15 JAAR VELDONDERZOEK op de DINTELSE GORZEN door Kees van Oers Hoe het begon. In januari 1993 stond in het Brabants Nieuwsblad een bericht over een nieuw buitendijks natuurgebied, de Dintelse Gorzen, waarin de beheerder Lia Vlietland vrijwilligers vroeg om in het gebied planten, mossen, insecten en paddenstoelen te inventariseren. Ik heb met Lia een afspraak gemaakt voor een vergadering. Op 26 januari zaten we met de leiders van de verschillende werkgroepen bij Lia in de Heen in het kleine kamertje te vergaderen. Van de KNNV afdeling Roosendaal waren dat Kees Hendrikse voor de paddenstoelen, Willem Korsmit voor de insecten en Kees van Oers voor de planten. Van het IVN Bergen op Zoom waren er twee mensen voor de mossen. We werden ontvangen met koffie en koek. Er werden afspraken gemaakt van wat we gaan inventariseren en hoe.
foto Dijmph van Merode
De plannen van Natuurmonumenten waren om van het gebied een open parklandschap te maken. Dat betekent een open grazige vlakte met hier en daar enkele bomen met doorkijkjes. Om dit te bereiken zijn er pony’s ingezet om te grazen en de jonge bomen af te bijten. Ook werd in het voorjaar jongvee ingeschaard om de vegetatie open en kort te houden.
Eerste kennismaking met de Gorzen Op 11 februari 1993 kregen we van Lia de eerste excursie in de Dintelse Gorzen. We kwamen op de dijk bij de poort aan de Vlietdijk samen. Vanaf de dijk keken we over het gebied. We zagen een grote vlakte met dorre planten en hier en daar een klein boompje. Aan de kant van het Volkerak een rand met kleine boompjes. Lia verwelkomde ons en vertelde ons over het ontstaan van de gorzen. We gingen het gebied in. De dorre planten waren resten van afgestorven akkerdistels, brandnetels en duinriet. De boompjes waren jonge wilgen. Hier en daar waren groene plekken, waar grassen groeiden. In de kreken stond veel water en de kreekoevers waren weinig begroeid. Op beschutte plekken vonden we kiemplanten van kleine veldkers, echt lepelbad, klein kruiskruid en madeliefjes. Het gebied was ongelijk en nat. De slikken langs het Volkerak en de Zeehondenplaat waren een kale zandvlakte. Er was geen plantje te zien, zelfs nog geen algen. Nadat we door een paar kreken waren gegaan, gingen we langs de Botkreek terug naar de dijk. Lia zorgde voor een kaart van het gebied, waar de kreken opstaan. We spraken af dat we hier vanaf 1993 gingen inventariseren. Inventariseren De Plantenwerkgroep vond het eerste jaar 192 soorten, in 2003 vonden we 341 soorten en dit jaar 312 soorten. In 15 jaar hebben we hier 417 soorten gevonden. De zoutminnende planten en de pioniersplanten verdwijnen.
De eerste bitterlingen hebben we in 1994 in de gorzen gevonden. Jan Vlietland had dezelfde dag bitterlingen gevonden op de slikken van de Heen. Jan was de vader van Lia, een gepensioneerde boswachter van Natuurmonumenten, was dikwijls in de gorzen en kenden veel planten uit de duinen. Door zijn kennis hebben we de duinplanten leren kennen. Jan deed ook veel excursies. Het is jammer dat hij in 1999 ziek werd en niet meer kon lopen. In 2003 is Jan overleden. Bij de bitterlingen kwamen we er niet uit of het de zomer- of de herfstbitterling was. De plantjes hadden kenmerken van de foto Jeanne Lauwen zomerbitterling én van de herfstbitterling. We hadden enkele planten naar het Rijks Herbarium en naar Floron in Leiden gebracht om deze te determineren. Ook daar hadden ze dezelfde moeilijkheden en kwamen er niet uit. In het vervolg is het de bitterling en verder niets. In 1994 vonden Adrie Gladdines en ik de eerste orchidee, een rietorchis. In 1995 vonden we de eerste moeraswespenorchis. Nu staan er van deze soorten duizenden planten. Later zijn er de vleeskleurige, brede orchis en de brede wespenorchis bijgekomen. Vorig jaar vond ik nog een nieuwe, de bosorchis, een ondersoort van de rietorchis. In 2000 zijn de eerste plantjes van parnassia gevonden op de plaat voor de vogelkijkhut. Nu staan er duizenden op de platen in strook van 30 meter langs het Volkerak, samen met Stijve ogentroost, foto