2. Het leven van Gerardus Wesseling (1878-1976) Geboren 1 februari 1878, als 3e kind in het gezin en nog door 4 kinderen gevolgd ( zie stamboom) in Alkemade, Provincie Zuid-Holland. Zijn vader was Johannes Josephus geb, 13-07-1852 en zijn moeder was Maria Elisabeth Heuvelman geb. 25-11-1846 Uit hun huwelijk in 1874? Werden geboren: 1. Gerardus Johannes – gekend als oom Hannes getrouwd met tante Marie ( werkte op een schuit van de zaak) Deze kregen een zoon en dochter. 2. Johannes Stephanes – gekend als oom Jan getrouwd met tante Lies (werkte bij de NS in Amsterdam) Ook zij kregen een zoon en dochter. Zoon Johan is wegens sabotage in Duitsland gefusilleerd. 3. Gerardus geb. 01-02-1878 4. Elisabeth 5. Wilhelmus Bernardus – voor ons oom Willem (hij woonde in Sloten en was kruidenier) 6. Maria Margaretha – tante Marij getrouwd met oom Wout (oom Wout was tuinder in Roelofarendveen) Zij hadden drie dochters en twee zoons. 7. Antonius Petrus De personen onder nummer 4 en 7, hebben wij niet gekend. Over zijn jeugd is nooit gesproken, het zal geen weelde geweest zijn met 7 kinderen. En dat zonder kinderbijslag, want dat bestond toen nog niet. Zijn vader Jan lustte er wel een paar. Zijn vrouw M.E.Heuvelman bracht behoorlijk wat geld mee. Maar tegen drank is niets bestand. Daardoor had Vader een afkeer van drank. Hij wilde zijn kinderen ervoor beschermen, als het moest hardhandig. Als jonge dienstplichtige werd hij uitgeloot, dus hoefde niet te dienen. Maar ging in dienst voor een ander, tegen betaling, als remplassant (tamboer). Dat heeft hij een paar keer gedaan. Met dat geld heeft hij voor zijn ouders het huisje gekocht op het eilandje bij het Paddegat in Roelofsarendsveen ( voor F2.000,00), waar ook een augurken inleggerij was, v. Ruiten en z‟n. De kinderen waren haast allemaal getrouwd. Vader Jan kon toen met een praam en baggernet gaan baggeren. Dit deed hij met een lange boom/stok op de Brasemmerplas. De bagger werd dan, 30 cm dik, op de wal gegooid, en half droog op maat gestoken, daarna gestapeld om verder te drogen en te verkopen (zwarte turf). Na zijn diensttijd (tamboer) werkte hij bij v.Parijs in Noordwijk (expeditie). Maandagmorgen liep hij heel vroeg van de Veen naar Noordwijk met als proviand koude gekookte bonen, en zaterdags weer terug, in het donker naar de Veen. Hij is ook nog schipper geweest bij Baron van Heemstra. Deze woonde op landgoed “ter Leede” te Sassenheim. Op 3 oktober 1901 trouwde hij met Elisabeth v.d. Meer in Alkemade.
6
Naderhand ging hij wonen op de Menneweg. Samen kregen ze 8 kinderen waar van de laatste een tweeling was. (zie uittreksel trouwboekje bijlage blz. 37) Zijn vrouw overleed in 1914, aan het begin van de 1e wereldoorlog, en hij bleef achter met 8 kinderen van 2 tot 12 jaar. En dat met een eigen zaak (eenmans bedrijf). Hij was toen afhankelijk van wisselende hulpen in de huishouding. Wie wil dat doen bij een gezin met zoveel kinderen. De grote foto in een ronde passe-partout van zijn eerste vrouw is, in latere jaren, altijd aan de wand in de woonkamer geweest. Intussen, het was toen 1906, was hij voor zichzelf begonnen met een dienst Sassenheim-Leiden. Met een trekschuit met zeil, als de wind gunstig was, anders trekken. Via Sassemersloot, de Kagerplas, Warmond naar Leiden (Mare singel) met buurtgoederen, die hij vervoerde met een handwagen (mee op de schuit). Hij bezorgde in Leiden en daar haalde hij weer andere goederen op die in Sassenheim en omstreken bezorgd moesten worden. Onderweg moest je geen last van diaree hebben, wat soms wel gebeurde. Dan liet hij onderweg zijn broek zakken in het weiland waar hij op dat moment liep. Hij verhuisde met zijn gezin naar de Nieuwe Haven, een groot huis met garage en pakhuis (zie foto hieronder en de tekeningen/plattegronden op blz. 32 t/m 35)
Op deze foto in 1926: de nieuwe haven was al gedempt
Daar was ook een varkenshok, paardenstal die later werd gebruikt om turfmolm op te slaan. Er was ook een houtwolzolder voor de balen houtwol. Wij moesten daar de steunhouten uit slaan die werden gebruikt om de kachel te stoken. De houtwolbalen (110-70-70) die dan nog alleen maar met ijzerdraad gebonden waren. Ze werden doorverkocht als verpakkingsmateriaal, en de turfmolm aan de tuinders. Er was ook een afgesloten binnenplaats voor kippen en konijnen. (Lotharingers, grote beesten, zwart/wit) 7
Het voer kwam gedeeltelijk van restanten van graantransporten met schuiten, waarvan wat onder de planken geraakt was, nat en gekiemd. De kippen zorgden weer voor nakomelingen en werden later, als ze geen eieren meer legden, geslacht voor de consumptie gebruikt, net als de konijnen en vroeger de varkens. De konijnenvellen werden op hout gespannen en met aluin bewerkt. Daarna werden ze gedroogd en werden er moffen, kragen en wanten voor de meisjes van gemaakt. Al gauw kwam het eerste motorbootje, een 2e hands, dat later gevolgd werd door nog 5 grotere schuiten voor het vervoer van gestort graan, kunstmest, enz. gebouwd op de scheepswerf in Leiderdorp. Dat gebeurde rond 1924 en later. Een 80 tot 100 tonner was al groot voor die tijd. Grotere boten konden niet door de kronkelige Sassemmersloot en andere binnenwateren. Het goederenvervoer ging in die tijd meestal per boot omdat de automobiel nog in opkomst was en het voor grote zendingen ondoenlijk was omdat ze maar 3 a 4 ton konden vervoeren. Er waren toen nog geen tunnels en er bestonden veel minder snelwegen, die niet geasfalteerd waren, maar betraat met “ kinderhoofdjes”. Hoe hard was de snelheid van een auto in die tijd? 40, 50 kilometer per uur. Als er een auto naar Breezand moest voor een haastklus, dan was dat een dagklus. Je moest dan door alle dorpen naar Haarlem rijden, de binnenstad door, oversteken over het Noord-zeekanaal met de Velzerpond (je moest daar op je beurt wachten), dan verder via Beverwijk, Castricum, Heilo, Limmen, en dan door Alkmaar. Dan langs het Noord-Hollandskanaal, Koedijk, Schoorl, St.Maarten en dan via de drijfbrug naar Anna Paulowna, visa versa. Dan werd er gelost en geladen en dan weer terug. Dat was een dure geschiedenis. ‟s Avonds werd een schuit van 80-100 ton (dus een lading vergelijkbaar met 20-25 vrachtwagens) met bollen geladen in Anna Paulowna en vertrok naar Sassenheim. Het vervoer per schip was veel goedkoper dan per vrachtwagen omdat er meer lading tegelijk in een keer meegenomen kon worden. Deze schuit lag dan de volgende ochtend voor de wal om te lossen en te bezorgen bij de bollenbedrijven waarvoor ze bestemd waren en gingen later met leeg goed, manden, kisten en treesjes weer naar de Noord terug. Bij die bedrijven werden de bollen in papieren zakken met gaatjes en in luchtdoorlatende kisten verpakt. Om de kisten werden stalen banden gedaan en genummerd. Deze werden weer per schuit vervoerd naar Amsterdam en Rotterdam. Daarna ging het richting Amerika, Engeland, Zweden e.a. Soms wel drie schuiten per dag, met een meter lading op het bovendek, dat met zeildoek werd afgedekt. De giek en de mast waren gestreken. Ook waren de schuiten nodig voor losgestorte grote zendingen van 20-40 ton of meer, zoals graan voor maalderijen en meelfabrieken, dierenvoer, grondstoffen zoals mais, gerst e.d. voor o.a. de “Muskator”in Oude Wetering. Vandaar de naam “NV Sassenheimsche Motorreederij”. Ook de concurrenten zaten niet stil. O.a. Copex, Bauk de Boer, v.d. Linden in Lisse en van Tricht in Hillegom.
