mijnwetboek.be Aanvulling BIBF
______________________________________________________________________ Aanvulling BIBF
WIB: Art. 178/1
KB/WIB: Hoofdstuk I, Afdeling VI, Afdeling XXIV, Art. 62, Art. 63/11, Art. 120, 123-125, Art. 144/2, Art. 200, Art. 254-256 en Bijlage IIbis VCF: Art. 2.1.4.0.1.
1
mijnwetboek.be Aanvulling BIBF
______________________________________________________________________ WIJZIGINGEN KB/WIB WIJZIGINGEN WIB Art. 178/1. (Vlaamse Gewest) § 1. De belastingverminderingen als vermeld in de artikelen 145/1 tot 145/16, 145/24, 145/28, 145/32 tot 145/35 en 154bis, worden aangerekend op de gereduceerde belasting Staat met betrekking tot de overeenkomstig artikel 130 belaste inkomsten en op de belasting met betrekking tot de in de artikelen 17, § 1, 1° tot 3°, en 90, 6° en 9°, vermelde inkomsten en de meerwaarden op roerende waarden en titels die belastbaar zijn op grond van artikel 90, 1°, wanneer deze overeenkomstig artikel 130 worden belast. De in het eerste lid vermelde belastingverminderingen die niet kunnen worden aangerekend op de aldaar vermelde belasting, worden aangerekend op de gewestelijke personenbelasting met betrekking tot de overeenkomstig artikel 130 belaste inkomsten. § 2. De belastingverminderingen en kortingen worden aangerekend op de belasting met betrekking tot elke inkomenscategorie, in verhouding tot de belasting die op elk van die categorieën betrekking heeft. De belastingverminderingen worden aangerekend in de hierna vermelde volgorde: 1° eerst worden de belastingverminderingen aangerekend die niet in een belastingkrediet kunnen worden omgezet en geen aanleiding kunnen geven tot een latere belastingheffing en dit in de volgorde waarin ze in dit Wetboek zijn opgenomen; 2° vervolgens worden de belastingverminderingen aangerekend die niet in een belastingkrediet kunnen worden omgezet maar wel aanleiding kunnen geven tot een latere belastingheffing en dit in de volgorde waarin ze in dit Wetboek zijn opgenomen; 3° tenslotte worden de belastingverminderingen aangerekend die in een belastingkrediet kunnen worden omgezet. [§ 3. Als de belastingverminderingen, vermeld in de artikelen 145/21 tot en met 145/23, 145/25, 145/30, 145/31, 145/36 tot en met 145/47, niet of niet volledig kunnen worden aangerekend op de gewestelijke opcentiemen en de gewestelijke belastingvermeerderingen, wordt het overschot aangerekend op het saldo van de federale personenbelasting.] Gewijzigd door art. 61, Decr.Vl.R. 19.12.2014 (BS 30.12.2014) van toepassing vanaf aanslagjaar 2015 Ingevoegd door art. 71 W. 08.05.2014 (BS 28.05.2014) van toepassing vanaf aanslagjaar 2015
Hoofdstuk I. Grondslag en berekening van de belasting
Afdeling VI. Bezoldigingen van volledig, hoofdzakelijk of bijkomend met fooien bezoldigde werknemers – Belastbare minimumbezoldiging (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 31, [derde] lid) Gewijzigd door art. 1 KB 30.09.2014 (BS 09.10.2014) en in werking vanaf aanslagjaar 2015
Afdeling XXIV. […] (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 115, § 3) Opgeheven door art. 2 KB 30.09.2014 (BS 09.10.2014) en in werking vanaf aanslagjaar 2015 Art. 62. […] Opgeheven door art. 2 KB 30.09.2014 (BS 09.10.2014) en in werking vanaf aanslagjaar 2015 Art. 63/11. § 1. […] § 2. […] § 3. De in artikel 145/24, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde verminderingen worden per belastbaar tijdperk en per woning aangerekend in de hierna vermelde volgorde: 1° de in [artikel 145/24, § 1, tweede lid], van hetzelfde Wetboek bedoelde verhoging van de verminderingen; 2° het in [artikel 145/24, § 1, tweede lid], van hetzelfde Wetboek bedoelde basisbedrag van de verminderingen. De in het eerste lid, 1° bedoelde verhoging wordt op de voor die verhoging in aanmerking komende verminderingen aangerekend