LOKALE ONDERSTEUNING BEROEPSGEHEIM 14/09/2010 Sofie Van den Bussche
POC GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Emile Jacqmainlaan 20 1000 Brussel
BEROEPSGEHEIM Doelstellingen
Doelstellingen Informatie aanbieden over de basiswetgeving rond het beroepsgeheim Informatie aanbieden betreffende de specifieke aandachtspunten i.v.m. het beroepsgeheim Concrete voorbeelden aanbieden rond de toepassing van de wetgeving beroepsgeheim in de praktijk De groep casussen laten oplossen om de behandelde wetgeving te leren toepassen in de praktijk
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
1/1 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100315_BG_Doelen.doc
BEROEPSGEHEIM Agenda
Agenda 9u30
Basiswetgeving beroepsgeheim - Artikel 458 Sw. - Artikel 458bis Sw. - Artikel 422bis Sw. - Artikel 30 Sv.
11u
Pauze
11u15
Rechtspraak: “Principe-arresten” Hof van Cassatie Voorbeelden
11u30
Specifieke aandachtspunten
12u30
Lunch
13u30
Casussen
15u45
Tevredenheidsonderzoek
16u
Einde
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
1/1 F AA Blanco Formulier –0 – 20070901 20100914_BG_Agenda_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Artikel 458 Sw. “Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekend maken buiten het geval dat ze worden opgeroepen om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en dat de wet hen verplicht die geheimen kenbaar te maken, worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en een boete van honderd tot vijfhonderd frank. ” Het misdrijf van schending van het beroepsgeheim werd ingevoerd bij artikel 378 van het strafwetboek van 1810 in Frankrijk en is sinds 1867 ook in de Belgische wetgeving opgenomen. De motivering was als volgt: “ Die bepaling is nieuw in onze wetgeving; het ware te hopen dat de kiesheid ze overbodig maakte. Maar hoe vaak ziet men geen dragers van een beroepsgeheim, deze verplichting opofferen aan hun bijtende kritiek, spotten met de meest ernstige onderwerpen, de kwaadaardigheid voeden door onkiese onthullingen, schandalige anekdotes, en op die manier schaamte uitstorten over de individuen, door verwoesting te brengen in de families.“ Dit reveleert wat de oorspronkelijke bedoeling en noodzaak van de strafbepaling was, namelijk de burger te beschermen tegen de loslippigheid van de drager van een beroepsgeheim en niet deze laatste te beschermen tegen wie of wat dan ook.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
1/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Artikel 458 Sw. Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekend maken buiten het geval dat ze worden opgeroepen om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en dat de wet hen verplicht die geheimen kenbaar te maken, worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en een boete van honderd tot vijfhonderd frank.” Verwarrend? Op het eerste zicht is dit een beetje verwarrend: waarom vernoemt men geneesheren, heelkundigen, officieren, apothekers, vroedvrouwen bij naam, om daarna te spreken over “alle andere personen”? Waarmee dienen we rekening te houden bij het bepalen van wie begrepen is onder “alle andere personen”? Noodzakelijke confident (vertrouwenspersoon): personen die door hun beroep, functie of staat genoodzaakt zijn om geheimen te vernemen omdat mensen genoodzaakt zijn om zich tot hen te wenden. Wettelijke regeling van het beroep Maatschappelijke relevantie (wettelijke regeling van een bepaalde sector geldt als een soort erkenning van het maatschappelijk belang ervan dat dan bepalend is voor het al dan niet toekennen van een beroepsgeheim) Het beroepsgeheim is te beschouwen als de meest geprononceerde uitdrukking van maatschappelijke erkenning. Het hoeft dus niet te verwonderen dat zoveel beroepsgroepen streven naar de erkenning van een beroepsgeheim. In die zin dreigt het beroepsgeheim een prestigeattribuut te worden. Men dient zich er van bewust te zijn dat er ook nadelen verbonden zijn aan de erkenning van een beroepsgeheim zoals de beperking van informatiedoorstroming en de mogelijkheid van strafrechtelijke vervolging. De wetgever en de rechter moeten het beroepsgeheim voorbehouden aan die beroepen die een voldoende maatschappelijke relevantie hebben. Zo niet wordt het beroepsgeheim te grabbel gegooid en dreigt het aan betekenis in te boeten.
200 jaar oud! Dit artikel is momenteel 200 jaar oud. Destijds stond de relatie arts-patiënt (colloque singulier) centraal in de hulpverlening. Nu gaat het vaker om groepen hulpverleners van verschillende disciplines die samenwerken. De toenmalige wetgever wou de boodschap geven dat niemand boven de wet staat, ook de artsen niet.
Zou evengoed kunnen beginnen met: “alle personen die uit hoofde van hun staat of beroep…”
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
2/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Artikel 458 Sw. “Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekend maken buiten het geval dat zij worden opgeroepen om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en dat de wet hen verplicht die geheimen kenbaar te maken, worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en een boete van honderd tot vijfhonderd frank.” Staat = dubbele betekenis Burgerlijke staat “gehuwd zijn met” Voorbeeld: Het beroepsgeheim toegepast op de situatie van een arts die een misdadiger ontvangt in zijn kabinet. Er zijn 3 mogelijke scenario’s:
Arts vertelt zijn echtgenote dat hij een misdadiger heeft ontvangen in zijn dokterskabinet. Zijn echtgenote heeft hier beroepsgeheim uit hoofde van haar staat. Hierover bestaat wel discussie, sommige literatuur kent inderdaad een beroepsgeheim toe uit hoofde van burgerlijke staat, andere niet. Wanneer men dit wel zou toekennen, schept dit wel een aantal problemen. Wat met samenwonenden, ouders, … De echtgenote werkt als receptioniste bij haar man, en ziet zo zelf dat de misdadiger op consultatie gaat bij haar man. In dit geval heeft de vrouw beroepsgeheim uit hoofde van haar beroep. De situatie ligt anders wanneer de vrouw de misdadiger van op straat zag binnengaan bij haar man, dan is ze niet gehouden aan een beroepsgeheim, want de redenering in de rechtspraak is dan dat iedere vreemde het ook kon gezien hebben.
Semiprofessionele staat Vb: vrijwilligerswerk, studenten, stagiairs, … Er dient sprake te zijn van een hulpverlenende taak als vertrouwensfiguur. De vrijwilliger neemt een positie in of een taak op zich die zodanig vergelijkbaar is met die van de professionele hulpverlener dat het voor de cliënt bijzonder moeilijk wordt om de vrijwilliger te onderscheiden van een professioneel. Ook het georganiseerd verband is een voorwaarde, geen hulpverlening bij toevalligheid. Dus niet wanneer je vrijwillig iemand helpt op straat die bv. gevallen is.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
3/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Beroep De vertrouwelijke informatie moet de hulpverlener ter kennis komen in omstandigheden die tot de normale uitoefening van het beroep behoren. De cliënt die geheimen toevertrouwt, moet de hulverlener raadplegen met de bedoeling een beroep te doen op de specifieke diensten of hulpverlening die de hulpverlener aanbiedt. Voorbeeld: een goede buur vertelt u als vriend een geheim. Dit geheim is niet vernomen binnen de beroepsuitoefening dus dit valt niet onder het beroepsgeheim. Er is hier geen wettelijk beroepsgeheim, m.a.w. het is juridisch niet sanctioneerbaar wanneer je dit toch doorvertelt. Uiteraard geldt hier wel een ethische verplichting.
Voorbeelden uit de rechtsspraak:
De vervolgingen tegen een advocaat n.a.v. een melding door een confrater dat deze advocaat drugs bezorgde aan zijn cliënt in de gevangenis, zijn geldig, aangezien niet blijkt dat deze melding het gevolg is van een schending van het beroepsgeheim. Het ging hier immers niet om de cliënt van de aangever.
Een arts of een apotheker doet aangifte aan de gerechtelijke autoriteiten m.b.t. een persoon die bij hem was gekomen met het enig doel drugs te verkrijgen aan de hand van vervalste voorschriften en niet als consultant of patiënt. In deze situatie is er geen sprake van schending van het beroepsgeheim, want de persoon was geen consultant, dus de informatie is niet verkregen binnen een vertrouwensrelatie.
De strafvordering tegen een patiënt die gebaseerd was op een aangifte van de hoofdverpleegster die een overdosis heroïne had vastgesteld bij een heroïneverslaafde, was nietig omdat het ging om een flagrante schending van het beroepsgeheim.
Het beroepsgeheim waartoe de beoefenaren van de geneeskunde krachtens art. 458 Strafwetboek gehouden zijn berust op de noodzaak om de volledige veiligheid te waarborgen van degenen die hen in vertrouwen moeten nemen en om een ieder in de mogelijkheid te stellen de verzorging te krijgen die uit hoofde van zijn toestand, ongeacht de oorzaak ervan, vereist is; derhalve wordt het beroepsgeheim niet geschonden door een beoefenaar van de geneeskunde die een misdrijf, gepleegd door een persoon die door hem niet is ontvangen als consultant of als patiënt, ter kennis brengt van het gerecht. (Hof van Cassatie 16 december 1992)
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
4/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Artikel 458 Sw. “Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekend maken buiten het geval dat ze worden opgeroepen om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en dat de wet hen verplicht die geheimen kenbaar te maken, worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en een boete van honderd tot vijfhonderd frank.” Wat is een geheim? Dit wordt in de literatuur gedefinieerd als: “Alle gegevens die uit de aard van de zaak geheim zijn, bijvoorbeeld omdat ze de goede naam en faam kunnen schaden, EN die zijn meegedeeld met de uitdrukkelijke of stilzwijgende verwachting dat ze niet worden doorverteld.” Er zijn hier dus twee elementen, EN en niet OF. Het voorwerp of de inhoud van een geheim, is niet precies te vatten. Het wordt gekenmerkt door een grote mate van individuele, culturele en geografische relativiteit. Wat krachtens de in 1810 gangbare normen geheim moest worden gehouden, is niet noodzakelijk vandaag nog een geheim. Wat de ene angstvallig probeert af te schermen van anderen, maakt de ander zonder enig probleem publiek. Het afschermen van anderen is essentieel, dit komt duidelijk tot uiting in het Franse woord “secret” wat afgeleid is van het Latijnse woord “secretum” wat “afgescheiden van” betekent. In de rechtsfilosofie wordt een onderscheid gemaakt tussen het secretum naturale (natuurlijk geheim); het secretum promissum (het beloofd geheim) en het secretum commissum (het professionele of officiële geheim). Eerstgenoemd geheim moet door zijn aard zelf verborgen worden gehouden, het is van nature uit schadelijk voor de betrokkene. Het secretum promissum is het geheim dat door een persoon vrijwillig wordt toevertrouwd aan een ander met de uitdrukkelijke vraag of deze laatste het niet wil onthullen. Het secretum commissum vertoont gelijkenissen met de rechtsfiguur van het beroepsgeheim: het bestaan van het geheim houdt verband met het beroep of status van een persoon. Men weet al op voorhand wanneer men zich tot die persoon wendt, dat de vertrouwelijke informatie geheim wordt gehouden.
Wie bepaalt wat geheim is? Wie bepaalt wat geheim is en wat niet? De cliënt? De hulpverlener? De maatschappij? Ook hier is de literatuur niet eenduidig. Sommige auteurs stellen dat de cliënt eigenaar blijft van het geheim, hij alleen beslist wat geheim is en wat niet.(1) Andere auteurs stellen dan weer dat omwille van het feit dat het beroepsgeheim van openbare orde is, het niet enkel de cliënt is die dit bepaalt maar ook en vooral de maatschappij. (2) Het feit dat de cliënt toestemming geeft om het beroepsgeheim te doorbreken, ontslaat ons NIET van het beroepsgeheim, de schending blijft strafbaar! De meeste auteurs echter zijn van mening dat eens de cliënt geheimen in vertrouwen meedeelt,
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
5/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
de cliënt en hulpverlener samen uitmaken wat geheim is en wat niet.(3) Op elk van deze stellingen is toch iets aan te merken: 1. de cliënt dient soms tegen zichzelf beschermd te worden. Voorbeeld: deel mee aan school dat ik besmet ben met het HIV-virus. 2. de 2de visie doet tekort aan het zelfbeschikkingsrecht van de cliënt. 3. de 3de visie lijkt moeilijk, heeft zowel de HV’er als cliënt 50% beslissingsrecht? Hebben wij als HV’er beslissingsrecht over het leven van anderen?
Waarmee moeten we rekening houden? Men dient rekening te houden met het zelfbeschikkingsrecht en autonomie van de cliënt (zie deontologische code CLB) en met de rechten van het kind. De cliënt is eigenaar van het geheim, de hulpverlener is deelgenoot. De cliënt heeft het recht om te beslissen wat voor hem geheim is en wat niet. De HV’er kan dit niet bepalen in plaats van de cliënt. De hulpverlener kan wel beïnvloeden, maar de cliënt kan het geheim ook zelf te allen tijde bekendmaken. De hulpverlener kan hierbij enkel proberen de onbezonnenheid in te dijken. (beseft de patiënt wel voldoende wat de gevolgen zijn van het vrijgeven van bepaalde informatie?) De cliënt heeft het recht om dit zo ruim mogelijk te houden. Zaken die anderen niet zouden afschermen, mogen door de cliënt toch als geheim aangeduid worden. Wat als de cliënt zich in een toestand bevindt waarin hij in de onmogelijkheid verkeert zelf te zeggen wat voor hem geheim is en wat niet? (vb: coma) De regel hier is dat men moet uitgaan van wat een redelijke, normale patiënt als geheim zou beschouwen. Voorbeelden:
Een arts mag na een auto-ongeval wel de ernst van de kwetsuren meedelen aan de echtgenote van de patiënt, maar niet dat zijn minnares bij hem in de wagen zat.
De buurman van een arts wordt opgenomen na een verkeersongeval, dit is geen geheim voor de omgeving. Wanneer hij echter wordt opgenomen in een psychiatrische instelling zal hij dit hoogstwaarschijnlijk wel als een geheim beschouwen.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
6/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Artikel 458 Sw. “Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekend maken buiten het geval dat ze worden opgeroepen om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en dat de wet hen verplicht die geheimen kenbaar te maken, worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en een boete van honderd tot vijfhonderd frank.” Zo ruim mogelijk “Toevertrouwd” dient zo ruim mogelijk te worden geïnterpreteerd. Dit omvat niet alleen wat is meegedeeld, gezegd, verteld, maar ook alles wat je vaststelt, ziet, hoort, aanvoelt, ontdekt, … Het woord “toevertrouwd” wijst op de aanwezigheid van een vertrouwensrelatie als essentieel element bij het beroepsgeheim. De hulpverlener die in het kader van de hulpverlening aan een cliënt een gesprek heeft met familieleden of andere personen uit de omgeving van de cliënt, is gehouden door het beroepsgeheim met betrekking tot de vertrouwelijke informatie die hij hierbij verneemt. Dat de hulpverlener geen hulpverleningsrelatie heeft met die familieleden is van geen belang, het gesprek vindt immers plaats ten behoeve van de hulpverlening aan de cliënt.
