1/2
Staten-Generaal
Vergaderjaar 1998–1999
26 647
Nr. 280
Verslag van een bezoek van een parlementaire delegatie aan Brazilië (11 tot 18 april 1999)
VERSLAG Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Vastgesteld 22 juni 1999 Inleiding Op uitnodiging van de Voorzitter van de Senaat en van de Voorzitter van het Huis van Afgevaardigden van het Congres van de Federatieve Republiek Brazilië bracht een delegatie uit de beide Kamers der StatenGeneraal van 11 tot en met 18 april 1999 een bezoek aan Brazilië. Van de delegatie, die werd geleid door de Voorzitter van de Eerste Kamer, mr. F. Korthals Altes (VVD), maakten deel uit ir. G.J.M. Braks (Eerste Kamer, CDA), mevr. M.J.A. van der Hoeven (Tweede Kamer, CDA), mevr. N.G. van ’t Riet (Tweede Kamer, D66), dr. J.P. Rehwinkel (Tweede Kamer, PvdA), J. Rijpstra (Tweede Kamer, VVD) en dr.ir. E. Schuurman (Eerste Kamer, RPF). Mevrouw Van der Hoeven keerde op dinsdag 13 april op uitdrukkelijk verzoek van haar fractie naar Nederland terug voor politiek overleg. De delegatie werd bijgestaan door mr B. Nieuwenhuizen, plaatsvervangend griffier van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Het bezoek van deze delegatie aan Brazilië was bovenal de uiting van de in beide landen bestaande wens de bilaterale betrekkingen nu ook op parlementair niveau te intensiveren, nadat daartoe reeds eerder op regeringsniveau stappen waren gezet. Zo bezocht de Vice-President van Brazilië, de heer Maciel, Nederland in februari 1998, bracht de Prins van Oranje, vergezeld van Minister van Buitenlandse Zaken Van Mierlo, in maart 1998 een bezoek aan Brazilië en maakte de Minister-President, vergezeld van staatssecretaris Ybema van Economische Zaken en een grote handelsmissie een succesvolle reis naar Brazilië in december 1998. In de tweede plaats wensten de beide Kamers der Staten-Generaal met dit bezoek uitdrukking te geven aan hun waardering voor en hun vertrouwen in de ontwikkeling van de democratie en de politieke stabiliteit van Brazilië. De delegatie, die voor een gedetailleerd programma van de reis verwijst naar bijlage 1, heeft de eer van dit bezoek als volgt verslag uit te brengen.
KST36117 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1999
Staten-Generaal, vergaderjaar 1998–1999, 26 647, nrs. 280 en
1
Beknopt historisch overzicht Brazilië, dat in het jaar 2000 zijn vijfhonderdjarig bestaan viert en herdenkt, heeft een bewogen geschiedenis. In 1500 werd het land een kolonie van Portugal, één van de belangrijkste zeevarende naties in Europa. Nadat de Portugese koninklijke familie, die in 1808 naar Brazilië was uitgeweken voor Napoleon, in 1821 besloot terug te keren naar Portugal, werd de onafhankelijkheid uitgeroepen en liet de zoon van de naar Portugal teruggekeerde koning Dom Jôao VI, Dom Pedro I, zich tot keizer van Brazilië kronen. Tijdens diens bewind kwam de eerste Grondwet tot stand, in 1824. Aan het keizerlijk bewind kwam in 1889 een einde. In dat jaar werd de republiek uitgeroepen en werd een federale constitutie van kracht. Intussen was in 1881 de slavernij, eens een pijler onder de economie van het koloniale Brazilië, afgeschaft en kwam een immigratiegolf op gang, aanvankelijk uit Europa en het Midden-Oosten, later ook uit Japan. Tussen 1899 en 1985 kende Brazilië achtereenvolgens perioden van democratie en militaire dictatuur. De militaire regimes, die het land beheersten in de periode 1964–1985, waren minder radicaal en gewelddadig dan in andere Latijns-Amerikaanse landen. Het Congres bleef in deze periode vrijwel onafgebroken functioneren. Legitimeerden deze regimes zich aanvankelijk met een beroep op nationalisme en economische groei, diezelfde economische groei, in het bijzonder haar toenemende complexiteit, vormde aan het eind van de jaren 70 en aan het begin van de jaren 80 tezamen met een groeiende oppositie vanuit de vakbeweging, de Rooms-Katholieke kerk en de gestaag opkomende middenklasse voor de generaals de aanleiding om stapsgewijs tegemoet te komen aan de oppositionele eisen. In 1985 leidde dit ertoe dat voor het eerst sedert 29 jaren een president werd gekozen, zij het door een kiescollege, bestaande uit leden van het Congres en zes gedelegeerden uit iedere deelstaat. In 1989 werd de overgang naar een op basis van algemeen kiesrecht gekozen president voltooid met de verkiezing van President Fernando Collor de Mello. Deze president moest in 1992 echter aftreden wegens zijn betrokkenheid bij een corruptieschandaal. De Minister van Financiën in diens regering, Fernando Henrique Cardoso, slaagde er in 1994 in bij de eerste ronde van de presidentsverkiezingen de absolute meerderheid van stemmen te verkrijgen en aanvaardde het ambt van president op 1 januari 1995. Inmiddels is President Cardoso, wiens eerste ambtstermijn op 31 december 1998 afliep, aan een tweede termijn begonnen na een nieuwe verkiezingszege eind 1998. De staatkundige inrichting van de federatieve republiek Brazilië Brazilië is een federale republiek van 26 deelstaten en een federaal district, waarin de hoofdstad Brasilía ligt. De president is staatshoofd en regeringsleider en wordt door algemene verkiezingen gekozen voor een termijn van vier jaar. De president stelt het kabinet samen, waarvan de Vice-President en de ministers deel uitmaken. De federale wetgevende macht is neergelegd bij het Congres, dat uit twee kamers bestaat, het Huis van Afgevaardigden met 513 leden, die op basis van een systeem van evenredige vertegenwoordiging worden gekozen en de Senaat met 81 leden, te weten drie leden per deelstaat en drie uit het federale district. De Senaat heeft instemmingsrecht o.a. bij de benoeming van de rechters van het Hooggerechtshof. De verhouding en de taakverdeling tussen de federatie, de deelstaten en de gemeenten zijn laatstelijk bij de wijziging van de grondwet in 1988 tamelijk nauwkeurig geregeld. In de praktijk zijn de deelstaten volledig autonoom in de organisatie en aanpak van interne aangelegenheden, zoals de interne veiligheid, politie, het industriebeleid en het fiscale beleid.
