Beleidsplan passend onderwijs op de Meergronden (2014/15-2017/18) Hoofdstukken 1. Algemeen A. Noodzaak en aanleiding voor het beleidsplan Overheid Wet Passend Onderwijs Transitie van de Jeugdzorg B.Doelen van de overheid Zorgplicht Basisondersteuning: begeleiding op elke school Veranderingen in visie op ondersteuning en de taak van de school 2. Wat betekent dit voor De Meergronden A. Het ondersteuningsprofiel B. De basisondersteuning staat centraal De professionele houding van de docent Het pedagogisch klimaat Samenwerking in het team C. Instrumenten Van der Griftlijst HGW model D. Beantwoording van de extra ondersteuningsbehoefte Aanmelding van leerlingen met een ondersteuningsvraag vanuit het basisonderwijs Ondersteuning door leerlingbegeleiders Het Zorg Advies Team (ZAT) Het Zorglokaal binnen passend onderwijs Het OntwikkelingsPerspectiefPlan (OPP) De Zorgcoördinator De Orthopedagoog E. Wanneer het ondersteuningsaanbod de ondersteuningsbehoefte niet kan beantwoorden Toeleidingsroute 3. Scholings en activiteitenplan A. Verbeteren basisondersteuning B. Aanmelding van leerlingen met een ondersteuningsvraag C. OPP maken D. Werking ZAT E. Studiedagen
1
Voorwoord Dit is het beleidsplan passend onderwijs. Dit beleidsplan is geschreven voor de docenten en begeleiders op De Meergronden. Samen gaan we passend onderwijs binnen de Meergronden realiseren. Dit beleidsplan is een eerste stap hierin. De bedoeling van het beleidsplan is duidelijkheid creëren over de ontwikkeling van passend onderwijs en hoe we dit binnen de school vorm gaan geven. Voor vragen over het beleidsplan en de voortgang hiervan kunt u terecht bij Leon Brehm, zorgcoördinator.
2
Afkortingen: BJZ: Bureau Jeugdzorg BRON: Basisregister onderwijs GGD: Gemeentelijke gezondheidsdienst HGW: Handelingsgericht werken LWOO: Leerwegondersteunend onderwijs OPP: Ontwikkelingsperspectief plan SO: Speciaal onderwijs SWV: Samenwerkingsverband TLV: Toelaatbaarheidverklaring VSO: Voortgezet speciaal onderwijs ZAT: Zorg advies team
3
1. Algemeen A. Noodzaak en aanleiding voor het beleidsplan. Overheid. De aanleiding voor dit beleidsplan is de wet passend onderwijs. De wet Passend onderwijs is in augustus 2014 in werking getreden. De belangrijkste redenen om deze wet in te voeren, zijn: het aantal leerlingen met een leerling gebonden financiering (rugzakje) heeft de afgelopen jaren een groei doorgemaakt die niet meer te bekostigen was. Teveel leerlingen gingen naar het (duurdere) speciaal onderwijs. Er was een open financiering. Het was niet verplicht om te evalueren wat de opbrengst was van de rugzak of de plaatsing op het speciaal onderwijs. Het systeem was te bureaucratisch, de wachtlijsten waren te lang en de positie van ouders was onduidelijk. De wet passend onderwijs. In de wet zijn de volgende zaken vastgelegd: Bestuurlijk niveau: De besturen in het regulier en speciaal onderwijs krijgen samen de verantwoordelijkheid om voor alle leerlingen (ook de leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben) een passend onderwijsaanbod te bieden. Deze samenwerking is onderdeel van de zorgplicht. De samenwerkingsverbanden moeten zorgen voor een dekkend aanbod van ondersteuning met voldoende capaciteit om op die manier tegemoet te komen aan de uiteenlopende onderwijsbehoeften van leerlingen. De rol van het samenwerkingsverband(swv): Binnen het swv moet passend onderwijs gerealiseerd worden voor (bijna) iedere leerling. Het swv krijgt gelden voor de ondersteuning. Ieder swv krijgt geld naar ratio van het aantal leerlingen. De gelden worden beheerd door het swv. De samenwerkingsverbanden gaan de ondersteuningskosten betalen voor leerlingen in het (voorgezet) speciaal onderwijs((v)so). Plaatsing in het (v)so is pas mogelijk nadat het swv hiermee instemt. Bepalen en betalen liggen hiermee in één hand. De transitie van de jeugdzorg. Parallel aan de invoering van passend onderwijs loopt de transitie van de jeugdzorg. In januari 2015 trad de jeugdwet in werking, waarin staat dat de hele jeugdzorg onder verantwoordelijkheid van de gemeente valt. Dit gaat gepaard met een inhoudelijke verandering. Voorzieningen en hulpverleners moeten zich namelijk meer gaan richten op de versterking van de eigen kracht van kinderen, jongeren en opvoeders. In Almere zijn 16 wijkteams geformeerd. Hulpverlening en jeugdzorg worden vanuit het wijkteam georganiseerd. B. Doelen van de overheid. Met de invoering van passend onderwijs wil de overheid bereiken dat: 4