8
Iedereen probeerde klanten van de ander af te pakken, al was het maar om 1 of 2 centen per colli. In de drukke bollentijd werden er ook huurschepen ingezet, die per reis betaald werden. Dit werd gedaan door o.a. Bloemberg, wiens dochter Roely op 18 jarige leeftijd overleed. Met deze familie maakten wij wel eens een reisje naar Rotterdam, om te lossen bij de zeeschepen. Naast paard-en-wagen verscheen ook de eerste auto, een T Ford (1922) voor goederenvervoer en in het najaar Kistentijd.
Gerestaureerde de T-Ford
Daarna kwamen er nog 4 of 5 bij, die wel wat groter waren. De auto‟s hadden een platte laadvloer die opgebouwd konden worden met kleppen, hekwerk en zeil (zie tekening blz. 36). Naast schuiten werden er ook auto‟s ingehuurd van Chris Vonk, Nocola e.a. Zij konden zelf de auto‟s missen en zo wat bijverdienen. Jan, Dirk en Toon waren na schooltijd als hulpjes in de zaak gekomen, en dat is altijd zo gebleven. Inmiddels was hij in 1916 getrouwd met Maria v. Beek, nadat hij twee jaar weduwnaar was geweest. Dit huwelijk kwam door de bemiddeling van de Pastoor tot stand. Zij was een dienstmeid bij een boer in Abbenes (zie bijlage op blz. 41 ). Zij werd Martha genoemd, omdat zijn broer Hannes, ook schipper bij de zaak, al met een Maria was getrouwd. Deze hadden 1 zoon en 1 dochter.
9
1916: Trouwfoto Gerardus en Martha
In 1919 was er een tyfus epidemie en belandde zijn hoogzwangere vrouw, het was haar derde bevalling, in het ziekenhuis. Het Diaconessen ziekenhuis aan de Hazepaterslaan in Haarlem. Aad zag daar het levenslicht. Vader was radeloos, hij zat met zijn zaak en de kinderen, en nam toen een brutaal en gewaagd besluit. Hij wilde zijn vrouw thuis hebben, maar dat mocht niet in verband met besmettingsgevaar. Hij maakte met Moeder een afspraak dat hij met een koets zou komen in het laantje achter het ziekenhuis, in het Mr. Lottelaantje. Van te voren had hij de grendels van de poort, die naar de tuin leidde, al losgemaakt. Zo gezegd, zo gedaan. Hij had een grote cape meegebracht. Na het bezoekuur zette hij haar in de koets. Tot hun schrik kwamen ze erachter dat baby Aad nog binnen was. Hij ging hem wel even halen. Als hij maar de goede baby meenam. Met de koets met paard gingen ze naar Sassenheim, waar de politie hen opwachtte. Zij waren in overtreding, omdat er in het ziekenhuis patiënten verbleven, met mogelijk besmettingsgevaar. 10
Maar Gerrit zou Gerrit niet zijn als hij ze niet thuis kreeg. Met zijn tweede vrouw kreeg hij er nog 6 kinderen bij waarvan er twee maar kort geleefd hebben. In het ziekenhuis in Leiden zijn deze overleden, te weten: Elisabeth Louisa in 1918 na 13 dagen geleefd te hebben en Hubertus in 1923, die op de dag van geboorte overleed. Het waren allemaal tangbevallingen. Er is nooit over hen gesproken, ook niet waar ze begraven zijn. Daar zullen ze beiden heel veel verdriet van hebben gehad. Wij hebben dit pas ontdekt na het overlijden van Vader. Het stond in hun trouwboekje. Zo hadden ze een gezin met 12 kinderen. Op onderstaande foto was Gerard nog niet geboren.(1921)
1921 Familiefoto. Gerard was nog niet geboren.
Toen zijn moeder overleden was in 1925, ging zijn vader al heel gauw naar het Oude Mannenhuis. Het huisje werd toen verhuurd aan zijn zus Mary en Woud v.d. Veer. Hij durfde niet om huur te vragen, omdat het zo slecht ging in de tuinderij. Er was toen veel minder support.
De groenten en het fruit die op de veiling de minimumprijs niet haalden werden doorgedraaid, d.w.z. vernietigd. Met karren vol tegelijk werd het op een grote berg gestort om daar te verrotten.
11
Het was een heel triest gezicht, om de opbrengst van het harde werken zo verloren te zien gaan. Waarom niet uitdelen aan de minderbedeelden, zul je je afvragen. Dat kon niet omdat dan de geveilde producten niet meer verkocht zouden worden. In de oorlog bracht de oogst meer op en werd er besloten het huisje voor dezelfde prijs te verkopen, met een aanbetaling van F 1.000, -. De rest is nooit gekomen. Het gevolg was, dat de kapitaalsvermeerdering van voor de oorlog, na afloop ervan met 50% werd belast, dus kon hij dat weer wegbrengen. Welke rol de gebroeders Pel speelden is nooit duidelijk geworden (aandeel in de zaak). Zij leverden een 2e hands Harley Davidson met zijspan. Jan heeft daar brokken mee gemaakt en heeft daarmee zijn arm beschadigd, die nooit meer echt goed is hersteld. Daardoor hoefde hij ook niet in militaire dienst. Dat was voor Dirk en Toon wel het geval. Toon diende bij het paardenvolk (huzaren). Het was toen al N.V. Sassenheimse Motorrederij. Gebroeders Pel, suikerwerkfabrikanten, Morspoort Leiden. De Grote uit Oegstgeest en de Kleine bij station Leiden. Zij waren vermoedelijk aandeelhouders van de N.V. Sassenheimse Motorrederij. Er is altijd een goede, fijne band geweest met hen. Met St.Nicolaas en de Kerst kwamen er een paar kistjes met snoeperij, borstplaten van 20 cm, dozen met suiker en chocoladekransjes, dozen met marsepein, klokjes, sneeuwmannen, kransjes en bellen. Een deel werd gebruikt voor versiering van de kerstboom. Deze reikte tot het plafond in de voorkamer en was versierd met slingers, vogels, belletjes en knijpers waar stearine kaarsjes in pasten. Als die brandden stonden er enkele mensen klaar met water en zand voor de veiligheid. Tijdens de kerstdagen werd op één avond de familie uitgenodigd, degene die wilden en konden komen, ook van zijn eerste vrouw. Er was dan groot feest met zang en muziek van de pianola (piano met rollen), onder het genot van Kerstkrans, boerenjongens, advocaat, jenever enz. In onze familie kon niemand goed piano spelen. Wies had les gehad, maar had het verprutst. Maar Heinz Heujer, kapper bij Zandvoort en vriend van Jo, kon er wat van. Hij begeleidde o.a. Jan Steenbrink met het Ave Maria, Vilja oVilja uit “die Lustige Witwe” enz. Toen hij tegen de tafel leunde, werd hij als dank in zijn schoenen gepiest door de hond Bruno, die onder de tafel stond. Bruno was een langharige Bernhard, wiens moeder doodgereden was. Deze was het eigendom van een Duitse bakkersknecht, op de hoek van de Zandsloot, die haar had meegebracht uit Duitsland en is zo bij ons terecht gekomen. In de deftige kamer hadden wij naast de pianola ook de radio met spoelen staan die stroom kreeg via een accu. Na de eerste auto‟s werd er in 1925 een tank onder de grond bij de garage geplaatst, met een pomp met twee cilinders van 5 liter, 5,6 ct per liter. Deze cilinders waren van glas en hadden een slingerpomp. Door middel van de pomp werd het glas met 5 liter benzine gevuld, zodat het daarna in de autotank kon lopen. Overpompen uit vaten koste veel tijd. Het merk was A.P.C., kantoor Den Haag, hoek Alkemalaan.