Staten-Generaal, vergaderjaar 1998–1999, 26 647, nrs. 280 en
2
De verschillen tussen de deelstaten op deze gebieden zijn daardoor aanmerkelijk. Tijdens de ontmoetingen met de voorzitters van de parlementen van de deelstaten Rio de Janeiro, Pernambuco en São Paulo en met de voorzitters van het federale Huis van Afgevaardigden en de Senaat kwamen enkele praktische gevolgen van de federale structuur van de Braziliaanse staat aan de orde. Van de zijde van de gastheren werd erop gewezen dat zowel op deelstaatniveau, als op federaal niveau bestuurders veel tijd kwijt zijn aan afstemming van beleid en aan het bereiken van overeenstemming in geschillen over deelstatelijke en federale competenties. De federale regering heeft bovendien te maken met zes deelstaten die oppositie voeren tegen het federale beleid. Minas Gerais, thans bestuurd door oud-President Itamar Franco, een overtuigd tegenstander van president Cardoso, neemt in die oppositie niet zelden de leiding. Tijdens dezelfde ontmoetingen nam de delegatie kennis van een andersoortig probleem dat het functioneren van de Braziliaanse democratie, zowel op het niveau van de deelstaten als op federaal niveau soms ernstig hindert. Het betreft het overstappen van volksvertegenwoordigers van de ene politieke partij naar de andere. Op federaal niveau zijn sedert de jongste verkiezingen 60 leden van het Huis van Afgevaardigden van politieke kleur verwisseld. De coalitie en de voorgenomen coalitieprogramma’s komen daardoor regelmatig in de gevarenzone. Bezien wordt of, en zo ja, hoe dit ongewenste fenomeen langs wettelijke weg aan banden kan worden gelegd. Een ander knelpunt in het praktisch functioneren van de Braziliaanse democratie is gelegen in het grote aantal (42) politieke partijen dat op het Braziliaanse politieke toneel een rol eist. De bestuurbaarheid van het land wordt met dit grote aantal niet gediend, zo oordeelden de gastheren van de delegatie. Het invoeren van een kiesdrempel van 5% als remedie tegen deze ontwikkeling wordt thans bestudeerd. Een derde plan tot wijziging van het staatkundige bestel van Brazilië betreft het kiesstelsel; het aantal voorstanders van invoering van een districtenstelsel, dat het huidige stelsel van evenredige vertegenwoordiging zou moeten vervangen, groeit. Van de zijde van bovengenoemde gesprekspartners van de delegatie, maar ook bijvoorbeeld door de heer M. Jardim, directeur-generaal Europa van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, werd de delegatie erop gewezen dat het in de relatief jonge democratie van Brazilië niet eenvoudig zal zijn de genoemde staatkundige hervormingen te verwezenlijken. Het feit dat deze hervormingen, die niet zonder verandering van de Grondwet verwezenlijkt kunnen worden, een 3/5 meerderheid in beide huizen van het Congres vereisen, stemt de ongeduldige voorstanders vooralsnog niet optimistisch. De economie van Brazilië: ontwikkelingen, bedreigingen en kansen Brazilië heeft met een Bruto Nationaal Product van US$ 804 mrd (vergelijk: Nederland BNP US$ 306 mrd) de grootste economie van het Latijns-Amerikaanse continent en de tiende in de wereld. Het inkomen per capita bedraagt US$ 5025,– (vergelijk: Nederland US$ 23 094,–). Met de economische crises in de Russische Federatie, Azië en Mexico als katalysatoren is de Braziliaanse economie de afgelopen jaren in een diepe recessie geraakt. Sterk dalende winsten en afnemende productiviteit in de industriële sector gingen gepaard met toenemende overheidstekorten. De groeiende kapitaalvlucht naar het buitenland werd tegengegaan met hoog opgevoerde rentetarieven, die de overheidstekorten nog vergrootten. En ofschoon het IMF eind 1998 de Braziliaanse overheid te hulp schoot met een leningenpakket dat de afnemende internationale reserves diende te compenseren, brokkelde het internationale vertrouwen in de economie van het land begin 1999 verder af, mede als gevolg van het feit dat de Braziliaanse regering de beide Huizen van het Congres niet mee kreeg in
Staten-Generaal, vergaderjaar 1998–1999, 26 647, nrs. 280 en
3