-
Alle kinderen een passende plek in het onderwijs krijgen. Als het kan gaat het kind naar een reguliere school. Als dat niet kan, wordt een plek gerealiseerd binnen het speciaal onderwijs. Scholen meer mogelijkheden krijgen voor ondersteuning op maat. De mogelijkheden en de onderwijsbehoefte van kind bepalend zijn, niet de beperkingen. Kinderen niet meer langdurig thuis komen te zitten.
Zorgplicht:
Sinds 1 augustus 2014 hebben scholen een zorgplicht om elk kind een goede onderwijsplek te bieden. Het doel is zo veel mogelijk kinderen dicht bij huis onderwijs te laten volgen, dat is afgestemd op zijn/haar mogelijkheden en behoeften. Wie regulier onderwijs kan volgen, moet regulier onderwijs krijgen. Als het nodig is kunnen kinderen naar het speciaal onderwijs. De ontwikkeling van het kind en de ondersteuning die het daarbij nodig heeft, is zowel in het regulier als in het speciaal onderwijs het uitgangspunt. In het beleidsplan staat dit verder uitgewerkt. Met de zorgplicht wil de overheid voorkomen dat kinderen thuis komen te zitten, omdat er geen passend onderwijsaanbod voor ze is. Concreet betekent dit dat zodra een kind zich aanmeldt, de school verantwoordelijk is voor de onderwijsplek van het kind. De school moet het kind plaatsen of een andere geschikte plek zoeken.
Basisondersteuning: begeleiding op elke school.
Iedere school moet in ieder geval de basisondersteuning bieden. De basisondersteuning heeft elke school omschreven in het ondersteuningsprofiel. Het gaat bijvoorbeeld om hulp voor leerlingen met dyslexie, aanpak (ter voorkoming van) gedragsproblemen en extra begeleiding aan leerlingen die dit nodig hebben. De kwaliteit moet voldoen aan de normen van de onderwijsinspectie. Het ondersteuningsprofiel is leidend binnen het swv indien de vraag speelt of de school de juiste ondersteuning biedt en waar de grens ligt van de ondersteuningsmogelijkheden van de school.
Veranderingen in de visie op zorgleerlingen en de taak van de school.
De visie op leerlingen met een ondersteuningsbehoefte is in het gehele onderwijs aan het veranderen, zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet onderwijs. Onderwijs en ondersteuning wordt voor een groter deel uitgevoerd door de docent voor de klas. “De klas is de plek waar passend onderwijs slaagt of faalt”, is de gedachte. Uitgangspunt is dat leerlingen binnen het reguliere onderwijs voldoende ondersteuning moeten krijgen om succesvol te zijn op school. 5
Leerlingen moeten in de reguliere klassen een passend onderwijsaanbod krijgen. De mogelijkheden om kinderen door te verwijzen naar andere vormen van onderwijs of opvang zijn veel geringer geworden. De klas is de plek waar passend onderwijs wordt uitgevoerd. Er komt dus meer bij de docent te liggen. Voor docenten betekent het dat er heldere eisen gesteld worden op het gebied van: het pedagogisch klimaat, omgaan met verschillen en opbrengstgericht werken. Als leerlingen meer ondersteuning nodig hebben dan vanuit de basisondersteuning geboden kan worden, zal extra hulp ingezet worden. Dit zal zoveel mogelijk binnen de klas plaatsvinden. Hierin moeten docenten gesteund worden door de mensen in school met een extra taak op het gebied van ondersteuning van de docenten. Daarnaast moeten ze zich gesteund voelen door heldere procedures en afspraken en scholing daar waar nodig.