12
In diezelfde garage werden er bruiloften gevierd als een van de meiden ging trouwen. Dat waren de bruiloften van Berta, Wies en Nel. Truus haar bruiloft werd in de nieuwe garage gevierd en van de jongens in de geboorteplaats van de bruid. De trouwfeesten van Jan en Dirk waren sober vanwege een sterfgeval in de familie. Het feest van Toon was in de bollenschuur van zijn schoonvader Verkade in Noordwijk. Als er getrouwd werd betekende dat een hele dag feest. Om 9.45 naar het gemeentehuis voor de trouwakte, om 10 uur naar de kerk voor de H.Mis en huwelijksinzegening. Al die tijd moest je nuchter blijven voor het ontvangen van de H. Communie. Na de kerk was er een uitgebreide broodmaaltijd met alles er op en er aan, gevolgd door borrels met gebak en rokerij. Tegen twee uur kwam de bus voor van Beuk uit Noordwijk en gingen we toeren. Onderweg werd opgestoken in een of ander groot café, de Vink. Dat was in Voorschoten en er was een speeltuin bij. Dat was dikke pret in de draaimolen of op de glijbaan. We gingen niet, als gebruikelijk, met de trap naar boven, maar via de baan. Na afloop gooide Dirk zijn harde manchetten en dito boord ui het raam van de rijdende bus. Of we gingen naar Deutekom, Heemstede, de Uitkijk KVB of Scheveningen. Daar werd dan het nodige ingenomen. Er gebeurde nog al eens wat hoor! In Scheveningen zou Jan, met zijn zotte kop, aan de Hagenezen wel eens uitleggen wat een paard was. Hij stond op een zuil van het parkeerterrein aan de boulevard. “Een paard”, zo zei hij, ”is een langwerpig stuk vlees, met aan de vier punten een afhangend lang stuk, precies tot aan de grond. Dat zijn z‟n poten. Aan de ene kant een uitbouwsel met ogen, oren en een bek om te eten en aan het andere uiteinde een uitgang, want wat erin komt moet er ook weer uit. Deze uitgang wordt afgedekt met een lange pluim, staart geheten”. Daarna werd er ook nog uitleg gegeven over de haring, door zes man, staande op de palen van het parkeerterrein. Op een keer was de helft van de gasten in de verkeerde bus gestapt. Ze belanden bij een ander bruidspaar die toevallig ook zijn gasten aan het luchten was op hetzelfde parkeerterrein. Thuisgekomen stond het diner al klaar. Dat was het werk voor Gerard v.d. Horst, die een bakkerij in Sassenheim had. Daarna kwamen de borrel, en bier, sigaren en sigaretten weer op tafel. Voor de vrouwen was er Boerenjongens, Boerenmeiden en advocaat. Wijn werd maar heel sporadisch gebruikt. Het feest ging door tot in de kleine uurtjes en dat lag vaak aan de accordeonist/conferencier en aan de lengte van de ingestudeerde voordrachten, o.a. Toon met “Blindgeschoten” en Jan met “de klokken van Arnemuiden”en andere zeemansliederen. Voor zo‟n feest werd de garage goed gereinigd en versierd met vlaggen en slingers. Dat waren de bruiloften van de dames, geheel voor rekening van de vader van de bruid.
13
circa 1926. Familiefoto genomen ter gelegenheid van het feit dat de oudste zoon Jan, in verband met huwelijk, als eerste het ouderlijk huis ging verlaten. (Foto gemaakt bij fotograaf op de Maresingel in Leiden.) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Nel Wies Jan Vader Cor Bertha Wim
8. Toon 9. Gerard 10. Aad 11. Truus 12. Moeder 13. Jo 14. Dirk
Iedere maand ging Vader met ons op zondag, met de auto(met linnen dak en mica raampjes) op bezoek bij Opa Jan, en werden er tevens, bij een paar winkeliers (tabak, sigaren, enz.) afgerekend wat hij die maand gehaald had. Ook het St. Jozef bejaardenhuis werd betaald. We gingen zelfs in een strenge winter, toen scheepvaart onmogelijk was zonder ijsbreker. We gingen bij het pontje, op het eind van de 3e Poellaan, met de auto op het ijs. We volgden de Ringvaart tot Oude Wetering en staken daar de Brasemermeer over tot voor de stoep van het huisje op de Paddegat, bij het vroegere ouderlijk huisje, waar toen tante Mary en oom Woud woonden, en konden dan met Jan en Thijs ijszeilen. Ook gingen we wel eens naar het bejaardenhuis in Hillegom. Daar zat Ome Coen, een oud zouaaf (pauselijk leger). Ik vermoed dat hij een oom van mijn moeder was.
14
Voor dat huis en plein op de Nieuwe Haven konden twee schepen voor de wal liggen, er werd gelost en geladen, en er lag er ook een van Bauk de Boer.
Deze foto is genomen vanuit de achtertuin van mevr. v.d. Wal met uitzicht op de Nieuwe Haven en “Klein Amerika”. Er stonden 10 huisjes, waarvan het eerste van Opa en Oma van Dijk was. Anderen die daar woonden waren o.a. fam. Plagmeier,Wowijs, Koning, van Kesteren, van Duin en Zwaan. Ons huis is niet zichtbaar. Het bevond zich links van de foto.
De nieuwe haven is gedempt in 1930-32?. Het was een doodlopende stinksloot. Voor het werk moest er uitgeweken worden naar de Oost Haven. Vader was ook een geducht pingelaar. Wanneer een visboer of groenteboer uit Leiden hun ronde in het dorp gedaan hadden, kwamen ze strijk en zet bij Wesseling op de Nieuwe Haven. Dan werd er met handje klap van vragen en afdingen wel op zacht prijsje afgeslagen. Ze moesten anders de handel die over was toch weer mee naar huis nemen. Het ging dan om kistjes (30 stuks) panharing of gerookte bokking. Of het was een kist sinaasappels, appels, bananen of druiven. Ook ging hij zelf voor Pasen naar de eierenveiling en kocht daar een paar honderd eieren voor een zacht prijsje. Zij kwamen hard of zacht gekookt op tafel. Het zal wel met kleding voor ons ook wel op dezelfde manier gelukt zijn, want het was wel een goede klant. Naast alle drukke werkzaamheden, hadden Pa en Moe gelukkig ook af en toe wat tijd voor ontspanning. In 1930 zijn ze samen naar Oberammergau (Duistland) geweest, naar de passiespelen. Deze passiespelen werden daar door de plaatselijke bevolking gespeeld. Dit was een belofte omdat ze gespaard waren gebleven van een
15
besmettelijke ziekte. Iedere 10 jaar worden ze opgevoerd. De mannen laten dan hun haar en baarden groeien, om er zo natuurlijk mogelijk uit te zien. Petrus werkte bijvoorbeeld bij de spoorwegovergang en Judas als postbode. Ook maakten zij daar uitstapjes, o.a. naar Tirol.
