DEEL 2 BOVENBOUW 20. METSELWERK
3
20.00. metselwerken - algemeen
3
20.01. metselwerken – ter plaatse gemetst 20.13. materialen – kimblokken 20.13.40. materialen – kimblokken/cellenglas |FH|m
3 4 4
21. SPOUWMUURISOLATIE
6
21.00. spouwmuurisolatie - algemeen
6
21.10. spouwmuurisolatie buitenspouwblad - algemeen
6
21.11. 21.11.1 21.11.2 21.12.
7 7 8 8 8
spouwmuurisolatie buitenspouwblad - MW spouwmuurisolatie buitenspouwblad - MW spouwmuurisolatie buitenspouwblad - MW spouwmuurisolatie buitenspouwblad – PUR of PIR 21.12.10. spouwmuurisolatie buitenspouwblad – PUR of PIR/12 cm |FH|m2
26. STRUCTUURELEMENTEN BETON
10
26.00. structuurelementen gewapend beton - algemeen
10
26.10. materialen - algemeen
10
26.11. materialen – wapening 10 26.11.10. materialen – wapening/staven en netten 10 26.11.11. materialen – wapening/staven en netten - staven |FH|kg 10 26.11.12. materialen – wapening/staven en netten - netten |FH|kg 11 26.13. materialen – bekistingen |PM| 11 26.26. ter plaatse gestorte elementen – draagvloeren 13 26.26.31. ter plaatse gestorte elementen – draagvloeren/breedplaatvloeren - prefab breedplaten |FH|m2 13 26.26.32. ter plaatse gestorte elementen – draagvloeren/breedplaatvloeren - opstort |FH|m3 14 27. STRUCTUURELEMENTEN STAAL
15
27.00. structuurelementen staal – algemeen
15
27.01. algemeen – verbindingen |PM|
16
27.10. balken – algemeen
17
27.11.1 27.14.1 27.14.2 27.14.3 27.14.4 27.14.5 27.14.6
17 17 18 18 19 19 20
balken – blank profielstaal |FH|m balken – thermisch verzinkt profielstaal met coating |FH|m balken – thermisch verzinkt profielstaal met coating |FH|m balken – thermisch verzinkt profielstaal met coating |FH|m balken – thermisch verzinkt profielstaal met coating |FH|m balken – thermisch verzinkt profielstaal met coating |FH|m balken – thermisch verzinkt profielstaal met coating |FH|m
27.30. kolommen – algemeen
21
27.31. kolommen – blank profielstaal |FH|m
21
27.60. corrosiebescherming – algemeen
21
27.62. corrosiebescherming – thermisch verzinken |PM| 27.64. corrosiebescherming – roestwerende verfsystemen |PM|
21 23
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
1
28. HOUTSKELETBOUW
25
28.00. houtskeletbouw – algemeen
25
28.10. materialen – algemeen
25
28.11. materialen – onderdelen regelwerk 28.11.10. materialen – onderdelen regelwerk/stijlen 28.11.11. materialen – onderdelen regelwerk /stijlen – massief hout |PM| 28.11.20. materialen – onderdelen regelwerk/regels 28.11.21. materialen – onderdelen regelwerk /regels – onder- en bovenregels |PM| 28.11.22. materialen – onderdelen regelwerk /regels – grondregels |PM| 28.11.30. materialen – onderdelen regelwerk/lateien |PM| 28.12. materialen – beplating 28.12.10. materialen – beplating/houtachtige platen 28.12.13. materialen – beplating/houtachtige platen – multiplex |PM| 28.13. materialen – isolatie 28.13.10. materialen – isolatie/minerale wol |PM| 28.14. materialen – folies 28.14.10. materialen – folies/buitenfolies |PM| 28.14.21. materialen – folies/binnenfolies – wanden |PM| 28.15. materialen – regelstructuur voor binnenafwerking 28.15.10. materialen – regelstructuur voor binnenafwerking/hout |PM| 28.16. materialen – opleg- en bevestigingsmaterialen 28.16.10. materialen – opleg- en bevestigingsmaterialen/metalen schoenen |PM| 28.16.30. materialen – opleg- en bevestigingsmaterialen/schroeven |PM| 28.16.40. materialen – opleg- en bevestigingsmaterialen/nagels |PM| 28.16.50. materialen – opleg- en bevestigingsmaterialen/nieten |PM| 28.16.60. materialen – opleg- en bevestigingsmaterialen/lijmen |PM| 28.16.70. materialen – opleg- en bevestigingsmaterialen/metalen hechtplaten |PM|
25 26 26 27 27 27 27 28 28 28 28 28 29 29 30 30 30 31 31 32 32 32 32 32
28.30. wanden – algemeen
33
28.31. wanden – buitenwanden 28.31.10. wanden – buitenwanden/type I |FH|m2
33 34
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
2
20.
METSELWERK
20.00.
metselwerken - algemeen
Omschrijving Bovengrondse metselwerken, die niet in aanraking met de grond komen of aan weersinvloeden zijn blootgesteld. Materiaal •
STS 22 Metselwerk is van toepassing.
Uitvoering ALGEMEEN • De stabiliteitsberekeningen van het metselwerk gebeuren volgens NBN EN 1996 en zijn ten laste van de aannemer. De in rekening te brengen belastingen worden bepaald volgens NBN EN 1991. • De uitvoering van het metselwerk gebeurt in overeenstemming met STS 22 en NBN EN 1996. TOLERANTIES Aard Verticaliteit per verdieping Positie van boven elkaar staande muren Vlakheid per 2 m Dikte van de volledige spouwmuur Elke lengtemaat d
Maximaal toelaatbare afwijking ± 8 mm ± 20 mm ± 8 mm ± 10 mm 1/3 ± ¼ (d) (in cm) ± 8 mm bij d ≤ 3 m ± 12 mm bij 3 m ≤ d ≤ 6 m Horizontaliteit ± 16 mm bij 6 m ≤ d ≤ 15 m (d = afstand tussen twee meetpunten) • Indien de toleranties niet nageleefd zijn, wordt het werk afgekeurd en vervangt de aannemer het betreffende metselwerk op zijn kosten. BEWEGINGSVOEGEN • De breedte van de voegen bedraagt 10 à 15 mm, de voegen gaan doorheen de volledige dikte van de muur. De muurdelen moeten vrij en elastisch kunnen bewegen. • De bewegingsvoegen moeten opgevuld worden met een samendrukbaar, onrotbaar materiaal. De zichtzijde van de voeg wordt opgespoten met een elastisch blijvend materiaal. De voeg moet waterdicht blijven. • Bij horizontale bewegingsvoegen bedraagt de onderlinge afstand maximaal 9 m. De horizontale voegen worden gerealiseerd door het gebruik van geveldragers, die in de hoogte en eventueel in de breedte verstelbaar zijn. De geveldragers worden beschreven onder artikels 27.53. De architect bepaalt waar de horizontale voegen voorzien moeten worden. 20.01.
metselwerken – ter plaatse gemetst
Omschrijving De muren worden ter plaatse op de werf gemetst. De werken omvatten: • de voorbereiding van de werken • de levering en voorbereiding van de stenen, de metselmortels • de uitvoering van het metselwerk en de nodige beschermingsmaatregelen • de nodige waterkeringen • de nodige voorzieningen voor de bevestiging van het binnen- en buitenschrijnwerk • de verbindingselementen en/of -wapeningen voor kruisende muren, alle verankeringen aan niet ingebonden achterliggende muren of van achterliggende muren aan een betonskelet • het voorzien van de nodige doorbrekingen en doorvoerbuizen • het verwijderen van de voor de werken nodige beschermingen, stellingen, afdekzeilen • het opruimen en schoonmaken van de bouwplaats. Uitvoering Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
3
•
• • • •
• • • • • •
• •
•
20.13.
De aannemer treft de nodige voorzorgen om de stenen op een vlakke ondergrond en droog op te slaan. Hij verwijdert de verpakking zo kort mogelijk voor het vermetselen. In het winterseizoen moet absoluut vermeden worden dat niet vorstbestendige stenen nat worden. De aannemer neemt alle nodige voorzorgen om metselwerk met een verzorgd en onbesmeurd uitzicht te realiseren en dit te behouden. Alle muren worden loodrecht, haaks en goed vlak uitgevoerd. Bij gebruik van mortel voor algemene toepassing worden de metselstenen vol en zat in de mortel gelegd. De uit de voegen puilende mortel wordt met het truweel afgeschraapt. Bij aanhoudende droge weersomstandigheden worden bij gebruik van mortel voor algemene toepassing de stenen voorafgaandelijk bevochtigd om een goede hechting tussen mortel en steen te verkrijgen. Nat maken door onderdompeling is verboden. Bij zeer warm en droog weer of felle bezonning, wordt het vers metselwerk regelmatig maar licht besproeid om uitdroging van de mortel, voor hij volledig verhard is, te voorkomen. Bij regen moet het vers metselwerk onmiddellijk tegen waterinslag beschermd worden. Bij iedere gebeurlijke werkonderbreking verwijdert de aannemer alle gebonden mortel boven een laatste laag stenen of blokken. Indien de verticale voegen van het metselwerk niet gevuld worden, mag de maximale effectieve opening van de voeg niet groter zijn dan 5 mm. De langse voegen moeten perfect horizontaal zijn en overal dezelfde dikte hebben. De verbinding tussen dragende wanden gebeurt door steenverbanden of door horizontale wapeningen die in iedere wand worden verdergezet. De voorschriften van STS 22 hieromtrent zijn van toepassing. Alle muren die een geheel vormen, worden gelijktijdig opgetrokken. Bij de aansluiting van muren aan kolommen in beton of staal wordt een bewegingsvoeg voorzien tussen de muur en de kolom. Bij verankering van muren aan bestaande constructies worden de muren in verband ingewerkt in de bestaande muren. Als dit niet mogelijk is, wordt om de 50 cm een voegband in het metselwerk ingewerkt en aan de bestaande constructie verankerd. De muren worden pas belast nadat het metselwerk voldoende sterkte bereikt heeft. Voor een gelijkmatig verdeelde belasting wordt ten minste 16 uur gewacht, voor een puntlast moet men minimaal 24 uur wachten voor het aanbrengen van de belasting. materialen – kimblokken
20.13.40. materialen – kimblokken/cellenglas
|FH|m
Omschrijving De levering en plaatsing van een aangepaste drukvaste isolatie. Deze wordt vorm- en drukvast geïntegreerd in het metselwerk om de koudebrugwerking te verminderen, bijvoorbeeld als kimlaag bij de aanzet van spouwmuren of dakopstanden. Meting • • •
meeteenheid: prijssupplement gerekend per lopende meter, eventueel opgesplitst volgens dikte en muurbreedte. De hoeveelheden metselwerk worden niet afgetrokken. meetcode: gemeten volgens netto lengte aard van de overeenkomst: Forfaitaire Hoeveelheid (FH)
Materiaal •
•
De isolerende blokken bestaan uit cellulair glas, beantwoordend aan NBN EN 13167 - Materialen voor de warmte-isolatie van gebouwen - Fabrieksmatig vervaardigde producten van cellulair glas (CG) – Specificatie. Alle zijden zijn afgewerkt met bitumen, de boven- en onderzijde zijn bijkomend bekleed met een glasvlies en een polyethyleenfilm. De blokken beschikken over een ATG-H productgoedkeuring. Enkel producten waarvan de hierna vermelde λ-waarde kan aangetoond worden met de gedeclareerde λd-waarde vermeld in de CE-marking, ATG/H of ETA, of met de rekenwaarde λUi vermeld in EPBproductgegevensdatabank (EPBD) worden aanvaard.
Specificaties • ⇒ ⇒
• ⇒
Afmetingen: Laagdikte: 9 cm Breedte: aangepast aan het metselwerk 10 cm Prestatiecriteria: Warmtegeleidingscoëfficiënt (λ-waarde): maximum 0,050W/mK
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
4
⇒ ⇒
Genormaliseerde druksterkte fb (volgens NBN EN 772-1): minimum 1,8 N/mm2 Soortelijk gewicht 1.8 N/mm2
Uitvoering • •
De voorschriften van de fabrikant moeten strikt worden opgevolgd, zelfs al zouden deze afwijken van onderstaande beschrijving. Onder muurdelen of dwarsmuren die niet op de isolerende blokken rusten (maar er wel mee verbonden zijn) zullen twee lagen van een gepast bitumineus vilt ingewerkt worden om een gelijkaardige samendrukking onder deze verbonden muren te krijgen.
