140
H4_140_163.indd 140
31/08/11 14:41
Hoofdstuk 4 De invloed van de zorgverzekering op de financiële draagkracht van de zorgbehoevende – bekeken door VVSG
1. Zoals OKRA het ervaart Johan Truyers verantwoordelijke OKRA-belangenbehartiging
Inleiding Midden jaren ’80 kwam in OKRA het interne debat op gang over de hoog oplopende kosten die voortvloeiden uit de chronische zorgbehoevendheid bij ouderen. Door gebrek aan een solidaire verzekering wogen de niet-medische kosten te sterk door op het budget van de zorgbehoevenden. Een drietal aanleidingen lagen aan de basis van dit debat: - Het idee van een verzekering tegen hulpbehoevendheid komt voor het eerst ter sprake binnen de federale regering. In 1985 formuleerde Dehaene, toenmalig minister van Sociale Zaken, het idee van een tegemoetkoming in de kosten van thuiszorg. Vanuit dit basisidee bewandelden verschillende ministers van Sociale Zaken vooral in de loop van de jaren ’90 diverse pistes gaande van afhankelijkheidsverzekering, over autonomieverzekering en zelfredzaamheidsverzekering1. Om budgettaire redenen werden zowel de algemene voorstellen als de meer in detail uitgewerkte voorstellen nooit levensvatbaar. - Na de hervorming van de tegemoetkomingen voor personen met een handicap in 1987 voegde de programmawet van 22 december 1989 er de tegemoetkoming hulp aan bejaarden (THAB) aan toe2. Na deze samenvoeging werden de verschillen in uitkering voor en na de leeftijd van 65 scherp zichtbaar. Dezelfde zelfredzaamheidsschaal kende hogere uitkeringen toe aan de integratietegemoetkoming (aan te vragen tot 65 jaar) dan aan de THAB (aan te vragen vanaf 65 jaar). In OKRA werd sterk gecontesteerd tegen deze wijziging en werd de nieuwe wet als discriminatoir ervaren3. 1
2
3
Stijn Rottiers, De weerbaarheid van de Vlaamse zorgverzekering: Waalse klachten en Europese bedenkingen, CSB-berichten, december 2005, blz. 1 en volgende. Andy Vandewiele, De financiële tegemoetkomingen voor gehandicapten: een kritisch commentaar, in: Jura Falconis, jrg. 39, 2002-2003, nummer 2, blz 228. Johan Truyers, Minder-valide bejaarden of bespaarden? Welzijnswerk Kroniek, jaargang 11, november 1987 – nr. 111. Blz. 19 tot en met 22.
H4_140_163.indd 141
141
31/08/11 14:41
- Ten slotte was er de sterke onderverzekering van een rusthuisopname. Het samengaan van lage pensioenen met een hoge eigen bijdrage in de dagprijs zorgde voor een hoog risico op onbetaalbaarheid van een rusthuisopname. In 1988 ontving meer dan dertig procent van de totale rusthuispopulatie steun van het OCMW4. Geleidelijk aan is de financiering van de rusthuizen via de federale ziekteverzekering sterk verbeterd. Deze volstond evenwel niet om de betaalbaarheid van een opname voor de rusthuisbewoners te verbeteren5. Hierdoor stond het politieke en maatschappelijke debat in de jaren ’80, ’90 en de eerste jaren na 2000 in het teken van de verzekerbaarheid van het nieuwe risico ‘langdurige zorgbehoevendheid’. In 1996 riep het Vlaams parlement met quasi unanimiteit een belangenconflict in tegen het voorstel van de federale regering om de Tegemoetkoming Hulp aan Bejaarden uit te breiden met dienstencheques. Dienstencheques zijn een vorm van bijstand aan personen en dus gemeenschapsbevoegdheid6. Vanaf dan wordt de politieke discussie over de zorgverzekering definitief gevoerd op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap. Dit belet evenwel niet dat van bij de invoering van de zorgverzekering, ook het federaal niveau haar beleid voor zorgbehoevenden sterk verbeterde. Voor de ouderen in het algemeen en de rusthuisbewoners in het bijzonder betrof het voornamelijk verbeteringen en verhogingen van de THAB. Beide beleidsniveaus zijn dus in concurrentie gegaan. Het zuivere effect van de invoering van de zorgverzekering voor de betaalbaarheid van een rusthuisopname is daarom moeilijk meetbaar. De beleidsinitiatieven van de federale en Vlaamse overheid zijn varianten van een wereldwijd op gang gekomen ‘long-term care insurance’7. 1. De invoering van de zorgverzekering voor rusthuisbewoners Terwijl de eerste uitkering vanuit de zorgverzekering al in januari 2002 uitgekeerd werd, gebeurde dit voor de rusthuizen pas in oktober 2002. Het bedrag lag beduidend hoger dan het bedrag van thuiswonende rechthebbenden (125 euro in
4
142 5
6 6
Dirk Moons & Lieve Vanderleyden, De onderhoudsplicht van kinderen ten overstaan van hun ouders bij opname in een woonzorgcentrum Het standpunt van een aantal betrokkenen, SRV-webartikel, 2011/7, blz. 2. Tom Claeys & Johan Truyers, Resultaten van het KBG-onderzoek van de VVI-rusthuizen in Vlaanderen, De gids op maatschappelijk gebied, februari 1996. Stijn Rottiers, op. cit., blz. 2. Jozef Pacolet, Nele Spruytte en Sigrid Merckx, Bestaansonzekerheid in Vlaanderen bij chronisch zorgbehoeftige zieken thuis, Belang van de Vlaamse zorgverzekering, KULeuven , Hiva, 2008, blz. iii.