Dubbel belang Het beroepsgeheim beoogt de bescherming van een dubbel belang:
Privaat belang Het belang van de geheimgerechtigde dat toevertrouwde geheimen geëerbiedigd moeten worden. De hulpvrager wordt genoodzaakt om de hulpverlener in vertrouwen te nemen. Doordat de hulpverlener kennis heeft over het privé-leven van de cliënt, ontstaat een asymmetrische relatie. De geheimhoudingsplicht is een middel om de hulpvrager te behoeden voor machtsmisbruik door de hulpverlener. (de hulpverlener zou de hulpvrager vb. kunnen chanteren met het vrijgeven van vertrouwelijke informatie)
Maatschappelijk belang Er wordt ook een maatschappelijk belang beschermd, voor de maatschappelijke orde is het belangrijk dat die beroepen bestaan. Zonder waarborg van betrouwbaarheid zou de uitoefening van het beroep onmogelijk worden. Daardoor is de bescherming van het beroepsgeheim dus van openbare orde. Beeldt u in dat u bij een psycholoog over uw diepste gevoelens praat en hij dat daarna aan Jan en alleman gaat vertellen, dan zou u toch nooit meer gaan? Dit kan dan problemen opleveren voor de maatschappij. Voorbeeld: iemand met een drankprobleem gaat niet in therapie, doordat er geen garantie tot
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
7/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
geheimhouding is en hij veroorzaakt bijvoorbeeld een dodelijk verkeersongeval. De waarborg dat een hulpverlener gebonden is door het beroepsgeheim maakt dat we ons gemakkelijker tot een hulpverlener wenden en draagt dus bij tot de toegankelijkheid van de gezondheids- en welzijnszorg. (= maatschappelijk belang) Men zou kunnen stellen dat het beroepsgeheim primair het maatschappelijk belang dient en secundair het privaat belang. Om die reden is de schending van het beroepsgeheim opgenomen in het Strafwetboek en niet in het Burgerlijk Wetboek.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
8/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Artikel 458 Sw. “Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekend maken buiten het geval dat ze worden opgeroepen om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en dat de wet hen verplicht die geheimen kenbaar te maken, worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en een boete van honderd tot vijfhonderd frank.” Openbaar maken Openbaar maken van gegevens die beschermd zijn door het beroepsgeheim. Dit is zowel mondeling, schriftelijk als elektronisch. M.a.w. wanneer we spreken als we zwijgplicht hebben en er geen spreekrecht is. Het is niet van belang aan hoeveel personen de gegevens bekendgemaakt worden. Het meedelen van een geheim aan 1 persoon is ook bekendmaken. De bevestiging van een reeds bekend feit houdt evenzeer een schending van het beroepsgeheim in. Ingeval een geheimplichtige een reeds bekend feit prijsgeeft, bevestigt hij dit feit en “verruimt” hij de bekendmaking ervan. De bekendmaking van feiten die een louter gerucht leken, doet de geloofwaardigheid ervan toenemen. De bekendmaking van een publiek feit echter, maakt geen schending van het beroepsgeheim uit. Een publiek feit is een feit dat al dermate openbaar is gemaakt of voor het oog van zoveel getuigen is gebeurd, dat er van een geheim geen sprake meer kan zijn. Voorbeeld: er kan niet van een arts worden verlangd dat hij ontkent dat een bepaalde patiënt is overleden, ingeval die patiënt met een publieke plechtigheid is begraven. Tegenover de cliënt geldt de zwijgplicht niet. Het achterwege houden van bepaalde inlichtingen ten aanzien van de cliënt kan nooit worden gesteund op het beroepsgeheim. In sommige gevallen is dit nochtans gerechtvaardigd omwille van therapeutische redenen, dit noemt men de therapeutische exceptie. Bij therapeutische exceptie kan de beroepsbeoefenaar informatie betreffende de gezondheidstoestand onthouden aan de patiënt, voor zover het meedelen ervan klaarblijkelijk ernstig nadeel voor de gezondheid van de patiënt zou meebrengen en mits de beroepsbeoefenaar hierover een andere beroepsbeoefenaar heeft geraadpleegd. (Wet Patiëntenrechten) Het inroepen van de therapeutische exceptie wordt veelal gekoppeld aan de therapeutische vrijheid. Omdat die vrijheid enkel is erkend ten hoofde van artsen, reserveert de rechtsleer de therapeutische exceptie voor artsen. Binnen het decreet rechtspositie van de minderjarige heeft de wetgever ook de uitzondering van de agogische exceptie voorzien. Indien men kan aantonen dat het in het belang van de minderjarige is, kan een deel van de informatie niet worden meegedeeld. Wanneer men beslist een minderjarige niet te informeren over bepaalde zaken, dient deze beslissing opgenomen en gemotiveerd te worden in het dossier van de minderjarige.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
9/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Verschilt van “Wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens” De Wet Verwerking Persoonsgegevens beschermt een bepaald aspect van het privé-leven van de burger, met name de informationele privacy van de cliënt. De wet beschermt niet het privéleven in zijn totaliteit, maar slechts een specifiek onderdeel ervan, de veelgebruikte benaming “privacywet” is dus niet correct. Bij het beroepsgeheim is enkel de output van gegevens strafbaar, bij deze wet is ook de input strafbaar. (het verzamelen en bewaren op zich) De verwerking van persoonsgegevens is een proces dat kan opgedeeld worden in 3 fases: het verzamelen, opslaan en uitvoeren van informatie. Het beroepsgeheim heeft voornamelijk betrekking op de laatste fase. De Wet Verwerking Persoonsgegevens concentreert zich voornamelijk op de eerste 2 fases. De Wet Verwerking Persoonsgegevens heeft een veel ruimer toepassingsgebied, nl. iedereen die met bestanden omgaat, waarin persoonsgegevens worden verwerkt, hetgeen niet altijd over “echte” geheimen gaat. De Wet Verwerking Persoonsgegevens buigt zich over volgende vragen: welke gegevens mogen ingezameld worden, hoelang mogen de gegevens verwerkt worden, … Dit zijn vragen die niet aan de orde zijn voor iemand die zijn gedrag enkel aan het beroepsgeheim moet toetsen. Dit geldt wel in de Wet Verwerking Persoonsgegevens waar het finaliteits- en het proportionaliteitsbeginsel er uitdrukkelijk op wijzen dat er niet meer gegevens mogen ingezameld worden dan strikt noodzakelijk en dat deze gegevens terzake dienend, niet overmatig en correct moeten zijn. De geheimhoudingsplicht in het kader van beroepsgeheim slaat op elke overdracht van een geheim, daar waar de Wet Verwerking Persoonsgegevens enkel het hanteren van bestanden reglementeert. Voorbeeld: de inhoud doorvertellen van een mondeling gesprek dat in het bureel van een MW gevoerd is en niet schriftelijk geregistreerd werd, is duidelijk in strijd met beroepsgeheim maar valt niet onder de sanctionering van de Wet Verwerking Persoonsgegevens, omdat je dit gesprek niet als een bestand kunt beschouwen. Het beroepsgeheim en de Wet Verwerking Persoonsgegevens hebben dus beurteling een smaller en een ruimer juridische opzet.
Na het overlijden van de cliënt? Ten aanzien van naastbestaanden dient de geheimhoudingsplicht in acht te worden genomen, ook na het overlijden van de cliënt. Het is wel gebruikelijk dat de arts, na het overlijden van de cliënt, de nodige uitleg verschaft aan de naaste verwanten van de cliënt, op voorwaarde dat er geen verzet was van deze laatste. In situaties waar het zwijgen van de hulpverlener gevaar kan opleveren voor de familieleden (vb: cliënt is seropositief), wordt in de rechtspraak aanvaard dat de hulpverlener zich beroept op de noodsituatie.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
10/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Artikel 458 Sw. “Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekend maken buiten het geval dat ze worden opgeroepen om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en dat de wet hen verplicht die geheimen kenbaar te maken, worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en een boete van honderd tot vijfhonderd frank.” In rechte getuigenis afleggen (Spreekrecht) “Wie geroepen wordt om in rechte getuigenis af te leggen over feiten die door het beroepsgeheim gedekt zijn, mag die feiten bekendmaken indien hij oordeelt zulks te moeten doen, hij kan tot spreken niet gedwongen worden indien hij meent het beroepsgeheim te moeten bewaren. Hij beoordeelt zelf de opportuniteit van zijn beslissing, zelfs indien hij van zijn beroepsgeheim ontslagen wordt, mits de rechter oordeelt dat, in acht genomen de gegevens van de zaak, die getuige, door het stilzwijgen te bewaren, het beroepsgeheim niet afwendt van zijn doel.”( Hof van Cassatie 23/09/1986) Men is verplicht voor de rechter te verschijnen en de eed af te leggen. Wanneer men dit weigert, dan zal de rechter hem wettig veroordelen wegens weigering te getuigen (een geldboete van 100 tot 10000 Euro en een eventuele schadevergoeding aan de partij die om de getuigenis had verzocht). De reden is dat je slechts na de vraag gehoord te hebben kan uitmaken of het antwoord op deze vraag betrekking heeft op een tijdens de beroepsuitoefening toevertrouwd geheim. Na elke vraag afzonderlijk, dient men te beslissen het beroepsgeheim al dan niet in te roepen. De houder van het beroepsgeheim moet dus zelf oordelen over de opportuniteit van spreken of zwijgen en moet zich hierbij laten leiden door het belang van de cliënt. De rechter gaat wel onderzoeken of het beroepsgeheim niet wordt misbruikt om zichzelf aan vervolgingen te onttrekken of om schuldige handelingen te dekken. De rechter houdt toezicht op het inroepen van het beroepsgeheim. Hij kan oordelen dat het antwoord op de gestelde vraag er niet onder valt. De rechter moet de “waarheid” achterhalen en het beroepsgeheim betekent niet dat de waarheid niet aan het licht gebracht mag worden. Als de hulpverlener-getuige besluit tot spreken, komt het voor dat hij meer meedeelt dan wat strikt noodzakelijk is om de waarheid te achterhalen. Volgende oplossing is mogelijk: de hulpverlenergetuige kan vragen om een gerechtsdeskundige aan te stellen aan wie in vertrouwen gegevens kunnen worden meegedeeld. Deze gerechtsdeskundige is zelf ook gebonden door het beroepsgeheim. De gerechtsdeskundige distilleert dan uit deze gegevens wat strikt noodzakelijk is voor de beslissing van de rechter en het achterhalen van de waarheid. Het is de drager van het beroepsgeheim die beslist om al dan niet te spreken. Het feit of de cliënt al dan niet toestemming heeft gegeven verplicht de hulpverlener niet tot spreken of zwijgen. De omstandigheid dat een getuige tijdens het vooronderzoek verklaringen heeft afgelegd zonder zich alsdan op het beroepsgeheim te beroepen, ontneemt aan die getuige niet het recht om voor het vonnisgerecht het stilzwijgen te bewaren, wegens dat beroepsgeheim. (Hof van Cassatie 23/09/1986)
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
11/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
De overlegging van stukken op vraag van een rechter wordt gelijkgesteld met een getuigenis in rechte. Wanneer men opgeroepen wordt om te getuigen voor politie, procureur des Konings of advocaten zijn dit géén getuigenissen in rechte! De hulpverlener is hier gebonden door het beroepsgeheim en heeft dus zwijgplicht. Enkel de getuigenis voor een onderzoeksrechter of vonnisrechter geldt als een getuigenis in rechte.
Voor een parlementaire onderzoekscommissie (Spreekrecht) Recente toevoeging aan artikel 458 Sw. (30/06/1996).
Wanneer de wet hen verplicht (Spreekplicht) Hier moet men spreken. Dit betreft een aantal wettelijke regels, zoals: de aangifte van een geboorte, de aangifte van besmettelijke ziekten, wet arbeidsovereenkomst (vaststelling werkelijke arbeidsongeschiktheid door aangestelde arts zonder de aard van de aandoening te vermelden), regelgeving betreffende het voorlopig bewind over een persoon (in het belang van de te beschermen persoon dient bij het verzoekschrift tot het aanstellen van een voorlopig bewindvoerder een omstandig geneeskundig verslag van maximum 15 dagen oud gevoegd te worden waarbij de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon beschreven wordt, artikel 488bis Bw.), … Het bekendmaken van deze gegevens wordt gerechtvaardigd op basis van de figuur van het “wettelijk voorschrift”. Dit houdt in dat de persoon die bij de uitvoering van een wettelijk voorschrift een strafbaar feit pleegt, geen misdrijf begaat.
Gezag van strafrechterlijk gewijsde betreffende een getuigenis Wat een strafrechter definitief zeker en noodzakelijk heeft beslist, geldt als waarheid voor iedereen. Wanneer een strafrechter na betwisting desomtrent beslist dat een getuige zijn beroepsgeheim niet schendt en zijn getuigenis dus in rechte mag worden gebruikt of wanneer een strafrechter beslist dat een beklaagde door de bekendmaking van een vernomen of toevertrouwd geheim geen misdrijf heeft gepleegd, dan moet de tuchtoverheid zich bij deze beslissingen neerleggen.
Dossier?
