Oorspronkelijke akkoord COR, CSR, De Nieuwe Universiteit (DNU), Humanities Rally (HR), Rethink UvA en de vakbonden zijn met het College van Bestuur (CvB) tot een akkoord gekomen aangaande het instellen van twee onafhankelijke commissies. Hiermee zijn de gesprekken in een volgende fase beland. Betrokkenen verwachten dat een belangrijke stap gezet is om te komen tot verdere democratisering van de Universiteit van Amsterdam. Er zullen twee onafhankelijke commissies worden ingesteld die het vertrouwen van de gehele academische gemeenschap genieten. Een commissie onderzoekt de financiële situatie van de universiteit. COR en CSR zijn hierover reeds in gesprek met de academische gemeenschap. Een tweede commissie onderzoekt en adviseert over mogelijkheden voor decentralisering en democratisering van de UvA.
COR, CSR, DNU, HR, ReThink UvA en de vakbonden initiëren in gelijkwaardige samenwerking het proces van samenstelling en opdrachtformulering van de commissies en consulteren vervolgens de academische gemeenschap. Hierna zullen de initiators de samenstelling en opdrachtverstrekking definitief vaststellen. De commissies zullen gedurende het proces regelmatig en publiekelijk rapporteren en input verzamelen vanuit alle geledingen van de universiteit. De commissies formuleren adviezen en leggen deze voor aan de academische gemeenschap. Bij instemming door de academische gemeenschap wordt overgegaan tot implementatie van de adviezen. De instemmingsprocedure vindt plaats volgens het voorstel van de commissies.
!
Draft Mandaat Commissie Governance UvA
! ! ! !
1. Samenstelling 1.1.De commissie is samengesteld in overleg tussen COR, CSR, DNU, Humanities Rally, ReThink UvA en de Vakbonden. 1.2.De commissie in gesteld op grond van de overeenkomst dd. # tussen het College van Bestuur en voornoemde partijen. 1.3.Bij installatie heeft de commissie de volgende leden: 2. Doel
!
De commissie heeft tot taak om (a) de kernproblemen op de UvA en UvA Holding BV met betrekking tot bestuur, inspraak en academisch klimaat te identificeren als mede de oorzaken daarvan; (b) verschillende voorstellen voor andere organisatie- inspraak en financieringsmodellen te ontwikkelen die deze problemen wegnemen (c) de academische gemeenschap te betrekken bij de ontwikkeling en beoordeling van deze voorstellen; (d) naar de academische gemeenschap en het CvB te rapporteren over de uitkomsten van het onderzoek. !1
!
3. Achtergrond
!
!
De achtergrond voor de instelling van de commissie is de in brede kring levende onvrede over het bestuur van de Universiteit van Amsterdam in de afgelopen decennia. Deze onvrede heeft vele aspecten. Ze kwam tot uitbarsting in de bezetting van het Bungehuis en vervolgens het Maagdenhuis. Gevolg was een brede maatschappelijke discussie over de problemen binnen de universiteit en de rol van de universiteit in de samenleving. Belangrijke elementen en aanleidingen die in het debat naar voren kwamen waren onder meer: a. het gevoerde financieel en budgettair beleid wat mede leidde tot bezuinigingen op onderwijs en onderzoek; b. het top-down management dat nauwelijks beleidsruimte gaf aan input van medewerkers (staf en OBP) en studenten; c. een te grote nadruk op slecht gefundeerde en gevalideerde prestatie-indicatoren ten koste van intrinsieke kwaliteitsoverwegingen; d. het te veel en te vaak negeren van kritische stemmen en tegenargumenten van medewerkers en studenten door het bestuur en het management; e. onvoldoende inspraak- en participatiemogelijkheden voor leden van de staf; f. onderwijshervormingen die meer gericht zijn op outputbevordering in studiepunten en aantallen diploma’s dan op kwaliteit en diepgang van hetgeen wordt geleerd; g. ondoorzichtig personeelsbeleid en een toenemend aantal tijdelijke aanstellingen; h. gebrek aan balans tussen onderwijs- en onderzoeksbelangen door de stimulering van het verwerven van persoonsgebonden onderzoekssubsidies; i. onevenwichtige verhoudingen tussen vast en tijdelijk personeel naar aantal en posities. 4. Onderzoek
!
De commissie neemt deze achtergronden en facetten in acht en voert een grondig onderzoek uit naar de governance-praktijk op de UvA met betrekking tot bestuur, inspraak en academisch klimaat (de HvA dient in het onderzoek te worden betrokken voor zover relevant voor de problemen en knelpunten op de UvA). De commissie wordt verzocht het volgende te onderzoeken: 1. Identificeer de belangrijkste problemen die studenten en medewerkers ervaren op de verschillende faculteiten. Onderzoek in het bijzonder:: a. De invloed van de academische gemeenschap op het beleid op verschillende niveaus. b. De richting en lijnen van verantwoording binnen de universiteit. c. De verdeling van bevoegdheden tussen de (bestuurs)functies op verschillende niveaus.
!2
d. De relatie tussen het primaire proces – onderwijs en onderzoek – en de organisatiestructuur. e. De mate van administratieve ondersteuning van het primaire proces. f. De invloed van materiële prikkels (bijv. studierendement, publish or parish, persoonsgebonden subsidies) op de kwaliteit van het primaire proces. g. De doorwerking van het huidige allocatiemodel op de continuïteit van, en de verhouding tussen onderwijs en onderzoek. h. De interferentie van de activiteiten van UvA Holding BV met het primaire proces op de UvA. i. De verantwoordingsmechanismes van UvA Holding BV en de adequaatheid daarvan vis-à-vis het primaire proces.
!
