenheid en/of hun verantwoordelijkheid. Of trainers geven training omdat ze het gewoon leuk vinden en het als een hobby beschouwen naast
hun reguliere baan. Bij veel verenigingen werkt het op deze manier en is dat kennelijk het ambitieniveau. Maar voor verenigingen die meer willen en daarbij voor de insteek van een goede kwaliteit van het trainingstechnisch beleid kiezen past in deze tijd een volgende stap; het aanstellen van een trainer-coach”. Ronald benadrukt: ”een trainer-coach oefent een vak uit: hij heeft daar een opleiding voor gevolgd en krijgt in lijn daarmee taken en verantwoordelijkheden. Net als bij ieder ander vak hoort daar een gepaste beloning bij. Dat mag in deze tijd niet meer als bijzonder worden beschouwd maar als een logisch gegeven”
Coördinerende taken
Ronald vervolgt: ”Het beroep van trainer-coach en/of hoofdtrainer kan overigens veel meer inhoud gegeven worden dan alleen het op 2 of 3 avonden in de week op de atletiekbaan een training verzorgen. Zo kunnen er (coördinerende) taken en bevoegdheden toegevoegd worden op het terrein van bijvoorbeeld de totale trainings- en wedstrijdbegeleiding binnen een club, het ontwikkelen van leerlijnen voor de diverse leeftijdscategorieën en het opzetten en organiseren van bijeenkomsten waarin trainers worden (bij)geschoold.
Een taakinhoud waarop de trainer uiteraard kan/moet worden beoordeeld om zodoende de meerwaarde te meten en/of om eventueel nadere keuzes te maken voor verdere ontwikkeling van het trainings-/technische beleid van een club. Kortom: door de aanstelling van een betaalde trainer-coach mag je een verbetering van het niveau van het trainingstechnisch beleid verwachten en in het verlengde daarvan een verbetering van het prestatieniveau van atleten”.
KANSEN
”Samenwerking tussen verenigingen gebeurt op verschillende vlakken, zoals het organiseren van het DSM baancircuit, maar ik zie graag meer evenementen in de verschillende binnensteden zoals, polsstokgala's en spring/sprint/ horden gala's als trekpleister voor steden in Gelderland en omgeving. Wat mij betreft liggen er nog veel meer kansen voor clubs. Een voorbeeld: hoeveel atletiekbanen zijn er in Nederland waarvan twee of meerdere verenigingen gebruik maken. Denk in dit verband aan een atletiekvereniging die zich richt op de baanatletiek, één die zich richt op de wandelsport en één die zich concentreert op de wegatletiek. Wanneer elke vereniging afzonderlijk zich minder zou laten leiden door eigen belangen en behoeften en meer gericht zou zijn op een krachtenbundeling, komt dat veelal ten gunste van alle sporters. Voorbeelden van clubs die dit gedaan hebben zijn onder meer AVR, Metro en PAC in 1993, nu Rotterdam Atletiek. AV Holland en AV Bataven sinds 1996 Leiden Atletiek, daarnaast Argo’77 en GVAV Rapiditas Atletiek Groningen sinds 2003. Allen meer dan verdienstelijke verenigingen op dit moment. En zeer recent is in het kader van het EK 2016 ook een samenwerking aangekondigd tussen de Amsterdamse verenigingen Phanos en AAC. Veelal heeft één en ander een positief effect op het
12 september 2013
prestatieniveau van atleetgroepen en de grootte van de vereniging waardoor er meer en een beter bestaansrecht is. Een vereniging met 500-600 leden kan dan gemakkelijk uitgroeien tot een vereniging met 800-900 leden of meer”, aldus Ronald.
BIJSCHOLINGEN
Kansen voor samenwerking ziet Ronald ook op het terrein van (bij)scholing. ”Ik ben er een groot voorstander van om hierbij met name jeugd vanuit de vereniging(en) actief te betrekken. Het
geledingen van de club; dus vanaf de pupillentrainers tot en met de specialisatietrainers. We werken hiermee aan een train-de-trainer concept dat het best bij ons past. Andere verenigingen zouden zich hierbij kunnen aansluiten.” Uiteraard, zo concludeert Ronald, het vraagt een houding om zich open naar elkaar toe op te stellen, een bepaalde mate van veranderingsbereidheid is ook een must, maar, wanneer het einddoel leidend blijft, is het mogelijk. Om vervolgens, ook al zijn er nog voldoende items om te bespreken , af te sluiten met wijze woorden van Ronald: “Als de wil er is, is er ook een weg ”.
TRAINER COACH RONALD HUETHORST
aanbieden van (bij)scholingen en het interessant maken daarvan voor deze doelgroep binnen de eigen en eventueel met andere verenigingen is niet alleen nuttig voor het moment c.q. de vereniging. Jeugdige trainers kunnen hierdoor een grote positieve, sociale en maatschappelijke ontwikkeling doormaken waarvan zij voor hun eigen toekomst, maar ook de maatschappij in z’n algemeenheid veel voordeel kunnen ondervinden. Bij AV PEC 1910 is veel kennis en trainingservaring aanwezig. We kijken momenteel hoe deze kennis en ervaring in te zetten binnen alle
Leeftijd: 31 Heeft wat met atletiek sinds 1992 Meest trots op: het omzetten van atleet tot coach en bruggenbouwer (super!) Sport/trainersopleidingen: CIOS Arnhem Fitness&Health management, medical/fysio skill instructor, interne opleiding bij Atletiekunie competentie gericht Regiotrainer Meerkamp. Was/thans (verenigings)actief bij: AV'34 en AV PEC 1910 Andere atletiek-/sportactiviteiten: eigenaar Physical Vision, Regiotrainer Meerkamp, conditietrainer Deventer Hockey Vereniging (Dames 1) Specialisatie: meerkamp, concretiseren van doelstellingen voor atleten en verenigingen Atleten: Ruben van Dijk, Melissa de Haan, Femke Oude Ophuis, Lieke Bakker, Duco Furda, Sacha Popping en anderen
Tekst: Betty Hofmeijer Foto's: Coen Schilderman, Stephanie Nijhof Fotografie (pasfoto)
De Sprinter kiest voor de trainers AV De Sprinter is sportwerkgever van de maand januari 2013. Deze verkiezing heeft de atletiekclub uit Meppel te danken aan de invoering van een volledig geautomatiseerde loonadministratie per 1 januari jl.. Bij AV De sprinter staan de trainers op de loonlijst. Voorzitter Barry Hartsuiker: 'Trainers zijn ons werkkapitaal: ze zijn moeilijk te werven en vast te houden, terwijl ze cruciaal zijn voor het behalen van de doelstellingen van de vereniging. Met het aanbieden van een arbeidscontract onderschrijven wij het uitgangspunt dat goede trainers voor de trainingsgroepen een van de kernwaar-
den van de club vormt. We werken niet volgens een CAO, maar de lonen zijn bepaald aan de hand van de richtlijnen van de Atletiekunie. Het aantal uren dat trainers maken schommelt doorgaans tussen de 4 en 8 uur per week. Ook voorbereidingstijd, wedstrijdbegeleiding en reiskosten worden in de declaratie meegenomen'.