haar plannen tot sanering van de economie o.a. door middel van een ferme hervorming van het stelsel van ambtenarenpensioenen. De Centrale Bank van Brazilië zag zich daarom op 13 januari 1999 genoodzaakt te besluiten tot een devaluatie van de Braziliaanse Real met bijna 10 procent. In feite betekende deze devaluatie het einde van de uitvoering van het Plano Real, waarmee de toenmalige Minister van Financiën en huidige President, Fernando Henrique Cardoso, in 1993 de enorme inflatie (in 1992 5000%) wist te reduceren tot 2% in 1998. De verwachting is dan ook dat de inflatie in 1999 weer zal stijgen. De recessie heeft ook de werkgelegenheid in Brazilië in negatieve zin beïnvloed. Het werkloosheidspercentage steeg eind 1998 naar 8, een cijfer dat voor dit land met zijn zeer lage minimumlonen en zijn grote aantallen niet geregistreerde banen en nieuwkomers op de arbeidsmarkt hoog genoemd moet worden. Tijdens de gesprekken die de delegatie voerde met de voorzitters en leden van het Huis van Afgevaardigden en van de Senaat werd haar meegedeeld dat de beide huizen van het Congres intussen hadden ingestemd met een pakket ingrijpende maatregelen van de President. Deze maatregelen moeten leiden tot een structurele sanering van het federale budget, tot een indrukwekkende privatiseringsoperatie in o.a. de energiesector, de sanitaire infrastructuur en de afvalverwerking, tot een effectiever fiscaal beleid en tot een uitbreiding van investeringen vanuit het buitenland. In een tweetal ontmoetingen met Nederlandse zakenlieden en vertegenwoordigers van in Brazilië gevestigde ondernemingen en banken en met leden van de Nederlands-Braziliaanse Kamer van Koophandel, in Rio de Janeiro en in São Paulo, werd de delegatie uitvoerig voorgelicht over de aard en de omvang van de handelsbetrekkingen tussen Nederland en Brazilië. Die betrekkingen worden voornamelijk gekenmerkt door een relatief grote Nederlandse export van investeringsgoederen en chemische producten en een relatief grote Nederlandse invoer van grondstoffen, halffabrikaten, vlees en voedings- en genotmiddelen. Tijdens deze ontmoetingen werd ook stil gestaan bij de nog steeds groeiende investeringen door het Nederlandse bedrijfsleven in Brazilië. Vooral in de financiële dienstensector en in de zgn. agribusiness wordt Brazilië voor het Nederlandse bedrijfsleven, mede door zijn enorme marktpotentieel, een steeds aantrekkelijker partner. Ook tijdens gesprekken die de delegatie tijdens haar rondreis voerde met de Vice-President van de Republiek Brazilië, met vertegenwoordigers van het Nationale Instituut voor Landbouwkundig Onderzoek, Embrapa (Empresa Brasiliera de Pesquisa Agropecuária), en met de directeur-generaal Europa van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de heer Jardim, werd nadrukkelijk gewezen op de enorme potentie die Brazilië in economisch opzicht heeft. Met een oppervlakte die circa 230 maal groter is dan die van Nederland beschikt het land over een grote en gevarieerde rijkdom aan natuurlijke grond- en delfstoffen en over miljoenen hectaren te ontginnen landbouwgrond onder een gevarieerd klimaat. Een deel van haar bezoek aan Recife, de hoofdstad van de noordoostelijke deelstaat Pernambuco, besteedde de delegatie aan een ontmoeting met het bestuur van Superintendência do Desenvolvimente do Nordeste, SUDENE, een door de federale overheid in 1959 opgerichte ontwikkelingsbank voor Noord-Oost Brazilië. Het Noord-Oosten van Brazilië, een regio met in het totaal 45 miljoen inwoners, is één van de droogste en daardoor armste gebieden van Brazilië, met een zeer kwetsbare economie en een hoge werkloosheid. De ontwikkeling van deze regio wordt vooral bedreigd door ontvolking, die het gevolg is van een grote migratie naar het Zuiden van vooral werkzoekende mannen. SUDENE is belast met de planning en de coördinatie van sociaal-economische programma’s en probeert bijvoorbeeld door middel van de introductie van een afgewogen
Staten-Generaal, vergaderjaar 1998–1999, 26 647, nrs. 280 en
4
stelsel van fiscale instrumenten zowel de economische bedrijvigheid te stimuleren als de middelen te genereren ten behoeve van overheidsinvesteringen in de infrastructuur, transport, telecommunicatie en toerisme. Ook tracht SUDENE via onderwijsprogrammas het analfabetisme in de regio te verminderen en de participatie in het onderwijs te verhogen. De inspanningen van SUDENE, tezamen met die van de overheden van de deelstaten in het Noord-Oosten en met die van het bedrijfsleven, hebben de laatste jaren tot positieve resultaten geleid. De economische groei in de regio is de laatste jaren hoger dan in de zuidelijke deelstaten en het bedrijfsleven ontdekt in toenemende mate de aantrekkelijke aspecten van een vestiging in het Noord-Oosten: relatief goedkope arbeid, een aantrekkelijk fiscaal klimaat en een gunstige ligging ten opzichte van Noord-Amerikaanse markten. Een onderwerp waarover tijdens de gesprekken van de delegatie met de vice-president van de Federatieve Republiek Brazilië, met de voorzitter van de Commissie Buitenland, oud-president José Sarney, met de heer Jardim en met de vertegenwoordigers van het Nederlandse bedrijfsleven uitvoerig is gesproken, betreft de positie van en de ontwikkelingen binnen Mercosur (Mercádo Común del Sur), de in 1995 door Brazilië, Argentinië, Paraguay en Uruguay in het leven geroepen gemeenschappelijke markt, waartoe Chili