Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige
SOLATRON S2.5-1
Originele handleiding
1
04/2013
Art.Nr. 12 105 398
Inhoud
Inhoudsopgave Overzicht Richtlijnen, normen en voorschriften Produktbeschrijving
Ontwerp en dimensionering Hydraulische installatie Montage van de collectoren
................................................................ 3 ................................................................ 3 ................................................................ 4 Solarsysteem SOLATRON ...................... 6 Collector SOLATRON S2.5-1 .................. 7 Aansluitset ............................................... 8 Toebehoren ............................................. 9 Montagesysteem ................................... 10 Collectoren en opslag ............................ 11 Leidingen ............................................... 12 Expansievat ........................................... 13 Zonnecircuit ........................................... 14 Collectorveld .......................................... 15 Bevestigingssysteem ............................. 18 Collectormontage .................................. 22 Montagerek - tegeldak .......................... 25 Montagerek - speciaal dak ................... 25 Montagerek - plat dak ............................ 32 Montageraam ........................................ 33 Montage in het dak (geintegreerd)......... 34 Hydraulische aansluiting ........................ 48 Hydraulische aansluitvarianten .............. 52
Inbedrijfstelling .............................................................. 54 Inbedrijfstellingsprotocol .............................................................. 56 Bedrijf van de installatie .............................................................. 58 Storingen - Oorzaken - Oplossing .............................................................. 59 Onderhoudsprotocol .............................................................. 60 EU-veiligheidsdatablad Antifrogen SOL HT......................................................... 61
Planning van de installatie • Dimensionering van het collectorveld, warmteopslag, pompengroep, leidingen en expansievat • Beslissing van de montageplaats en het leidingentracé • Bepalen toestand dak Installatie • De installatie van het SOLATRON zonnesysteem moet in deze volgorde worden uitgevoerd: Installatie van het zonnecircuit zoals voorgeschreven in de gebruikshandleidingen • Installatie van warmteopslag; pompeenheden en expansievat • Aanleggen van de leidingen tot aan de montageplaats van de collector • Montage van de zonneregelaar Montage van de collectoren • Montage van het bevestigingssysteem aan het gebouw • Voorbereiden van de collectoren • Montage van de collectoren • Aansluiting van de collectoren • Vullen, spoelen en ontluchten • Druktest Inbedrijfstelling • Inbedrijfstelling volgens het inbedrijfstellingsprotocol • Kennisoverdracht naar de gebruiker
2
Richtlijnen Normen en voorschriften
Bestemmingen Voor een veilig, milieuvriendelijk en energiebesparend bedrijf moet u alle geldende normen, regels en richtlijnen navolgen. Let vooral op de volgende punten • EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren • EN 12976 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode geprefabriceerde installaties • EN 12977 1-3 Thermische zonne-energiesystemen en hun onderdelen - klantspecifiek vervaardigde installaties • EN 1991-2-3-4 Grondslagen planning structuur en invloed op structuren – sneeuw- en windbelasting • EN 516 Inrichtingen voor het betreden van het dak • EN 517 Veiligheidshaken dak • EN 62305-3 Bliksembeveiliging Extra voorschriften voor Duitsland • EnEV - Isolatie van leidingen • DampfKV - Verordening stoomketelinstallaties • DIN 1055 - Belastingaanname voor bouw deel 1 - 5 • DIN 18338 - Dabedekkings- en afdichtingswerk • DIN 18339 - Loodgieterwerk • DIN 18451 - Steigerconstructies • DIN VDE 0185 – Bliksembeveiliging Extra voorschriften Zwitserland:
Extra voorschriften voor Oostenrijk • ÖNORM B 3800-1 tot 4 brandgedrag van bouwstoffen en -delen • ÖNORM B 8131 Gesloten waterverwarmers - veiligheids-, uitvoerings - en testspecificaties • ÖNORM H 5150-1 Planning van centrale verwarmingsinstallaties Bemeting • ÖNORM H 5195-1 Voorkomen van schade door corrosie en verkalking in gesloten waterverwarmingsinstallaties met bedrijfstemperatur tot max. 100° C • ÖNORM M 7700 Zonne-energie benamingen en definities • ÖNORM M 7701 VORNORM Zontechnische installaties Harmonisatie voor meten van vlakke collectoren in warmwaterinstallaties • ÖNORM M 7710 Vlakke collectoren voor benutting zonne-energie -technische eisen en testspecificaties • ÖNORM M 7826 Solderen van koperleidingen voor installatiedoeleinden • BGBI.Nr. 57/1965 Electrotechniekwet - ETG in de destijds geldende versie • ÖNORM B 4013 Belastingsaannamen in de bouw Sneeuw- en ijsbelasting • ÖNORM B 4014 - 1 Belastingsaannamen in de bouw Statische winddruk • ÖNORM M 7510-1 Richtlijnen voor het testen van verwarmingsinstallaties grondbeginselen • ÖNORM M 7580 Warmteisolatie van verwarmingsinstallaties - eisen, bewijzen, rekenmethoden
• Windbelastingsberekening voor
dakbelasting en bevestiging (volgens SIA 260 + 261) • Richtlijnen SVGW • Kanton- en plaatselijke voorschriften brandweer • Brandveiligheidsvoorschriften van de VKF • Richtlijnen SWKI 93-1 "Veiligheidstechnische faciliteiten voor verwarmingsinstallaties
3
Voorschriften
Transport / opslag • Collectoren niet met de glaszijde naar onderen neerleggen en vervoeren • Collectoren niet op de hoge kant neerleggen of vervoeren • Collectoren moeten ter voorkoming van schade tot het laatste moment, tot bij de montageplaats, in de verpakking blijven • Draag de collectoren tijdens vervoer niet aan de collectorbeugels • Draag de collectoren tijdens vervoer niet aan het EPDM raamwerk • Leg de achterkant van de collector niet op een ongelijke ondergrond • Collectoren op stofvrije en droge plaatsen opslaan • Collectoren tot aan inbedrijfstelling altijd aan de glaszijde afdekken Aarding en bliksembeveiliging De metalen leidingen van het zonnecircuit moeten met een groen/ gele geleider van minstens 16mm² Cu (H07 V-U of R) met de hoofdpotentiaalvereffeningsrail worden verbonden. Is er een bliksemafleidersysteem aanwezig, dan kunnen de collectoren daarop worden aangesloten. De aarding kan anders ook met een diepe aardelectrode worden uitgevoerd. De aardgeleider moet buitenshuis worden gelegd. De aardleiding moet verder ook via een geleider met dezelfde doorsnede met de hoofdpotentiaalvereffeningsrail worden verbonden.
Montage De montage en de eerste inbedrijfstelling mag uitsluitend door een erkende vakkundige worden uitgevoerd. Deze neemt de verantwoordelijkheid voor de juiste installatie en inbedrijfstelling. De Montagesystemen werden tot sneeuwbelastingzone III, 700m boven NN en windbelastingszone II beproefd. Bij hogere belastingen moet een nieuwe berekening en eventueel een versteviging van het systeem met extra componenten worden uitgevoerd. Bedrijf • Schakel de installatie bij zonneinstraling niet uit! • De zonneregelaar moet altijd ingeschakeld blijven! • Controleer de installatie regelmatig Terugname Na het gebruik kunnen de collectoren aan ELCO teruggegeven worden. Alle materialen van de collector zijn gemaakt voor recycling en worden volgens de regels verwerkt. De hiermee ontstane kosten voor demontage en transport zijn voor uw eigen rekening.
4
Toelichtingen bij onze garantievoorwaarden Voor schade, die onder de volgende omstandigheden worden veroorzaakt, moeten we onze garantie uitsluiten: • Oneigenlijk of onjuist gebruik • verkeerde montage of inbedrijfstelling door de koper of derden, het aanbrengen van onderdelen van andere herkomst • inbedrijfstelling van de installatie of de collector in niet gevulde toestand • het handhaven van de niet gevulde toestand gedurende verscheidene dagen • gebruik van de installatie met te hoge druk • als een ander antivorstmiddel wordt gebruikt dan Antifrogen SOL HT Voorwaarden voor de garantie zijn:
• bediening op de juiste manier • het bedrijf van de installatie binnen de gegeven bedrijfsparameters
• geen grove dimensioneringsfouten • geen toepassing van ongeschikte leidingen
Productbeschrijving
Zonnesysteem SOLATRON S2.5-1 Het zonnesysteem SOLATRON voor warmwaterbereiding bestaat uit de volgende componenten: • Zonnecollectoren • Bevestigingssysteem • Warmtedragende vloeistof • Expansievat • Zonneboiler (opslagvat) • Zonnepomp met doorstroombegrenzer • Zonneregelaar met temperatuursensoren voor de collector en opslag • Luchtafscheider, ontluchter, veiligheidsklep en andere kleine onderdelen Het SOLATRON zonnesysteem kan met een geschikte boiler en zonneregelaar ook gebruikt worden voor ondersteuning van de centrale verwarming.
De zonnecollectoren zetten directe en diffuse stralingsenergie van de zon in warmte om. Daartoe wordt het zonnelicht door de zwart-blauwe laag geabsorbeerd. Deze is op een uniforme manier van een leidingstelsel voorzien, waardoor de warmte wordt afgevoerd. De speciale bouw van de collector verhindert ongewenst warmteverlies aan de omgeving. De zonneregelaar bestuurt de gehele installatie. Zodra de collectoren door de zon warmer worden dan het onderste deel van de opslag, zal de pomp worden ingeschakeld, zodat de warmte naar de boiler wordt afgevoerd. Als de collectortemperatuur lager is dan die van de opslag, zal de pomp weer worden uitgeschakeld. Om oververhitting van de opslag te voorkomen zal de pomp ook worden uitgeschakeld als de opslag tot de maximale temperatuur is opgewarmd. Dit werkt volautomatisch.
Luchtafscheider en handontluchter dienen ervoor, om het zonnecircuit vrij te houden van hinderlijke luchtbellen. Alleen zo kan de zonnepomp zonder problemen blijven werken.
Het bevestigingssysteem dient om de montage van de collectoren te vereenvoudigen. Voor verschillende soorten daken zijn er geschikte soorten dakbevestigingen beschikbaar.
In de zonneopslag blijft het warme water zitten totdat het gebruikt wordt. De opslag moet zo groot worden gedimensioneerd, dat een korte periode van slecht weer kan worden overbrugd. Het bovenste gedeelte van de opslag kan zonodig met een andere warmtebron worden verwarmd, zodat er ook bij slecht weer voldoende warm water beschikbaar is. Het onderste deel van de opslag wordt uitsluitend met zonneenergie verwarmd.
De warmtedragende vloeistof wordt met behulp van de zonnepomp door het zonnecircuit gepompt, waardoor de warmte van de collectoren naar de opslag wordt gebracht. Daar wordt de warmte door een warmtewisselaar aan het tapwater afgegeven. De warmtedragende vloeistof is voorzien van antivries, zodat de installatie tijdens de winter niet kan bevriezen en daardoor schade zou kunnen oplopen. De ongiftige en physiologisch onschadelijke warmtedragende vloeistof kan zonder problemen werken tussen –30°C en ruim 200°C.
Met het expansievat worden de temperaturafhankelijke uitzettingen van de warmtedragende vloeistof opgevangen. Hij is voldoende groot gedimensioneerd, dat er geen warmtedragende vloeistof door de veiligheidsklep wegdampt, ook als deze vloeistof bij collectorstilstand vanwege uitblijvende warmteafname in de collector gasvormig wordt.
5
Productbeschrijving
Vlakke collector SOLATRON S2.5-1 Beschrijving Zonnecollector, getest volgens EN 12975
UV licht bestendige kunststofhoeken met metaal versterkt. Weerbestendig glas, dat met siliconen op het aluminiumraam gelijmd is. Geisoleerde leidingdoorvoer.
Collectorbehuizing Zelfdragende, weerbestendige collectorbehuizing van met een aluminiumraam en afgedichte metaalbodem.
Isolatie Hoogwaardige, temperatuurbestendige steenwolisolatie, 50 mm, die geen gas afgeeft.
1 7 4
5
Veiligheids-zonneglas 3,2 mm dik veiligheids-zonneglas (hoogste) beschermingsklasse tegen hagel: 3.
2
Absorber Aluminium-absorber met zeer selectieve laag, daarmee verkrijgt men een energieopname van 95% terwijl de uitstralingsverliezen bij 100°C slechts 5% zijn. 10 mm dikke absorberbuizen zijn meandervormig vastgelast in de laserpuntlasprocedure. Daardoor verkrijgt men een goed thermisch contact, optimale warmteafvoer en uitstekend gedrag bij vloeistofstilstand. De hoeveelheid vloeistof is beperkt, daardoor is de collector snel op bedrijfstemperatuur.
6 2
3
3
8
9 1 Veiligheids-zonneglas 2 Kunststofhoeken, 2 delen 3 Aluminium ramen 4 Vier aansluitingen (steekverbindingen met dubbele O-ring en veiligheidsklemmen) 5 Ultrasoon gelaste absorberende leidingen (zigzag)
6 Verzamelbuis 18 mm met uitlopende aansluiting 7 Leidingdoorvoer 8 Steenwolisolatie 9 Bodemplaat
Collector
Maten (L x B x D) Collectoroppervlak brutto Openingsoppervlak Oppervlak absorber Gewicht Vloeistofinhoud Max. toelaatbare bedrijfsdruk Aansluitgrootte x aantal aansluitingen Aanbevolen doorstroomhoeveelheid per collector Minimale hellingshoek op het dak Minimale hellingshoek in het dak
Hydraulica Vier zij-aansluitingen, daardoor kunnen verschillende collectoren gemakkelijk naast elkaar worden geschakeld.
SOLATRON S 2.5-1 V
mm m² m² m² kg l bar l/h
SOLATRON S 2.5-1 H
2240 x 1125 x 99
1125 x 2240 x 99 2,52 2,26 2,24
46 2,1
46 2,5
6 Steekaansluitingen dubbele O Ring x 4 35 - 100 15° Dakopbouw (dakpannen + lat) < 40 mm = 15° Dakopbouw (dakpannen + lat) > 40 mm = 30°
Maximale hellingshoek op het dak en in het dak
75°
Prestatie-coefficienten volgens EN 12975 voor berekening volgens DIN V 4701-10 (m.b.t. openingsoppervlak) % 80,8 η0 W/m²K 3,131 k1 W/m²K² 0,016 k2 Warmtecapaciteit C kJ/m²K 6.78 Stilstandstemperatuur °C 198 IAM 50° 0,95
6
81,2 3,105 0,017 7.96 193 0,95
Productbeschrijving
Aansluitset Aansluitset voor een collector De aansluitset bestaat uit 2 aansluitellebogen, 2 ontluchtingsdoppen, 5 veiligheidsklemmen (1 daarvan als vervanging), hoge temperatuur-smeervet, 2 vervangings O-ringen en een PG-schroefaansluiting. De aansluitingen aan de leidingen zijn uitgevoerd met 22 mm klemringschroefdraden. Ze bieden als metaalafsluitingen de hoogste zekerheid in het zonnecircuit. De blinddoppen voor de beide niet benodigde collectoraansluitingen zijn uitgevoerd als ontluchtingskleppen, om de niet doorstroomde buiseinden van het collectorveld te kunnen ontluchten.
Uitbreidingset voor een (extra) collector De collectoren worden met behulp van twee compensatoren met elkaar verbonden. De compensatoren vangen thermische spanningen op. Ze kunnen zonder gereedschap worden gemonteerd. Ze verzekeren daardoor een lange levensduur van de collectoren.
T-stuk set (aansluittoebehoren) Voor het boven elkaar monteren van collectoren is er een T-stuk (22 mm klemring) beschikbaar.