Reestbaan Ambachtsweg 11, 7943 AE Meppel
WWW.AVDESPRINTER.NL 13 september 2013
omslachtig
Aan de invoering van het verloningssysteem ging geen verenigingsbrede discussie vooraf. Penningmeester Erwin Kerkdijk, zonder enige financiële achtergrond ('ik zit in sales'): 'Toen ik vernam dat de verenigingsaccountant (Meeuwsen ten Hoopen uit Meppel) was overgestapt op het digitaal betalingssysteem MTH Per Saldo, zag ik (met de rest van het bestuur) daarin een kans om met minder papierwerk, sneller en met een veel kleinere foutenkans, de verloning te doen. Tot dan toe moesten trainers lijsten invullen met de gemaakte uren en reiskosten. Ik verzamelde deze gegevens op een lijst, vulde deze aan en stuurde dat naar de accountant. Die maakte berekeningen en stuurde alles weer per post terug aan mij. Vervolgens maakte ik een begeleidende brief en stuurde alles naar de trainers. De uren en onkosten werden vervolgens in ons boekhoudpakket overgetypt. Al met al een omslachtig systeem waarbij je gemakkelijk fouten kunt maken'.
app
Het nieuwe verloningssysteem is heel eenvoudig. Erwin: ‘Trainers leveren de gewerkte uren en gemaakte reiskosten
digitaal aan bij de wegcoördinator. Hij controleert dit op onjuistheden. Daarna krijg ik de gegevens en neem deze over in het online-betalingssysteem. Onze accountant rekent het een en ander door en geeft mij door wat er moet worden uitbetaald. Ik kan door een CLIEOP/IBAN opdracht de betalingen automatisch in ons betalingssysteem en boekhoudpakket laden. Trainers kunnen – dankzij een speciaal ontwikkelde app – inloggen voor het nakijken van de gewerkte uren en de gemaakte reiskosten. Ze kunnen zien hoeveel ze verdiend hebben en wanneer er wordt uitbetaald. Mijn grote voordeel is dat ik nu met één druk op de knop alle betalingen in orde maak, waar ik voorheen voor elke trainer alle handelingen moest herhalen. De kans op fouten bij dat oude systeem was groot en die is nu nul'.
kosten- baten
Bij atletiekverenigingen hoor je niet snel dat trainers op de atletieklijst staan. Erwin: 'Dat klopt, toch vinden wij het logisch en is het financieel haalbaar. Daarbij kennen we een lage contributie, de wegatleten betalen 30 euro per kwartaal, zo houden we de drempel laag voor nieuwe leden. Onze andere
14 september
inkomstenbronnen zijn enkele grote sponsors en een viertal wedstrijden dat we jaarlijks organiseren. Daarvan is de Rabo Meppel Cityrun op de 2e zondag van september de meest prominente. Hier rekenen we op zo'n 2000 deelnemers, waaronder 100 businessteams die meedoen in de businessrun. Op die manier genereren we inkomsten, zodat we onder andere onze trainers kunnen uitbetalen. Want werkgever zijn is één, het schept ook (betalings)verplichtingen naar je werknemers'.
vrijwilligersbeleid
Penningmeesterschap is in de visie van Erwin veel meer dan de zorg voor een goede financiële administratie: 'Het gaat om de communicatie met de leden, de uitstraling van de club en de organisatie van de evenementen. Maar ook om een goed gestructureerd vrijwilligersbeleid'. Barry valt hem bij: 'Bij SportDrenthe volgden we een cursus over vrijwilligersbeleid volgens de vijf B's: binnenhalen, begeleiden, belonen, behouden en beëindigen. Zij zetten nu een vrijwilligersbeleid op papier met rechten en plichten. Daarnaast is er een beleidsplan gereedgekomen waarin de strategie van de vereniging is opgeno-
men. Dit plan is voor mij aanleiding geweest om, na een tijd als vice-voorzitter, voorzitter te worden.
wensen
AV De Sprinter heeft het op veel punten goed op orde maar bestuurders zien natuurlijk ook wat er beter kan. Barry: 'Op de baan kennen we geen seniorenatleten, dat is jammer. Er is gewoon geen animo voor. Ook is er geen doorstroming, want als atleten de seniorenleeftijd bereiken, verhuizen ze naar de stad van hun studie. Een ander punt betreft onze zoektocht naar twee jeugdtrainers. Eén daarvan moet de capaciteit en motivatie hebben om het hele jeugdbeleid gestalte te geven. Dat is een flinke klus. Het gaat dan om beleid dat zich enerzijds richt op de recreatieve jeugdgroepen en anderzijds op de wedstrijdatletiek'. AV de Sprinter (circa 260 leden) telt 14 trainers: zes wegtrainers en acht baantrainers. Daarnaast beschikt de club over 80 vrijwilligers. De loopgroepen tellen tussen de 25 en 40 deelnemers. www.avdesprinter.nl. Tekst: Clemens Vollebergh Foto: Erwin Kerkdijk
veni, vidi, … foetsie Hij heette Henri. En ineens maakte hij onderdeel uit van mijn atletiekgroepje. Ik was in die tijd trainer van de jongens pupillen A. Blonde Henri was zo’n kind dat zijn leeftijdsgenootjes eigenlijk ver vooruit was. Hij was groot, hij was sterk, hij was snel. Het bleek bovendien een mannetje te zijn dat eigenlijk álles wel kon en daar schijnbaar weinig moeite voor hoefde te doen. U kent ze wel, van die sportieve zondagskinderen. Henri kwam vanuit de fietscross. Daar had hij, ondanks zijn leeftijd, al zo’n beetje alles gewonnen wat hij maar kon winnen. Nederlands kampioen, Europees kampioen: you name it. Kennelijk was hij echter wel klaar met het fietscrossen. Ik kreeg namelijk al snel te horen dat hij wel van zijn voorraad gewonnen bekers af wilde. Kon de atletiekvereniging daar niets mee? Nou en of. En dus kwamen er dozen vol bekers en trofeeën – de een nog groter dan de ander – richting clubhuis. Daar is een handige vrijwilliger wekenlang bezig geweest om van al die bij elkaar gefietste prijzen de fietscrossertjes af te schroeven en deze te vervangen door lopertjes. Nog jarenlang werden bij jeugdwedstrijden prijzen uit de meer dan indrukwekkende prijzenkast van Henri meegegeven aan jongens en meisjes die het tot de beste drie in hun klasse wisten te schoppen. Het zou zomaar kunnen zijn dat Henri zélf ook een aantal van zijn oude bekers weer mee terug naar huis heeft genomen, maar dan in hun nieuwe verschijningsvorm. Hij bleek ook een begenadigd atleet te zijn. Al snel was hij een vaste waarde in de estafetteploeg, hij stond ook individueel zijn mannetje op de sprint en hij sprong gemakkelijk ver. En hoog. Ook bij de Jongens D, waar ik
15 september 2013
als trainer met mijn groep mee naartoe groeide, bleef Henri zijn talent voor de atletiek etaleren, wedstrijdjes winnen en goede prestaties neerzetten. En dan komt er als trainer onherroepelijk het moment waarop je gaat denken dat je een topper in de dop onder je hoede hebt. Zo werd de regio waarin wedstrijdjes werden bezocht langzaamaan wat groter. Regionale meerkampjes, die hij toch allemaal won, werden minder interessant. De D-Spelen werden een doel. Daar kon Henri laten zien waar hij nationaal stond. En ook daar bleek zijn bovengemiddelde aanleg. Toch heeft Henri het nooit tot de status van topatleet geschopt. Sterker nog: hij hield het na zijn tweede jaar bij de D-junioren alweer voor gezien. Er was een andere sport waar grote, sterke en snelle Henri zijn heil ging zoeken: basketbal. En, het zal niemand verbazen: ook daarin bleek hij zijn mannetje te staan. Zijn atletiekcarrière was dus kort maar krachtig. Hij kwam, hij zag … en hij was weer weg. Net zo gemakkelijk als hij de crossfiets voor de spikes had verruild, wisselde hij die na een paar succesvolle jaren ook weer in voor de basketbal. En daar kreeg ik als trainer geen speld tussen. Misschien maar goed ook. Zo kwam ik niet voor de
keus tussen topper en groep te staan. Natuurlijk ging de estafetteploeg na zijn vertrek een stukje minder hard, maar het leek wel alsof de rest van de groep allemaal iets extra’s gaf. Ik heb vanaf een afstandje nog een paar jaar gevolgd hoe het met Henri’s basketbalcarrière ging. Die stokte bij Heren 1 van de bescheiden club in zijn geboortedorp. En dus niet bij de grote profclub in de buurt. Waarom ik daar nu aan moet denken? Omdat mijn oudste zoon basketbalt en de leeftijd heeft waarop ik Henri onder mijn hoede had. Hij is groot en sterk, niet zo snel, maar heeft het helemaal te pakken van het spelletje. Ach, wie weet wordt het wel een atleet … Tekst: Ton de Kort Foto: Erik van Leeuwen
Trainen volgens de HEmethode Hoe komen we tot een nieuwe kijk op het periodiseren van de trainingsopbouw? Jan Heusinkveld vat een aantal wetenschappelijke publicaties hierover samen en koppelt deze aan het hard/easy principe. Het hard/easy principe wordt ook wel aangeduid als de HE-methode. Overigens is het geen geheel nieuwe benadering, het hard/easy principe is al oud, maar er wordt hier een nieuwe inhoud en een wetenschappelijk onderbouwing aan gegeven. De methode is toepasbaar op alle loopnummers, inclusief de sprint, maar er is ook een publicatie met een toepassing binnen de krachtsport.
onmogelijk!?