en Bolivia inmiddels als geassocieerde landen zijn toegetreden. Met dit economische samenwerkingsverband wordt beoogd te komen tot een douane-unie voor vrij onderling verkeer van goederen, diensten, arbeid en financiële transacties en tot het slechten van non-tarifaire handelsbarrières. Die douane-unie moet vooral ook de tegenhanger vormen van een ander economisch blok, de North American Free Trade Agreement (NAFTA), waarin Canada, Mexico en de VS zich hebben verenigd. Ook is door Mercosur voorzien in een gemeenschappelijk buitentarief van de aangesloten landen. Uiteindelijk wensen de Mercosur-partners te komen tot een situatie waarin het in de landen te voeren beleid op terreinen als landbouw, industrie, transport en handel onderling wordt afgestemd. Tijdens de genoemde ontmoetingen werd het de delegatie duidelijk dat Mercosur door Brazilië niet alleen wordt beschouwd als een instrument om ruimte te creëren voor zijn enorme potentieel op economisch gebied, maar ook als weg waarlangs politieke stabiliteit in de Latijns-Amerikaanse regio kan worden bereikt. De relatie Brasilía-Buenos Aires wordt in dat opzicht gezien als de as van het Mercosur-raderwerk. Tijdens de genoemde gesprekken werd de delegatie een aantal malen gewezen op de Braziliaanse wens tot verbetering en intensivering van de relatie tussen Mercosur en de Europese Unie. Die wens komt vooral voort uit het inzicht dat, gelet op de snel toenemende globalisering van handelsbetrekkingen, een intensievere relatie tussen Mercosur en EU een bijdrage zal leveren aan de balans tussen de grote handelsblokken in de wereld. In praktische termen gesproken zou de vervulling van die wens betekenen dat de Europese Commissie uiterlijk op 28 juni 1999, de dag waarop het overleg tussen Europese Unie en de Latijns-Amerikaanse Gemeenschap (LAC) te Rio de Janeiro aanvangt, een mandaat krijgt om onderhandelingen te openen over een vrijhandelsassociatie tussen de EU en Mercosur. Deze vrijhandelsassociatie zou mede moeten gelden voor de agrarische sector. Juist tijdens het verblijf van de delegatie in Brazilië reisde President Cardoso af naar Bonn teneinde met Bondskanselier Schröder, voorzitter van de Europese Raad van Ministers, over dit onderwerp overleg te voeren.
Staten-Generaal, vergaderjaar 1998–1999, 26 647, nrs. 280 en
5
Sociale vraagstukken Ofschoon veel aandacht van de delegatie in haar ontmoetingen is uitgegaan naar staatkundige en economische ontwikkelingen in Brazilië heeft zij in diverse gesprekken ook een aantal knelpunten en problemen van sociale aard aan de orde gesteld. Zo kon de delegatie in diverse gesprekken vernemen dat het onderwijs in Brazilië, om diverse redenen van sociale aard, nog niet die rol in de ontwikkeling van de samenleving heeft die men zou wensen. Zo wordt onderwijs door vele Brazilianen nog niet beschouwd als een mogelijk middel om tot materiële en immateriële verbetering van de eigen positie of van die van komende generaties in de maatschappij te komen. In veel gezinnen participeren kinderen niet in het onderwijs omdat zij, uit pure noodzaak, moeten werken om een bijdrage te leveren aan het gezinsinkomen. Ook de kwaliteit en de continuïteit van het onderwijs vormen een bron van grote zorg van de overheid. Er is een groot gebrek aan leerkrachten, dat moelijk op te heffen is als gevolg van de weinig aantrekkelijke salarissen. Zoals ook in het gesprek met bestuursleden van SUDENE naar voren kwam, behoort de bestrijding van het analfabetisme nog steeds tot de prioriteiten van veel regionale en lokale overheden. In een ontmoeting met pater Jo Draxel, een uit de VS afkomstige hoogleraar, die zich reeds 36 jaren het lot van straatkinderen in São Paulo aantrekt, kreeg de delegatie in de voormiddag van vrijdag 16 april een schrijnend beeld geschetst van de situatie waarin veel kinderen in deze stad leven. Grote gezinnen, niet zelden gebroken, leven in slechte huisvesting met onvoldoende sanitaire voorzieningen. Vroege zwangerschappen leiden tot omstandigheden waarin jonge kinderen opvoeding moeten ontberen en hun socialisatieproces op straat ondergaan. Met het gebruik van drugs, vooral de gevaarlijke crack, en door middel van het snuiven van lijm pogen zij de werkelijkheid, zij het tijdelijk, te ontvluchten. De zo ontstane verslaving leidt vervolgens tot een vrijwel niet te doorbreken negatieve spiraal van steeds zwaardere criminaliteit, die de politie in sommige gevallen door overmatig gebruik van geweld tracht te bestrijden. Pater Draxel herleidde het grote probleem van de marginalisatie van de straatkinderen tot de naar zijn oordeel evidente oorzaak: het uitblijven van fundamentele landhervormingen waardoor thans meer dan 71% van de Braziliaanse bevolking