Op Koninginnedag was touwtrekken altijd een gebeurtenis. Dat was toen in augustus, en een hele drukke bollentijd. Na de oogst werden deze in kisten verpakt en deze gingen naar Amerika, Engeland en Duitsland . Tegen de tijd dat onze mannen moesten aantreden, waren ze even vrij van hun werk en gingen dan haastig in de luxe wagen naar het voetbalveld van Teylingen, waar de kermis was (Rusthoflaan) naast de eerste woning van Dirk en Gré. Iedereen stroopten de mouwen op en trokken de tegenstander over de meet. De ploegen van de bollenbedrijven trainden zich, door vrachtauto‟s tegen te houden. De overwinningsfoto‟s werden op de Charbonlaan gemaakt voor de muur van Borst, tegenover K.S.A. Deze foto‟s werden gemaakt door fotograaf Turk. Jaren achtereen werden die gemaakt.
16
Een keer was een van onze trekkers, deze was nog niet zo lang bij ons in dienst, omgekocht door wat bollenjongens, en trok niet mee. Dat was de enige keer dat wij verloren, maar de lol was er toen wel af.
17
Van links naar rechts Lau v.d. Voorn, Toon, Pa, Jan en Gerrit Kersten
18
In die tijd zat Dirk al op kantoor, met Gerrit uit Leiden. Jan werkte op de wal en ging met de eerste personenauto Renault naar de beurs (Bevrachting en Vergunningen) in Leiden en naar Den Haag (ministeries). Toon werkte veelal als schippersknecht in het vooronder, en met een petroleumstelletje verwarmde hij de kliek die moeder hem had meegegeven. Toon was later de eerste chauffeur op gesloten bestelwagen met dienst op Den Haag. Hij zat bij de eerste rit al op de Haagse tram! De heenreis ging over Wassenaar en terug over Rijswijk, Voorschoten en de Haagse Schouw. Ja waarom eigenlijk Den Haag? Deze plaats ontbrak nog aan het rijtje. Hij was begonnen als beurtschipper op Leiden. De volgende stap was ruimer en ging op Rotterdam en Amsterdam varen, als wekelijkse beurtdienst. Het vervoer was in die tijd nu eenmaal aangewezen op het water. Het was in die tijd niet te voorzien, dat in de toekomst het wegvervoer zich zo zou gaan ontwikkelen. De goederen en bollen uit Amsterdam en Rotterdam, later uitgebreid met de Zaanstreek en „De Noord‟, en die bestemd waren voor de streek rondom Sassenheim, kwamen zodoende op de plaats van bestemming. Ondanks de komst van de bodewagens bleven de schuiten toch onmisbaar, die konden het te veel aan vracht overnemen. Het was en bleef een beurtdienst die begonnen was met schuiten, dus vandaar „Motorrederij‟. De jongste vier kinderen werden in die tijd op internaten gedaan. Eerst Aad en Wim in Rolduc en later ging Wim naar St. Louis in Oudenbosch. Aad, Cor en Gerard gingen voor drie jaar naar BNS in Voorhout. Dit was van 1934 tot 1937. De kosten heeft hij toch allemaal maar opgebracht. Vader vond dat drie kinderen in de zaak genoeg was en dat de anderen maar iets anders moesten gaan leren. In 1935 0f 1936 werden we naar huis geroepen omdat Vader een ongeluk had gekregen. Dit gebeurde tijdens het verwisselen van de versleten staaldraad die van de mast naar de giek ging. Jan zou de giek laten vieren terwijl Vader op het dek de lijkabels inhaalde. De staalkabel brak en de giek, die 15 meter lang en 20 cm. dik was, stortte naar beneden en trof Vader eerst op zijn hoofd en later op zijn lichaam. Het gevolg was dat hij een schedelbasis fractuur, gebroken ribben, kapotte knieschijf en een gekneusde schouder had opgelopen. Het was een geluk dat het bloed uit zijn oor kwam en dat hij zodoende geen blijvend hersenletsel eraan heeft over gehouden. In het ziekenhuis durfden de verplegers en doktoren zijn bebloede kleding niet te verwijderen. In die kleding heeft hij een paar dagen gelegen. Wonder boven wonder herstelde hij voorspoedig, na een spannende onzekere tijd. Moeder ging elke dag met de tram naar Leiden en al gauw moest zij een stuk worst voor hem meebrengen, die hij onder de dekens opat. Zijn been was na dit gebeuren wel wat stijver en is nooit helemaal hersteld. Gelukkig hadden de drie grootste jongens, die in de zaak zaten, de touwtjes stevig in handen Zijn Vader overleed in juni 1939, 87 jaar oud. Dat was oud voor die tijd. Bij zijn overlijden was Gerardus en ondergetekende aanwezig, ongeveer 10 uur s‟avonds, in ‟n kleine chambrette met alleen ‟n bed en ‟n kastje.
19
De avond dat hij overleed gingen wij s‟avonds met een vrachtwagen naar de Veen omdat er gebeld was, dat het afliep met zijn vader. (1939) Dat ging via de 3e Poellaan, het pondje over de ringvaart. Dan deze volgen tot de Nieuwe Wetering, dan over de draaibrug van Nieuwe Wetering en dan naar de Veen. Na zijn overlijden zijn we dat gaan zeggen bij zijn zus Marry (getrouwd met Woud v.d.Veer, 5 kinderen) die al in het huisje van zijn ouders woonden, na het vertrek van zijn vader naar het Oude Mannenhuis. Tijdens de terugrit kreeg ik de schrik van mijn leven. Bij de brug van de Nieuwe Wetering, die s‟nachts altijd openstaat voor de scheepvaart, zou hij zo de vaart in zijn gereden, als ik niet met een schreeuw de handrem had aangetrokken. (Er is een bel aan beide zijden van de vaart om de brugwachter te wekken). Hij was er met zijn gedachte niet bij, met tranen in zijn ogen.Dit was een droevige dag voor hem. Omstreeks 1935, verhuisde het gezin en het bedrijf naar de Oost-Haven, nu Molenstraat geheten. Gebouwd op het land van P. v. Deursen. Een dubbele woning met een grote en twee kleine garages met CV. Bouwkosten F37.000,00? Aad, Gerard en ik waren toen op het B.N.S. internaat. We gingen eenmaal in de maand van zaterdagmiddag tot zondag naar huis. Dat was dus een hele verrassing. Na het verlof vertrokken we uit het huis aan de Nieuwe Haven en bij het volgende verlof moesten we naar het nieuwe huis. Bij de verhuizing zal het nodige verdwenen zijn van de door ons gespaarde bezittingen zoals: sigarenbandjes, Verkade-albums, verzameling van plaatjes van voetbal-elftallen en spelers daarvan, zeeslepers en oceaanstomers, die wij spaarden uit de sigarettenverpakkingen en het beschuit. In de voetbalplaatjes zat veel humor. Ik herinner me er één naar het gezegde, Zij die verliezen, worden ingemaakt, dan was daar een grote kuip afgebeeld waarin het winnende eltal de verliezers één voor één liet verdwijnen. Het nieuw gebouwde pand had een grote garage voor ongeveer 8 auto‟s, en een groot en een klein kantoor.