Inbeslagname Bescheiden die door het beroepsgeheim gedekt zijn, kunnen niet in beslag genomen worden. “Het recht op huiszoeking verleent de onderzoeksmagistraat de exorbitante bevoegdheid om alles in beslag te nemen wat hij nuttig acht om de waarheid aan het licht te brengen, onder voorbehoud van de zaken die gedekt zijn door het beroepsgeheim.” Indien het om documenten of voorwerpen gaat, die hun ontstaan vinden in de betrekking tussen de hulpvrager en de hulpverlener zoals briefwisseling, verslagen, aantekeningen door de HV’er, steekkaarten, bestanden, dan komen deze niet voor beslag in aanmerking, ook al bevatten ze bekentenissen of bewijzen van schuld. Indien ze toch in beslag genomen worden zullen ze uit de debatten moeten geweerd worden.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
12/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Als de hulpverlener zou besluiten de stukken vrijwillig en spontaan over te leggen, wordt dit gelijkgesteld met een getuigenis in rechte, de hulpverlener maakt dan dus als het ware gebruik van zijn spreekrecht. De stukken kunnen in dit geval dienstig zijn als bewijsmateriaal. Gaat het echter om overtuigingsstukken zoals het voorwerp van het misdrijf, hetgeen tot het plegen van het misdrijf heeft gediend of ertoe bestemd was, of wat uit het misdrijf voortkomt, dan kunnen deze documenten wel in beslag genomen worden.(valse documenten, moordwapen, gestolen goederen, …) Het behoort immers
Beroepsmisdrijf Beroepsmisdrijf sluit beroepsgeheim uit. Wanneer iemand van een beroepsmisdrijf wordt verdacht, kan hij zijn beroepsgeheim niet inroepen om zich aan het onderzoek te onttrekken. Hij mag zwijgen als verdachte of als beklaagde. Stukken die voortspruiten uit de persoonlijke betrekkingen van de drager van het beroepsgeheim met een cliënt en als bewijs dienstig zijn, mogen in beslag genomen worden.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
13/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Artikel 458 Sw. “Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekend maken buiten het geval dat ze worden opgeroepen om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en dat de wet hen verplicht die geheimen kenbaar te maken, worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en een boete van honderd tot vijfhonderd frank.” Misdrijf De schending van het beroepsgeheim, dus het bekendmaken van gegevens die beschermd zijn door het beroepsgeheim = een misdrijf. D.w.z. de schending is ook strafbaar zelfs wanneer de persoon wiens geheim geschonden is GEEN klacht heeft ingediend. Gevolg van de schending = het bewijs verkregen door de schending wordt onrechtmatig verkregen bewijs, de bewijsstukken worden uit de debatten geweerd. Meer specifiek is de schending van het beroepsgeheim een wanbedrijf. Een misdrijf kan ingedeeld worden in: Wanbedrijf = correctionele straf, wordt uitgesproken door een correctionele rechtbank (vb: oplichting, fraude, onopzettelijke doding), hier wordt er maximum 5 jaar gevangenisstraf uitgesproken Misdaad= criminele straf, wordt uitgesproken door het hof van assisen (vb: moord, mishandeling), bij veroordeling is er een minimum van 5 jaar gevangenisstraf Overtreding = politionele straf, wordt uitgesproken door de politierechtbank (vb: rood licht negeren) Men kan veroordeeld worden tot een gevangenisstraf van maximum 7 dagen. Artikel 458 Sw. kan beschouwd worden als een “eigen” misdrijf, dit is een misdrijf dat veronderstelt dat de dader over een bepaalde hoedanigheid beschikt zonder welke hij het misdrijf niet kan plegen. Bij vervolging wegens schending van het beroepsgeheim zal het Openbaar Ministerie een drieledig materieel bewijs moeten leveren: De beklaagde maakte een geheim bekend Dit gebeurde opzettelijk Hij werd in kennis gesteld van dit geheim uit hoofde van zijn staat of beroep
Opzet De rechtsliteratuur is verdeeld over het feit of de schending van het beroepsgeheim al dan niet met opzet dient te gebeuren om strafbaar gesteld te worden. Enerzijds vinden we voorbeelden waar er gesteld wordt: bij onachtzaamheid is er geen opzet, dus geen schuld, dus geen straf. Men moet dan wel goede trouw bewijzen. Voorbeeld: een dossier op het bureau laten liggen en vergeten af te sluiten. Anderzijds vinden we bepaalde auteurs terug die stellen: wet is wet, opzettelijk of niet, altijd strafbaar.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
14/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Beweegredenen van de schending De beweegreden van de hulpverlener die geheimen bekendmaakt, is niet relevant. Het feit dat de hulpverlener vertrouwelijke informatie prijsgeeft “in het belang van de cliënt”, legitimeert de bekendmaking niet. Er is schending van het beroepsgeheim zodra de bekendmaking van door dit geheim gedekte feiten opzettelijk en spontaan is, zelfs indien zij geschiedt bij de justitie. Geen enkel bijzonder opzet is vereist; de beweegreden van de dader is onverschillig. (Hof van Cassatie 26/09/1966)
Informatisering In onze sterk geïnformatiseerde maatschappij waar voor het opslaan en verspreiden van gevoelige gegevens gebruik wordt gemaakt van e-mail, databanken, netwerken, … houdt het beroepsgeheim geen verplichting in voor de hulpverlener om maatregelen te nemen tot beveiliging van deze gegevens. Een voorziening van wie de computer gekraakt wordt, kan niet vervolgd worden op basis van artikel 458 Sw. omdat ze nagelaten heeft voldoende veiligheidsmaatregelen te treffen. Wel kan er in voorkomend geval een vordering tot schadevergoeding worden ingesteld bij de burgerlijke rechtbank door de personen die schade hebben geleden doordat onbevoegde personen toegang kregen tot hun gegevens. De voorziening die heeft nagelaten om de nodige technische en organisatorische maatregelen te treffen ter beveiliging van de gegevens die ze verwerkt overtreedt wel de bepalingen van de “Wet Verwerking Persoonsgegevens”.
Straf Om te weten of een bepaalde wet door de wetgever als heel belangrijk wordt geacht: wanneer er sprake is van gevangenisstraf EN geldboete, meestal gaat het om geldboete OF gevangenisstraf. Voor het omzetten van de vermelde bedragen in euro moet men de bedragen in euro lezen en vermenigvuldigen met 5,5 (multiplicator) voor de opdeciemen. Dus het gaat hier om boetes van respectievelijk 550 euro tot 2750 Euro.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
15/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Artikel 458bis Sw. “Eenieder die, uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en die hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in de artikelen 372 tot 377, 392 tot 394, 396 tot 405ter, 409, 423, 425 en 426, gepleegd op een minderjarige kan, onverminderd de verplichtingen hem opgelegd door art. 422bis, het misdrijf ter kennis brengen van de Procureur des Konings, op voorwaarde dat hij het slachtoffer heeft onderzocht of door het slachtoffer in vertrouwen werd genomen, er een ernstig of dreigend gevaar bestaat voor de psychische of fysieke integriteit van de betrokkene en hij deze integriteit zelf of met behulp van anderen niet kan beschermen.” Dit recent artikel (B.S. 17/03/2001) voegt in bepaalde, gelimiteerde omstandigheden een spreekrecht/meldingsrecht in voor de dragers van een beroepsgeheim. Het gaat hier om een recht, geen plicht: het biedt de mogelijkheid aan wie het nodig acht om minderjarigen in gevaar te melden aan het parket, zonder hiermee strafrechtelijk een fout te begaan, bijvoorbeeld wanneer de vrijwillige hulpverlening geen veiligheid biedt of de mogelijkheden ervan uitgeput zijn. Het betreft dus een gelimiteerd spreekRECHT, géén spreekPLICHT.
5 voorwaarden (moeten tegelijk vervuld zijn)
Materieel toepassingsgebied Het dient te gaan om bepaalde misdrijven (met dreigend karakter), deze worden limitatief opgesomd: aanranding van de eerbaarheid en verkrachting (372 tot 377), doodslag (392 tot 394), opzettelijk doden en lichamelijk letsel toebrengen (396 tot 405ter), verminking van genitaliën (409), verlating (423), onthouden van voedsel of verzorging (425 en 426). Opgemerkt wordt dat het hierbij gaat om misdrijven met een dreigend karakter, wat noodzakelijk werd geacht om het beroepsgeheim niet volledig uit te hollen.
Ten persoonlijken titel kennis gekregen hebben Dragers van het beroepsgeheim moeten er ten persoonlijken titel kennis gekregen hebben (onderzocht hebben of in vertrouwen genomen zijn), m.a.w. op de hoogte zijn door geruchten of door mededeling van derden is onvoldoende.
Ernstig en dreigend gevaar Er dient sprake te zijn van een ernstig en dreigend gevaar voor de psychische of fysieke integriteit van de betrokkene EN de geheimhouder kan deze integriteit niet zelf of met behulp van anderen beschermen. Dit meldingsrecht heeft dus een ultimum-remedium karakter, dit beoordelen vereist een persoonlijke evaluatie van de drager van het beroepsgeheim. Het gevaar kan niet anders gevrijwaard worden dan door schending van het beroepsgeheim (subsidiariteitsbeginsel).
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
16/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
De bedoeling is vermijden dat dragers van het beroepsgeheim art. 458 bis gebruiken om elke verantwoordelijkheid van zich af te schuiven en automatisch aangifte te doen zonder bv. eerst de hulp van andere hulpverleners in te roepen. Het dreigend karakter heeft daarbij betrekking op het bestaan van een actuele nood om in de situatie in te grijpen. Vandaar ook de verwijzing:”Onverminderd de verplichtingen opgelegd door Art. 422bis”. Artikel 422bis heeft betrekking op de primaire plicht om hulp te verlenen aan personen in gevaar. Deze verwijzing wijst op het subsidiariteitsbeginsel en legt aan de geheimhouders de verantwoordelijkheid op om in eerste instantie zelf de hulp te verlenen die noodzakelijk is.
Enkel tegenover de Procureur des Konings Het misdrijf mag enkel ter kennis gebracht worden aan de Procureur en niet aan de politie of de onderzoeksrechter, deze zijn niet de verantwoordelijken voor de uitoefening van de strafvordering.
Minderjarige Er is nog een 5de voorwaarde, namelijk dat het om een minderjarige dient te gaan.
Rechtvaardigingsgrond versus verschoningsgrond Het gaat hier om een rechtvaardigingsgrond want wanneer de voorwaarden worden vervuld valt de wederrechtelijkheid weg, een rechtvaardigingsgrond rechtvaardigt het gedrag. Dit wil zeggen dat er een door de wet erkende omstandigheid is waardoor het wederrechtelijk of onwettig karakter van een gestelde daad opgeheven wordt. Door de rechtvaardigingsgronden is het gepleegde feit geen misdrijf meer, dus is er ook geen straf. Voorbeelden: een beul die de doodstraf uitvoert, een slotenmaker opgevorderd door de politie om een slot open te breken, een brandweerman die een ruit inslaat om mensen te bevrijden uit een brandende woning, … Het delictstypische gedrag, het doorbreken van het beroepsgeheim, wordt geacht niet strijdig te zijn met het recht en is daardoor niet strafbaar. Dit in tegenstelling met een verschoningsgrond, die alleen strafvermindering oplevert. Een verschoningsgrond “verschoont” het misdrijf, maar rechtvaardigt het niet. De toepassing van een verschoningsgrond in het kader van de straftoemeting impliceert niet dat het misdrijf als dusdanig niet gepleegd werd, of dat er in hoofde van de veroordeelde geen schuld zou bestaan. Enkel de strafwaardigheid wordt beïnvloed in het geval de beklaagde in aanmerking komt voor de toepassing van een verschoningsgrond. Voorbeelden: uitlokking, mislukte aanslag op de koning, diefstal bij familieleden, ...
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
17/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Artikel 422bis Sw. (schuldig verzuim) “Met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een geldboete van vijftig frank tot vijfhonderd frank of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die verzuimt hulp te verlenen of te verschaffen aan iemand die in groot gevaar verkeert, hetzij hij zelf diens toestand heeft vastgesteld, hetzij die toestand hem is beschreven door degenen die zijn hulp inroepen. Voor het misdrijf is vereist dat de verzuimer kon helpen zonder ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen. Heeft de verzuimer niet persoonlijk het gevaar vastgesteld waarin de hulpbehoevende verkeert dan kan hij niet worden gestraft, indien hij op grond van de omstandigheden waarin hij werd verzocht te helpen, kon geloven dat het verzoek niet ernstig was of dat er gevaar aan verbonden was.” (De straf bedoeld in het eerste lid wordt op twee jaar gebracht indien de persoon die in groot gevaar verkeert, minderjarig is) 4 voorwaarden (dienen tegelijk vervuld te zijn)
Gevaar moet groot, reëel en actueel zijn GROOT = dit is een persoonlijke inschatting. REËEL = een mogelijk of eventueel gevaar volstaat niet, er dient een feitelijke toestand van reëel groot gevaar te bestaan. ACTUEEL = het moet vandaag zijn. Voorbeeld: een leerkracht krijgt kennis van feiten die zich in het verleden hebben afgespeeld, hij schenkt daar geen aandacht aan = geen schuldig verzuim.
Men moet het gevaar hebben waargenomen en de ernst ervan hebben beseft Ofwel dient men persoonlijk het gevaar waar te nemen, het hulpgeroep te horen of de gevolgen ervan zien, ofwel verneemt men het gevaar via derden. Bij vernemen van het gevaar via derden is het soms onduidelijk te bepalen of de persoon voldoende kennis had van het gevaar. Ernstig: de persoon in gevaar zal aangetast worden in zijn persoonlijke integriteit, zijn vrijheid of zijn eerbaarheid.
Men moet bewust geweigerd hebben hulp te verlenen Bij onachtzaamheid is er geen sprake van schuldig verzuim. OPZETTELIJK = de bedoeling om een handeling te stellen waarvan men weet dat ze wederrechtelijk is, of de bedoeling om een strafrechtelijk geboden verplichting niet te stellen, wetende dat dit nalaten wederrechtelijk is.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
18/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Het hulp verlenen mag geen ernstig gevaar opleveren voor zichzelf Artikel 422bis Sw. vereist een minimum aan altruïsme, maar geen heldenmoed. Voorbeeld: iemand verdrinkt, maar je kunt zelf niet zwemmen.
Oorzaak van het gevaar De oorzaak van het gevaar is onverschillig, het kan teweeggebracht zijn door het slachtoffer zelf (bv: een zelfmoordpoging), door een derde (vb: slagen, verkeersongeval), door omstandigheden onafhankelijk van de persoon (vb: blikseminslag, brand) of door de dader van het verzuimsdelict zelf (vluchtmisdrijf).
Verplichting ontstaat ogenblikkelijk De verplichting om hulp te verlenen ontstaat ogenblikkelijk. Het misdrijf is dan ook voltrokken op het ogenblik zelf waarop de hulp moest worden verleend. De verzuimer kan zich niet meer bedenken en terugkomen op zijn voornemen om geen hulp te verlenen. Voorbeeld: iemand pleegt vluchtmisdrijf maar bedenkt zich en keert na 10 minuten terug naar de plaats van het ongeval om hulp te verlenen, deze persoon pleegt toch schuldig verzuim.
Subjectief aanvoelen of objectieve normen? Het subjectieve aanvoelen van de persoon die de hulp moet verlenen is niet doorslaggevend. Voorbeeld: het is niet van belang dat iemand fysieke mishandeling niet zo erg vindt en dat hij bijvoorbeeld vindt dat er enkel sprake is van een harde opvoeding die sterker maakt. Het gevaar moet dus naar objectieve normen worden beoordeeld. De maatschappelijke sfeer speelt hierbij dus een belangrijke rol.
Hulp doeltreffend? Het feit dat de geboden hulp achteraf beschouwd niet geslaagd, niet doelmatig, niet oordeelkundig of onhandig was, doet daarom niet het misdrijf schuldig verzuim ontstaan. Er wordt alleen verwacht dat men een ernstige poging tot hulpverlening onderneemt. Men moet niet noodzakelijk een klacht bij de gerechtelijke instanties neerleggen, ook luisteren, in contact brengen met een gespecialiseerde dienst, … is hulp verlenen. De rechtspraak is duidelijk strenger ten aanzien van wie er, gelet op hun beroep, meer kan worden geëist op het gebied van de verplichte hulpverlening. Vb.: brandweer, leerkrachten, … De betrokkene moet hetzij persoonlijk hulp verlenen, hetzij door tussenkomst van een derde hulp verschaffen.