in de hierna vermelde volgorde: 1° de verminderingen die niet naar een volgend belastbaar tijdperk kunnen worden overgedragen; 2° [de verminderingen die naar een volgend belastbaar tijdperk kunnen worden overdragen;] 3° […] […] Het in het eerste lid, 2°, bedoelde basisbedrag wordt aangerekend in de hierna vermelde volgorde: 1° de verminderingen die niet naar een volgend belastbaar tijdperk kunnen worden overgedragen; 2° [de verminderingen die naar een volgend belastbaar tijdperk kunnen worden overdragen;] 3° […] Binnen elk van de in het vierde lid bedoelde groepen worden de verminderingen aangerekend in de hierna vermelde volgorde: 2
mijnwetboek.be Aanvulling BIBF
______________________________________________________________________ 1° de verminderingen die voor de belastingplichtige in aanmerking kunnen komen voor de omzetting in een belastingkrediet als bedoeld in [artikel 145/24, § 1, vijfde lid] […] van hetzelfde Wetboek; 2° de verminderingen die niet in aanmerking komen voor de in [artikel 145/24, § 1, tweede lid], van hetzelfde Wetboek bedoelde verhoging, noch voor de belastingplichtige in aanmerking kunnen komen voor de omzetting in een belastingkrediet als bedoeld in [artikel 145/24, § 1, vijfde lid] […], van hetzelfde Wetboek; 3° de verminderingen die in aanmerking komen voor de in [artikel 145/24, § 1, tweede lid], van hetzelfde Wetboek bedoelde verhoging. […] Gewijzigd door art. 4 KB 30.09.2014 (BS 09.10.2014); Inwerkingtreding: aanslagjaar 2015 Gewijzigd door art. 3 KB 30.09.2014 (BS 09.10.2014); Inwerkingtreding: aanslagjaar 2014 Gewijzigd door art. 2 KB 15.06.2012 (BS 02.07.2012) en van toepassing op de werken uitgevoerd vanaf 01.01.2011 (art. 11) Art. 63/11, § 2, tweede lid, tweede en vierde streepje en §3, derde, zesde en vierde lid (voorheen vijfde lid), is van toepassing met ingang van aanslagjaar 2012 (art. 3, KB 10.09.2010) BS 22.09.2010, erratum BS 04.10.2010 Art. 63/11, § 1, §2 en §3, vijfde lid, 1° en 2°, is van toepassing met ingang van aanslagjaar 2011 (art. 2, KB 10.09.2010) BS 22.09.2010, erratum BS 04.10.2010 [Uitgaven als bedoeld in artikel 63/11, § 1, van het KB/WIB 92 waarvoor op 22.09.2010 reeds een factuur of een bijlage bij een factuur is opgemaakt overeenkomstig de bepalingen van artikel 63/11, § 1, van het KB/WIB 92 zoals dit bestond vooraleer het door het KB 10.09.2010 werd gewijzigd, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden inzake de verplichte vermeldingen op de factuur of de bijlage ervan als vermeld in artikel 63/11, § 1, A, 4°, en B, 2°, van het KB/WIB 92.] Art. 63/11, § 1, 1°, lid 1, is van toepassing met ingang van 23.04.2010 (art. 5, KB 06.04.2010) BS 13.04.2010 Art. 63/11, § 3 is van toepassing met ingang van aanslagjaar 2010 (art. 1, KB 08.02.2010) BS 12.02.2010 Art. 63/11 is van toepassing met ingang van 13.02.2009 (art. 7, 1° en 2°, KB 27.01.2009) BS 03.02.2009 Art. 63/11 is van toepassing met ingang van het aanslagjaar 2005 (art. 1, KB 23.06.2004) BS 07.07.2004 Art. 63/11 is van toepassing met ingang van het aanslagjaar 2004 (art. 1, KB 20.12.2002) BS 28.12.2002 [Voor de aanslagjaren 2004 tot 2007 komen de lage temperatuurketels eveneens in aanmerking voor de vervanging van oude stookketels die is bedoeld in dit artikel, voor zover aan de andere voorwaarden van dit artikel is voldaan]
Onderafdeling I. […] (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 278)
Opgeheven door art. 8 KB 30.09.2014 (BS 09.10.2014); Inwerkingtreding: aanslagjaar 2015