7
Productbeschrijving
Toebehoren, warmtedragende vloeistof Set van ontluchtingsdoppen (aansluittoebehoren) Voor het boven elkaar monteren van collectoren is er een set van ontluchtingsdoppen beschikbaar.
Set bochten
Set ontluchtingspluggen
Set ellebogen (aansluittoebehoren) Voor het boven elkaar monteren van collectoren bij grote velden is er een set van ellebogen (22 mm klemring) beschikbaar.
Luchtafscheider/luchtpan
Aansluitset met sensorhuls
Aansluitset met sensorhuls voor de meting van de aanvoertemperatuur in de vloeistof, bv. bij rendementsmeting Bestaande uit: aansluitkruisstuk, sensorhuls, PG-schroefverbinding, afsluitkap, isolatie, smeervet, bevestigingsklem.
Luchtafscheider/luchtpot Voor een storingsvrij bedrijf moet het zonnecircuit volledig luchtvrij zijn. De bij hogere temperatuur ontstane luchtbelletjes (ook bij luchtvrij gespoelde installatie komen ze vrij) worden in de luchtafscheider verwijderd. De luchtafscheider kan op het hoogste punt van de installatie of in de heengaande leiding even vóór de boiler in de kelder worden gemonteerd. Bij installaties zonder luchtafscheider verzamelt de lucht zich op het hoogste punt in een luchtpot en kan daar met een handontluchter verwijderd worden.
Afdichtingen De aansluitingen aan de collectoren zijn uitgevoerd met speciale zonnebestendige O-ring afdichtingen. Isolatie-onderdelen Voor alle aansluitingsonderdelen zijn er geschikte isolatiedelen beschikbaar, gemaakt van temperatuur- en UV bestendige EPDM materialen, die met vulcaniserende kleefband helemaal sluitend aangebracht kunnen worden.
Dakdoorvoer Voor een eenvoudige montage zijn er dakdoorvoeren (voorgeisoleerde leidingen) beschikbaar, speciaal afgestemd op het zonnesysteem.
Antifrogen SOL HT- Klaar voor gebruik Vorstbescherming
tot –28°C
Samenstelling
Glycolen met hoog kookpunt
Viscositeit bij 20°C
Ca. 7,4 mm²/s
Dichtheid bij 20°C
Ca. 1,082 g/cm³
Dampdruk bij 20°C
1 mbar
Let goed op de aanwijzingen op het veiligheidsdatablad! 8
Warmtedragende vloeistof De warmtedragende vloeistof Antifrogen SOL HT is niet giftig en bovendien physiologisch onschadelijk. Met zijn extreem hoge temperatuurbestendigheid en goede vorstvaste eigenschappen is dit product ideaal voor het gebruik in collectoren met hoge prestaties. Om de levensduur van de warmtedragende vloeistof te verhogen moet men het zonnecircuit vóór het vullen daarmee goed spoelen. Reinigingsmiddel Het reinigingsmiddel Antifrogen SOL Clean wordt gebruikt voor de reiniging van zonneleidingen. Zie ook het hoofdstuk "Werking van de installatie / onderhoud".
Montagesysteem
Montagesysteem Bovenop dak (geen integratie in het dak) en op vlak dak Voor de montage buiten de dakhuid is een zeer flexibel montagesysteem beschikbaar. Dakankers • Voor pannendaken zijn dakhaken beschikbaar. De dakhaak wordt direct op de dakbalk geschroefd, hierdoor verkrijgt men een zeer goede stevigheid. • Op het vlakke of enigszins hellende dak wordt een flexibel montageraam gebruikt; de hoek van dit raam kan men aan de plaatselijke toestand aanpassen. Standaardinstelling 45°. • Voor metaalplaat en eternitdaken zijn speciale dakbevestigingselementen beschikbaar, zoals stokschroeven, blikvouwklemmen en haken voor een leien dak. • Voor beverstaartdaken en oneffen daken/speciale dakpannen is er altijd een geschikte dakhaak. Montagesysteem in het dak (dakintegratie) Speciaal ontwikkeld voor montage geintegreerd in het dak, is het indaksysteem bij talrijke typen daken met dakpannen eenvoudig en snel te monteren. Hiermee krijgt men een mooi en tevens weerbestendig collectorenveld. Het is alleen geschikt voor daken met een helling van minstens .. 15°.
9
Ontwerp en dimensionering
Collectoren en opslagvat Tabel voor grove schatting van de dimensionering van collectoren en boiler Warmwaterverwarming + verwarmingsondersteuning
Warmwaterverwarming
Oppervlak Minimaal volume Oppervlak Minimaal volume Warmwaterbe- vlakcollectoren zonnevlakcollectoren zonnehoefte (45°C) in m² Aantal vlak- energieopslagunit in m² Aantal vlakcol- energieopslagunit in liters (absorber)* collectoren* in liters ** (absorber)* lectoren* in liters ** personen ~ 1,8 tot 2,5 x oppervlak ~ 2 x min. warmwa- warmwaterinstalterbehoefte latie
~ 30 tot 80 liter ~ 1,4 m² per 50 per persoon liter ww-behoefte
van
tot
van
tot
3
150
200
2
300
2
3
300
4
150
200
4,5
4
200
300
6,7
6,7
2
3
9,0
3
4
5
150
200
4,5
5
200
300
6,7
6,7
2
3
9,0
3
4
5
250
350
6,7
9,0
3
6
200
300
6
250
350
6,7
9,0
6,7
9,0
7
200
7
250
300
6,7
350
6,7
7
350
8
250
550
9,0
15,7
4
7
750
20,2
350
6,7
9,0
3
4
500
15,7
8
350
550
9,0
15,7
4
7
750
20,2
33,6
9
350
550
9,0
15,7
4
7
750
20,2
9
500
700
13,4
20,2
6
9
1000
29,1
10
350
550
9,0
15,7
4
7
750
20,2
10
500
700
13,4
20,2
6
9
1000
29,1
2
van
tot
4,5
6,7
150
van
tot
9,0
300 400 300 400
4
500
3
4
3
4
9,0
3
9,0
3
4,5
~ 50 tot 70 liter opslagvolume per m² collectoroppervlak
van
tot 4
750
15,7
4
7
750
9,0
15,7
4
7
750
15,7
20,2
7
9
1000
9,0
15,7
4
7
750
15,7
20,2
7
9
750
15,7
20,2
7
9
1000
400
15,7
20,2
7
9
1000
500
15,7
20,2
7
9
1500
4
400
15,7
20,2
7
9
1000
4
500
15,7
20,2
7
9
1000
33,6
9
15
1500
20,2
7
9
1000
9
15
1500
33,6
9
15
1500
44,8
13
20
2000
33,6
9
15
1500
44,8
13
20
2000
9,0
* Het aantal collectoren is afhankelijk van de behoefte aan warm water of aan warmte, van de dakhoek en -orientatie, en ook van het stralingsaanbod van de zon. ** De opslaginhoud is afhankelijk van de zonne-opbrengst en van de warmtebehoefte.
Grootte van het collectoroppervlak Voor een lang en probleemloos bedrijf van de zonne-installatie is de juiste dimensionering van het collectoroppervlak van doorslaggevend belang. In verband met de verschillende situaties voor wat betreft de warmtevraag, de dakhelling en orientatie en de hoeveelheid instraling moet de berekening van het collectoroppervlak in elk geval weer apart worden uitgevoerd.
Dimensionering van de zonneopslag. Het gebruik van de zonnecollector is uitsluitend toegestaan met een voldoende grote zonneopslag. Te kleine zonneopslagvaten leiden tot voortdurende oververhitting van de collector en kunnen daarmee tot een kortere levensduur daarvan leiden.
Ontwerptabel Met deze tabellen kan men het benodigde collectoroppervlak en opslaggrootte schatten, als het tenminste om een gewone toepassing bij een woning gaat. Voor een precieze dimensionering moet men ontwerp- en rekeninstrumenten gebruiken. Bij afwijkingen van de hier voorgestelde ontwerpmethode moet men de berekening bij het protocol van de inbedrijfstelling bijsluiten. Bij grove dimensioneringsfouten verliest men de garantie.
10
Ontwerp en dimensionering
Leidingen Koper
Edelstaalgolfbuis
DN 13
DN 16
DN 16
DN 20
DN 20
DN 25
Koper
Edelstaalgolfbuis
DN 16
DN 20
DN 20
DN 25
Aantal collectoren bij buislengte 15 dubbele meter
1
2
3
4
5
6
x
x
x
x
x
x
x
x
7
8
9
x
x
x
x
x
10
x
Aantal collectoren bij buislengte 25 dubbele meter
1
2
3
4
5
x
x
x
x
x
x
x
DN 25
x
= voorziene toepassingsbereik
x
= grensbereik
6
7
8
x
x
x
x
x
9
10
x
x
Materiaal De leidingen van het zonnecircuit moeten volgens EN 12975 uit een voor zonneinstallaties toegelaten materiaal zijn gemaakt. Aanbevolen wordt de toepassing van koper of roestvrijstalen leidingen met metaal-afdichtende aansluitingen. Soldeeraansluitingen moeten met hardsoldeer gemaakt worden. Voor de gebruikte materialen en aansluitingen moet een temperatuurbestendigheid tot tenminste 200 °C gegarandeerd zijn, alsook de bestendigheid tegen de warmtedragende vloeistof erin en de weersinvloeden erbuiten. Bij beschadiging van de collectoren door ongeschikte leidingen vervalt elke aansprakelijkheid op de garantie.
Dimensionering De vereiste diameter van de leidingen kan met de tabel hiernaast worden bepaald. De tabel geldt voor de zonnepompgroep 65. Bij grotere installaties of totale lengte van de leidingen > 30 m moeten de dimensies en weerstanden van de leidingen berekend en met de circulatiepomp afgestemd worden.
11
Ontwerp en dimensionering
Expansievat De tabel is gebaseerd op een veiligheidsklep met een drempeldruk van 6 bar, een installatiedruk van pstat + 0,5 bar en het expansievolume van de geïnstalleerde zonne-installatie. Het expansievolume (Vd) is het resultaat van het collectorvolume (Vkoll), het volume van de aansluitleiding (Vr) en het installatievolume (Va) vermenigvuldigd met de expansiecoëfficiënten (e) van de collectorvloeistof. Ontwerp tussenvat (voorschakel-vat) Tussenvaten moeten gebruikt worden bij alle installaties met zeer korte leidingtrajecten en/of zeer kleine leidingdoorsneden, of bij grote collectoroppervlakken c.q. collectoren met grote inhoud (inhoud retourleiding < 50% van de minimuminhoud van een correct ontworpen expansievat VEXP). VZG = VEXP min. x 0,5
5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
Installatiehoogte in meter 3–10 m 14 15 17 19 20 22 23 25 27 28 30 32 33 35 37 38 40 42 43 45 46 48 50 51 53 55 56 58 60 61 63 64 66 68 69 71 73 74 76 78 79 81 83 84 86 87
11 m 14 16 17 19 21 22 24 26 27 29 31 32 34 36 38 39 41 43 44 46 48 49 51 53 54 56 58 59 61 63 64 66 68 70 71 73 75 76 78 80 81 83 85 86 88 90
12 m 14 16 18 20 21 23 25 26 28 30 32 33 35 37 39 40 42 44 45 47 49 51 52 54 56 58 59 61 63 64 66 68 70 71 73 75 77 78 80 82 84 85 87 89 90 92
= = = = =
VZG = VEXPmin = e = pstat pa pe
= = =
collectorvolume installatievolume volume aansluitleiding expansievolume vloeistofvat MAG (0,5% van het installatievolume, echter minstens 3 l) volume tussenvat (voorschakel-vat - optioneel) minimaal volume expansievat expansiecoëfficiënt van de collectorvloeistof (0,085 bij vultemperatuur 10° en maximumtemperatuur van 130°) installatiehoogte in m * 0,1 bar/m installatievuldruk (0,5 bar + pstat) installatiedruk (drempeldruk SV – 10%)
Om de volgende tabel te kunnen gebruiken, moet het expansievolume VD berekend worden: VD = Vkoll + Vr + (e * VA)
Basis voor de berekening van de tabel is: VMAGmin = (VD+VV) * (pe+1) / (pe – pa)
Expansievolume in liter
Vkoll VA Vr VD VV
13 m 15 16 18 20 22 24 25 27 29 31 32 34 36 38 40 41 43 45 47 48 50 52 54 56 57 59 61 63 64 66 68 70 72 73 75 77 79 80 82 84 86 88 89 91 93 95
14 m 15 17 19 21 22 24 26 28 30 32 33 35 37 39 41 43 44 46 48 50 52 54 55 57 59 61 63 64 66 68 70 72 74 75 77 79 81 83 85 86 88 90 92 94 96 97
15 m 16 17 19 21 23 25 27 29 31 32 34 36 38 40 42 44 46 48 49 51 53 55 57 59 61 63 64 66 68 70 72 74 76 78 80 81 83 85 87 89 91 93 95 96 98 100
12
Collector SOLATRON® S2.5-1 V SOLATRON® S2.5-1 H VISTRON FS 300 FS 400 FS 500 FS 750 FS 1000
Benaming Cu 10 x 1 Cu 12 x 1 Cu 15 x 1 Cu 18 x 1 Cu 22 x 1 Cu 28 x 1 Cu 28 x 1,5
Inh. liter 9,6 11,8 15,2 21,9 28,4
Inh. liter HS 500 10,4 HS 750 14,4 HS 1000 22,3 THS 800/300 17,5 THS 1000/300 20,0 VISTRON
Binnen-Ø mm 8 10 13 16 20 26 25
Inhoud in liter 2,1 2,5 VISTRON FSX 300 FSX 500 FSX 750 BS 300 BS 500 BS 750 BS 1000
Inh. liter 9,2 13,7 22,7 9,7 12,3 15,6 19,3
Inhoud (l/m) 0,05 0,079 0,133 0,201 0,314 0,531 0,491
Voorbeeld: 10 m2 collectoroppervlak met SOLATRON® S2.5-1 V Collectorinhoud = Vkoll: 2,1 l/module = 4 x 2,1 = 8,4 l Inhoud aansluitleiding = Vr aan beide zijden 1m, DN 22 = 2 x 0,314 = 0,628 l Systeeminhoud: 30 m buisleiding DN 22 = 30 x 0,314 = 9,42 l Inhoud warmtewisselaar van de boiler bv. 15,2 l Systeeminhoud = Va = 33,02 l VD = Vkoll + Vr + Va * e VD = 8,41 l + 0,628 l + 33,02 l * 0,085 Expansievolume (VD) = 11,8 l Een installatiehoogte van 12 meter heeft als resultaat een expansievatgrootte van minstens VEXPmin = 26 l. Hier dient een expansievat 35 l gebruikt te worden. Tussenvat: VZG = VEXP min. x 0,5 = 26 l * 0,5 = 13 l Hier dient een tussenvat 18 l gebruikt te worden.
Hydraulische eigenschappen van het zonnecircuit
13
B6
Collectorsensor
B3
Tapwatersensor boven
B31
Tapwatersensor onder
Q5
Zonnecircuitpomp
MAG
Expansievat
VL
Heengaande leiding
RL
Retourleiding
Z
Circulatie
WW
Warm water
KW
Koud water
TWM
Thermische warmwatermenger als bescherming tegen oververhitting (toebehoor)
DR
Doorstroomregelklep
SV
Veiligheidsklep
SuB
Spoel- en vulinrichting
LA
Luchtafscheider
Hydraulische eigenschappen van het collectorveld
A
Collectorveld met één rij Installaties (A) van 1 tot maximaal 5 collectoren kunnen aan een kant aan worden gesloten.
B
Installaties (A) van 1 tot maximaal 10 collectoren worden diagonaal aangesloten.