Toepassing •
De laag cellenglas onder de staalstructuur ter plaatse van het groot raam.
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
5
21.
SPOUWMUURISOLATIE
21.00.
spouwmuurisolatie - algemeen
Omschrijving De post "spouwmuurisolatie" omvat alle leveringen en werken voor het realiseren van de thermische spouwisolaties voor gevelmetselwerk, het navullen van spouwmuren en akoestische en thermische isolaties tussen de woningscheidende wanden. Materialen •
•
21.10.
De isolatiematerialen zijn weersbestendig, rotbestendig, niet onderhevig aan krimp en hebben een geringe wateropname. Ze mogen geen voedingsbodem vormen of doen ontstaan voor ongedierte, bacteriën of schimmels en tasten de andere bouwelementen niet aan. Beschadigde plaatdelen mogen niet verwerkt worden. Enkel producten waarvan de hierna vermelde λ-waarde kan aangetoond worden met de gedeclareerde λd-waarde vermeld in de CE-marking, ATG/H of ETA, of met de rekenwaarde λUi vermeld in EPBproductgegevensdatabank (EPBD) worden aanvaard. De λ-waarde moet geldig zijn voor de toegepaste plaat- of laagdikte(s). spouwmuurisolatie buitenspouwblad - algemeen
Omschrijving Gedeeltelijke of volledige spouwvulling met stijve of halfstijve isolatieplaten. De spouwopvatting stemt overeen met de uitvoeringsmodaliteiten van het parement (zie algemene bepalingen in hoofdstuk 22 gevelmetselwerk). De werken omvatten: • de voorbereiding van het oppervlak; • de levering en de plaatsing van de isolatieplaten en eventuele vochtfolies of dichtingsmembranen; • de levering en de plaatsing van de eventuele bevestigingstoebehoren; • het verzorgen van eventuele uitsparingen voor leidingen, doorvoeren, enz. Materialen • •
•
De afstandhouders (bij onvolledige spouwvulling) die op de spouwhaken bevestigd worden, zijn aangepast aan het isolatiemateriaal. Een model wordt ter goedkeuring voorgelegd. De voorschriften volgens tabel 2 van het Informatieblad van het BUtgb “Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk” zijn van toepassing en aan te vullen met de bepalingen van de specifieke ATG’s en ETA’s. Ter hoogte van de spouwaanzet, onder de waterkerende laag, moet een waterbestendig isolatiemateriaal (bijv. XPS) toegepast worden of moet het isolatiemateriaal volledig ingesloten zitten tussen twee waterdichte lagen.
Uitvoering • • •
•
• •
Als regels van goed vakmanschap gelden de richtlijnen en typedetails van het Informatieblad van het BUtgb “Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk”. De platen mogen pas worden aangebracht na voorafgaandelijke keuring van het binnenspouwblad, volgens de faseringen vermeld in hoofdstuk 22. De aannemer zal er over waken dat de isolatie een ononderbroken geheel vormt. Koudebruggen en vervormingen van de isolatielaag worden vermeden. De platen worden daarom in zo groot mogelijke afmetingen, nauwsluitend tegen de binnenzijde van de spouw en onderling goed aansluitend in verband geplaatst. Zij worden waar nodig mooi recht versneden voor een perfecte aansluiting tegen andere bouwelementen. De isolatie wordt geplaatst met de lange zijde horizontaal (en eventuele groef of sponning aan de onderzijde) en met verspringende verticale naden. Indien de isolatielaag wordt opgebouwd uit meerdere lagen wordt de isolatie van de bijkomende laag geschrankt geplaatst tov de achterliggende laag. Aan de hoeken wordt de isolatie steeds over de volledige dikte doorgetrokken. De isolatie sluit nauwkeurig aan op het buitenschrijnwerk. Perforaties van het isolatiemateriaal worden tot een minimum beperkt door een aangepaste keuze van de vorm en de plaatsingswijze van de spouwankers. De platen moeten per m2 op minstens 5 à 6 punten bevestigd worden. Bij gebruik van prikspouwankers worden de platen dmv aangepaste rozetten vastgezet.
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
6
•
Waar vochtwerende lagen doorheen de isolatie dringen worden de platen zorgvuldig doorgesneden. De onderbreking mag dus niet gebeuren ter hoogte van de eventuele tand/groef of sponning van de isolatieplaat. De plaatsing en plooiing van de lagen verzekeren een trapafwaartse afwatering.
Keuring Overeenkomstig hoofdstuk 22 - gevelmetselwerk wordt het parament verplicht opgetrokken in drie afzonderlijke fasen. De goede onderlinge aansluiting en bevestiging van de spouwisolatie en vochtisolaties kunnen daardoor in betere omstandigheden worden gecontroleerd. In het bijzonder zal worden toegezien op de goede aansluiting van de isolatie ter hoogte van ramen, dorpels, … Beschadigde of nat geworden platen moeten op aanwijzen van de ontwerper worden vervangen. 21.11.
spouwmuurisolatie buitenspouwblad - MW
Materiaal •
•
Halfstijve platen uit minerale vezels, beantwoordend aan de voorschriften van NBN EN 13162 Materialen voor de warmte-isolatie van gebouwen - Fabrieksmatig vervaardigde producten van minerale wol (MW) – Specificatie. De platen zijn geschikt als spouwisolatie en beschikken over een ATG-H productgoedkeuring of gelijkwaardig.
Specificaties • • • •
Isolatiedikte: volgens subartikel Afwerking: tweezijdig bekleed met een glasvlies Warmtegeleidingscoëfficiënt (λ-waarde): maximum 0,032 W/mK Waterabsorptie korte termijn (NBN EN 1609): maximum 1,0 kg/m2
Aanvullende specificaties • • •
De isolatieplaten bezitten een technische goedkeuring ATG of gelijkwaardig voor toepassing als volledige spouwvulling. Onder de waterkerende laag bij de spouwaanzet wordt een waterbestendig isolatiemateriaal geplaatst, volgens art. 16.22 “perimeterisolatie – XPS” Reactie bij brand (NBN EN 13501-1): minimum klasse A1
Uitvoering • •
De platen worden voorzien als volledige spouwvulling. De isolatielaag wordt uitgevoerd in één laag.
21.11.1 spouwmuurisolatie buitenspouwblad - MW Materiaal •
•
Halfstijve platen uit minerale vezels, beantwoordend aan de voorschriften van NBN EN 13162 Materialen voor de warmte-isolatie van gebouwen - Fabrieksmatig vervaardigde producten van minerale wol (MW) – Specificatie. De platen zijn geschikt als spouwisolatie en beschikken over een ATG-H productgoedkeuring of gelijkwaardig.
Specificaties • • • •
Isolatiedikte: 4cm, volgens plannen architect. Afwerking: tweezijdig bekleed met een glasvlies Warmtegeleidingscoëfficiënt (λ-waarde): maximum 0,032 W/mK Waterabsorptie korte termijn (NBN EN 1609): maximum 1,0 kg/m2
Aanvullende specificaties • •
De isolatieplaten bezitten een technische goedkeuring ATG of gelijkwaardig voor toepassing als volledige spouwvulling. Reactie bij brand (NBN EN 13501-1): minimum klasse A1
Uitvoering • •
De platen worden voorzien als volledige spouwvulling. De isolatielaag wordt uitgevoerd in één laag
Toepassing Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
7
•
De isolatielaag tussen de bestaande en nieuwe klas.
21.11.2 spouwmuurisolatie buitenspouwblad - MW Materiaal •
•
Halfstijve platen uit minerale vezels, beantwoordend aan de voorschriften van NBN EN 13162 Materialen voor de warmte-isolatie van gebouwen - Fabrieksmatig vervaardigde producten van minerale wol (MW) – Specificatie. De platen zijn geschikt als spouwisolatie en beschikken over een ATG-H productgoedkeuring of gelijkwaardig.
Specificaties • • • •
Isolatiedikte: 8cm Afwerking: tweezijdig bekleed met een glasvlies Warmtegeleidingscoëfficiënt (λ-waarde): maximum 0,032 W/mK Waterabsorptie korte termijn (NBN EN 1609): maximum 1,0 kg/m2
Aanvullende specificaties • • •
De isolatieplaten bezitten een technische goedkeuring ATG of gelijkwaardig voor toepassing als volledige spouwvulling. Onder de waterkerende laag bij de spouwaanzet wordt een waterbestendig isolatiemateriaal geplaatst, volgens art. 16.22 “perimeterisolatie – XPS” Reactie bij brand (NBN EN 13501-1): minimum klasse A1
Uitvoering • •
De platen worden voorzien als volledige spouwvulling. De isolatielaag wordt uitgevoerd in één laag
Toepassing • 21.12.
De isolatielaag tussen de houtskeletwand en staalstructuur. spouwmuurisolatie buitenspouwblad – PUR of PIR
21.12.10. spouwmuurisolatie buitenspouwblad – PUR of PIR/12 cm
|FH|m2
Meting • • •
meeteenheid: per m2 meetcode: gemeten volgens netto oppervlakte, uitsparingen groter dan 0,5 m2 worden afgetrokken aard van de overeenkomst: Forfaitaire Hoeveelheid (FH)
Materiaal •
• •
Stijve isolatieplaten gevormd uit hard polyurethaanschuim of polyisocyanuraatschuim, beantwoordend aan de voorschriften van NBN EN 13165 - Materialen voor de warmte-isolatie van gebouwen Fabrieksmatig vervaardigde producten van hard polyurethaanschuim (PUR) – Specificatie. Het blaasmiddel gebruikt bij de productie bevat geen HFK’s. De platen zijn geschikt als spouwisolatie en beschikken over een ATG-H productgoedkeuring of gelijkwaardig.
Specificaties • • • •
Isolatiedikte: 12cm Afwerking: aan beide zijden voorzien van een aluminiumfolie Randafwerking: tand en groef Warmtegeleidingscoëfficiënt (λ-waarde): maximum 0,023 W/mK
Aanvullende specificaties • •
De platen bezitten een technische goedkeuring ATG of gelijkwaardig voor toepassing als gedeeltelijke spouwvulling. Reactie bij brand (NBN EN 13501-1): minimum klasse D-s2-d0
Uitvoering • •
De platen worden voorzien als volledige spouwvulling. De isolatielaag wordt uitgevoerd in één laag
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
8
Toepassing •
isolatieplaat tussen geplooide staalplaten tegen vloerplaat.
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
9
26.
STRUCTUURELEMENTEN BETON
26.00.
structuurelementen gewapend beton - algemeen
Omschrijving Dit hoofdstuk omvat alle ruwbouwelementen van de bovenbouw uitgevoerd in stortklaar of geprefabriceerd gewapend beton. 26.10.
materialen - algemeen
26.11.
materialen – wapening
26.11.10. materialen – wapening/staven en netten Omschrijving Levering, de verwerking (knippen, plooien) en plaatsing van de voorgeschreven wapeningen voor de constructieelementen in gewapend beton met inbegrip van alle afstandhouders en hulpstukken nodig voor het bevestigen en ter plaatse houden van de wapeningen. De staalprofielen in staalbetonconstructies worden beschreven en gemeten onder hoofdstuk 27. Materialen •
Het wapeningsstaal draagt het Benor-merk of gelijkwaardig.