1935-36: Het nieuwe huis
20
Deze kantoren waren voor Dirk, Willem Beijk en twee van der Vlugtjes, Cor en Jan. Er was centrale verwarming voor de twee huizen en garage aan weerszijde daarvan. In de linker woning ging vader en moeder wonen en in de rechter woning Dirk en Gre met gezin. Dit huis werd geflankeerd door blokken van 4 woningen, waar ook Toon en Jan gingen wonen. Later gingen daar ook Maarten en Wies wonen en nog later Aad en Rie. Op deze plek, in de tuin achter het linker huis, de woning van Vader en Moeder, werd ook de foto van de vier generaties gemaakt.
De 4 generaties: van links naar rechts, Jan jr., Gerard jr..,Jan sr. en Gerard sr.
21
Er was meer ruimte voor het aanmeren van schepen. Voordien werd hier ook al gewerkt, na het dempen van de Nieuwe Haven (vandaar de walhuisjes) tussen B. de Boer en Copex.
Deze foto is gemaakt vanaf het achtereinde van de Oosthaven (gemeenteopslag) met rechts de nieuwe zaak en links de laatste witte huisjes van “Klein Amerika”.
Het Copex expeditiebedrijf werkte samen met de NS. Als kinderen hoorden wij van de concurrentiestrijd met Copex. Doordat Bauk de Boer gereformeerd was, bleven de bollenkwekers van die kerk, lang klant bij hem. Door de prijs, kwaliteit en snelheid en de gemêleerdheid van het personeel (RK en CH) ging bij klanten langzaam aan het roer om. Maar Copex was veel groter, wisten wij veel. We zouden ze wel eens mores leren. Op een donkere avond hadden wij kruiwagens vol ruige mest, die op de haven opgeslagen lag, door de deur van hun walhuisje gereden, en met een plank op hun bureaus gedeponeerd. Hoe dat verder afgelopen is weet ik niet, maar het zal Pa wel geld gekost hebben. Maar van de Copex hebben we niet veel last meer ondervonden. Maar v.d. Linde uit Lisse en v. Tricht uit Hillegom hadden wel last vanwege de concurrentie in dezelfde bedrijfstak. Toon deed toen veel zaken, bezocht klanten en regelde het bollenvervoer van Anna Paulowna (Noord) naar de basiszaken in Sassenheim en omsterken (Zuid). Ook bezocht hij de bollenbeurs in het “Krelagehuis” in Haarlem, waar veel klanten kwamen en zaken gedaan werden.
22
Er kwamen meer dichte bodewagens bij, voor diensten naar Rotterdam, Amsterdam, Den Haag was er al, en later Haarlem. In de weekenden de Haarlemmermeer, Voorhout, Warmond en omstreken. En een groot pakhuis op de wal, en een platte trailer. De open trailer was groot voor die tijd, de chauffeur was Leen Oudshoorn. Er konden hekken op geplaatst worden, als er grote vrachten uit de Zaan vervoerd moesten worden, zoals kisten beschuit van van Hille en Verkade. De vracht bestond uit kisten van 80 cm in het vierkant. Deze waren aan de binnenkant met blik beslagen en het deksel was verzegeld met touw en een loodje. Maar de trailer was voornamelijk voor vervoer van waterleiding pijpen. Deze kwamen met een rijnaak (een groot lang schip van 400 ton) uit Duitsland (mannesman fabriek). Deze rijnaken konden niet in de haven komen, maar moesten op de Kaag blijven liggen. Daar werden ze overgeladen op de schuiten van de zaak. Deze gingen dan naar de OostHaven en daar werden de pijpen overgeladen op de trailer. Deze ging dan naar de pijpen asfalteerfabriek aan de Wasbeek van v.d. Wacht. Na asfaltatie moesten ze vervoerd worden, over modderige wegen, naar afnemers op bouwlocaties. De zaak groeide voorspoedig, maar de kaaswaag bleef nog jaren. De varkenswaag werd in het nieuwe huis afgeschaft. Ja, inderdaad. In het Oude Huis werden kaas en ook varkens gewogen. Om de kaas te wegen waren er twee platte vierkanten met 4 touwen aan een hangende arm gedaan. Op de ene kant de kazen en op de andere kant de gewichten van 1 tot 25 kg. Voor de varkens (in de oude garage) was er aan de ene kant een platform voor de gewichten en aan de andere kan een hok met voor- en achterschuif, waar één varken in kon. Als hij gewogen was kreeg hij een stempel en werd hij losgelaten in de garage. (Dat was stront ruimen.) Dit wegen gebeurde tegen betaling. Het was nodig om een weegcertificaat te krijgen, wat je nodig had voor de markt in Leiden, waar de boeren naar toe gingen om te verkopen. De kazen werden meestal aangevoerd in een platte brik met een paard ervoor, er lag een zeil overheen. De varkens meestal met een auto met hekken. Ook het slachten van konijnen en kippen was Vaders werk, en wij hadden er nogal wat. Jo had de bollen en de verkering gedag gezegd en was naar Missiehuis J.M.J. Kaatsheuvel gegaan voor Priester Missionaris. Dat moet toch wel een grote financiële opoffering zijn geweest. Petje af hoor! Hoe het met verjaardagen van Pa en Moe verliep, is beschreven in de levensloop van Moeder. Ook hun 25 jarige bruiloft in 1941, de trouwerij van Wim en An in 1943 en de priesterwijding van Jo in 1944 worden daar besproken Voor alle feesten die tijdens de oorlogsperiode plaatsvonden, moest heel wat gebeuren. Wim, Aad en Cor werkten toen in de zaak, Gerard studeerde in Delft. Dit alles is terug te vinden in de levensloop verderop in dit verhaal. De oorlogsperiode is apart beschreven.
23
Onze bruiloft, van Cor en Jopie, was in Den Haag. De bruidsjurk en smoking waren gehuurd. De feestzaal was vlak bij de markt. We hadden zelf veel in Haarlem klaargemaakt, zoals gebak en pudding. Ik werkte toen in de zaak van Zijtveld die ik over zou nemen. Alles was nog op de bon. Twee borrels van de zaak en de rest ging zwart. Maarten en Toon waren in smoking met hoge hoed de markt opgegaan om een cactus voor moederdag te kopen. Ook kochten zij een poppetje met een lange draad om de nek. Toen zij moegesloft aan het andere eind van de markt kwamen, vroegen zij aan een melkboer, die een bakfiets gevuld met bussen had, of hij haring luste. Die haringkar stond vlakbij de feestzaal. “Zeker”, zei hij. Dus namen Maarten en Toon plaats op de bussen, en karren maar. Bij de zaal aangekomen stapten zij af, bedankten de melkboer en gingen met hun attributen de feestzaal weer in. Ze hadden ook nog een lege vuilnisemmer bij zich, deze was nog best te gebruiken. Na het feest vertrokken zij weer zoals ze gekomen waren, met een gehuurde bus. Wij gingen door naar Haarlem. Toen wij na de oorlog de bakkerij in Haarlem hadden, ging Pa al vroeg op pad, om bij familie en kennissen te informeren of zij nog wat van ons nodig hadden (bestellingen opnemen). Deze bestelling ging dan in een koffertje en werd door Chris, die bodedienst Haarlem was, bij ons gebracht. s‟Avonds haalde hij hem dan weer gevuld op. Dan zorgde hij voor aflevering en afrekening. Het werd in mindering van mijn hypotheek gebracht. In die jaren was het 1e Kerstdag altijd een groot feest in Haarlem. De Opa‟s en Oma‟s van beide kanten waren de gasten. De een kwam direct na de nachtmis van 6 uur. Dit was zo rond 8uur – half 9, en de ander was de avond ervoor al met de auto opgehaald.