H4_140_163.indd 142
31/08/11 14:41
de plaats van 90 euro). De uitkering was enkel voor bewoners met een C-forfait ROB/RVT. Vanaf april 2003 werden de eerste uitkeringen betaald aan bewoners met een B-forfait ROB/RVT. Pas op 1 januari 2004 ontvingen alle rusthuisbewoners een uitkering van de zorgverzekering. Deze geleidelijke invoering zorgde voor een verdubbeling van het aantal rechthebbenden op goed twee jaar tijd8. In de adviesraad van het Vlaams Zorgfonds9 was een hele discussie voorafgegaan over de voorwaarden waaraan een rusthuisbewoner moest voldoen om een tussenkomst in de zorgverzekering te kunnen ontvangen. Vooral de rusthuisbewoners met een O en A-profiel waren het onderwerp van discussie. Met hun graad van zorgbehoevendheid zouden ze immers in de thuissituatie nooit in aanmerking komen voor een zorguitkering. Uiteindelijk waren een tweetal argumenten doorslaggevend om al de rusthuisbewoners in aanmerking te nemen: - enerzijds de interne solidariteit op het niveau van het rusthuis. Alle rusthuisbewoners betalen eenzelfde dagprijs, ongeacht hun graad van zorgbehoevendheid; - anderzijds speelde ook de gemiddeld veel hogere dagprijs in Vlaanderen ten opzichte van Wallonië een niet onbelangrijke rol. Het verschil bedroeg in 2001 ongeveer 166 euro per maand. Dit verklaart de hogere uitkering voor rechthebbende rusthuisbewoners die 125 euro ontvingen in de plaats van 90 euro voor thuiswonende rechthebbenden. 2. De kostprijs van een rusthuisopname De beste indicator voor de kostprijs van een rusthuisopname blijft de dagprijs. Toch is het belangrijk te vermelden dat naast de dagprijs er nog andere uitgaven zijn voor de rusthuisbewoner. Dokterskosten, geneesmiddelen en kinesitherapie worden niet verrekend in de dagprijs. Ze kunnen zwaar doorwegen op de maandelijkse factuur. Daarnaast zijn er ook de strikt persoonlijke uitgaven zoals: kapper, pedicure, kleding (inclusief herstel en wasserij), lectuur, telefoonkosten, vervoer, lidgeld (ziekenfonds, vakbond, vereniging)10. Over de kostprijs van deze supplementen11 en de zogenaamde ‘voorschotten ten gunste van derden’ zijn weinig gegevens beschikbaar. In deze tekst maken we noodgedwongen uitsluitend gebruik van de rusthuisdagprijzen om de kostprijs van een rusthuisopname te indiceren.
Persmededeling van het kabinet van minister Mieke Vogels, 16 september 2002. Als toenmalig lid van deze adviesraad spreek ik hier vanuit mijn eigen betrokkenheid. 10 Ministerieel besluit tot bepaling van de samenstelling van de dagprijs, de extra vergoedingen en de voorschotten ten gunste van derden aangerekend in de rusthuizen, BS 14 februari 2007. 11 In een recente studie van het OIVO werd de gemiddelde kostprijs van de supplementen op 7,7% van de dagprijs geschat. Bron: OIVO, rusthuizen, 2010, blz. 22. 8 9
H4_140_163.indd 143
143
31/08/11 14:41
2.1. Samenstelling van de rusthuisdagprijs Over de bepalende factoren van de rusthuisdagprijs bestaan (te) weinig gegevens. In een onderzoek van 1995 ondernam KBG samen met VVI een poging om de variabelen te doorgronden die de hoogte van de dagprijs zouden kunnen verklaren12. Het zorgprofiel en o.a. de uitbouw van de RVT-bedden konden geen afdoende verklaring bieden om de hoogte van de dagprijs te voorspellen. Zoveel rusthuizen, zoveel prijzen was één van de conclusies. Voor een kandidaatbewoner is het onmogelijk om een prijs/kwaliteit vergelijking te maken tussen woonzorgcentra onderling. Wel duidelijk was dat meer dan de helft van de dagprijs naar de nietgesubsidieerde loonkost13 ging. Deze verklarende factor van de dagprijs is tot vandaag een constante gebleven. Uit recente gegevens van Zorgnet Vlaanderen blijkt dat voor 2008 de niet gesubsidieerde loonkost gemiddeld 22,50 euro per bewoner bedroeg14. Dit is ongeveer 52 procent van de gemiddelde dagprijs van de vzw’s in Vlaanderen in 2008. Een tweede belangrijke factor is de zogenaamde woonkost. Hiertoe behoren de huur, kosten voor onderhoud, energie en de afschrijvingen. Voor 2008 bedroegen deze gemiddeld 13,38 euro per dag per bewoner15. Dit is ongeveer 30,9 procent van de gemiddelde dagprijs van vzw’s in Vlaanderen in 2008. De overige 17 procent ten slotte gaat naar de leefkosten. Hiertoe behoren o.a. maaltijdbedeling en -bereiding, animatie en beleidsfuncties (verzekeringen, taksen, administratie). Deze kostprijsstructuur bevestigt in elk geval dat de dagprijs een sterke solidarisering inhoudt van de zorgkosten (=niet-gesubsidieerde loonkost) op het niveau van het rusthuis. Deze solidariteit betekent dat de zwaar zorgbehoevenden niet het volle pond moeten betalen van hun verzorgingskost maar dat dit door de dagprijs verrekend wordt aan alle rusthuisbewoners, ongeacht hun graad van zorgbehoevendheid. Hierdoor was een toekenning van de zorguitkering op basis van de zorgbehoevendheidsgraad niet aangewezen.
