1/9
Sectoraal comité van het Rijksregister
Beraadslaging RR nr 12/2011 van 16 februari 2011
Betreft: aanvraag van de Nationale Raad van de Orde van Architecten om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken in het kader van de ontwikkeling van een extranet/webplatform voor architecten, voor de digitalisering van bouwaanvragen (RN/MA/2010/146)
Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité"); Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna "WRR"); Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte
van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis; Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met
betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde Sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; Gelet op de aanvraag van de Nationale Raad van de Orde van Architecten ontvangen op 14/12/2010; Gelet op de bijkomende informatie ontvangen op 04/02/2011; Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken op 28/01/2011;
Beraadslaging RR 12 /2011 - 2/9
Gelet op het technisch en juridisch advies ontvangen op 16/02/2011; Gelet op het verslag van de Voorzitter; Beslist op 16 februari 2011, na beraadslaging, als volgt:
I. VOORWERP VAN DE AANVRAAG 1.
De aanvraag strekt ertoe om de Nationale Raad van de Orde van Architecten, hierna de
aanvrager, te machtigen om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken met het oog op betere dienstverlening via webtoepassingen aan zijn leden-architecten.
II. ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG A. TOEPASSELIJKE WETGEVING A.1. Wet van 8 augustus 1983 (WRR) 2.
Overeenkomstig artikel 5, eerste lid, 2°, en artikel 8 WRR wordt de machtiging om het
identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken, verleend door het Comité aan de openbare
en private instellingen van Belgisch recht voor de informatie die zij nodig hebben voor het vervullen van taken van algemeen belang die hen zijn toevertrouwd door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie of voor taken die uitdrukkelijk als zodanig erkend worden door het voormelde sectoraal comité. 3.
De wet van 20 februari 1939 op de bescherming van den titel en van het beroep van
architect, bepaalt, zoals de titel trouwens aangeeft, wanneer iemand gerechtigd is om het beroep van architect uit te oefenen. De reglementering van beroep van architect werd ingegeven door overwegingen in verband met:
1° de veiligheid der bewoners; 2° de hygiëne der woningen; 3° de bezorgdheid om de aesthetiek der woningen; 4° de medewerking tot behoud van het artistiek bezit van het land; 5 de verdediging der kapitalen die door den meester van het werk in de gebouwen belegd zijn1.
1
Doc. Kamer, zitting 1936-1937, nr. 236, blz. 2.
. . .
Beraadslaging RR 12 /2011 - 3/9
4.
De wettelijke regeling van het beroep van architect is dus ingegeven door overwegingen van
algemeen belang. 5.
De wet van 26 juni 1963 tot instelling van een orde van architecten, strekt ertoe om een
ordening tot stand te brengen teneinde de eer, de waardigheid en de beroepseerlijkheid van de architecten te verzekeren2. 6.
De Orde van Architecten, ingesteld bij artikel 1 van deze wet, heeft rechtspersoonlijkheid en
“heeft tot taak de voorschriften van de plichtenleer voor het beroep van architect te bepalen en ze te doen naleven. Zij houdt toezicht op de eer, de discretie en de waardigheid van de leden van de Orde in de uitoefening of naar aanleiding van de uitoefening van hun beroep. Zij doet aangifte bij de rechterlijke overheid van elke inbreuk op de wetten en reglementen tot bescherming van de titel en van het beroep van architect” (artikel 2). 7.
Doordat de Orde van Architecten enerzijds waakt over het feit dat alleen bevoegde personen
het beroep van architect uitoefenen3 en anderzijds dat de beoefenaars van het beroep dit in alle eerlijkheid doen, draagt zij bij tot de realisering van de doeleinden waardoor de regeling van het beroep in 1939 was ingegeven. Deze doeleinden dienden - zoals reeds werd aangestipt - het algemeen belang. In de mate dat de Orde van Architecten daartoe bijdraagt, vervult zij een taak van algemeen belang en komt zij op basis van artikel 5, eerste lid, 2°, en artikel 8 WRR in aanmerking om gemachtigd te worden het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken. 8.
