Gemeente
NOORDWIJK Aan de leden van de raad van de gemeente Noordwijk
Noordwijk, 23 september 2014 Uw brief van Ons kenmerk Behandeld door Verzenddatum Onderwerp Bijlage
DV/APV Ing. A.C. Baljeu
2 3 SEP. tm stand van zaken europese aanbesteding parkeerbeheer Vonnis In kort geding
Geachte leden. Eind 2013 Is gestart met een Europese aanbestedingsprocedure betreffende het parkeerbeheer In Noordwijk. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in twee ontvangen inschrijvingen, namelijk van de huidige parkeerbeheerorganisatle P l en van nieuwkomer op de markt InPublic. Na toetsing van de inschrijvingen op kwaliteit en prijs is InPublic uit de bus gekomen als de "economisch meest voordelige inschrijver". Het college heeft dan ook op 11 maart 2014 het voornemen kenbaar gemaakt het werk aan InPublic te gunnen. P l was het daar niet mee eens en heeft begin mei 2014 een kort geding tegen de gemeente aangespannen. Een eerste zitting blj de voorzieningenrechter heeft plaatsgevonden op 16 mei 2014. De rechter heeft vervolgens besloten t o t een tweede zitting en wel op 8 september 2014. Uiteindelijk is op 22 september uitspraak gedaan. De uitspraak is als bijlage bij deze brief gevoegd en zal in het navolgende worden toegelicht. Vooropgesteld moet worden, dat het zeer uitzonderlijk is dat de behandeling van een kort geding (!) ruim 4 maanden vergt. Anders dan het bijgaande vonnis wellicht doet vermoeden is er sprake van zeer ingewikkelde materie. Alle drie betrokken partijen hebben topjuristen op aanbestedingsgebied ingezet. Er staat dan ook erg veel op het spel. Daarbij gaat het voor P l en InPublic zelfs veel verder dan alleen de opdracht van de gemeente Noordwijk! Hoewel de materie zoals gezegd ingewikkelder is dan men op het eerste gezicht zou denken is hierna de kern van de zaak beschreven, zonder al te diep in te gaan op alle juridische haken en ogen. Het is dus een sterk vereenvoudigde weergave. Voor een goed begrip van de zaak Is allereerst van belang te weten dat er twee soorten van parkeerhandhaving worden onderscheiden. 1) Bij controle op betaald parkeren wordt gecontroleerd of de parkeerder het verschuldigde parkeergeld heeft betaald. Er kan worden betaald door middel van het kopen van een parkeerkaartje of d o o r d e aanschaf van een parkeervergunning. De heffing van parkeergeld is een vorm van gemeentelijke belasting. Controle op naleving van de regels betreffende betaald parkeren wordt daarom vaak aangeduid als "fiscaal
Pagina 1 van 3
Voorstraat 42 2201 HW Noordwijk Postbus 298 2 2 0 0 A G Noordwijk T (071) 36 60 0 0 0 F (071) 36 20 021 E
[email protected] KvK 27363416 BTW N L 0 0 2 5 2 8 3 8 1 B 0 4 IBAN N L 4 4 B N G H 0 2 8 5 0 0 6 1 2 6 B I C BNGHNL2G
parkeertoezicht". Fiscaal toezicht wordt uitgevoerd door parkeercontroleurs die door de gemeente zijn aangesteld en ln feite belasting-medewerkers zijn. 2) Overtreding van parkeerregels uit de wegenverkeerswetgeving, bijvoorbeeld het op de stoep parkeren of het parkeren waar een parkeerverbod geldt, levert een strafbaar feit op waartegen opgetreden kan worden door de politie en door Buitengewone Opsporingsambtenaren (BOA's). Opgetreden wordt dan op grond van de Wet administratiefrechtelHke handhavinq verkeersvoorschriften (WAHV). Deze wet wordt in de volksmond meestal de Wet Mulder genoemd. De parkeerboetes worden Mulderbonnen genoemd. De meeste Noordwijkse parkeercontroleurs zijn tevens aangesteld als BOA en