2. Wat betekent dit voor De Meergronden? Door veranderingen vanuit de overheid (visie, organisatie, geld) is de visie binnen het swv en op school mee aan het veranderen. Hieruit vloeien doelen voort voor de komende jaren ten aanzien van passend onderwijs op de Meergronden. A. Het ondersteuningsprofiel. De visie van de Meergronden op het gebied van zorgleerlingen is beschreven in het ondersteuningsprofiel. Het ondersteuningsprofiel is te vinden op de website van de Meergronden. Hierin staat op welke uitgangspunten onze ondersteuning is gebaseerd. De visie op zorg zoals beschreven in het ondersteuningsprofiel, ons zorgaanbod: B. De basisondersteuning staat centraal. Binnen de school is merkbaar dat docenten meer druk ervaren omdat er een groter beroep wordt gedaan op hun pedagogische, didactische en contactvaardigheden. Per docent verschilt de mate waarin verdere ontwikkeling op deze aspecten gewenst is: dit maakt dat ook voor de ontwikkeling van docenten veel maatwerk nodig is. De professionele houding van de docent. Bij passend onderwijs wordt het kind niet meer als geval met een medisch label (ADHD, autisme, enz.)gezien. Het kind wordt gezien in een context met een klas, klasgenoten, docenten en ouders. Hierop reageert het kind. De kenmerken en het gedrag van het kind zijn afhankelijk van bovenstaande invloeden dus ook van het gedrag van de docent. Dit vraagt een andere houding van docenten, namelijk van de vraag ‘wat heeft dit kind’ naar de vraag’ wat heeft dit kind nodig’ en wat heb ík 6
nodig om dit te kunnen geven. Dit vraagt van docenten openheid, reflectie en kennis van ondersteuningsvragen van kinderen.
Het pedagogische klimaat.
Kinderen hebben er baat bij wanneer de verschillende docenten dezelfde uitgangspunten hanteren. Overeenkomst over afspraken en regels in de klas en in de hele school, geven rust en duidelijkheid aan leerlingen. Docenten moeten elkaar hierin ondersteunen en aangesproken kunnen worden op het pedagogisch klimaat in hun klas en wat de effecten hiervan zijn voor de leerlingen in de klas. Naast ondersteuning vanuit andere docenten kunnen de docenten ook ondersteuning krijgen vanuit het ondersteuningsteam van de Meergronden zoals het Zorglokaal en de leerling-begeleidster Passend Onderwijs Almere.