Art. 120. […] Opgeheven door art. 8 KB 30.09.2014 (BS 09.10.2014); Inwerkingtreding: aanslagjaar 2015 Art. 123. [De roerende voorheffing], de fictieve roerende voorheffing en het forfaitaire gedeelte van buitenlandse belasting worden, in de mate bepaald in de artikelen 276 tot 294 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, met de personenbelasting, de vennootschapsbelasting of de belasting van niet-inwoners verrekend voor zover zij betrekking hebben op inkomsten die in de belastbare grondslag van die belastingen zijn opgenomen. Gewijzigd door art. 9 KB 30.09.2014 (BS 09.10.2014); van toepassing vanaf aanslagjaar 2015 Ingevoegd door art. 1, KB 27.08.1993 (BS 13.09.1993); van toepassing met ingang van aanslagjaar 1992 (art. 6 § 1) Art. 124. […] Opgeheven door art. 10 KB 30.09.2014 (BS 09.10.2014); van toepassing vanaf aanslagjaar 2015 Art. 125. [Het in artikel 290, eerste lid, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde deel van de belasting Staat dat evenredig betrekking heeft op de beroepsinkomsten, is gelijk aan de som van : 1° de belasting Staat die betrekking heeft op de overeenkomstig artikel 171 van het voormelde Wetboek afzonderlijk belaste nettoberoepsinkomsten, en 2° het produkt van : a) het bedrag van de belasting Staat dat betrekking heeft op het overeenkomstig artikel 130 van het voormelde Wetboek belaste belastbare inkomen, en b) een breuk waarvan de teller het bedrag is van de overeenkomstig het voormelde artikel 130 belaste nettoberoepsinkomsten en de noemer het totaal van de overeenkomstig datzelfde artikel belaste netto-inkomsten.] Vervangen door art. 11 KB 30.09.2014 (BS 09.10.2014); van toepassing vanaf aanslagjaar 2015 Art. 144/2. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder: 1° [het aandeel van een belastingplichtige in de ingekohierde aanslag : de personenbelasting op het belastbaar inkomen van de belastingplichtige zoals dit inkomen is bepaald in de ingekohierde aanslag, waarbij onder personenbelasting moet worden verstaan : - de totale belasting van de belastingplichtige, - verhoogd met de in de artikelen 145/7, § 2, 145/32, § 2, en 157 tot 168 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde vermeerderingen en verminderd met dein de artikelen 175 tot 177 van hetzelfde Wetboek vermelde bonificatie die bij hem werden toegepast; - verminderd met de op zijn naam gedane voorafbetalingen als bedoeld in de artikelen 157 tot 168 en 175 tot 177 van hetzelfde Wetboek, en met het forfaitaire gedeelte van de buitenlandse belasting, de voorheffingen, de 3
mijnwetboek.be Aanvulling BIBF
______________________________________________________________________ woonstaatheffing, de belastingkredieten bedoeld in de artikelen 134, §§ 3 en 4, 145/24, § 1, vijfde lid, 289bis, 289ter en 289ter/1, van hetzelfde Wetboek en de gewestelijke belastingkredieten waarop de hij recht heeft; - verhoogd met zijn aandeel in de belastingverhogingen vermeld in artikel 444 van hetzelfde Wetboek berekend overeenkomstig de bepaling onder 3° ; - verhoogd met de aanvullende belastingen vastgesteld overeenkomstig de artikelen 466 en 466bis van hetzelfde Wetboek; - en verhoogd met zijn aandeel in de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid berekend overeenkomstig de bepaling onder 4° en verminderd met de inhoudingen verricht overeenkomstig artikel 109 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen en het supplement bedoeld in artikel 125, 1°, van dezelfde wet, die werden verrekend;] 2° het aandeel van een belastingplichtige in de fictieve aanslag: de personenbelasting op het belastbaar inkomen van de belastingplichtige zoals dit inkomen is bepaald in de ingekohierde aanslag, vastgesteld overeenkomstig de bepaling onder 1°, maar met toepassing van een correctie vermeld in de artikelen 144/3, 144/4 of 144/5; 3° het aandeel van een belastingplichtige in de belastingverhogingen: de door beide belastingplichtigen samen verschuldigde verhogingen geprorateerd in functie van het aandeel van de belastingplichtige in het belastingverschil dat aan de berekeningsbasis ligt van de verhogingen; 4° het aandeel van een