mogen dus ook Mulderbonnen uitschrijven. Blj de uitbesteding van het Noordwijkse parkeerbeheer is als uitgangspunt genomen dat (ook) de nieuwe parkeerbeheerorganisatie in staat moet zijn om zowel de fiscale parkeerhandhaving uit te voeren als de handhaving op grond van de WAHV. Zoals blj elke aanbesteding wil de gemeente als opdrachtgever zekerheid hebben dat een inschrijver in staat zal zijn het uit te besteden werk ook daadwerkelijk naar behoren uit te voeren. Om die reden worden er competentie-eisen gesteld. Onderdeel van die competentieeisen is, dat een inschrijver door middel van het overleggen van referenties aan moet tonen dat men ervaring heeft met de uitvoering van de gevraagde werkzaamheden. Als een inschrijver voor een bepaald onderdeel van de werkzaamheden gebruik wenst te maken van een onderaannemer, dan mag dat. In dat geval moet die onderaannemer beschikken over de benodigde referenties. In dit geval is aan alle inschrijvers gevraagd om met referenties aan te tonen dat men ervaring heeft met zowel het fiscaal toezicht als het toezicht op basis van de WAHV. De door P l en InPublic bij de inschrijving overgelegde referenties zijn beoordeeld en door de gemeente akkoord bevonden: op basis van de overgelegde referenties worden belde inschrijvers in staat geacht het werk naar behoren uit te kunnen voeren. Er was dus geen reden om één van beide inschrijvers op basis van gebleken incompetentie uit te sluiten. Vervolgens zijn beide inschrijvingen getoetst op kwaliteit en prijs en dat heeft uiteindelijk geleid tot het voornemen van het college om het werk te gunnen aan InPublic. Daarop heeft P l te kennen gegeven te betwijfelen of de gemeente de competentie-eisen en bijbehorende referenties wel goed beoordeeld had. Immers, zo stelde P l : InPublic is een nieuwkomer op de markt en voert nog voor geen enkele gemeente het parkeerbeheer uit. Dus ze kunnen in ieder geval niet zelf een referentie overleggen. En omdat er in Nederland maar enkele partijen zijn die zo'n grote klus aan kunnen, had P l het vermoeden dat InPublic een buitenlandse ondernemer als onderaannemer had Ingeschakeld. Als dat zo zou zijn (zo stelde P l ) zou ook dat buitenlandse bedrijf niet kunnen beschikken over een geldige referentie want er is door de gemeente gevraagd om een referentie waaruit blijkt dat men ervaring heeft met fiscale handhaving en met de controle op de WAHV. De WAHV Is een Nederlandse wet en er is op dit moment geen buitenlands parkeerbedrijf in Nederland werkzaam. Dus als het zo zou zijn dat InPublic gebruik maakt van een referentie van een buitenlands parkeerbedrijf, dan zou InPublic niet kunnen voldoen aan de competentie-eisen. P l verlangde daarom van de gemeente dat bekend werd gemaakt van welke onderaannemer InPublic gebruik wilde maken. Omdat het daarbij gaat om bedrijfsgevoelige informatie stond het de gemeente echter niet vrij om die informatie beschikbaar te stellen. Het verstrekken van die informatie is dan ook door de gemeente geweigerd. Daarop heeft P l een kort geding aangespannen om via die weg alsnog de gewenste informatie te verkrijgen. Na een eerste zitting heeft de Voorzieningenrechter P l zoverre in het gelijk gesteld, dat de gemeente in leder geval kenbaar moest maken of er Inderdaad sprake Is van een buitenlandse partner van InPublic. De naam van het bedrijf hoefde de gemeente niet aan P l bekend te maken, want dat viel inderdaad onder bedrijfsgevoelige informatie.