Omissiedelict Schuldig verzuim is een omissiedelict of onthoudingsmisdrijf = een door de wet GEBODEN daad niet stellen. Voorbeeld: het opzettelijk niet indienen van een belastingsaangifte. Dit is het tegenovergestelde van een handelingsmisdrijf = een door de wet VERBODEN daad stellen. Voorbeeld: diefstal, moord, … De plicht blijft bestaan ten aanzien van stervenden, zelfs wanneer de hoop om de persoon in gevaar te redden uiterst klein of zelfs onbestaande is.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
19/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Voorbeelden
Een persoon heeft zware slagen gekregen en wordt in stervensgevaar op straat gegooid zonder verdere hulp. Een persoon is zwaar gekwetst ten gevolge van een verkeersongeval. Een pasgeboren kind dreigt wegens ademhalingsmoeilijkheden te stikken. Een persoon staat op het punt zelfmoord te plegen. Een bevalling. Een verkrachting. Een dokter met wachtdienst heeft de plicht ’s nachts te antwoorden op de bel aan zijn woning. Een geneesheer die om 6 uur ’s ochtends wordt gecontacteerd door ouders over hun zieke kind, heeft niet het recht om te geloven dat het om een onbenullige kwaal en ten onrechte verontruste ouders gaat. Het bestaan van een wachtdienst voor geneesheren vormt geen rechtvaardiging voor een weigering van een dokter, die niet van wacht is om hulp te verlenen.
Voorbeelden uit de rechtspraak
Een leerling van 8 jaar, valt tijdens de speeltijd op de speelplaats op een betonnen rand. Hij uit onmiddellijk duidelijke pijnklachten. Terug in de klas beklaagt de leerling zich opnieuw bij de leerkracht. De leerkracht verwittigt niemand. De leerkracht werd veroordeeld voor schuldig verzuim: te oppervlakkig onderzoek van de nog jonge leerling, onverschilligheid t.o.v. de symptomen van het kind, het niet inlichten van de directie van de school.
Een leerkracht stelt blauwe plekken en striemen in het gezicht van een kind vast, de leerkracht denkt aan mishandeling, niettegenstaande de tante en een neef van het kind dit onmiddellijk weerleggen. Ze verwittigt de verpleegkundige (PMS) en later verwittigt ze ook de arts waarbij ze vraagt bijzondere aandacht te schenken aan het kind bij het eerstvolgende medisch onderzoek. Arts onderzocht het kind (+/- 1 maand later) en vond niets dat op kindermishandeling zou wijzen. Toch bracht de arts de vermelding “kindermishandeling???” aan in het dossier. Arts beweert dit enkel gebaseerd te hebben op de melding van de schooldirectie en niet op eigen vaststellingen. Een tijd later doet de schooldirectie een volgende vaststelling. De directie contacteert de arts met een zeer nauwkeurige beschrijving van de vaststelling en om raad te vragen. De beschrijving van de enorme uitgebreidheid van de hematomen op de rug en in de bilstreek alsook het verschil in kleur ervan, variërend van paars-blauw tot andere kleuren, wijst er duidelijk op dat de fysieke integriteit van het kind, meermaals, op verschillende tijdstippen en tot zeer kort voor de telefonische melding, ernstig werd aangetast. Dit kan men automatisch beschouwen als een verzoek tot hulpverlening of hulpverschaffing vermits het een toestand van groot gevaar betrof die ter kennis werd gebracht van een arts. De schooldirectie vroeg met aandrang om de huisarts te verwittigen. De arts heeft wetens en willens hulp geweigerd, heeft geweigerd een diagnose te stellen en heeft er zich van onthouden, niettegenstaande uitdrukkelijk verzoek van schooldirectie, de huisarts van de feiten in kennis te stellen. De arts gaf de raad aan de directie om de situatie nauwlettend te observeren en hem onmiddellijk van nieuwe feiten in kennis te stellen. Dit kan echter niet worden aangemerkt als een hulpverlening of hulpverschaffing, maar als een terugkaatsen van de bal naar de persoon die om hulp heeft verzocht. De houding van de arts kan in geen enkel opzicht worden gerechtvaardigd door dringender beroepsverplichtingen of andere redenen van uitzonderlijk ernstige aard. Het routineonderzoek waarmee de arts bezig zou zijn geweest kan geen rechtvaardiging opleveren voor het verzuim hulp te verlenen. De preventieve opdracht als arts verbonden aan het medisch schooltoezicht en de afwezigheid van duidelijke richtlijnen inzake kindermishandeling ontslaan de arts niet van zijn wettelijke plicht hulp te verlenen aan personen die in groot gevaar verkeren. Dit verzuim kan evenmin
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
20/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
gerechtvaardigd worden door de verklaring van de arts dat het beter is dat er zich niet te veel personen ontfermen over een slachtoffer van ouderlijk geweld. Het kind werd diezelfde avond zo zwaar mishandeld dat dit de dood tot gevolg had. De beklaagde arts werd schuldig bevonden aan schuldig verzuim.
Een veelbesproken beslissing van het Hof van Beroep te Antwerpen: de weigering tot opname door een welzijnsvoorziening werd gelijkgesteld met schuldig verzuim.
Artikel 30 Sv. private aangifteplicht “Ieder die getuige was van een aanslag, het zij tegen de openbare veiligheid, het zij op iemands leven of eigendom, is verplicht daarvan bericht te geven aan de procureur des Konings, het zij van de plaats van de misdaad, het zij van de plaats waar de verdachte kan gevonden worden.” Vaststelling: er is geen strafmaat bepaald = Morele verplichting. Het niet-nakomen wordt niet strafrechterlijk gesanctioneerd, tenzij de niet-aangifte een geval van schuldig verzuim uitmaakt.
Geldt enkel voor geweldsdelicten en vermogensdelicten Geweldsdelicten: vechtpartij, familiaal geweld, slagen & verwondingen, terroristische aanslag, … Vermogensdelicten: diefstal, inbraak, …
Het beroepsgeheim primeert Geen enkele wet verplicht de hulpverlener aangifte te doen, op voorwaarde dat het misdrijf hem als een geheim wordt toevertrouwd en hij het geheim verneemt in het kader van zijn beroepsuitoefening.
Men dient getuige te zijn = Betrapping op heterdaad, men heeft het misdrijf “de visu” vastgesteld.
Ambtelijke aangifteplicht Er is ook een bijzondere aangifteplicht, artikel 29 Sv., de ambtelijke aangifteplicht. Het artikel luidt als volgt: ”Iedere gestelde overheid, iedere openbare officier of ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of van een wanbedrijf, de verplichting om daarvan kennis te geven aan de procureur des Konings.”
Bijzondere plicht tot aangifte van misdrijven door geneesheren (art. 20 KB 31/05/1885): “geneesheren die geroepen worden in gevallen die tot een strafrechterlijk Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
21/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
opsporingsonderzoek aanleiding zouden kunnen geven, hebben de plicht om hiervan onmiddellijk kennis te geven aan de gerechtelijke overheid. Deze plicht geldt enkel indien de patiënt het slachtoffer is van een misdrijf en niet ingeval de patiënt de dader is.” Vb.: vergiftiging.
Rechtspraak: “Principe-arresten” Hof van Cassatie Cliënt kan hulpverlener niet van het beroepsgeheim ontslaan. 1905: De toelating van de cliënt is onvoldoende rechtsgrond om het beroepsgeheim te doorbreken. Dit staat nu wel onder toenemende druk: juristen neigen meer en meer naar de opvatting dat de toelating van de cliënt, mits vrijwillig en niet onder druk, wel een reden kan zijn om het beroepsgeheim te doorbreken.
Beroepsgeheim mag niet van zijn doel worden afgewend. 1958: naar aanleiding van een zaak waarin de geheimhouder het beroepsgeheim inriep in een poging zijn medeplichtigheid aan een misdrijf te camoufleren.
Beroepsgeheim (noodtoestand)
moet
wijken
voor
een
hoger
belang.
1987: n.a.v. een zaak waarbij een arts de schuilplaats meedeelde van misdadigers die een gewelddadige overval hadden gepleegd, uit vrees dat de misdadigers opnieuw het leven van anderen in gevaar zouden brengen.
Beroepsgeheim geldt niet voor feiten waarvan cliënt het slachtoffer was (uitsluitend bij gerechtelijke autoriteiten) 1988: Een minderjarige werd begeleid door het toenmalig PMS i.v.m. kindermishandeling. Persoon besluit als meerderjarige toch klacht in te dienen. CLB-er wordt gevraagd om gegevens mee te delen.
Beroepsgeheim primeert op de aangifteplicht. Als de geheimhouder door een cliënt geïnformeerd wordt over een door hem gepleegd misdrijf, tijdens de beroepsuitoefening en binnen een vertrouwensrelatie, primeert het beroepsgeheim.
Geen beroepsgeheim als men zichzelf in rechte moet verdedigen. Als je in deze situatie komt (vb: klacht tegen jou) heb je recht op eigen verdediging, je mag het beroepsgeheim schenden zelfs wanneer je daarmee de cliënt schade berokkent. Deze uitzondering wordt aanvaard, in toepassing van het algemeen beginsel van de rechten van de verdediging, meerbepaald het principe van de “equality of arms”. Het recht op verdediging heeft voorrang op het beroepsgeheim. Hij mag hierbij wel slechts prijsgeven wat absoluut dient te worden verklaard om zijn eigen verdediging te handhaven.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
22/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Voorbeelden CLB-medewerker ziet toevallig dat een cliënt een overval pleegt. Gebonden door beroepsgeheim? Waarom wel/niet?
Cliënt vertelt binnen de vertrouwensrelatie dat hij een overval gepleegd heeft. Gebonden door beroepsgeheim? Waarom wel/niet? Geldt art. 30 i.v.m. aangifteplicht?
CLB-medewerker stelt vast dat een cliënt drugs bij zich heeft tijdens het begeleidingsgesprek. Gebonden door beroepsgeheim? Waarom wel/niet? Geldt art. 30 WbSvo i.v.m. aangifteplicht?
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
23/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Specifieke aandachtspunten: beroepsgeheim - ambtsgeheim Beroepsgeheim
Ambtsgeheim Basis
Basis
Artikel 458 van het Strafwetboek Van toepassing op CLB (art. CLB-decreet)
onderscheid
10
Ingeschreven in het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs.
Toepassingsgebied
Toepassingsgebied
Geheimhoudingsplicht verbonden aan vertrouwensrelatie Personen die krachtens hun beroep en ten persoonlijke titel kennis hebben van zaken die op basis van een vertrouwensrelatie met een cliënt geheim zijn (door hun aard of door het feit dat ze zijn toevertrouwd)
Discretieverplichting verbonden aan het ambt in het belang van het ambt of de functie Personen die vanuit hun beroep vertrouwelijke gegevens te weten komen en niet ten persoonlijke titel (er is geen sprake van toevertrouwen) Als zij persoonlijke aangelegenheden te weten komen, dan gebeurt dit in naam van de dienst waarvoor ze werken en dus buiten elke vertrouwensrelatie Geldt niet enkel voor geheimen, maar slaat op alles wat de betrokkene in de uitoefening van zijn tewerkstelling of ambt heeft vernomen. De informatie die de ambtenaar verneemt, behoort toe aan de administratie waarvoor hij werkt.
Voor wie in het CLB?
Voor wie in de school?
Psychologen/pedagogen Maatschappelijk werkers Verpleegkundigen Artsen Administratieve medewerkers Stagiairs
Leerkrachten Directieleden Zorgcoördinatoren Vertrouwensleerkrachten Studiemeesters onderhoudspersoneel
Zwijgplicht
Zwijgplicht
Altijd behalve uitzonderingen voorzien in de wet
Enkel ten opzichte van buitenstaanders (derden niet betrokken bij het onderwijsgebeuren)
Zwijgrecht
Zwijgrecht
Altijd
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
Niet ten opzichte van oversten, collega’s, ouders, participanten in het onderwijs en hulpverlening
24/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Spreekrecht
Spreekrecht (eigenlijk plicht)
Getuigenis in rechte Cliënt is slachtoffer Artikel 458 bis Strafwetboek Noodtoestand ( art. 422bis) Eigen verdediging Gedeeld beroepsgeheim
Intern spreekrecht tegenover collega’s, ondergeschikten en hiërarchische oversten
Spreekplicht
Spreekplicht (eerder spreekrecht)
Noodtoestand (artikel 422 bis Strafwetboek) = schuldig verzuim: strafbaar wanneer men geen hulp verleent aan iemand die in groot gevaar verkeert. Wanneer de wet hen verplicht (aangifte geboorte, …)
Voor strafbare feiten (artikel 29 en 30 van het wetboek voor strafvordering) is er een morele verplichting (geen strafrechtelijke sanctie) tot spreken tegenover de Procureur des Konings. De school kan wel een tuchtprocedure opstarten. Noodtoestand (artikel 422 bis Sw) = schuldig verzuim: strafbaar wanneer men geen hulp verleent aan iemand die in groot gevaar verkeert.
Sanctie
Sanctie
Strafrechtelijk beteugelde sanctie
Tuchtrechtelijk gesanctioneerde verplichting
Minderjarige en ouderlijk gezag
Minderjarige en ouderlijk gezag
Jongeren van 12 jaar en ouder kunnen al dan niet instemmen met de CLBbegeleiding en hebben inzage in hun CLBdossier.
Een niet-ontvoogde minderjarige is niet wilsbekwaam tot 18 jaar.
Ambtsgeheim Wie? De uitoefenaars van een publieke functie aan wie de wetgever géén vertrouwelijk karakter heeft toegekend in de zin van art 458Sw.”, zoals leerkrachten, politiemensen, bankbedienden, probatieassistenten, consulent sociale dienst jeugdrechtbank, … Leerkrachten worden noch door de rechtspraak, noch door de rechtsleer, erkend als noodzakelijke vertrouwensfiguren. Indien nodig kunnen en moeten zij toevertrouwde informatie doorgeven aan collega’s en directie. Ook zonder dat hen vertrouwelijke informatie wordt meegedeeld, kunnen zij hun beroep blijven uitoefenen.
Wat?
Spreekplicht Bepaalde informatie MOET men doorgeven aan ambtsgenoten, bijvoorbeeld aan de directie.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
25/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Discretieplicht Voorbeeld: een politieagent gaat bij de directie van een school informatie inwinnen i.v.m. het druggebruik van bepaalde leerlingen. Hij heeft spreekplicht tegenover zijn korpschef en discretieplicht tegenover derden.
Waarom? Het zijn uitoefenaars van een publieke functie die informatie ontvangen in naam van de gemeenschap, niet ten persoonlijken titel. Vertrouwelijkheid is geen noodzakelijke voorwaarde voor de uitoefening van het beroep. Ook zonder dat hen vertrouwelijke informatie wordt meegedeeld kunnen zij het beroep verder blijven uitoefenen. Voorbeeld: een leerkracht betrapt een leerling op het roken van een joint in de fietsstalling. Deze informatie is niet verkregen binnen een vertrouwensrelatie, de leerkracht heeft de informatie niet ten persoonlijke titel ontvangen.