Uitvoering ALGEMEEN • De bepalingen van TV 217 (WTCB) zijn van toepassing. • Naden in de staven worden zoveel mogelijk vermeden. Het stomplassen van staven met een diameter van minder dan 20 mm is verboden. De naden worden altijd voorzien op de plaatsen waar de spanning van het staal het geringst is. Men vermijdt het tot stand komen van verschillende naden in één vlak. Wanneer een bewapening bestaat uit verschillende evenwijdige staven die elk een lasnaad vertonen, zullen die naden minstens op 50 cm van elkaar gelegen zijn. Wanneer de naad dicht bij een bekisting ligt, wordt de kortst bij die bekisting gelegen staaf verplaatst op een afstand die groter of gelijk is dan de diameter van de dikste staaf. OPSLAG - BESCHERMING • Bij hun aankomst op de werf moeten de wapeningen vrij zijn van alle vuil, olie, verf, aarde, e.d.; ze worden op een overdekte plaats gelegd en tegen regen en elke andere bevuiling beschut. • Op het ogenblik van verwerking worden de wapeningen volledig ontdaan van alle verontreinigingen en losse roest, die een volmaakte hechting met het beton kunnen schaden. • Wachtwapening wordt beschermd tegen weersinvloeden. Elke wapening die een zekere periode blootgesteld wordt aan weersomstandigheden, en daardoor roestvorming op reeds uitgevoerd beton kan veroorzaken, wordt bestreken met cementmelk. BEWERKEN VAN BETONSTAAL • De wapeningen moeten vóór hun plaatsing geplooid worden in de vormen en afmetingen, aangeduid op de plannen en borderellen. Zij worden geplooid volgens de normen NBN EN 206-1 aangevuld met NBN B 15-001 en Eurocode 2 (NBN EN 1992). De bijkomende voorschriften van PTV 306 - Bewerken van betonstaal (rechten, knippen, plooien, schikken en lassen) moeten eveneens toegepast worden. • Het plooien van de staven wordt in principe uitgevoerd bij omgevingstemperatuur, met als minimum -5°C. Zodra de temperatuur minder dan +5° C bedraagt, is het niettemin aangeraden voorzorgen te treffen tegen het gevaar van brosse breuk van de staaf. • Elke voorlopige buiging die gevolgd wordt door een terugbuiging moet zoveel mogelijk vermeden. Wanneer deze verrichting nodig is, gebeurt ze schokvrij. De kromtestraal van de boog moet dan het dubbele zijn van deze voorgeschreven in NBN EN 206-1 + NBN B 15-001. 26.11.11. materialen – wapening/staven en netten - staven
|FH|kg
Meting
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
10
• •
•
meeteenheid: per kg. De volumemassa van het staal wordt bij conventie vastgesteld op 7.850 kg/m³. meetcode: volgens het staalborderel van de betonstudie. De eenheidsprijzen omvatten naast de materiaalkost alle bewerkingen (knippen, plooien), het plaatsen, het lassen, de afstandhouders, alsook het regelen ervan. De binddraden, overschotten, afval van staven worden niet gemeten of verrekend. aard van de overeenkomst: Forfaitaire Hoeveelheid (FH).
Materialen • ⇒ ⇒
•
De wapeningsstaven beantwoorden aan de voorschriften van: NBN EN ISO 15630-1 ‘Staal voor de wapening en voorspanning van beton - Beproevingsmethoden Deel 1: Wapeningsstaven en –draden’ NBN A 24–301 t.e.m. NBN A 24-303 ‘Staalproducten – Betonstaal’+ PTV 302, 303, 306 en 310. Zodra een Nederlandse vertaling van NBN EN ISO 15630-1 beschikbaar is, vervallen de nationale normen NBN A 24 en PTV’s. De wapeningsstaven zijn geribd en behoren tot de klasse BE 500 S of DE 500 BS.
Uitvoering •
De stabiliteitsplannen vermelden de diameter, lengte en klasse van de staven.
26.11.12. materialen – wapening/staven en netten - netten
|FH|kg
Meting • • •
meeteenheid: per kg. De volumemassa van het staal wordt bij conventie vastgesteld op 7.850 kg/m³. meetcode: netto gewicht; dit is het gewicht van de netten, overlappingen meegerekend. Snijverlies, binddraden worden niet gemeten of verrekend. Afstandhouders zijn inbegrepen in de prijs. aard van de overeenkomst: Forfaitaire Hoeveelheid (FH).
Materialen • ⇒ ⇒
•
De wapeningsnetten beantwoorden aan de voorschriften van: NBN EN ISO 15630-2 ‘Staal voor de wapening en voorspanning van beton - Beproevingsmethoden Deel 2: Gepuntlaste wapeningsnetten’ of NBN A 24–301 en NBN A 24-304 ‘Staalproducten – Betonstaal’+ PTV 304, 306 en 310. Zodra een Nederlandse vertaling van NBN EN ISO 15630-1 beschikbaar is, vervallen de nationale normen NBN A 24 en PTV’s. De wapeningsnetten bestaan uit geribde staven en behoren tot de klasse BE 500 S of DE 500 BS. De netten worden in de fabriek gelast.
Uitvoering • 26.13.
De stabiliteitsplannen vermelden de vereiste maaswijdte en diameter en klasse van de staven. materialen – bekistingen
|PM|
Omschrijving Levering en montage van de vereiste bekistingen voor het vervaardigen van ter plaatse gestorte elementen in gewapend beton. Dit artikel omvat de bekistingsplaten, alle bijhorende hulpstukken, ondersteuningen en eventuele ontkistingsproducten, alsook het achteraf ontkisten. Meewerkende bekistingen zoals breedplaten en geprofileerde staalplaten vallen niet onder dit artikel. Meting •
aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM). Inbegrepen in de eenheidsprijs van het beton.
Materialen •
•
De bekistingsmaterialen worden door de aannemer gekozen in functie van de voorziene oppervlaktetextuur of afwerking. De gebruikte materialen zullen geen hinder vormen voor de latere afwerking. De aannemer legt voor uitvoering een technische fiche voor van het gekozen bekistingssysteem. Het is verboden de spouwisolatie als randbekisting te gebruiken waarbij de spouwisolatie tegengehouden wordt door het gevelmetselwerk door het niet gevulde deel van de spouw tijdelijk te vullen met wat extra isolatiemateriaal.
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
11
•
Om het ontkisten te vergemakkelijken mogen ontkistingsmiddelen aangebracht worden, voor zover ze het uitzicht van het beton en/of de later aan te brengen oppervlakte-afwerkingen niet schaden.
Uitvoering ALGEMEEN • De aannemer legt het door hem gekozen bekistingssysteem ter goedkeuring voor aan de architect en stabiliteitsingenieur. • De bepalingen van NBN EN 13670 + ANB betreffende bekisting zijn van toepassing. • Voor het storten verwittigt de aannemer het ingenieursbureau en de architect ter controle van de bekistingen. Hij voert geen werken uit die deze controle geheel of gedeeltelijk verhinderen. • Gedurende het opslaan op de werf worden de bekistingselementen onder dak bewaard, beschut tegen weersinvloeden en tegen het licht. Alle beschadigde bekistingselementen worden geweigerd. • De geplaatste bekistingselementen zijn volkomen schoon en hun behandeling gebeurt met de meeste zorg om het gevaar van bevuiling uit te sluiten. Elk contact van de panelen of planken met gecorrodeerde wapeningen moet worden vermeden. Voor het betonstorten zullen zaagsel, spijkers, alle stukjes ijzerafval en ander vuil door schoonspoelen en/of schoonblazen met lucht grondig verwijderd worden. • De bekistingen en hun stutten moeten voldoende sterk en stijf zijn om zonder schade weerstand te bieden aan alle inwerkende krachten. Het aantal stempels moet bepaald worden uitgaande van de informatie van de fabrikant van het bekistingssysteem. Met het oog op een voldoende schoring moet eveneens rekening worden gehouden met de veiligheidsvoorschriften van het ARAB, het NAVB en de voorschriften van de veiligheidscoördinator. • De bekistingen worden volledig haaks en vlak opgesteld zodat de op plan voorziene vorm en afmetingen van de betonelementen kunnen gerealiseerd worden. • Tenzij door de stabiliteitsingenieur anders aangegeven worden horizontale elementen bekist met een tegenpeil van 1/300ste van de overspanning. • Houten bekistingen moeten, vooral bij droog weer, één uur vóór en eveneens onmiddellijk vóór het storten van het beton met water worden besproeid. • Bij de samenstelling van de bekistingen moet een voldoende dichtheid gewaarborgd zijn, om het verlies van cementmelk te voorkomen. • Alle voegen tussen niet aangestorte gewapend betonelementen en tussen de omgevende gevelafwerking moeten afgewerkt worden met een blijvend elastisch voegmateriaal, klasse 1, deskundig aan te brengen volgens de voorschriften van de fabikant. • Alle uitstekende lateien worden aan de onderzijde voorzien van een druipgleuf, bekomen door een bekisting van driehoekige latten met minimum 1,5 cm rechthoekzijde te plaatsen op min. 3 cm van het buitenvlak. TOLERANTIES • De in NBN EN 13670 + ANB beschreven toleranties voor uitvoeringsklasse 1 zijn van toepassing. Ter informatie worden hieronder enkele toleranties uit deze norm vermeld. De aannemer is er echter toe gehouden de volledige tekst van de recentste versie van deze norm te respecteren. Toleranties op de vlakheid van de bekisting Globale vlakheid (oneffenheid onder de lat van 2 m)
Δ = ± 9 mm
Lokale vlakheid (oneffenheid onder de lat van 0,2 m)
Δ = ± 4 mm
Toleranties op de rechtheid van de randen van de bekisting Voor lengten kleiner dan of gelijk aan 1 m
Δ = ± 8 mm
Voor lengten groter dan 1 m
± 8 mm/m, met een max. van 20 mm
ONTKISTING • De bepalingen van NBN EN 13670 + ANB zijn van toepassing. Ter informatie worden hieronder de minimale ontkistingstermijnen zoals opgenomen in deze norm vermeld. De aannemer is er echter toe gehouden steeds de volledige tekst van de recentste versie van deze norm te respecteren. Ontkistingstermijn voor een gemiddelde betontemperatuur T > 20°C: Gemiddelde evolutie Trage evolutie van de Beschouwde Snelle evolutie van de van de betonsterkte betonsterkte bekistingselementen betonsterkte 2 dagen
2 dagen
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
4 dagen
Verticale bekistingen (kolommen, pijlers, wanden,
versie 24 december 2014 met track changes
12
zijvlakken van balken) 4 dagen
5 dagen
8 dagen
9 dagen
10 dagen
14 dagen
Horizontale bekistingen met behoud van de stutten
Alle stutten, op voorwaarde dat de enige uitgeoefende belasting het eigengewicht van het ontkiste element is Indien de gemiddelde betontemperatuur lager is dan 20°C moet een maturiteitscoëfficiënt zoals gedefinieerd in NBN EN 13670 ANB toegepast worden op bovenstaande termijnen. Voor de bepaling van de evolutie van de betonsterkte: zie NBN EN 13670 ANB. Indien het betonelement belast wordt door andere belastingen dan zijn eigengewicht (bijv. onderstempeling bovenliggende verdieping, stockage materiaal) dan mag de ontkisting pas na 28 dagen gebeuren. Het ontkisten gebeurt zonder schokken en door zuiver statische krachten die langzaam en geleidelijk aan worden uitgeoefend. Zij mag geen ongunstige spanningen in de reeds uitgevoerde werken doen ontstaan. Alle mortelbramen en betonresten worden verwijderd en de randen vrijgemaakt. Er mogen geen sporen van uitgelopen mortelspecie en vuil meer zichtbaar zijn. Na ontkisting mogen de betonoppervlakken geen gebreken vertonen die de sterkte van de constructie in het gedrang brengen. Het beton zal na ontkisting een homogene kleur en gelijkmatig vlakke structuur vertonen, overeenkomstig de vereiste textuur. Volgende gebreken kunnen niet worden toegestaan en/of zullen aanleiding geven tot het toepassen van een minwaarde: Beschadigingen aan de oppervlakken en/of hoeken. Binddraadjes en wapeningen die aan het betonoppervlak zichtbaar zijn. Indien hoofdwapeningen zichtbaar blijven, mag de architect de constructie weigeren, doen afbreken en herbouwen op kosten van de aannemer. Grindresten in zichtbeton worden niet toegestaan. Grindnesten in niet-zichtbeton zullen worden verwijderd en de ontstane gaten worden gevuld met beton van een hogere sterkteklasse dan het te herstellen element. Ongelijkmatigheid in de kleur die tot uiting komt door willekeurige vlekken.
•
• • •
⇒ ⇒
⇒ ⇒ ⇒
Toepassing De bekisting voor de druklaag op de breedvloerplaat.
• 26.26.
ter plaatse gestorte elementen – draagvloeren
26.26.31. ter plaatse gestorte elementen – draagvloeren/breedplaatvloeren - prefab breedplaten
|FH|m2
Omschrijving Dunne plaatvormige prefab elementen die bestemd zijn om de meewerkende onderkant te vormen van de breedplaatvloer. Meting meeteenheid: per m2 meetcode: netto oppervlakte volgens de nominale afmetingen op de plannen ⇒ alle wapening in de prefab elementen (hoofdwapening, verdeelwapening, versterkingswapening, raveelwapening, tralieliggers) is inbegrepen in de eenheidsprijs van dit artikel. Let wel: de hoofdwapening kan verschillen per breedplaat, zie hiervoor de stabiliteitsplannen • aard van de overeenkomst: Forfaitaire Hoeveelheid (FH) • •
Materiaal •
De breedplaten dragen het BENOR-keurmerk (of gelijkwaardig), overeenkomstig NBN EN 13747 en zijn nationale aanvulling NBN B 21-606. Bij de levering moet steeds een attest van oorsprong en het Benormerk (of gelijkwaardig) gevoegd worden.