in urbane gebieden leeft, terwijl nog slechts 27% op het platte land leeft. De delegatie nam met belangstelling kennis van zijn analyse, maar meent dat de problematiek complexer is en met landhervorming alleen, als deze al mogelijk is, niet geheel bestreden kunnen worden. Het Parlatino Tijdens het laatste onderdeel van haar bezoek, het verblijf in São Paulo, bezocht de delegatie het indrukwekkende gebouw van het LatijnsAmerikaanse Parlement, Parlatino, alwaar zij werd ontvangen door de secretaris-generaal van het parlement en enkele van zijn stafleden. Het Parlatino werd in 1964 te Lima, Peru, door 22 lid-staten opgericht met het doel een parlementair platform te zijn voor de verdediging van de democratie en voor de integratie van de landen in Latijns-Amerika en het Caraïbische gebied. Van de zijde van de delegatie werd dit bezoek van belang geacht, enerzijds omdat de twee Caraïbische landen van het Koninkrijk, de Nederlandse Antillen en Aruba, beide lid zijn van het Parlatino, anderzijds omdat het Parlatino nauwe samenwerkingsbanden onderhoudt met het Europese Parlement. Het Parlatino vergadert twee maal per jaar, beraadslaagt over voorstellen en rapporten die worden ingebracht door de 18 vaste of bijzondere commissies die zich buigen over vraagstukken op het terrein van de landbouw, van economische, culturele, juridische en politieke aangelegenheden, consumentenzaken,
Staten-Generaal, vergaderjaar 1998–1999, 26 647, nrs. 280 en
6
mensenrechten, werkgelegenheid, vrouwenaangelegenheden en milieu. De lid-staten van het Parlatino kunnen ieder delegaties van maximaal 12 volksvertegenwoordigers afvaardigen. De stemmen van de delegaties van de lid-staten wegen ieder even zwaar. De delegatie concludeerde dat aan de leden van de beide Kamers die deel uitmaken van de vaste commissies voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken, in overweging gegeven zou kunnen worden de samenwerking tussen het Europese Parlement en het Parlatino als onderwerp van overleg tijdens de Contactplanbijeenkomsten aan te dragen. De situatie in voormalig Joegoslavië Tijdens de eerder vermelde ontmoetingen met Nederlandse zakenlieden in Rio de Janeiro en São Paulo heeft de voorzitter van de delegatie voldaan aan hun verzoek een beknopte schets en een persoonlijke beoordeling te geven van de Nederlandse participatie aan de NAVO-acties tegen het optreden van militaire en politie-eenheden in Kosovo. Ook in de gesprekken met de Voorzitters van de beide Huizen van het Congres en tijdens de ontmoeting met de voorzitter van de Commissie Buitenland van de Senaat kwam dit onderwerp aan de orde. De grote bezorgdheid over een dreigende grootscheepse etnische zuivering door het Joegoslavische bewind in Kosovo en een verdere escalatie van het interne en externe conflict werd door alle gesprekspartners gedeeld. Met het optreden van de NAVO zonder een daartoe strekkend VN-mandaat toonden de Braziliaanse gesprekspartners zich niet gelukkig. Van de zijde van de delegatie is nadrukkelijk gewezen op de vrijwel unanieme steun uit de Staten-Generaal voor het beleid van de Nederlandse regering in dezen. De Nederlandse kolonie Holambra Op zaterdag 17 april bracht de delegatie een bezoek aan de in 1948 door Nederlandse immigranten uit Limburg, Brabant en de Achterhoek gestichte kolonie Holambra (een samentrekking van Holland, Amerika, Brazilië), circa 140 kilometer ten noordwesten van So Paulo. Deze kolonie werd door rooms-katholieke boeren, die na de Tweede Wereldoorlog in Nederland geen mogelijkheden zagen een eigen bedrijf te beginnen, gesticht. Op basis van een strikt coöperatief stelsel werden landbouw en veeteelt de hoofdbronnen van het bestaan. Behoudens het loon dat de jonge kolonisten voor het levensonderhoud van hun gezinnen ontvingen, vloeiden alle opbrengsten van hun inspanningen toe aan de coöperatie, die daarmee de kosten van het ontginnen van grond en de bouw van bedrijfsgebouwen en huizen betaalde. In 1951–1953 vormden financiële problemen de aanleiding tot onoverbrugbare verschillen van inzicht tussen de immigranten over de toekomstige leiding en exploitatie van de kolonie. Een groot aantal van hen verliet Holambra om zich elders in Brazilië, zonder coöperatieve afhankelijkheden te vestigen. Nadat in de jaren 1958–1959 soortgelijke verschillen opnieuw tot het vertrek van een groep boeren had geleid, werd het regime binnen de coöperatie aanzienlijk versoepeld en konden de boeren geleidelijk grond en opstallen in eigendom verwerven. Vormden landbouw en veeteelt aanvankelijk de hoofdbron van bestaan, massale veesterfte als gevolg van immunisatieproblemen dwongen de boeren in het begin van de jaren 50 ertoe over te schakelen op akkerbouw en pluimveehouderij. Het zou vooral de teelt van bloemen worden die met groot succes door Holambra werd en nog steeds wordt bedreven. De naam Holambra is in Brazilië nu het synoniem voor bloemen. De delegatie denkt met veel waardering en genoegen terug aan haar bezoek aan de veiling van Holambra en aan de uitgestrekte bloemenen plantenkassen die het Braziliaanse landschap in en om Holambra een Nederlands tintje geven. In de namiddag was de delegatie in de