Gevolgen
Leerkrachten zijn geen dragers van het beroepsgeheim. Een CLB-er kan met hen dus GEEN gedeeld beroepsgeheim aangaan.
Dit geldt voor ALLE leerkrachten, vertrouwensleerkrachten, …
Doordat ze geen zwijgplicht, maar spreekplicht hebben tegenover hun hiërarchische oversten of ambtsgenoten kunnen ze geen toezegging doen tegenover de leerlingen dat de vertrouwelijke gegevens geheim zullen blijven (zuiver juridisch bekeken). Belangrijk is dat de leerkracht dit OP VOORHAND meedeelt aan de leerling = respect!
dus
ook
voor
groene
leerkrachten,
Leerkrachten hebben discretieplicht t.a.v. derden die niet bij het onderwijsgebeuren betrokken zijn. Dus niet t.o.v. hiërarchische meerderen, collega’s en ouders! Er wordt traditioneel gesteld dat de (ambtelijke) discretieplicht in de eerste plaats is ingesteld in het belang van het ambt of juister: in het belang van de onderneming of dienst waarvoor de werknemer of ambtenaar werkt. Op schending van de discretieplicht (ambtsgeheim) staan geen strafsancties.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
26/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Specifieke aandachtspunten: spanningsveld i.v.m. beroepsgeheim en ambtsgeheim Decreet CLB
Leerkrachten = “eerstelijnsrol” = 1e opvang van leerlingen met problemen. Leerkrachten = “recht op relevante informatie waarover CLB beschikt”. CLB: informatie doorspelen “voor zover leerkracht die nodig heeft om zijn taak naar behoren te vervullen”.
Probleem
CLB is wettelijk gebonden door het beroepsgeheim (art 458 Sw.) = wettelijk. CLB is gebonden om relevante informatie door te geven aan de school (Decreet CLB) = ook wettelijk. Er kan wettelijk geen gedeeld beroepsgeheim bestaan, vermits leerkrachten niet gehouden zijn aan het beroepsgeheim.
Toekomst
Leerkrachten en beroepsgeheim = onderwerp van “maatschappelijk debat”
Mogelijkheid?
“Groene leerkrachten”, “vertrouwensleerkrachten”, … gebonden aan wettelijk beroepsgeheim Hierbij is het belangrijk dat zij dan geen sanctionerende bevoegdheid meer hebben, want dan is de drempel veel te hoog om vertrouwelijke informatie mee te delen.
Inmiddels: school + clb = afspraken
Primair uitgaan van het beroepsgeheim Dialoog, open communicatie met de school over het verschil beroepsgeheim/ambtsgeheim Afspraken maken m.b.t. het omgaan met vertrouwelijke informatie Afspraken vastleggen (afsprakennota) Zorgvuldig omgaan met vertrouwelijke informatie, dit houdt o.m. in om geen gegevens door te geven zonder geïnformeerde toestemming. (Cfr. “Need to know” ipv “Nice to know”)
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
27/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Stelling van Prof. F. Hutsebaut VREES NIETS ALS JE HANDELT ALS EEN BONUS PATER FAMILIAS “Bonus pater familias” = zorgvuldig hulpverlener
Handel ik overeenkomstig de wetgeving?
Stel ik de leerling centraal?
Handel ik emancipatorisch?
Neem ik geen beslissingen over het hoofd van de leerling heen?
Respecteer ik de vertrouwensrelatie?
Heb ik vooraf nagedacht over de gevolgen van mijn handelen?
Handel ik in het belang van de jongere?
Doe ik beroep op de deontologische code?
…
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
28/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Specifieke aandachtspunten: Spanningsveld justitiële – niet-justitiële hulpverlening NIET-JUSTITIËLE HULP (CLB, CGG, VCK, ...) VERTREKPUNT AANLEIDING (start onderzoek) FOCUS OP VERHOUDING (werken met) CONTEXT => (het systeem versterkt) “WAT IK MEEGEMAAKT HEB” “IK MEEN DAT”
LEVENSVERHAAL (het verleden) DE TIJD VERTROUWENSSFEER KERN STRAF
JUSTITIËLE HULP (JRB, parket, politie, ...)
Spontane aanmelding / vraag (gericht op slachtoffer) Beleving (vermoeden)
Klacht (gericht op dader) Feiten
Verhelderen van onwelbevinden ‘Partnership’ (betrokkenheid)
Bewijzen
Toegeven, erkennen van probleem
Ontkennen
Een verhaal
Een getuigenis
De concrete persoon (met zijn karakter, verleden, mogelijkheden, …)
De symbolische persoon (iemand die deze daad gedaan heeft, krijgt een straf van…) Recidief
Beter begrip
Gezag (distantie)
Op lange termijn Beroepsgeheim: wel
Op korte termijn Beroepsgeheim: niet
Vertrouwensrelatie Morele verantwoordelijkheid
Machtsrelatie Sanctie
Boodschap Hulpverlening heeft haar eigen wetmatigheden Niet ondergeschikt aan justitie Er is wel een noodzakelijke complementariteit
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
29/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Specifieke aandachtspunten: gedeeld beroepsgeheim – gezamenlijk beroepsgeheim Gedeeld beroepsgeheim
Finaliteitscriterium Betrokkenheid bij de hulpverlening Noodzakelijkheidscriterium Belang van de cliënt Geïnformeerde cliënt
Gezamenlijk beroepsgeheim
Volledig team Herkenbaar team Relevantiefilter
Gedeeld beroepsgeheim Ten gevolge van de verregaande complexiteit van ziektepatronen en welzijnsproblemen en daarop inspelend de gewijzigde hulpverleningsmethoden, vindt de hulpverlening meer en meer plaats in een context van hulpverleningsteams en netwerken van hulpverleners en voorzieningen. Mede door de versterkte aandacht voor continuïteit van de individuele hulpverlening alsook voor de integrale benadering van problemen, is de behoefte aan communicatie tussen hulpverleners, hulpverleningsteams en voorzieningen sterk toegenomen. Artikel 458 Sw. geeft geen enkele aanduiding met betrekking tot de wijze waarop het beroepsgeheim moet worden gehanteerd in samenwerkingsverbanden allerhande. Dit valt historisch te verklaren. Ten tijde van de redactie van artikel 458 Sw. stond de bilaterale verhouding tussen patiënt en arts (het colloque singulier), de doelgroep waarvoor het beroepsgeheim destijds wettelijk werd bekrachtigd, centraal. Samenwerkingsverbanden tussen artsen waren zo goed als onbestaande. De door artikel 458 sw. gebonden hulpverlener kan uitsluitend de hem toevertrouwde informatie delen met andere, op dezelfde wijze door het beroepsgeheim gebonden hulpverleners. Wanneer een cliënt de hulpverlener om bepaalde informatie verzoekt die hij nodig heeft voor bv. zijn verzekeringmaatschappij, dan kan het mogelijks een oplossing zijn om de informatie mee te geven met de cliënt die dan zelf kan beslissen de informatie al dan niet door te geven. Het gedeeld beroepsgeheim is geen uitgesmeerd beroepsgeheim waarbij de confidentiële gegevens zich als een inktvlek mogen verspreiden over alle personen die gebonden zijn door het beroepsgeheim. Voorbeeld: Siegler-onderzoek (USA), hoeveel mensen hebben er toegang tot een medisch dossier in een ziekenhuis: 75 personen! Het is belangrijk dat enkel de behandelende artsen, verpleegkundigen, … toegang hebben tot het dossier en niet de artsen van wie de persoon in kwestie geen patiënt is.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
30/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Finaliteitscriterium Het feit dat de persoon met wie de vertrouwelijke informatie wordt gedeeld, eveneens gehouden is door het beroepsgeheim, volstaat niet. Het delen van het geheim wordt ook beperkt door de eis dat het onthullen van vertrouwelijke gegevens enkel kan gebeuren aan personen die optreden met dezelfde doelstelling (hulp- of zorgverlening) en ten aanzien van dezelfde cliënt. Algemeen principe: alle handelingen ter uitvoering van eenzelfde diagnose- of indicatiestelling, die deel uitmaken van dezelfde behandeling of begeleiding.
Betrokkenheid bij de hulpverlening De hulpverlener aan wie informatie zal worden doorgegeven, moet betrokken partij zijn in de concrete hulpverlening aan de cliënt, hij moet dus een hulpverlenende functie uitvoeren. Rechtstreekse betrokkenheid betekent dat men een vertrouwensrelatie met de cliënt heeft of geacht wordt in de toekomt een vertrouwensrelatie met de cliënt te zullen opbouwen.
Noodzakelijkheidscriterium Slechts die gegevens mogen worden meegedeeld die noodzakelijk en pertinent zijn voor de hulp of zorg aan de cliënt in het algemeen en voor de uitvoering van de opdracht van diegene die de informatie ontvangt in het bijzonder. Men dient het verschil te maken tussen “Need to know” en “Nice to know”. Voorbeeld: een blindedarmoperatie geeft de arts geen toegang tot de gegevens over de psychiatrische behandeling.
Belang van de cliënt Het belang van de cliënt staat centraal. De overdracht van toevertrouwde informatie tussen geheimplichtigen wordt getolereerd omdat dit noodzakelijk is voor de continuïteit en de kwaliteit van de hulpverlening aan de cliënt. Wanneer het gaat om hulpverlening in een gedwongen context, is het beter om te spreken van “het belang van de hulpverlening”.
Geïnformeerde cliënt De cliënt moet behoorlijk geïnformeerd zijn over het feit dat de vertrouwelijke informatie zal worden overgemaakt aan derden, de inhoud van de gegevensoverdracht, het doel van de communicatie en de identiteit van de bestemmeling. Het doorgeven van de in vertrouwen meegedeelde informatie mag niet buiten het medeweten van de cliënt om gebeuren. Een meerderheid van de rechtsleer voegt eraan toe dat de cliënt zijn akkoord moet geven. Niet zozeer de instemming van de cliënt wordt geëist als wel de afwezigheid van verzet. Uit het gebrek aan verzet tegen de aangekondigde overdracht van vertrouwelijke informatie kan de impliciete instemming worden afgeleid. De hulpverlener aan wie informatie zal worden doorgegeven moet betrokken partij zijn in de concrete hulpverlening aan de cliënt, hij moet dus een hulpverlenende functie uitoefenen.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
31/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Gezamenlijk beroepsgeheim
Volledig team Het gezamenlijk beroepsgeheim rust op het team van hulpverleners als dusdanig in plaats van op elk teamlid afzonderlijk en impliceert dat er tussen de teamleden onderling geen “beroepsgeheimgrenzen” bestaan, zodat alle voor de hulpverlening relevante informatie aangaande de cliënt vrij kan circuleren binnen het team.
Herkenbaar team Het team moet herkenbaar zijn voor de cliënt, het is essentieel dat het samenwerkingsverband zich naar de cliënt toe als team profileert. Elk teamlid moet hierover, van meet af aan, duidelijkheid scheppen ten aanzien van de cliënt, zodat laatste geen verkeerd beeld krijgt van het gebruik van de informatie die hij aan een teamlid toevertrouwt. De cliënt mag op geen enkel ogenblik de indruk krijgen dat hij zich tot een alleen optredende hulpverlener wendt.
Relevantiefilter Men dient rekening te houden met de relevantiefilter. Het gezamenlijk beroepsgeheim is geen vrijgeleide om alle informatie met alle leden van het team te delen. Alleen die informatie kan uitgewisseld worden die relevant is voor het effectief opnemen van de verantwoordelijkheid die op het team rust.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
32/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Specifieke aandachtspunten: het belang van dialoog met collega’s (bron: o.a. M. Leijssen, ‘Beroepsethiek’, ACCO, Leuven, 2002. ISBN 90 334 5081 X)
Onderzoek (Butterfield, 2000) toont aan dat het opleggen van allerlei gedragsregels minder stimulerend blijkt voor een ethische ingesteldheid dan het samen spreken over ethische aspecten in het werk. We leven in een snel evoluerende maatschappij: door communicatie met elkaar houden we beter de ‘vinger aan de pols’ van nieuwe ontwikkelingen. Dialoog helpt ons behoeden voor te simpele oplossingen bij complexe problemen. Elkeen heeft (bewust of onbewust) persoonlijke visies, opvattingen, overtuigingen. De bril maakt het verschil: de richting, waarin een knoop wordt doorgehakt, reflecteert iets over de eigen visies en overtuigingen. Bv. euthanasie: vanuit een hedonistische levensvisie (= accent op genieten en vermijden van pijn) zal men bv. trachten om het lijden zo snel mogelijk uit te schakelen; vanuit een levensvisie waarin lijden gezien wordt als een uitnodiging tot reflectie en zingeving, zal men tot andere beslissingen komen. Dialoog helpt ons bewust te worden van eigen visies en die van anderen, zonder hetwelk we het risico lopen dat we onszelf niet laten corrigeren door waarden die bij anderen of in andere culturen leven, en dat we onze eigen waarden als vanzelfsprekend aannemen voor anderen. Zeker in een multiculturele samenleving moeten we oog hebben voor de diversiteit van waarden waarmee mensen vorm geven aan hun leven. Er blijkt een paradoxale situatie te bestaan: hoe meer verantwoordelijkheid geregeld wordt via voorschriften van ‘hogerhand’, des te minder beroep wordt gedaan op de persoonlijke verantwoordelijkheid. Bijvoorbeeld: bij mishandeling steeds en onmiddellijk grijpen naar de regel van ‘meldingsplicht’ is niet altijd in het belang van de cliënt. De hulpverlener kan dan wel in orde zijn met de ‘regel’, maar als zijn geweten zegt dat de cliënt beter geholpen wordt via hulpverlening, moet hij zich kunnen ‘verantwoorden’. Hulpverleners worden niet als supermens geboren. Iedereen maakt fouten. Soms is het gemakkelijker om fouten van anderen te zien dan eigen fouten te onderkennen. Verantwoordelijkheid houdt in dat men kiest voor een open communicatie met collega’s (= collectief borg staan voor kwaliteit). Dialoog is onontbeerlijk als gelegenheid om zorgen en dilemma’s op tafel te leggen en anderen te vragen om hun mening, advies en steun. Omdat ethiek waardegeladen is, zijn anderen noodzakelijk om een systematische reflectie over de onderliggende waarden te bevorderen. Op die manier kunnen we beter omgaan met onzekerheden over beslissingen.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
33/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Conclusie Rechtsregels = Belangrijk hulpmiddel Maar niet altijd een oplossing
Rechtsregels toepassen = Invloed van eigen visies en overtuigingen
Gevolg: Noodzaak om te reflecteren over eigen visies, overtuigingen, waarden en normen Î
Hulpbron: DIALOOG met collega’s
Voorbeelden Groot gevaar: vanaf wanneer? Wanneer wel? Wanneer niet?
