12 januari. Zondag. Ik ga wandelen met de wandelclub! Ik ben door Dominique uitgenodigd, of liever gezegd: ik heb mezelf min of meer uitgenodigd. Je bent in zo’n geval een beetje verlegen. Is het een exclusief groepje? Ben ik wel welkom? Maar het was goed. Ik maak kennis met een Zweeds echtpaar, vier loslopende Engelsen en twee Françaises. De anderen kende ik al van Kerstavond. Het belooft een ‘easy walk’ te worden van zo’n twee uur. We starten in het gebergte tussen Marmari en Karystos. Om er met de auto te komen moet Frank, de echtgenoot van onze Belgische vriendin, wel wat hobbels nemen. Hij legt ondertussen uit dat ze daarom een auto met vierwielaandrijving hebben aangeschaft. Ik snap het. Ondanks dat moet ik me achterin goed vasthouden, anders ga ik door het dak! We beginnen inderdaad rustig op een pad met een prachtig uitzicht op zee.
We zijn met zo’n mannetje of twintig. Eigenlijk moet ik zeggen ‘vrouwtje’. Wij zijn ruimschoots in de meerderheid. Ik raak in gesprek met een Engelse, die getrouwd is met een Griek. Ze heeft haar zoontje bij zich. Zoonlief is nog maar net naar school en dreigt verkouden te worden. “Too much bacilli at school.” We hebben het over de scholen in onze landen en hier. Dat verschilt nogal. Kinderen zijn vanaf zes jaar pas leerplichtig in Griekenland. Daarvoor moet je met je kleintje naar een (privé) crèche. We worden steeds onderbroken door gekrijs en ze besluit om terug te gaan. De eerste van de ‘10 kleine nikkertjes’. Het pad eindigt bij een schaapskooi. We gaan nu echt de bergen in. Hier verlaten ons nog een aantal nikkertjes: twee echtparen en wat loslopende dames. Voorgevoel? We hebben twee leiders: de Zweed, Ralf en de Engelsman, Rodger. Zij hebben de wandeling voorbereid en op Google Earth gekeken naar de wegen rondom de bergen. Vol goede moed beginnen we aan de bergtocht.
Onderweg komen we een ronde slagplaats tegen, waar al eeuwenlang de graankorrels uit de halmen werden geslagen. De plek is nog helemaal intact. Met daarbij een aantal kleine stenen hutjes die nog tot 1950 bewoond zijn geweest, wordt me verteld. Er is ook land bij geweest, de stenen muurtjes getuigen ervan. Waarom ze nou op deze grote vlakte hun land moeten afbakenen? Een mooi stukje geschiedenis op het plateau.
Voorbij de huisjes houden we pauze. Ik nuttig mijn banaan en er worden koekjes en fruit rondgedeeld, daar moet ik ook aan denken bij een volgende keer! We vervolgen de tocht. Bij een afslag komen de eerste opmerkingen van de dames-echtgenoot, maar onze twee leiders zijn zeker: “It must be this road.” Het onvermijdelijke gebeurt na een uurtje: we hebben de berg helemaal gerond en zijn min of meer weer bij af! Gelukkig zijn we niet verdwaald. Een overnachting in zo’n stenen hut zie ik helemaal niet zitten. Maar nu moeten we over die berg heen! We maken een heuse afdaling naar de berg, achter de top staan de auto’s. Na nog een uur of wat bergbeklimmen komen we gelukkig terug op de uitvalsweg. Ik heb het gered, maar de heuveltjes die we nog moeten nemen voel ik goed in mijn kuiten. De laatste loodjes wegen zwaar. En dan komen de auto’s in zicht! De aanblik van dat ‘blik’ heeft me nog nooit zo geroerd, alhoewel ik ook van onze oude Volvo hield. We zakken af naar een cafeetje en ik drink mijn fles bier in één teug leeg. Deze easy walk heeft bijna vijf uur geduurd…