belastingplichtige in de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid: de door beide belastingplichtigen samen verschuldigde bijzondere bijdrage geprorateerd in functie van het aandeel van de belastingplichtige in het gezinsinkomen zoals gedefinieerd in artikel 107, 2°, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen. Gewijzigd door art. 12 KB 30.09.2014 (BS 09.10.2014); van toepassing vanaf aanslagjaar 2015 Gewijzigd door art. 1 KB 01.04.2014 (BS 14.04.2014) van toepassing vanaf aanslagjaar 2014 Gewijzigd door art. 14 KB 05.12.2011 (BS 12.12.2011) en in werking vanaf 22.12.2011 Art. 144/2, ingevoegd door art. 1, KB 22.12.2010 (BS 07.01.2011), met ingang van het aanslagjaar 2011 Art. 200. Het belastbare tijdperk valt samen met het jaar vóór dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, voor de toepassing: a) van de personenbelasting en van de belasting van nietinwoners die overeenkomstig de artikelen [243 tot 244], 245 en 248 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt gevestigd; b) van de vennootschapsbelasting en van de belasting van niet-inwoners die overeenkomstig de artikelen 233 en 248 van hetzelfde Wetboek wordt gevestigd, wanneer de betrokkenen niet of per kalenderjaar boekhouden; c) van de rechtspersonenbelasting en van de belasting van niet-inwoners die overeenkomstig de artikelen 234 en 248 van hetzelfde Wetboek wordt gevestigd.
Gewijzigd door art. 13 KB 30.09.2014 (BS 09.10.2014); van toepassing vanaf aanslagjaar 2015 Ingevoegd door art. 1, KB 27.08.1993 (BS 13.09.1993); van toepassing met ingang van aanslagjaar 1992 (art. 6 § 1)
Afdeling III. [Belastingvermindering voor interest] van hypothecaire leningen aangegaan voor het vernieuwen van een woning (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, [artikel 526, § 1, tweede lid], voor zover het artikel 115, 2°, b, van hetzelfde Wetboek zoals het bestond alvorens te zijn vervangen bij de wet van 27.12.2004, van toepassing maakt op bepaalde leningen) Gewijzigd door art. 14 KB 30.09.2014 (BS 09.10.2014); van toepassing vanaf aanslagjaar 2015 Art. 254. De dienstverrichtingen als bedoeld in artikel 115, 2°, b, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals het krachtens [artikel 526, § 1, tweede lid], van datzelfde Wetboek van toepassing blijft, zijn deze vermeld in rubriek XXXI van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven. Gewijzigd door art. 15 KB 30.09.2014 (BS 09.10.2014); van toepassing vanaf aanslagjaar 2015 Ingevoegd door art. 4, KB 10.06.2006 (BS 19.06.2006), met ingang van aanslagjaar 2006
Afdeling IV. [Toepassingsmodaliteiten voor de in een belastingvermindering omgevormde aftrek voor enige woning (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 539, § 1, tweede lid, voor zover het artikel 115, § 3, van hetzelfde Wetboek, zoals het bestond alvorens te zijn opgeheven bij de wet van 8 mei 2014, van toepassing maakt op bepaalde leningen en verzekeringscontracten)] Vervangen door art. 16 KB 30.09.2014 (BS 09.10.2014); van toepassing vanaf aanslagjaar 2015 Art. 255. [Wanneer een belastingplichtige de toepassing vraagt van de in een belastingvermindering omgevormde aftrek voor enige woning als bedoeld in artikel 104, 9°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zoals het krachtens artikel 539 van datzelfde Wetboek van toepassing is gebleven, voor interesten en betalingen voor de aflossing of wedersamenstelling van een hypothecaire lening alsmede de bijdragen van een aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood die de belastingplichtige tot uitvoering van een individueel gesloten levensverzekeringscontract definitief heeft betaald voor het vestigen van een rente of van een kapitaal bij leven of bij 4
mijnwetboek.be Aanvulling BIBF