Specificaties • •
Dikte breedplaten: 5 cm Betonkwaliteit volgens NBN EN 206-1 en NBN B 15-001 Sterkteklasse
Gebruiksdomein
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
Omgevingsklasse
Consistentieklasse
Maximale korrelgrootte
versie 24 december 2014 met track changes
13
Volgens studie ing
Volgens studie ing
Volgens studie ing
Volgens studie ing
Volgens studie ing
Tegenpeil: volgens studie ing. Afwerking onderzijde: ruw
• •
26.26.32. ter plaatse gestorte elementen – draagvloeren/breedplaatvloeren - opstort
|FH|m3
Omschrijving Het beton dat ter plaatse op de meewerkende bekisting van breedplaten gestort wordt om een draagvloer met de gewenste dikte te bekomen. Meting • • ⇒ ⇒ ⇒ ⇒
•
meeteenheid: per m3 meetcode: netto volume volgens de nominale afmetingen op de plannen oppervlakte gemeten tot aan het buitenvlak van het binnenspouwblad dikte = totale vloerdikte – dikte breedplaten openingen, doorvoeren en uitsparingen groter dan 0,50 m2 worden afgetrokken. de wapening (voegwapening, bijlegwapening, bovenwapening, verbindingswapening, …) die in de opstortlaag geplaatst wordt, wordt gemeten onder artikel 26.11. aard van de overeenkomst: Forfaitaire Hoeveelheid (FH)
Materiaal • • •
Het beton voldoet aan artikel 26.12 en onderliggende artikels. Het beton voor de opstortlaag draagt het Benor-merk of gelijkwaardig. Dikte van de opstortlaag volgens de stabiliteitsplannen.
Specificaties •
Betonkwaliteit volgens NBN EN 206-1 en NBN B 15-001 Sterkteklasse
Gebruiksdomein
Omgevingsklasse
Consistentieklasse
Maximale korrelgrootte
Volgens studie ing
Volgens studie ing
Volgens studie ing
Volgens studie ing
Volgens studie ing
Toepassing •
De breedvloerplaten + opstortlaag van de klas..
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
14
27.
STRUCTUURELEMENTEN STAAL
27.00.
structuurelementen staal – algemeen
Omschrijving De post "structuurelementen staal" omvat alle werken en leveringen voor de realisatie van de ruwbouwconstructies uit staal, met inbegrip van alle uitvoeringstekeningen, verbindingssystemen, de eigenlijke uitvoering in het werk, de aansluiting met de ruwbouw, verankeringen, hulpstukken, eventuele corrosie- en brandbescherming. Geprefabriceerde gevelelementen, trapelementen of balustraden of uit staal worden voorzien in deel 4 en 5. Materialen ALGEMEEN • Bij levering dient het constructiestaal gekeurd te zijn. Een 3.1-certificaat volgens NBN EN 10204 moet bij de levering voorgelegd worden. In dit document dient de producent te verklaren dat de geleverde producten voldoen aan de bij de bestelling gestelde eisen en verstrekt hij de beproevingsresultaten van de in de betreffende materiaalnorm nader voorgeschreven keuringen. Het document wordt geldig verklaard door de bevoegde vertegenwoordiger voor de keuring van de producent die hiërarchisch onafhankelijk is van de productieafdeling. • Elementen die gebreken of beschadigingen vertonen ten gevolge van prefabproductie, transport en/of opslag worden niet verwerkt en worden zo snel mogelijk afgevoerd en op kosten van de aannemer vervangen door nieuwe elementen. • De vorm en de afmetingen van de profielen zijn afleesbaar op de plannen of op tijdig voor te leggen werktekeningen. Uitvoering ALGEMEEN • De bepalingen van volgende normen zijn van toepassing: ⇒ NBN EN 1090 - Deel 1 en 2 - Uitvoering van de staalconstructies en aluminiumconstructies ⇒ NBN EN 10021 - Algemene technische leveringsvoorwaarden voor staalproducten ⇒ NBN EN 10025 – Warmgewalste producten van ongelegeerd constructiestaal – Technische leveringsvoorwaarden ⇒ NBN EN 10034 - I- en H- profielen uit bouwstaal - Vorm- en afmetingstoleranties ⇒ NBN EN 10210 – Deel 1 en 2 - Warmvervaardigde buisprofielen voor constructiedoeleinden van ongelegeerd en fijnkorrelig staal ⇒ NBN EN 10219 – Deel 1 en 2 - Koudvervaardigde gelaste buisprofielen voor constructiedoeleinden van ongelegeerd en fijnkorrelig staal ⇒ NBN EN 10277 – Deel 1 en 2 - Producten van blank staal - Technische leveringsvoorwaarden • De constructeur moet in de werkplaats en op de werf alle nodige voorzorgen nemen teneinde iedere vervorming van de stukken tijdens de behandeling te voorkomen. • Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de afmetingen van de elementen, hun peilen en doorbuiging, alsook alle doorvoeren voor leidingen, kokers. Vóór de uitvoering moet de constructeur de rechtlijnigheid van de staalprofielen controleren om mogelijke kromming of scheeftrekking te vermijden. Reeds verbonden stukken mogen niet gerecht worden. • De elementen worden bij hun productie voorzien van de nodige uitsparingen of doorvoeren zoals aangeduid op de plannen. Geen enkele doorvoer mag achteraf in de elementen worden uitgeboord, uitgeslepen of uitgebrand zonder de voorafgaandelijke toestemming van de architect of het ingenieursbureau belast met de stabiliteitsstudie. • Voor tijdelijke markeringen wordt gebruik gemaakt van wateruitwisbare verven of stiften. Oliehoudende en andere verven zijn niet toegelaten, aangezien zij aanleiding kunnen geven tot verzinkingsfouten. • Uitsnijdingen met de zuurstofbrander moeten zorgvuldig bijgewerkt worden (verwijderen van de bramen, slijpen enz.) om een volkomen gladde snede te bekomen. • De elementen worden ontdaan van alle vuil, olie, vet en andere verontreinigingen, en van alle loszittende roestvorming op het ogenblik van de verwerking. • Alle bewerkingen - zoals vlakken en richten van de stukken, smeden en warm plooien, buigen, uitgloeien, uitsnijden, alle verbindingen door lassen, bouten, schroeven, de voorbereiding van de gaten, enz. - worden uitgevoerd volgens de vigerende NBN-normen en regels van goed vakmanschap. • Iedere wijziging aan het esthetisch aspect van de stukken, hetzij om redenen van constructie hetzij omwille van de stabiliteit ervan dient voorafgaandelijk aan de architect voorgelegd te worden.
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
15
LEVERING - MONTAGE - OPLEG - VERANKERINGEN • De scherpe kanten en uitstekende delen zullen bij de levering beschermd worden met aangepaste middelen. • Alle stukken worden stevig in de omliggende constructies vastgezet en/of verankerd met aangepaste pluggen of chemische ankers, bouten, schroeven, moeren en tegenmoeren. • De constructeur organiseert de gehele constructie ervan zodanig dat ten allen tijde en gedurende alle noodzakelijke en mogelijke manipulaties van de diverse elementen de stabiliteit van het geheel en van elk element afzonderlijk gegarandeerd blijft. • Wanneer de stukken worden vastgeschroefd in zichtblokken, gevelsteen of zichtbetonelementen, gebeurt het boren met uiterste zorg zodat de stenen of het beton niet beschadigd worden noch loskomen. • De aanbevelingen van de architect in verband met de plaatsing van waterdichtingsmembranen en/of isolatie ter voorkoming van vochtbruggen en/of koudebruggen, worden door de aannemer strikt opgevolgd. Indien deze aanbevelingen niet uitdrukkelijk in de uitvoeringsdocumenten vermeld zijn, zal de aannemer hiernaar informeren alvorens de werken aan te vatten. 27.01.
algemeen – verbindingen
|PM|
ALGEMEEN • De wijze van verbinden van de verschillende elementen onderling (lassen, bouten, aangelaste doken, klinknagels) staat aangeduid op de stabiliteitsplannen. De aannemer gaat na of de verbindingen kunnen worden uitgevoerd volgens de uitvoeringsdocumenten van het studiebureau en of zich geen onderlinge anomalieën voordoen. • De aannemer ziet er op toe dat de aangewende verbindingssystemen volstrekt verenigbaar zijn met de andere structurele, technische en/of afwerkingselementen waaruit de constructie is samengesteld. • De delen van het werk, die volgens de plannen uit één stuk zijn, mogen niet samengesteld worden uit verscheidende stukken door lassen, lasplaten of op een andere wijze verenigde stukken. • Alle elkaar rakende eindvlakken zullen goed vlak en gerecht zijn; het vlakken en rechten wordt met de vlakpers of met de walsmachine uitgevoerd zonder kloppen of hameren. • Alle stukken die volgens de plannen moeten doorlopen tot tegen andere stukken (vulplaten onder verstijvingen, onder bevestigingshoekijzers, onder knoopplaten; verstijvingen; lasplaten) zullen op de juiste lengte gebracht en pasgemaakt worden, met rechtlijnige en goed tegen elkaar aansluitende boorden. Het snijden en korten van de stukken gebeurt zo dat geen scheuren, barsten of metaalvervorming wordt veroorzaakt. • De benen van bevestigingshoekijzers die paarsgewijze aan de uiteinden van elementen zijn aangebracht, moeten volledig in hetzelfde vlak liggen zodat een perfect contact over het hele aansluitingsoppervlak verzekerd is. • De voegen moeten goed pas afgewerkt worden, zodat de stuitnaden overal goed gesloten zijn, in het bijzonder daar waar ze op druk belast worden. • Verbindingen in het werkhuis of montage van geprefabriceerde onderdelen ter plaatse op de werf gebeuren, behoudens andere bepalingen op de detailplannen en/of in dit bestek, op voorstel van de aannemer. • Alle aangewende metalen onderdelen voor de verankering van buitenconstructies bestaan uit roestvast staal. BOUTVERBINDINGEN • De bepalingen van volgende normen zijn van toepassing: ⇒ NBN EN 15048 – Deel 1 en 2 - Niet-voorgespannen geboute verbindingen voor de metaalbouw ⇒ NBN EN ISO 898-1 - Mechanische eigenschappen van bevestigingsartikelen van koolstofstaal en gelegeerd staal – Deel 1: Bouten, schroeven en tapeinden met gespecificeerde eigenschapsklassen - Ruwe schroefdraad en metrische fijne schroefdraad ⇒ NBN EN 20898-2 - Mechanische eigenschappen van bevestigingsartikelen - Deel 2: Moeren met voorgeschreven proefbelastingswaarden - Schroefdraad met grove spoed ⇒ NBN EN ISO 4759 - Toleranties voor bevestigingsartikelen • Voor bouten van roestvast staal geldt de norm: ⇒ NBN EN ISO 3506 – Deel 1 t.e.m. 4 - Mechanische eigenschappen van bevestigingsartikelen van corrosievast staal • Voor voorspanbouten gelden de bepalingen van de normenreeks: ⇒ NBN EN 14399 – Boutverbindingen met hoge voorspanning in staalconstructies • Een 3.1-certificaat volgens NBN EN 10204 moet bij de levering voorgelegd worden. In dit document dient de producent te verklaren dat de geleverde producten voldoen aan de bij de bestelling gestelde eisen en verstrekt hij de beproevingsresultaten van de in de betreffende materiaalnorm nader voorgeschreven Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
16
•
keuringen. Het document wordt geldig verklaard door de bevoegde vertegenwoordiger voor de keuring van de producent die hiërarchisch onafhankelijk is van de productieafdeling. De boutgaten moeten zorgvuldig geboord worden. De gatdiameter moet hierbij 1 mm (voor bouten M12 tot M14), 2 mm (voor bouten M16 tot M24) of 3 mm (voor bouten M27 en groter) groter zijn dan de boutdiameter.