C
Collectorveld met twee rijen Installaties (C) van 1 tot maximaal 5 collectoren in een rij kunnen serieel op de daarboven liggende rij worden aangesloten (totaal max. 2 x 5 collectoren). Let hierbij op de som van de drukverliezen en van de temperatuurverhogingen
Collectorvelden met meerdere rijen Installaties van 1 tot maximaal 10 collectoren in een rij moeten volgens Tichelmann parallel worden aangesloten
14
Hydraulische eigenschappen van het collectorveld
Collectorveld met één rij Veldgrootte
Aansluiting diagonaal
Collectorveld met twee rijen
Aansluiting aan één kant
Veldgrootte
Aansluiting diagonaal
Aantal Bruto- Minimale Nominal Maximale Minimale Nominal Maximale Aantal Bruto- Minimale Nomina Maximale collect. oppervla doore doordoore doorcollect. oppervla doorle doork stroomdoorstroomstroomdoorstroomk stroom- doorstroomStuks hoeveelhei stroom- hoeveelhei hoeveelhe stroom- hoeveelhei Stuks hoeveelhe stroom- hoeveelhei m² d hoeveel d id hoeveel d m² id hoeveel d l/h heid l/h l/h heid l/h l/h heid l/h l/h l/h l/h
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2,5 5,0 7,6 10,1 12,6 15,1 17,6 20,2 22,7 25,2
35 70 105 140 175 210 245 280 315 350
70 140 210 280 350 420 490 560 630 700
Minimale doorstroomhoeveelheid Nominale doorstroomhoeveelheid Maximale doorstroomhoeveelheid
Drukverlies Het optredende drukverlies in het collectorveld is afhankelijk van de doorstroomsnelheid en de temperatuur van de warmtedragende vloeistof. Drukverlies en volumestroom bij een collectorveld met één rij. De nominale volumestroom per collector bedraagt 35 – 100 l/h of 0,6 tot 1,7 l/min. Worden collectoren serieel aangesloten, dan zal de benodigde volumestroom volgens het aantal collectoren in slechts één rij opgeteld worden.
100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
35 70 105 140 175
70 140 210 280 350
100 200 300 400 500
2x1 2x2 2x3 2x4 2x5
maximaal 5 collectoren toelaatbaar
5 10 15 20 25
35 70 105 140 175
70 140 210 280 350
100 200 300 400 500
maximaal 2x5 collectoren toelaatbaar
35 l/coll h 70 l/coll h 100 l/coll h
Drukverlies en volumestroom bij collectorvelden met twee rijen en seriele aansluiting en boven elkaar liggende rijen (mogelijk tot 5 collectoren per rij). De nominale volumestroom per collector bedraagt 35 – 100 l/h of 0,6 tot 1,7 l/min. Worden collectoren serieel in twee rijen aangesloten, dan zal slechts de benodigde volumestroom volgens het aantal collectoren in één rij worden opgeteld. Let hierbij ook op de resulterende extra temperatuurverhogingen.
15
Drukverlies en volumestroom bij een collectorveld met één rij. De nominale volumestroom per collector bedraagt 35 – 100 l/h of 0,6 tot 1,7 l/min. Worden meerdere collectorenrijen parallel aangesloten, dan wordt de benodigde volumestroom volgens het aantal collectoren opgeteld. Het drukverlies wordt bepaald uit het drukverlies van een rij plus dat van de aansluitleidingen volgens Tichelmann.
Hydraulische eigenschappen van het collectorveld
Drukverliesdiagram SOLATRON S 2.5-1 V (verticaal) en S 2.5-1 H (horizontaal)
1
2
3
8
7
6
5
4
9
10
200
Aantal Anzahl collectoren Kollektoren [st.] [St.]
Drukverlies in het (mbar) Druckverlust imcollectorveld Kollektorfeld [mbar]
180 160 140 120 100 80 60
Drukverlies Druckverlust SOLATRON S 2.5-1 SOLATRON S 2.5 Parallelschakeling
40
betrekking op water 20°C Parallelschaltung - komt overeen met einreihig Antifrogen SOL HT 60°C
20
bezogen auf Wasser 20°C entspricht Tyfocor 60°C
0 0
100
200
300
400
500
600
700
800
900
1000
Gesamtdurchfluss [l/h] Totale doorstroming (l/h)
Drukverliesdiagram SOLATRON S 2.5-1 V (verticaal) en S 2.5-1 H (horizontaal)
2x2
2x1
2x4
2x3
2x5
200
Anzahl Aantal collectoren Kollektoren [st.] [St.]
Drukverlies in het (mbar) Druckverlust imcollectorveld Kollektorfeld [mbar]
180 160 140 120 100 80 60
Drukverlies Druckverlust SOLATRON S 2.5-1 SOLATRON S 2.5 Parallelschakeling
40
betrekking op water 20°C Reihenschaltung - komt overeen met
20
bezogen auf Wasser 20°C entspricht Tyfocor 60°C
zweireihig Antifrogen SOL HT 60°C
0 0
50
100
150
200
250
300
Gesamtdurchfluss [l/h] Totale doorstroming (l/h) 16
350
400
450
500
Bevestigingssystemen Op het dak, vlakdak en speciaal dak
Montagerails
Collectorklemmen
Pos.3 Antiglijbeveiliging
Hangerschroef
Dakhaak leisteen
Dakhaken pannendak
Railverbinder
Dakhaak tegeldak flexibel
Blikvouwklem
KalZip-dakklem Dakhaak beverstaart
Aansluitschroef
Torx 50 Adapter (gereedschap)
17
Handgrepen
Materialenlijst
Bevestigingssystemen Verticale collectormontage (op het dak) Beschrijving
Speciaal dak (zonder dakhaken)
Pannendak (met dakhaken)
Collector
18
Stuks
Bev.Basis-set Z SOLATRON S2.5-1V 1 coll. Basis, verticaal, op het dak 1 collector Montagerail 1215 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Dakhaken fix 40/8 v.pannendaken / paar
1 1 2 2
Bev.Basis-set Z SOLATRON S2.5-1V 2 coll. Basis, verticaal, op het dak 2 collectoren Montagerail 2405 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Dakhaken fix 40/8 v.pannendaken / paar
1 2 4 3
Bev.Basis-set Z SOLATRON S2.5-1V 3 coll. Basis, verticaal, op het dak 3 collectoren Montagerail 1810 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar Dakhaken fix 40/8 v.pannendaken / paar
2 3 6 1 4
Bev.uitbr.-set Z SOLATRON S 2.5-1V Uitbreiding, verticaal, op het dak, 1 collector Montagerail 1215 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar Dakhaken fix 40/8 v.pannendaken / paar
1 1 2 1 1
Bev.basis-set SD-Z SOLATRON S2.5-1V 1 coll. Basis, verticaal, speciaal dak, 1 collector Montagerail 1215 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging
1 1 2
Bev.basis-set SD-Z SOLATRON S2.5-1V 2 coll. Basis, verticaal, speciaal dak, 2 collectoren Montagerail 2405 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging
1 2 4
Bev.basis-set SD-Z SOLATRON S2.5-1V 3 coll. Basis, verticaal, speciaal dak, 3 collectoren Montagerail 1810 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar
2 3 6 1
Bev.uitbr.-set SD-Z SOLATRON S 2.5-1V Uitbreiding, verticaal, speciaal dak, 1 collector Montagerail 1215 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar
1 1 2 1
Materialenlijst
Bevestigingssystemen Horizontale collectormontage (op het dak) Beschrijving
Speciaal dak (zonder dakhaken)
Pannendak (met dakhaken)
Collector
19
Stuks
Bev.Basis-set Z SOLATRON S2.5-1H 1 coll. Basis, horizontaal, op het dak, 1 Kollektor Montagerail 2340 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Dakhaken fix 40/8 v.pannendaken / paar
1 1 2 2
Bev.Basis-set Z SOLATRON S2.5-1H 2 coll. Basis, horizontaal, op het dak, 2 collectoren Montagerail 1185 mm/1paar Montagerail 2340 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar Dakhaken fix 40/8 v.pannendaken / paar
2 1 2 4 2 3
Bev.uitbr.-set Z SOLATRON S 2.5-1H Basis, horizontaal, op het dak, 1 collector Montagerail 2340 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar Dakhaken fix 40/8 v.pannendaken / paar
1 1 2 1 1
Bev.Basis-set SD-Z SOLATRON S2.5-1H 1 coll. Basis, horizontaal, speciaal dak, 1 collector Montagerail 2340 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging
1 1 2
Bev.Basis-set SD-Z SOLATRON S2.5-1H 2 coll. Basis, horizontaal, speciaal dak, 2 collectoren Montagerail 1185 mm/1paar Montagerail 2340 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar
2 1 2 4 2
Bev.uitbr.-set SD-Z SOLATRON S 2.5-1H Uitbreiding, horizontaal, speciaal dak, 1 collector Montagerail 2340 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar
1 1 2 1
Materialenlijst
Bevestigingssysteem vlak dak Beschrijving
Collector horizontaal
Collector verticaal
Collector
20
Stuks
Bev.Basis-set FD SOLATRON S2.5-1V 1 coll. Basis, verticaal, vlak dak 1 collector Montagerail 1215 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Vlakdakpootje lang m. dwarsverb.
1 1 2 2
Bev.Basis-set FD SOLATRON S2.5-1V 2 coll. Basis, verticaal, vlak dak 2 collector Montagerail 2405 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Vlakdakpootje lang m. dwarsverb.
1 2 4 3
Bev.Basis-set FD SOLATRON S2.5-1V 3 coll. Basis, verticaal, vlak dak 3 collectoren Montagerail 1810 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar Vlakdakpootje lang m. dwarsverb.
2 3 6 1 4
Bev.uitbr.-set FD SOLATRON S 2.5-1V Uitbreiding, verticaal, vlak dak, 1 collector Montagerail 1215 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar Vlakdakpootje lang m. dwarsverb.
1 1 2 1 1
Bev.Basis-set FD SOLATRON S2.5-1H v.1 coll. Basis, horizontaal, vlak dak, 1 collector Montagerail 2340 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Vlakdakpootje kort m.dwarsverb.
1 1 2 2
Bev.Basis-set FD SOLATRON S2.5-1H v.2 coll. Basis, horizontaal, vlak dak, 2 collectoren Montagerail 1185 mm/1paar Montagerail 2340 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar Vlakdakpootje kort m.dwarsverb.
2 1 2 4 2 3
Bev.uitbr.-set FD SOLATRON S 2.5-1H Uitbreiding, horizontaal, vlak dak, 1 collector Montagerail 2340 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar Vlakdakpootje kort m.dwarsverb.
1 1 2 1 1
Collectormontage (verticaal)
Maten collectorveld De grootte van het collectorveld wordt bepaald door het aantal collectoren naast en boven elkaar. De hoogte van de collector bedraagt A = 2235 mm; breedte van de collector bedraagt B = 1110 mm. Bij de montage naast elkaar krijgt men een afstand tussen de collectoren van E=84 mm en een afstand van de montagerail tot de rand van het collectorveld van C = 45 mm. De maat E wordt door de aanslag van de beide collectorklemmen gegeven. Deze heeft betrekking op het raam aan de onderkant van de collector. Bij het boven elkaar monteren kan de afstand tussen de rijen vrij gekozen worden, waarbij de maat E = F = 84 mm vanwege optische gronden wordt aanbevolen De breedtemaat van het collectorveld D wordt bepaald door de collectorbreedte B, het aantal afstanden E en de afstand C aan de rand van het veld.
Collectorvelden met slechts één collector per rij Collectorvelden met twee collectoren per rij Collectorvelden met drie collectoren per rij Collectorvelden met meer dan drie collectoren per rij (4 collectoren) voor elke extra + eenmaal a (verticaal) of d (horizontaal)
Verticaal
Horizontaal
a = 1215 mm
d = 2340 mm
b = 2405 mm 2 x c = 1810 mm 2 x c = 1810 mm a = 1215 mm
2 x e = 1185 mm d = 2340 mm 2 x e = 1185 mm 2 x d = 2340 mm 2 x e = 1185 mm 3 x d = 2340 mm
De verlenging met rails a (verticaal) en d (horizontaal) moet altijd in het midden van het collectorveld worden uitgevoerd. De rails mogen niet doorgezaagd worden.
21
Raillengte Voor de bevestiging van de collectoren zijn er 5 verschillende lengten a, b, c, d en e montagerails beschikbaar. Bij collectorvelden met meer dan een rail zijn er railverbinders nodig.
Collectormontage
Montagerail
collectorklemmen
dakhaken
railverbinder
Antiglijbeveiliging
Bereik [cm] verticaal A
Beschrijving
horizontaal 223
B
Hoogte van de collector (achterkant/oplegkant)
111,5
C D
140-190
E F
Breedte van de collector; afstand van de collectorklemmen 60-80
Afstand montagerails = afstand van de dakhaak Afstand rail (onder) tot onderkant collector
8-25
15-45
Afstand collectorrand tot antiglijbeveiliging
75-95 40-100
135-195
Afstand tussen de antiglijbeveiligingen van een collector
100-210
Afstand tussen de dakhaken (basis collector)
H
10-35
10-60
I*
50-130
100-240
K
212,4
101
G
21
Afstand tussen collectorrand en dakhaken Afstand tussen de dakhaken (extra collector) Afstand tussen de aansluitingspunten
* Maat I geldt voor daksparbreedte < 60 cm Bij daksparbreedtes > 70 cm moeten evt. meer dakhaken gebruikt worden. De afstand tussen twee dakhaken mag niet groter worden dan 130 cm bij verticale en 240 cm bij horizontale montage.
22
Collectormontage
Om er zeker van te zijn dat er door de dakhakenmontage geen kruising optreedt, moet een proefrail worden gebouwd. Hiertoe schroeft men de benodigde rails aan de railverbinders en plaatst de collectorklemmen en de antiglijbeveiligingen op de juiste plaatsen. Daarna kan men de daartussen liggende dakhaakbereiken bepalen, door de proefrails mee op het dak te nemen. Bovendien vallen er op deze manier van monteren geen onderdelen van het dak.
horizontaal
verticaal
Bij het plaatsen van de dakhaken moet men erop letten, dat de bevestigingselementen of de railverbinders de dakhaken niet kruisen.
Montagebereik v.d. dakhaken
23
Aanbrengen van het montagestel
Pannendak Plaatsing: verticaal
2
pa m nn in. en rij en
min. 1 m
korte rails altijd in het midden
Voorbereiden en controleren van het dak. Controleer het dak op de volgende punten • Lekdichtheid en noodzaak sanering: Daksanering moet niet voor de nabije toekomst gepland zijn. Vervang kapotte dakpannen op de plaats van de montage, aangezien ze na montage van de collector niet meer bereikbaar zijn. Draagkracht van het dak
• Controleer of het dak een extra vlakke
belasting van 25 kg/m² kan verdragen.
Goede staat der daksparren
• Controleer of de daksparren in een
Plaatsing: horizontaal
korte rails altijd buitenkant
2
pa m nn in. en rij en
min. 1 m
goede staat verkeren, zodat de dakhaken hier stevig op bevestigd kunnen worden. Eventueel moeten de sparren worden vervangen, een andere plaats voor de collector worden gezocht, of extra bevestigingspunten worden gevonden, in ieder geval moeten de dakhaken bij storm goed in de daksparren blijven zitten.
Bereik [mm]
Beschrijving
verticaal horizontaal C
140-190
60-80
Afstand montagerails = afstand van de dakhaak
G
40-100
100-210 Afstand tussen de dakhaken (basis collector)
I
50-60
110-120 Afstand tussen de dakhaken (extra collector)
Veiligheidsmaatregelen Bij de montage op een schuin dak moet men de van kracht zijnde voorschriften ter voorkoming van ongevallen van de beroepsverenigingen en de DIN-VDENormen navolgen. Veiligheidsvoorzieningen tegen vallen zijn noodzakelijk vanaf een valhoogte van 3 m op schuine daken van meer dan 20°. Aanbevolen wordt om een veiligheidsdakhaak (toebehoor) op een geschikte plaats te bevestigen. Tegen het afglijden moet men gebruik maken van vangtuig en muurtjes op het dak.
