Voorbeeld
SMTP relaydienst uitschakelen Microsoft Exchange 2007/2010
Voorbeeld STMP relaydienst uitschakelen Microsoft Exchange 2007/2010 In dit document treft u een instructie voor het uitschakelen van een smarthost (SMTP relaydienst) op uw Microsoft Exchange 2007 en 2010 server. In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat uw systeem in staat is om e-mails naar buiten te sturen. En er reeds een Send Connector is gemaakt en correct geconfigureerd op de Hub Transport Server in Microsoft Exchange Server. Om Microsoft Exchange 2007 of Microsoft Exchange 2010 te configureren om uitgaande mail rechtstreeks te kunnen verzenden is enkel vereist dat de instellingen op de Send-connector worden gewijzigd. In Microsoft Exchange 2007 en Microsoft Exchange 2010 heeft Microsoft verschillende rollen opgesplitst in afzonderlijke taken die door Exchange worden behandeld. De Hub Transport service is verantwoordelijk voor het verzenden en ontvangen van externe e-mails. Bij de meeste kleine tot middelgrote bedrijven is slechts 1 enkele Exchange-server verantwoordelijk voor het uitvoeren van
verzenden en ontvangen.
Stap 1. Om de smarthost te verwijderen opent u vanaf uw server (de server waarop Microsoft Exchange 2007 of 2010 is geïnstalleerd) de applicatie Exchange Management Console onder het mapje Microsoft Exchange Server (2007 of 2010, afhankelijk van welke versie uw organisatie gebruikt). Bij het openen van deze applicatie krijgt u waarschijnlijk onderstaande melding van het Windows Gebruikersaccountbeheer. U mag bij deze melding op ‘ja’ (bij de Nederlandstalige versies) of ‘yes’ (voor de Engelstalige versies) klikken om vervolgens in de Exchange Management Console terecht te komen:
Stap 2. Eenmaal geopend klik u op de ‘+’ naast de Microsoft Exchange On-Premises optie. Vervolgens selecteert u de ‘Organization Configuration’ optie. Selecteer hier ‘Hub Transport’ en vervolgens het tabblad ‘Send Connectors’ in het rechterscherm.
(Als u alle bovenstaande kolommen niet kunt zien, klikt u op Beeld - Kolommen toevoegen / verwijderen / Add / Remove Columns).
Klik met de rechtermuisknop op de bestaande Stuur Connector, selecteer ‘Eigenschappen’ of ‘Properties’.
Stap 3. U ziet nu onderstaand scherm. Onder het tabblad ‘General Protocol logging level’ dient u een FQDN in te geven. Hier vult u het DNS records in. Deze hebt u door uw hostingleverancier laten verwijzen naar het externe IP adres van uw verbinding waar uw Exchange server zich begeeft. Als voorbeeld hebben wij hier het volgende ingevuld: remote.hetexperteam.nl (remote.uwdomeinnaam.nl).
Klik nu op ‘Apply’ om deze instelling door te voeren.
Stap 4. U gaat nu naar het volgende tabblad ‘Address Space’ waarin u gaat instellen dat uw eigen mailserver de taak voor het verzenden van mail rechtstreeks gaat afhandelen zonder tussenkomst van een SMTP-server van uw provider. Klik hier op ‘Add’. Vervolgens vult u bij ‘Address’ een sterretje * in en laat u de ‘Cost’ standaard op 1 staan zoals hieronder afgebeeld:
Klik nu op ‘ok’.
Stap 5. U gaat vervolgens naar het volgende tabblad ‘Network’. Hier ziet u dat de optie ‘Route mail through the following smart hosts’ staan aangevinkt met daaronder het adres van uw smarthost server. Deze dient veranderd te worden. Hiervoor kiest u de bovenste optie ‘Use domain name system (DNS) “MX” records to route mail automatically’. Deze ziet u in onderstaande afbeelding:
Stap 6. Als laatste gaat u naar het laatste tabblad ‘Source Server’. Hier ziet u de naam van uw eigen server. In ons geval is dit de naam ‘SRVSBS08’ maar bij u dient hier de naam van uw eigen server te staan. Ziet u hier echter niks staan dan dient u op de ‘Add…’ knop te klikken. U komt in dat geval in het volgende scherm terecht waarin u uw eigen server dient te selecteren zoals hieronder afgebeeld:
Vervolgens klikt u op ‘ok’. De Send Connector wordt meteen actief nadat u de server opnieuw opstart of wanneer u de services welke aan Microsoft Exchange zijn gerelateerd in Windows Services opnieuw start.