Staten-Generaal, vergaderjaar 1998–1999, 26 647, nrs. 280 en
7
gelegenheid een bezoek te brengen aan het de oorspronkelijke vestigingsplaats van de eerste immigranten in de kolonie. Daar bevindt zich nu, naast een museum dat met een uitgebreide collectie fotos uit de eerste jaren van Holambra, met een aantal gerestaureerde huizen uit die jaren en met een rijke verzameling werktuigen en gereedschap een compleet beeld geeft van het leven van de eerste immigranten, een park met woningen voor immigranten op leeftijd en een klein bejaardenhuis, waar hulpbehoevende immigranten leven en worden verzorgd. Consulaire aangelegenheden Reeds voorafgaande aan haar bezoek aan Holambra was de delegatie door Hr.Ms. Ambassadeur in Brazilië, de heer F.B.A.M. van Haren, op de hoogte gebracht van het feit dat er in de Nederlandse gemeenschap in Brazilië, in het bijzonder bij hen die naast de Nederlandse ook de Braziliaanse nationaliteit bezitten, ongerustheid is ontstaan over de dreiging van een onherstelbaar verlies van hun Nederlandse nationaliteit. Als gevolg van een bepaling in de Rijkswet op het Nederlanderschap, zoals die in werking trad op 1 januari 1985, verloren nl. onder anderen de meerderjarige kinderen van de naoorlogse Nederlandse emigranten die tevens (bijvoorbeeld door geboorte in het buitenland) een buitenlandse nationaliteit hebben en die tijdens hun meerderjarigheid gedurende een ononderbroken periode van tien jaar in het buitenland gewoond hebben, op 1 januari 1995 hun Nederlandse nationaliteit. In vele gevallen bleef dat onopgemerkt omdat zij nog steeds over een geldig Nederlands paspoort beschikken, waarin als nationaliteit de Nederlandse is vermeld. Nu de geldigheid van deze paspoorten binnenkort expireert, zullen de ambassade en de consulaten op de aanvragen tot het verstrekken van een nieuw paspoort aan betrokkenen moeten meedelen dat zij hun Nederlanderschap inmiddels hebben verloren. In een thans bij de Tweede Kamer aanhangig wetsvoorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap is voorzien in enkele overgangsbepalingen die ten doel hebben om het verlies van de Nederlandse nationaliteit te voorkomen en voorzover dat intussen sedert 1 januari 1995 is opgetreden, te herstellen. De Tweede Kamer, althans haar vaste Commissie voor Justitie, heeft echter in afwachting van verdere ontwikkelingen op het gebied van de nationaliteitswetgeving in de Europese Unie besloten het in februari 1998 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Rijkswet vooralsnog niet af te handelen. Gezien de verwachting dat er ook tijdens het bezoek van de delegatie aan Holambra veel vragen zouden leven over dit onderwerp had de voorzitter van de delegatie, bijgestaan door de consul-generaal te São Paulo, drs. H.N. Buisman, en de consul aldaar, de heer A.J. Wagemakers, zich voorbereid op het geven van een korte uiteenzetting over het vraagstuk. Aan het slot daarvan zegde hij toe de Voorzitter van de Tweede Kamer schriftelijk te zullen verzoeken te bevorderen dat het wetsvoorstel op korte tijd verder in behandeling wordt genomen. Bij brief van 22 april 1999 deed de voorzitter van de delegatie deze toezegging gestand (zie bijlage 2). Historie en cultuur Op diverse plaatsen en momenten tijdens het bezoek van de delegatie aan Brazilië is zowel van de zijde van de gastheren als door de voorzitter van de delegatie herinnerd aan de historische banden die bestaan tussen Nederland en Brazilië. De oorsprong van die banden is gelegen in de aanwezigheid van de West-Indische Compagnie in de deelstaat Pernambuco. Van 1637 tot 1644 werd onder het verlichte bestuur van Graaf Johan Maurits van Nassau het Noord-Oosten van Brazilië, toen ook wel het Nederlandse Brazilië genoemd, tot grote economische en culturele bloei gebracht. Mauricio de Nassau gaf grote stimulansen aan de
Staten-Generaal, vergaderjaar 1998–1999, 26 647, nrs. 280 en
8