Volledigheidshalve wordt genoteerd dat de aanvrager, Nationale Raad van de Orde van
Architecten, krachtens:
artikel 37 van de wet van 26 juni 1963 bevoegd is om de Orde van Architecten te vertegenwoordigen. Hij kan in rechte voor de Orde optreden, voor de Orde te bedingen of deze verbinden;
artikel 38, 8°, van de wet van 26 juni 1963 bevoegd is om alle maatregelen te treffen nodig voor de verwezenlijking van het doel van de Orde.
A.2. Wet van 8 december 1992 (WVP)
2
DOC. Senaat, zitting 1961-1962, nr. 299, blz. 2.
3
Zij houdt tabellen en lijsten bij van de personen die gerechtigd zijn om in België het beroep van architect uit te oefenen.
Beraadslaging RR 12 /2011 - 4/9
9.
Op grond van artikel 4 WVP is het identificatienummer van het Rijksregister een
persoonsgegeven, waarvan de verwerking slechts is toegelaten voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden. Persoonsgegevens dienen bovendien toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt.
B. DOELEINDE 10.
Het doeleinde is in de aanvraag vrij ruim omschreven. De aanvrager is bezig met de
ontwikkeling van een platform waarop een aantal webtoepassingen zullen worden gebouwd die erop gericht zijn om de administratieve verrichtingen tussen de aanvrager en de leden-architecten van de Orde te vereenvoudigen, efficiënter te maken. 11.
Vermits het de bedoeling is om de dienstverlening via webtoepassing te beperken tot de
leden-architecten, moet de aanvrager zich ervan vergewissen of de persoon die zich aanmeldt bij één van zijn toepassingen, wel degelijk een lid-architect is. 12.
Met het oog daarop eist de aanvrager dat een gebruiker zich aanmeldt met zijn eID zodat
met behulp van de Belgian eID authentication Reverse Proxy software die door Fedict ter beschikking wordt gesteld, de betrokkene kan worden geïdentificeerd en geauthenticeerd. Daarna kan de aanvrager intern nagaan of die persoon inderdaad lid-architect is. 13.
Concreet betekent dit dus dat de aanvrager een toegangs- en gebruikersbeheer wenst op
punt te stellen zodat alleen de leden-architecten van de Orde de webtoepassingen op zijn platform kunnen gebruiken. 14.
Een van de webtoepassingen die bij voorrang wordt ontwikkeld is de digitale
visumverlening. 15.
Artikel 4, eerste lid, van de wet van 20 februari 1939 verplicht de Staat, de provincies, de
gemeenten, de openbare instellingen en de particulieren om een beroep doen op de medewerking van een architect voor het opmaken van de plannen en de controle op de uitvoering van de werken, voor welke door de wetten, besluiten en reglementen een voorafgaande aanvraag om toelating tot bouwen is opgelegd. De praktische organisatie van en de controle op deze verplichting is een gewestelijke materie. 16.
Wanneer de tussenkomst van een architect verplicht is, moet hij krachtens artikel 16 van het
besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de
aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning, het aanvraagformulier ondertekenen terwijl de
Beraadslaging RR 12 /2011 - 5/9
Orde van Architecten een visum op het formulier aanbrengt als bewijs dat de architect gerechtigd is om het beroep uit te oefenen. Uit de aanvraag blijkt dat het aanbrengen van dit visum (ca 45.000 op jaarbasis) momenteel omslachtig, tijdrovend en duur is. Sedert 20094 biedt de Vlaamse regelgeving de mogelijkheid om een elektronisch dossier in
17.
te dienen om een stedenbouwkundige vergunning aan te vragen. Dit impliceert dat de aanvrager ervoor moet zorgen dat bovenvermeld visum ook elektronisch kan worden aangevraagd en in positief geval ook elektronisch worden aangebracht. 18.
Vooraleer het elektronisch visum te verstrekken zal de aanvrager zich ook hier moeten
vergewissen of de persoon die het aanvraagt, een lid-architect is. 19.
De hiervoor omschreven doeleinden zijn welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en
gerechtvaardigd zoals bedoeld in artikel 4, § 1, 2°, WVP en artikel 5, tweede lid, WRR. 20.