13 januari. Dansles! Sinds we op Tilos zijn geweest, hebben we iets met de Griekse dans. In augustus zijn de religieuze feesten rond Maria Hemelvaart. De Grieken herdenken deze heilige dagen met zang en dans. We hebben de feesten allemaal meegemaakt: op het dorpsplein en hoog in de bergen in verlaten gehuchtjes, waar overigens de kloosters nog wel in bloei staan. Daar op de pleinen danst het hele dorp, jong en oud. Ze haken in en worden opgenomen in het dansende lint. Gefascineerd hebben we zitten kijken hoe makkelijk iedereen danst. Niet te vergelijken met de Sirtaki die alle toeristen voorgeschoteld krijgen. De film Zorba de Griek heeft die dans wereldberoemd gemaakt. Door een choreograaf bedacht, omdat hoofdrolspeler Antony Quinn de pasjes van de traditionele dans niet onder de knie kreeg. (Passende uitdrukking in dit geval.) De muziek uit de film is van Mikis Theodorakis, dus ook niet echt traditioneel. Gelukkig, dacht ik toen ik dat las. Die dans heeft er niets mee te maken. De Grieken dansen al eeuwen op dezelfde manier. Is dit hun ware spirit? Met zijn allen en geen onderscheid in de danspartners. Het houdt ze in ieder geval samen op de been. En nu zijn we op Griekse dansles. Ook hier danst jong en oud door elkaar. Het is een heel speciaal gevoel zo dicht bij elkaar te bewegen op het ritme van de traditionele muziek. Maar ondertussen wel tellen: dat houdt het hoofd koel en de beentjes op de vloer. Juist niet van de vloer, kleine ingehouden pasjes en geen gespring. Dat maakt onze frêle danslerares ons meteen duidelijk!
18 januari. Zaterdag. We worden op de eerste les door haar uitgenodigd om naar de uitvoering van drie dansgroepen uit Karystos en omgeving, te komen kijken. Dat is naar aanleiding van wat wij kennen als Drie Koningen. In dit geval zit er een munt in de taart verstopt. . “For good luck,” zegt ze op het laatst. Dat begrijpen we. Ons Grieks is nog steeds abominabel. Om de basketbalhal te vinden zijn we nog wel even bezig. Maar uiteindelijk zien we in het donker een verlichte hal. Daar moet het wel zijn. We zijn vroeg en vinden een mooi plekje. Even later komen we de andere expats tegen van onze dansclub. We zijn maar met weinig, net zo als op les. De tribune loopt vol en er wordt uitgebreid begroet. Gedurende de hele voorstelling zal dat zo blijven. Ook de mobiels blijven gaan. Een concert van een Duits orkest is ooit door de dirigent onderbroken vanwege dat geroezemoes. Daar snapten die Grieken niets van!
De ceremonie van het snijden van de taart is gepland om 7 uur. Dat is te enthousiast, pas om half acht wordt er aanstalten gemaakt om te beginnen. Daarna krijgt de hele tribune ook een stukje taart uitgedeeld. Het gevolg is dat we drie en een half uur aan onze stoelen zitten gekluisterd. Maar we vervelen ons geen minuut. De muziek schalt uit twee grote luidsprekers. De grote hal is een is een prima klankbord: onze oren moeten behoorlijk wat decibels verwerken! Gelukkig zit er ook een klein orkestje dat bij sommige dansen optreedt, met onze dansjuf als vocaliste. Een verademing! We luisteren dan naar een gitaar, een tsambouna of een gaida (een doedelzak van geitenvel met een of meer pijpen) en een bouzouki. (Mandoline?) De Griekse namen zijn mij aangereikt door oud-collega, basketbalteamgenoot en kroegmaatje, Monica. Ze gaat al eeuwen op vakantie naar Griekenland en nu gepensioneerd, huurt ze met haar lief een huis op een van de Griekse eilanden, dus zij kan het weten. We hebben weer mailcontact sinds we in Griekenland varen. Dank voor de uitleg. (Plaatjes van internet.)
De dansen zijn heel verschillend: rijen vrouwen en mannen tegenover elkaar, soms als danspartners, een gesloten kring, die als een spiraal in elkaar gaat en weer uitwaaiert, een rij jonge meisjes allemaal met gebogen hoofd, hand in hand. Je voelt de spanning van het ‘eerste avondje uit.’