Samenwerking in het team. Bovenstaande veranderingen kunnen alleen bereikt worden door een goede onderlinge samenwerking en ondersteuning door docenten uit het hele team. Heldere afspraken die door iedereen worden nagekomen, maken dat docenten zich gesteund voelen. Reflecteren en met elkaar werken aan het nakomen van afspraken is belangrijk. Zeker bij leerlingen die gedragsproblemen vertonen is het van belang dat er heldere afspraken zijn en die overal, dus bij elke docent, hetzelfde zijn. C. Instrumenten. Om de doelen ten aanzien van docenten te bereiken is het de bedoeling dat er in de toekomst wordt gewerkt met: De Van der Grift lijst. De van der Grift lijst beschrijft de competenties van docenten en maakt inzichtelijk waar een docent op de lijst zit. Hierin worden de hogere docentvaardigheden aangeboord. De punten 1 t/m 15 moet iedereen beheersen. Dit waarborgt een pedagogisch klimaat, waarbij leerlingen tot leren kunnen komen Het HGW model. Werken met het HGW (handelings gericht werken) model is verplicht in het basisonderwijs in Almere. Het HGW model voor het voortgezet onderwijs biedt goede mogelijkheden om de onderwijskwaliteit te verbeteren en de opbrengst te optimaliseren. HGW geeft inzicht in klassenmanagement om alle kinderen te 7
kunnen bedienen. Middels dit model kan gekeken worden waar de mogelijkheden zitten binnen een klas, bij een leerling en hoe dit praktisch verbeterd kan worden. Het is de bedoeling dat leerlingbegeleiders kunnen werken met het HGW model. D. Beantwoording van de extra ondersteuningsbehoefte. Als blijkt dat de basisondersteuning in de klas niet voldoende is, zal er helderheid moeten zijn wat binnen de school aan extra hulp gegeven kan worden. Die mogelijkheden en de benodigde stappen worden hieronder beschreven. Aanmeldingen voor het nieuwe schooljaar: Binnen enkele jaren komen er geen leerlingen met een rugzakfinanciering meer op school. De LWOO beschikkingen worden ook afgeschaft. De leerlingen met een dergelijke ondersteuningsvraag zullen wel blijven komen. Hieronder wordt de route beschreven hoe om te gaan met een nieuwe aanmelding eerste klas voor het nieuwe schooljaar: Een leerling met een ondersteuningsvraag meldt zich aan. Door de orthopedagoog wordt informatie van de basisschool opgevraagd. De ondersteuningsbehoefte wordt met ouders, kind en school in kaart gebracht. Er wordt gekeken welke ondersteuning vanuit de school het beste kan worden ingezet en dit wordt met behulp van een OPP in kaart gebracht, ingezet en later geëvalueerd. De leerling-coördinator is bij dit proces betrokken en eventueel de zorgcoördinator wanneer het complexe problematiek betreft. De informatie wordt verwerkt door de orthopedagoog. Deze informatie wordt in SOM gezet, zodat elke docent op de hoogte is. Als blijkt dat de ondersteuningsvraag de mogelijkheden van de school overstijgt, organiseert de zorgcoördinator een toelaatbaarheidoverleg. In dit overleg wordt door ouders, leerling en de orthopedagoog uitgelegd wat de ondersteuningsbehoefte is, wat de school gedaan heeft om aan deze ondersteuningsbehoefte te voldoen en waarom de school hier niet aan heeft kunnen voldoen. De tweede deskundige vanuit Passend Onderwijs Almere beoordeelt of de ondersteuningsbehoefte van de leerling buiten het ondersteuningsprofiel van de school valt. Daarnaast zit bij het overleg een afgevaardigde van de school waarvan wordt gedacht dat het een passend ondersteuningsprofiel heeft. Tijdens het toelaatbaarheidsoverleg wordt besloten of de toelaatbaarheidverklaring voor de vorm van speciaal onderwijs waaraan wordt gedacht, ook daadwerkelijk wordt afgegeven, of dat de Meergronden zich opnieuw en meer moet gaan inzetten om aan de ondersteuningsbehoefte van de desbetreffende leerling te voldoen. Ondersteuning door de leerlingbegeleiders. 8
Leerlingbegeleiders werken zoveel mogelijk samen met docenten in de klas. Zij zien de context van de klas en de situatie waarin een kind bepaald gedrag vertoont en meer of minder tot leren komt. Binnen de klassensituatie worden leerlingen met een ondersteuningsvraag geholpen, zowel op didactisch als op gedragsniveau. De leerlingbegeleiders hebben een coachende rol t.o.v. de docenten. Zij kunnen advies geven om de kwaliteit van het pedagogisch klimaat te verhogen. Het Zorg Advies Team. Leerling met ondersteuningsvragen worden besproken in het ZAT. De leerlingcoördinator brengt de leerling in. Het doel is om advies te krijgen over de begeleiding van de betreffende leerling om ervoor te zorgen dat het kind op school goed kan functioneren. Het ZAT komt om de week bij elkaar, waarbij er afwisselend intern en extern ZAT is. In het intern ZAT zitten medewerkers van school, te weten: de orthopedagoog, de zorgcoördinator, een Zorglokaal docent en de leerling-coördinator die de leerlingen inbrengt. Daarnaast zit de maatschappelijk werkster bij het interne ZAT. Voor dit overleg is geen toestemming van de ouders verplicht. Doel is om laagdrempelig, praktisch, snel en doelgericht te kunnen werken. In het extern ZAT zijn vanuit school de orthopedagoog, zorgcoördinator het Zorglokaal en de leerling-coördinator die de leerlingen inbrengt, aanwezig. De aanwezige externe partners zijn: Samen veilig Flevoland (vroeger BJZ), Leerplicht, de GGD en Fornhese vertegenwoordigd. Deze externe partners kunnen vanuit hun expertise en positie verdere hulp realiseren. Voor bespreking in het externe Zat is toestemming van de ouders verplicht. We streven ernaar dat leerlingen eerst intern zijn besproken voordat ze in het externe ZAT worden besproken om zo tot effectievere overleggen te komen met zowel onze interne mensen als externe partners.