Stel dat je als voorbereiding op een
16 september 2013
goede 1500 of 5000 negen maanden lang letterlijk elke dag traint, afgerond 270 dagen. En dat je letterlijk de helft, dus 135 dagen, een zware intervalc.q. tempotraining doet. Bijvoorbeeld 6 * 1000m in zo ongeveer het midden tussen je 1500m en 3000m tempo, met als pauze 3 minuten doordraven in duurlooptempo. En omdat je dat makkelijk blijkt aan te kunnen verzwaar je die training na 6 maanden in 4 * 1000m als hiervóór genoemd, plus nog eens 4 * 400m maximaal, met 4 minuten pauze. De andere 135 dagen wordt een
duurloop van 20 minuten gedaan. Dat gebeurt om-en-om. ‘Onmogelijk’, zeg je, ‘te zwaar, te dicht op elkaar’. Dacht ik ook, maar het blijkt te kunnen. En niet alleen dat: uit tests blijkt dat je prestatieniveau er continu op vooruit gaat. Die test bestond uit het lopen met een geleidelijk toenemende belasting. De laatste 100 dagen steeg de volhoudtijd nog van bijna 13 tot 16 minuten. En omdat het ging om een toenemende inspanning (incremental test), betekent dat veel meer dan simpelweg een toename van drie minuten. Zou ons denken over het periodiseren en cyclisch organiseren van de training dan toch achterhaald zijn? Het antwoord in dit artikel: ja. In elk geval, het kan anders, beter.
eerste onderzoek: het originele verhaal
Het hiervóór genoemde experiment staat in het in noot 1 genoemde artikel. Het gaat dus over paarden. Maar, zeggen de onderzoekers: ‘the horse is a born athlete, that shows a training response similar to humans’. Terwijl ook de hartslagfrequenties (HF) vergelijkbaar zijn. De training bestond consequent uit een dag ‘Hard’ trainen en dag ‘Easy’ (HE-methode). De Easy-dag (E-dag) bestond uit 20 minuten draven met een HF van 140. De Harde-dag (H-dag) bestond uit 6 * 3 min met een HF van 200, pauze 3 minuten doordraven op HF 140, ook na de laatste. En omdat de paarden na 187 dagen nog zo fris als een hoentje waren, werd de H-dag veranderd in plus 4 * 1 minuten maximaal, met als pauze 4 minuten doordraven op HF 140.
Tien weken later, 260 dagen na het begin, vertoonden de paarden nog steeds geen spoortje van vermoeidheid. Daarom werd de intensiteit van de E-dag verhoogd van HF 140 naar HF 180. Resultaat: binnen één week waren alle paarden ‘opgebrand’. Voorwaar een ‘schokkende’ verandering. Het enige dat je er methodologisch tegenin kunt brengen, is dat er na dag 260 dagen geen controlegroep was die op de oude voet doorging. De (incremental) test duurde op het eind 16 minuten. Dit betekent dat ook het aerobe vermogen flink moet zijn toegenomen. De auteurs geven aan dat het moeilijk was biologische of andere factoren als oorzaak aan te wijzen van die collaps. Inmiddels, wij zijn 20 jaar verder, valt daar wat meer over te zeggen. Alle trainingen en tests vonden plaats op de loopband, waarbij de intensiteitstoename met name door aanpassing van de hellingshoek tot stand kwam. Het gaat dus om het consequent toepassen van E- en H-dagen. Over beide valt meer te zeggen. En daarover gaan de volgende onderzoeken.
over de e- dagen: drie zones
In duursporten wordt de belastingintensiteit vaak in 3 zones onderverdeeld (noot 2). Bij zone 1 is de bloedlactaatconcentratie gelijk aan de rustwaarde, en die is 1-2mMol lactaat per liter bloed. Bij zone 2 gaat het om 2-4mMol, bij zone 3 om ≥4mMol.
belang van de eerste zone
Om overtraining te vermijden moet het centrale zenuwstelsel (CZS), c.q. het autonome zenuwstelsel, zo weinig mogelijk belast worden of zich na een training die wel een belasting voor dat zenuwstelsel is, helemaal kunnen herstellen. Bij onderzoek (noot 3) bleek, dat het CZS niet/nauwelijks belast wordt, zolang de intensiteit maar in zone 1 is. Daarbij mag de duur van die belasting voor een goed getrainde loper wel 2 uur worden. Kom je daar bóven, bij het paardenexperiment na 260 dagen, dan
17 september 2013
is het gauw gebeurd. De invloed op het CZS werd in het in noot 3 genoemde onderzoek bepaald aan de hand van de heart rate variability. Het gaat daarbij om het volgende. In tegenstelling tot wat wij denken, is de HF als je goed uitgerust bent, niet perfect gelijkmatig. Er zitten kleine onregelmatigheden in. Dat noemt men de heart rate variability (HRV). Maar als je moe bent, c.q. nog niet hersteld van de vorige training(en), dan is de HRV veel kleiner. Van dit bijzondere fenomeen wordt gebruikt gemaakt om te bekijken of je lichaam al weer toe is aan de volgende (intensieve) training of nog niet. Bij de in de vorige paragraaf genoemde vaststelling dat het CZS zich hersteld heeft, werd die HRV als maatstaf gebruikt.
trainen in zone 1 doet (blijkbaar) nog meer
Maar er gebeurt nog iets anders bij het lopen in zone 1. En daarvoor moeten wij terug naar het in noot 1 genoemde ‘paardenartikel’. Uit het experiment bleek dat, zo lang de HF van de E-dagen niet boven de 140 kwam, er niets was dat duidde op extra vermoeidheid, laat staan op overtraindheid. Pas toen de HF van de E-dagen naar 180 ging, gingen de paarden ‘kapot’ aan de harde trainingen van de H-dagen. De conclusie uit deze samenhang is dat trainen in zone 1 niet alleen op zich al zonder CZS-vermoeidheid gaat, maar ook dat de negatieve gevolgen van de harde training van de H-dag geneutraliseerd worden. En daaruit volgt dan weer, dat de HE-methode een ideale methode is om specifieke en harde trainingen te kunnen volhouden. Terwijl daarbij uit het paarden-experiment bleek dat het aerobe vermogen niet werd verwaarloosd.
meer verzuring vergt niet meer hersteltijd
Het onder 3 genoemde artikel heeft nog een zeer interessante uitkomst. De hersteltijd voor een training in zone 3 is niet langer dan voor een training in zone
2. Qua verhouding belasting-herstel kun je dus zonder problemen kiezen voor meer zone 3 en minder zone 2. Zeker als je leest dat trainen in zone 3 die anaerobe drempel meer verhoogt dan trainen in zone 2.
