6 > Mogelijke werkvormen en de plaats op het rooster
27
7 > Waarom samenwerkend leren?
29
8 > Beoordeling
31
9 > Eigen vragen bij zitdatzo?
32
10 > Bronvermelding
33
11 > Kopieerbladen
34
3 > Materialen
Om aan het werk te gaan met zitdatzo? is het van belang een overzicht te hebben van de materialen. Hieronder worden alle bijbehorende materialen genoemd en omschreven.
> De kaart Zitdatzo? bestaat uit 450 kaarten met op iedere kaart een andere vraag. De kleur van de kaart geeft de categorie aan. Het niveau van de vragen wordt aangegeven met een * . Hieronder ziet u een afbeelding van een kaart.
a
b f
c
d e a b c d e f
> Kleur categorie > Naam categorie > Zoekvraag > Nummer van de kaart binnen de eigen categorie > Niveauaanduiding > Stimulerende foto
12 zitdatzo?
> Categorieën De vragen sluiten aan bij de belevingswereld van de leerlingen en zijn onderverdeeld in de volgende vijftien categorieën: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
> Poten, vleugels, vinnen > Leren en werken > Aarde, water, lucht > Eten en drinken > Gebruiken en gewoonten > Lichaam en gezondheid > Jouw en mijn geloof > Vroeger en nu > Communicatie en media > Sterren en planeten > Fabriek en techniek > Planten en bomen > Sport en vrije tijd > Vliegen, varen, rijden > Volken en landen
Per categorie zijn er vijftien kaarten, dus 225 kaarten per niveau. In totaal zijn er 450 kaarten. Elke categorie heeft een eigen kleur zodat de kaarten herkenbaar zijn voor de leerlingen. Ook kunt u zelf blanco kaarten maken. Hier kunnen de leerlingen hun eigen zoekvraag op schrijven.
> Kaartenbak De kaarten zitten in een kaartenbak. De kaarten zijn verdeeld in twee niveaus. Het niveau wordt op de kaart en op de bak aangegeven met sterretjes. Een globale indeling van de niveaus is:
** = groep (4,) 5 en 6 *** = groep 7 en 8 Wij spreken van een globale indeling, omdat het belangrijk is de vrijheid te houden om leerlingen met kaarten van een hoger of lager niveau te laten werken.
zitdatzo?
13
> Kopieerbladen Voor het werken met zitdatzo? maken de leerlingen gebruik van de volgende kopieerbladen: > Leerwijzer > Plan van aanpak > Presentatieblad > Evaluatieblad > Portfolioblad > Stappenplan vertellen aan de groep > Stappenplan tentoonstelling > Stappenplan collage > Stappenplan werkstuk Deze bladen zitten als kopieerbladen in de handleiding. De leerkracht kan deze kopieerbladen voor de leerlingen kopiëren. De leerlingen kunnen de kopieerbladen bewaren in hun werkmap.
> Werkmap en leerwijzer Alle gevonden informatie bewaren de leerlingen in hun werkmap. De kaart met de zoekvraag wordt voor in de werkmap bewaard. Ook is er de mogelijkheid om een kaartje te maken waarop de kinderen hun eigen naam en de naam van de kinderen in hun groepje kunnen opschrijven. Dit kaartje kan dan in het vakje worden gestoken op de voorkant van de map. Achter in deze handleiding treft u de leerwijzer aan. Deze leerwijzer kunt u kopiëren op gekleurd papier en in de werkmap stoppen. De leerwijzer geeft stap voor stap aan hoe het proces verloopt van zoekvraag, naar informatie verzamelen, het antwoord presenteren en het proces evalueren. De leerwijzer biedt leerlingen houvast bij het doorlopen van het proces. Het symbool geeft aan wanneer overleg met de leerkracht gewenst is. Als het antwoord gevonden en gepresenteerd is, gaat belangrijke informatie naar het portfolio van de leerling. De werkmap wordt – met uitzondering van de leerwijzer – leeggemaakt.
14 zitdatzo?
Stappenplan voor het maken van een tentoonstelling
Lees dit stappenplan eerst helemaal door, voordat je aan het werk gaat. Je hebt het antwoord gevonden en ervoor gekozen om het antwoord te presenteren door een tentoonstelling te houden. Gebruik de volgende stappen: 1 > Kies welke informatie je wilt gebruiken voor je tentoonstelling. 2 > Bekijk de plaatjes en materialen die je al hebt verzameld. 3 > Kies welke plaatjes en materialen je wilt gebruiken: wat past goed bij de informatie? 4 > Mis je nog plaatjes of materialen? Zoek er zo nodig nog wat bij. 5 > Schrijf of typ de informatie op kleine kaartjes. Gebruik je eigen woorden en zinnen. 6 > Bekijk welke spullen en welke kaartjes bij elkaar passen. 7 > Vraag aan je juf of meester waar je de tentoonstelling mag houden. 8 > Maak de ondergrond klaar voor de tentoonstelling. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld kleden, papier of iets anders. 9 > Richt de tentoonstelling in met alle materialen en de kaartjes met uitleg. 10 > Bekijk of je tentoonstelling leuk is om naar te kijken. Handige tips: > Gebruik materialen die iedereen goed kan zien. > Gebruik korte stukken tekst. Dat leest gemakkelijker. > Je kunt mensen uitnodigen om de tentoonstelling te bekijken. > Het is leuk om gebruik te maken van kleuren. Kies kleuren die bij elkaar passen. > Denk na of je nog materialen kunt gebruiken als extra aankleding voor je tentoonstelling (bijvoorbeeld bladeren bij de herfst, zand bij het strand). > Je kunt materialen op verschillende hoogtes neerzetten door bijvoorbeeld gebruik te maken van stenen, kistjes of iets anders. Succes!