Voor het eerst zien we dat deze dansen ook heel erotisch kunnen zijn: met een witte zakdoek dagen de dames de heren uit. Ze hebben allemaal zo’n zakdoek aan hun schort hangen. En weer die saamhorigheid: of je nou dik of dun bent, oud of jong: je danst! Wat een elegantie en gratie. Al is er wel een jongeman die beweegt alsof hij het in zijn grote broek heeft gedaan!
19 januari. De Tsipouroloop. Ik heb het druk, nu alweer de tweede wandeling met de club. Deze keer gepland op het andere plateau tussen Karystos en Marmari. Het verzamelpunt is bij het plein, dat ik vanuit de boot kan zien. Makkelijk als je geen auto hebt. Ik word begroet als een oude bekende, krijg zoenen van Elisabeth, de Amerikaanse. Er zijn een paar nieuwe gezichten o.a. een goed Engelssprekende Griek met zijn dochter. Dominique en Frank zijn er niet, ze zijn een paar weken naar België. Cécile, een Française die op hun hondje past, is de echte reisleidster van de club. Ze werkt voor een toeristenbureau en plant wandelingen in de omgeving. Zo is de wandelclub is ontstaan. Het wordt weer een ‘easy walk.’ Als ik mijn wenkbrauwen optrek, begint ze te lachen. Nee deze keer, echt! De tamtam had haar al bereikt. Het is inderdaad een rustige wandeling. We lopen op de paden tussen de weilanden en moeten twee keer een stroompje oversteken, dat is het enige obstakel. Onze Griek verzamelt ondertussen horta, de verzamelnaam voor alle eetbare planten. Die kom je vaak tegen in de bergen: Grieken met een zakje.
We stoppen bij een klein kerkje, midden in de rimboe. Wat het nut van zo’n kerkje nou is? De deur staat open en er volgt binnen een discussie of de iconen die we zien, echt zijn. Ted, onze Amerikaan heeft altijd kerken gerestaureerd en hij verzekert me dat ze echt zijn. Worden ze nooit gestolen? Op het platteland wordt nooit uit de kerken gestolen. En de toeristen dan? Totdat de regering er een stokje voorstak zijn er in het verleden veel antiquiteiten uit Griekenland meegenomen als souvenirs. “Which you can find here not,” zegt hij stellig. Hij vertelt erbij dat de kerken in de grote steden inderdaad afgesloten worden en de kostbare iconen vervangen. Op het terras van het kerkje nemen we een versnapering. Ik heb gedroogde cranberry’s bij me en die vinden gretig aftrek. Op de terugwegkomen we langs een huis met een grote tuin. Onze reisleidster staat even te praten met de man, die in de tuin bezig is. Hij nodigt ons uit om zijn Tsipouro te komen proeven. Zo’n slordige twintig personen! Over gastvrijheid gesproken….
In een grote schuur hangen allemaal wandelstokken aan een witte muur naast zijn geschilderde portret. Hij lijkt precies op Zorba de Griek en is net zo uitbundig, wat ik me er nog van kan herinneren uit 1964! Hij stookt illegaal, zoals de meeste Grieken en wil niets verkopen, maar we krijgen wel zijn kaartje met telefoonnummers… “For fun,” zegt hij. Bedoelt hij het stoken of dat kaartje? Hij heeft veel soorten Tsipouro. We mogen ze allemaal proeven. Ze zitten in mooie flessen met een kraantje. Ook de Ttsipouro die hij aan het stoken is, moeten we proberen. Die is nog warm. Ik sla 42% alcohol achterover. Wauw, dat stijgt op!
We worden langzamerhand blauw en nemen met moeite afscheid van deze gastvrije man. We hebben nog een weg te gaan, maar die loopt gesmeerd! Vrolijk kwetterend wandelen we weer tussen de weilanden. De omgeving beleven we ineens anders: “Beautiful colour, that green of the fields.”
Een ‘achteraf’ drankje hoeven we niet meer. Tijd voor een siësta. See you all next Sunday.