12
144
13
14
15
X, Zijn de rusthuizen betaalbaar en leefbaar?, onderzoeksresultaten KBG-VVI-enquête, november 1995, 33 blz. De niet-gesubsidieerde loonkost is het aandeel van de loonkost dat niet gefinancierd wordt door de ziekteverzekering of andere werkingssubsidies en dus ten laste is van de dagprijs, betaald door de bewoners. Uit de brochure van Zorgnet Vlaanderen, Ouderenzorg Vlaanderen, Financiële analyse, boekjaar 2005-5008, blz 7. Ibidem, op citaat blz. 7.
H4_140_163.indd 144
31/08/11 14:41
2.2. Evolutie van de dagprijs en invloed van de zorgverzekering Tabel 1: Evolutie van de rusthuismaandprijs (2004 – 2011)
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Maandprijs
1122
1146
1184
1215
1256
1295
1326
1361
Zorgforfait
125
125
125
125
125
130
130
130
Maandprijs min zorgforfait
997
1021
1059
1090
1131
1165
1196
1231
Impact zorgforfait %
11,1%
10,9%
10,6%
10,3%
10,0%
10,0%
9,8%
9,6%
Impact zorgforfait = 2004 (absoluut)
125
128
132
135
140
144
148
152
Telkens eerste semester Bron: FOD Economische Zaken – Prijzendienst (eigen verwerking)
De impact van de invoering van de zorgverzekering voor al de rusthuisbewoners in 2004 was indrukwekkend. Hierdoor verlaagde de dagprijs met gemiddeld 11,14 %. Op jaarbasis overtreft de zorgverzekering (1 560 euro) een doorsnee maandelijks pensioenbedrag en kan de bewoner de gemiddelde rusthuisfactuur voor één maand ruimschoots betalen. Door het redelijk constant blijven16 van het zorgforfait verkleinde het effect zienderogen. In 2011 bedraagt de impact op de gemiddelde dagprijs nog 9,6 %. Indien de zorguitkering mee was geëvolueerd met de stijging van de dagprijs, zou de zorguitkering in 2011 ongeveer 152 euro moeten bedragen. In absolute bedragen is deze evolutie nog duidelijker. Zo was de zorgverzekering uitbetaald aan elke rusthuisbewoner in 2004 al opgebruikt in de loop van 2008 en de jaren nadien. De te betalen gemiddelde maandprijs (inclusief zorgverzekering) lag vanaf 2008 hoger dan de reële maandprijs van een rusthuisopname in 2004 (exclusief zorgverzekering). Deze evolutie bewijst dat een regelmatige aanpassing (indexering) van de zorguitkering een minimale vereiste is om de uitholling van het effect op de betaalbaarheid te voorkomen.
16
Enkel in 2009 verhoogde de tussenkomst met € 5 per maand.
H4_140_163.indd 145
145
31/08/11 14:41
2.3. De territoriale verschillen van de rusthuisdagprijs Tabel 2: Territoriale maandprijsverschillen in de rusthuissector (2011) in euro
2011
VL=100
Verschil met Vlaanderen
min zorgforfait
Wallonië
1094
80,4
267
1094
Vlaanderen
1361
100,0
0
1231
Antwerpen
1521
111,7
-160
1391
Limburg
1327
97,5
34
1197
Oost-Vlaanderen
1309
96,1
53
1179
Vlaams-Brabant
1359
99,8
2
1229
West-Vlaanderen
1256
92,2
106
1126
Bron: FOD Economische Zaken - Prijzendienst, 2011 (eigen verwerking)
Uit bovenstaande tabel blijkt duidelijk dat een rusthuisopname in Wallonië ongeveer twintig procent goedkoper is dan in Vlaanderen. In euro’s uitgedrukt is een Waals rusthuis gemiddeld 267 euro per maand goedkoper. Dit betekent dat de zorguitkering dit verschil niet compenseert. Hiervoor is een verdubbeling van het bedrag noodzakelijk. De invoering van de zorgverzekering reduceerde in 2004 het verschil in dagprijs tussen Wallonië en Vlaanderen tot 5,4 %. In 2011 is dit verschil terug opgelopen tot 11,5 %. Dit verschil heeft vooral te maken met de minder sterke stijging van de dagprijzen in Wallonië. Een mogelijk verklarende factor is de prijsregulering in de rusthuissector. Overheidsregulering van de rusthuisdagprijzen is een federale bevoegdheid. Dagprijsverhogingen moeten voorafgaandelijk met een onderbouwd dossier worden aangevraagd aan de Prijzendienst van de FOD Economie. Bij een prijsverhoging die gebaseerd is op de stijging van de levensduurte wordt een vereenvoudigde procedure gevolgd, waarbij een mededeling van de prijs volstaat. Ook gemeenschappen en gewesten kunnen op het vlak van prijsregulering een rol spelen. In de praktijk maakt alleen het Waals Gewest gebruik van deze mogelijkheid. Zo kan een prijsverhoging maximaal één keer per jaar gebeuren. De prijsverhoging mag niet meer bedragen dan vijf procent van de laatste prijsstijging als gevolg van de indexering van de consumptieprijzen. Ook werden er zeer strikte regels bepaald bij vernieuwbouw, waarbij prijsverhogingen slechts zeer 146