______________________________________________________________________ WIJZIGINGEN VCF (VLAAMSE CODEX FISCALITEIT)
overlijden en dat uitsluitend dient voor het wedersamenstellen of het waarborgen van een hypothecaire lening, moeten ter staving van die vraag de volgende attesten die door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde worden vastgesteld en die worden uitgereikt door de instelling die de lening heeft toegestaan of door de verzekeraar bij wie het levensverzekeringscontract is gesloten, worden overgelegd: A. wat de interesten en de betalingen voor de aflossing of wedersamenstelling van de hypothecaire lening betreft: 1° een eenmalig basisattest waarin de instelling de gegevens meedeelt waaruit moet blijken dat het leningscontract in aanmerking kan komen voor de toepassing van artikel 104, 9°, van het vernoemde Wetboek zoals het krachtens artikel 539 van datzelfde Wetboek van toepassing blijft; 2° een jaarlijks betalingsattest waarin de instelling het bedrag van de door de belastingplichtige tijdens het belastbare tijdperk gedane betalingen meedeelt, alsmede de gegevens die noodzakelijk zijn om na te gaan of de voor de toepassing van artikel 104, 9°, van het vernoemde Wetboek, zoals het krachtens artikel 539 van datzelfde Wetboek van toepassing blijft, gestelde voorwaarden nog steeds zijn vervuld; B. wat de levensverzekeringspremies betreft : 1° een eenmalig basisattest waarin de verzekeraar de gegevens meedeelt waaruit moet blijken dat het levensverzekeringscontract in aanmerking kan komen voor de toepassing van artikel 104, 9°, van het vernoemde Wetboek zoals het krachtens artikel 539 van datzelfde Wetboek van toepassing blijft; 2° een jaarlijks betalingsattest waarin de verzekeraar het bedrag van de door de belastingplichtige tijdens het belastbare tijdperk gedane premiebetalingen meedeelt, alsmede de gegevens die noodzakelijk zijn om na te gaan of de voor de toepassing van artikel 104, 9°, van het vernoemde Wetboek, zoals het krachtens artikel 539 van datzelfde Wetboek van toepassing blijft, gestelde voorwaarden nog steeds zijn vervuld.] Vervangen door art. 16 KB 30.09.2014 (BS 09.10.2014); van toepassing vanaf aanslagjaar 2015
Art. 256. [Premies betreffende een contract met kosteloze of betalende deelneming in de winst, worden tot hun nominale bedrag in aanmerking genomen voor de in een belastingvermindering omgezette aftrek voor enige woning als bedoeld in artikel 104, 9°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zoals het krachtens artikel 539 van datzelfde Wetboek van toepassing blijft.] Vervangen door art. 16 KB 30.09.2014 (BS 09.10.2014); van toepassing vanaf aanslagjaar 2015
Bijlage IIbis. […] Opgeheven door art. 18 KB 30.09.2014 (BS 09.10.2014); van toepassing vanaf aanslagjaar 2015
Afdeling 4. Tarieven Art. 2.1.4.0.1. § 1. Het tarief van de onroerende voorheffing bedraagt 2,5%. § 2. [1 In afwijking van paragraaf 1 bedraagt het tarief 1,6% voor: 1° de eigendommen die als sociale woningen worden verhuurd en toebehoren aan Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn of aan door haar opgerichte verenigingen waarvan slechts één of meer Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn deel uitmaken; 2° de eigendommen die als sociale woningen worden verhuurd en toebehoren aan gemeenten; 3° de eigendommen die als sociale woningen worden verhuurd en toebehoren aan de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of aan de erkende sociale huisvestingsmaatschappijen, vermeld in artikel 40 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode; 4° de eigendommen die als sociale woningen worden verhuurd en toebehoren aan het Vlaams Woningfonds; 5° de eigendommen die als sociale woningen worden verhuurd en toebehoren aan een erkend sociaal verhuurkantoor; 6° de eigendommen die door een erkend sociaal verhuurkantoor worden