Aanneemsfeest in Haarlem met v.l.n.r Heerbroer, Mary, Opa Verhoef en Opa Wesseling.
24
De Opa‟s deden bij het diner een competitie, wie de meeste pudding opkon. Na het eten was het strijk en zet servetten gooien. Dat was een feest voor de kinderen, vooral als Opa zijn hand in de kolenbak had gestopt en met die zwarte hand Oma Verhoef onder tafel door een handje gaf. Of hij vroeg aan een van de kinderen om aan zijn vinger te trekken, met een scheet als resultaat. Over humor gesproken. Vader kon er ook wat van. Bijvoorbeeld: Wies ging in haar meisjestijd, samen met collega‟s, met de tram naar haar werk bij Tissing in Lisse. Zij had een breiwerk bij zich dat zij op een gegeven moment uit haar tas haalde. Er rolde een paar roestige vorken op de vloer tot grote hilariteit van de collega‟s en andere passagiers. Ook gebeurde het dat zij tijdens de lunch niet met mes en vork door de meegebrachte boterhammen komen. Vader had er wat tussen gedaan. Wanneer hij kletsende gemeentewerkers passeerde, zette hij hun schop of iets dergelijks verderop tegen een muurtje, dus dat was zoeken voor hen. Met Sinterklaas wist hij altijd wel wat te verzinnen. Dan was er ook nog het jubileum van Manus Bax. Deze woonde in het eerste huis van Jan in de Molenstraat.Hij was de langst dienende, en met recht het Manusje van alles. Samen met Bertus Huits deed hij allerhande werkzaamheden. Gedurende de oorlog spoelde, vulde en stak hij alle generatoren van de auto‟s aan. Ook werd het hout door hem gehakt, gezaagd en te drogen gelegd op de bollenstellingen in de bollenschuur. Deze waren toch leeg, want de bollen zaten al in de grond.
Jubileum van Manus Bax.
25
Moeder kwam in het ziekenhuis terecht voor een borstamputatie en voor een operatie aan haar galblaas.(De kinderen hoefden dit niet te weten, want die hebben het al druk genoeg!) Ze was al suikerpatiënt, maar ze herstelde goed. We moesten wel de thee van bonenschokkers meebrengen. Deze kwamen in najaar met zakken vol uit de Veen. Bij de verjaardag van Vader kreeg ieder kind met aanhang een enveloppe, met een inhoud van F 300, --. Behalve Thijs en Nel, Wim en An en Cor en Jopie. Deze kregen een bewijs van schuldvermindering. Terwijl er toch ook anderen veel geld (niet geleend) maar wel gekost hadden. Die hoefden niets terug te betalen. Vader zal het altijd wel goed bedoeld hebben, al kwam het voor de betrokkenen niet altijd leuk over. Toch was hij niet gierig. Hij was soms zelfs royaal bijvoorbeeld bij feesten en soms ook bij persoonlijke dingen. Toen ik bijvoorbeeld slaagde voor mijn Patroons diploma Brood en Banket en Middenstandsdiploma, kreeg ik een gouden zegelring met inscriptie en toen Jo naar het Missiehuis ging, waar je geen eigen bezit had en alles voor de gemeenschap was, kreeg ik zijn doublé zakhorloge met ketting. Op mijn 21e verjaardag kreeg ik, zoals allemaal, een gouden horloge. En dat in 1941 bezettingstijd. Er was toen moeilijk aan te komen. Hij liet, als ik iets leuks getekend had, het schitterend inlijsten bij fotograaf Turk op de Charbonlaan. Bij veel gelegenheden liet Vader hem ook foto‟s maken. Enz. enz. En zo kwam iedereen wel aan de beurt, al was het niet bij iedereen gelijk. Hij dacht het goed gedaan te hebben en dat kun je alleen maar respecteren. Toen de brug over de haven kwam, die zo laag was dat de boten er niet onderdoor konden, werd de scheepvaart afgebouwd, en kwamen er meer auto‟s en een pakhuis voor en achter op de haven. Her vervoer ging toen met grotere wagens over de weg en de concurrentie was moordend, o.a. van Berbee, Cardol e.a. Hoe groter de auto‟s met aanhang waren hoe meer er vervoerd kon worden. Dat was een hele omschakeling, want in Lisse en Hillegom konden er wel schuiten voor de wal komen. Voor zijn 70e verjaardag in 1948 had ik een taart gemaakt met ooievaar, geboorte en feest datums, met witte rozen voor hem, zijn vrouw en priesterzoon en van alle echtparen roze rozen, en op de zijkant de geboortenamen van alle kleinkinderen. Bovenop had ik zijn zaak gemaakt van chocolade met een los dak met daarin sigaren, met op elk een naam van een van de kleinkinderen (zie foto op volgende pagina). Daar was hij zeer vereerd mee. En met moederdag bracht ik een taart mee uit Bergen.