H4_140_163.indd 146
31/08/11 14:41
geleidelijk worden toegepast voor residenten die verhuizen van een bestaande kamer naar de nieuwbouw17. Deze prijscontrole door het Waals Gewest heeft tot doel de oudere een betere sociale bescherming te bieden18. In vergelijking met Vlaanderen mist ze haar doelstelling niet. Ook tussen de Vlaamse provincies zijn er grote prijsverschillen. De provincie Antwerpen is traditioneel het duurst. In het eerste semester van 2011 overschreed de gemiddelde dagprijs in de provincie Antwerpen voor het eerst de kaap van 50 euro. Op maandbasis is Antwerpen gemiddeld 266 euro duurder dan WestVlaanderen, de provincie met de laagste gemiddelde dagprijs. In vergelijking met het gemiddeld maandbedrag in Vlaanderen zijn alle provincies minder duur, behalve de provincie Antwerpen. De zorgverzekering houdt geen rekening met deze provinciale prijsverschillen. De invoering van een maximumfactuur voor een rusthuisopname kan hierin verandering brengen19. Het is dan wel aangewezen dat de Vlaamse overheid gebruik maakt van een eigen prijsregulering naar het voorbeeld van het Waals Gewest. 3. De betaalbaarheid van een rusthuisopname De betaalbaarheid van een opname wordt beoordeeld vanuit de vergelijking tussen de kostprijs van een rusthuisopname en de financiële draagkracht van de rusthuisbewoner. Over dit laatste aspect bestaan weinig tot geen onderzoeksgegevens. Het inkomen en zeker het vermogen van de rusthuisbewoners zijn onbekend. Noodgedwongen maken we gebruik van secundaire gegevens om enig inzicht te krijgen op de betaalbaarheid van een rusthuisopname. 3.1. De maandprijs van een rusthuisopname vergeleken met het pensioeninkomen In onderstaande tabel geven we een aantal pensioenindicatoren en vergelijken deze met de gemiddelde Vlaamse rusthuisprijs op maandbasis in 2007 en 2011, inclusief en exclusief zorgforfait.
17 18
19
Uit een telefonisch contact met Jacques Vermeulen van de Prijzendienst van de FOD Economie. Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Sectorstudie rusthuizen, internet versie, webpagina: http://economie.fgov.be/nl/binaries/studie_rusthuissector_tcm32596287.pdf Conceptnota: Basisdecreet Vlaamse Sociale Bescherming, versterking van de zorgsamenleving, Kabinet van Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Jo Vandeurzen, 6 mei 2010.
H4_140_163.indd 147
147
31/08/11 14:41
Tabel 3: Enkele pensioenindicatoren vergeleken met de gemiddelde rusthuismaandprijs in Vlaanderen voor 2007 en 2011 in euro.
2011
2007
Gemiddelde rusthuismaandprijs (exclusief zorgforfait)
1 361
1 215
Gemiddelde rusthuismaandprijs (inclusief zorgforfait)
1 196
1 085
Minimumpensioen werknemer bij volledige loopbaan alleenstaande overleving Minimumpensioen zelfstandige bij volledige loopbaan alleenstaande en overleving Minimumpensioen overheid wegens leeftijd of anciënniteit Alleenstaande Overleving Inkomensgarantie voor Ouderen verhoogd basisbedrag (alleenstaanden) Gemiddeld maandbedrag enkel rustpensioen (individuele gepensioneerden) 200720 algemeen gemiddelde werknemers zelfstandigen Ambtenaren Mannen Vrouwen Leeftijd 75-84 Leeftijd 85+ Gemiddeld maandbedrag enkel overlevingspensioen 200721 Algemeen gemiddelde Vrouwen Leeftijd 75-84 Leeftijd 85+
1 045 1 029 984 1 236 1 078 935
1 290 1 030 569 2 227 1 479 956 1 187 1 288
1 1 1 1
018 031 037 035
De wettelijke minima’s (cijfers 2011) blijven, rekening houdend met het zorgforfait, ontoereikend om de gemiddelde rusthuismaandprijs zelf te financieren met het pensioeninkomen. Enkel bij de ambtenaren - categorie alleenstaande - volstaat
148
20
21
Jos Berghman e.a., Belgische pensioenatlas 2010, Centrum voor Sociologisch Onderzoek KULeuven, blz 66, Website: http://soc.kuleuven.be/ceso/pensioenbeleid/index.php. Ibidem, blz. 69.