training in zone dan in zone 2
3 beter
In het HE-model kun je ook nog meenemen een experiment dat beschreven staat in het in noot 4 genoemde proefschrift. Aan dat experiment namen 12 goed getrainde wielrenners deel. Groep 1 trainde gedurende 6 weken 450 minuten per week. Daarvan 270 minuten in zone 1, en 180 minuten in zone 2. Groep 2 trainde veel minder, niet 450 minuten per week, maar 356 minuten. Daarvan 284 minuten in zone 1 en 72 minuten in zone 3. Groep 1 trainde dus in de zones 1 en 2, groep 2 in de zones 1 en 3. Onderzocht werd wat de gevolgen waren voor 1) de prestatie op een 40km tijdrit; 2) de PPO (de peak power output: de hoogte van het maximale vermogen), 3) hoe lang je kunt presteren op 95% van de PPO, 4)de hoogte van de aerobe drempel (die de grens vormt tussen de zones 1 en 2) en 5)de hoogte van de anaerobe drempel (de grens tussen de zones 2 en 3). De uitkomsten: op alle onderzochte gebieden scoorde groep 2 beter, op sommige zeer overtuigend (significant), op andere meer als trend. Onder de laatste onderdelen bevonden zich ook de toename van de hoogte van de aerobe en anaerobe drempel. Het is opvallend dat het trainen in zone 3 tot een grotere verhoging van de anaerobe drempel leidt dan het trainen in zone 2: het trainen in zone 2 lijkt ook daarvoor minder effectief dan trainen in zone 3, terwijl het qua de hersteltijd geen verschil maakt. Deze trainingsverdeling (veel zone 1, geen/nauwelijks zone 2, wel/meer zone 3) wordt als polarised training, gepolariseerde training, betiteld. De HE-methode is hiermee compleet. Het bestaat dus uit heel consequent trainen van 1 dag hard en 1 dag easy.
Easy mag daarbij langer zijn dan 20 minuten, het mag voor een goed getrainde loper wel (zo nu en dan?) 120 minuten duren. En bij hard hoef je niet in zone 2 te blijven, zone 3 mag ook: het herstel duurt niet langer. En er wordt bij de verklaring ervan gebruik gemaakt van een objectieve maatstaf, te weten de HRV. In periodiseringstermen betekent consequent toepassen allereerst een betere afstemming van belasting en herstel, met minder kans op blessures, op overtraining en ziekte, en daarnaast biedt het een kapstok voor een jaarplan, dat evenwichtiger is opgebouwd en waarbij de kans op het verwaarlozen van 1 of meer prestatiebepalende factoren kleiner is. Al deze negatieve factoren waren de aanleiding om via het paardenartikel tezamen met de aanvullingen te komen tot de HE-methode.
Krachtsporten
In de rubriek Power Panel van het blad Sportgericht worden onderwerpen besproken die samenhangen met kracht. In nummer 1/2013 staat de weekindeling voor krachtsporters (noot 5). En dat is een prachtige afspiegeling van HE-methode: Op maandag, woensdag en vrijdag wordt twee keer per dag getraind: ‘s-morgens op power, snelheid, en techniek, ‘s-avonds maximale kracht met onder meer squats en zware pulls. Op dinsdag, donderdag en zaterdag wordt 1 keer per dag getraind, voornamelijk op techniek en (daardoor!) met een gewicht van (maar) 40-70% van het maximaal haalbare. NB. Er wordt nog gezocht een de publicatiemiddel, waarin dit verhaal uitgebreider wordt besproken, met details op vrijwel elk onderdeel. Als voorbeeld: wanneer je om de andere
18 september 2013
dag een H-dag hebt en je bent midden- of lange afstandloper, dan is het risico op blessures (nog) veel hoger dan normaal al het geval is. Hoe ondervang je dat en hoe zorg je bij de E-dag voor de gewenste afwisseling. Ook wordt een koppeling gelegd met de moderne motorische-leertheorieën. NOTEN: Noot 1 G. Bruin, H. Kuipers, H.A. Keizer, G.J. vander Vusse, Adaptation and overtraining in horses subjected to increasing training loads, J Appl Physiol 76(5): 1908-1913, 1994. Noot 2 zie bijvoorbeeld a) Wick, Aktuelle Aspekte der Leistungsund Trainingssteuerung in den Ausdauersportarten, LS 4/1011, 14-18. Cirkelt om bi-atleten Noorwegen en Duitsland; b) Seiler, what is best practice for training intensity and duration distribution in endurance athletes? Int J o Sp Physiol & Performance 2010, 5, 276-291; c/ Seiler&Tonnessen: intervals, thresholds, and long-slow-distance: the role of intensity and duration in endurance training, Sportscience 13, 32-53 2009 Noot 3 Seiler, Haugen, Kuffel: Autonomic Recovery after exercise in trained athletes: intensity and duration effects, Med Sc Sports Exerc vol 39, no
8, 1366-1373, 2007 Noot 4 Hoofdstuk 5 uit een proefschrift van Craig Michael Neal, getiteld: Training-intensity distribution, physiological adaptation and immune function in endurance athletes Noot 5 Thunnissen, Wigert Power Panel: weekindeling voor explosieve sporten, Sport Gericht no 1/2013 jrg. 67, 34-39. Tekst: Jan Heusinkveld Foto's: Erik van Leeuwen
Atletiekblessures bij kinderen 'Sporten is gezond voor kinderen. Maar sporten is ook verbonden met blessures en dit aantal neemt helaas fors toe. Wim Schoots, die onder meer een CD-juniorengroep bij Phanos begeleidt, beschrijft zijn ervaringen. In een periode van zes jaar is het jaarlijks aantal sportblessures bij 9-12 jarigen gestegen van 130 duizend in 2006 naar 230 duizend in 2011. De stijging wordt deels verklaard doordat sportende kinderen steeds meer uren sporten. Als hiervoor wordt gecorrigeerd is er nog steeds sprake van een stijging van het totaal aantal sportblessures voor deze leeftijdsgroep met
maar liefst 50 procent.' Dit lezen we op de website van VeiligheidNL over sportblessures bij kinderen van 9-12 jaar. Bij deze blessures gaat het in 94% van de gevallen om een acute blessure. In één op de drie gevallen gaat het om een voetbalblessure en in een kwart van de gevallen om een blessure opgelopen tijdens bewegingsonderwijs. Het bericht geeft twee verklaringen die elkaar
Sportblessures 9-12 jaar Aantal
Aantal blessures
2006
129.131
250.000
2007
158.766
200.000
2008
141.651
2009
163.584
2010
213.303
2011
226.429
150.000
50.000
Aantal per 1.000 sporturen 0,85
2007
0,93
2008
0,91
2009
1,04
2010
1,36
2011
1,37
atletic skills model
100.000
0
2006
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Aantal blessures per 1.000 sporturen 2,00 1,50 1,00 0,50 0,00
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Bron: Ongevallen en Bewegen in Nederland 2006-2011, VeiligheidNL Uit: VeiligheidNL, Sportblessures bij kinden 9-12 jaar. Blessurecijfers, Amsterdam: VeiligheidNL, 2013
19 september 2013
een beetje tegen lijken te spreken. De stijging in absolute zin wordt voor het grootste deel verklaard door een stijging in de sportdeelname van kinderen. Als oorzaak van de stijging van de kans op een sportblessure van 50% verwijst het bericht naar verschillende onderzoeken. Die onderzoeken constateren een teruggang in motorische vaardigheden en een sterke daling van het percentage kinderen dat de beweegnorm en de fitnorm haalt. Daarnaast is er een tendens waarbij een groep talentvolle kinderen steeds intensiever gaat sporten met het gevaar op overbelasting. Een aanpak die een antwoord probeert te geven op dit probleem is het zogenaamde Athletics Skills Model (ASM), (zoals besproken in Digitaal Magazine 2/2013, C.V.). Deze aanpak wordt momenteel toegepast in de jeugdopleiding van AJAX. ASM helpt kinderen aan een grotere fysieke intelligentie door een stevig en veelzijdig beweegprogramma te doorlopen. Bij de ASM krijgen kinderen veelzijdig bewegen aangeboden en gaat het bijvoorbeeld om vechten, rollen, duikelen, draaien, werpen en slaan.
hoe zit dat in de atletiek?