26
Het ging niet altijd voor de wind. Zoals in de oorlog en in 1953. Het was zondag 1 februari, zijn 75e verjaardag. Na een dag van zwaar stormweer waren de kinderen precent op de koffie met gebak. Dat was nog niet op, of de telefoon ging. Dhr. Zekveld uit Rotterdam, een vertegenwoordiger van de zaak, kwam met de mededeling dat er een paar schuiten van de zaak op de Albrechtsekade dreven. Door springtij en noordwester storm was het water door de Nieuwe Waterweg opgestuwd en was Rotterdam en de Zeeuwse eilanden binnengedrongen (Watersnoodramp). Dus Jan en Toon gingen met de auto naar Rotterdam om met de schippers de schuiten in veilig water te brengen. De thuisblijvers lieten zij in spanning achter met vraag hoe dit af zou lopen. Begrijpelijk was er van de feestvreugde weinig over. Voor de zaak liep het gelukkig nog gunstig af. Dit kon niet gezegd worden van de bewoners van de Zeeuwse eilanden. Deze waren huizen, vee en bezittingen kwijt. Er waren 1800 doden. De 40 jarige bruiloft van Pa en Moe in 1956 was een groot feest. De KSA werd afgehuurd en er werd gekookt een geserveerd door kleinkinderen en mijzelf. Er waren al veel voorbereidingen in Haarlem gedaan. (beschreven in levensloop Moeder). In 1959 kreeg zijn tweede vrouw een herseninfarct. Ze was eenzijdig verlamd, kon niet meer praten en ging naar de “Bernardus”. Na zes maanden verpleegd te zijn, af
27
en toe was zij in coma vanwege haar suikerziekte, is zij overleden op 23 november 1959. Op mijn verjaardag, 26 november, is zij begraven in het familiegraf. Daar lag ook zijn eerste vrouw en is ook later zijn Priesterzoon begraven. Het was wel een rare gewaarwording om s‟morgens naar de begrafenis van je moeder, met wie ik een fijne band had, te gaan en s‟middags, bij thuiskomst toegezongen te worden door de kinderen met mutsen op en ballonnen, met “ Lang zal hij leven”. Zo zie je dat verdriet en vreugde dicht bij elkaar liggen, de wereld draait door. Bij het overlijden van zijn tweede vrouw, waren wij rechtmatig erfgenaam van een deel van de bezittingen. Door toedoen van Heerbroer en Jan hebben wij afstand getekend, terwijl wij het zelf ook niet breed hadden. Het werd ons gebracht onder het mom, dat na Vaders overlijden alle kinderen op gelijke wijze deelden in de nalatenschap. Maar de aandelen waren overgedaan aan de oudste drie en van zijn kapitaal en huisopbrengst was niet veel over. Aad , Riet en twee kinderen woonden toen boven. Na een miskleun met een eigen garage in Uitgeest, werkte Aad als monteur in de zaak. Pa en Ma hadden hun bed beneden in de achterkamer. Toen zij een eigen huis kregen op nummer 37 van v. Verdegaal en tante Neila (zij was Amerikaanse), was vader alleen in huis. Toen werd er geruild met Toon en Ro en kinderen. 60-61 Vader ging daar beneden wonen en Jan van Dirk getrouwd met Bep Schelvis, boven. Na enkele jaren ging hij naar de Bernardus, waar hij deel uitmaakte van de kaartclub. Ook daar overleefde hij er velen en ook daar kon hij zich verschuilen achter stapels dozen en kistjes sigaren, afgewisseld met een dikke paling met een strikje om zijn kop. In 1969 mocht hij ook het 25 jarige Priesterschap van zijn zoon meemaken, die toen kapelaan in Velzen was. Een kapitaalfeest met de hele parochie, alle familieleden en kennissen. De foto op de volgende pagina is van dit feest is op het plein voor het parochiehuis gemaakt. Het zijn allemaal familieleden. Toen hij 85 was geworden, werd “de Nachtegaal” in Lisse afgehuurd. Het feest was voor alle kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen met aanhang. En volgens de stamboom had Opa er nog al wat. Er waren ongeveer 150 personen aanwezig, zelfs familie uit Nieuw Zeeland. Ook maakte hij de sloop van de “Bernardus” mee en werden de bewoners ondergebracht in noodbehuizing.
28
29
In die tijd haalden wij hem 1 x per maand een hele zondag naar Haarlem om te kaarten en dingen te eten die hij in de Bernard niet kreeg. Pater Jo was dan ook van de partij. Dat was o.a. schouderkarbonade met tuinboontjes. Na het eten ging hij even een tukkie doen in de voorkamer, en de kaarten werden weer geschud. Als Vader naar ons toe kwam, namen wij ook regelmatig zijn kanarie mee. Deze was helemaal uitgerookt en zong niet meer. Bij ons moest die dan op verhaal komen. Hij kreeg dan weer een gezonde mee uit eigen kweek. Als zijn gehoorapparaat het niet meer deed belde hij ons ook op, omdat deze van Beter Horen uit Haarlem kwam. Hij wilde ook wel bij ons wonen, waarom ook niet? “Ik heb twaalf kinderen groot gebracht en ik kan bij niemand in huis wonen” zei hij. Dat was niet mogelijk. Er zou een bed beneden moeten komen, hij zou verzorgd en bezig gehouden moeten worden. Ook wilde hij regelmatig naar de kerk. Ma zou dat in haar eentje moeten doen, iedereen was naar zijn werk. Misschien dacht hij:”Oma Verhoef is hier ook een paar jaar geweest, waarom ik ook niet”. Oma Verhoef was bij haar dochter Aad ziek geworden en naar ons huis gekomen. De dokter adviseerde ons om haar niet naar het ziekenhuis te brengen. Het zou de moeite niet meer zijn. Maar ze knapte op en is een paar jaar bij ons gebleven. Uiteindelijk is ze toch nog verhuisd naar “Fafente Deo” in Den Haag. In zijn 90e levensjaar had hij nog eenoogoperatie(staar) in Haarlem in het Elisabeths ziekenhuis. Hij noemde dat een hotel, zo goed werd hij daar verzorgd. Na de operatie kon hij weer goed zien en dus kon hij ook weer kaarten. Hij kreeg toen ook bezoek van de huidige kardinaal Simonis. Deze was de zoon van een tandarts uit Lisse, die ook een dag in de week zitting had in Sassenheim in het huis van wed. v.d.Wal aan de Hoofdstraat.
1 februari 1973, 95 jaar
30
Op zijn 95ste onderging hij ook nog een blindedarm operatie in Leiderdorp. Hij vond het maar niks dat hij weer bij kwam uit de narcose. Hij was al lang aan de beurt, zei hij. Na die operatie wilde hij geen therapie. “Ik heb al lang genoeg gelopen, ik blijf zitten”, zei hij, en belande in een rolstoel. Met alle ellende van dien. Een lekkende katheteraansluiting, ontstekingen enz. Nee, dat was onze vader niet meer, de sterke beer. Bij het overlijden was ik ook weer te laat, jammer. Dat was op 18 november 1976, bijna 99 jaar. Hij is op 22 november begraven, vier dagen voor mijn verjaardag. Hij is begraven in het familiegraf op het kerkhof in Sassenheim bij zijn eerste en tweede vrouw en zijn priesterzoon. Van het kapitaal en aandelen was praktisch niets over. Wat wil je als je 17 jaar in de Bernardus bent geweest. Dat begon met F400,= in de maand. Later liep het op naar F2.000,=. Als je geld had, moest je alles zelf betalen en had je dat niet, dan betaalde de Sociale Dienst. Deze mensen kregen dan ook nog zakgeld waarvan ze soms nog wat spaarden. Vader was blut en kon nog wat lenen van een oude knecht, Krienes van Kesteren, als het nodig was. Zijn aandelen waren, in ongeveer 1966, verkocht aan de drie oudsten. Van de opbrengst moest hij de helft naar de belastingen brengen. Zodoende bleef er voor de andere kinderen niet veel over van de grote zakenman met een kapitaal bedrijf. Dit was het leven van Gerrit Wesseling. Een harde werker, godsdienstig mens, sociaal voelend. Hij zorgde er bijvoorbeeld voor, dat de kraamvrouwen van zijn personeel, 14 dagen lang biefstuk kregen. Bij de kerkenveiling kocht hij bollen die hij later weer terug gaf. Later gingen ze naar Thijs of Jo. Hij organiseerde uitstapjes voor het personeel en hun vrouwen, met de schuit, waarvan hij de luiken een meter naar beneden liet zakken, afdekte met zeilen en versierde met een honderdtal vlaggen. Op het dek stonden tafels en stoelen en er was voldoende eten en drinken aan boord. En varen maar. Onderweg werd er nog wel eens gestopt bij een gezellige uitspanning. Zijn personeel bestond uit 50% katholieken en 50% protestantsgereformeerd. De katholieken vloekten en de protestantsgereformeerden waren “schuin”. Dat hield elkaar in evenwicht, vond hij. In de oorlog is niemand van het personeel naar Duitsland gestuurd, een enkeling ging zelf. Met de Kerst, in de oorlogstijd, gaf hij zijn personeel een 4 ponder tarwebrood en een halve meter worst. Zijn broer Hannes en gezin voeren ook op een schuit van de zaak. Kinderen Jan en Gerard van de broer van zijn eerste vrouw. Aris v.d. Meer, werkten ook bij de zaak. Zijn levensbeschrijving zou niet compleet zijn als op het laatst niet de up‟s en down‟s in zijn leven genoemd zouden worden. Om te beginnen: De start van zijn zaak. 31
Het overlijden van zijn eerste vrouw in 1914, eigen kinderen van zijn 2e vrouw, Elisabeth Louise in 1918 en Hubertus in 1923, en zijn tweede vrouw in 1959. Ook was er het overlijden van kinderen van zijn 1e vrouw, Dirk en Toon in 1970, Co van Jan in 1972, Aad van Bertha in 1973, zijn trots en Priesterzoon Jo in 1973, en ook nog kleinkinderen; Dickie in 1941, zoon van Dirk en Gre en in 1961 hun zoontje Bennie, Gemma in 1942 dochter van Bep en Aad Starrenburg, en Huub Ranja, man van Anneke Steenbrink, dochter van Truus en Jan Steenbrink. Dan is het begrijpelijk dat hij bij het ouder worden niet meer mee wilde naar het kerkhof, maar achter in de kerk bleef zitten met zijn grote verdriet. Hij kon het niet meer opbrengen om afscheid van overleden familieleden te moeten nemen, vooral omdat ze jonger waren dan hij. Daarbij heeft hij ook nog twee wereldoorlogen, de watersnoodramp, zijn eigen ongeluk en het ziekbed van zijn tweede vrouw meegemaakt. Daar tegenover stonden er heel veel mooie dagen en feesten zoals o.a. zijn twee huwelijken, de aanneemfeesten van zijn twaalf kinderen en talrijke kleinkinderen. De huwelijksfeesten, 12 ½ en 25 jarige bruiloften. Pa en Moe‟s verjaardagen en jubilea‟s werden altijd met de hele familie gevierd. Een hoogtepunt was de priesterwijding van zijn zoon Jo en ook zijn 25 jarig priesterschap. Voor zijn Eerste Heilige Mis werd hij door de hele familie, in 16 koetsen, afgehaald van station Noordwijkerhout. Iedereen was in gala, de heren in jacquet en hoge hoed. De koetsen waren geleverd door Beuk uit Noordwijk, Langveld uit Sassenheim en van Putten uit Lisse, want geen stalhouder had zoveel materieel. En zo naar de parochiekerk van Sint Pancratius in Sassenheim voor de aanvang van het feest.