Pagina 2 van 3 DV/TAPV
Gemeente Noordwijk
Daarop heeft de gemeente aan Pl bevestigd dat InPublic gebruik wenst te maken van een Belgische onderaannemer. Vervolgens heeft Pl de rechter laten weten dat men het kort geding voort wenste te zetten omdat nu gesteld kon worden dat de gemeente ten onrechte akkoord is gegaan met de referenties van een Belgisch bedrijf. Dat Belgische bedrijf kan Immers geen ervaring hebben met de uitvoering van de WAHV (een Nederlandse wet). Door de gemeente is als verweer aangevoerd, dat de referentie-eis niet zo strikt gelezen moet worden: het gaat er vooral o m , dat de inschrijver aantoont ln staat te zijn om de handhaving op grond van de WAHV goed te kunnen organiseren. Het Belgische bedrijf dat door InPublic wordt ingeschakeld Is in België een grote organisatie met zeer ruime ervaring op het gebied van (het aansturen van) handhavingsorganisaties. InPublic moet dan ook, samen met de Belgische partner, prima in staat worden geacht om een handhavingsorganisatie aan te sturen. Voor de daadwerkelijke uitvoering van de WAHV-handhaving op straat vormt bovendien de wettelijke eis dat het werk moet worden gedaan door beëdigde BOA's reeds voldoende waarborg voor een goede taakuitvoering. Volgens de gemeente is de referentie van het Belgische bedrijf dus wel degelijk voldoende om de gemeente als opdrachtgever te overtuigen van de kennis en kunde van de inschrijver: InPublic wordt door de gemeente geacht in staat te zijn om het werk naar behoren uit te kunnen voeren. P l is echter van mening dat de referentie-eis strikt gelezen en uitgelegd moet worden. In de Uitnodiging tot Inschrijving is door de gemeente o.a. gesteld dat een inschrijver een referentie moet overleggen waaruit blijkt dat de inschrnver "invullinq heeft gegeven aan controle op de WAHV". Volgens P l kun je dan niet volstaan met ervaring die is opgedaan met de organisatie van handhaving van vergelijkbare (Belgische) wetten. Vervolgens Is e r e e n diepgaande juridische strijd gevoerd waarbij allerlei Europese regels aan de orde zijn gekomen. Het voert te ver om daar nu op In te gaan, maar alleen al uit het feit dat het kort geding (dat meestal binnen enkele weken een afronding kent) maar liefst ruim 4 maanden heeft geduurd mag worden afgeleid, dat vooral de toepassing en uitleg van Europese aanbestedingsregels flink wat voeten in de aarde heeft gehad. Bovendien kan uit die behandeltijd worden afgeleid, dat het hier niet gaat om een simpele, verwijtbare fout in de aanbestedingsdocumenten. Tot aan de uitspraak is het spannend geweest wat het vonnis in deze zou zijn. Zelfs de meest geroutineerde aanbestedingsjuristen konden de uitkomst niet voorspellen. Uiteindelijk heeft de Voorzieningenrechter overwogen, dat de aanbestedingsstukken duideliik, precies en ondubbelzinnig moeten zijn. Nu er verschil van Inzicht is tussen P l en de gemeente over hoe de referentie-eis moet worden geïnterpreteerd, is er blijkbaar sprake van strijdigheid met dat uitgangspunt. De aanbestedingsstukken zijn blijkbaar voor meerdere uitleg vatbaar en dat betekent dat niet elke mogelijke inschrijver de stukken op dezelfde wijze zal interpreteren en dat niet elke Inschrijver gelijke kansen heeft gekregen bij het inschrijven. De rechter oordeelt dat, gelet op het voorgaande, een heraanbesteding van de opdracht in de rede ligt. In ieder geval moet de nu lopende aanbestedingsprocedure worden gestaakt en gestaakt worden gehouden. De verdergaande consequenties van het vonnis zijn op dit moment nog niet goed te overzien. Uiteraard zal ik u op de hoogte houden van de ontwikkelingen. %. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Wethouder
Pagina 3 van 3 DV/TAPV
Gemeente Noordwijk
vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team Handel - voorzieningenrechter zaak- / rolnummer: C/09/462965 / K G Z A 14-382 Vonnis in kort geding van 22 september 2014 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid P l On Street B.V., gevestigd te Den Haag, eiseres, advocaat mr. S.G. Tichelaar te Rotterdam, tegen: de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Noordwijk, zetelend te Noordwijk, gedaagde, advocaat mr. S.C. Brackmann te Rotterdam, waarin is tussengekomen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Inpublic Ventures B.V., gevestigd te Den Haag, advocaat mr. L.C. van den Berg te Den Haag, Partijen zullen hiema worden aangeduid als ' P l ' , 'de Gemeente' en 'Inpublic'. 1.
De procedure
1.1,
Het verloop van de procedure biijkt uit: het tussenvonnis van 28 mei 2014; de brief van (de advocaat van) P l van 18 j u n i 2014, met bijlagen; de (voortgezette) mondelinge behandeling van 8 september 2014.