* Maat I geldt voor daksparbreedte < 60 cm Bij daksparbreedtes > 70 cm moeten evt. meer dakhaken gebruikt worden. De afstand tussen twee dakhaken mag niet groter worden dan 130 cm bij verticale en 240 cm bij horizontale montage. Bevestigingspunten bepalen, maar houd daarbij rekening met de volgende punten:
• Collectorveld zo goed mogelijk schaduwvrij. • De leidingen moeten zo kort mogelijk zijn en direct naar de pompgroep en de warmteopslag worden gelegd. Om bij stilstand stoom er eenvoudig uit te kunnen drukken, de buisleiding indien mogelijk ononderbroken met verval leggen
• De opstelling moet niet te dicht bij de dakrand zijn, om de windlast zo gering mogelijk te houden en voor een goede
bereikbaarheid rondom het collectorveld. Minimale afstand: 1,0 m; bij hogere gebouwen en blootgestelde zones: groter.
• Afstand tot daknok bedraagt minstens twee rijen dakpannen.
24
Aanbrengen van het montagerek
Pannendak
Bevestiging van de dakhaken Benodigde gereedschappen • Palhandvat ("Ratelaar") • Moerstukje met verlengstuk min. 120 mm • SW 17 Moersleutel of moerstukje
Bevestig de grondplaat met 2 sparrenschroeven direct op de sparren, let daarbij op de volgende punten: • De grondplaat ligt over de gehele breedte op de spar en de beugels moeten aan de rand van een dal in de dakpan liggen. • Montage parallel aan de dakpannen. Met de materialen worden ook houtplaatjes (2 x 3 mm, 2 x 5 mm) geleverd, die kan men naar behoefte eronder leggen. Als de dakpannen dan toch nog te hoog liggen dan kan men een houten plaat onder de grondplaat leggen. • De gaten in de sparren moet men met 6 mm houtboren voorboren.
Pannen bewerken en erin leggen • Storende uitsteeksels op de dakpannen moeten met een slijpschijf worden verwijderd. • Het kan zijn dat de dakpannen aan de onder- en bovenkant moeten worden bewerkt. • Leg de dakpannen weer erop en zorg dat ze goed passen 25
Alle dakhaken moeten parallel en met gelijke afstanden tot de daklatten en dakpannen gemonteerd worden! Aanwijzing: Hiertoe kan men de eerste en laatste dakhaak van een rij in de vastgestelde bereiken vastschroeven en met een draadje verbinden. Dit gespannen draadje dient dan alleen als referentielijn voor het plaatsen van de resterende dakhaken, die daartussen komen te liggen.
Aanbrengen van het montagestel
Pannendak Railverbinders Benodigde gereedschappen: • Torx (T50) voor zelftappende schroeven (toebehoren)
Rails aan elkaar monteren • Bevestig de railverbinders telkens aan een railuiteinde, hierbij moet deze tot de helft in de rail worden geschoven en door de zelftappende schroef aan de bovenkant worden gestopt. • Stel de rails in en draai ze vast op de verbinders Breng de rails aan op de dakhaken • Nadat alle dakhaken gemonteerd zijn, kan de montagerail op de dakhaken worden vastgeschroefd. • De rails wordt op de voorkant van het oplegvlakje van een dakhaak gelegd en met de zelftappende schroef (Torx T50) hierop vastgeschroeft. • Draai de schroeven pas definitief vast als men het montagerek goed heeft geplaatst. • De rails moeten in een lijn en parallel aan elkaar (boven- en onderrij) worden gemonteerd.
Bij het plaatsen van de dakhaken moet men erop letten, dat er geen kruising optreedt tussen de bevestigingselementen of railverbinders met de dakhaken. Montage van de antiglijbeveiliging. De antiglijbeveiliging wordt zonder gereedschap van bovenaf in de rail gezet. Hiermee voorkomt men dat de collector tijdens montage naar beneden glijdt.
De collector wordt van boven in de antiglijbeveiligingen geschoven. Elke collector moet één (verticaal) of twee (horizontaal) antiglijbeveiligingen hebben.
26
Aanbrengen van het montagerek
Serienummer (1) lezen Voor de montage van de collectorvelden moet men het serienummer aflezen en dat in het inbedrijfstellingsprotocol noteren.
2 2 3
1 2
2
2 Functie en onderhoud van de collectorklem De collectorklem is verschuifbaar op de montagerail om deze op de juiste plek te kunnen brengen. De verschuifbaarheid is afhankelijk van de inschroefdiepte van de blokkeerschroef. Monteer het bevestigingselement op de montagerail: hierbij moet men het klemblokje 90° gedraaid erin steken, op de montagerail leggen en door drukken op de schroef in de montagerail laten klikken.
Benodigd gereedschap: • SW 13 steeksleutel • Noot met verlengstuk min. 120 mm • "Ratelaar" (handvat)
Begin aan een kant van het veld met de montage van de buitenste twee collectorklemmen en zet deze in de juiste positie. Breng de antiglijbeveiliging (verticaal) of de twee daarvan (horizontaal) in positie en hang de beide andere collectorklemmen in de rail. De afstand tot de reeds gepositioneerde collectorklemmen moet groter zijn dan 111 cm bij verticale montage of groter dan 223,5 bij horizontale montage, om het inhangen van de collector probleemloos te laten verlopen. 27
Draaghulp Met de handgreep (2), die aan de zijkant van de collectorhoeken gemonteerd kunnen worden, kan men de collector dragen. De handgrepen zijn als toebehoor verkrijgbaar. Let op de sensorpositie De sensorhuls (3), zichtbaar op de absorberplaat, moet zich altijd boven links bevinden (verticaal en horizontaal).
Controleer dat alle schroeven op de collectorklemmen los genoeg zitten dat deze nog in de rails verschoven kunnen worden. De collector wordt in de antiglijbeveiligingen gehangen en tot aan de buitenste collectorklemmen verschoven. De beide andere collectorklemmen kunnen nu ook ertegen aan worden verschoven.
Aanbrengen van het montagerek
Na het nogmaals controleren van de positionering kunnen alle vier collectorklemmen op de collector worden vastgedraaid. Om nog meer collectoren te monteren, moeten de collectorklemmen van de volgende collector aan de voorkant tegen de reeds vastgezette klem worden geschoven.
Voordat de volgende collector erin wordt gehangen en met de collectorklemmen wordt vastgezet, kan men nu eerst de compensatoren met temperatuurbestendig glijmiddel in de hydraulische aansluitingen van de reeds vastgezette collector steken. Het is echter ook mogelijk om de compensatoren na de montage van alle collectoren in te bouwen. (Voor preciezere montageaanwijzingen wordt verwezen naar het hoofdstuk over de hydraulische aansluiting)
28
Aanbrengen van het montagerek
Speciaal dak Voorbereiden en beproeven van het dak Controleer het dak op de volgende punten • Lekdichtheid en noodzaak sanering: Controleer of het dak dicht en in goede toestand is. Daksanering moet niet voor de nabije toekomst gepland zijn. Vervang eventueel kapotte dakbedekkingen op de plaats van de montage, aangezien ze na montage van de collectoren niet meer bereikbaar zijn
Afstand van de bevestigingspunten
B
boven elkaar exact
horizontaal E
Uitsteking railrand
A
Afstand van de bevestigingspunten
Aantal collectoren
• Draagkracht van het dak:
Controleer of het dak een extra vlakke belasting van 25 kg/m² kan verdragen. • Voldoende stevigheid van de dakelementen, waaraan het montagesysteem verankerd wordt: Controle van de sparren (voor hangerschroeven en haken voor een leien dak metaalplaat vast verankerd; voor blikvouwklemmen onder andere)
SOLATRON S 2.5-1 V (verticaal)
SOLATRON S 2.5-1 H (horizontaal)
140-190 cm 60-80 cm Afstand afhankelijk van de vooraf gegeven roostermaat 10 – 35 cm 10 – 60 cm 50 – 130 cm * 100 – 240 cm * bij metaaldaken met staande naad in iedere vouw een klem
1 2 3 4 5 6 7 8
Aantal bevestigingspunten horizontaal (per collector) 2 (4)* 4 (8)* 6 (12)* 8 (16)* 10 (20)* 12 (24)* 14 (28)* 16 (32)*
1,2 2,4 3,6 4,8 6,1 7,3 8,5 9,7
2,3 4,7 7,1 9,4 11,7 14,1 16,4 18,8
9
18 (36)*
10,9
21,1
10
20 (40)*
12,1
23,4
D
raillengte in m
* bij grotere afstanden extra bevestigingspunten aanbrengen 29
Bevestigingspunten bepalen maar houd daarbij rekening met de volgende punten: • Collectorveld zo goed mogelijk schaduwvrij. • De leidingen moeten zo kort mogelijk zijn en direct naar de pompgroep en de warmteopslag worden gelegd. Om bij stilstand stoom er eenvoudig uit te kunnen drukken, de buisleiding indien mogelijk ononderbroken met verval leggen. • De opstelling moet niet te dicht bij de dakrand zijn, om de windlast zo gering mogelijk te houden en voor een goede bereikbaarheid rondom het collectorveld: minimale afstand: 1,0 m; bij hogere gebouwen en blootgestelde zones: groter. • Afstand tot daknok bedraagt minstens 0,5m • Kies de bevestigingspunten horizontaal, zodat ze zo gelijkmatig mogelijk verdeeld zijn (zie tabel).
Aanbrengen van het montagerek
Speciaal dak Bij het aanbrengen van het montagerek moet men de montageinstructies en de maatinformatie op blz 21-24 in aanmerking nemen.
Haken voor een leien dak • Haken voor een leien dak met geschikte schroeven (zelf aanschaffen), goed aan het onderdak te bevestigen. • Dak weer dekken. Hangerschroef • Gat (14 mm) boren in de dakhuid, maar nooit in een watervoerende geul, altijd in een hoger liggend deel. • Bevestigingsgat in de sparren (8,5 mm). • hangerschroef min. 80 – 100mm diep in de sparren inschroeven • Voor de afdichting moet men het rubber onderdeel helemaal naar onder schuiven en met de flensmoer zacht tegen de dakhuid aan laten drukken.
Blikdak-klemmen • Vanwege de geringe draagkracht moet in horizontale zin op elke blikvouw een klem worden gezet. • De klemmen worden op de vouw gezet en losjes bevestigd. De positionering vindt plaats bij het bevestigen van de montagerails. • Schuif de klem in ieder geval zo ver mogelijk op de vouw. • Draaimoment voor de klemschroeven van de blikvouwklem: ca. 25Nm (met het korte palhandvat krachtig aandraaien) Rail bevestigen aan het dakanker • Rail met opening naar boven aan het dakanker schroeven. • Met behulp van het lange gat positioneren.
30
Aanbrengen van het montagerek
Speciaal dak
Dakhaak beverstaart • Met een houtboor 6 mm-gaten in de dakspar voorboren. • Elke dakhaak met 2 daksparschroeven stevig aan het onderdak bevestigen. • Beverstaartpan (1) met schijfslijper aan dakhaak aanpassen (2). • De rail vanaf de voorkant op het oplegvlak van een dakhaak leggen en hieraan vastschroeven. • Schroeven pas na het opnieuw positioneren van het montageframe vastdraaien.
2
1
Flexibele dakhaak Bevestigen van de grondplaat met twee daksparschroeven direct op de daksparren, met inachtneming van de volgende punten:
• Positie (pos. 1, pos. 2, pos. 3) van de
bij de dakpan passende beugel kiezen. • Met een houtboor 6 mm-gaten in de dakspar voorboren. • Passende hoogte voor de dakpannen instellen. • Alle dakhaken parallel en op dezelfde afstand tot de daklat resp. tot de dakpan monteren. • Storende overlappingen/neuzen op de dakpan met een schijfslijper verwijderen. • De rail vanaf de voorkant op het oplegvlak van een dakhaak leggen en aan de dakhaak vastschroeven. • Schroeven pas na het opnieuw positioneren van het montageframe vastdraaien.
s.1 Po .2 Pos .3 Pos
31
Aanbrengen van het montagerek
Plat dak Voorbereiden en controleren van het dak. Controleer het dak op de volgende punten: • Lekdichtheid en noodzaak sanering. Controleer of het dak dicht en in goede toestand is. Daksanering moet niet voor de nabije toekomst gepland zijn. • Draagkracht van het dak. Afhankelijk van de belastbaarheid van het dak wordt de bevestiging van het montage-raam gekozen. Daarvoor kan in het bepaalde gevallen nodig zijn om de hulp van een deskundige in te roepen, die dan ook de sneeuw- en windbelastingen in de berekening meeneemt.
• Bij bevestiging van het montageraam
aan betongewichten moet het dak een extra draaglast kunnen hebben van 300 kg/m² verticaal en 125 kg/m² horizontaal. Per collector moeten betongewichten van tenminste 330 kg (verticaal) en 100 kg (horizontaal) voor de stabiliteit worden toegepast. Ter bescherming van de dakhuid moet men een onderlaag van schuimrubber of iets dergelijks gebruiken. • Bij kleine gewichten moet men ook nog tuidraden gebruiken en die aan vaste punten bevestigen.
• Als alternatief kan men het montage-
raam op dragers schroeven, die de last op stevige muren overbrengen. • Een collector weegt inclusief de montageonderdelen ong. 65 kg • Bij de bevestiging van het montageraam op schuine daken kan men de bijgeleverde dakhaken gebruiken - het aantal is afhankelijk van de belastingen - maar in ieder geval 2 per raam. De montageramen moeten onder elkaar extra worden samengebonden.
Aanwijzing: evt. kan het vlakdakframe met extra diagonaalstangen verstevigd worden (gestippeld weergegeven). Hierbij aan ieder uiteinde van het collectorveld (zie afbeelding) of bij iedere tussenruimte een diagonaalstang plaatsen.
SOLATRON S 2.5-1 V(verticaal) Aantal Aantal collectoren driehoek en
Raillengte (totaal) m
SOLATRON S 2.5-1 H(horizontaal)
Afstand driehoek maatA (cm)
Railoverlapping maat E (cm)
Raillengte (totaal) m
70 - 90 85 - 115 90 - 120 95 - 125 95 - 125 100 - 130 100 - 130 100 - 130 100 - 130 100 - 130
10 - 35 10 - 35 10 - 35 10 - 35 10 - 35 10 - 35 10 - 35 10 - 35 10 - 35 10 - 35
2,3 4,7 7,1 9,4 11,7 14,1 16,4 18,8 21,1 23,4
1 2 1,2 2 3 2,4 3 4 3,6 4 5 4,8 5 6 6,1 6 7 7,3 7 8 8,5 8 9 9,7 9 10 10,9 10 11 12,1 B (rails-lengte driehoek) C (tussen de oplegrails) Afstand tot de dakrand Bevestigingspunten vastleggen met speciale aandacht voor de volgende punten: • Het collectorveld moet naar het zuiden gericht zijn. Kleine afwijkingen vanuit de zuidelijke richting naar het oosten of westen leiden tot een klein verlies aan opbrengst.