LASVERBINDINGEN • Het lassen gebeurt volgens de voorschriften van NBN EN 1090-2 - Uitvoering van staalconstructies en aluminiumconstructies - Deel 2: Technische eisen voor staalconstructies. • Het lassen gebeurt in principe uitsluitend in het werkhuis onder beschermde omstandigheden en door een erkend lasser, die gecertificeerd is volgens NBN EN 287-1 of een lasoperator, die gecertificeerd is volgens NBN EN 1418. Indien, mits toestemming van de raadgevend ingenieur, tengevolge van een aanpassing op de werf, toch moet worden gelast, dient dit te gebeuren door een erkend lasser bij gunstige klimaatomstandigheden en moet de las beschermd worden tegen oxidatie. 27.10.
balken – algemeen
27.11.1 balken – blank profielstaal
|FH|m
Meting • •
•
meeteenheid: per kg meetcode: de volumemassa van het staal wordt bij conventie vastgesteld op 7.850 kg/m3. Enkel de conventionele theoretische massa wordt in rekening gebracht. Deze wordt bepaald op basis van de geometrische vorm van de stukken. De uitsnijdingen en openingen worden afgetrokken, behalve de gaten voor de verbindingen en de afschuiningen en laspoortjes voor de lassen. In de berekening van de hoeveelheden wordt een massatoeslag van 10 % voorzien, waarvan enerzijds 5% voor de hulpstukken (kop- en voetplaten, verstijvingsplaten, verbindingselementen, ankerstaven in beton) en anderzijds 5% voor lasnaden, bouten, moeren en rondellen, verbindingsdeuvels, afval en walstolleranties. aard van de overeenkomst: Forfaitaire Hoeveelheid
Materiaal •
De bepalingen van NBN EN 10278 – ‘Afmetingen en toleranties van producten van blank staal’ zijn van toepassing.
Specificaties • • • •
Staalsoort: volgens studie ingenieur Kwaliteit lasbaarheid: volgens studie ingenieur Afmetingen 60x80x5mm Roestwerende verf op aan te brengen volgens artikel 27.64 roestwerende verfsystemen.
Uitvoering •
De zijdelingse opleg bedraagt minstens 15 cm.
Toepassing •
De balk boven BD1.
27.14.1 balken – thermisch verzinkt profielstaal met coating
|FH|m
Materiaal Specificaties • • • •
Staalsoort: S355 Kwaliteit lasbaarheid: JR Behandeling van het staal: thermisch verzinkt, minimum laagdikte 45 µm plus een coating volgens 27.63 corrosiebescherming - duplexsysteem. Diktes: volgens architectuurplannen.
Uitvoering •
Gebeurlijke beschadigingen aan de oppervlakte van de ligger moeten voorafgaandelijk hersteld worden zoals beschreven in art. 27.63 corrosiebescherming – duplexsysteem.
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
17
Toepassing
27.14.2 balken – thermisch verzinkt profielstaal met coating
|FH|m
Materiaal Specificaties • • • •
Staalsoort: S355 Kwaliteit lasbaarheid: JR Behandeling van het staal: thermisch verzinkt, minimum laagdikte 45 µm plus een coating volgens 27.63 corrosiebescherming - duplexsysteem. Dikte: volgens architectuurplannen.
Uitvoering •
Gebeurlijke beschadigingen aan de oppervlakte van de ligger moeten voorafgaandelijk hersteld worden zoals beschreven in art. 27.63 corrosiebescherming – duplexsysteem.
Toepassing
27.14.3 balken – thermisch verzinkt profielstaal met coating
|FH|m
Materiaal Specificaties • • •
Staalsoort: S355 Kwaliteit lasbaarheid: JR Behandeling van het staal: thermisch verzinkt, minimum laagdikte 45 µm plus een coating volgens 27.63 corrosiebescherming - duplexsysteem.
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
18
•
Dikte: volgens architectuurplannen.
Uitvoering • • •
Gebeurlijke beschadigingen aan de oppervlakte van de ligger moeten voorafgaandelijk hersteld worden zoals beschreven in art. 27.63 corrosiebescherming – duplexsysteem. Inclusief de twee ertalon plaatjes zoals afgebeeld in bijlage. Inclusief de verankering van het L profiel ter ophanging dakconstructie.
Toepassing
27.14.4 balken – thermisch verzinkt profielstaal met coating
|FH|m
Materiaal Specificaties • • • •
Staalsoort: S355 Kwaliteit lasbaarheid: JR Behandeling van het staal: thermisch verzinkt, minimum laagdikte 45 µm plus een coating volgens 27.63 corrosiebescherming - duplexsysteem. Dikte: volgens architectuurplannen.
Uitvoering •
Gebeurlijke beschadigingen aan de oppervlakte van de ligger moeten voorafgaandelijk hersteld worden zoals beschreven in art. 27.63 corrosiebescherming – duplexsysteem.
Toepassing
27.14.5 balken – thermisch verzinkt profielstaal met coating
|FH|m
Materiaal
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
19
Specificaties • • • •
Staalsoort: S355 Kwaliteit lasbaarheid: JR Behandeling van het staal: thermisch verzinkt, minimum laagdikte 45 µm plus een coating volgens 27.63 corrosiebescherming - duplexsysteem. Dikte: volgens architectuurplannen.
Uitvoering •
Gebeurlijke beschadigingen aan de oppervlakte van de ligger moeten voorafgaandelijk hersteld worden zoals beschreven in art. 27.63 corrosiebescherming – duplexsysteem.
Toepassing
27.14.6 balken – thermisch verzinkt profielstaal met coating
|FH|m
Materiaal Specificaties • • • •
Staalsoort: S355 Kwaliteit lasbaarheid: JR Behandeling van het staal: thermisch verzinkt, minimum laagdikte 45 µm plus een coating volgens 27.63 corrosiebescherming - duplexsysteem. Dikte: 5mm
Uitvoering •
Gebeurlijke beschadigingen aan de oppervlakte van de ligger moeten voorafgaandelijk hersteld worden zoals beschreven in art. 27.63 corrosiebescherming – duplexsysteem.
Aanvullende uitvoeringsvoorschriften (te schrappen door ontwerper indien niet van toepassing) •
Bij plaatsing moeten de nodige voorzorgen genomen worden om uithangende flenzen te voorkomen. Ofwel worden de gewelven voorzien van verzonken uiteinden ofwel wordt de positie van de stalen ligger aangepast zodat alle pleisterwerken vlak kunnen doorlopen.
Toepassing
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
20
27.30.
kolommen – algemeen
27.31.
kolommen – blank profielstaal
|FH|m
Meting • •
•
meeteenheid: per kg meetcode: de volumemassa van het staal wordt bij conventie vastgesteld op 7.850 kg/m3. Enkel de conventionele theoretische massa wordt in rekening gebracht. Deze wordt bepaald op basis van de geometrische vorm van de stukken. De uitsnijdingen en openingen worden afgetrokken, behalve de gaten voor de verbindingen en de afschuiningen en laspoortjes voor de lassen. In de berekening van de hoeveelheden wordt een massatoeslag van 10 % voorzien, waarvan enerzijds 5% voor de hulpstukken (kop- en voetplaten, verstijvingsplaten, verbindingselementen, ankerstaven in beton,) en anderzijds 5% voor lasnaden, bouten, moeren en rondellen, verbindingsdeuvels, afval en walstolleranties. De kolommen worden gemeten tussen de balken en/of vloeren. aard van de overeenkomst: Forfaitaire Hoeveelheid
Materiaal • •
De bepalingen van NBN EN 10278 – ‘Afmetingen en toleranties van producten van blank staal’ zijn van toepassing. De vorm en afmetingen en wanddikte worden in de gedetailleerde meetstaat gespecifieerd.
Specificaties • • •
Staalsoort: S355 Kwaliteit lasbaarheid: JR Inclusief roestwerende verf volgens artikel 27.64. corrosiebescherming – roestwerende verfsystemen
Uitvoering •
• •
De profielen worden op de werf verbonden met de reeds uitgevoerde constructies. Dit gebeurt met een aangelaste kop- en voetplaat (afmetingen en dikte volgens stabiliteitsplan) of met speciaal hiertoe ontworpen voetstukken. De verankering van de voetplaat moet op een structureel dragend element gebeuren, verankering in de deklaag is niet toegelaten. Lasverbindingen gebeuren zoveel mogelijk in de werkplaats. Roestwerende verf volgens artikel 27.64 roestwerende verfsystemen.
Toepassing •
De verticale structuur in stalen kolommen.
27.60.
corrosiebescherming – algemeen
27.62.
corrosiebescherming – thermisch verzinken
|PM|
Omschrijving De stalen profielen en bevestigingselementen worden door thermisch verzinken behandeld ter voorkoming van corrosie. Het verzinken gebeurt door onderdompeling van de stalen constructie-elementen in een bad met vloeibaar zink. Meting •
aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM). Inbegrepen in de respectievelijke eenheidsprijs van de te behandelen profielen, inclusief de corrosiebescherming van de verbindingen en hulpstukken.
Materiaal • ⇒ ⇒
• ⇒ ⇒ ⇒
De bepalingen van volgende normen zijn van toepassing: NBN EN ISO 1461 – Door thermisch verzinken aangebrachte deklagen op ijzeren en stalen voorwerpen Specificaties en beproevingen NBN EN ISO 14713 – Deel 1 en 2 – Zinken deklagen – richtlijnen en aanbevelingen voor de bescherming van ijzer en staal in constructies tegen corrosie Staalsamenstelling: Het siliciumgehalte van het staal is < 0,03% of > 0,12% en < 0,23%. Het fosforgehalte van het staal is < 0,045% Bij een siliciumgehalte < 0,03% moet de verhouding silicium en fosfor Si% + 2,5 P % < 0,09 zijn
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
21
⇒
• • •
•
Koolstofgehalte < 0,30% Bij gelaste constructies moet lasmetaal gebruikt worden dat niet meer dan 0,7% Si bevat om overdikten op de lasnaad en mogelijke hechtingsproblemen te voorkomen. De nodige ontluchtingsgaten en in- en uitstroomopeningen moeten voorzien worden. Hieromtrent moeten de raadgevingen van Zinkinfobenelux opgevolgd worden. Alle bouten, moeren, en onderlegringen groter of gelijk aan M8, die worden gebruikt voor de assemblage van de thermisch verzinkte structuren, zullen eveneens verzinkt worden volgens NBN EN ISO 1461. De draad in de bouten moet vooraf aangebracht zijn, na het verzinken mogen de bouten geen enkele operatie ondergaan die de zinklaag kan schenden; de draad in de moeren mag eventueel na het verzinken ingesneden worden. In plaats van verzinkte bevestigingsmaterialen mag ook gebruik gemaakt worden van roestvast stalen bevestigingsmiddelen. Het thermisch verzinkbad bevat zink, waarvan het gehalte aan onzuiverheden (andere dan ijzer en tin) niet hoger mag zijn dan 1,5%.