H4_140_163.indd 148
31/08/11 14:41
het minimumpensioen dankzij het zorgforfait. Op basis van de pensioenatlas krijgen we een beter zicht op de gemiddelde pensioenen in ons land. We hebben hier enkel een aantal ‘relevante’ indicatoren weerhouden. Relevant betekent dat we rekening houden met de kenmerken van de rusthuispopulatie in Vlaanderen. De gemiddelde leeftijd van de rusthuisbewoners is 85 jaar. Slechts een op de vier rusthuisbewoners is (nog) gehuwd en 75 procent zijn vrouwen22. - Als we enkel rekening houden met de gemiddelde individuele rustpensioenen (GIR) zien we dat het algemeen GIR volstaat om een rusthuisopname te financieren, zelfs zonder zorgforfait: • Het beeld verschilt echter van stelsel tot stelsel. De GIR voor werknemers en zelfstandigen volstaan duidelijk niet, zelfs inclusief het zorgforfait; • Wat betreft het geslacht merken we dat het GIR voor vrouwen niet volstaat in tegenstelling met de mannen waar het ruimschoots volstaat; • Wat betreft de leeftijd (75+) volstaat het GIR. Voor de groep 75-84 is dit dankzij het zorgforfait. - Bekeken vanuit kenmerken van de rusthuispopulatie zijn de gemiddelde overlevingspensioenen (GOP) een belangrijkere indicator dan de GIR. Alle indicatoren bekeken vanuit het GOP scoren lager dan de gemiddelde rusthuismaandprijs, inclusief zorgforfait. Bovenstaande indicatoren maken duidelijk dat noch de wettelijke minima, noch de gemiddelde individuele pensioenen volstaan om de rusthuismaandprijs te financieren. 3.2. Andere inkomsten van de rusthuisbewoners naast pensioen en zorgforfait Zoals in de inleiding vermeld, kunnen de rusthuisbewoners naast een tussenkomst in de zorgverzekering ook een aanvraag doen voor de federale Tegemoetkoming Hulp aan Bejaarden (THAB). In tegenstelling tot het zorgforfait houdt deze tegemoetkoming naast de graad van zelfredzaamheid ook rekening met het inkomen. Toeval of niet maar de THAB kende een grondige verbetering na de invoering van de zorgverzekering in Vlaanderen. Zo werd de twee derde vermindering van de THAB voor rusthuisbewoners op 1 januari 2003 afgeschaft. Bovendien 22
Vanden Boer, L. & Pauwels, K. (2005). 75-plussers: een profielschets, Brussel: Centrum voor Bevolkings-en Gezinsstudie, blz 1. https://wvg.vlaanderen.be/applicaties/kenniscentrum/pdf/ webbijdragen/2005_75-plussers_profielschets.pdf
H4_140_163.indd 149
149
31/08/11 14:41
werd op hetzelfde ogenblik het referentie minimuminkomen verhoogd tot het minimumpensioen van de werknemers. Tot dan was het referentie inkomen de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO). Dit had tot gevolg dat het aantal tegemoetkomingen voor 65-plussers tussen januari 2003 en januari 2004 steeg met 17 procent. De uitgaven stegen zelfs met 37 procent, de sterkste stijging ooit23. Vandaag genieten ongeveer een 140 000 65-plussers in België van de THAB. Welk effect dit heeft gehad voor de betaalbaarheid van een rusthuisopname valt moeilijk vast te stellen, bij gebrek aan gegevens over rusthuisbewoners die gerechtigd zijn op de THAB. Het is ook belangrijk te vermelden dat heel wat rusthuisbewoners het tekort tussen hun pensioeninkomsten en de maandprijs van een rusthuisopname zelf financieren omdat ze teren op hun spaarmiddelen. OIVO maakte een interessante oefening om in te schatten hoeveel een rusthuisbewoner met een gemiddeld pensioeninkomen tekort komt om zijn rusthuisopname zelf te betalen. Tabel 4: Schatting van het spaarbedrag dat een gepensioneerde moet voorzien om zijn rusthuiskosten te dekken in euro 24
Verschil tussen maan delijkse kosten en het pensioen
Reserve nodig voor een rusthuisverblijf voor 1 jaar
Reserve nodig voor een rusthuisverblijf voor 3 jaar
Reserve nodig voor een rusthuisverblijf voor 5 jaar
Reserve nodig voor een rusthuisverblijf voor 10 jaar
Vlaanderen 431,47
5 177,64
15 532,92
25 888,20
51 776,40
Wallonië
166,04
1 992,48
5 977,44
9 962,40
19 924,80
Brussel
286,50
3 438,00
10 314,00
17 190,00
34 380,00
Een gemiddelde rusthuisopname duurt ongeveer drie jaar. Voor Vlaanderen betekent dit dat een rusthuisbewoner minimaal, naast het pensioen in een eigen financiering moet voorzien van 15 532 euro. In deze bedragen werd geen rekening gehouden met de kosten van derden (dokterskosten, medicamenten, kapper en ziekenhuisopname). Er werd ook geen rekening gehouden met de zorgverzekering en de Tegemoetkoming Hulp aan Bejaarden.
150
24
OIVO, op citaat, blz. 23.