Zien we dit in de atletiek dan ook terug vraag ik me als jeugdtrainer af en wat leert het me over hoe ik training wil geven. Ik geef nu zo’n twintig jaar training in de atletiek. In eerste instantie aan pupillen en recreatieve hardlopers. De laatste jaren geef ik drie keer per week specialisatie MILA voor CD-junioren en MILA-training aan een loopgroep (de Wimpies) van redelijk hoog niveau. Deze twee groepen vormen samen een opleidingstraject voor midden-afstandlopers van D-junior naar senior. De blessures die ik in mijn CDloopgroep meemaak zijn in tegenstelling tot wat ik in het bericht van VeiligheidNL lees, zelden acuut maar bijna altijd overbelastingsblessures en in het merendeel van de gevallen groeiblessures. In de twintig jaar dat ik training geef, heb ik geleerd hoe belangrijk het is daar goed mee om te gaan. Ik heb al een aantal keren gezien dat dit soort blessures soms jarenlang last geven. Wat zijn groeiblessures? Bij groeiblessures spelen de zogenaamde groeischijven een rol. Deze bestaan uit kraakbeen en vinden we vooral terug aan de uiteinden (epifysen) van beenderen en knobbelvormige uitsteeksels (apofysen) aan
20 september 2013
botten. Het probleem is, dat dit precies de plaatsen zijn waar peesuiteinden van spieren en ligamenten (gewrichtsbanden) aanhechten. Als de botten harder groeien dan de spieren kunnen er te grote trekkrachten ontstaan op deze aanhechtingen. Een bekende groeiblessure is het zogenaamde Osgood Schlatter waarbij pijn optreedt op de plaats van de aanhechting van de kniepees aan het scheenbeen. Als daar slecht mee omgegaan wordt, vormt zich uiteindelijk een verbeende knobbel op het scheenbeen net onder de knie. Andere groeiblessures die ik als looptrainer meemaak zijn vooral achillespees- en liesblessures. In het blad Proloop van december 2012 is een zeer lezenswaardig artikel over groeiblessures terug te vinden van fysiotherapeut Koos van Nugteren.
omgaan met blessures
Hieronder een aantal tips dat ik toepas bij blessures bij de jeugd: 1) Neem klachten van kinderen serieus! Mijn ervaring is dat gemotiveerde kinderen net als volwassen atleten de neiging hebben om klachten te ontkennen. Als kinderen klachten simuleren, dan is dat trouwens ook je aandacht waard.
Meestal vinden die kinderen atletiek niet leuk en moeten ze van hun ouders. Alle reden voor een goed gesprek met het kind en de ouders. Conclusie: “neem kinderen sowieso serieus”! 2) Leer kinderen net als volwassenen, dat 'heel zijn' prioriteit één is bij sport. Als je langdurig geblesseerd bent word je zeker niet beter in je sport. 3) Als kinderen pijn krijgen tijdens de training, laat ze dan stoppen. 4) Bij knieblessures druk ik op de aanhechting van de kniepees op het scheenbeen. Als dat gevoelig is, is dat een mogelijk begin van een Osgood Schlatter. 5) De enige twee remedies tegen groeiblessures die ik, bijvoorbeeld in het artikel van Van Nugteren, terug kan vinden zijn rust en rekken. Dat betekent dat ik de kinderen aanraad één of meer trainingen over te slaan en thuis gerichte rekoefeningen te doen. 6) Ik betrek de ouders bij de sportblessure. Ik vertel ze wat er aan de hand is en vraag ze om de kinderen te motiveren om rekoefeningen te doen. 7) Soms is het aan te raden de gymleerkracht op de hoogte te brengen, zodat er op school rekening met de blessure gehouden wordt.
Gevolgen voor de looptraining
Wat betekent dit voor de manier waarop ik looptraining geef aan kinderen? Ik ben een prestatiegerichte trainer en geloof daarom in enige mate van specialisatie bij CD-junioren. Als je een goede looptechniek wilt ontwikkelen dan is gerichte aandacht daarvoor al op jonge leeftijd aangewezen. Daarnaast heb ik de ervaring dat jeugd er gewoon blij van wordt als ze zelf mogen kiezen welke onderdelen ze doen, met als gevolg dat ze in de pubertijd niet stoppen met sporten. Een belangrijk ander argument is, dat het succes van mijn atletiekvereniging Phanos grotendeels gebaseerd is op het gericht trainen van jeugd. De competitieploegen die dit jaar alweer kampioen van Nederland werden bestaan grotendeels uit hele jonge atleten. De nationale ploeg die onlangs uitkwam in de Europacup voor landenteams bestond voor een derde uit atleten van Phanos.
Veelzijdig specialistische looptraining
De gerichte looptraining aan CDjunioren bestaat bij mij uit: 1) Ik laat hooguit eens per week tempo’s op de baan lopen. Die tempo’s zijn bij uitzondering langer dan 400 meter. In het Olympisch stadion laat ik de kinderen veel op het gras en op de tribune lopen. Ik heb trouwens de ervaring dat op spikes lopen veel minder klachten geeft dan lopen op gewone loopschoenen! Op het gras lopen ze in de zomer veel op blote voeten. 2) Een tweede training op de baan bestaat uit sprinttraining of uit hordentraining. Ook steepletraining en dan met name de waterbak in de zomer zijn een succesnummer. 3) De derde training is een training in het bos of in het park. Daarbij kies ik
21 september 2013
vooral voor kleine bospaadjes op en rond de heuvel in het Amsterdamse bos. Het naar beneden rennen over een steil glibberig grasveld is een zeer geliefd onderdeel. Mijn adagium daarbij is 'geen meter vlak, geen meter recht', zonder daarbij uiteraard de veiligheid uit het oog te verliezen. 4) Tijdens iedere training wordt er na het inlopen gerekt. Ik heb de indruk dat dit echt helpt. Kinderen geven soms pijn aan als ze rekken. Dat lijkt me een signaal dat ze te hard rekken. Leer ze om zo te rekken dat het geen pijn doet. 5) Rompkracht en algemene kracht maakt eens per week deel uit van de training. Ook sprongkracht op schoolbanken of op een trap op de tribune horen daarbij.
Kwalitatief goede trainers als remedie?
Tot een paar jaar geleden was ik trainerscoördinator bij Phanos en heb er aan mogen bijdragen dat Phanos de beste atletiekvereniging van Nederland is geworden. Mijn belangrijkste strijdpunt in die jaren was het streven naar een goede vergoeding voor jeugdtrainers. Dat zorgt er voor dat jeugdtrainers langdurig aanblijven en goede en verantwoorde training gaan geven. Training geven aan jeugd is een vak!
Tekst: Wim Schoots, Veertig jaar hardloper en twintig jaar atletiek- en hardlooptrainer (jeugd en hardlopers). Op dit moment heeft hij twee loopgroepen: een CDjuniorengroep (Ieniemienie Wimpies) en MILA-groep de Wimpies) met lopers in de leeftijd van B-junior tot master. Als onderzoeker/statisticus hield hij zich bij VeiligheidNL bezig met de epidemiologie van sportblessures en onderzoek naar de preventie van sportblessures. Op dit moment is Wim als freelancer betrokken bij een project van VeiligheidNL om deskundigheid van hardlooptrainers op het gebied van blessurepreventie te bevorderen. Foto's: beschikbaar gesteld door ouders van kinderen Grafieken: VeiligheidNL
Goede prestaties komen niet uit de lucht vallen, daar is een hele goede voorbereiding voor nodig. Helaas ziet sportarts Petra Groenenboom nog te veel tegenslagen door onder meer blessures. ‘Ook vermoeidheid en ziekte zijn een veel voorkomend probleem.'
prestaties en blessures liggen dicht bij elkaar ‘Als ik kijk naar onze praktijk (Elite Sports Medicine) zien we in de afgelopen 2,5 jaar wel soortgelijke blessures naar voren komen. Dit zijn klachten die in de training zijn ontstaan. De top vijf van 2011 en 2012 bestond uit achillespeesklachten, klachten van de interne organen/ziek/niet fit, rugklachten, knieklachten en voetklachten. In 2013 zien we tot nu toe meer hamstring- en liesklachten.’
hoe komt dat?