ontwikkeling van de wetenschap en onder andere de schilderkunst. De veiligheid van de burgers verhoogde hij door middel van de bouw van twee forten, het fort Oranje en het fort De Bruin, thans Dobrun. De delegatie was op donderdag 15 april in de gelegenheid de overblijfselen van deze forten te bezoeken. Slot De delegatie meent dat haar bezoek heeft beantwoord aan de verwachtingen van de beide Kamers der Staten-Generaal en aan de in de inleiding vermelde intenties waartoe het werd afgelegd. Zij is van oordeel dat, juist op parlementair niveau, goede wederzijdse betrekkingen kunnen bijdragen aan het intensiveren van bestaande contacten en samenwerkingsrelaties en aan het doen ontstaan van nieuwe betrekkingen op tal van andere niveaus en terreinen in de samenlevingen in beide landen. De delegatie ziet voorts uit naar het staatbezoek aan Nederland van President Fernando Henrique Cardoso, dat naar verwachting aan het eind van de maand oktober zal plaatsvinden. Zij zou het bijzonder toejuichen indien aan het voornemen om het Presidentiële gevolg mede te doen bestaan uit enkele leden van de Senaat en van het Huis van Afgevaardigden uitvoering kan worden gegeven. De voorzitter van de delegatie is van oordeel dat het de evenwichtigheid van de delegatie en de doelstelling van een parlementair werkbezoek als het onderhavige niet ten goede komt, wanneer leden van de delegatie het bezoek tussentijds afbreken. Een dergelijk ontijdig einde kan bovendien tegenover de gastheren de indruk van onwellevendheid wekken. Het beginsel dient te zijn dat alle delegatieleden het gehele bezoek meemaken, behoudens overmacht in het persoonlijk leven. De fracties dienen zodanige voorzieningen te treffen, dat aan onvoorziene politieke ontwikkelingen het hoofd kan worden geboden zonder terugtrekking van individuele delegatieleden. Tenslotte wenst de delegatie op deze plaats haar grote erkentelijkheid en dank te richten tot Hr.Ms. Ambassadeur te Brazilië, de heer F.B.A.M. van Haren, zonder wiens inspanningen de reis van de delegatie niet succesvol zou hebben kunnen verlopen. Aan de voorbereiding, de documentatie en de begeleiding tijdens het gehele bezoek heeft hij, met steun van zijn medewerkers, zeer veel aandacht besteed. Dank gaat ook uit naar drs. R.J. Sieben, eerste ambassadesecretaris en steun en toeverlaat tijdens de reis tot aan São Paulo en aan de heer H. Smeeman, consul te Rio de Janeiro, die de delegatie aldaar terzijde stond. Voor de voorbereiding en het goede verloop van het programma van de delegatie te São Paulo dankt de delegatie in het bijzonder drs. H.N. Buisman, consul-generaal te São Paulo, en de heer A.J. Wagemakers, consul in diezelfde stad. De voorzitter van de delegatie, Korthals Altes De griffier van de delegatie, Nieuwenhuizen
Staten-Generaal, vergaderjaar 1998–1999, 26 647, nrs. 280 en
9
BIJLAGE 1
RIO DE JANEIRO Plaats
Tijd
Evenement
Zondag, 11 april 1999 luchthaven Galeão
17.05 u
Rio Sheraton Hotel Rio Sheraton Hotel
18.15 u 19.30 u
aankomst delegatie per vlucht KL793 van Amsterdam aankomst in het hotel informeel diner met medewerkers ambassade en consulaat-generaal
Maandag, 12 april 1999 Rio Sheraton Hotel Shell
07.00 u 07.45 u
Corcovado ALERJ
09.30 u 12.00 u
vliegveld Santos Dumont vliegveld Brasilia Int. Hotel Nacional
13.30 u 20.16 u
ontbijt lezing over de huidige economische situatie in Brazilië hr. Pirret, dir. Shell Brazilië bezoek ontmoeting met voorzitter en enkele leden deelstatelijk parlement lunch met Nederlandse zakenlieden vertrek naar Brasília per vlucht SL296
21.15 u 22.15 u
aankomst in Brasília aankomst in het hotel
Dinsdag, 13 april 1999 residentie ambassadeur
07.30–08.30 u
Embrapa Congres
09.00 u 11.30 u
Congres
12.00 u
Congres
12.30 u
Plano Piloto Congres
14.00 u 15.15 u
Congres
16.00 u
Pal. Planalto Hotel Nacional residentie ambassadeur
17.00 u 18.00 u 19.00 u
ontbijtlezing inzake de huidige politieke situatie in Brazilië, spreker: de heer Jardim, d.g. Europa Projectbezoek EMBRAPA ontmoeting met de voorzitter van de Federale Senaat, António Magalhes ontmoeting met de voorzitter van het Huis van Afgevaardigden, Michel Temer lunch aangeboden door voorzitters Senaat en Huis van Afgevaardigden stadsrondrit Brasília ontmoeting met leden van de parl. groep BrasilHolanda ontmoeting met de voorzitter van de commissie Buitenland ontmoeting met vice-president Maciel rust receptie
Woensdag, 14 april 1999 hotel
SUDENE
07.30 u 09.56 u 12.30 u 13.00 u 13.30 u 15.00 u 16.00 u
Sheraton hotel Recife
18.00 u 20.00 u
vliegveld Guararapes ALPb ALPb
ontbijt vliegveld Brasília Internacional aankomst in Recife ontmoeting met voorzitter deelstatelijk parlement lunch met leden deelstatelijk parlement ontmoeting met vice-gouverneur lezing over de ontwikkelingsproblematiek van Noordoost-Brazilië door dhr. Sotero aankomst in het hotel culturele avond
Staten-Generaal, vergaderjaar 1998–1999, 26 647, nrs. 280 en
10
Donderdag, 15 april 1999 hotel Recife-Velho e Olinda
07.30 u 08.30 u
vliegveld Guararapes luchthaven Guarulhos Ceasar Park Hotel Ceasar Park Hotel
15.30 u 18.45 u 20.15 u 20.30 u