Het Zorglokaal binnen passend onderwijs: ZAT ↓ Zorglokaal Ambulant
Gedeeltelijk
Geheel
De doorstroom naar het Zorglokaal start vanaf het ZAT. Ambulante begeleiding: 9
Intake Zorglokaal. De leerling blijft alle lessen met zijn/haar klas volgen. De mogelijkheid tot ambulant begeleiden is aanwezig. Dit betreft leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, maar plaatsing in het Zorglokaal een te zwaar middel is. Afhankelijk van de bezetting en het aantal leerlingen in het Zorglokaal wordt gekeken hoeveel leerlingen ambulant kunnen worden begeleid. Het ambulant begeleiden bestaat uit wekelijkse begeleidingsgesprekken, observatie in de les, nabespreking met docent en leerling en eventueel een logboekje. Het opstarten in het Zorglokaal en daarna reguliere lessen volgen is ook een mogelijkheid. Tijdens deze reguliere lessen wordt niet alleen de leerling ondersteund maar ook de docent. Deze krijgt handvaten aangereikt voor de omgang met de leerling. Met deze begeleiding zorgen we er voor dat de relatie tussen docent en leerling weer een goede fundering krijgt en geven we die een positieve richting. Gedeeltelijke plaatsing in het Zorglokaal: Intake Zorglokaal. De leerling blijft bepaalde lessen met zijn/haar eigen klas volgen. De overige lessen zit de leerling in het Zorglokaal. De leerlingen volgen de reguliere lessen waar het goed gaat. De lessen waar zij didactisch of op gedrag negatief opvallen, volgen zij in het Zorglokaal. Dit geldt ook voor brugklassers. Dit wordt gedaan in overleg met mentor en desbetreffende docent. Volledige plaatsing in het Zorglokaal: Intake Zorglokaal. Eerste 3 weken volledig in het Zorglokaal. Hierna krijgen de leerlingen eerst de pauzes terug. Afhankelijk van de (gedrags)ontwikkeling vindt de terugplaatsing naar de reguliere lessen plaats. Om goed gedrag te stimuleren maar ook om niet te veel te ontvreemden van de reguliere klas/les wordt in vrijwel alle gevallen gekozen voor minstens één reguliere les terug na 4/5 weken.