H4_140_163.indd 150
31/08/11 14:41
4. Hoeveel rusthuisbewoners kunnen in Vlaanderen hun rusthuisopname niet zelf financieren? Een van de indicatoren om na te gaan hoeveel rusthuisbewoners hun eigen opname niet zelf kunnen financieren, is het aantal tussenkomsten van het OCMW. Eigen onderzoek wijst uit dat voor 2007 dit aantal voor Vlaanderen op 5,4 procent ligt. Eind jaren ’80 werd dit aantal nog op dertig procent geschat25. Uit het LOVO-2 onderzoek van 2004 kwam het OCMW nog bij zeven procent van de rusthuisbewoners tussen om hun opname te financieren26. Er is dus een sterk dalende trend merkbaar in het aantal door het OCMW gesteunde rusthuisbewoners. Tabel 4: OCMW-gesteunden naar provincie (2007)
Aantal bewoners
OCMW-gesteunden
%-aantal
Antwerpen
16585
1444
8,7
Limburg
5104
149
2,9
Vlaams-Brabant
8880
368
4,1
Oost-Vlaanderen
15605
790
5,1
West-Vlaanderen
13150
443
3,4
Brussel
108
2
1,9
TOTAAL
59432
3196
5,4
Eigen verwerking op basis van 731 inspectieverslagen van rusthuizen van de Zorginspectie Vlaanderen 2007. Uit de eigen gegevens blijken eveneens de grote provinciale verschillen. Zoals te verwachten scoort de provincie Antwerpen het hoogst. Ze neemt bijna de helft (45 procent) van alle geregistreerde OCMW gesteunde rusthuisbewoners in Vlaanderen voor haar rekening. De OCMW-tussenkomsten zijn slechts één indicator. Uit het LOVO-2-onderzoek van 2004 blijkt dat naast de OCMW-gesteunden (zeven procent), de familie voor 17 procent rechtstreeks tussenkomt. In drie procent van de gevallen komt ook een andere instantie tussen. Dit betekent dat 27 procent van de bewoners in Vlaanderen de eigen rusthuisopname niet zelf kan financieren27.
25 26
27
Dirk Moons & Lieve Vanderleyden, op citaat, blz. 2 LeefsituatieOnderzoek Vlaamse Ouderen: rusthuisbewoners (LOVO-2) https://wvg.vlaanderen.be/applicaties/kenniscentrum/pdf/webbijdragen/2006_wie-betaalthet-rusthuis.pdf Ibidem.
H4_140_163.indd 151
151
31/08/11 14:41
Dit komt grotendeels overeen met het armoederisico van ouderen in Vlaanderen. ‘Op basis van een Belgische armoederisicodrempel heeft in Vlaanderen een op de vijf gepensioneerden een verhoogd armoederisico, gemeten met een Vlaamse armoederisicodrempel is dit zelfs één op de vier28. De cijfergegevens die we hier hanteren, dateren duidelijk van voor de financiële crisis. We hebben dus geen zicht op de actuele situatie. Grote waakzaamheid blijft aangewezen om de toegankelijkheid van de opname in een woonzorgcentrum te vrijwaren. De groep ouderen die omwille van de kostprijs niet opgenomen wordt in een woonzorgcentrum is totaal onbekend. Uit de eigen dienstverlening van OKRA-ZORGRECHT29 constateren we dat de opname van één of beide gehuwde partners in een woonzorgcentrum quasi onbetaalbaar is. Terwijl een kwart van de rusthuisbewoners gehuwd is, is dit voor een vergelijkbare groep thuiswonenden 45 procent30. Om de toegankelijkheidsdrempel van de rusthuizen goed in te schatten dient er onderzoek te gebeuren naar de inkomenssituatie van de rusthuisbewoners. Deze moet dan afgetoetst worden met een vergelijkbare groep die thuis woont. Besluit In deze tekst hebben we getracht om na te gaan wat de invloed is van de zorgverzekering op de betaalbaarheid van een rusthuisopname. Bij gebrek aan gegevens hebben we geen zicht gekregen van het zuiver effect van de zorgverzekering op de betaalbaarheid van een woonzorgcentrum. We stelden wel vast dat gelijktijdig met de invoering van de zorgverzekering, op het federaal niveau de THAB voor rusthuisbewoners sterk verbeterd werd. Deze gelijktijdige invoering heeft in 2003 wel degelijk een positief effect gehad op de betaalbaarheid van een rusthuisopname in Vlaanderen. De belangrijkste indicator hiervan is de sterke afname van de tussenkomsten van de OCMW’s in de financiering van de rusthuisopnames. Toch blijkt dat, ook vandaag nog, 27 procent van de rusthuisbewoners hun opnamekosten niet zelf kunnen financieren. We moeten dus inspanningen blijven leveren om een rusthuisopname meer betaalbaar en toegankelijker te maken. Dit kan door: 152
28
29
30
Bea Cantillon e.a., Inkomen en armoede in Vlaanderen en Europa, in: Jo Noppe, Lieve Vanderleyden en Marc Callens, De sociale staat van Vlaanderen 2011, blz. 144. OKRA-ZORGRECHT is de erkende gebruikers- en mantelzorgorganisatie van OKRA sedert februari 2010. Leefsituatie onderzoek Vlaamse Ouderen: rusthuisbewoners (LOVO-2), op citaat.
H4_140_163.indd 152
31/08/11 14:41
- minstens de verbeterde situatie te consolideren. Hiervoor is een regelmatige aanpassing (indexering) van het zorgforfait noodzakelijk; - een hogere overheidstussenkomst in de niet-gesubsidieerde loonkost behoort eveneens tot de mogelijkheden maar heeft in het verleden niet automatisch een positief effect gehad op de dagprijs; - de effectieve invoering van een maximumfactuur voor een rusthuisopname zoals ingeschreven in het basisdecreet op de Vlaamse Sociale Bescherming; - het voeren van een eigen Vlaamse prijsregulering bovenop de bestaande federale dagprijsregulering. Zonder de zorgverzekering zouden veel meer dan een kwart van de rusthuisbewoners vandaag hun eigen opname net niet kunnen financieren. Ook al is de zorgverzekering maar 130 euro, voor vele rusthuisbewoners maakt dit net wel een wereld van verschil.