Hoger belang Een drugsgebruiker praat met zijn huisarts over zijn drugsprobleem. Hij blijkt tevens een lijnpiloot te zijn. Er is hier dus sprake van een algemeen belang dat in gevaar is: gevaar voor passagiers, omwonenden, collega’s, … Er is dus een hoger belang, moet de huisarts nu het beroepsgeheim doorbreken? Er is ook nog een ander algemeen belang, namelijk vertrouwen kunnen hebben in huisartsen. Welk belang weegt nu het zwaarst door? = belangenhiërarchie = waardenhiërarchie. Wat primeert PRIVAAT BELANG of ALGEMEEN BELANG?
“Taak naar behoren te kunnen uitvoeren”(decreet CLB), welke informatie is nodig? Welke niet? “Ernstig en dreigend gevaar” = persoonlijke evaluatie van de hulpverlener!
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
34/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Besluit Rechtsregels zijn wel een belangrijk hulpmiddel maar geven niet altijd een oplossing om te weten hoe we moeten handelen. Voordeel: we zijn geen uitvoerende robotten. Wetgever spreekt vertrouwen uit ten opzichte van de hulpverleners door niet alles vast te leggen. Vaak spelen, zelfs bij toepassingen van de rechtsregels, eigen visies en overtuigingen een rol. Dit is bijvoorbeeld ook zo bij rechters. Een zelfde vergrijp wordt niet in alle gerechtelijke arrondissementen even licht of zwaar beoordeeld. Voorbeeld: rechter Peter D’Hondt, beoordeelt verkeersovertredingen zwaar, omdat hij van jongs af aan geconfronteerd werd met het leed van ouders van verkeersslachtoffers. Wat we nodig hebben om permanent te groeien als hulpverleners, naast kennis van de elementaire wetgeving, is reflectie en dialoog met collega’s.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
35/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Toelichting publicatie werkgroep beroepsgeheim Dienstjaar 1999-2000 (laatste jaar vóór omvorming)
Nodenverkenning door het vormingscentrum bij alle PMS-centra +/- 120 verschillende vragen
Doelen bepaald
Visie neerschrijven als houvast bij begeleidingsopdracht Juridisch kader schetsen (belangrijkste wettelijke bepalingen) Vragen nodenverkenning beantwoorden
2000: Decreet CLB: “beroepsgeheim, deontologische code”
Uitbreiding van de werkgroep met leden van de stuurgroep Werd internetten-werkgroep
Werkwijze
Uitgebreide literatuurstudie Taakverdeling Î ontwerp-antwoorden Î groepsbespreking Î ontwerp bijgewerkt Î goedkeuring WG Î indien aangewezen voorgelegd aan jurist Î goedkeuring Î publicatie.
Aanbevolen literatuur Isabelle Van der Straete, Prof. Johan Put, “Beroepsgeheim en hulpverlening”, uitg. Die Keure, 2005. ISBN 90-5958-989-0 Zie uitgebreide literatuurlijst achteraan.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
36/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Casus 1 Leerlingenbegeleiding ontdekt dat 15 jarige relatie heeft met man van 33. Leerlingenbegeleiding meldt aan leerling dat dit aan CLB wordt doorgegeven en dat ouders op de hoogte moeten gebracht worden van de relatie. Leerling ziet niet zitten dat ouders op de hoogte moeten gebracht worden.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
37/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Casus 2 Eind mei, begin juni werd een meisje, An, van 16 jr door een leerkracht aangemeld. Haar oudere broer van 18 stelt al een aantal jaar en herhaaldelijke keren seksueel overschrijdend gedrag bij haar. Haar ouders zijn hiervan niet op de hoogte. An weet niet hoe zij zouden reageren temeer omdat seksualiteit in het gezin taboe is. Het gaat om een erg gesloten gezin die in een strenge godsdienstige gemeenschap aangesloten is. De leerkracht kan An dan toch overhalen om met haar ouders te praten. Ze wordt ook overhaalt om met het CLB te praten. Haar ouders, die niet CLB-gezind zijn, mogen hiervan niet op de hoogte zijn... Haar ouders hebben naar haar geluisterd en nemen haar tegenover broer in bescherming. Broer bood zijn excuses aan en wordt nauwlettend door de ouders in het oog gehouden. An is al een paar keer op eigen initiatief op gesprek geweest bij het CLB. Uit deze gesprekken blijkt dat zij naar haar broer toe geen klacht wil indienen. Ze geeft ook aan dat ze zich nu wel veiliger voelt. In het laatste gesprek dat wij met haar, vorige schooljaar, hadden, vertelde An dat haar broer ook aangegeven heeft dat hij in het verleden ook een nichtje seksueel zou benaderd hebben. Broer wil ook aan haar zijn excuses aanbieden maar An wil liever dat hij dit (nog) voor zich houdt. Het CLB-team stelt zich de vraag of ze hier hun beroepsgeheim moeten breken, met het risico dat haar vertrouwen in de hulpverlening geschonden is en zij uit het huis gezet wordt waarvoor ze wel sterk vreest. Dragen wij verantwoordelijkheid voor eventueel toekomstige slachtoffers aangezien An niet het enige slachtoffer blijkt te zijn? Ik hoop dat we hier een duidelijk antwoord kunnen op krijgen aangezien we een tegenstrijdig antwoord kregen van de sociale dienst van de politie en van het vertrouwenscentrum...
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
38/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Casus 3 Leerling lager onderwijs met moeilijkheden voor taal en rekenen wordt aangemeld op het MDO. De school vermoedt dat de algemene mogelijkheden van de leerling eerder beperkt zijn en dat dit de oorzaak is van de moeilijkheden. In het verleden is er reeds een intelligentiebepaling geweest (dit gebeurde op de school en de resultaten zitten in het clb dossier, het totaal iq ligt beneden het gemiddelde en er is een discrepant verschil tussen het verbale en het performale iq). De zorgcoördinator vraagt op het MDO of wij iq gegevens hebben. (in het dossier staat nergens dat de resultaten niet mogen worden doorgegeven aan de school).
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
39/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Casus 4 Eind vorig schooljaar kreeg ik de vraag of een ouder een kopie mocht van een kopie uit een vriendenboek van haar dochter, dit document zat in haar CLB-dossier. De leerkracht had die kopie ooit aan het CLB bezorgd daar het meisje een doodswens in het boek geschreven had en maakte zich zorgen. Deze feiten dateren van twee schooljaren terug maar werden toen met het meisje en haar ouders besproken. De ouders zijn ondertussen echter uit elkaar gegaan en er woedt momenteel een (v)echtscheiding. Mama vroeg het document op in kader van de rechtszaak die tegen haar ex-man liep m.b.t bezoekrecht/hoofdverblijfplaats van de kinderen. Mag dit document doorgegeven worden? Eigenlijk betreft het een kopie van iets dat door mama mede werd aangebracht. Wat is correct?
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
40/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Casus 5 In het kader van een (v)echtscheiding werd bij kinderen die door het CLB gevolgd werden door de RB een jusititie-assistent aangesteld voor een MO. Het CLB-team maakte zich echter al geruime tijd zorgen over de opvoedingssituatie zowel bij moeder als bij vader. Mag het CLB aan de justitie-assistent hier info over doorgeven?
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
41/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Casus 6 We krijgen nu nieuwe leerlingen binnen van andere scholen. Deze contacteren ons soms omdat zij problemen voorzien (vb. grote leerachterstand en ouders beslissen overgang naar gewoon onderwijs zonder overleg). Daarna informeer ik meestal mijn scholen en beleggen we een vergadering/overleg met leerkracht,ouders, zorgcoördinator en wij…. Principieel zou het niet correct zijn te overleg met de oude school zonder toestemming van de ouders, alsook te overleggen met zorgcoördinator. Echter in de praktijk doe je dit vaak wel, al is het maar om uit te leggen dat en bijeenkomst noodzakelijk zal zijn en in te fluisteren aan school dat vb. een niveaubepaling adhv LVS nodig is.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
42/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Casus 7 Een 15-jarige leerling (4e jaar SO) deelt aan de CLB-medewerker mee dat zijn twee beste vrienden softdrugs gebruiken. Zij zijn nu gestart met harddrugs, en sporen hem aan om mee te doen. Hij heeft dit een paar keer gedaan, maar voelde er zich slecht bij, en wil ermee stoppen. Hij heeft een slechter contact met zijn ouders omdat zij voelen dat er iets is, en hij er niets wil over zeggen. Zijn twee vrienden proberen anderen te overhalen om ook te gebruiken. De jongen wil niet dat de CLBmedewerker iets vertelt aan zijn ouders of de school: hij wil zijn vrienden niet verliezen, maar vooral vreest hij voor de gevolgen als zou geweten worden dat hij geklikt heeft. Wat vinden jullie dat de CLB-medewerker zou moeten doen, rekening houdend met zijn beroepsgeheim?
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
43/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Casus 8 Tijdens een externe studiedag, waaraan zowel CLB-medewerkers als leerkrachten van andere scholen deelnemen, wordt gesproken over de invloed van televisie op de jeugd. Leerkracht X vertelt het volgende: “Vorig jaar had ik Jan in mijn klas, de zoon van de bekende (bij naam genoemde) acteur uit de TVserie ‘Thuis’. Er waren wat problemen met experimenteren met drugs. Daarom nodigde ik de vader uit. Jongens, wat was me dat?! Arrogantie, pretentie! Net als Jan! Waarschijnlijk denken ze dat BV’s (Bekende Vlamingen) zich wat méér mogen permitteren dan anderen. Dat is een aspect waar we nooit bij stilstaan: de invloed van TV op de kinderen waarvan de ouders vaak op het scherm komen en door iedereen gekend zijn.”
Is hier sprake van schending van het ambtsgeheim door de leerkracht? (Waarom wel/niet?)
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
44/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Casus 9 Sara, 14 jaar, komt langs op het CLB. Ze blijkt zwanger te zijn. (5 weken). Ze weet nog niet wat ze gaat doen. Ze heeft er nog met niemand over gesproken, behalve met PPC van het CLB. Ze vraagt PPC uitdrukkelijk hier met niemand over te praten. PPC drinkt een koffie in de leraarskamer van de school van Sara. Hij heeft een zeer goed contact met de aanwezige leerkrachten en leerlingenbegeleidster. De leerkrachten praten over Sara, ze maken opmerkingen als: ik denk dat ze zwanger is, ze is constant misselijk, ze doet raar, ze heeft in mijn les seksuele voorlichting heel raar gereageerd, ik weet zeker dat ze zwanger is, een vriendin van haar is mij komen vertellen dat Sara zwanger is,… De leerkrachten beklagen zich ook over haar houding in de klas. Ze is erg afwezig, ze werkt niet mee, resultaten gaan bergaf, ze begint zomaar te huilen.,. Wat kan de PPC doen?
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
45/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
BEROEPSGEHEIM Juridisch kader
Casus 10 Bij leerlingen die zich inschrijven in een nieuwe school (of bij de instap in het secundair onderwijs) wordt vaak gevraagd naar informatie. Wat kan doorgespeeld worden aan de school, wat niet? Uiteindelijk bepalen ouders toch wat ze vertellen bij de inschrijving van de leerling. (betreft gedrag, leer- of ontwikkelingsstoornissen, ...)
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
46/46 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Juridisch_kader_R0.doc
Bibliografie
BEROEPSGEHEIM Bibliografie
1.
Verdrag inzake de Rechten van het Kind Aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 20 november 1989. Officiële Nederlandse vertaling, Universiteit Gent, Centrum voor de rechten van het kind.
2.
+ 3. +4. +5. Hutsebaut F., Traest P., Taelman P. e.a., Verantwoordelijkheid t;o.v. leerlingen. Kennnis over strafbare handelingen: begeleiding en sancties, Antwerpen, ICOR, 1998.
3.
Carmen I., Seksueel misbruik en de school. Strafrechtelijke knipperlichten, Leuven, Vliebergh-Senciecentrum, 1998.
4.
Vandendriessche B., Behandeling individuele OCMW-dossiers – confidentialiteit. Vlaams Parlement, Vragen en Antwoorden, nr. 18, 27/06/97.
5.
Bauwens N., Beroepsgeheim – Medisch beroepsgeheim – Kindermishandeling – Kinderverwaarlozing – Incest, Gent, Parket bij het Hof van Beroep, 01/06/93.
6.
Deli D., “De rechtspositie van de PMS-medewerker in het onderwijsgebeuren”, in: TORB, jg. 1993-1994, nr. 4, pp. 225-235.
7.
Ter Heerdt J., Kinderen met hiv en aids: een juridische analyse, U.I. Antwerpen.
8.
Projectgroep Beroepsvraagstukken MW, Beroepsprofiel van de MW, ’s-Hertogenbosch, PBM, 1987.
9.
Boonen J., Decock G., Tack L. e.a., Recht voor Maatschappelijk Assistenten, Deurne, Kluwer, 1994.
10.
Standaert L., PMS-begeleiding – Schriftelijke weigering ouders. Vlaamse Raad, Vragen en Antwoorden, nr. 18, 26/07/93.
11.
Artois J., Nota aan de leersecretarissen, PMS-begeleiding in de leertijd, Brussel, VIZO, 1992.
12.
Delporte F., Vragen aan advocaat F. Delporte i.v.m. schoolrecht 13/06/97.
13.
D’Aes M., “Het ambtsgeheim van leerkrachten en PMS-medewerkers”, in: Handboek Leerlingenbegeleiding, Diegem, Kluwer, afl. 24, 1998, pp. 1-23.
14.
Boedts M., “PMS-werk en de privacy-wetgeving” in: Caleidoscoop, jg. 10 nr. 1 (1998).
15.
Wet tot omzetting van de richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens 11/12/98 (BS 03/02/99)
16.
Koninklijk Besluit nr. 12 tot vaststelling van de bedragen die aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer moeten worden gestort bij de aangifte van verwerkingen van persoonsgegevens 07/03/95 (BS 14/03/95)
17.
Desutter, Wet op de privacy. – Toepassing, Senaat, Vragen en Antwoorden, nr. 152, 28/03/95.
18.
Carette G., Privacy-wet. Wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
1/11 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Bibliografie.doc
BEROEPSGEHEIM Bibliografie
opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Verslag van de uiteenzetting. 19.
Janssens W., P.M.S.-Halle - Huiszoekingen en inbeslagname leerlingendossier op 27.5.94. Brussel, ARGO Juridische dienst, nota 420/WJ/MD/94/G270/2299/7043, 28/06/94.
20.
“98/1/905 Arrest Hof van Cassatie – 16.5.1997”, in: OCMW - Visies, jg. 1998, nr. 1.
21.
Vogels M., Onderwijsvoorrangsbeleid – Inzameling gegevens over etnische afkomst, Vlaamse Raad, Vragen en Antwoorden, nr. 19, 23/08/93.
22.
Leterme Y., Verstrekken van gegevens uit het bevolkingsregister. Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, Vragen en Antwoorden, nr. 811, 06/03/98.
23.