Criteria; Het lukt de leerling niet om de aanwijzingen van de docent te volgen of om mee te draaien in de groep. Dit resulteert in een verstoorde relatie met de docent en/of verstoorde contacten met de medeleerlingen. De problematiek is van zo’n ernstige mate dat de ontwikkeling (zowel didactische als sociaal/emotionele) in gevaar dreigt te komen/lijkt te stagneren. Achterliggende problematiek kan zijn: Gedragsproblemen en/of sociaal emotionele problemen. Als de problematiek voor het begin van het traject al duidelijk is en ook duidelijk is dat het Zorglokaal deze niet kan verhelpen (bijv. een depressie) dan is het 10
niet verstandig een traject bij het Zorglokaal te starten gezien het doel, terugstroming naar regulier onderwijs, niet haalbaar is maar het Zorglokaal dan meer fungeert als een soort wachtstation. Er bestaat echter een uitzonderingssituatie. Het kan zijn dat er voor leerlingen die in afwachting van plaatsing op een andere school toch nog een onderwijsplek nodig is op de Meergronden. Wanneer de mogelijkheid om deze leerlingen de reguliere lessen te laten volgen niet aanwezig is, dan kan voor een tijdelijke plaatsing in het Zorglokaal worden gekozen. Dit gebeurt in overleg met afdelingsleider, zorgcoördinator en het Zorglokaal. Extra overleg kan plaatsvinden met leerlingcoördinator en/of orthopedagoog. Een diagnose is geen criterium. Dit mag aan- of afwezig zijn. Het belangrijkste is dat er een ontwikkelingsperspectief in zit. Dit wil zeggen dat terugplaatsing in het reguliere onderwijs voorop staat en mogelijk is. Leerlingen die niet meer functioneren in het reguliere onderwijs en dus elders onderwijs zullen moeten volgen kunnen geen begeleiding krijgen van het Zorglokaal. Dit omdat het doel voor deze leerling niet overeenkomt met het doel van het Zorglokaal. Het Zorglokaal wil de verantwoordelijkheid voor deze leerlingen volledig op zich nemen. Wanneer er andere begeleiders bij betrokken zijn, neemt het Zorglokaal het grootste gedeelte van de begeleiding over. Zij leggen de externe contacten en begeleiden de totale zorg. Belangrijke ontwikkeling worden terug gekoppeld in het ZAT of bij de leerling-coördinator en zorgcoördinator koppelen belangrijke ontwikkelingen altijd terug in het ZAT, of bij mentoren/zorgcoördinator. Van belang is verder dat het contact met ‘’school’’ blijft. Hiermee wordt bedoeld dat voor de leerlingen duidelijk is waar ze weer terug naar toe stromen en het contact tijdens de periode in het Zorglokaal niet verwatert. De leerlingen van het Zorglokaal worden één keer per twee weken besproken met de zorgcoördinator. Mentoren zouden bijvoorbeeld één keer per twee weken langs kunnen komen om te kijken hoe het gaat op zowel sociaal/emotioneel gebied maar ook zeker op didactisch gebied. Aan de hand van het overleg met de zorgcoördinator wordt er teruggekoppeld naar mentor en/of leerling-coördinator en/of wellicht afdelingsleider. Het herstellen of opvoeren van het contact met school gebeurt door begeleiding de reguliere les in. Dit wordt gedaan met behulp van: o Logboek. o Observaties (leerling, docent, interactie, groepsdynamiek, etc.).Dit kan op ieder moment gebeuren. Vaak zal dit aan het begin van een les zijn, maar dit wordt niet elke keer een week van tevoren aangekondigd. Deze flexibiliteit hebben we nodig om ons zo goed mogelijk te kunnen inzetten. o Begeleiding leerling, niet alleen de introductie dat de leerling weer terugkomt in de klas, maar ook bespreking met zowel docent als leerling, na de les. Docenten begeleiden met de aanpak van het Zorglokaalleerlingen.