In de aanvraag wordt tevens gewag gemaakt van de betrokkenheid van de Federale
Overheidsdienst Financiën in de volledige elektronische behandeling van aanvragen tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning. Het zou de bedoeling zijn dat:
de digitale inplantingsplannen van de architecten rechtstreeks worden toegevoegd aan de kadastrale leggers;
de architecten rechtstreeks toegang krijgen tot de digitale kadastrale plannen die zij nodig hebben bij de opmaak van hun plannen voor een bouwaanvraag.
21.
Op basis van de informatie waarover het Comité momenteel beschikt, is het de bedoeling
dat de aanvrager een lijst houdende de identificatienummers van personen die gerechtigd zijn om het beroep van architect uit te oefenen, verstrekt aan de FOD Financiën zodat hij ervoor kan zorgen dat alleen architecten toegang wordt verleend tot de digitale inplantingsplannen en digitale kadastrale plannen. 22.
Het is voor dit aspect aangewezen dat de FOD Financiën het toegangs- en gebruikersbeheer
tot haar eigen gegevens – kadastrale leggers – organiseert en regelt overeenkomstig de aanbeveling nr. 01/2008 van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer van 24 september 2008 met betrekking tot het toegangs- en gebruikersbeheer in de overheidssector. Daarin wordt aanbevolen om te werken via webservices die toelaten in real-time de hoedanigheid
4
Zie artikel 22/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning dat werd ingevoegd door artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 tot wijzing van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.
Beraadslaging RR 12 /2011 - 6/9
“architect” te controleren in de gegevensbank van de aanvrager. Werken met lijsten die aan de FOD Financiën worden bezorgd, druist in tegen hogervermelde aanbeveling. In afwachting dat deze diensten op punt worden gesteld, kan het Comité aanvaarden dat de aanvrager een elektronisch bestand houdende de personen die het beroep van architect mogen uitoefenen, periodiek (maandelijks) verstrekt aan de FOD Financiën.
C. PROPORTIONALITEIT C.1. Ten overstaan van het gebruik van het identificatienummer 23.
Vermits de aanvrager elektronische diensten wenst aan te bieden aan zijn leden die zich met
hun eID aanmelden, is het essentieel dat hij de gebruikers correct kan identificeren. Dit betekent dat misverstanden die kunnen ontstaan n.a.v. homonymie en foutieve schrijfwijzen uitgesloten moeten worden teneinde de verdere stappen van authenticatie en autorisatie niet te hypothekeren. Aan de hand van het unieke identificatienummer van het Rijksregister kan een persoon precies geïdentificeerd worden. 24.
Het Comité stelt vast dat het gebruik van het identificatienummer, met het oog op het
doeleinde vermeld in punt B, in overeenstemming is met artikel 4, § 1, 3°, WVP.
C.2. Ten overstaan van de duur van het gebruik 25.
Er wordt een machtiging voor onbepaalde duur gevraagd, omdat momenteel niet kan
worden bepaald hoelang de Orde van Architecten elektronische diensten - zoals het verlenen van een elektronisch visum door de Orde - zal aanbieden die een degelijk toegangs- en gebruikersbeheer vereisen. 26.
Het Comité stelt vast dat in het licht hiervan een machtiging voor onbepaalde duur gepast is
(artikel 4, § 1, 3° WVP).
C.3. Ten overstaan van de bewaringstermijn 27.
Uit de bijkomende informatie dd 04/02/2011 blijkt dat de aanvrager het identificatienummer
zal bewaren zolang een persoon als architect of stagiair is opgenomen in de tabellen of de lijsten en dus als lid van de Orde beroep kan doen op de elektronische dienstverlening van de aanvrager. 28.
Het Comité oordeelt dat de vooropgestelde bewaringstermijn conform is aan artikel 4, § 1,
5°, WVP.
Beraadslaging RR 12 /2011 - 7/9
C.4. Intern gebruik en/of mededeling aan derden 29.
Volgens de toelichting zal het identificatienummer uitsluitend intern worden gebruikt. Er
wordt wel een mededeling aan de FOD Financiën in het vooruitzicht gesteld van de personen die op de tabellen en de lijsten zijn opgenomen, inclusief hun identificatienummer. 30.
In dit verband verwijst het Comité naar de opmerkingen geformuleerd in de punten 20-21.