153
H4_140_163.indd 153
31/08/11 14:41
“
”
De zorgverzekering is relatief eenvoudig
getuigenis
“Ja, ik regel heel wat voor gepensioneerden en af en toe is dat veel werk. Maar de zorgverzekering, die is nog het eenvoudigst.” Jean Van Dessel was jarenlang belangenbehartiger in zijn OKRA-trefpunt.
154
“Ik ben toevallig bij Okra terecht gekomen. In 1993 kreeg ik een hartinfarct. Daarom besloot ik in 1994 met pensioen te gaan. De tijd die me nog restte, wilde ik van het leven profiteren. De dokter had me wel aangeraden om meer te bewegen. Daarom werd ik lid van de toenmalige KBG in onze parochie, die wandel- en fietstochten organiseerde. Kort daarna engageerde ik me ook in de werking. Zo werd ik uiteindelijk voorzitter. Ik behartigde de belangen van de gepensioneerden, ik was ook ‘vingerknipper’, om het met een OKRA-term te zeggen. Veranderde de reglementering, dan schreef ik daarover een artikel in het plaatselijke blad. En ik hielp mensen met allerlei vragen. Hoe ze de inkomensgarantie voor ouderen konden aanvragen, wat de tegemoetkoming hulp aan bejaarden was. Ik trok naar het gemeentehuis, volgde zitdagen van pensioendiensten, vulde formulieren in, schreef brieven naar allerlei instanties. En natuurlijk vertelde ik ze ook dat ze een beroep konden doen op de zorgverzekering en wat ze daarvoor moesten doen. Voor heel wat zorgbehoevende bewoners van woonzorgcentra betekende de zorgverzekering net dat ietsje meer waardoor ze zelf hun opname konden financieren. Ik volg nog altijd de reglementeringen, ik lees Visie, OKRA-magazine en Plus-magazine en ik pluis het internet uit. Ik houd alles in het oog. Ik vind het nog altijd belangrijk dat mensen die het moeilijk hebben krijgen waar ze recht op hebben. Dat het nog altijd zo moeilijk is, vind ik eigenlijk niet kunnen. Vaak word je van het kastje naar de muur gestuurd. Het zou toch eenvoudiger moeten? Allerlei organisaties en overheden kunnen via de kruispuntbank toch heel wat informatie uitwisselen? Voorlopig gebeurt dat veel te weinig. Alle formulieren en documenten in orde maken is voor veel ouderen onoverkomelijk. En daar help ik graag bij. Gelukkig is de zorgverzekering relatief eenvoudig in orde te brengen.”
H4_140_163.indd 154
31/08/11 14:41
2. Zoals VVSG het ervaart
Luc Martens
voorzitter van de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten Burgemeester van Roeselare
Overeenkomstig de OCMW-wet van 1976 en de wet van 26 mei 2001 betreffende het recht op maatschappelijke integratie zijn lokale OCMW’s verplicht financieel tussen te komen voor de betaalbaarheid van de dienstverlening en de zorg. Dit geldt onder meer voor de kosten van thuisverzorging en van verblijf in woonzorgcentra. Uiteraard gebeurt dat enkel voor behoeftige inwoners, waarvoor het lokale OCMW bevoegd is en na een sociaal onderzoek, dat bevestigt dat de financiële middelen van betrokkene ontoereikend zijn. Voor personen, die met hun inkomen niet in staat zijn de niet-medische kosten van diverse thuiszorgdiensten, zoals gezinszorg, dagverzorgingscentrum, kortverblijf, huur of aankoop van hulpmiddelen, poetsdienst enz. te betalen, neemt de financiële steun de vorm aan van een tenlastenneming van (een gedeelte) van deze kosten door het OCMW. In dat verband is het nuttig te herinneren aan de regelgeving, waarin de vaststelling van de dagprijs van een woonzorgcentrum niet afhankelijk is van het inkomen van de bewoner. Dit staat in tegenstelling tot de tarieven van bijvoorbeeld de diensten voor gezinszorg, de poetsdiensten en vaak ook voor de levering van warme maaltijden door het OCMW, die wel inkomensafhankelijk zijn. Voor andere dienstverlening in het brede werkveld van de thuiszorg zijn er tegemoetkomingen van de ziekenfondsen vanuit de aanvullende verzekering voor het huren of aankopen van hulpmiddelen, voor incontinentiemateriaal en tijdelijk verblijf in een dagverzorgingscentrum of dag- en nachtopvang. De Vlaamse zorgverzekering werd in oktober 2001 operationeel, waardoor professionele thuis- en mantelzorg meer betaalbaar werd. Samen met de tussenkomsten van de ziekenfondsen verbeterde de zorgverzekering de betaalbaarheid van de zorg. De Christelijke Mutualiteit liep hierbij voorop met het thuiszorgplan nog vóór de invoering van de Vlaamse zorgverzekering en de meeste OCMW’s met de sociale correcties op basis van het inkomen voor huishoudelijke hulp en maaltijden aan huis. De praktijk in de sociale diensten van de OCMW’s leert dat financiële tussenkomsten voor zorgbehoevenden in de thuiszorg in de meeste gevallen beperkt zijn tot deze personen, die in het 155
H4_140_163.indd 155
31/08/11 14:41