140 140 - 190 minstens 120
• Collectorveld zo goed mogelijk
schaduwvrij kiezen. • De leidingen moeten zo mogelijk kort zijn en direct naar de pomp en warmteopslag lopen. Om bij stilstand stoom er eenvoudig uit te kunnen drukken, de buisleiding indien mogelijk ononderbroken met verval leggen
32
Afstand driehoek maatA (cm) 150 - 175 180 - 210 195 - 225 200 - 230 203 - 233 205 - 235 207 - 237 210 - 240 210 - 240 210 - 240 82 60-80 minstens 120
Railoverlapping maat E (cm) 10 - 60 10 - 60 10 - 60 10 - 60 10 - 60 10 - 60 10 - 60 10 - 60 10 - 60 10 - 60
• Zet de collector niet te dicht bij de
dakrand, om de windbelasting gering te houden Minimale afstand: 1,2 m; bij hogere gebouwen en blootgestelde zones: groter. • Afstand tot de bevestigingspunten: zie tabel hierboven
Opstellen van het montageraam
Hoge kant M
Dwars
Hoek
L
H
L
M
60°
2*
55°
2*
2*
54
119
2*
44
112,5
50°
2*
45°
2*
47,5 172 9** 34
162
2*
32
105
28
100,5
40°
41
34
149
35°
56
34
133
28
28
92
2*
8
83
30°
66**
34
117 9**
8
73
85,5 195 66
184
* Opgelijnd met raileinde Maten in cm
H
** Aanslag
Rails met dwarsverbindingen aan het montageraam bevestigen. • De rails worden met behulp van de dwarsverbinders op het montageraam gemonteerd en exact loodrecht gepositioneerd.
33
Opstellen van het montageraam • Het montageraam uitklappen en in de juiste hoek instellen, hierbij moet men de glijdende moer op de juiste positie schuiven. Optimale hoek voor gebruik over het hele jaar: 45° = loodrechte stand bij railuiteinde • Montageraam vastschroeven op de betongewichten of de dragers. Daarbij is het langste been schuin boven in het collectorvlak. • Bedenk tijdens het kiezen van het bevestigingsmateriaal, dat door de windkracht een hoge trekbelasting optreedt. Het montageraam moet aan alle druk– en trekpunten voldoende stevig bevestigd worden. • De montageramen moeten exact in een lijn staan. Bij montage op losse betongewichten kan de nauwkeurige positionering tijdens de montage van de rails worden uitgevoerd.
Rails verbinden • Bevestig de railverbinders telkens aan een railuiteinde, hierbij moet deze tot de helft in de rail worden geschoven en door de zelftappende schroef aan de bovenkant worden gestopt. • Daarna schuift men de tweede rail op de verbinder en maakt deze met de schroef vast. • Positioneer de rails nauwkeurig en schroef ze vast (zie hoofdstuk over montage boven op het dak)
Montage in het dak, overzicht
Montage in het dak, uitbreiding horizontaal 1 collector
Montage in het dak, basis 2 collectoren
Montage in het dak, uitbreiding verticaal 1 collector
Montage in het dak, uitbreiding verticaal 2 collectoren
Kleine onderdelen
Montage in het dak, basis 1 collector
34
Aantal
Aantal
Montage in het dak, basis 1 collector
Montage in het dak, uitbreiding Verticaal 1 collector
Montage in het dak, uitbreiding Verticaal 2 collectoren Aantal
Aantal
Dekplaat boven links Dekplaat boven rechts
1 1
3 4
Dekplaat zijkant links Dekplaat zijkant rechts
1 1
5 6 7
Dekplaat onder links met loodschort Dekplaat onder rechts met loodschort Tussenplaat basis
1 1 1
8 9
Fineermetaalblad links Fineermetaalblad rechts
1 1
10 11
Fineermetaalblad kap Steun voor kap
1 2
12 13
Dekplaat boven, uitbreiding Dekplaat onder, uitbreiding met loodschort
1 1
14 15 16
Afwerkingsplaat uitbreiding Verbindingsplaat links 1.+2. Rij Verbindingsplaat rechts 1.+2. Rij
1
17 18
Afwerkingsplaat uitbreiding 1.+2. Rij Dekplaat boven voor 1 collector
19 20
Dekplaat onder voor 1 collector Afwerkingsplaat voor 1 collector
21 22
Collectorveiligheidshaak V2A lang Collectorhouder V2A
4 4
2
23 24 25
Collectorafstandshouder V2A Loodgieterschroef Bevestigerszak (10 St. Bevestigers, 11St. spijkers)
2 1 2
2 1 1
1
1
2
1
2
26 27
Boorschroef 4,0 x 10 BS WM 2151 Houtschroef 4 x 35mm
9 19
2 11
3 17
9
7 12
28 29
Bit -TX20 Afdekkap voor collectorsensor
1 1
30 31
Collectorveiligheidshaken V2A kort 1.+2. Rij Collectorafstandshouder V2 A (90°-bocht)
32 33 34
Collector tussenplaat Solatron S2.5-1 Schuimstof zelfklevende band Houtschroef 4 x 60mm
35 36
Collectorhouder V2 A (90°-bocht) Dekplaat zijkant boven links
37 38
Dekplaat zijkant boven rechts Buthylkoord 2,5m
1
39 40
Schuimstof zelfklevende band 1,3m Hout- onderlaag (97 x 14 cm)
2 2
1 1
41
Daklat (60 x 5 x 3 cm)
3
1
Montage in het dak, basis 2 collectoren zonder metaalplaat Montage in het dak, uitbreiding Horizontaal 1 coll. zonder metaalplaat
Aantal
1 2
Collector tussenplaat SOLATRON S2.5-1
Pos. Benaming
Montage in het dak, uitbreiding Horizontaal 1 collector
Montage in het dak, basis 2 collectoren
Montage in het dak, overzicht
Aantal
Aantal
Aantal
4 4
2
2
2
20
14
1 1
1
1 1
1 1 1 1 1 1
2
2 4
2
1 1
1 4 1
2 1
1
1
16
7
2 2
35
1
1
Montage in het dak Voorbereiding van het dakvlak
Voorbereiding van het dakvlak • Voor de zekerheid moet er onder de collector een waterdichte laag zijn, bijv. bitumenpapier, gewapende folie of ander geschikt materiaal, om bij eventueel lekken het binnendringen van vochtigheid in het gebouw te verhinderen. Deze moet in de dakgoot uitlopen.
Goede staat der daksparren en latten • Controleer dat de daksparren en latten in een goed staat verkeren, zodat de collectorhouder V2A op een betrouwbare manier op de latten bevestigd kan worden. Eventueel moeten de sparren en latten worden vervangen, een andere plaats voor de collector worden gezocht, of extra bevestigingspunten worden gevonden, in ieder geval moeten de collectorhouders ook bij storm goed in de daksparren blijven zitten. • De montage is alleen toegelaten voor daken met een helling van minstens 15°.
Draagkracht van het dak • Controleer of het dak een extra vlakke belasting van 25 kg/m² kan verdragen.
Hoekbegrenzing, in het dak: dakopbouw (dakpannen + lat) < 40 mm minimumhoek van 15°; bij dakopbouw > 40 mm dient een minimumhoek van 30° in acht te worden genomen. Collectorveldmaten, dakpanbedekking • De maten van het collectorveld zijn beschreven in het hoofdstuk Collectormontage • Voor de montage van de dekplaten moet men, afhankelijk van het type dakpan, 1-2 rijen extra afdekken • Men moet een afstand tot de daknok houden van minstens 2 pannenrijen.
Dwarsdoorsnede verticaal (van boven naar onder)
Hulpdaklatten (al aanwezig op bouwplaats)
39 cm
Collector boven
05 .3 ca
Collector onder
cm (1 )/ or ct lle co 25 .5 ca cm
Hulpdaklatten (al aanwezig op bouwplaats) 24
(2
cm 15
ct lle co
cm
) en or
Waterdicht onderdak (al op bouwplaats aanwezig)
Dwarsdoorsnede horizontaal (van links naar rechts) Collector links
Ca. 170 cm (1 collector / ca. 290 cm (2 collectoren) 36
Collector rechts
Montage set-collector in dak Basis voor 2 collectoren
Benodigde gereedschappen − Hamer − Accuschroevendraaier − Bit TX20 (meegeleverd) − Meetlint Benodigd materiaal (zelf aan te schaffen) Hulpdaklatten met dikte: − Bij montage in één rij, 3 latten per collector (collectorbreedte ca. 1,25 m) − Bij montage in twee rijen, 2 latten per collector (collectorbreedte ca. 1,25 m) − Als alternatief kan men de aanwezige daklatten in het bereik van het collectorveld verplaatsen Pos. 5
10 cm
Montage • De inbouw wordt altijd onder links in het collectorveld begonnen • Bouw eerst de dekplaat onder links met loodschort in (pos. 5) • 10 cm vanaf de linker pannenrij aftrekken (fig. 1)
Fig. 1
• 2 hulplatten monteren voor
ondersteuning, daarbij de onderste lat samen laten vallen met de onderkant en de bovenste lat met de bovenkant van de dekplaat onder links (pos. 5) • Afstand van 15 cm handhaven tot aanwezige daklat (met eerste pannenrij) bij de onderste hulpdaklat (fig. 2).
Hulpdaklatten
15 cm
20° Fig. 2 37
Aanwijzing: Openingshoek van de dekplaat onder bedraagt 20°. In het geval van daken met een helling van 15° moet de hoek ter plaatse tot 15° teruggedrukt worden.
Montage in het dak Basis voor 2 collectoren
• Collector-veiligheidshaken V2A lang (Pos.21) monteren. Hiervoor moet men de bijgeleverde houtschroeven gebruiken. 2 schroeven per veiligheidshaak
Pos. 21
Fig. 3
• Houd u aan de afstanden hiernaast (geldt voor dekplaat onder links pos.5 - en rechts)
40 cm 70 cm
Fig. 4
Pos. 21
Pos. 5
Pos. 21
• De dekplaat onder rechts met
loodschort (pos.6) moet met 11 cm overlapping op de dekplaat onder links (pos.5) worden gemonteerd.
Pos. 6 Pos. 5 11 cm Fig. 5
• De linker collector moet men in de
Fig. 6
collectorveiligheidshaak V2A (pos.21) schuiven en daarbij 26 cm afstand tot de dekplaat onder links (pos.5) aanhouden
26 cm
Pos. 5
38
Montage in het dak Basis voor 2 collectoren
Pos. 23
Pos. 22
Pos. 27 Fig. 8
• Bevestig de linker collector op de
linker kant met 2 collectorhouders V2A (Pos.22) (fig. 7). Hiertoe moet men houtschroeven (Pos.27) gebruiken. • Dan monteert men de twee collectorafstandshouders (pos.23) op de rechterkant van de linker collector. Daarbij moet men de houtschroeven (Pos.27) nog niet vast aandraaien, zodat de rechter collector eronder geschoven worden kan (fig. 8). • zet de rechter collector erop en schuif deze naar links tot aan de afstandshouder (Pos.23). Nu beide houtschroeven (Pos.27) aandraaien (Fig. 9) • bevestig nu de rechter buitenkant van de collector net zoals de linker met 2 collectorhouders (pos.22), zie fig. 7
Fig. 7
Pos. 27
Voor de montage van de tussenplaat van de basis (pos.7) en de dekplaat van de linker en rechterkant (pos.8/9) moet men de hydraulische aansluitingen monteren.
Pos. 23
Gegevens over de montage vd hydraulische aansluitingen vindt men in het hoofdstuk "Hydraulische aansluiting"
Fig. 9
Pos. 7 3. 1.
Pos. 8
• tussenplaat van basis (Pos.7) van
onder naar boven inschuiven en 2. erin haken (fig. 10) • Afwerkingsplaat links 3. en rechts 4. (Pos.8 + 9) onder de tussenplaat van de basis (Pos.7) schuiven en in het collectorraam drukken.
2.
4.
Pos. 9 Fig. 10 39
Montage in het dak Basis voor 2 collectoren
• 1: Dekplaat linkerkant (pos.3)
monteren zoals in fig. 11. Daarbij erop letten, dat 2. het lipje (Pos.1) door 3. het gat (Pos.2) in de afwerkingsplaat (Pos.4) wordt gestoken en omgebogen wordt • De montage van de dekplaat aan de rechterkant moet op dezelfde manier worden uitgevoerd.
1. 2.
Pos. 3
Pos. 1
Pos. 2
3. Pos. 4
Pos. 2
Pos. 1
Fig. 11
• Ter bescherming tegen het indrukken door hoge belastingen door sneeuw extra de schroeven (pos. 26) monteren.
Pos.26 Fig 12
• Buig ter bevestiging de tussenplaat
Pos.7
van de basis (pos.7) boven om (fig.13)
Fig. 13 40
Montage in het dak voor 2 (of meer) collectorrijen boven elkaar
Vanaf hier alleen geldig voor verticale (naar boven) uitbreiding, niet voor het basispakket met horizontale uitbreiding. Wordt slechts een rij geinstalleerd, kan men verder lezen op pag. 45.
• Monteer de hulplat (fig 14) en houd een afstand van 5,5 cm aan tot het collectorraam (onderkant) • Schroef de houtonderlaag (Pos.40) met 4 houtschroeven 4x60 op de hulpdaklat. De houtonderlagen moeten daarbij op de onderste collectoren liggen (fig.15).
Pos. 40 hulplat
5,5 cm
Fig. 14
Fig. 15
• Collectorveiligheidshaken V2A
15 cm
15 cm
Pos. 30
Pos. 40
Pos. 30
Fig. 16
41
(Pos.30) (twee gaten) met elk 2 houtschroeven 4 x 35 op de houten plank schroeven. Daarbij moet men bedenken, dat de collectorveiligheidshaken helemaal tegen de onderste collector staan (fig.16); houd een afstand van 15 cm aan tot de collectorrand.
Montage in het dak voor 2 (of meer) collectorrijen boven elkaar
Pos. 38 Pos. 4 4 cm
Pos. 7 Fig. 18
• Butyl-afdichtband (Pos.38) over de
totale breedte incl. dekplaat links en rechts (pos.3+4) en tussenplaat basis (pos.7) opplakken. Daarna de witte folie verwijderen. Afstand tot de collectorrand = 4 cm (fig. 17 + 18)
Pos. 38
• Verbindingsplaat (Pos.15) eerst links, dan rechts erop zetten (fig. 19)
Fig. 17
Afdichtingsband van schuimstof (pos. 39) zelfklevend op verbindingsplaat (pos. 15) vastplakken (afbeelding 20).
Pos.15
Pos.39
Pos. 15
Fig. 19
Bild 20 42
Montage in het dak voor 2 (of meer) collectorrijen boven elkaar
• de linkse collector op de onderste rij schuiven. Daarbij moet de onderste kant van de collector in de collectorveiligheidshaken V2A (pos.30) worden gezet (fig. 20) • Let op dat de bovenste collector op de juiste manier zit (fig. 21)
Pos. 30
Pos. 30
• Bevestig de daklat 60 cm (pos. 41) links naast de collector (fig. 21)
Fig. 20
Pos. 41 Fig. 21 43
Montage in het dak voor 2 (of meer) collectorrijen boven elkaar
• Daklat 60 cm (pos.41) rechts naast
Pos. 41
de linker collector aanschroeven (fig. 22) • Daarna moet men de collector rechts boven, net als die links boven, erop zetten • De collector links boven in het onderste bereik moet men met de collectorhouder V2A 90° bocht (pos. 35) op de daklat 60 cm (pos. 41) schroeven (fig.23) • Tussen de linker en rechter collector met de collectorafstandshouder 90° bocht (pos. 31) op de daklat (pos. 41) vastschroeven (fig. 24) • De collector rechts boven in het onderste bereik moet men met de collectorhouder V2A 90° bocht (pos. 35) op de daklat 60 cm (pos. 41) schroeven (fig.25)
Fig. 22
Pos. 35
Pos. 35 Pos. 41
Pos. 31
Pos. 41
Pos. 41
Fig. 23
Fig. 25
Fig. 24
• bovenste deel van de collectoren
bevestigen (fig. 26). Hiertoe moet men zoals bij de montage van het basispakket de collectorafstandshouder V2A en de collectorhouder V2A (Pos.22) op de aanwezige daklatten vastschroeven.