Raskin G., PMS-test schoolrijpheid kleuters – Inzagerecht ouders, Vlaams Parlement, Vragen en Antwoorden, nr. 4, 04/12/98.
24.
Boedts M., “Strafbare handelingen: begeleiding en sancties. Verslag van de ICORstudiedag”, in: Caleidoscoop, jg. 10, nr. 4 (1998)
25.
40. Mintjens D., De wet van 8-12-92 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, Bacob bank, 03/05/96.
26.
Verwerking ’Personeel en tussenpersonen’. Aangifte bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, door het VBO opgesteld model, Verklarende nota, Brussel, Verbond van Belgische Ondernemingen juridisch departement, 1995.
27.
Decreet betreffende de rechtspositie van bepaalde gemeenschapsonderwijs 27/03/91 (BS 25/05/91)
28.
Decouvreur L., “Beroepsgeheim”, in: PMS-Leven, jg. 19, nr. 2 (1990), pp. 52-57.
29.
J.P.C. en K.S., “De verzekeraars, het medisch geheim en de privacy”, in: Budget & Recht, nr. 119 (1995).
30.
Omzendbrief OND/I/1/SVC/NDS (28/06/94): Gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de controle op de leerplicht en de controle op de inschrijvingen.
31.
Suykens M., “Briefgeheim bij openbare besturen”, in: De Gemeente, nr. 4 (1995), pp. 182-184.
32.
Gielen G., “De nieuwe wet op de privacy en de gevolgen voor de scholen”, in: Persoon en Gemeenschap, jg. 1995-1996, nr. 48/4-5, pp. 157-176.
33.
Otten G., “Bescherming persoonlijke levenssfeer”, in: VIZO Bericht, nr. 22 (1996), pp. 112.
34.
Tekst bij omzendbrief nr. 14/96 dd. 10/05/96, De wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer- privacy-wet, Brussel, CSBO.
35.
Ontwerp gedragscode i.v.m. het beroepsgeheim, de discretieverplichting en de beveiliging van gegevens binnen het ACV, Brussel, ACV, 1998.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
personeelsleden
van
het
2/11 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Bibliografie.doc
BEROEPSGEHEIM Bibliografie
36.
De bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Brussel, RVA.
37.
PMS-centra en privacy, OVSG.
38.
“Normatieve omzendbrieven ARGO/510/N91-07”, in: Kaderblad, afl. 6, 1991, pp. 47-62.
39.
Besluit van de Vlaamse Executieve betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs 13/03/91 (BS 17/05/91)
40.
Verbelen W., Cursus deontologie, Brussel, HISKWA, 1998-1999.
41.
Carette G., “De privacy-bescherming binnen het welzijnswerk”, in: Welzijnsgids, afl.17, 1995, pp. 57-74.
42.
Dumortier J., “Persoonsgegevens en privacy-bescherming in de sociale sector”, in: TW, jg. 17, nr. 164, (1993), pp. 5-17.
43.
Carette G., “De nieuwe privacywet: schending of bescherming van privacy?”, in: TW, jg. 20, nr. 199, (1996), pp. 6-11.
44.
Poppe W., Het beroepsgeheim en de deontologie van de maatschappelijk werkers tewerkgesteld in de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, Brussel, HISKWA, 1998-1999.
45.
Commissie voor staatshervorming en algemene zaken, Commissievergadering, Vlaams Parlement, C117-C-STA6 (1997-1998), 06/07/98. Omzendbrief AZ/MIN/98/4 (01/09/98): Deontologische code voor de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse regering.
46.
47.
Besluit van de Vlaamse regering houdende organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel 24/11/93 (BS 20/12/93)
48.
Arrest nr. 17/97 van het Arbitragehof 25/03/97 (BS 24/04/97)
49.
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, Algemeen Inspectiegeneraal, Verslag over de toestand van het onderwijs: Inspectie deeltijds kunstonderwijs, volwassenenonderwijs, de werking van de PMS-centra 1998, Brussel, Algemeen Inspectie-generaal, 1999, pp. 69-72.
50.
Lampo A., Galle J., Deneyer J. e.a., Jaarverslag 1996 Vertrouwensartscentrum ‘Kind in Nood’, Brussel, AZ-VUB, 1997.
51.
Vanderhoeven J. en De Cuyper J., Rechten en plichten op school. Het schoolreglement in het secundair onderwijs, Leuven, Garant, 1999.
52.
Van Nieuwenborgh F., Brepoels M., Joris B. e.a., Het onbesprokene besproken. Het beroepsgeheim in een multidisciplinair team, Heverlee, KHL,1998-1999.
53.
Vansloen R., ter Heerdt J., Peeters B. e.a., Aids/Soa: een medische, pedagogische, sociale en juridische benadering Safe Sex, Brussel, Vormingscentrum, 1998.
54.
VAD, Juridische handvatten voor het omgaan met drugproblemen op school, Gent, VAD,
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
3/11 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Bibliografie.doc
BEROEPSGEHEIM Bibliografie
1999. 55.
Omzendbrief Gemeenschapsonderwijs ARGO/510/I – Leerlingenlijsten bevolkingsregisters (28/06/93): Verstrekking van personenlijsten uit bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister aan scholen.
56.
De Gucht K., Onderwijsvoorrangsbeleid. – Gezinsonderzoek en privacy, Vlaams Parlement, Vragen en Antwoorden, nr. 3, 20/11/98.
57.
Ingelaere P., “De wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens: praktische toepassing in een Vlaamse universiteit”, in: TORB, jg. 1998-1999, nr. 3-4 (1999).
58.
Gijs J., “Verslag Be-MA-vergadering Deontologie”, in: Be-MA-magazine, jg. 2 (1999).
59.
Wildemeersch O., Drugbeleid – Paper uitdiepingsmodule 1996, pp. 11-19.
60.
Stockman R., Van Neste F., Vande Moortel J. e.a., Het beroepsgeheim in de zorgverleningssector: een confrontatie tussen recht en praktijk, Antwerpen, Intersentia Rechtswetenschappen, 1998, pp.13-21.
61.
Stockman R., Van Neste F., Vande Moortel J. e.a., Het beroepsgeheim in de zorgverleningssector: een confrontatie tussen recht en praktijk, Antwerpen, Intersentia Rechtswetenschappen, 1998, pp.23-40.
62.
Stockman R., Van Neste F., Vande Moortel J. e.a., Het beroepsgeheim in de zorgverleningssector: een confrontatie tussen recht en praktijk, Antwerpen, Intersentia Rechtswetenschappen, 1998, pp.41-49.
63.
Stockman R., Van Neste F., Vande Moortel J. e.a., Het beroepsgeheim in de zorgverleningssector: een confrontatie tussen recht en praktijk, Antwerpen, Intersentia Rechtswetenschappen, 1998, pp.51-60.
64.
Stockman R., Van Neste F., Vande Moortel J. e.a., Het beroepsgeheim in de zorgverleningssector: een confrontatie tussen recht en praktijk, Antwerpen, Intersentia Rechtswetenschappen, 1998, pp.61-72.
65.
Stockman R., Van Neste F., Vande Moortel J. e.a., Het beroepsgeheim in de zorgverleningssector: een confrontatie tussen recht en praktijk, Antwerpen, Intersentia Rechtswetenschappen, 1998, pp.73-83.
66.
Stockman R., Van Neste F., Vande Moortel J. e.a., Het beroepsgeheim in de zorgverleningssector: een confrontatie tussen recht en praktijk, Antwerpen, Intersentia Rechtswetenschappen, 1998, pp.85-102.
67.
Stockman R., Van Neste F., Vande Moortel J. e.a., Het beroepsgeheim in de zorgverleningssector: een confrontatie tussen recht en praktijk, Antwerpen, Intersentia Rechtswetenschappen, 1998, pp.103-113.
68.
Stockman R., Van Neste F., Vande Moortel J. e.a., Het beroepsgeheim in de zorgverleningssector: een confrontatie tussen recht en praktijk, Antwerpen, Intersentia Rechtswetenschappen, 1998, pp.115-133.
69.
Toelichting bij het eerste Belgisch rapport betreffende het verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind, Brussel, Ministerie van Justitie, Brussel, 1996.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
uit de
4/11 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Bibliografie.doc
BEROEPSGEHEIM Bibliografie
70.
Poels V., Castermans E. en Matthijs F., “Dossier Deontologie”, in: VAD-berichten, nr. 4 (1999), pp. 2-9.
71.
De Zutter J., “Big Brother is je vriend. Technologie en het internet luiden het einde van de privacy in”, De Morgen, 27/10/99.
72.
Kuypers J. en De Moor P., “Hiërarchie zit in de menselijke natuur ingebakken”, De Morgen, 03/11/99
73.
Belgische Federatie psychologen.
74.
Vlaamse Vereniging van Klinisch Psychologen, Deontologische code VVKP.
75.
Lybaert D., “Beroepsgeheim van de hulpverlener in relatie tot de politiediensten”, in: Rechtskundig Weekblad, jg. 1996-1997, nr. 29 (1997), pp. 969-974.
76.
“Beroepsgeheim – OCMW-leden en –personeel”, in: Rechtskundig Weekblad, jg. 19941995, nr. 1 (1994), pp. 25-26.
77.
Vandeplas A., “Beroepsgeheim – Geneesheer. Feiten waarvan patiënt het slachtoffer is geweest – Mededeling van door beroepsgeheim gedekte gegevens aan gezinsbegeleidster”, in: Rechtskundig Weekblad, jg. 1998-1999, nr. 6 (1998), pp.194195.
78.
“Vragen en antwoorden - Senaat. Vraag nr. 239 van de heer Olivier d.d. 10 januari 1997 (N.): Medisch beroepsgeheim versus meldingsplicht”, in: Informatieblad VWVJ vzw, jg. 16, nr. 1-2 (1999), pp. 29-30.
79.
Vandeweghe F., “Medisch geheim”, De Morgen, 25/10/99.
80.
Meeus R, “Informatie aan patiënt moet verstaanbaar zijn. Aelvoet verdedigt open communicatie over medisch dossier”, De Morgen, 23/11/99.
81.
“Centra voor Leerlingenbegeleiding”, in: Tijdschrift Nationale Raad Orde van Geneesheren, jg. 7, nr. 83 (1999).
82.
“PMS – MST – Centra voor leerlingenbegeleiding. Vergadering van de Nationale Raad van 19 april 1997”, in: Tijdschrift Nationale Raad Orde van Geneesheren.
83.
Werkdocument van de WG Deontologie van de Stedelijke PMS-centra, Stedelijk PMS Antwerpen II, 07/01/99.
84.
Kesters M.,”Verantwoordelijkheid t.o.v. leerlingen, PMS-centra en kindermishandeling”, in: TORB, jg. 1999-2000, nr. 1-2, pp. 38-42.
85.
Traest P. en Van Caeneghem P., “Enkele aspecten van het misdrijf schuldig verzuim in de sfeer van het onderwijs”, in: TORB, jg. 1999-2000, nr. 1-2, pp. 43-48.
86.
Hutsebaut F., “Het ambtsgeheim, beroepsgeheim en de meldingsplicht personeelsleden in het onderwijs”, in: TORB, jg. 1999-2000, nr. 1-2, pp. 49-53.
87.
Van Roost W. en Mollaert F., “Praktische vragen in de deontologie”, in: Mededelingen
van
Psychologen,
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
Deontologische
code
voor
Belgische
van
5/11 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Bibliografie.doc
BEROEPSGEHEIM Bibliografie
1999, Orde der Geneesheren, Provinciale Raad Brabant. 88.
“Seksueel misbruik t.a.v. minderjarigen”, in: Mededelingen 1998, Orde der Geneesheren, Provinciale Raad Brabant.
89.
Phlippart F., “Het ontwerp-KB betreffende de rechten van de patiënt”, in: Mededelingen 1999, Orde der Geneesheren, Provinciale Raad Brabant.
90.
Martens P., “Journalistiek en deontologie. Zelfcontrole? Ja, als iedereen het bad in gaat.”, De Morgen, 20/11/99.
91.
Hutsebaut F., ter Heerdt J., Roose R. e.a., Studiedag CLB: Beroepsgeheim, privacy, deontologie 24 november 1999, Brussel, OVSG, 1999.
92.
Vlaams Straathoekwerk Overleg, Deontologie van het straathoekwerk, geconsulteerd via http://www.straathoekwerk.be
93.
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten 01/12/98 (BS 15/01/99)
94.
+118.Hutsebaut F., ter Heerdt J., Roose R. e.a., Studiedag CLB: Beroepsgeheim, privacy, deontologie 24 november 1999, Brussel, OVSG, 1999
95.
Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke kansen, Commissievergadering, Vlaams Parlement, nr. 101, 24/02/00.
96.
Strafwetboek, geconsulteerd via http://www.juridat.be/cgi_loi/loi_N.pl?cn=1867060801
97.
Vandeplas A., “Hof van Beroep te Antwerpen, 10e Kamer - 30 september 1997: Schuldig verzuim – Arts – Hulpverlening – Kindermishandeling – Toestand van groot gevaar ter kennis gebracht van arts – Rechtvaardiging van het verzuim hulp te verlenen – Routineonderzoek – Preventieve opdracht als schoolarts – Afwezigheid van richtlijnen inzake kindermishandeling”, in: Rechtskundig Weekblad, jg. 1999-2000, nr. 30 (2000), pp. 1023-1025.
98.
Plenaire vergadering, Beleidsnota Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen, Vlaams Parlement, nr. 34, 16/02/00.
99.
D’Aes M., “Het ambtsgeheim van leerkrachten en PMS-medewerkers, spreken of zwijgen”, in: Welwijs, jg. 11, nr. 1 (2000), pp. 3-9.
100.
De Souter V. en Hutsebaut F., De problematiek van het beroepsgeheim in de relatie politie, justitie en hulpverlening. Discussietekst. In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken, Leuven, KUL, Faculteit Rechtsgeleerdheid, 1999.
101.
De Groof J., “Noli me tangere. Over schuldig verzuim t.a.v. de aantasting van de fysische en morele integriteit van de leerling – een inleiding”, in: TORB, jg. 1999-2000, nr. 1-2 (1999), pp. 3-16.
102.
Adriaenssens P., “Justitie en onderwijs in relatie tot het slachtoffer van kindermishandeling: twee kaders, twee werelden”, in: TORB, jg. 1999-2000, nr. 1-2 (1999), pp. 64-72.
103.
Penneman H., “Schuldig verzuim. Leerkrachten en begeleiders”, in: TORB, jg. 1999-
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
6/11 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Bibliografie.doc
BEROEPSGEHEIM Bibliografie
2000, nr. 1-2 (1999), pp. 81-82. 104.
Fiers J., “Strafbare handelingen: inrichtende machten en directies”, in: TORB, jg. 19992000, nr. 1-2 (1999), pp. 82-84.
105.
Fack E., “De rol van de rijkswacht t.a.v. schuldig verzuim”, in: TORB, jg. 1999-2000, nr. 1-2 (1999), pp. 78-79.