Jeanne Lauwen Moeraswespenorchis, Sierlijk vetmuur, Geelhartje en Dwergzegge. In 2001 zijn de eerste goudknopjes gevonden op de slikken bij de kreek voorbij de Snoekenpaaiplaats. Nu staan er duizenden op de slikken waar de ganzen komen. Het eerste jaar begon de Plantenwerkgroep hier met 8 leden. In de 15 jaar zijn 24 mensen met de Plantenwerkgroep meegegaan. Nu zijn we nog met 4 personen, die regelmatig in de Gorzen komen om te inventariseren. De anderen hebben het inventariseren bij ons geleerd en zijn toen naar een andere werkgroep gegaan, o.a. de vogel-, insecten-, mossen- of paddestoelenwerkgroep of zijn wat anders gaan doen. Wandelroutes In 1996 is de wandelroute uitgezet met de brug over de Botkreek en de drie kleine bruggen in de kleine kreken. De vogelkijkhut is toen ook geplaatst. Die was in verschillende panelen gebracht en lag op het grasland bij het Beneden Sas. Door vrijwilligers zijn hiervan pakketten gemaakt, die zijn met een helikopter naar de plaat gebracht. Daar is de hut weer opgebouwd. Toen dit werk klaar was, hebben de vrijwilligers met de helikopter over de gorzen gevlogen. Van boven zagen we alle
paadjes van het vee en de kreken liggen. Het vee liep verspreid door het gebied. Dit gaf een heel ander gezicht van de gorzen. Op 7 september is de brug en de vogelkijkhut geopend door de burgemeester van Steenbergen en vele genodigden waren hier getuige van. In 2001 is de wandelroute uitgebreid naar de punt van de Zeehondenplaat. Daar is een kijkscherm geplaatst door vrijwilligers op de eerste nationale natuurwerkdag. De eerste wandelroute is nu het hele jaar open. De verlengde route is tijdens het broedseizoen gesloten. Excursies in de Gorzen Mijn eerste excursie in de Gorzen zal ik niet vergeten. We hadden met Lia of met Jan Vlietland een paar excursies meegelopen om het gebied te leren kennen. Ik was tien jaar natuurgids en had al veel excursies gedaan in andere gebieden. Zaterdag 5 juni 1993 was er een maandelijkse excursie van Natuurmonumenten in de Gorzen. Vrijdag vroeg Lia mij om die excursie te doen, want zij moest ergens naar toe en haar vader kon niet komen. Er zullen niet veel mensen komen, zei ze, want ze moesten zich aanmelden per telefoon. Er hebben zich 25 aangemeld en als ze nu bellen krijgen ze te horen dat de excursie volgeboekt is en dat ze niet moeten komen. Die zaterdagmorgen om half tien staan Adrie Gladdines, lid van de Plantenwerkgroep, en ik bij de poort op de vlietdijk. Piet Wijnen is er ook. Om 10 uur zijn er 30 mensen en er komen nog mensen met de fiets of auto. We hebben genoeg mensen en we gaan de Gorzen in, nadat ik de mensen heb verwelkomd en mij heb voorgesteld. We lopen langs de kreek naar wat nu het Paardengat is. Onderweg vertel ik ze over het gebied, foto Jeanne Lauwen de pony’s, het jongvee en de vegetatie. Het is een grote vlakte zonder vaste zichtpunten. Om in het gebied niet te ver te lopen staat waar nu het uitzichtpunt is een lange paal met een witte bus bovenop als richtpunt. Daar lopen we langs de kreek naar toe. Dan gaan we over de kale zandvlakte voor de kreek van de Zeehondenplaat naar de plek waar nu de vogelkijkhut staat. Hier staan enkele wilgjes. Daar gaan we tussen door naar een andere hoge paal met een witte bus. Die stond waar nu de brug over de botkreek ligt. We moesten over het schor, met hier en daar kreekjes, die bijna niet te zien waren. Op deze vlakte stonden de akkerdistels en de brandnetels dicht bijeen en ze stonden bijna een meter hoog. Gelukkig lag er een paadje van het vee. We liepen achter elkaar met de handen in de lucht om niet geprikt te worden Op een plek bleef ik staan om de mensen te vertellen, waarom die akkerdistels hier zo groot staan. Ik kijk terug en zie daar een rij met mensen aankomen van 50 meter lang. Om dichterbij te komen werd de vegetatie plat getrapt. Dit was een mooie plek om te deelnemers te tellen. Ik telde 55 volwassenen en 5 kinderen. Twintig mensen waren lid van Natuurmonumenten. Het duurde 5 minuten voordat ze bij elkaar stonden.