Pos. 22
Fig. 26 44
Montage in het dak voor 2 (of meer) collectorrijen boven elkaar
collectortussenplaat (Pos.32) tussen de beide collectoren van onder naar boven erin schuiven en het boveneinde ombuigen. (fig. 27)
Pos. 32
Aanwijzing: De collectortussenplaat SOLATRON S 2.5-1 is als toebehoor ook alleen als decoratie voor montage op het dak verkrijgbaar. Fig. 27
• Dekplaat boven links (pos.36) en
rechts (pos.37) monteren (fig. 28)
Pos. 37
• Dekplaat boven links (Pos.36) en
rechts (Pos.37) met de boorschroef (Pos.26) aan de verbindingsplaat links en rechts (Pos.15) en de dekplaat links en rechts (Pos.3) vastschroeven. (Fig.29)
Pos. 36
Inspectieopening voor collectorsensor met dekseltje (Pos.29) Fig. 28
Pos. 36
Pos. 3
Pos. 15 Pos. 26
Fig. 29
45
Montage in het dak Basis en uitbreiding verticaal / horizontaal voor 2 collectoren
Vanaf hier zijn de aanwijzingen weer geldig voor het basispakket met uitbreiding horizontaal en verticaal.
hulplat Pos.11
Pos.7
• Steun (Pos.11) voor kap links en
Pos.27
rechts en eventueel hulplat monteren. Hiertoe moet men de houtschroeven (pos.27) gebruiken. Houd een afstand van 20 cm tot de tussenplaat basis (pos.7) aan (fig.30)
m 20 c
Fig. 30
Pos.27
• Ter bescherming tegen het indrukken 1 cm
door hoge belastingen door sneeuw extra de schroeven (pos. 26) monteren.
2 cm
Pos.26
Fig.30.1
• Dekplaat boven links en rechts
Pos. 1 Pos. 3
Pos. 26
Pos. 25 Fig. 31
Fig. 32
Pos. 33
(Pos.1) op de collectoren zetten (fig. 31) De bovenste dekplaat (Pos.1) moet boven de dekplaat links en rechts (Pos.3) gemonteerd worden, zodat het water eraf kan lopen. • Dekplaat boven links en rechts (pos.1) met de boorschroef (pos.26) bevestigen • Daarna alle dekramenonderdelen van het hele collectorveld met lippen en spijkers (pos.25) op de daklatten bevestigen (fig.32)
• Plak schuimafdichtband (pos.33) op
de verbindingsplaat van de kap (pos.10, fig.33) • Verbindingsplaat van de kap monteren en vastschroeven (fig. 34) Pos. 10 Pos. 10 Fig. 33
Fig. 34 46
Montage in het dak Basis en uitbreiding verticaal / horizontaal voor 2 collectoren
Na afloop worden de dakpannen er weer opgelegd. Hierbij moet men ervoor zorgen dat de pannen altijd boven de schuimdriehoeken en afwateringsgoot staan, dus zo dichtbij als mogelijk bij het raamwerk, zonder deze aan te raken. Zonodig moet men dakpannen met de slijpschijf aanpassen
47
Hydraulische aansluiting van de collectoren Montage van de compensatoren
Aansluitingen aanbrengen Bevestig alle aansluitingen op de collectoren. Volg daarbij de aansluitvarianten op de volgende bladzijden. De hydraulische aansluiting op de collector wordt met een insteeksysteem met twee temperatuurbestendige Oringen gerealiseerd.
Klemmen
Montage van de compensatoren • Smeer temperatuurbestendig vet op alle O-ringen. Voor 2 O-ringen een slangetje van ca. 1 cm uit de tube drukken. Een tube is genoeg voor minstens 10 O-ringen.
• Steek de compensator met lichte
draaibewegingen op de aansluiting (koperleiding) van de eerste collector.
De O-ringen mogen bij het inbouwen niet verschuiven of eruit draaien! Men moet geen scherpe gereedschappen gebruiken!
• Schuif de compensator tot aan de
aanslag (verdikking) op de aansluiting van de collector.
• 1. Schuif de tweede collector tot bij de eerste aan en bevestig hem (precieze beschrijving in het hoofdstuk over montage op het dak, vlakdak- en indakmontage). De compensator raakt de aansluiting van de tweede collector wel, maar steekt er nog niet in. • 2. Steek de compensator met lichte draaibewegingen op de aansluiting (koperleiding) van de tweede collector.
1.
2.
48
Montage van de compensatoren
• Compensator midden tussen de
beide collectoraansluitingen plaatsen. Eventueel moet men de verzamelleidingen van de collector hiervoor een beetje bewegen. De absorbeerder en dus ook de verzamelleidingen zijn drijvend gelagerd en kunnen daarmee onder belasting wat verschuiven.
• De veiligheidsklemmen (1) worden nu over de collectoraansluitingen (2) en de compensatoren geschoven (grotere diameter (3) op de collector, kleinere diameter (4) op de compensator)
3 4
Let hierbij op een stevige inval (mechanisch klikgeluid) en de juiste positie van de veiligheidsklem.
• Zijn beide veiligheidsklemmen
1 2
gemonteerd, dan kan men na de druksensor (zie hoofdstuk inbedrijfstelling) de isolatie van de compensatoren ter hand nemen. De veiligheidsklemmen hoeven niet te worden geisoleerd.
49
Hydraulische aansluiting van de collectoren
De montage van de schroefaansluitingen wordt als volgt uitgevoerd • Met temperatuurbestendig smeervet alle O-ringen insmeren. Voor 2 Oringen een slangetje van ca. 1 cm uit de tube drukken. (Een tube is genoeg voor minstens 10 O-ringen). • De aansluiting met lichte draaibewegingen in de collectoraansluiting inschuiven. Hierbij mag u de O-ringen niet verschuiven! • Aansluitend wordt de veiligheidsklem over de collector- en de messingaansluiting geschoven (grote diameter op de collector, de kleinere op het aansluitdeel).
De SOLATRON S2.5-1 heeft een ontluchtingspot, deze is ook nuttig voor het eenvoudig afdichten van niet benodigde hydraulische aansluitingen. Indien er in de kelder geen luchtafscheider wordt gemonteerd, dan moet men op het hoogste punt van de installatie een ontluchtingsmogelijkheid inbouwen.
Aansluiting van het collectorveld Sluit het collectorveld met de slangen aan op de voorbereide leidingen. aansluitingen isoleren Isoleer alle aansluitingen na een succesvolle drukproef met de bijgeleverde onderdelen. Sluit de isolatiestukken met de isolatieband.
De afbeelding geldt niet voor Isiclick -koppeling ELCO Zwitserland. 50
Montage collectorsensor
2
Montage van de collectorsensor Na de montage van de collectoren en de hydraulische aansluitingen moet men op een van de collectoren in het collectorveld de sensor voor de collectortemperatuur monteren. Hiertoe moet men altijd de collector nemen, van waaruit de leiding naar de opslag (boiler) loopt. De sensorhuls van koperleiding (1) zit in de collector en is direct op de absorbeerder gerivetteerd. De twee rivetten zijn zichtbaar door de glasafdekking van de collector en moeten bij de gemonteerde collector altijd boven links zitten.
1
Bij de oplevering is de boring voor de doorvoer van de sensorkabel met een kunststof kapje (2) afgesloten. Deze moet met een mes of schroevendraaier verwijderd worden.
5
3 4
De in de hydraulische aansluitset bij een collector meegeleverde zwarte, UV bestendige schroefaansluiting (3) kan nu in de boring in worden gedrukt. Deze klikt er dan in, en kan er daarna niet meer uit.
De kap (4) van de PG schroefaansluiting (5) eraf schroeven en over de sensorkabel steken. Daarna sensor (6) tot aan aanslag (ca. 14 cm) er inschuiven. Dan weer de kap van de PG schroefaansluiting erop schroeven. Daardoor wordt de sensorkabel afgedicht en tegen trekkrachten beschermd.
6
Hydraulische verbinding en plaatsing sensor door gebruik van de aansluitset met sensorhuls (toebehoren) Voor de meting van de aanvoertemperatuur in de vloeistof, bv. bij rendementsmeting of voor de aansluiting van een handmatige ontluchter of een ontluchtingsleiding die van het dak in het gebouw loopt. Montage van de PG-schroefverbinding (edelstaal), daarna sensor in sensorhuls tot de aanslag inschuiven en PGschroefverbinding vastdraaien.
Als optie kan er een handmatige ontluchter (1/2“) gemonteerd worden.
Handmatige ontluchter PG-schroefverbinding
Sensor
51
Aansluitset op één van de twee bovenste collectoraansluitingen aan het einde van het collectorveld monteren.
Hydraulische aansluitvarianten
Aansluiting aan één kant bij collectorvelden met één rij (1 tot max. 5 collectoren) Afbeelding: 2 collectoren
afgebeeld is: SOLATRON S2.5-1 V, geldt echter ook voor SOLATRON S2.5-1 H
Diagonale aansluiting bij collectorvelden (1 tot max. 10 collectoren) Afbeelding: 2 collectoren
afgebeeld is: SOLATRON S2.5-1 V, geldt echter ook voor SOLATRON S2.5-1 H 52
Hydraulische aansluitvarianten
Aansluiting (serieel = achter elkaar) bij collectorvelden (1 tot max. 5 collectoren per rij) Totale installatie max. 2 x 5 = 10 collectoren Afbeelding: 2 x 2 = 4 collectoren
Aansluiting (parallel volgens Tichelmann) bij collectorvelden met twee rijen (1 tot max.10 collectoren per rij) Afbeelding: 2 x 2 = 4 collectoren
afgebeeld is: SOLATRON S2.5-1 V, geldt echter ook voor SOLATRON S2.5-1 H Aansluiting (parallel) Complete installatie van 1 tot max. 10 collectoren op een rij.
afgebeeld is: SOLATRON S2.5-1 H, geldt echter ook voor SOLATRON S2.5-1 V 53
Inbedrijfstelling
Tot aan de inbedrijfstelling moeten de collectoren met afdekfolie (zelf aan te schaffen) afgedekt blijven, om oververhitting maar ook brandwonden te vermijden. De installatie mag pas gevuld en in bedrijf genomen worden als de warmteafvoer gewaarborgd is. Voordruk expansievat instellen. Het volume bedraagt 3 ltr. Men moet de voordruk van het expansievat in ieder geval voor het vullen van de installatie meten en instellen (zie tabel). Drukproef Meteen na het monteren van de collectoren en de leidingen moet een drukproef worden uitgevoerd. • Vul de installatie met Antifrogen SOL HT en ontlucht • Druk verhogen tot 90% van de aanspreekdruk van de veiligheidsklep (voorbeeld: bij een klep van 6 bar moet men een proefdruk van 5,4 bar instellen). Het expansievat en de veiligheidsklep blijven tijdens de drukproef geintegreerd. Controleer dat de installatie en alle aansluitelementen niet lekken. Eventueel kan men schroefaansluitingen wat beter aandraaien.
Vullen en spoelen van de installatie De installatie mag pas gevuld en in bedrijf genomen worden als de warmteafvoer gewaarborgd is. Aanwijzing Als de buisleidingen van een oude zonne-installatie gebruikt worden, en deze zeer sterk vervuild zijn, dienen deze eerst gespoeld te worden met het reinigingsmiddel Antifrogen SOL Clean. Voor het beste reinigingseffect wordt aanbevolen om Antifrogen SOL Clean onverdund te gebruiken. • Open alle afsluitingen en ontluchtingen; vooral de ontluchters op de collectoren en eventueel op de luchtpot. • Als warmtevloeistof mag uitsluitend Antifrogen SOL HT gebruikt worden. Ook al is er geen kans op vorst, mag men toch geen water gebruiken, omdat er dan corrosie kan optreden. • Antifrogen SOL HT is al klaar voor gebruik en mag niet met water of andere warmtedragervloeistoffen worden vermengd. Let hierbij op de aanwijzingen op het gegevensblad voor de veiligheid. • Laat de warmtedragervloeistof met een drukpomp door de vul- en looskraan in de installatie lopen, daarbij moeten de afsluitings- en ontluchtingskleppen na elkaar gesloten worden, zodra er vloeistof uitkomt. • De installatie moet met 3,5 bar gespoeld worden, tot het systeem helemaal vrij is van lucht en verontreinigingen (minstens 30 min.) • Voordat men de vulprocedure afsluit moet men de installatiedruk instellen en de kleppen langzaam afsluiten.
Installatiehoogte
Installatiedruk: 0,5 bar statische hoogte (maar min. 1,5 bar, zie tabel hier onder). • Druk controleren en eventueel door openen van kleppen en drukregelaars naregelen; bij het bereiken van de vuldruk moet men de vul- en looskraan afsluiten. • Door het openen van de handontluchter op het hoogste punt van de installatie controleren, of de installatie werkelijk helemaal vrij van lucht is. Eventueel moet men de spoelprocedure opnieuw uitvoeren. • Let er bij gebruik van op afstand bediende ontluchters op, dat tenminste de vulhoeveelheid van het ontluchterbuisje moet worden afgevoerd: 0,03 l per meter ontluchterbuisje met 6 mm doorsnede. • Automatische ontluchters, die niet verder dan 3m leiding van de collector liggen en niet verder dan 1 m onder de onderste collectoruitgang zijn, moeten nu door het sluiten van de kraan van het systeem worden afgesloten.
Installatievuldruk in bar
Voordruk van de MAG in bar 18l
25l
35l
50-100l
3 – 10m
1,5
1,3
1,3
1,4
1,4
11m
1,6
1,3
1,4
1,5
1,5
12m
1,7
1,4
1,5
1,6
1,6
13m
1,8
1,5
1,6
1,6
1,7
14m
1,9
1,6
1,7
1,7
1,8
15m
2,0
1,7
1,8
1,8
1,9
54
Inbedrijfstelling
Inbedrijfstelling van zonnepomp en zonneregelaar, volg hierbij de bijbehorende gebruikshandleidingen • bij de inbedrijfstelling moet men controleren of de aangegeven temperaturen geloofwaardig zijn • Controleer de functie van pompen en regelaars in het zonnecircuit • Configureer eventueel de regelaars, pompen en doorstroombegrenzer op de installatie
Doorstroomhoeveelheid instellen De doorstroomhoeveelheid moet op de hydraulische eigenschappen van de installatie ingesteld worden. De doorstroomhoeveelheid per collector moet tussen 0,6 en 1,7 l/min liggen. Volg hiervoor de aanwijzingen in het hoofdstuk Hydrauliek van het collectorveld (blz 1516).
Daarna: • Afdekfolie van de collectoren verwijderen • De goede werking van de installatie controleren • Protocol inbedrijfstelling invullen • Aanwijzingen geven aan de gebruiker
De doorstroomhoeveelheid is afhankelijk van de manier waarop men de collectoren laat werken: • Bij een lage doorstroomhoeveelheid verkrijgt men het grootste temperatuurverschil tussen heenvoer en retourleiding. Dit is zinvol bij het gebruik van een grote boiler met laagvorming. • Bij een grote doorstroomhoeveelheid wordt de grootst mogelijke warmteopbrengst bereikt. Dat is het beste bij een drinkwateropslag met twee warmtewisselaars (onderste voor zonne -energie).