11
Het OntwikkelingsPerspectiefPlan. De wetgeving passend onderwijs stelt dat scholen het ontwikkelingsperspectief (de uitstroom) voor leerlingen die extra ondersteuningsmiddelen ontvangen individueel moet vastleggen. Het OPP is een verplichting vanuit de overheid. Kenmerken van het OPP zijn: meer aandacht voor de context waar de leerling zich in bevindt op school, zowel de positieve als negatieve aspecten belichten en opbrengstgericht geformuleerd. In het OPP wordt een beeld geschetst van de leerling, eerdere hulp binnen en buiten school, belemmerende factoren, stimulerende factoren en zijn of haar ondersteuningsbehoefte. Aan de hand van dat beeld worden doelen opgesteld, wordt er een uitstroomperspectief gesteld en wordt bepaald hoe wij als school de leerling kunnen ondersteunen bij het behalen van de gestelde doelen. Werken met het OPP betekent dat je als school zorgt dat je ondersteuning aansluit bij de mogelijkheden van de leerling, in relatie tot het gestelde uitstroomperspectief. Het gaat hierbij om doelen gesteld aan: de leerling, de docent, de klas, de ouders, eventuele anderen. De kernvragen van een OPP zijn: - Wat heeft deze leerling nodig? - Wat heeft deze klas nodig? - Wat hebben de docenten van deze leerling/klas nodig? - Wat heeft de school nodig? - Wat hebben de ouders nodig? Het OPP wordt altijd ingevuld door de mentor, deze kent de leerling het best. Vanuit het Zorglokaal, de leerling-coördinatoren of de leerling-begeleidster Passend Onderwijs Almere is er altijd begeleiding beschikbaar voor het invullen van het OPP. Mocht het zo zijn dat er geen mentor is (nieuwe aanmeldingen) of de mentor niet in staat is het OPP in te vullen dan zal dit worden gedaan door de desbetreffende leerling-coördinator en de orthopedagoog. Hierbij kunnen de leerling-begeleidster Passend Onderwijs Almere of het Zorglokaal een begeleidende rol spelen. Zorgcoördinator De zorgcoördinator is mede verantwoordelijk voor het op niveau brengen en/of houden van de kwaliteit van de basisondersteuning. Met de komst van passend onderwijs zal de basisondersteuning moeten worden uitgebreid en de zorgcoördinator is mede verantwoordelijk voor de ontwikkeling hiervan. Daarnaast is de zorgcoördinator vanzelfsprekend mede verantwoordelijk voor het coördineren van de geboden ondersteuning door het ondersteuningsteam binnen de Meergronden. Dit krijgt op beleidsniveau vorm door het schrijven van het beleidsplan en het ondersteuningsprofiel. 12
In de uitvoering hiervan ziet de zorgcoördinator er op toe dat niet alleen de basisondersteuning wordt verbreed maar zorgt dat de ondersteuning zoals beschreven in het beleidsplan en ondersteuningsprofiel ook wordt geboden volgens deze voorschriften. De Zorgcoördinator is het aanspreekpunt voor zowel interne medewerkers die vragen hebben over leerlingen met een ondersteuningsbehoefte, als ook voor externen die vragen hebben met betrekking tot ondersteuning binnen school. Indien de geboden ondersteuning niet voldoende is, dan draagt de zorgcoördinator zorg voor de correcte uitvoering van doorverwijzing naar een andere vorm van onderwijs. Het mandaat ligt niet bij de zorgcoördinator maar bij de portefeuillehouder ondersteuning. De Orthopedagoog De orthopedagoog draagt zorg voor de ondersteuning van de leerlingen binnen de school. Zij brengt de ondersteuningsbehoefte van individuele leerlingen in kaart op basis van de informatie van de leerling, de ouders, de school van herkomst en de huidige school. Samen met de leerlingbegeleiders wordt het ondersteuningsaanbod gerealiseerd. Indien gewenst wordt individueel onderzoek gedaan bij leerlingen. De orthopedagoog maakt deel uit van de commissie, waarin alle v.o. scholen zijn vertegenwoordigd. De taak van de commissie is de overgang po-vo voor zorgleerlingen zo soepel en efficiënt mogelijk te laten verlopen.
E. Wanneer het ondersteuningsaanbod de ondersteuningsbehoefte niet kan beantwoorden. Mocht blijken dat de school ondanks extra hulp geen passend antwoord heeft op de ondersteuningsbehoefte van de leerling, dan volgt een route om de leerling te verwijzen naar een andere vorm van onderwijs. De toeleiding naar andere vormen van onderwijs geldt voor leerlingen waarbij hun ondersteuningsvraag het aanbod en de mogelijkheden van school overstijgt. De mogelijkheden van de school zijn vastgelegd in het ondersteuningsprofiel. De Meergronden is nog meer dan voorheen genoodzaakt om in bredere verbanden samen te werken met andere scholen en ketenpartners. Dit moet georganiseerd en gestroomlijnd worden. Iedere school heeft een zorgplicht: de verplichting om een leerling die zich heeft aangemeld een onderwijsplek te bieden en eventueel met deze leerling en ouders naar een andere onderwijsplek te zoeken. - De leerling heeft een ondersteuningvraag. De vraag wordt in kaart gebracht in een OPP. - Er wordt gewerkt op alle niveaus aan de doelen die beschreven zijn in het OPP - Uit de (verplichte) evaluaties blijkt dat de doelen niet gehaald worden 13
-
-
Er wordt een toelaatbaarheidverklaring (TLV)aangevraagd door de zorgcoördinator en formulieren worden ingevuld door begeleiders van het Zorglokaal, de leerling-coördinator of de leerling-begeleidster vanuit Passend Onderwijs Almere. De documenten worden verzameld en toegestuurd aan Passend Onderwijs Almere. De zorgcoördinator organiseert een toelaatbaarheidoverleg. De werking van dat overleg is eerder beschreven.