‘Wisseling in soort blessure zie je vaak ontstaan bij een bepaalde vorm van trainingswissel. Dit kan zijn dat een atleet bij een andere trainer gaat trainen of er is een verandering in techniek. Zorg er als trainer dan in ieder geval voor dat de basis van de atleet goed genoeg is en bouw deze toepassing rustig op voordat de nieuwe techniek wordt toegepast. Vraag je als trainer ook af of de nieuwe techniek wel geschikt is voor je atleet.’
beter presteren
‘Elke wedstrijdatleet wil maar een ding: beter presteren! Dit vraagt veel van
22 september 2013
zowel lichaam als geest en wordt vaak onderschat. Het begint al op jonge leeftijd. De atleet wordt gezien als talent en voor je het weet traint deze atleet 10x per week, raakt oververmoeid en presteert vervolgens niet meer. Wat is het gevolg? Nog meer trainen!'
samengesteld team nodig om tot optimale prestaties te komen. Denk daarbij aan een trainer, (sport)fysiotherapeut, sportarts, sportmasseur, voedingsdeskundige, (eventueel) psychologische ondersteuning. Overdracht en overleg is de allerbelangrijkste schakel hierbij!’
overbelastingsblessures
sportmedisch onderzoek
'We zien in de atletiek vaak overbelastingsblessures en minder vaak acute ernstige letsels. De meeste blessures zijn te vinden bij de meerkamp(st) ers en middenlange afstand atleten. Meerkamp is een aparte groep die zwaar belast wordt. Zij moeten immers in een wedstrijd presteren op verschillende onderdelen verdeeld over twee dagen. Laat staan dat deze onderdelen in trainingen verdeeld moeten worden over een week die helaas maar zeven dagen telt. Kortom: prestaties en blessures liggen dicht bij elkaar en een goede afstemming tussen training en rust luistert zeer nauw.’
team
‘Een atleet heeft een kundig en goed
‘In mijn werk als sportarts vind ik een sportmedisch onderzoek oftewel sterkte- en zwakteanalyse van erg groot belang. Dit is als het ware een “footprint” van de atleet. Na deze analyse blijft een periodieke controle zinvol. Een sterkte- en zwakte analyse bestaat uit: Een uitgebreide vragenlijst (onder meer vragen over voorgeschiedenis, balans tussen belasting en herstel, vragen over interne organen), lichamelijk onderzoek van de interne organen, uitgebreid onderzoek van het bewegingsapparaat, gezichtsvermogen, hartfilmpje, longfunctie, bloedonderzoek en op indicatie inspanningsonderzoek. Door deze analyse kan er gericht advies gegeven worden aan de atleet en zijn of haar trainer.’
HERSTEL
‘Aansluitend op het voorgaande is een ander probleem: onvoldoende herstel. Herstel is net zo belangrijk als training. Onder herstel versta ik voldoende nachtrust, fysiotherapie/massage, goede dagindeling rondom training, 1 volledige rustdag in de week, afwisseling in training en, heel belangrijk, voeding en drank. Dit wordt nog wel eens onderschat. Voor de training is belangrijk een goede voorraad op te bouwen, tijdens de training tracht men dit zo veel mogelijk op peil te houden en na de training om het verlies weer aan te vullen. Om optimale prestaties na te streven adviseer ik de atleet een voedingsanalyse te laten doen bij een voedingsdeskundige.’
PIJNTJES
‘Een atleet die vaak traint, kampt wel eens met een klein pijntje. Te lang met een pijntje blijven lopen kan van kwaad tot erger worden. Het is verstandig op tijd aan de bel te trekken en de sportarts een diagnose te laten stellen met een behandelplan. Zo nodig kan de training aangepast worden, maar de sportarts stimuleert ook vooral wat nog wel kan in de training zodat er niet te veel tijd verloren gaat. Om deze pijntjes te voorkomen kan een atleet het bewegingsapparaat laten checken door een fysiotherapeut, bijvoorbeeld 1x per 2-3 weken. Mochten er aanwijzingen zijn voor verbetering dan kunnen de trainer en atleet daar preventief mee aan de slag. Men kan zich voorstellen dat presteren en bovenstaande punten ook mentaal veel van een atleet vragen. Wees laagdrempelig met het organiseren van psychologische ondersteuning. Het is de taak van het hele team de atleet goed in de gaten te houden. In het bijzonder de trainer die de atleet
23 september 2013
(bijna) dagelijks ziet. We willen tenslotte allemaal maar een ding: mooie prestaties!’ Kort samengevat volgen hieronder the do’s en don’ts voor trainers om prestaties te bevorderen en blessures te voorkomen.
THE DO'S:
Bekijk elke atleet als een apart individu. Niet voor elke atleet kan hetzelfde trainingsprogramma gelden. Bouw een goed team om de atleet heen en van cruciaal belang is communicatie en dus overdracht. Om een goed inzicht te krijgen in je atleet is een sterkte-/zwakteanalyse door de sportarts zinvol. Bewaak de weekbelasting van de atleet goed en bespreek de doelen van de atleet.
THE DON'TS:
Laat een atleet niet zomaar nog meer trainen als de prestaties (even) wat minder zijn. Ga op zoek naar de oorzaak. Pas een nieuwe trainingstechniek niet zomaar toe op elke atleet. Zorg er in ieder geval dat het toepassen in stappen gebeurd. De basis moet goed zijn. Onderschat herstel niet. Trainingsmomenten en rustmomenten
zijn net zo belangrijk! Laat een atleet niet te lang met een pijntje lopen. Laat een diagnose door de sportarts stellen met een behandelplan. Tekst: Petra Groenenboom, sportarts Foto's: Erik van Leeuwen
Oefenstof wandelen
Door de grote verschillen in een wandelgroep wordt de creativiteit van de wandeltrainer flink op de proef gesteld. Hannie Huber beschrijft in dit artikel een drietal oefenvormen dat je als wandeltrainer op weg kan helpen. Binnen wandelgroepen is er vaak een groot verschil in niveau tussen de betere en de mindere deelnemers. Ik beschrijf hieronder drie oefenvormen die je als trainer kunt inzetten zodat alle niveaus bediend worden: de stoelendans, rondes en punten, en de dennenappelloop.
stoelendans
Bij de stoelendans worden twee aspecten aangesproken, namelijk tempoverhoging van normale wandelsnelheid naar een hoog wandeltempo en krachtoefeningen. Met pionnen een rechthoek maken. In de rechthoek een aantal gekleurde dopjes. Eén dop minder dan het aantal wandelaars. Bij elk dopje hoort een
krachtoefening (invulling door docent - bijvoorbeeld rode dopjes spreidstand squat). Wandelaars wandelen buiten de pionnen, rondjes. Op signaal van de docent, gaat elke wandelaar naar een gekleurd dopje. Gedurende een aantal seconden – de docent houdt de tijd bij tussen 10 en 20 sec per oefening – voeren de wandelaars de (kracht) oefeningen uit behorende bij de kleur van het dopje. De wandelaar die niet bij een dopje is uitgekomen, wandelt in verhoogd tempo buiten de pionnen. Hierbij wisselt hij van wandelrichting. Na elke oefening sluiten de wandelaars aan bij de ‘verliezer’.
rondes en punten
Deze oefenvorm is geschikt om tempo hardheid te ontwikkelen, vooral in het wandelen in hoog tempo. Men kan ervoor kiezen om de groep zo heterogeen (verschillen in wandelniveau) of zo homogeen (geen verschillen in wandelniveau) mogelijk te maken. Bij heterogeen is de doelstelling samenwerken ondanks de niveauverschillen en bij homogeen kan iedereen op zijn eigen niveau trainen.