ontbijt rondrit langs overblijfselen uit de Nederlandse tijd in Pernambuco (17e eeuw) vertrek naar So Paulo (Guarulhos) per vlucht RG331 aankomst in So Paulo (GRU) aankomst in het hotel informele ontmoeting met medewerkers consulaatgeneraal
Vrijdag, 16 april 1999 Ceasar Park Hotel
08.00 u
ALESP
10.00 u
Parlatino Pal. Bandeirantes residentie consulgeneraal
12.00 u 15.30 u 19.30 u
ontbijt met bestuur en leden van de NederlandsBraziliaanse Kamer van Koophandel ontmoeting met voorzitter en leden deelstatelijk parlement lunch met voorzitter en leden van Parlatino ontmoeting met vice-gouverneur ontvangst Nederlandse gemeenschap
Zaterdag, 17 april 1999 Holambra
gehele dag
bezoek aan de kolonie Holambra
Zondag, 18 april 1999 Embu luchthaven Guarulhos
ochtend en middag 20.55 u
bezoek aan kunstenaarskolonie Embu vertrek naar Amsterdam per vlucht KL794
Staten-Generaal, vergaderjaar 1998–1999, 26 647, nrs. 280 en
11
BIJLAGE 2
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mevrouw J. van Nieuwenhoven Postbus 20 018 2500 EA DEN HAAG Den Haag, 22 april 1999 De delegatie van leden van beide Kamers van de Staten-Generaal naar Brazilië is tijdens haar bezoek gestuit op het probleem van het verlies van het Nederlanderschap door oorspronkelijke Nederlanders die tevens een vreemde nationaliteit bezitten en tijdens hun meerderjarigheid gedurende een ononderbroken periode van tien jaar in het bezit van beide nationaliteiten hun hoofdverblijf hebben buiten Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba, en buiten de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is. Het probleem is ontstaan door de Rijkswet op het Nederlanderschap die in werking is getreden op 1 januari 1985. Als gevolg van voormelde bepaling verloren onder anderen de meerderjarige kinderen van de naoorlogse Nederlandse emigranten die in het buitenland zijn geboren en daardoor naast de Nederlandse nationaliteit ook een buitenlandse nationaliteit hebben, op 1 januari 1995 hun Nederlandse nationaliteit. In vele gevallen bleef dat onopgemerkt, omdat zij nog steeds over een geldig Nederlands paspoort beschikken, waarin als nationaliteit de Nederlandse is vermeld. De geldigheid van deze paspoorten expireert echter binnenkort. Dat betekent dat de ambassades en consulaten in de betrokken landen bij de dan te verwachten verlengingsverzoeken zullen moeten antwoorden dat de betrokken personen inmiddels hun Nederlandse nationaliteit hebben verloren en daarom niet meer in aanmerking komen voor een Nederlands paspoort. In de Tweede Kamer is sedert februari 1998 aanhangig wetsvoorstel 25 891 (R1609) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap, welk wetsvoorstel onder andere beoogt voor de hierboven bedoelde groep de mogelijkheid in het leven te roepen de Nederlandse nationaliteit te behouden. Dit kan geschieden door vóór de afloop van de tienjarige periode een nieuw paspoort aan te vragen. Door die aanvraag geeft de betrokkene te kennen de Nederlandse nationaliteit te willen behouden en aan die wens wordt gevolg gegeven door verstrekking van een Nederlands paspoort. In het wetsvoorstel is in artikel V voorzien in overgangsbepalingen die ten doel hebben om het verlies van de Nederlandse nationaliteit dat intussen sedert 1 januari 1995 is opgetreden, te herstellen. Ik wijs in dit verband in het bijzonder op het tweede lid van artikel V. Het wetsvoorstel is gereed voor plenaire behandeling, maar de delegatie is ter ore gekomen dat de vaste commissie voor Justitie geen haast maakt met een voorstel tot agendering, omdat zij zou willen wachten op ontwikkelingen op het gebied van de nationaliteitswetgeving in de Europese Unie. De delegatie voorziet nu echter dat door langer uitstel van de plenaire behandeling een grote groep in het buitenland wonende ex-Nederlanders geconfronteerd zal worden met het verlies van de Nederlandse nationaliteit, ondanks het feit dat het een doelstelling van genoemd wetsvoorstel en van de genoemde overgangsbepalingen is dat zij daarmee niet geconfronteerd zal worden. Ik zou daarom namens de delegatie het verzoek tot het Presidium willen richten te bevorderen dat het wetsvoorstel op korte termijn wordt behandeld teneinde te voorkomen dat een groot aantal voormalige
Staten-Generaal, vergaderjaar 1998–1999, 26 647, nrs. 280 en
12
Nederlanders die nog niet is geconfronteerd met het verlies van hun Nederlandse nationaliteit, daarmede alsnog wordt geconfronteerd. Het lijkt beter dat wordt voorkomen dat de betrokkenen eerst niet meer de beschikking krijgen over een geldig Nederlands paspoort en daarna, ingevolge de overgangsbepalingen, opnieuw een Nederlands paspoort kunnen gaan aanvragen. F. Korthals Altes kopie: leden delegatie Brazilië
Staten-Generaal, vergaderjaar 1998–1999, 26 647, nrs. 280 en
13