1.2.
Na afloop van de zitting van 8 september 2014 is een datum voor vonnis bepaald,
2.
De (verdere) beoordeling van het geschil
2.1. De voorzieningenrechter blijft bij hetgeen in het tussenvonnis van 28 mei 2014 is overwogen en beslist. In dat vonnis is - onder aanhouding van iedere verdere beslissing - de Gemeente verboden om de onderhavige opdracht aan Inpublic o f enig ander te gunnen totdat zij aan P l openheid heeft gegeven met betrekking tot de vraag hoe z i j de door Inpublic ingediende referentieprojecten heeft beoordeeld, onder de bepaling dat de Gemeente Pl die informatie binnen twee weken na het wijzen van het vonnis dient te verstrekken. Anders dan Inpublic en de Gemeente op de zitting van 8 september 2014 hebben betoogd, is in het tussenvonnis nog niet definitief beslist op enige vordering van P l . De voorzieningenrechter
tnnn/Tnnn(j9i
suxnas aaoH
YV.iT T n : T T
6Tnz
rsn/^z
C/09/462965 / K G Z A 14-382 22 september 2014
2
realiseert zich dat hetgeen in dat verband in het vonnis - onder 4.5 - is overwogen met betrekking tot de primaire en de subsidiaire vordering van P] enigszins duidelijker had kunnen worden geformuleerd, maar uit de gehele context van het vonnis - in het bijzonder hetgeen onder 4.6 wordt overwogen - volgt dat de voorzieningenrechter, al dan niet na een voortgezette behandeling, pas een definitieve beslissing zal nemen nadat de Gemeente heeft voldaan aan haar informatieplicht jegens P l , waartoe de Gemeente in het tussenvonnis is veroordeeld. Inpublic en de Gemeente hebben dat ook moeten (kunnen) begrijpen. Te meer, waar niet valt in te zien waarom de zaak nog zou (moeten) worden aangehouden na een definitieve beslissing ten aanzien van de primaire en subsidiaire vordering van P1. 2.2. Ter voldoening aan het vonnis heeft de Gemeente op 10 juni 2014 aan Pl medegedeeld dat Inpublic zich in het kader van de aanbesteding heeft beroepen op referenties die haar Belgische onderaannemer in België heeft uitgevoerd, alsmede dat zij (de Gemeente) die referentie heeft beoordeeld op de wijze zoals - onder 3.5 tot en met 3.18 - omschreven in haar pleitnota ten behoeve van de eerste zitting in de onderhavige procedure. Vervolgens heeft P l voorzetting van de (mondelinge) behandeling verzocht, welk verzoek is ingewilligd. 2.3. Gelet op het voorgaande zal thans definitief moeten worden beslist op de vorderingen van P l . 2.4. Ingevolge de Uitnodiging tot Inschrijving dient een inschrijver - met het oog op kerncompetentie I "Handhavingparkeren" - zijn bekwaamheid, dan wel die van een door hem in te schakelen derde (zoals een onderaannemer), aan te tonen door middel van een referentie waaruit blijkt dat h i j , althans de derde, "Op een naar tevredenheid yan de opdrachtgever wijze invulling heeft gegeven aan de fiscale parkeercontrole en controle op WAHV (Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften) op een gefiscaliseerd parkeerareaal van minimaal 2500parkeerplaatsen ". 2.5. Partijen verschillen van mening over de uitleg van die eis voor wat betreft het element "controle op WAHV". Volgens P1 moet dat onderdeel strikt worden uitgelegd, in die zin dat in het kader van de referentieopdracht uitsluitend c.q. daadwerkelijk controles op basis van de W A H V moeten hebben plaatsgevonden. De Gemeente en Inpublic bestrijden die lezing van P I . Z i j stellen zich - kort gezegd - op het standpunt dat uit de referentie enkel behoeft te blijken dat de inschrijver in organisatorisch opzicht bekwaam is om de opdracht uit te voeren, wat meebrengt dat de referentieopdracht niet daadwerkelijk onder de W A H V behoeft te zijn uitgevoerd, maar ook onder andere, buitenlandse, regelgeving kan zijn verricht 2.6. Ingevolge vaste jurisprudentie strekt het op het aanbestedingsrecht van toepassing zijnde beginsel van gelijke behandeling van de