1944 : 1e H.Mis van priester Jo in de St. Pancratiuskerk te Sassenheim
En ook de uitstapjes die zij samen maakten. Hij, en andere notabelen, reden ieder jaar bejaarden in verband met een dagje uit.
32
Er zal wel veel meer gebeurd zijn, wat me nu niet te binnen schiet. Sorry hoor! Zijn laatste jaren alleen waren toch wel erg moeilijk voor hem. Als dit geen bewogen leven met veel zegen van een godsdienstige, liefhebbende, opofferende en sociaal werkende man is geweest, dan weet ik het niet meer Hij wilde met niemand ruilen, zoals hij zelf altijd zei. Zo tevreden kon hij zich uitdrukken, ondanks de vele tegenslagen. Ik vraag mij af of er na al dit schrijven, knippen, plakken en tussenvoegen er nog iets vergeten is. Het zal misschien wel, maar ik heb mijn best gedaan.
Op de volgende pagina‟s zijn de hierna genoemde gegevens opgenomen: - plattegronden en gevelaanzichten van de oude woning, - plattegrond van de woonomgeving met namen van de buurtbewoners, - vrachtwagen zoals deze voor de oorlog werd afgeleverd, - stamboomgegevens.
33
34
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32.
33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47.
Motorreederij G. Wesseling, huis en garage Kleine huisjes “Amerika” Braakliggend terrein afgesloten met een hoog hek Wed.v.d. Wal met gezelschapsdame Nel Bontebal Fam. Slingerland, kunstmesthandelaar Fam. Blom, bloembollen, Sapperdiegordeintje Garagebedrijf van Nieuwenhoven Hoofdstraat met enkele en dubbele trambaan, eerst stoomtram “Bello”, later BLAUWE TRAM, voor de BELLO de BROCKWAY BUS Klapbrug in Hoofdstraat, later een vaste brug P.v. Niekerk, achter het plantsoen Veeboer Drost, (Blauwe Karel) omdat hij water bij zijn melk zou doen Kleine huisjes, zijn in 1926 gesloopt School met de Bijbel Houtzagerij en timmerwerkplaats van bollenkisten (export) Pension Wed. Knape, ook voor oom Jan, toen nog vrijgezel en onderwijzer Fam. Weintjes, bollen Bouk de Boer, expediteur, hij bezat een paar auto‟s en schuiten, concurrent. Hij kon bestaan vanwege klanten met zijn religie Wiering, bodedienst, met kleine auto reed hij op Leiden. Hoek Molendwarsstraat. van Biezen, mandenvlechterij, handwerk, met tenenput Huis van Jan en Co, 1926, daarna Toon en Ro, later Manus Bax, garagechef Schoenmaker, werkte in de schuur achter Daaf Niekerk, maalderij van granen en maïs voor veevoer, later kolenboer Kantoor en bollenschuur van P. van Deursen Bollenland van van Deursen, 24 a ook tot de huizenbouw in 35-36 en zaak Stempellokaal voor werkelozen, twee maal per dag voor uitkering Gemeentegarage voor vuilniswagen en beerkar Zandbak van de gemeente met strooizand voor gladde wegen, handwerk Walhuisje van B de Boer Walhuisje van G. Wesseling, bijkantoor na de demping van de Oude Haven 1928? COPEX expeditie, concurrent Molenstraat, tussen Hoofdstraat en Oosthaven Oosthaven, voor het laden en lossen van schuiten, druk in bollentijd, uit Anna Paulowna naar de schuren, en losse kisten via Rotterdam naar Amerika, na de demping van de Oude Haven 32a Hoofd van de R.K. jongensschool Matse, wat een draak Baas van de Reunania, waterleidingpijpen, asfalteerfabriek, grote klant Niek Schouten, auto reparatiebedrijf Expeditie Tukker, die met een paar auto‟s op de Zaan Verkade beschuit etc. reden Gasbedrijf, met toonkamers en gashouder Gemeente opslagplaats voor materialen Braakliggend terrein afgezet met een hoog hek Afscheidingssloot van Hoofdstraat naar Sassemmersloot Landgoed “TER LEEDE”van de Baron van Heemstra, van Hoofdstraat tot Sassemmersloot Weiland voor de koeien voor P. Langeveld Bollenland van P. de Kruijf aan de Kerklaan Sassemmersloot naar de Kaag Veeboer, bereikbaar via Kerklaan Kunstschilder Bocht van P. Langeveld, plaats waar koeien gemolken werden
35
36
37
38
39
Zo werden de auto‟s voor de oorlog, door de importeur geleverd, alleen chassis, motor en verlichting. Gedurende de eerste paar honderd kilometer, werden ze door een speciale „inrijder‟, gekleed in leren jas, laarzen, hoofdbedekking en motorbril, ingereden. Maar ze werden eerst zo bij de zaak getoond.
Dan naar de carrosseriebouwer voor de opbouw. De carrosseriebouwer was Ruts, uit Den Haag. De opbouw was geheel van hout, met metalen versteviging en bestond uit cabine, laadbak met afneembare kleppen, opschuifbare hekken waar planken tussen pasten. Het was een onverwarmde cabine. Bij vorst stonden er kaarsjes op het dashboard. De ruitenwisser en de richtingaanwijzers (stokjes met spiegelei) moest je met de hand bedienen. De motor startte je door gebruik te maken van een slinger en een gaskettinkje.
40