3.Scholings en activiteitenplan Hieronder wordt beschreven waar we over 4 jaar moeten of willen staan en wat hiervoor nodig is. Dit zijn praktische doelen, kernwaarden die we willen hebben en uitgangspunten waaraan we dan willen voldoen. 1. De basisondersteuning in de klas is uitgebreid. Uitgangspunt bij passend onderwijs is dat de basisvoorwaarden voor een goede ontwikkeling van kinderen in de klas liggen. In een les waar het pedagogisch en didactisch klimaat op orde is, kan ieder kind beter leren en zullen de docenten beter toekomen aan de verschillen tussen de leerlingen. De aandacht zal vooral moeten liggen bij de gezamenlijke aanpak op het gebied van het pedagogisch en didactisch klimaat in de klas. We hebben hier scholing voor nodig, gericht op passend onderwijs. In januari was er een studiedag om docent te scholen. Deze scholing loopt door in de teams om rendement te krijgen. Gedragsverandering kost veel tijd. Hiervoor is overleg, samenwerking en ondersteuning van en met elkaar nodig. De personen die dit aansturen zijn de afdelingsleiders in overleg met de leerlingcoördinatoren en zorgcoördinator. Binnen de school gaat veel energie en aandacht naar de leerlingen met gedragsproblemen. De behoefte aan ondersteuning, praktische oplossingen en samenwerking is hierbij het grootst. Docenten voelen bij deze leerlingen dat zij regelmatig geen oplossing hebben. Gerichte scholing aan docenten op het gebied van omgaan met leerlingen met gedragsproblemen is prioriteit. 2. De basisondersteuning in de klas wordt uitgebreid. Er vindt een verbreding van de pedagogische vaardigheden van docenten plaats. Deze verbreding wordt ondersteund met het stellen van doelen die terugkomen en worden geëvalueerd in het functioneringsgesprek. 3. De route bij begeleidingsvragen is duidelijk in de school. Iedereen weet welke taken en verantwoordelijkheden er zijn. Het is duidelijk hoe het overleg en de besluitvorming is ingericht. Het is duidelijk wie eindverantwoordelijk is bij de besluitvorming in de toeleiding naar een andere school. 14
4. Het (intern ZAT) zorgoverleg is een waardevolle bijdrage in preventief werken en sneller ingrijpen bij eventuele complicaties. 5. Leerlingbegeleiders en medewerkers van het Zorglokaal kunnen een OPP opstellen. 6. Het OPP is een bekend begrip bij docenten. 7. Het OPP wordt in BRON gezet (eis van de overheid). 8. Het is helder welke taken en verantwoordelijkheden er zijn binnen de school t.a.v. het OPP. 9. SOM wordt intensiever gebruikt om informatie van leerlingen in vast te leggen. 10. De zorgstructuur wordt in kaart gebracht. De zorgstructuur wordt besproken met alle docenten. Hierdoor wordt duidelijk wie waarvoor aan spreekbaar en verantwoordelijk is. 11. Leerlingbegeleiders hebben scholing gehad op het gebied van HGW. Zij beheersen HGW en kunnen docenten helpen met vragen in de klas rondom HGW. 12. Er is intensieve samenwerking met de Weerga. De Meergronden heeft expertise opgebouwd over cluster 3 leerlingen. Eventuele aanpassingen zijn gerealiseerd of doorgevoerd wanneer dit nodig is. Voor de leerlingen die uitstromen van de Weerga en regulier onderwijs haalbaar is, is de Meergronden een reële optie.
.
15