inschrijvers ertoe de ontwikkeling van een gezonde en daadwerkelijke mededinging tussen de aan de aanbestedingsprocedure voor èen overheidsopdracht deelnemende ondememingen te bevorderen, hetgeen vereist dat alle inschrijvers bij het opstellen van het in hun offertes gedane voorstel dezelfde kansen krijgen. Voor alle mededingers moeten dus dezelfde voorwaarden gelden. In samenhang daarmee strekt het transparantiebeginsel ertoe te waarborgen dat elk risico van favoritisme en willekeur door de aanbestedende dienst wordt uitgebannen, wat impliceert dat alle voorwaarden en modaliteiten van de gunningsprocedure in de aanbestedingsstukken worden geformuleerd op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze opdat, enerzijds, alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte kunnen begrijpen en deze op dezelfde manier interpreteren, en, anderzijds, de aanbestedende dienst in staat is om daadwerkelijk na te gaan of de offertes van de inschrijvers beantwoorden aan de criteria die op de betrokken opdracht van toepassing zijn. Een en ander brengt niet alleen
fooo/2000[a
XVd
T0:TT
Ï-TOZ
GQ/ZZ
C/09/462965 / K G Z A 14-3 82 22 september 2014
mee dat alle aanbieders gelijk worden behandeld, maar ook dat zij - mede met het oog op een goede controle achteraf - in gelijke mate een duidelijk inzicht moeten hebben in de voorwaarden waaronder de aanbesteding plaatsvindt, zoals de selectiecriteria. 2.7. Voorts is - eveneens op grond van vaste jurisprudentie - van belang daf bij de uitleg van een referentie-eis moet worden uitgegaan van de zogenaamde 'CAO-norm'. De bewoordingen van de eis, gelezen in het licht van de gehele tekst van de aanbestedingsstukken, zijn van doorslaggevende betekenis, waarbij het aankomt op de betekenis die - naar objectieve maatstaven - volgt uit de bewoordingen waarin die stukken zijn gesteld. 2.8. Uitgaande van het vorenstaande moet de zienswijze van Pl als juist worden beschouwd. De referentie-eis spreekt immers uitsluitend over controle in het kader van de W A H V . Dat de betreffende bekwaamheid ook kan worden aangetoond door middel van een referentie waarbij controles hebben plaatsgevonden uit hoofde van andere regelgeving (dan de W A H V ) valt uit de formulering/bewoordingen van de eis niet af te leiden, ook niet in samenhang met de bepaling in de Uitnodiging tot Inschrijving dat de Gemeente als minimale voorwaarde stelt dat de inschrijver heeft voldaan aan de opgelegde inputeisen en (eventueel) afgesproken outputeisen. Een behoorlijk geïnformeerd en normaal oplettend inschrijver hoeft dat in ieder geval niet te begrijpen. Een en ander klemt te meer nu de betreffende controles uitsluitend in het kader van de W A H V dienen plaats te vinden. Dat de W A H V voor het overige niet (expliciet) wordt vermeld in de aanbestedingsstukken doet aan het voorgaande niet af, gelet op de niet mis te verstane telcst van de referentie-eis, Teneinde het door haar beoogde doel - toetsing van de organisatorische bekwaamheid van een inschrijver - te bereiken, had de Gemeente de eis derhalve anders moeten formuleren. 2.9. Mede bezien in het licht van het voorgaande, strekt het te ver om - rekening houdend met de fundamentele beginselen van het Europese (aanbestedings)recht, waaronder met name ook het discriminatieverbod en het beginsel van wederzijdse erkenning - de referentieeis in de onderhavige procedure uit te leggen in de doorde Gemeente en Inpublic voorgestane zin. Te meer nu P I en andere potentiële (buitenlandse) inschrijvers, die de eis op de juiste wijze hebben uitgelegd en van inschrijving hebben afgezien, daardoor kunnen worden benadeeld. Daarmee zou het doel van het aanbestedingsrecht - een gezonde en daadwerkelijke mededinging - worden ondermijnd. 