C.5. Netwerkverbindingen 31.
Voor zover het Comité kan afleiden uit de werkwijze zoals deze wordt geschetst in de
aanvraag, wordt er geen informatie uitgewisseld aan de hand van het identificatienummer. 32.
Het Comité neemt hiervan akte.
33.
Voor wat eventuele verbinding betreft met de FOD Financiën, verwijst het Comité naar de
opmerkingen geformuleerd in de punten 21-22. 34.
Vanuit een bekommernis van volledigheid benadrukt het Comité dat:
indien er later andere netwerkverbindingen mochten tot stand komen, de aanvrager het Comité daarvan voorafgaandelijk op de hoogte moet brengen;
het identificatienummer van het Rijksregister in ieder geval slechts gebruikt kan worden in relaties met derden voor zover het kadert in de doeleinden met het oog op dewelke deze laatsten eveneens gemachtigd werden om dit nummer te gebruiken.
D. VEILIGHEID D.1. Consulent inzake informatieveiligheid 35.
De identiteit van de consulent inzake informatieveiligheid werd meegedeeld. De betrokkene
is een externe die contractueel werd aangesteld om deze functie te vervullen. Uit de informatie die aan het Comité werd bezorgd, blijkt dat de betrokkene:
over de nodige bekwaamheid beschikt om de functie te vervullen;
er voldoende tijd aan kan besteden,
over de nodige onafhankelijkheid beschikt.
Beraadslaging RR 12 /2011 - 8/9
36.
De betrokkene kan bijgevolg worden aanvaard als veiligheidsconsulent.
D.2. Informatieveiligheidsbeleid 37.
Uit de door de aanvrager meegedeelde informatie blijkt dat hij over een veiligheidsbeleid
beschikt evenals over een plan in toepassing ervan. 38.
Het Comité neemt hiervan akte.
D.3. Personen die toegang hebben tot het identificatienummer en lijst van deze personen 39.
De medewerkers van de aanvrager die instaan voor de werking van het platform en de
webtoepassingen zullen toegang hebben tot de identificatienummers. 40.
De aanvrager moet, zoals voorgeschreven door artikel 12 WRR, een lijst opstellen waarop de
personen worden vermeld die toegang hebben tot de informatie geviseerd door deze machtiging. Deze lijst zal voortdurend geactualiseerd en ter beschikking van het Comité gehouden worden. Zij zal aan het Comité worden voorgelegd op eerste verzoek. 41.
De personen die op deze lijst worden opgenomen moeten daarenboven een verklaring
ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en het vertrouwelijk karakter van de informatiegegevens te bewaren.
OM DEZE REDENEN, het Comité 1° machtigt de Nationale Raad van de Orde van Architecten voor onbepaalde tijd om voor de doeleinden omschreven in punt B en onder de voorwaarden bepaald in deze beraadslaging het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken; 2° bepaalt dat indien op een later tijdstip een wijziging wordt aangebracht aan de organisatie van de
informatieveiligheid
die
een
impact
kan
hebben
op
de
antwoorden
die
met
het
veiligheidsformulier aan het Comité werden verstrekt (aanstelling van een consulent inzake informatieveiligheid en antwoorden op de vragen m.b.t. de organisatie van de veiligheid), de Nationale Raad van de Orde van Architecten een nieuwe vragenlijst i.v.m. de stand van de
Beraadslaging RR 12 /2011 - 9/9
informatieveiligheid naar waarheid moet invullen en aan het Comité bezorgen. Het Comité meldt de ontvangst ervan en behoudt het recht om daarop later eventueel te reageren; 3°
bepaalt
dat
wanneer
het
Comité
een
vragenlijst
met
betrekking
tot
de
informatieveiligheidsstatus stuurt aan de Nationale Raad van de Orde van Architecten, deze laatste deze lijst waarheidsgetrouw moet invullen en terugbezorgen aan het Comité. Het Comité zal de ontvangst bevestigen en behoudt zich het recht voor om, indien daartoe aanleiding bestaat, te reageren. Voor de Administrateur m.v.,
De Voorzitter,
(get.) Patrick Van Wouwe
(get.) Mireille Salmon