106.
Decouvreur L., “Beroepsgeheim”, in: PMS-Leven, jg. 19, nr. 2 (1990), pp. 52-57.
107.
Vande Moortel J., “Beroepsgeheim”, in: Welzijns-Wijzer, Diegem, Kluwer, afl. 1, 1998, pp. 111-139.
108.
De Meyer J., Schoolreglementen SO – Plichten voor ouders, Vlaams Parlement, Vragen en Antwoorden, nr. 8, 12/02/99.
109.
Van Overbeke S., De sociaalrechtelijke positie van de maatschappelijk assistent, Gent, Hogeschool, 2001, 19 p.
110.
Wet van 28 november 2000 inzake informaticacriminaliteit 28/11/00 (BS 03/02/01)
111.
Koninklijk Besluit ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens 13/02/01 (BS 13/03/01)
112.
Wet betreffende de strafrechterlijke bescherming van minderjarigen 28/11/00 (BS 17/03/01)
113.
Dupont L., Verstraeten R. en Hutsebaut F., Straf(proces)recht, Brugge, Die Keure, 2001, pp. 81-100.
114.
Dupont L., Verstraeten R. en Hutsebaut F., Straf(proces)recht, Brugge, Die Keure, 2001, pp. 29-57.
115.
Besluit van de Vlaamse regering betreffende het multidisciplinair dossier in de centra voor leerlingenbegeleiding 08/06/01 (BS 11/09/01)
116.
Adriaens D., “Enkele beschouwingen over het beroepsgeheim in de sociale sector”, in: OCMW-visies, nr. 2 (1999)
117.
De Nauw A., Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Antwerpen, Kluwer, 1998, 183 p.
118.
Beleidsnota van de Federale regering i.v.m. de drugproblematiek, 19/01/01.
119.
Naber C., “Waar ligt de grens tussen advies en medewerking? Advocaten vinden geen graten in meldingsplicht witwaspraktijken als beroepsgeheim overeind blijft”, De Morgen, 18/10/01.
120.
Nationale Raad van de Orde van geneesheren, Code van geneeskundige plichtenleer, Brussel, Nationale Raad van de Orde van geneesheren, 1995, 52 p.
121.
Janssen J., De nieuwe code gedecodeerd. Maatschappelijk werk en beroepsethiek, Nijkerk, Intro, 1991.
122.
De Jonge E., Ethiek voor maatschappelijk werkers: een methodische aanpak van morele
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
7/11 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Bibliografie.doc
BEROEPSGEHEIM Bibliografie
dilemma’s, Bussum, Coutinho, 1995, 302 p. 123.
Tallon J., “Het multidisciplinair dossier in het CLB en de privacy”, in: Welwijs, jg. 12, nr. 4 (2001), pp. 49-50.
124.
Van der Straete I. en Put J., “Het multidisciplinair dossier in de centra voor leerlingenbegeleiding”, in: TORB, jg. 2001-2002, nr. 4 (2002), pp. 272-283.
125.
Leijssen M., Gids Beroepsethiek. Waarden, rechten en plichten in psychotherapie en hulpverlening, Leuven, Acco, 2005, 164 p.
126.
Decreet betreffende de openbaarheid van bestuur 18/05/99
127.
Geens P., Gekiere W. en Van der Straete I., De invoering van het elektronisch dossier in de Bijzondere jeugdbijstand, Leuven, KUL, faculteit Rechtsgeleerdheid, Instituut voor sociaal recht, 2002, 143 p.
128.
Peeters J., “Privacy en beroepsgeheim: moeilijkheden in het kwadraat bij hulpverlening aan jongeren”, in: Tijdschrift Klinische Psychologie, jg. 30, nr. 2 (2000).
129.
Van der Straete I. en Put J., “Doorbreking van het beroepsgeheim kindermishandeling: een Belgisch-Nederlandse vergelijking”, in: FJR, nr. 3 (2002).
130.
De Souter V., “Het beroepsgeheim en de invoering van een spreekrecht door de wet van 28 november 2000 betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen. Een nadere analyse van art 458 bis van het Strafwetboek “, in: TJK, jg. 2001, nr. 5, pp. 184192.
131.
Brief van Nationale Raad Orde van geneesheren aan Werkgroep FORMED, 19/12/02.
132.
Van der Straete I. en Put J., “Belangenconflicten tussen kinderen en ouders in het jeugdbijstands- en jeugdbeschermingsrecht. Het moeizame evenwicht tussen ouderlijk gezag en de zelfstandige uitoefening van het recht op privé-leven”, in: TJK, jg. 2002, nr. 4, pp. 159-172.
133.
Dierkens R., “Beroepsgeheim en recht”, in: Vlaams Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, jg. 1986-1987, pp. 261-268.
134.
Allemeersch B., “Het toepassingsgebied van art. 458 Strafwetboek. Over het succes van het beroepsgeheim en het geheim van dat succes”, in: Rechtskundig Weekblad, jg. 2003-2004, nr. 1 (2003), pp. 1-19.
135.
“Raad van State, Arrest van 23 november 1992, nr. 41.124”, in: Verzameling arresten Raad van State.
136.
Stevens J., “Het beroepsgeheim: vijf redenen tot ongerustheid”, in: Ad Rem, jg. 1, nr. 2 (2002), pp. 4-9.
137.
Allemeersch B. en Schollen P., “Behoorlijk bewijs in burgerlijke zaken. Over de geoorloofdheidsvereiste in het burgerlijk bewijsrecht”, in: Rechtskundig Weekblad, jg. 2002-2003, nr. 2 (2003), pp. 41-60.
138.
Huybrechts L., “Gebruik en misbruik van het beroepsgeheim, inzonderheid door revisoren, accountants en advocaten”, in: Tijdschrift voor Belgisch Handelsrecht (1995), pp. 664-678.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
(BS 15/06/99)
bij
8/11 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Bibliografie.doc
BEROEPSGEHEIM Bibliografie
139.
Wet van 19/02/01 betreffende de proceduregebonden bemiddeling in familiezaken. (BS 03/04/01).
140.
Kerkhofs J., “Rechtspraak Hof van Beroep te Antwerpen, Kamer inbeschuldigingstelling, 2 november 2000”, in: Limb. Rechtsl. (2002), pp. 192-205.
141.
Allemeersch B., “Medische attesten gebruiken als bewijs in rechte. Hoe relatief is het beroepsgeheim?”, in: Tijdschrift voor Belgisch Burgerlijk Recht, jg. 2003, nr. 1.
142.
Van der Straete I., Put J., “Het vertrouwelijk karakter jeugdbeschermingsdossier”, in: Tijdschrift voor Strafrecht (2001), pp. 81-84.
143.
Billiouw G., “De strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen. Een stand van zaken”, in Tijdschrift voor West-Vlaamse Rechtspraak, jg. 5, nr. 4 (2001), pp. 155-171.
144.
Matray J., “Het beroepsgeheim van de gerechtsdeurwaarders”, Gerechtsdeurwaarder, NO 00/1.701 (2000), pp. 1-26.
145.
Boedts M., “De vertrouwde leerkracht wordt vertrouwensleerkracht”, in: Caleidoscoop, jg. 15, nr. 6 (2003), pp. 10-14.
146.
+ 179. Tilleman B., Ondernemingsstrafrecht, Brugge, Die Keure, 1999, pp. 134-162.
147.
Claes V., “De arts en de uitwisseling van medische gegevens. Een massaal ‘ja’”, in: Artsenkrant, jg. 25, nr. 1555 (2003).
148.
Stevens J., “Het beroepsgeheim van de advocaat en dat van de geneesheer”, in: Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, jg. 2002-2003, pp. 2-11.
149.
“Hof van Beroep te Antwerpen, 1° bis kamer, 18 september 2000 Bloedtransfusiecentrum – Bloedafname – Aansprakelijkheidsproces – Overlegging protocol - Weigering – Beroepsgeheim”, in: Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, jg. 20002001, pp. 290-294.
150.
Rechtspraak Hof van Cassatie, 19 december 1994, Arts –Beroepsgeheim - Overlegging van stukken”, in: Tijdschrift voor gezondheidsrecht, jg. 1996-1997, pp. 257-261.
151.
“Rechtspraak”, in: Rechtskundig weekblad, jg. 1995-1996, nr. 35 (1996), pp. 1207-1209.
152.
Coopman B. en Dauginet V., “Beroepsgeheim en onrechtmatige bewijsverkrijging”, in: Tijdschrift voor proces- en bewijsrecht (1997), pp. 127-136.
153.
Van Neste P., “Kan het beroepsgeheim absoluut genoemd worden?”, in: Rechtskundig weekblad, jg. 41, nr. 20 (1978), pp. 1281-1304.
154.
Bockstaele M., “Tolken in het politieverhoor”, in: Custodes, jg. 2000, nr. 1, pp. 85-100.
155.
Huybrechts L., “Juridische beschouwingen betreffende het politieverhoor”, in: Custodes, jg. 2000, nr. 1.
156.
Bontinck W., “Meer dan enkel beelden”, in: Custodes, jg. 2002, nr. 2, pp. 93-108.
157.
Beirens L., “Het zicht van de internetspeurder op een wereld schreeuwend om meer blauw”, in: Custodes, jg. 2002, nr. 2, pp. 93-108.
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
van
van
in:
het
De
9/11 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Bibliografie.doc
BEROEPSGEHEIM Bibliografie
158.
Pellens L., “Adequaat reageren op het misbruik van kinderen”, in: Custodes, jg. 2002, nr. 2, pp. 109-124.
159.
“Juridische bijstand”, in: Nieuwsbrief jeugdrecht, jg. 2004, nr. 25, pp. 6-7.
160.
Arnou P., “Het moreel bestanddeel van het misdrijf: oude en nieuwe wegen doorheen het moeras”, in: Algemeen juridisch tijdschrift, jg. 1999-2000, pp. 25-32.
161.
Ramoudt D., ICT-gebruik, leerkrachten - ambtsgeheim, Vlaams Parlement, Vragen en Antwoorden, nr. 8, 13/02/04.
162.
e “Hof van Cassatie, 1 kamer, 19 mei 1988”, in: Rechtskundig weekblad, jg. 1988-1989, nr. 19 (1989), pp. 645-646.
163.
Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid, Hoorzitting over de werking van de CLB-sector, Vlaams Parlement, Stuk 2127 (2003-2004)- nr. 1, 12/02/04, 41p.
164.
“Kelly (13): ‘Mijn vader valt mij lastig’ En nu?”, in: Klasse, nr. 143, pp. 44-45.
165.
“Het antwoord: kan ik hem beloven het aan niemand verder te vertellen?”, in: Klasse, nr. 147 (2004), p. 51.
166.
Huybrechts L., “Enkele problemen van het gerechtelijk onderzoek”, in: Tijdschrift voor strafrecht, criminologie en forensisch welzijnswerk, jg. 19, nr. 2 (1998), pp. 122-159.
167.
Van Der Straete I. en Put J., “Het gedeeld beroepsgeheim en het gezamenlijk beroepsgeheim - halve smart of dubbel leed?”, in: Rechtskundig weekblad, jg. 20042005, nr. 2 (2004), pp. 41-59.
168.
Van Der Straete I., Put J. en Leenaerts E., “Het beschikkingsrecht over het beroepsgeheim”, in: Tijdschrift voor privaatrecht, jg. 40, nr. 3 (2003), pp. 1093-1137.
169.
Vermeersch E., “Het medisch beroepsgeheim: ethische grondslagen”, in: Vlaams Tijdschrift voor gezondheidsrecht, jg. 7, nr. 4 (1987), pp. 269-276.
170.
Omzendbrief NO/2005/01 onderwijsaangelegenheden.
171.
“Hof van Beroep te Gent, februari 2003, Ouderlijk gezag en omgangsrecht - geloof – uitsluitende uitoefening van het ouderlijk gezag – recht op persoonlijk contact (art. 374, lid 4 B.W.) - dwangsom ”, in: NJW, nr. 33 (2003), p. 635.
172.
Van Der Straete I. en Put J., Beroepsgeheim en hulpverlening, Brugge, Die Keure, 2005, 267 p.
173.
Van Cauwenberghe K., Gombeer T., Berghmans M. e.a., Juridische handvatten voor het omgaan met alcohol en andere drugs in het onderwijs, de bijzondere jeugdzorg en het jeugdwerk, Brussel, VAD, 2006. Strafwetboek, geconsulteerd via http://www.juridat.be/cgi_loi/loi_N.pl?cn=1867060801
174.
(13
AC)
(14/04/05):
Ouderlijk
in
175.
Edulex: de onderwijswetgeving http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/
176.
Decreet betreffende gelijke onderwijskansen-I 28/06/02 (BS 14/09/02), geconsulteerd via
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
en
gezag
omzendbrieven,
10/11 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Bibliografie.doc
BEROEPSGEHEIM Bibliografie
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13298. 177.
Omzendbrief BaO/2001/10 (10/08/01): Toelatingsvoorwaarden leerlingen in het gewoon basisonderwijs
178.
Omzendbrief SO 64 (25/06/99): Structuur en organisatie van het voltijds secundair onderwijs
179.
Omzendbrief SO 75 (30/06/06): Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het gewoon voltijds secundair onderwijs
180.
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs 19/07/02 (BS 04/10/02)
181.
De gecoördineerde Grondwet 17/02/94 (BS 17/02/94): Titel II, De Belgen en hun rechten, Art. 29
182.
Memorie van toelichting: Ontwerp van decreet betreffende de Centra voor leerlingenbegeleiding, geconsulteerd via http://www.ond.vlaanderen.be/clb/documenten/regelgeving/MEMORIE_VAN_TOELICHT ING.pdf
183.
“Verslag aan de Vlaamse regering bij het besluit van de Vlaamse regering betreffende het multidisciplinair dossier in de centra voor leerlingenbegeleiding”, bijlage bij Omzendbrief 13AD/CLB/O/01/1 (21/06/01): Het multidisciplinair dossier in de centra voor leerlingenbegeleiding
184.
185.
Wetboek van strafvordering, geconsulteerd via http://juridat.be
186.
De Souter V., “Het beroepsgeheim en de invoering van een spreekrecht door de wet van 28 november 2000 betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen. Een nadere analyse van art 458 bis van het Strafwetboek “, in: TJK, jg. 2001, nr. 5, pp. 184192.
187.
Hof van Cassatie, Arrest van http://www.juridat.be/cgi_juris/jurn.pl
188.
Gerechtelijk Wetboek, geconsulteerd via http://www.juridat.be
30/10/78,
Permanente Ondersteuningscel Centra voor Leerlingenbegeleiding Emile Jacqmainlaan 20 – 1000 Brussel tel. 02 790 93 13 fax 02 790 96 71 http://www.g-o.be/poc
geconsulteerd
via
Rechtspraak,
11/11 F AA Blanco Formulier – 0 – 20070901 20100914_BG_Bibliografie.doc