2.10. Vaststaat dat de Belgische onderaannemer, waarop Inpublic zich beroept, voor wat betreft de onderhavige referentie-eis geen controlewerkzaamheden heeft verricht in het kader van de W A H V . Dit brengt mee dat de Gemeente de inschrijving van Inpublic terzijde had moeten leggen, wat zij dus niet heeft gedaan. In die omstandigheid kan van een rechtmatige gunning aan Inpublic geen sprake zijn. 2.11. Het bovenstaande betekent echter niet dat de Gemeente de opdracht moet gunnen aan P l . Met de Gemeente en Inpublic moet namelijk worden geoordeeld dat de onderhavige referentie-eis, zoals thans geformuleerd, niet is toegestaan. Aangenomen moet worden dat buitenlandse partijen zich, als inschrijver dan wel als door deze in te schakelen derde, niet kunnen beroepen op een referentieopdracht waarbij controles in het kader van de W A H V zijn verricht. Het ligt immers niet voor de hand dat een buitenlandse partij Nederlandse verkeersvoorschriften controleert. Aan de stelling van P l dat dat anders ligt wordt voorbijgegaan wegens onvoldoende - nadere - onderbouwing. Er moet dan ook van worden uitgegaan dat de thans voorliggende referentie-eis buitenlandse partijen feitelijk uitsluit van inschrijving. Dat vormt een - ontoelaatbare - schending van de fundamentele Europese (aanbestedings)regels, in het bijzonder het discriminatieverbod en het beginsel van
ï-ooo/eoool^
SUTP93 q.ao>i
ÏYd
20:TT
n o z
6Q/ZZ
C/09/462965 / K G Z A 14-382 22 september 2014
4
wederzijdse erkenning. Marktpartijen uit de gehele Europese Unie moeten immers gelijke kansen hebben om aanspraak te maken op een overheidsopdracht. Dat hier sprake is van een situatie waarin voormelde regels terzijde kunnen worden gelegd ('rule o f reason-exceptie'), kan niet worden aangenomen na de gemotiveerde betwisting door de Gemeente van de stellingen van Pl dienaangaande. Bovendien betreft die terzijdelegging een discretionaire bevoegdheid van de Gemeente. Niet kan worden aangenomen dat zij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, dan wel willen maken. Gelet op een en ander en hetgeen hiervoor onder 2.9 is overwogen, kan de aanbestedingsprocedure, met de onderhavige ontoelaatbare eis, niet worden voortgezet (door gunning van de opdracht aan P I ) . 2.12. B i j de hiervoor geschetste stand van zaken ligt - voor zover de Gemeente de opdracht nog w i l uitzetten - heraanbesteding van de opdracht i n de rede, zoals ook door P l (in het kader van haar uiterst subsidiaire vordering) en Inpublic aangevoerd, 2.13. Op grond van al het bovenstaande zal worden beslist zoals hieronder in het dictum vermeld. Er bestaat geen aanleiding te veronderstellen dat de Gemeente die beslissing niet zal nakomen. In die omstandigheid zal aan de beslissing geen dwangsom worden verbonden. 2.14. Als de, grotendeels in het ongelijk gestelde partij(en) zullen de Gemeente en Inpublic worden veroordeeld in de proces- en nakosten. 3.
De beslissing
De voorzieningenrechter: verbiedt de Gemeente de opdracht te gunnen aan Inpublic dan wel enige andere en gebiedt haar de aanbestedingsprocedure te staken en gestaakt te houden, onder veroordeling van de Gemeente om over te gaan tot heraanbesteding van de opdracht, voor zover zij deze nog in de markt wenst te plaatsen; veroordeelt de Gemeente en Inpublic in de proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van Pl begroot op € 1.909,52, waarvan € 1.224,— aan salaris advocaat, 6 608,-- aan griffierecht en € 77,52 aan dagvaardingskosten; veroordeelt de Gemeente en Inpublic tevens in de nakosten van P l , forfaitair begroot op 6 I 3 1 , ~ aan salaris advocaat, te vermeerderen met 6 68,— aan salaris en met de explootkosten gemaakt voor de betekening van dit vonnis indien tot betekening wordt overgegaan; verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer o f anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2014. jvl
t'OOO/ï'OOOl^
sufpoa q.ao>t