Doorstroomhoeveelheid Aantal collectoren parallel
Minimale doorstroomhoeveelheid in l/min
Nominaal doorstroomhoeveelheid in l/min
Maximale doorstroomhoeveelheid in l/min
1
0,6
1,2
1,7
2
1,2
2,3
3,4
3
1,8
3,5
5,1
4
2,4
4,6
6,8
5
3
5,8
8,5
6
3,6
6.9
10,2
7
4,2
8
12
8
4,8
9,2
13,6
9
5,4
10,4
15,3
10
6
11,5
17
55
Inbedrijfstellingprotocol
De SOLATRON zonneinstallatie van (Naam, adres, tel. van de gebruiker)
op locatie: geinstalleerd en op:
werd op:
in bedrijf genomen
Beschrijving installatie Aantal collectoren:
Type collector:
Serie-Nr.:
In het dak
Montage
Op het dak
Vlak dak
Orientering
Muur
Hellingshoek:
Afwijking van het zuiden:_________° Opslag
Type:
Liter
Inhoud opslag:
Verbruikers
Tapwater
m
Totale lengte:
Leidingen
Zwembad
Ruimteverwarming
Overig
Doorsnede leidingen:
mm
Installatiedruk:
bar
Voordruk:
bar
Doorstroom ingesteld op:
l/min
Materiaal: m
Installatiehoogte:
l
Inhoud:
Expansievat Pomp: Doorstroombegrenzer
(Regelaarinstellingen bijvoegen)
Zonneregelaar: Schematische tekeningen van de installatieopbouw Installatie-schema
Leidingenschema
1 collector of 2 collectoren serieel
1 opslag
2 opslagen
3 opslagen
2 opslagen
3 opslagen
Aansluiting aan één kant, max. 5 collectoren)
2 opslagen
3 opslagen
diagonale aansluiting max. 10 collectoren
Schema volgens gebruiksaanwijzing S.________ Nr.___________
2 collectoren parallel
Overig (Schema schetsen en bijsluiten) 1 opslag
2 tot 3 opslagen met Doorgangsklep
2 tot 3 opslagen met Omschakelklep
56
Inbedrijfstelling
Controle van de montage
O.K. Opmerking
Alle installatiecomponenten juist gedimensioneerd Collectoren goed geinstalleerd i.v.m. storm- en sneeuwbelasting Zonneleiding / collectoren op potentiaalcompensatie/bliksembeveiliging aangesloten Veiligheidsdakhaken aangebracht Zonneleidingen en aansluitingen temperatuur- en UV-bestendig geisoleerd Onluchtingsmogelijkheid zonnecircuit continue in beschikbaar en zeker i.v.m. stoomvorming Afblaasleiding op veiligheidsklep van het zonnecircuit geinstalleerd Leeg opvangvat (temp.bestendig) onder afblaasleiding geplaatst Thermisch mengventiel geinstalleerd Vullen en inbedrijfstelling installatie Voordruk in het expansievat ingesteld Zonnecircuit met water gespoeld en nu zonder residu Zonnecircuit gedicht incl. lekcontrole van schroefaansluitingen en soldeerplaatsen, controle aan de veiligheidsklep, afdichtingsbussen aan afsluitkleppen en KFE-kranen beproefd
Installatie gevuld met zonnevloeistof Antifrogen SOL HT Installatie luchtvrij gespoeld Pomp, opslagwarmtewisselaar, tapwateropslag en collectoren ontlucht Ontluchter gesloten Installatiedruk gecontroleerd KFE-klepkapjes aangeschroefd Anode parasitaire stroom of magnesiumanode van de boiler getest Sticker aangebracht op de vulinrichting "Warmtedragervloeistof" Installatiebeschrijving ingevuld en eventueel schematische tekeningen bijgevoegd Test van de regelsystemen Temperatuursensoren geven realistische waarden aan De pomp loopt en het water stroomt (volumestroommeting) Doorstroomhoeveelheid: Zonnecircuit en opslag worden warm Temperatuurverschil tussen heen– en retourleiding: Zonnepomp wordt afgeschakeld bij:
°C °C
Zonneregelaarinstellingen getest en geprotocolleerd (als bijlage toevoegen) Kennismaking van de gebruiker Voornaamste funkties en bediening van de zonneregelaar incl. circulatiepomp Functie en bediening van de naverwarming Bediening van de ontluchter Informatie over de warmtedragende vloeistof / afgave van de overblijvende Antifrogen SOL HT
Functie van de parasitaire anode van de opslag Controle van de installatie door de gebruiker Testinterval door vakkundige / service-overeenkomst Afgave van de documentatie van het product
Datum: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Handtekening:
...................................... . Installateur / ELCO Klantendienst 57
....................................... Gebruiker installatie
Bedrijf van de installatie
Test van de zonne-installatie door de bevoegde vakkundige:
Aanwijzingen voor het bedrijf van de installatie De zonneinstallatie SOLATRON regelt zichzelf en heeft weinig onderhoud nodig. Voor een probleemloos bedrijf van de installatie en hoge opbrengst, moet men rekening houden met het volgende: • Installatie nooit uitschakelen (zonneregelaar nooit uit) • Als de pomp of regelaar defect raakt of als de druk te hoog oploopt moet men meteen de Klantendienst bellen. Anders kan de collector schade ondervinden.
Test binnen de eerste twee tot drie weken bedrijf: • Zonnecircuit ontluchten • Installatiedruk controleren • Doorstroom controleren • Ph waarde warmtedragervloeistof vergelijken met uitgangswaarde • Eventueel pomp aanzetten om geluid ervan te beoordelen (lucht) • Zwaartekrachtrem openen en sluiten • Controleren of er in het vat onder de afblaasopening in de veiligheidsklep vloeistof zit • Vragen aan de gebruiker of alles normaal functioneert
Controle van de installatie door de gebruiker In het begin moet men het juiste bedrijf van de installatie regelmatig controleren, daarna hoeft dat pas elk half jaar te gebeuren: • Systeemdruk in toelaatbare bereik • Zonneboiler wordt bij zonnestraling warm • Collectoren moeten 's nachts koud zijn • Kijk of de aangegeven temperatuur realistisch is • De warmtedragervloeistof moet helder zijn in het kijkglaasje van de doorstroombegrenzer.
Onderhoud van de installatie op regelmatige intervallen Zonneinstallaties moeten - afgezien van de controle van het bedrijf door de gebruiker - regelmatig door een bevoegde vakkundige worden getest, volgens een onderhoudsprotocol: • Eenvoudige drinkwaterinstallaties in één- en tweefamiliewoningen moeten na max. 5 jaar voor de eerste keer en daarna elke 2 jaar door een vakkundige worden getest. • Hydraulisch complexere en grotere installaties moeten tenminste elke 2 jaar door een vakkundige worden getest. • Grote installaties moeten elk jaar door een vakkundige worden getest. De noodzakelijke onderhoudsintervallen moeten bij de inbedrijfstelling worden vastgelegd. De volgende componenten moeten bij de regelmatige onderhoudsbeurten op hun normale bedrijf worden gecontroleerd: • Zonne-collectoren • Zonnecircuit • Warmtedragende vloeistof • Zonneboiler • Zonneregelaar incl. Circulatie • Naverwarming
Warmtedragervloeistof Antifrogen SOL HT OK
erg verouderd: vervangen
Kleur
helder/geelachtig
bruin
Aanzien
helder
troebel
reuk
gering
scherp
Ph-waarde
> 7,5
<7
Vorstbeveiliging*
-28° C
minder dan -25° C
Waarde antivorsttester *
-23° C
minder dan -20° C
Verder moet men dezelfde punten controleren, zoals tevoren na de eerste 2 tot 3 weken bedrijf.
* Beslist op letten: De test van de vorstbeveiliging moet bij 20°C worden uitgevoerd, om de juiste waarde te verkrijgen. Aanbevolen wordt om een refractometer te gebruiken (antivorsttester). Opmerking Mocht de warmtedragende vloeistof zeer sterk verouderd zijn en vervangen moeten worden, dan dient er eerst met het reinigingsmiddel Antifrogen SOL Clean gespoeld te worden. Voor het beste reinigingseffect wordt aanbevolen om Antifrogen SOL Clean onverdund te gebruiken.
58
Storingen - Oorzaken - Oplossing
Storing
Oorzaken
Oplossing door de bevoegde vakkundige
Systeemdruk is gezakt
• Systeem lekt
− Lekke onderdelen zoeken en afdichten, met Antifro-
• Lucht in de installatie
− Installatie ontluchten, luchtvrij spoelen,
• Voordruk in het expansievat te hoog
− Voordruk van het expansievat corrigeren, daartoe
Zonneboiler wordt bij zonneschijn niet warm
gen SOL HT bijvullen en ontluchten installatiedruk instellen
• Pomp defect • Temperatuursensor defect of fout aangebracht
• Zonneregelaar defect • Lucht in de installatie Collector 's nachts warm • Terugslagklep defect of verkeerd ingesteld
Warmtedragervloeistof sterk verouderd (zie p.58)
− Vervangen − Installatie ontluchten, doorstroom controleren − Vervangen
• Zonneregelaar defect • Temperatuursensor defect of fout
− Vervangen − Vervangen of juist aanbrengen
• Indien beschikbaar: Zonnesensor
− Vervangen
aangebracht
Temperatuuraanduiding onzinnig of geen temperaturaanduiding op de regelaar
moet men het expansievat demonteren, de voordruk meten en instellen op de statische installatiedruk; installatie opnieuw vullen en ontluchten. − Vervangen − Vervangen of juist aanbrengen
defect • In zeer warme nachten: „Maneschijneffect“ • Temperatuursensor defect of fout aangebracht • Zonneregelaar defect
• Bij slechts korte bedrijfsduur is het een aanwijzing dat er installatiefouten zijn, zoals − verkeerde dimensionering van componenten − te geringe warmteafname − verkeerde leidingen − verkeerde montagerichting van de collectoren (90° gedraaid) − Zonneregelaar defect − Resten in de zonneleidingen • Bij meer dan 5 jaar bedrijf is er normaal slijtage
59
− Geen storing bij bedrijf zonder zonnesensor, tijdens koude nachten treedt het niet op
− Vervangen of juist aanbrengen − Vervangen − Installatiefouten uitsluiten of corrigeren − Oude warmtedragervloeistof helemaal eruit laten
lopen en op milieuvriendelijke wijze laten verwerken, installatie goed met water doorspoelen; installatie vullen met nieuw Antifrogen SOL HT en ontluchten
Onderhoudsprotocol SOLATRON S 2.5-1 Zonneinstallatie van: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .... (Naam, adres, tel. van de gebruiker) op locatie: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Inbedrijfstelling op: . . . . . . . . . . . . . .
Laatste onderhoud op: . . . . . . . . . . . . O.K. Gebrek
Verholpen op
Navraag bij de gebruiker over het normale bedrijf van de installatie Opslag wordt bij zonnestraling warm Collectoren 's nachts koud Zonnecircuit Installatie ontluchten Afgeblazen vloeistof in opvangvat Installatiedruk: . . . . . . . bar bij . . . . . . . . °C Lucht in de installatie? Ruizen in de pomp? Rondgepompte hoeveelheid in het zonnecircuit . . . . . . . . . . . . l/min Circulatiepomp loopt in alle vermogensbereiken Controle met het oog van leidingen en armaturen (lekke plaatsen) Controle met het oog van de warmteisolatie Zwaartekrachtrem testen: openen en sluiten Warmtedragende vloeistof Controle met het oog en reuktest
Typisch voor product
scherp
O.K.
Sterk verouderd - vernieuwen-
Kleur
helder/geelachtig
bruin
Uiterlijk
helder
troebel
Reuk
gering
stekend
Ph-waarde
> 7,5
<7
Vorstbeveiliging Uitlezing vorstbeveiligingstester
-28°C
minder dan -20° C . . . . . . . . .
-23℃
minder dan -20° C . . . . . . . . .
Waarden ..........
helder nieuw
sterk geelachtig ok
donker bruin defect
Zonneboiler Corrosiebescherming intact Zonneregelaar Functie van de zonnecircuitpomp: AAN (Automatisch) / Handbedrijf / UIT
Temperatuurwaarde alle sensoren Instelling regelaar testen Circulatie: Pompfunctie, instelling Naverwarming door ketel: Bereiken van de gewenste BW-temp. Zonne-collector Beoordeling collector met het oog Collectorbevestiging stevig en stormveilig / in het dak: Plaatbekleding dicht
Visuele controle op afwijkingen, schade, defecten lekkende plaatsen op de collector Men moet de volgende maatregelen treffen:
Datum: . . . . . . . . . . . . . . . . . Handtekening:
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. Service-technicus 60
......................................... Gebruiker installatie
Veiligheidsinformatieblad conform verordening (EU) nr. 453/2010 Antifrogen SOL HT Stofcode: 000000324944 Versie: 3 - 2 / D, 21-11-2012
SECTIE 1: Identificatie van de stof of het mengsel en van de vennootschap/onderneming 1.1. Produktidentificatie handelsnaam Antifrogen SOL HT 1.2. Relevant geïdentificeerd gebruik van de stof of het mengsel en ontraden gebruik Relevant geïdentificeerd gebruik van de stof of het mengsel industrietak: functionele vloeistoffen, gebruikstype: warmteoverbrenger 1.3. Details betreffende de verstrekker van het veiligheidsinformatieblad Handelsnaam Clariant Produkte (Deutschland) GmbH 65926 Frankfurt am Main Telefoonnr. : +49 69 305 18000 Inlichtingen over de stof/het mengsel Div. Functional Chemicals/PRODUCT SAFETY Corp Product Stewardship E-mail:
[email protected] 1.4. Telefoonnummer voor noodgevallen 00800-5121 5121 (24 h) SECTIE 2: Mogelijke gevaren 2.1. Indeling van de stof of het mengsel Indeling volgens EG-richtlijn (67/548/EWG of 1999/45/EG, actuele versie) Het product is niet ingedeeld volgens EG-richtlijnen/de relevante nationale wetten.
2.2. Etiketteringselementen Markering volgens EG-richtlijnen (67/548/EWG of 1999/45/EG, actuele versie) De indeling is uitgevoerd volgens de berekeningsprocedure van de richtlijn betreffende preparaten (1999/45/EG). Markering van het product is volgens EG-richtlijnen niet verplicht. 2.3. Andere gevaren Op grond van de huidige kennis van zaken en bij onvakkundige omgang levert het product geen gevaar op voor mens en milieu.
SECTIE 3: Samenstelling/informatie over de bestanddelen 3.2. Mengsels Chemische karakterisering Mengsel van glycolen met hoog kookpunt met corrosievertragers SECTIE 4: Eerstehulpmaatregelen 4.1. Beschrijving van de Eerstehulpmaatregelen Algemene aanwijzingen Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken. Bij aanhoudende klachten dient u een arts om raad te vragen. Na inademing - Na inademing in de frisse lucht brengen en een arts om raad vragen. Na huidcontact - Na contact met de huid meteen afwassen met water en zeep. Na contact met de ogen - Na aanraking met de ogen grondig met veel water afspoelen en een arts raadplegen. Na inslikken - Meteen de hulp van een arts inroepen. 4.2. Belangrijkste acute en uitgestelde symptomen en effecten Symptomen - Tot nu toe geen symptomen bekend. Gevaren - Tot nu toe geen gevaren bekend. 4.3. Vermelding van de vereiste onmiddellijke medische verzorging en speciale behandeling Behandeling - Symptomatisch behandelen. SECTIE 5: Brandbestrijdingsmaatregelen 5.1. Blusmiddelen Geschikte blusmiddelen Het product zelf brandt niet; blusmaatregelen op omgevingsbrand afstemmen. 5.2. Speciale gevaren die door de stof of het mengsel worden veroorzaakt Bij brand zijn rookgassen die een gevaar vormen: koolmonoxide (CO) kooldioxide (CO2) stikstofoxide (NOx) 5.3. Advies voor brandweerlieden Speciale veiligheidsuitrusting bij de brandbestrijding Niet van circulatielucht afhankelijk ademhalingsbeschermingsmiddel dragen. SECTIE 6: Maatregelen bij het accidenteel vrijkomen van de stof of het mengsel 6.1. Persoonlijke voorzorgsmaatregelen, veiligheidsuitrustingen en noodprocedures Geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen dragen. Voor voldoende ventilatie zorgen. 6.2. Milieuvoorzorgsmaatregelen Niet in de riolering, het aquatisch milieu en de grond laten geraken. 6.3. Insluitings- en reinigingsmethoden en -materiaal Met vloeistofbindend materiaal (bv. zand, diatomiet, universeel bindmiddel) opnemen. Het opgenomen materiaal volgens het hoofdstuk Verwijdering behandelen. 6.4. Verwijzing naar andere secties (Extra aanwijzingen Informatie over de veilige hantering zie hoofdstuk 7). 61
Veiligheidsinformatieblad conform verordening (EU) nr. 453/2010
Antifrogen SOL HT SECTIE 7: Hantering en opslag 7.1. Voorzorgsmaatregelen voor het veilig hanteren van de stof of het mengsel Aanwijzingen voor de veilige omgang Bij opslag en hantering volgens de voorschriften zijn geen bijzondere voorzorgsmaatregelen vereist. Hygiënische maatregelen: Voor de pauzes en aan het einde van het werk de handen wassen. Preventieve huidbescherming door huidbeschermende zalf. Verontreinigde en/of doordrenkte kleding onmiddellijk uittrekken en pas na grondige reiniging opnieuw gebruiken.