Uitvoering VOORBEREIDING • Bij het bestellen van het staal moet de aannemer vermelden dat de elementen verzinkt zullen worden. • Het staal mag roest en een walshuid van normale dikte vertonen; deze moeten door de verzinkerij verwijderd worden door beitsen in zuur. • Het staal moet vrij zijn van lasslakken, lasspetters, verf- en vernisresten, siliconen (lassprays), grof vet, bitumen, residueel zink en markeringen met verf of vet krijt. Indien onderdelen van constructies gemerkt moeten worden kan dit het beste gebeuren d.m.v. slagcijfers of door het aanbrengen van ijzeren merkplaatjes. • De lasnaden moeten glad en poriënvrij zijn. • Alle mechanische bewerkingen, zoals ponsen, boren, zagen, snijden en lassen moeten voor het verzinken gebeuren. In gevallen waar dit onmogelijk is, moeten de aanwijzingen zoals verder in dit artikel beschreven, gevolgd worden. • De te verzinken elementen moeten van hijsogen voorzien zijn. De plaats waar ze aangebracht moeten worden, moet in overleg met de verzinkerij bepaald worden. VERZINKEN • Het verzinken moet gebeuren voor de assemblage door bout- of klinknagelverbindingen. • De te bekomen laagdikte is afhankelijk van de wanddikte van het staal en kan afgeleid worden uit de betreffende tabellen van NBN EN ISO 1461 (cfr. onderstaand uittreksel uit de tabel voor monsters die niet gecentrifugeerd zijn) Wanddikte (e) van het staal e > 6 mm 3 mm < e ≤ 6 mm 1,5 mm < e ≤ 3 mm e ≤ 1,5 mm
Plaatselijke deklaagdikte in micrometer 70 55 45 35
Gemiddelde deklaagdikte in micrometer 85 70 55 45
BIJWERKEN VAN ONVERZINKTE PLEKKEN EN BESCHADIGINGEN • Indien na het verzinken nog onverzinkte plekken zichtbaar zijn, mogen deze bijgewerkt worden indien de onverzinkte plekken in totaal niet groter zijn dan 0,5% van de totale oppervlakte van het voorwerp en indien een individuele onverzinkte plek niet groter is dan 10 cm2. Indien onverzinkte plekken groter zijn, moet het betreffende voorwerp opnieuw worden verzinkt. • Vooraf moeten de bij te werken plekken grondig gereinigd worden door schuren en borstelen. Het bijwerken gebeurt conform NBN EN ISO 1461 d.m.v. één van volgende middelen: ⇒ Zinkspuiten (volgens NBN EN ISO 2063) ⇒ Zinkrijke verf met zinkpigment,zinkschilfers of zinkpigment ⇒ Zinklegeringsstaaf • De laagdikte van de bijgewerkte plaatsen moet minimaal 100 µm bedragen. LASSEN VAN THERMISCH VERZINKTE MATERIALEN • Indien lassen van de thermisch verzinkte materialen niet vermeden kan worden, moet de zinklaag voor het lassen voorzichtig weggeslepen worden langsheen de laszone. De nodige voorzorgen worden genomen om verdere beschadiging van de zinklaag te voorkomen. Na het lassen worden de lasnaden bijgewerkt volgens onderstaande richtlijnen: Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
22
⇒ ⇒
ontroesten van de beschadigde delen, verwijderen van eventuele lasslakken door krachtig borstelen of stralen; aanbrengen van twee lagen zinkstofrijke verf (min 90% zink in de droge film), laagdikte circa 80 micronmeter.
TRANSPORT EN OPSLAG • Bij transport en opslag dienen maatregelen genomen te worden om de vorming van witroest te beperken. Hiertoe dienen de thermisch verzinkte stukken op balken harsvrij hout en onder een lichte helling geplaatst te worden. • Bij het stapelen zal men zorgen voor voldoende ruimte tussen de onderdelen, zodat een goede luchtcirculatie kan plaatsvinden. • Om de opslagtijd te beperken moet de montage zo snel mogelijk na het verzinken gebeuren. KEURING • De keuring gebeurt volgens de richtlijnen beschreven in NBN EN ISO 1461. ⇒ Inspectie van de laagdikte De laagdikte zal gemeten worden met een magnetische laagdiktemeter volgens NBN EN ISO 2178. Het controlemonster wordt bepaald volgens de monsternameprocedure zoals vermeld in NBN EN ISO 1461. ⇒ Inspectie van het uiterlijk van de deklaag Bij normale visuele inspectie moet de zinklaag vrij zijn van verdikkingen in de vorm van blaren, ruwheid, scherpe punten die van belang kunnen zijn voor uiterlijk of gebruik. Onverzinkte plekken mogen niet voorkomen. Het optreden van donkere of lichtere grijze plekken of enige oneffenheid op het oppervlak is geen reden voor afkeuring; ook witte vlekken die door het opslaan zijn veroorzaakt, zijn geen reden voor afkeuring, mits de deklaagdikte boven de aangegeven minimumwaarde blijft. Fluxresten zijn niet toegestaan. Zinkassen zijn niet toegelaten op plaatsen waar zij het beoogde gebruik van de thermisch verzinkte voorwerpen of de corrosieweerstand ervan beïnvloeden. • Afgekeurde materialen mogen niet terug worden gebeitst en herverzinkt. Toepassing • 27.64.
Het zichtbare staal. corrosiebescherming – roestwerende verfsystemen
|PM|
Omschrijving De stalen profielen en bevestigingselementen worden beschermd tegen corrosie door het aanbrengen van een verfsysteem. Meting • •
meeteenheid: per kg van de te behandelen profielen aard van de overeenkomst: Forfaitaire Hoeveelheid (FH)
Materiaal •
De bepalingen van NBN EN ISO 12944-5 - Verven en vernissen - Corrosiebescherming van staalconstructies door beschermende verfsystemen - Deel 5: Beschermende verfsystemen zijn van toepassing.
Specificaties • •
Minimale laagdikte verfsysteem: 30 µm Kleur: RAL op keuze aannemer.
Uitvoering VOORBEREIDING • De architect geeft in de gedetailleerde meetstaat aan op welke elementen de corrosiebescherming moet aangebracht worden. • Vóór verdere oppervlaktebehandeling plaatsvindt worden walshuid, roestschellen, splinters, lasspatten, vetten, olie, zouten, stof, vuil en andere verontreinigingen van de te behandelen stalen onderdelen verwijderd. • De oppervlakken van de te behandelen stalen onderdelen worden voorbewerkt tot een reinheidsgraad Sa 2,5 of beter (volgens NBN EN ISO 8501-1).
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
23
AANBRENGEN VAN HET VERFSYSTEEM • Het verfsysteem wordt aangebracht door bekwame vakmensen en volgens de voorschriften van de leverancier van het verfsysteem. • De aannemer legt voor uitvoering aan de architect een technische fiche voor van een roestwerend verfsysteem (tweecomponenten epoxy-polyurethaan verfsysteem, monocomponent polyurethaan verfsysteem, …), geschikt voor de omgeving waaraan de stalen constructiedelen zullen blootgesteld worden. Het gebruik van loodmenie is verboden. • De werkstukken moeten beschut zijn tegen slechte weersomstandigheden zoals regen, wind en koude. De oppervlaktetemperatuur van het staal moet minstens 3°C hoger liggen dan het dauwpunt. • De contactoppervlakken van de verbindingen met bouten mogen niet geverfd worden. • De totale laagdikte mag niet beneden de minimum voorgeschreven laagdikte liggen. • Na montage op de werf zullen alle montageonderdelen en gebeurlijke beschadigingen worden bijgewerkt. KEURING • De volgende testen worden door de uitvoerder van de corrosiebescherming uitgevoerd. De kosten voor deze testen zijn inbegrepen in de eenheidsprijs van onderhavig artikel. ⇒ Proefstukken, genomen uit de geverfde stalen constructiedelen, worden beproefd op hun corrosieweerstand volgens NBN EN ISO 12944-6 - Verven en vernissen - Corrosiebescherming van staalconstructies door beschermende verfsystemen - Deel 6: Laboratoriumbeproevingen voor de bepaling van de prestatie. ⇒ De droge laagdikte wordt gecontroleerd volgens NBN EN ISO 2808 - Verven en vernissen - Bepaling van de filmdikte. Geen enkele laagdikte mag minder zijn dan 80% van de vereiste laagdikte. ⇒ De hechting van het verfsysteem wordt bepaald volgens NBN EN ISO 2409 – Verven en vernissen – Ruitjesproef. Geen enkel resultaat mag slechter zijn dan klasse 1. ⇒ Visuele inspectie: deze dient plaats te vinden op de zichtvlakken met het blote oog, loodrecht op het oppervlak, op een afstand van 3 meter voor binnentoepassingen en 5 meter voor buitentoepassingen. Op deze afstand mag de deklaag geen rimpels, zakkers, lopers, insluitingen, kraters en andere onregelmatigheden vertonen die als storend worden ervaren. Toepassing •
Roestwerende bescherming voor het staal dat niet zichtbaar is.
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
24
28.
HOUTSKELETBOUW
28.00.
houtskeletbouw – algemeen
Omschrijving Houtskeletbouw is een bouwmethode waarbij de dragende delen van het gebouw bestaan uit een houten geraamte langs minimum één zijde bekleed met een beplating. Materialen •
De STS’en 23.1 Houtskeletbouw (indien reeds gepubliceerd) en 31 Timmerwerk zijn van toepassing
Uitvoering ALGEMEEN • De aannemer neemt in de werkplaats en op de werf alle nodige voorzorgen teneinde iedere vervorming van de elementen tijdens de werken te voorkomen. • Elementen die gebreken of beschadigingen vertonen tengevolge van de productie, transport en/of opslag worden niet geplaatst en zo snel mogelijk vervangen door nieuwe elementen. • De elementen worden bij productie voorzien van alle nodige uitsparingen en doorvoeren zoals aangeduid op de plannen. Geen enkele doorvoer mag achteraf in de elementen worden bijgemaakt zonder voorafgaandelijke toestemming van de architect en/of stabiliteitsingenieur. • De geprefabriceerde wand-, vloer- en dakelementen worden bij de levering en op de werf afdoende beschermd tegen mogelijke weersinvloeden, vocht, beschadiging of vervuiling. Contact met de grond is niet toegestaan. • Tussen de fundering en de onderregel van wanden wordt een waterdichtingsmembraan geplaatst om vochtopzuiging in de houten structuur te voorkomen. Dit membraan wordt opgetrokken tot boven het afgewerkte vloerpeil. • De architect vermeldt in het bestek, de plannen en/of de detailtekeningen waar waterdichtingsmembranen ter voorkoming van vochtbruggen voorzien moeten worden en waar isolatie ter voorkoming van koudebruggen moeten geplaatst worden. Indien deze gegevens niet terug te vinden zijn in het aanbestedingsdossier zal de aannemer hiernaar informeren alvorens de werken aan te vatten. TOLERANTIES • Tenzij striktere toleranties opgegeven worden in dit bestek moeten alle massief houten structurele elementen voldoen aan tolerantieklasse 2 overeenkomstig NBN EN 336 - Hout voor dragende toepassingen - Afmetingen, toelaatbare maatafwijkingen. Voor gelijmd gelamelleerd hout is NBN EN 390 - Gelijmd gelamelleerd hout - Afmetingen - Toelaatbare afwijkingen van toepassing. In voorkomend geval moeten geprefabriceerde houten dragende elementen met metalen hechtplaten voldoen aan de eisen van NBN EN 14250 - Houtconstructies - Producteisen voor vooraf vervaardigde dragende delen met metalen hechtplaten. • Gelet op het gebrek aan Belgische referentiedocumenten inzake toleranties voor houtskeletbouw, moeten de desbetreffende eisen uit de Franse norm NF P 21-204 gevolgd worden (zie onderstaande tabel). Afwijking op … Maximaal toelaatbare afwijking de verticaliteit per verdieping ± 5 mm de verticaliteit op de totale hoogte van het bouwwerk ± 35 mm het niveauverschil ± 3 mm ± 1 mm (*) de vlakheid ± 5 mm / 2 m de gevelafmetingen ± 10 mm / 10 m de haaksheid van de gevel ± 10 mm / 10 m (*) Deze tolerantie van ± 1 mm is van toepassing voor hechtende toepassingen 28.10.
materialen – algemeen
28.11.
materialen – onderdelen regelwerk
Materiaal
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
25
MASSIEF HOUT • Het hout dat gebruikt wordt voor de structurele elementen dient gesorteerd en gemarkeerd te zijn overeenkomstig NBN EN 14081. • Het hout moet voorzien zijn van een CE-markering. • Het hout heeft een FSC- of PEFC-label en de leverancier is respectievelijk FSC of PEFC CoCgecertificeerd. • De minimale kwaliteit van het massieve hout voor structureel gebruik is C18 volgens NBN EN 338. • De houtvochtigheid bedraagt maximaal 20 %. Bij naaldhout met een sectie groter dan circa 6x15 cm mag de houtvochtigheid bij plaatsing slechts 16 % bedragen. • De bepalingen van de STS 04.1 en STS 31 zijn van toepassing. SAMENGESTELD FINEERHOUT (‘LAMINATED VENEER LUMBER’ - LVL) • De bepalingen van NBN EN 14374 zijn van toepassing. • De elementen zijn vervaardigd uit gelijmde fineerbladen van naaldhout. • Na fabricage is het vochtgehalte van LVL maximum 12% en worden de LVL-elementen verpakt in een plastiek folie, waardoor het vochtgehalte niet meer kan wijzigen tijdens het transport. • Het product is CE-gecertificeerd. • De LVL-structuurelementen hebben een FSC- of PEFC-label en de leverancier is respectievelijk FSC of PEFC CoC-gecertificeerd. LICHTE SAMENGESTELDE ELEMENTEN • De bedoelde lichte samengestelde elementen zijn balken en/of kolommen waarvan ten minste één van de structurele elementen uit een houtachtig materiaal is opgebouwd. De elementen bestaan steeds uit een lijf, flenzen en verbindingsmiddelen (bijv. I-liggers, ruimteliggers). • De bepalingen van ETAG 011 zijn van toepassing. • De elementen dienen voorzien te zijn van een CE-label. • De lichte samengestelde elementen hebben een FSC- of PEFC-label en de leverancier is respectievelijk FSC of PEFC CoC-gecertificeerd. GELIJMD GELAMINEERD HOUT (GL) • De bepalingen van NBN EN 14080 zijn van toepassing. • De lamellen, dunne houten planken uit naaldhout, worden evenwijdig aan de vezelrichting tegen elkaar gelijmd tot een massieve doorsnede. • Het product is CE-gecertificeerd. • De GL-structuurelementen hebben een FSC- of PEFC-label en de leverancier is respectievelijk FSC of PEFC CoC-gecertificeerd. 28.11.10. materialen – onderdelen regelwerk/stijlen 28.11.11. materialen – onderdelen regelwerk /stijlen – massief hout
|PM|
Omschrijving De massief houten stijlen hebben een structurele toepassing. Zij vormen de verticale draagstructuur van de houtskeletwand. Zij worden op regelmatige afstand geplaatst en zijn onder en bovenaan respectievelijk met een onder- en bovenregel verbonden. Meting •
aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM). Inbegrepen in de prijs van de wanden.