Nadat ik op enkele vragen antwoord had gegeven gingen we langs de Botkreek naar de ingang bij de dijk. Zoveel volk had ik nog nooit op een excursie gehad. Ondanks de drukte gingen de mensen toch tevreden naar huis en zeiden dat ze nog eens terug komen. Ik heb daarna nog veel excursies gedaan met verschillende assistenten. In de 15 jaar hebben we voor honderden mensen in de gorzen natuurgids geweest en hebben we de mensen leren genieten van de natuur en de stilte in de Gorzen. Verruiging Eind negentiger jaren werd het gebied ruig. De wilgen en vooral de berken breiden uit. De pony’s en het jongvee konden de bebossing niet voorkomen. Het jongvee graasde alleen op de grazige plekken en aten geen takken van de wilgen en de berken. In november 2002 kwamen de Schotse Hooglanders in de Gorzen. Deze runderen moeten het gebied open houden door duinriet en wilgen en berkentakken te eten. Om te weten wat dit vee eet, moest er een onderzoek komen. Begrazingsonderzoek Door John Westdijk is een programma gemaakt voor het begrazingsonderzoek om te kijken wat deze koeien doen en wat ze eten. Samen met Henk Maijer, Anton Giljam hebben John en ik twaalf referentievakken in verschillende biotopen uitgezet om te inventariseren met de schaal Tansley. In die vakken zijn twee PQ’s uitgezet om te inventariseren met de schaal van Braun-Blanquet, omdat deze schaal veel fijner is. Om een begin te hebben, de nuloptie, hebben John, Joke en ik in die vakken in november en december de eerste opnamen van de vegetatie gemaakt. Soms waren we in het water of onder het ijs plantjes aan het zoeken. In 2003 en 2004 hebben we drie keer de vakken geïnventariseerd. We zagen de Schotse Hooglanders takken eten van de kleine berkenbomen. Van de grote bomen aten ze geen jonge takken. In het voorjaar moesten ze geen berkentakken meer, maar gingen de takken van de wilgen eten. De wilgen worden bonsai boompjes. In de winter werd het duinriet gegeten en in foto Jeanne Lauwen het voorjaar waren de Gorzen kort afgegeten. Hierdoor kregen grassen de kans om te groeien. John werd terreinbeheerder bij Natuurmonumenten in de Vlietlanden en moest dit project afsluiten. Met Gerwin Geertse gingen we met dit project verder. Nu inventariseren we de vakken eind mei/ begin juni en eind sept/ begin oktober. Wij, Joke Stoop en ik, leveren de gegevens en Gerwin werkt die uit. We hebben hulp gekregen van Leo van Zitteren. Het gebied is aan het veranderen. Er komen meer grazige plekken met grassen en andere planten. Het kamgras en veldgerst komen steeds meer voor in de kreken. We vinden geen jonge boompjes. Deze worden door het vee afgebeten.
Het duinriet verdraagt de begrazing slecht en wordt daardoor zwakker. Dan krijgen andere planten meer kansen. Op de plaat voor de Snoekenpaaiplaats staat het duinriet dun en zwak. Hier staan veel jonge berken. Deze zaten in mei vol rupsen, die de berken kaal vreten Was het blad van de berken, dan gingen ze naar de wilgen en de grassen. Met het Sint Janslot kregen de berken weer nieuw blad. In het najaar werden deze jonge takken door het vee afgebeten. De berken blijven klein of gaan dood. In de zomer zijn de Gorzen zeer ruig begroeid. De kreken zijn dan bijna dicht gegroeid.
Als het warm is grazen de hooglanders weinig. Ze staan dan veel liever in het water. Wordt het minder warm dan gaan ze grazen Dan lopen ze verspreid in het gebied. Het meest grazen ze in de kreken, daar staat het malste gras. Daarna gaan ze op de hogere delen grazen en takken van bomen eten. Vegetatie-onderzoek In 2005 hebben Joke Stoop, Leo van Zitteren en ik een vegetatie-onderzoek per hectare gedaan in de Gorzen. Bij dit onderzoek werden de doelsoorten per hectare genoteerd. Dit onderzoek was nodig om aan te tonen dat het natuurbeheer de gewenste flora en fauna oplevert. Soms ging een ander lid van de werkgroep met ons mee. Al gauw kwamen er achter dat wij met ons drieën het beste werkten. Joke en ik met de GPS in de hand om de grens van de hectare te bepalen en Leo deed het schrijfwerk. We hebben in totaal 35 rode lijst- en doelsoorten gevonden. In de meeste hectare vonden we acht tot twaalf soorten. Op de platen tussen het duinriet stonden meestal maar een paar soorten. De meeste soorten werden gevonden in de kanten van de kreken en in een strook langs het Volkerak. Op de hogere schorren met het duinriet, de akkerdistels en de brandnetels was het moeilijk lopen. Dat was afzien en daar werden weinig soorten gevonden. Voor dit onderzoek zijn we 27 keer in de gorzen geweest en maar twee keer zijn we door de regen moeten stoppen. In totaal hebben we 439 hectare belopen en geïnventariseerd. We gingen twee keer per week, soms drie keer. We waren om half negen in het gebied en om twee uur stopten we, want dan werd het te warm. Tijdens dit onderzoek hebben we 22 wespspinnen gezien en veel vlinders. Op 23 september was het een beetje baaldag. Het werk dat we met zoveel plezier deden was klaar en wat nu? De Gorzen waren ons tweede thuis geworden. Gelukkig hadden we het begrazingsonderzoek nog. Na een paar weken konden we weer naar de Gorzen voor het begrazingsonderzoek. Dit onderzoek loopt nog. We hebben versterking gekregen in de persoon van Jan de Mooy. Als er niet geïnventariseerd wordt gaan Joke, Jan en ik vrijdags naar de Gorzen voor een ontspannende wandeling en om de ontwikkelingen in de Gorzen te volgen. In de Gorzen wandelen zonder opdrachten is gewoon zalig.