2. Breng de belangrijkste institutionele, materiële en ideationele oorzaken van de geïdentificeerde problemen in kaart. Geef daarbij aan in hoeverre deze oorzaken zijn toe te schrijven aan het (a) beleid van het ministerie van OCW, de beleidskeuzes van het CvB, de faculteiten dan wel afdelingen; (b) de organisatiestructuur van de UvA en UvA Holding BV.
!
3. Onderzoek alternatieve organisatie-, inspraak- en financieringsmodellen voor de UvA en UvA Holding BV die de huidige problemen en knelpunten wegnemen en de academische betrokkenheid en kwaliteit van onderwijs en onderzoek duurzaam bevorderen.
!
4. Consulteer en betrek studenten en medewerkers – waaronder ook de groepen die de commissie hebben samengesteld (zie 1.1) – op afdelings- en faculteitsniveau bij het onderzoek.
!
5. Werk nauw samen met de commissie die onderzoek doet naar de financiële gezondheid van de UvA en betrek, waar relevant, hun bevindingen bij het onderzoek.
!
6. Rapporteer op regelmatige basis de resultaten van het onderzoek aan het CvB en de academische gemeenschap.
! De commissie pleegt hoor en wederhoor in een open proces van deliberatie en voorstelontwikkeling. De commissie houdt er rekening mee in haar voorstellen en adviezen dat problemen kunnen verschillen tussen faculteiten en ook tussen de verschillende niveaus daarbinnen. De commissie houdt er ook rekening mee dat een !3
flink deel van de problemen mede wordt beïnvloed en/of veroorzaakt door landelijke en Haagse besluitvorming en wettelijke kaders.
! ! ! !
5. Werkwijze 5.1. De commissie begint met vaststelling van haar agenda en volgorde van aanpak. Dat omvat mede de termijnen waarop de commissie met voorstellen en haar eindrapportage denkt te komen. De werkwijze, c.q. verkenning en verkaveling wordt vastgesteld na raadpleging van en discussie met de academische gemeenschap.
!
5.2. Het plan van aanpak omvat mede voorstellen voor de discussie over de inrichting van en relatie met de UvA Holding BV en zelfstandige uitvoeringsorganisaties van de UvA.
!
5.3. Bij de vaststelling van de aanpak houdt de commissie rekening met processen die al eerder gestart zijn en met hetgeen in faculteiten al op gang is gekomen. Ook wordt rekening gehouden met de urgentie om bepaalde veranderingen voortvarend door te voeren, zoals de topstructuur van de universitaire organisatie, c.q. de verkiezing c.q. samenstelling van een nieuw College van Bestuur en de toekomstige Raad van Toezicht of hun rechtsopvolgers.
!
5.4. De commissie voert overleg met de trekkers van facultaire en andere initiatieven om het democratiseringsproces in zijn geheel te optimaliseren.
!
5.5. De commissie stemt haar werkwijze, tijdsplanning en afbakening van werk af met de commissie financiën die is of wordt ingesteld.
!
5.6. Desgewenst kan de commissie werkcommissies instellen en externe deskundigen vragen om advies over deelkwesties.
!
5.7. In overleg met de constituerende partijen kan de commissie besluiten met het CvB in overleg te treden teneinde voor onderwerpen die niet tot de kern van de governance problematiek behoren aparte commissies in te stellen.
!
5.8. De commissie kan besluiten bepaalde onderwerpen buiten beschouwing te laten indien deze al onderwerp van democratisch georganiseerd overleg elders (bijvoorbeeld commissies van de COR).
!
5.9. De commissie rapporteert tenminste twee wekelijks over de voortgang van het werk aan de in te richten klankboordgroep (bestaand uit COR, CSR, DNU, Humanities Rally, ReThink UvA en de Vakbonden).
!
5.10.De commissie werkt een plan uit over hoe de voorstellen adequaat ter goedkeuring kunnen worden voorgelegd aan de academische gemeenschap en hoe de gehele !4
!
academische gemeenschap kan worden betrokken bij het aannemen of het afstemmen van de voorstellen.
5.11.De eindrapportage omvat mede een plan voor de implementatie van de voorstellen en de termijn en procesgang van invoering.
!
5.12.De commissie regelt de orde van haar vergaderingen en werkzaamheden en stelt desgewenst een dagelijks bestuur in en verschillende portefeuilles en daaraan gekoppelde verantwoordelijkheden.
! ! !
5.13.Het beraad met het College van Bestuur en de inbreng van het College worden geregeld in het plan van aanpak, mede op grond van overleg met het College. Dat treft in het bijzonder de implementatie van de voorstellen. 6. Faciliteiten 6.1.Het College van Bestuur zorgt voor een adequate ondersteuning van het werk van de commissie en voldoende budget en faciliteiten om een actieve inclusieve procesgang mogelijk te maken en te waarborgen. Diensten en deskundigen werkzaam voor het College van Bestuur kunnen worden gevraagd om informatie en advies. Ze zijn over de inhoud van adviezen geen verantwoording schuldig aan het College en handelen daarbij niet in opdracht.
!
6.2.Voor de duur van haar werkzaamheden beschikt de Commissie over een eigen staf en bureau.
!
6.3.De commissie en haar staf wordt door het College gehuisvest op het Maagdenhuis en gefaciliteerd.
!
6.4.Er wordt voldoende budget ter beschikking gesteld voor externe advisering door het College.
!
! ! ! !
6.5.Leden van de commissie en eventuele subcommissies worden financieel en kwa werkbelasting gecompenseerd via de afdeling waar zij werken, maar ten laste van het CvB. 7. Slot Voor alle zaken waarin dit besluit niet voorziet kunnen aanvullende regels worden gesteld na raadpleging van de constituerende groeperingen en raadpleging van het College van Bestuur.
!5