24 september 2013
Maak met pionnen een vierkant (of bij minder deelnemers een driehoek). Zet bij elke pion op 5 meter een tweede pion. Verdeel je deelnemers over de eerste pionnen Nummer de deelnemers per pion 1 tot en met … afhankelijk van het aantal deelnemers in de training. Nummer 1 van elke groep probeert in de tijd dat de groep een hele ronde wandelt zo vaak mogelijk die 5 meter tussen twee pionnen te lopen. Heen en terug tussen de pionnen is een punt. De rest van de groep probeert zo snel mogelijk een hele ronde te wandelen. Nadat de groep een ‘grote’ ronde heeft gelopen, pikken zij nummer 1 op en is nummer 2 aan de beurt om heen en weer te wandelen. Dat gaat zo door totdat alle deelnemers van dat groepje tussen de pionnen heen en weer hebben gewandeld. Het oppikken en afzetten van wandelaar geschiedt pas als de hele groep een ronde heeft gelopen. Met andere woorden de groep loopt zoveel mogelijk bij elkaar. Scoremogelijkheden: wie heeft de meeste punten, de nummers 1, nummers 2, enzovoort? Welke groep is het snelst klaar en heeft de meeste punten?
25 september 2013
dennenappelloop
Dit is een ludieke oefenvorm waarbij de nadruk ligt op tempo verhoging tijdens het wandelen. Er zit in de vorm een wedijver element verwerkt waardoor de deelnemers zich zullen inspannen om het maximale eruit te halen Maak tweetallen. De nummers 1 gaan aan het werk en de nummers 2 hebben rust. Ieder tweetal staat bij een die cirkel die op de grond is getekend met daarin minimaal twee dennenappels. Gedurende 30 seconden gaan de nummers 1 zoveel mogelijk dennenappels verzamelen door bij anderen dennenappels uit de hoepel te halen (per rit maar één dennenappel). Hierbij mag de ‘steler’ niet gehinderd worden. Na 30 seconden wisselen van functie, nummers 2 dennenappels pakken en nummers 1 rust. Welk tweetal heeft uiteindelijk de meeste dennenappels? NB. Voor een afbeelding van deze oefenvorm ontbreekt het in dit artikel aan ruimte. Tekst: Hannie Huber Afbeeldingen: Hannie Huber (afbeelding 3 kon wegens ruimtegebrek niet worden geplaatst)
atletiektrainer, wat levert dat op? Regelmatig krijgen wij van FNV Sport vragen van (toekomstige) trainers over wat een redelijk salaris of een redelijke vrijwilligersvergoeding zou zijn. Een simpele vraag, maar een simpel antwoord is helaas niet te geven. Voor de vrijwilligers geldt dat er in ieder geval een maximum belastingvrij bedrag is vastgesteld door de belastingdienst. Per jaar kun je dus niet meer onbelast ontvangen voor het vrijwilligerswerk. Ook is hier een maximumuurtarief aan verbonden. Niet zomaar uiteraard, we willen voorkomen dat vrijwilligers direct concurreren met werknemers. Uiteraard kan een vereniging niet zonder vrijwilligers en bij grote verenigingen zijn er ook steeds vaker mensen aan het werk via een overeenkomst van opdracht (ZZP-ers) of via een dienstver-
band.
salaris of vergoeding
Als de juiste werkwijze wordt toegepast kijkt de atletiekvereniging eerst naar wat er nodig is om bepaalde taken te vervullen. Heb je een trainer nodig voor een specifieke doelgroep? Bijvoorbeeld beginnende jongeren die je voor de rest van het leven enthousiast wilt maken voor atletiek of juist een groep doorgewinterde langeafstandslopers. Beide groepen zullen een andere aanpak nodig hebben. Daarom wordt er eerst een
passend profiel opgesteld en aan de hand daarvan de uiteindelijke vacature.
trainerscompetenties
Over welke competenties en ervaring moet een trainer beschikken? Als je een trainer zoekt voor bijvoorbeeld ervaren langeafstandslopers, weet je dat deze persoon affiniteit moet hebben met de doelgroep en de lange afstanden. Ook wordt er een beroep gedaan op het enthousiasmerend vermogen, er wordt gezocht naar iemand die goed kan coachen. Zodanig dat de lopers gemotiveerd blijven om naar bepaalde doelen toe te werken. Ervaring met het opstellen van jaarplannen kan een pré zijn bij de selectie. Zo kan eventueel ook het organiseren van evenementen in de vacature opgenomen worden.
eisen
Nog regelmatig zien we in vacatures van verenigingen dat er gevraagd wordt naar iemand met het diploma looptrainer van een bepaald niveau en dat de kandidaat lopers moet kunnen stimuleren. Als er in de vacature veel eisen worden opgenomen, waaraan eventuele kandidaten moeten voldoen lijkt dat al snel te veel voor de vereniging. Je wilt immers niemand bij voorbaat afschrikken. Zeker niet als het een vrijwilligersfunctie betreft. Vrijwilligers liggen niet voor het oprapen, toch?
ervaring en een gevulde cv Juist in deze tijd van crisis er natuurlijk zijn er ook leden die wekelijks trouw naar de training komen en misschien wel (tijdelijk) zonder werk zitten. De
26 september 2013
vereniging en het lid kunnen beiden voordeel uit deze situatie behalen. Het lid kan de vereniging (tijdelijk) uit de brand helpen door actief trainingen te geven en het lid kan (betaald door de vereniging) een passende opleiding volgen waardoor hij of zij over de juiste kennis beschikt om deze training te kunnen geven. Wie weet wordt de trainer zo enthousiast dat dit een langere verbintenis kan worden. De trainer voelt zich nuttig en de vereniging is geholpen met de vervulling van een functie. Daarnaast kan de trainer het vrijwilligerswerk op zijn CV plaatsen; juist de benodigde competenties kunnen een extra aanvulling zijn op de al bestaande CV. Een trainer dient namelijk al snel te beschikken over competenties die op veel werkterreinen nuttig kunnen zijn, je kunt denken aan didactische vaardigheden, motiveren, coachen en samenwerken.
REFERENTIE
Ook kun je eventueel vragen aan een bestuurslid of deze referent voor je wil zijn bij het solliciteren naar functies. Vrijwilligerswerk zorgt niet alleen voor een nuttige en leuke tijdsbesteding, maar ook voor meer werkervaring. Vrijwilligerswerk doet het goed op een CV, stukken beter dan een blanco tijdvak. Uiteraard wil je als vereniging zeer gemotiveerde trainers, die niet alleen trainingen willen geven om het CV aan te vullen. Een win-win situatie is voor beide partijen mogelijk. Dit begint bij het opstellen van het competentieprofiel en de passende vacature. Zijn de eisen te beperkt dan krijg je als vereniging misschien juist de kandidaten die niet tot het uiterste zullen gaan om de leden aan de vereniging te binden. Kandidaten die reageren omdat er meer
27 september 2013
van ze gevraagd wordt, zullen zich uitgedaagd voelen om het (vrijwilligers) werk zo goed mogelijk te doen. Het werk als vrijwilliger levert dus veel meer op dan alleen maar de vergoeding en de erkenning van de vereniging.
CAO
Om nog even op de bedragen terug te komen… FNV Sport ziet graag dat sportorganisaties een cao toepassen als het werknemers betreft. Een aantal Sportservicebureau’s heeft met FNV Sport de cao voor Sportverenigingen afgesloten. Als je in dienst bent van een van deze Sportservicebureaus en werkt voor een vereniging, dan is je salaris via deze cao geregeld. Ook is het mogelijk dat je via de cao Sport werkt. Dit kun je navragen bij de vereniging/werkgever. Naast het werknemerschap en de vrijwilliger is er natuurlijk ook de ZZPer. De ZZP-er kan zelf bepalen welk bedrag er overeengekomen wordt. De ZZP-er kan rekening houden met een aantal zaken dat in het bedrag opgenomen wordt; zoals bijvoorbeeld een bedrag gereserveerd voor een eventueel pensioen, verzekeringen. Net zoals wij vrijwilligers en werknemers aanraden om te werken via een (arbeids-) overeenkomst, raden wij ZZP-ers aan om via een overeenkomst van opdracht
te werken.
Vragen
Heb je vragen over arbeidsvoorwaarden, salaris of wil je je contract laten controleren? FNV Sport doet dit gratis voor haar leden. Werknemers en ZZP-ers kunnen zich via onze website aanmelden: www.fnvsport.nl
Tekst: Mariska Exalto, beleidsmedewerker FNV Sport Afbeelding: FNV Sport Foto: Erik van Leeuwen
kwestie en sportkadermonitor 'Hoe werk jij als trainer aan de mentale weerbaarheid van atleten?' Op deze stelling van sportpsycholoog Edith Rozendaal reageerden twee trainers.