Materiaal • • • •
Zie bepalingen onder artikel 28.11. Type hout: naaldhout (vuren, grenen, douglas) Houtverduurzaming: A2.1 procedé volgens STS 04.3 of natuurlijke duurzaamheidsklasse 2 Tolerantie: klasse 2 volgens EN 336
Specificaties • •
Breedte: min 40mm Hart-op-hart afstand: 60cm
Toepassing •
Alle dragende houtskeletwanden.
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
26
28.11.20. materialen – onderdelen regelwerk/regels 28.11.21. materialen – onderdelen regelwerk /regels – onder- en bovenregels
|PM|
Omschrijving De stijlen worden onderaan met een onderregel en bovenaan met een bovenregel verbonden. Meting •
aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM). Inbegrepen in de prijs van de wanden.
Materiaal • •
Zie bepalingen onder artikel 28.11. Houtverduurzaming : A2.1 procedé volgens STS 04.3 of natuurlijke duurzaamheidsklasse 2
Specificaties • • •
Type hout: massief hout Dikte: min 40mm Breedte: afhankelijk van de wanddikte - zie art. 28.30 en onderliggende artikels
Toepassing •
De onder en bovenregels van de houtskeletwanden tussen de staalstructuur.
28.11.22. materialen – onderdelen regelwerk /regels – grondregels
|PM|
Omschrijving De grondregel zorgt voor de verbinding van de houtskeletwand aan de fundering of de vloer boven de ondergrondse constructie. Meting •
aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM). Inbegrepen in de prijs van de wanden.
Materiaal • •
Zie bepalingen onder artikel 28.11. Houtverduurzaming: A3 procedé volgens STS 04.3 of natuurlijke duurzaamheidsklasse 1 of 2
Specificaties • • •
Type hout: massief hout Dikte: zie plannen Breedte: afhankelijk van de wanddikte - zie art. 28.30 en onderliggende artikels
Uitvoering • •
•
De grondregels worden rechtstreeks op de fundering of de vloer boven de ondergrondse constructie geplaatst; een steense aanzetlaag wordt niet voorzien. Om een optimale krachtenoverdracht van de grondregel naar de onderliggende constructie te bekomen, moet het contactoppervlak grondregel-onderliggende constructie voldoende groot zijn. De aannemer neemt de nodige maatregelen (opvoegen met krimpvrije mortel, egalisatie plaat, …) om dit te bekomen. De grondregels worden verankerd aan de onderliggende constructie. De aannemer legt een detail van de verbinding ter goedkeuring voor aan de stabiliteitsingenieur en/of architect.
Toepassing •
De grondregels van de houtskeletwanden tussen de staalstructuur.
28.11.30. materialen – onderdelen regelwerk/lateien
|PM|
Omschrijving Onder dit artikel worden de standaard lateien opgenomen. Deze zijn inbegrepen in de prijs van de wanden. Lateien die hiervan afwijken worden apart gemeten onder artikel 28.23. Meting •
aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM). Inbegrepen in de prijs van de wanden.
Materiaal Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
27
• •
Zie bepalingen onder artikel 28.11. Houtverduurzaming: A2.1 procedé volgens STS 04.3 of natuurlijke duurzaamheidsklasse 1, 2 of 3
Specificaties • • •
Type hout: massief hout Dikte: zie plannen Breedte: afhankelijk van de wanddikte – zie art. 28.30 en onderliggende artikels
Toepassing • 28.12.
De eventuele lateien in de houtskeletwanden materialen – beplating
28.12.10. materialen – beplating/houtachtige platen 28.12.13. materialen – beplating/houtachtige platen – multiplex
|PM|
Omschrijving Multiplexplaten die als beplating van de wanden, vloeren en/of daken toegepast worden. Deze platen zijn opgebouwd uit verschillende lagen fineer, die in tegengestelde nerfrichting op elkaar gelijmd worden. Meting •
aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM). Inbegrepen in de prijs van de wanden, vloeren en/of daken.
Materiaal • • • • • • ⇒ ⇒
• • • • •
Russisch Grenen De gebruikte platen moeten voorzien zijn van een CE-markering. Enkel platen van klasse E1 m.b.t. het formaldehydegehalte (volgens NBN EN 717-2) mogen toegepast worden. De grondstoffen van de plaatmaterialen hebben een FSC- of PEFC-label en de leverancier is respectievelijk FSC of PEFC CoC-gecertificeerd. Plaattype; BX/CX De eisen voor de kwaliteit van de verlijming (volgens NBN EN 314-2) hangen af van de omgeving waarin de platen worden toegepast: Voor platen in vochtige omstandigheden: verlijmingsklasse 2 Voor platen voor buitengebruik: verlijmingsklasse 3 Plaatdikte: 18mm Type: berken multiplex Soortelijk gewicht: 490 – 650kg/m3 bij 12% vochtigheidsgraag Duurzaamheidsklasse 3-4 Afmetingen: 122x244cm
Uitvoering • • • •
De uitvoeringsvoorschriften van de fabrikant moeten nageleefd worden. De platen worden geplaatst en gezaagd volgens de architectuurplannen. Afwijkingen worden op voorhand gemeld en voorgelegd aan de architect. Er wordt een staal bij aanvang van de werf aan de architect en bouzheer overhandigd.
Toepassing •
28.13.
De multiplexplaten van de voorzetwanden opgemeten en beschreven in artikel 51.25 voorzetwanden multiplex. materialen – isolatie
28.13.10. materialen – isolatie/minerale wol
|PM|
Omschrijving Tussen de houten structuurelementen wordt minerale wol aangebracht. Meting Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
28
•
aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM). Inbegrepen in de prijs van de wanden, vloeren en/of daken.
Materiaal • • • • •
Halfstijve platen minerale wol volgens NBN EN 13162. De fabrikant heeft een ATG, ETA of gelijkaardig voor de platen. Het gebruikte isolatiemateriaal is geschikt voor de toepassing in skeletconstructies. Uitzakken van de isolatieplaten moet absoluut vermeden worden. Brandreactie: klasse A1 (euroklasse volgens NBN EN 13501) Dikte: 14cm Gedeclareerde warmtegeleidingscoëfficiënt λd: maximaal 0.032 W/mK
Uitvoering • •
• •
De plaatsing gebeurt volgens de regels der kunst en overeenkomstig de richtlijnen van de fabrikant. De isolatieplaten worden enkele millimeters breder gesneden dan de afstand tussen de houten elementen, zodat ze licht klemmend en zonder verdere bevestigingen kunnen worden geplaatst. Ook wanneer inkorten van de strook in de andere richting nodig is, wordt een kleine overmaat gerespecteerd. Alle kieren en/of openstaande voegen dienen zorgvuldig opgevuld te worden met losse minerale wol en/of zorgvuldig opgespoten met isolatieschuim. Indien de voorgeschreven laagdikte wordt gerealiseerd d.m.v. verschillende lagen, moeten de lagen geschrankt geplaatst worden.
Toepassing •
28.14.
De minerale wol in de houtskeletwanden tussen de staalstructuur opgemeten en beschreven in artikel 28.31.10 buitenwanden type I. materialen – folies
28.14.10. materialen – folies/buitenfolies
|PM|
Omschrijving Het betreft de levering en plaatsing van een regendichte en winddichte (onderdak)folie aan de buitenzijde van de thermische isolatielaag van de voorhanggevel. Meting • •
•
meeteenheid: per m2 meetcode: netto dakoppervlakte gemeten vanaf de onderzijde, zonder rekening te houden met overlappingen. Openingen kleiner dan 1m2 worden niet afgetrokken. De tengellatten zijn in de eenheidsprijs begrepen. aard van de overeenkomst: Forfaitaire Hoeveelheid (FH)
Materiaal •
•
•
Dampdoorlatende, regendichte buitenfolies beantwoordend aan NBN EN 13859-1 Flexibele banen voor waterafdichtingen - Definities en eigenschappen van onderlagen - Deel 1: Onderlagen voor schubvormig gelegde dakbedekkingen. De folies zijn specifiek bestemd voor toepassing in dakconstructies en bestaan uit een meerlagige folie of spinvezelvlies van kunststofvezels (polypropyleen, polyethyleen, polyolefine, met polyurethaan omhulde polyesterfilm). Een monster en documentatiefiche zal ter goedkeuring aan de architect worden voorgelegd.
Specificaties • • • • ⇒ ⇒ ⇒
•
Waterdichtheid na veroudering volgens NBN EN 1928: minstens klasse W1 Temperatuurbestendigheid: -30°C tot + 75°C Equivalente luchtlaagdikte sd (volgens NBN EN 1931 of NBN EN ISO 12572): maximum 0,18 m (± 0,01 m) Mechanische eigenschappen (met minimale gecombineerde klassen PS, QR of QS) Treksterkte volgens NBN EN 12311-1: minimum klasse P (> 125 en < 250 N/50 mm) Rek bij breuk volgens EN 12311-1: minimum klasse R (> 5% en < 15%) / klasse S ( > 15%) Nagelscheursterkte volgens NBN EN 12310-1: minimum 300 N UV-stabiliteit volgens EN 4892-2 voor Midden Europa: minimum 6 maanden
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
29
Aanvullende specificaties • • • •
De onderdakfolie is voorzien van een rasterwapening. De onderdakfolie is voorzien van dubbele kleefstroken. Reactie bij brand volgens EN ISO 11925-2: klasse B1 (DIN 1402-1) of euro SBI klasse B/C (moeilijk ontvlambaar) / B2 (DIN 1402-1) of euro SBI klasse D/E (normaal ontvlambaar) UV-stabiliteit volgens EN 4892-2: min. 10 jaar (achter dakbedekkingen met open voegen)
Uitvoering • •
•
De onderdakfolies worden uitgevoerd volgens de richtlijnen van de fabrikant en de respectievelijke aanbevelingen van het WTCB (TV 240 § 2.21.). De folies worden in de lengterichting van de nok uitgerold, te beginnen aan de goot. Zij worden vlak maar niet te strak opgespannen en vastgeklemd met behulp van de tengellatten. Ter hoogte van de goot mag de folie geen tegenhelling vertonen zodat stagnatie van water wordt voorkomen. Er wordt voorzien in voldoende overlapping. Verticale overlappingen gebeuren enkel ter hoogte van de kepers en worden bedekt door een tengellat.
Aanvullende uitvoeringsvoorschriften •
De opgaande naden worden afgeplakt met een zelfklevende en waterbestendige dichtingsband zoals geleverd of aanbevolen door de fabrikant van de folie.
Toepassing •
De onderdakfolie van de buitenwand opgemeten en beschreven in artikel 28.31.10 buitenwanden Type I
28.14.21. materialen – folies/binnenfolies – wanden
|PM|
Omschrijving Dampscherm dat aan de binnenzijde van de wandconstructie geplaatst wordt. Meting •
aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM). Inbegrepen in de prijs van de wanden.