Aanwijzingen voor de brand- en explosiebeveiliging Inachtneming van de algemene regels van de preventieve brandbescherming van het bedrijf. Temperatuurklasse : T2 7.2. Voorwaarden voor een veilige opslag, met inbegrip van incompatibele producten Eis inzake opslagruimten en houders Geen zinken houders gebruiken. Verdere gegevens over de opslagcondities: houders goed gesloten houden, op een koele, goed geventileerde plaats bewaren, voorzichtig openen en hanteren. Opslagklasse: 12 Niet-brandbare vloeistoffen 7.3. Specifiek eindgebruik Geen verdere aanbevelingen. SECTIE 8: Maatregelen ter beheersing van blootstelling/persoonlijke beschermingsmiddelen 8.1. Controleparameters Blootstellingsgrenswaarden 2,2'-(Ethylendioxy)diethanol EG Nummer: 203-953-2 CAS-Nummer : 112-27-6 Juridische grondslag / Wettelijke lijst
Revisiestatus
Soort grenswaarde
Waarden
TRGS 900 - grenswaarden met betrekking tot de arbeidsplaats Duitsland. Luchtgrenswaarden op de arbeidsplaats - TRGS900 (MAK)
2007-03-30
Arbeidsplaatsgrenswaar- 1.000 mg/m3 de inadembare fractie
Opmerking 2(II)
DNEL/DMEL-Werte Triethylenglykol EG Nummer: 203-953-2 CAS-Nummer : 112-27-6
Blootstellingsroute Personengroep
Blootstellingsduur/effect
Waarde
Opmerkingen
Huid
Arbeider
Lange termijn/systemische effecten
40 mg/kg KG/Tag
DNEL
Inademen
Arbeider
Lange termijn/lokale effecten
50 mg/m3
DNEL
Huid
Algemeen publiek
Lange termijn/systemische effecten
20 mg/kg KG/Tag
DNEL
Inademen
Algemeen publiek
Lange termijn/lokale effecten
25 mg/m3
DNEL
PNEC-waarden
triethyleenglycol EG-nummer: 203-953-2 CAS-nummer : 112-27-6
Milieucompartiment
Waarde
Water (zoetwater)
10 mg/l
Water (zeewater)
1 mg/l
Water (intermitterend vrijkomen)
10 mg/l
Sediment
46 mg/kg sediment dw
Bodem
3,32 mg/kg bodem dw
STP
10 mg/l
62
Veiligheidsinformatieblad conform verordening (EU) nr. 453/2010
Antifrogen SOL HT 8.2. Maatregelen ter beheersing van de blootstelling Algemene beschermingsmaatregelen De bij de omgang met chemicaliën gebruikelijke voorzorgsmaatregelen moeten in acht worden genomen. Hygiënemaatregelen Voor de pauzes en aan het einde van het werk de handen wassen. Preventieve huidbescherming door huidbeschermende zalf. Verontreinigde en/of doordrenkte kleding onmiddellijk uittrekken en pas na grondige reiniging opnieuw gebruiken. Adembescherming: adembescherming bij onvoldoende afzuiging of langere inwerking. Compleet masker volgens DIN EN 136 filter A (organische gassen en dampen) volgens DIN EN 141 Voorwaarde voor het gebruik van filtertoestellen is dat de omgevingsatmosfeer ten minste 17 vol.-% zuurstof bevat en de maximaal toelaatbare gasconcentratie, normaal gesproken 0,5 vol.-%, niet overschrijdt. Geldende regelgevingen moeten in acht worden genomen, bv. EN 136 / 141 / 143 / 371 / 372 en andere nationale regelingen. Geldende nationale regelgevingen moeten in acht worden genomen, bv. TRGS 900, BGR 190. Er wordt gewezen op de maximale draagtijd volgens §19 al. 5 GefStoffV in combinatie met de regels voor het gebruik van ademhalingsbeschermingsmiddelen. Handbescherming: Voor langdurige belasting: Handschoenen uit butylrubber. Minimum-doorbraaktijd/handschoen: 480 min. Minimum-laagdikte/handschoen: 0,7 mm Voor kortdurige belasting (spatbescherming): Handschoenen uit nitrilrubber. Minimum-doorbraaktijd/handschoen: 30 min. Minimum-laagdikte/ handschoen: 0,4 mm Dergelijke beschermende handschoenen worden door verschillende fabrikanten aangeboden. Neem de informatie van de handschoenenfabrikant in acht, met name wat betreft minimum laagdiktes en minimum doorbraaktijden en houd rekening met speciale voorwaarden op de werkplek. Oogbescherming: Veiligheidsbril SECTIE 9: Fysische en chemische eigenschappen 9.1. Informatie over de fysische en chemische basiseigenschappen Aggregaatoestand : vloeibaar Vorm : vloeibaar Deeltjesgrootte : niet toepasbaar Kleur : lichtelijk geelachtig Geur : licht waarneembaar Geurdrempel : niet bepaald pH-waarde : ca. 10 (20°C) Methode : DIN 19268 Is onverdund bepaald. Smeltpunt : ca. -28°C Methode : DIN 51583 Stolpunt : ca. -23℃ Methode: ASTM D 1177 Kooktemperatuur : ca. 104°C Methode : ASTM D 1120 Ontvlammingspunt : Niet ontvlambaar (op waterbasis) Verdampingssnelheid: niet bepaald Ontvlambaarheid Onderste explosiegrens : niet bepaald Bovenste explosiegrens : niet bepaald Brandgetal : niet toepasbaar Minimale ontstekingsenergie : niet bepaald Dampdruk : < 0,1 kPa (20°C) Methode : Berekend volgens Syracuse. De informatie heeft betrekking op de hoofdcomponenten. Relatieve dampdichtheid met betrekking op lucht : niet bepaald Oplosbaarheid in water : (20°C) oplosbaar Mengbaarheid met water : Oplosbaar in ... : vet niet bepaald n-octanol/water.verdelingscoëfficiënt (log Pow) : niet toepasbaar Ontstekingstemperatuur : ca. 420°C Methode : DIN 51794 Zelfontbrandingstemperatuur : niet toepasbaar Thermische decompositie : > 200°C Methode : DSC meting onder stikstof Viscositeit (dynamisch) : ca. 8 mPa.s Methode : berekend Viscositeit (kinematisch) : ca. 7,4 mm2/s Methode : DIN 51562 Explosieve eigenschappen : Explosief volgens omgangsregelgeving EU : geen informatie Brandbevorderende eigenschappen: niet toepasbaar 9.2. Overige informatie Dichtheid : Schijnbare dichtheid :
ca. 1,08 g/cm3 (20°C) Methode : DIN 51757 niet toepasbaar 63
Veiligheidsinformatieblad conform verordening (EU) nr. 453/2010
Antifrogen SOL HT SECTIE 10: Stabiliteit en reactiviteit 10.1. Reactiviteit zie sectie 10.3. "Mogelijke gevaarlijke reacties" 10.2. Chemische stabiliteit: Stabiel 10.3. Mogelijke gevaarlijke reacties Reacties met zuren. Incompatibel met oxiderende stoffen. 10.4. Te vermijden condities: Niet bekend. 10.5. Incompatibele materialen: Niet bekend 10.6. Gevaarlijke decompositieproducten Bij vakkundige hantering en opslag zijn ons geen gevaarlijke decompositieproducten bekend. SECTIE 11: Toxicologische informatie 11.1. Informatie over toxicologische effecten Acute orale toxiciteit: LD50 > 5.000 mg/kg (rat) Bron : IUCLID-informatie heeft betrekking op de hoofdcomponenten. Acute orale toxiciteit : niet bepaald Acute inhalatieve toxiciteit : niet bepaald Huidirritatie : niet irriterend De informatie heeft betrekking op de hoofdcomponenten. Oogirritatie : niet irriterend De informatie heeft betrekking op de hoofdcomponenten. Huidirritatie : niet bepaald Oogirritatie : niet bepaald Sensibilisatie: niet bepaald Toxititeit bij herhaalde toediening: niet bepaald Beoordeling mutageniteit : niet bepaald Beoordeling carcinogeniteit : niet bepaald Beoordeling voortplantingstoxiciteit : niet bepaald Beoordeling teratogeniteit : niet bepaald Specifieke doelorgaantoxiciteit (STOT) - eenmalige blootstelling : Opmerkingen : niet bepaald Specifieke doelorgaantoxiciteit (STOT) - herhaalde blootstelling : Opmerkingen : niet bepaald Opmerkingen : De indeling is uitgevoerd volgens de berekeningsprocedure van de richtlijn betreffende preparaten (1999/45/EG). SECTIE 12: Ecologische informatie 12.1. Toxiciteit Vistoxiciteit: LC50 > 10 g/l (96 h, Lepomis macrochirus) Bron: IUCLID De informatie heeft betrekking op het hoofdbestanddeel. Daphniatoxiciteit : niet bepaald Algentoxiciteit : niet bepaald Bacteriëntoxiciteit : niet bepaald 12.2. Persistentie en afbreekbaarheid Biologische afbreekbaarheid : 95 % (14 d) Methode : OECD 302 B De informatie heeft betrekking op het hoofdbestanddeel. 12.3. Bioaccumulatiepotentieel Bioaccumulatie: niet bepaald 12.4. Mobiliteit in de bodem Transport en distributie tussen de milieucompartimenten : niet bepaald Gedrag in milieucompartimenten: geen gegevens bekend. 12.5. Resultaten van de PBT- en zPzB-beoordeling: Geen gegevens beschikbaar. 12.6. Andere schadelijke effecten Overige ecotoxicologische aanwijzingen De indeling is uitgevoerd volgens de berekeningsprocedure van de richtlijn betreffende preparaten (1999/45/EG). SECTIE 13: Instructies voor de verwijdering 13.1. Afvalverwerkingsmethoden Product Met inachtneming van de plaatselijke officiële voorschriften bij een speciale afvalverbranding bezorgen. Ongereinigde verpakking Verpakkingen die niet gereinigd kunnen worden, moeten net als de stof verwijderd worden. 64
Veiligheidsinformatieblad conform verordening (EU) nr. 453/2010
Antifrogen SOL HT SECTIE 14: Informatie met betrekking tot het vervoer Sectie 14.1. tot 14.5. ADR Geen gevaarlijke goederen ADNR Geen gevaarlijke goederen RID Geen gevaarlijke goederen IATA Geen gevaarlijke goederen IMDG Geen gevaarlijke goederen 14.6. Bijzondere voorzorgsmaatregelen voor de gebruiker Zie dit veiligheidsinformatieblad, sectie 6 tot 8. 14.7. Vervoer in bulk overeenkomstig bijlage II van de MARPOL-overeenkomst 73/78 en de IBC-code Geen vervoer als bulk volgens de IBC - code. SECTIE 15: Rechtsvoorschriften 15.1. Specifieke veiligheids-, gezondheids- en milieureglementen en -wetgeving voor de stof of het mengsel Gevaarklasse voor water : 1 laag risico voor water (indeling volgens VwVwS, bijlage 4) Overige voorschriften Behalve de in dit hoofdstuk genoemde gegevens / voorschriften beschikken wij niet over andere informatie m.b.t. veiligheids-, gezondheids- en milieubescherming. 15.2. Beoordeling chemische veiligheid Voor één/meerdere ingrediënten van het hier beschreven preparaat zijn beoordelingen van de chemische veiligheid (CSA) beschikbaar. SECTIE 16: Overige informatie De nationale en lokale wettelijke voorschriften moeten in acht worden genomen. Legenda: ADN ADR AOX CAS DMEL DNEL EC50 GHS IATA IMDG LC50 LD50 MARPOL NOAEC NOAEL NOEC OEL PBT PEC PNEC REACH RID SVHC vPvB
Europese overeenkomst betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren Europese overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg Absorbeerbare organisch gebonden halogenen Chemical Abstracts Service Afgeleid niveau met minimaal effect (Genotoxische stoffen) Afgeleid niveau met nuleffect Gemiddelde concentratie met effect Wereldwijd Geharmoniseerd Systeem Internationale Luchtvaartorganisatie Internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over zee Dodelijke concentratie, 50% Dodelijke dosis, 50% Internationale overeenkomst ter voorkoming van zeeverontreiniging door schepen Hoogste concentratie waarbij geen significant verhoogd schadelijk effect is waargenomen Hoogste dosis waarbij geen significant verhoogd schadelijk effect is waargenomen Hoogste concentratie waarbij geen statistisch significant effect is waargenomen Maximale werkplekconcentratie Persistent, bio-accumulatief, giftig Voorspelde concentratie in het milieu Voorspelde concentratie zonder effect op het milieu Registratie, beoordeling, goedkeuring en beperking van chemicaliën Internationale regeling voor het transport van gevaarlijke goederen per spoor Zeer zorgwekkende stoffen Zeer persistent en zeer bio-accumulatief
Deze informatie geeft een beeld van onze actuele kennis van zaken en is enkel bedoeld als een algemene beschrijving van onze producten en mogelijke toepassingen. Clariant gaat geen aansprakelijkheid aan voor de volledigheid, juistheid, foutloosheid en de geschiktheid van deze informatie en het gebruik ervan. De beoordeling van de geschiktheid van een Clariant-product voor een bepaalde toepassing valt onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker. Indien er geen andersoortige schriftelijke overeenkomst is afgesloten, zijn de Algemene Verkoopvoorwaarden van Clariant geldig, die door deze informatie niet gewijzigd of buiten werking gesteld kunnen worden. De rechten van derden moeten in acht genomen worden. De wijziging van deze informatie alsmede van de productinformatie, met name op grond van veranderingen van wettelijke bepalingen blijft op ieder willekeurig moment voorbehouden. Veiligheidsinformatiebladen, waarin de bij de opslag of hantering van Clariants-producten in acht te nemen veiligheidsmaatregelen zijn opgenomen, worden bij de levering ter beschikking gesteld. Voor extra informatie kunt u contact opnemen met Clariant.
65
66
67
ELCO GmbH D - 64546 Mörfelden-Walldorf
Service:
ELCO Austria GmbH A - 2544 Leobersdorf ELCOTHERM AG CH - 7324 Vilters ELCO Netherlands / Rendamax B.V. NL - 6465 AG Kerkrade ELCO Belgium n.v./s.a. B - 1070 Anderlecht ELCO Italia S.p.A. I - 31023 Resana ELCO UK / MHS Boilers ltd. UK - Basildon, Essex, SS15 6SJ ELCO France / Chaffoteaux SAS F- 93521 Saint-Denis Cedex
68