42 zitdatzo?
Stappenplan voor het maken van een werkstuk
Lees dit stappenplan eerst helemaal door, voordat je aan het werk gaat. Je hebt het antwoord gevonden en ervoor gekozen om het antwoord te presenteren door een werkstuk te maken. Gebruik de volgende stappen: 1 > Kies welke informatie je wilt gebruiken voor je werkstuk. 2 > Maak een indeling voor je werkstuk. Bekijk welke informatie bij elkaar hoort en in hetzelfde hoofdstuk komt. Bepaal ook de volgorde van de hoofdstukken. 3 > Bekijk de plaatjes/foto's die je al hebt verzameld. 4 > Bekijk welke plaatjes bij welk hoofdstuk horen. Laat voor de plaatjes ruimte vrij als je de tekst schrijft. 5 > Begin elk hoofdstuk op een nieuwe bladzijde. 6 > Schrijf of typ de hoofdstukken en geef ze een titel. Gebruik je eigen woorden en zinnen. 7 > Mis je nog plaatjes/foto's? Zoek er zo nodig nog wat bij. 8 > Schrijf of typ op de laatste bladzijde welke boeken en/of websites je hebt gebruikt voor je werkstuk. 9 > Leg de bladzijden in de goede volgorde en geef ze een nummer. 10 > Op de eerste bladzijde maak je een inhoudsopgave. Hierin komen de titels van de hoofdstukken en de nummers van de bladzijden te staan. 11 > Bedenk een pakkende titel voor je werkstuk zodat iedereen meteen weet waar het over gaat. 12 > Maak de voorkant van je werkstuk. Op de voorkant komen de titel en je naam te staan. Probeer de voorkant zo leuk mogelijk te maken door er foto's of tekeningen bij te plakken. 13 > Lees je werkstuk tot slot nog een keer helemaal door. Controleer of er nog schrijffouten in staan. 14 > Maak alle bladzijden aan elkaar vast. 15 > Lever het werkstuk in bij je juf of meester. Handige tips: > Om te kijken of je werkstuk duidelijk is, kun je het aan iemand anders laten lezen. > Bij de tekst kun je ook zelf tekeningen maken. (vervolg) >
zitdatzo?
43
Stappenplan voor het vertellen aan de groep
Lees dit stappenplan eerst helemaal door, voordat je aan het werk gaat. Je hebt het antwoord gevonden en ervoor gekozen om het antwoord te presenteren door het te vertellen aan de groep. Gebruik de volgende stappen: 1 > Kies welke informatie je wilt gebruiken voor het vertellen aan de groep. 2 > Bekijk de plaatjes en materialen die je al hebt verzameld. 3 > Kies welke plaatjes en materialen je wilt gebruiken: wat past goed bij de informatie? 4 > Mis je nog plaatjes of materialen? Zoek er zo nodig nog wat bij. 5 > Bekijk welke informatie bij elkaar hoort en in welke volgorde je dit gaat vertellen. 6 > Spreek af wie wat vertelt of laat zien. Zorg dat iedereen iets doet. 7 > Schrijf of typ wat je wilt vertellen op papier. Gebruik je eigen woorden en zinnen. 8 > Kijk nu samen of alle informatie in de presentatie zit. 9 > Lees je eigen tekst een paar keer door, zodat je het meeste al uit je hoofd kunt vertellen. 10 > Maak een spiekbriefje met daarop een aantal steekwoorden. Met dit briefje erbij kun je zo veel mogelijk uit je hoofd vertellen. 11 > Oefen hardop je verhaal. Dit kan bijvoorbeeld thuis voor de spiegel of door het aan je ouders te vertellen. Neem de tijd op, zodat je weet hoe lang het duurt. 12 > Spreek met elkaar af op welke momenten je tijdens je verhaal de materialen en plaatjes wilt laten zien. 13 > Leg de materialen en plaatjes die je wilt laten zien van tevoren klaar. 14 > Vertel rustig en duidelijk. 15 > Kijk zo veel mogelijk de klas in. Kijk daarbij rond en niet steeds naar dezelfde leerlingen. 16 > Als je zenuwachtig bent, haal dan een keer diep adem. Dat helpt! 17 > Vraag aan het eind van je presentatie of er nog vragen zijn. Handige tips: > Je kunt het bord gebruiken om plaatjes op te hangen. Denk er wel aan dat ze groot genoeg zijn zodat iedereen de plaatjes goed kan zien. (vervolg) >