Materiaal • • • ⇒ ⇒
•
Gewicht: minimum 150 g/m2 (± 10 g) Dikte: minimum 0,20 mm Treksterkte (volgens NBN EN 12311): nieuw - langs: min. 150 N/50mm nieuw – dwars: min. 100 N/50mm Brandweerstand: E of beter volgens NBN EN 13501-1.
Specificaties •
Waterdampdoorlaatbaarheid sd (= µd) (volgens NBN EN ISO 12572): min. < 20 m
Uitvoering •
• •
De banen moeten elkaar voldoende overlappen (circa 10 cm). Alle naden, en mogelijk opgetreden scheuren, moeten zorgvuldig dichtgekleefd worden met een voor de toepassing geschikte kleefband. De dichtheid op oneffen oppervlakten wordt gerealiseerd door middel van aangepaste afdichtingsbanden. De binnenfolie mag nergens doorboord worden. Elektrische leidingen moeten aangebracht worden in de aanwezige ruimte tussen de binnenafwerking en het dampscherm. De binnenplaatafwerking mag pas geplaatst worden nadat de goede plaatsing van de binnenfolie gecontroleerd werd door de architect.
Toepassing •
28.15.
Het dampscherm in de voorzetwanden multiplex opgemeten en beschreven in artikel 51.25 voorzetwanden multiplex.
materialen – regelstructuur voor binnenafwerking
28.15.10. materialen – regelstructuur voor binnenafwerking/hout
|PM|
Omschrijving
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
30
De houten regelstructuur heeft een niet-structurele toepassing. Zij wordt voorzien om de afwerkingsbeplating te kunnen plaatsen en voor het creëren van leidingspouwen. Meting •
aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM). Inbegrepen in de prijs van de af te werken constructie.
Materiaal • • • • •
Type hout: naaldhout (vuren, grenen, douglas). Het hout dient voorzien te zijn van een CE-markering. Het hout heeft een FSC- of PEFC-label en de leverancier is respectievelijk FSC of PEFC CoCgecertificeerd. Maximaal 20 % houtvochtigheid volgens STS 04.1. Tolerantie: klasse 2 volgens NBN EN336.
Specificaties • •
Dikte: 40mm Hart-op-hart afstand: 60cm
Uitvoering •
De dikte van het regelwerk moet afgestemd zijn op een perfecte inbouw van elektrische elementen (stopcontacten, schakelaars).
Toepassing •
28.16.
Regelwerk voor de multiplex voorzetwanden opgemeten en beschreven in artikel 51.25 voorzetwanden multiplex. materialen – opleg- en bevestigingsmaterialen
Omschrijving Alle opleg- en bevestigingsmaterialen nodig om de elementen van de houtskeletconstructie aan elkaar te bevestigen. Materiaal •
De nodige maatregelen moeten genomen worden om de opleg- en bevestigingsmaterialen te beschermen tegen corrosie. De bepalingen van hoofdstuk 4 Duurzaamheid van Eurocode 5 zijn van toepassing. Tabel 4.1 in dit hoofdstuk geeft de minimale vereisten voor de bescherming van bevestigingsmiddelen tegen corrosie.
28.16.10. materialen – opleg- en bevestigingsmaterialen/metalen schoenen
|PM|
Omschrijving Toebehoren bestemd om balken onderling of met de wanden te verbinden. Meting •
aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM). Inbegrepen in de prijs van de onderdelen van de houtskeletconstructie.
Materiaal •
De metalen schoenen bestaan uit verzinkt plaatstaal of roestvrij staal. Het verzinkt staal heeft een elasticiteitsgrens van minstens 250 N/mm² en een treksterkte van minstens 330 N/mm² (S250 GD). De verzinking voldoet aan de kwaliteit Z275 volgens NBN EN 10326.
Uitvoering • •
De stabiliteitsplannen vermelden de minimale karakteristieke weerstanden van de schoenen, het aantal en type van de te gebruiken nagels. De metalen balkschoenen maken het onderwerp uit van een ETA, conform ETAG 015. De aannemer zal voor de aanvang van de werken een volledige technische documentatie, met inbegrip van een exemplaar van de Europese Technische Goedkeuring (ETA) afleveren aan de ingenieur. Deze documentatie zal een lijst bevatten van de karakteristieke waarden van de weerstanden van de balkschoenen.
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
31
28.16.30. materialen – opleg- en bevestigingsmaterialen/schroeven
|PM|
Omschrijving Schroeven (ook houtdraadbouten) voor de onderlinge bevestiging van de onderdelen van de houtskeletconstructie. Meting •
aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM). Inbegrepen in de prijs van de onderdelen van de houtskeletconstructie.
Materiaal •
De schroeven voldoen aan de bepalingen van STS 31 en NBN EN 14592.
28.16.40. materialen – opleg- en bevestigingsmaterialen/nagels
|PM|
Omschrijving Nagels voor de onderlinge bevestiging van de onderdelen van de houtskeletconstructie. Meting •
aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM). Inbegrepen in de prijs van de onderdelen van de houtskeletconstructie.
Materiaal •
De nagels voldoen aan de bepalingen van STS 31 en NBN EN 14592.
28.16.50. materialen – opleg- en bevestigingsmaterialen/nieten
|PM|
Omschrijving Nieten voor de onderlinge bevestiging van de onderdelen van de houtskeletconstructie. Meting •
aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM). Inbegrepen in de prijs van de onderdelen van de houtskeletconstructie.
Materiaal •
De nieten voldoen aan de bepalingen van NBN EN 14592 en STS 31.
28.16.60. materialen – opleg- en bevestigingsmaterialen/lijmen
|PM|
Omschrijving Lijmen voor de onderlinge bevestiging van de onderdelen van de houtskeletconstructie. Meting •
aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM). Inbegrepen in de prijs van de onderdelen van de houtskeletconstructie.
Materiaal • •
De lijmen voldoen aan de bepalingen van NBN EN 301 (UF, MUF en RF lijmen), NBN EN 15425 (PU lijmen) of NBN 12436 (caseïnelijmen). Indien contact met water mogelijk is, moet een lijm van het type I (volgens NBN EN 301) toegepast worden. Bij toepassing van de lijm in klimaatklasse 1 en 2 (volgens Eurocode 5) kan een lijm van het type II (volgens NBN EN 301) toegepast worden.
28.16.70. materialen – opleg- en bevestigingsmaterialen/metalen hechtplaten
|PM|
Omschrijving Getande metalen hechtplaten voor de verbinding van houten constructieplaten. Meting •
aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM). Inbegrepen in de prijs van de onderdelen van de houtskeletconstructie.
Materiaal •
De metalen hechtplaten voldoen aan de bepalingen van STS 31 en NBN EN 14545.
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
32
•
De metalen hechtplaten worden gegalvaniseerd (gemiddeld 380 gr/m²).
Uitvoering • 28.30.
De aannemer legt voor uitvoering een technische fiche van de metalen verbindingsplaten voor. wanden – algemeen
Omschrijving De houtskeletwanden worden opgebouwd met verticaal geplaatste stijlen, die onder en boven met respectievelijk een onder- en bovenregel verbonden worden. Dit skelet wordt opgevuld met isolatie tussen de stijlen. Indien nodig wordt een windscherm en/of damprem voorzien in de wandopbouw. Materiaal Dit bestek beschrijft de door de ontwerper gekozen opbouw van de wanden. Deze beschreven wandopbouw garandeert de noodzakelijke prestaties van de wand. De aannemer mag bij aanvang van de werken steeds een alternatieve houtskelet draagstructuur voor de wandopbouw voorstellen aan het bestuur. Aan de hand van detailtekeningen, technische fiches, testrapporten, rekennota’s en technische goedkeuringen dient de aannemer aan te tonen dat t.o.v. de in dit bestek beschreven wandopbouw: • dezelfde of betere prestaties op gebied van stabiliteit behaald worden. De berekeningen dienen te gebeuren volgens Eurocode 5. • dezelfde of betere thermische prestaties behaald worden. Het isolatiemateriaal zoals voorgeschreven in dit bestek dient gebruikt te worden. • dezelfde of betere akoestische prestaties volgens NBN S 01-400-1 – ‘normaal akoestisch comfort’ gehaald worden. • indien van toepassing, dezelfde of een betere brandweerstand volgens de ‘Basisnormen brand’ (KB van 7/07/1994 met aanvullingen en wijzigingen) gehaald wordt. • dezelfde of betere hygrothermische prestaties behaald worden. • dezelfde of betere stootvastheid gehaald wordt. • dezelfde of betere waterwerendheid gehaald wordt. • de wanddikte zoals aangegeven op de plannen niet overschreden wordt om de bewoonbare oppervlakte zoals voorzien in het ontwerp maximaal te behouden. • Indien de aannemer de equivalentie van zijn alternatieve wandopbouw met de in dit bestek beschreven wandopbouw op bovenvernoemde gebieden kan aantonen, mag hij de wanden uitvoeren volgens zijn alternatieve wandopbouw. In dit geval verbindt de aannemer zich er toe deze alternatieve wandopbouw uit te voeren zonder prijsconsequenties voor onderhavig artikel. • De onderdelen van de alternatieve wand dienen te voldoen aan de toepasselijke specificaties van artikels 28.10 tot en met 28.16. 28.31.
wanden – buitenwanden
Omschrijving De wand bestaat uit een houten skelet met het isolatiemateriaal zich tussen de stijlen. Meting • • ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒
⇒ ⇒
meeteenheid: per m²; openingen groter dan 5 m² worden afgetrokken meetcode: Zijn inbegrepen in de prijs: Alle voorbereidende werk- en productietekeningen Grond-, koppel- en stelregels Het kaderwerk (stijlen, onder- en bovenregels) Alle extra houten stijlen voor verticale en horizontale versterkingen voor keukenkasten, doorgaande stijlen naast ramen. Alle lateien die niet opgenomen zijn in de studie van de ingenieur (cfr. artikel 28.11.30.) Ingewerkte metalen, houten of LVL-balken die niet opgenomen zijn in de studie van de ingenieur (balken die wel opgenomen zijn in de studie van de ingenieur worden beschreven onder 28.22.) Ingewerkte metalen, houten of gelamelleerde kolommen die niet opgenomen zijn in de studie van de ingenieur (kolommen die wel opgenomen zijn in de studie van de ingenieur worden beschreven onder 28.24.) De isolatie tussen de stijlen zoals beschreven in artikel 28.13.10 minerale wol. De onderdakfolie zoals beschreven in artikel 28.14.10 buitenfolies.
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
33
⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒
De eventuele prefabricatie en montage en alle hierbij horende werken en leveringen De loze buizen voor elektriciteitsvoorzieningen Het laten van openingen in de wand en het dichtmaken achteraf Opleg- en verbindingselementen (metalen schoenen, verankeringsijzers, schroefdraadstrangen, bandijzer, nagels, bouten, schroeven, vijzen, L-ijzers voor gevelmetselwerk) Beschermingsmaatregelen
Uitvoering •
• •
Het kaderwerk is opgebouwd uit verticale stijlen en een onder- en bovenregel, die via nagels, nieten of krammen met elkaar verbonden zijn. De binnen- en/of buitenbeplating worden aan het kaderwerk geschroefd, geniet, genageld of verlijmd. De bevestigingswijze en specifieke bepalingen zijn vermeld op de stabiliteitsplannen. De wandelementen worden met de grond verbonden via een grondregel, met de tussenvloer eventueel via de stelregel. De isolatie wordt tussen de stijlen aangebracht. De dikte van de isolatie is aangepast aan de dikte van de stijlen zodat ze niet dient aangedrukt te worden in de wand. De breedte van de isolatie is afgestemd op de tussenafstand van de kaderstijlen.
28.31.10. wanden – buitenwanden/type I
|FH|m2
Materiaal Wandopbouw van binnen naar buiten: • Stijlen volgens: ⇒ 28.11.11- massief houten stijlen; diepte: 140 mm • Onder- en bovenregel volgens 28.11.21 • Isolatie in het structureel element volgens: ⇒ 28.13.10 – minerale wol • Onderdakfolie volgens: ⇒ 28.14.10 – materialen – folies/ buitenfolies. • Wanddikte: max 140 mm / zie plannen Uitvoering •
Alle bepalingen van artikel 28.31 wanden buitenwanden zijn hier van toepassing.
Toepassing •
De geïsoleerde en waterdichte houtskeletwanden tussen de staalstructuur.
Bouwtechnisch Bestek Woningbouw VMSW
versie 24 december 2014 met track changes
34