gehuurd met toepassing van en in overeenstemming met de voorwaarden, vermeld in artikel 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012 houdende bepaling van de erkenningsen subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren; 7° de eigendommen die toebehoren aan rechtspersonen, erkend overeenkomstig artikel 7, tweede lid, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap en die gebruikt worden voor wooninfrastructuur voor personen met een handicap, vermeld in artikel 2, 2°, van hetzelfde decreet, die een duidelijk vastgestelde behoefte aan zorg en ondersteuning hebben. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de behoefte aan zorg en ondersteuning wordt vastgesteld. Het verlaagde tarief, vermeld in het eerste lid, is ook van toepassing op gelijkaardige onroerende goederen van gelijkaardige rechtspersonen die opgericht zijn volgens en onderworpen zijn aan de wetgeving van een staat van de Europese Economische Ruimte, en die bovendien hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte hebben. Het verlaagde tarief, vermeld in het eerste lid, 6°, wordt toegekend vanaf het aanslagjaar waarin uiterlijk op 31 maart aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie gemeld wordt dat de eigendom op 1 januari van het aanslagjaar gehuurd wordt door een erkend sociaal verhuurkantoor. De toekenning geldt tot het einde van de 5
mijnwetboek.be Aanvulling BIBF
______________________________________________________________________ huurovereenkomst. Elke vroegtijdige beëindiging van de huurovereenkomst moet uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op de beëindiging aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie gemeld worden. Het verlaagde tarief, vermeld in het eerste lid, 7°, wordt toegekend vanaf het aanslagjaar waarin uiterlijk op 31 maart aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie gemeld wordt dat een rechtspersoon erkend is overeenkomstig artikel 7, tweede lid, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. De toekenning geldt tot het einde van de erkenning. Elke beëindiging van een erkenning moet uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op de beëindiging aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie gemeld worden.]1 § 3. In afwijking van paragraaf 1 bedraagt het tarief voor materieel en outillage als vermeld in artikel 471, § 3, van het federale WIB 92, 2,5% vermenigvuldigd met de coëfficiënt, vermeld in het tweede lid. De toepassing van de coëfficiënt mag geen aanleiding geven tot een hoger tarief dan het tarief dat van toepassing is in het vorige aanslagjaar. De coëfficiënt wordt verkregen door het gemiddelde van de maandelijkse indexcijfers van het jaar 1996 te delen door het gemiddelde van de maandelijkse indexcijfers van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de inkomsten. Daarbij worden de volgende afrondingen toegepast: 1° het gemiddelde van de maandelijkse indexcijfers wordt afgerond op het hogere of lagere honderdste naargelang het cijfer van de duizendsten al of niet vijf bereikt; 2° de coëfficiënt wordt afgerond op het hogere of lagere tienduizendste naargelang het cijfer van de honderdduizendsten al of niet vijf bereikt; 3° na de toepassing van de coëfficiënt wordt het verkregen tariefbedrag afgerond op het hogere of lagere honderdste naargelang het cijfer van de duizendsten al of niet vijf bereikt. (1) DVR 20.12.2013, art. 3; Inwerkingtreding: 01.01.2014 Het tarief van materieel en outillage zoals bedoeld in § 3, eerste lid is vastgesteld op: - 1,77% voor aanslagjaar 2015 (Ber. (BS 05.03.2015)) - 1,78% voor aanslagjaar 2014 (Varia (BS 13.02.2014)) De coëfficiënt zoals bedoeld in § 3, is vastgesteld op: - 0,7085 voor aanslagjaar 2015 (Ber. (BS 05.03.2015)) - 0,7109 voor aanslagjaar 2014 (Varia (BS 13.02.2014))
6