Weerbaarheid van atleten
Weerbaarheid van atleten train je door ze enthousiast en gemotiveerd te begeleiden. Geloof in hun eigen kunnen is het allerbelangrijkste, ook al lopen ze een poosje op hetzelfde niveau. Als je maar weet over te brengen dat dat maar tijdelijk is en het echt weer goed komt. Weerbaarheid trainen is het trainen van het geloof in eigen kunnen. Jij als trainer weet dat er meer inzit, maar het komt er niet uit: koppel zo iemand aan een collega hardloper die net iets harder loopt (een haas dus) en train dan op snelheid. Magriet Taselaar-Vegter (51), Uithuizen Loopgroep-Kameleon
Hoe werk ik aan weerbaarheid van atleten?
Ons trainerskorps gaat bewust met haar lopers om. Vanaf de eerste training maak ik de loper bewust van het feit dat hij/zij centraal staat. Ons motto is “Runfor-fun” en dat dient te gelden voor iedereen. Frequent terugkoppelen van de belevingen van de lopers speelt daarbij een rol. Op deze wijze trachten we de lopers in hun comfortzone te houden. Ad van Heijst (58), No-Limits, Bladel
NIEUWE KWESTIE:
“Trainings-technisch beleid moet door een professionele, betaalde trainer-coach worden gecoördineerd en aangestuurd”
Trainers gezocht voor Sportkadermonitor Ben je trainer, coach, instructeur, combinatiefunctionaris, scheidsrechter, jurylid of bestuurder dan vragen wij jouw medewerking. Wij, de sportbonden en NOC*NSF, hebben namelijk jouw informatie nodig om ons beleid en onze ondersteuning optimaal aan te laten sluiten bij jouw behoefte. Je doet belangrijk werk en weet als geen ander wat er speelt binnen jouw vereniging en waar je behoefte aan hebt. Jouw mening telt! Deelname aan een panel is dé manier om je stem te laten horen aan de landelijke sportorganisaties! Samen met onderzoeks- en adviesbureau Oberon ontwikkelen wij een Sportkadermonitor. Voor deze monitor stellen we drie panels samen: één voor sporttechnisch kader, één voor arbitrerend kader en één voor bestuurlijk kader. De panelleden krijgen één keer in de twee jaar een verzoek om een internetvragenlijst in te vullen voor de Sportkadermonitor. Dit kost je ongeveer 20 minuten tijd. De eerste vragenlijst ontvangt je komend najaar. Uiteraard informeren wij u over de uitkomsten van de Sportkadermonitor. Ben je geïnteresseerd in deelname aan de Sportkadermonitor, wil je je stem in de sport laten horen, dan kun je je inschrijven via http://tinyurl.com/ inschrijfform-sportkader. Onder de panelleden die de vragenlijsten invullen verloten wij een aantal leuke sportprijzen. Bij voorbaat veel dank voor jouw medewerking, Sportbonden en NOC*NSF/Academie voor Sportkader
28 september 2013
opleidingen, congres en symposium Dit najaar gaat een drietal opleidingen online: Basistrainer 3, Prestatietrainer 3 en Talenttrainer 4. De laatste is een combinatie van de vier disciplines mila, springen, werpen en sprint/horden. Voor informatie over de inhoud van deze opleidingen: www.atletiekunie. nl/opleidingen. Daarnaast hebben we een nieuwe bijscholing ontwikkeld: Jeugdatletiek van de toekomst. Onze nieuwe jeugdvisie is uitgewerkt in een aantal nieuwe trainingsvormen dat we in een bijscholing hebben verzameld.
Evaluatie niveau 3
De afdeling opleidingen heeft afgelopen seizoen (2012/2013) vragenlijsten naar cursisten, praktijkbegeleiders en opleiders gestuurd. Met de antwoorden zijn de cursussen op niveau 3 geëvalueerd. De Basis Looptrainer 3 krijgt van cursisten een rapportcijfer 7,5, de Basis Baanatletiektrainer 3 een 6,5. In totaal zijn 294 cursisten gestart, 72% heeft op 1 augustus het diploma in bezit. De cursussen op niveau 3 worden nu verder doorontwikkeld.
Trainerscongres
Net als in de jaren voor de Spelen in Londen, is er ook dit jaar weer een Trainerscongres. Op 16 november bezoeken drie mondiale toptrainers Papendal om hun kennis te delen met Nederlandse coaches. Dit jaar zijn Fuzz Ahmed (springen), Johan Kaggestad (mila) en Rana Reider (springen, sprint en horden) te gast. Houd de www. atletiekunie.nl in de gaten voor meer informatie en inschrijving.
Regierol
In het verlengde van de nieuwe visie op opleiden hebben we nu ook een nieuwe visie op samenwerken. Vanuit het doel om voor iedere atleet een bekwame en gediplomeerde trainer te vinden en daarmee de kwaliteit van actieve trainers in de vereniging te verhogen, kunnen wij natuurlijk zelf opleidingen ontwikkelen en geven, wat we ook blijven doen, maar we kunnen ook de samenwerking zoeken met externe aanbieders van cursussen. Met het beroepsonderwijs bijvoorbeeld. Maar ook particuliere en commerciële initiatieven worden gevolgd. Inmiddels hebben we contracten getekend met de ALO, het CIOS, Running Holland en ReActive en dit heeft tot nu toe al tientallen gediplomeerde trainers opgeleverd. Klik hier voor de visie op opleiden of hier voor de visie op samenwerken.
29 september
Symposium hoogspringen
Tijdens het symposium 'Hoe hoog leggen we de lat?' komt de training en techniek aan de orde van Bohdan Bondarenko en Douwe Amels: de wereldkampioen van Moskou en de Europees kampioen bij de neo-senioren in Tampere. De bijeenkomst vindt plaats op zaterdag 7 september bij Ilion in Zoetermeer. Daar is een dag later de Klaverblad International High Jump Meeting. Het symposium wordt georganiseerd door de Dutch High Jump Foundation. Op het programma staan onder meer
een clinic voor atleten en lezingen van de Duitse coach Hans-Jörg Thomaskamp en sportarts John IJzerman. Europees kampioen Douwe Amels vertelt wat er nodig is om 2,28 te kunnen springen. Programma: 11.00 uur: clinic Hans-Jörg Thomaskamp. Thomaskamp (1957) werkt als coach voor het hoog- en verspringen bij TSV Bayer 04 in Leverkusen. Daar begeleidde en begeleidt hij onder meer Rens Blom, Roman Fricke, Alyn Camara, Julia Straub en Mateusz Przybylko. 12.30 uur: lunch 13.30 uur: lezing Hans-Jörg Thomaskamp over de trainingsprincipes in het hoogspringen. 14.15 uur: Douwe Amels over de weg naar een hoogte van 2,28m. 14.45 uur: Sportarts John IJzerman over belasting en belastbaarheid van hoogspringers. IJzerman is als sportarts verbonden aan de Atletiekunie. 15.30 uur: pauze en aansluitend discussie met de inleiders. Deelnamekosten voor coaches € 45,00 en voor actieve atleten € 25,00. (inclusief lunch en een uitgebreid verslag van de bijeenkomst). De eerste 25 atleten die zich inschrijven kunnen deelnemen aan de clinic. Wie zich daarna aanmeldt, kan uiteraard als deelnemer het symposium bijwonen. Op zondag 8 september vindt – ook bij a.r.v. Ilion – de Klaverblad International High Jump Meeting plaats. Voor atleten en coaches die willen blijven overnachten, biedt de organisatie voor een speciaal tarief een overnachting aan in het NH hotel in Zoetermeer. Alle informatie over het symposium, de aanmeldingsmogelijkheden en de wedstrijd zijn te vinden op: http://www. highjump.nl. Foto: Coen Schilderman.
partners en suppliers atletiekunie Partners
Media partner
Suppliers
28 mei 2013