algemeen over onvoldoende bestaansmiddelen beschikken en dus (ook reeds vroeger) een leefloon ontvingen of personen, die zich verder in budgetbeheer of schuldbemiddeling bevinden. Ouderen, die onvoldoende middelen hebben om de kosten van een woonzorgcentrum te betalen, dienen zich tot het OCMW van de gemeente te wenden, waar zij ingeschreven waren vóór de opname. Afgezien van de begrijpelijke weerstand die senioren hebben tegen een stuk ‘afgeven’ van de regie over hun eigen leven is er ook de angst om financieel afhankelijk te worden van anderen. Deze financiële en psychologische drempels houden het risico in dat minder begoede ouderen pas later of in het geheel niet een beroep doen op de residentiële zorg, die ze nodig hebben. Maar er is meer. OCMW’s hebben wettelijk de mogelijkheid om de verblijfskosten van ouderen in een woonzorgcentrum geheel of gedeeltelijk terug te vorderen van onderhoudsplichtige familieleden. In de praktijk gaat het meestal om de kinderen. Over deze onderhoudsplicht is al veel te doen geweest en de politieke standpunten over het principe van deze terugvorderingen bij familieleden lopen uiteen. De wetswijziging in 2004 schafte die verplichting wel niet af, maar voerde een inkomensgrens in voor onderhoudsplichtigen (thans een belastbaar inkomen van 21 156,10 euro plus 2 961,86 euro per persoon ten laste) waaronder niet teruggevorderd kan worden. Ook kan het OCMW diverse billijkheidsredenen inroepen om niet terug te vorderen en worden voortaan uniforme terugvorderingschalen door de OCMW’s gehanteerd. Mits goedkeuring van het gemeentebestuur kan het OCMW voortaan in het algemeen afzien van een terugvordering in het kader van de onderhoudsplicht. In de praktijk is de onderhoudsplicht in de meeste OCMW’s eerder uitzondering dan regel. Voorts is er de vaststelling dat heel wat ouderen met hun (overlevings-)pensioen alleen niet in staat zijn hun verblijfskosten in een woonzorgcentrum te betalen. Hieruit mag echter niet geconcludeerd worden dat het OCMW in dat geval steeds financieel moet bijspringen. Het ondertekenen van een onderhandse borgstelling met vaak een begrensd bedrag aan de spaarmiddelen of een borgstelling via een hypothecaire inschrijving op de onroerende goederen volstaat bij heel wat kandidaat bewoners van woonzorgcentra als garantie. In een aantal gevallen beheert het OCMW de spaarmiddelen zelf op een rekening op naam van de oudere of verhuurt het de woning voor rekening van de zorgbehoevende. 156
H4_140_163.indd 156
31/08/11 14:41
In de praktijk blijkt dus dat niet enkel het basisinkomen en het vermogen van de zorgbehoevende bepalend is voor een aanvraag tot financiële tussenkomst, maar dat tevens de relatie met hun kinderen of familieleden een rol spelen. Bewust van hun familiale solidariteit en verantwoordelijkheid zoeken kinderen, broers of zussen en andere familieleden veelal zelf naar een geschikte financiële regeling. Ze nemen zelf het initiatief om zo nodig garant te staan voor de betaling van de verblijfskosten in het woonzorgcentrum van hun verwante. Slechte of afgebroken relaties met de zorgbehoevende of financiële en sociale problemen bij de familieleden zelf daarentegen doen afbreuk aan die bereidheid. In dat geval valt de zorgbehoevende terug op het OCMW. Een studie van Centrum voor Bevolking- en Gezinsstudies wees uit dat in 1988 30 % van de rusthuispopulatie door het OCMW financieel ondersteund werd (Dooghe, G., Vanden Boer, L.. & Vanderleyden, L. (1990). De rusthuizen in Vlaanderen. CBGS – Monografie 1, Brussel). In een memorandum dat het VVSG samen met het Ouderenoverlegcomité en het VVI (nu Zorgnet-Vlaanderen) in 2002 aan de Vlaamse ministers stuurden, vinden wij volgende passage terug: “Op dit moment zijn er al meer dan 35 % van de rusthuisbewoners, die hun rusthuis zelf niet kunnen betalen en een tussenkomst krijgen via het OCMW. De zorgverzekering zou er voor kunnen zorgen dat dit percentage daalt, wat een voordeel heeft voor zowel de ouderen als voor zijn familie.”. Dit laatste percentage berust op ramingen op basis van de gegevens van de OCMW’s, die aan een peiling hierover meewerkten. Sinds de opheffing van het Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn medio 1990 beschikt de Vlaamse Overheid niet meer over exacte gegevens. Voordien was één van de criteria voor de betoelaging van de lokale OCMW’s met dit Fonds het bedrag aan financiële tussenkomsten voor bewoners van een rusthuis. Een toets in de woonzorgcentra van het OCMW-Roeselare bevestigt dit percentage, zelfs als men ervan uitgaat dat er in openbare instellingen iets meer financieel behoeftigen wonen: Jaar Tussenkomsten in euro % ondersteunde bewoners (N=400) 1999 590.046 38 2000 567.391 38 2001 600.266 39
157
H4_140_163.indd 157
31/08/11 14:41
Sinds 1 juli 2002 konden aanvragen bij de zorgkas worden ingediend voor tenlastename van residentiële zorg, weliswaar beperkt tot de bewoners met een C of C-d score op de Katzschaal. De eerste betalingen volgden vanaf 1 oktober 2002. Vanaf januari 2003 komen ook bewoners met categorie B in aanmerking en sinds 2004 kunnen alle bewoners die permanent in een woonzorgcentrum of een psychiatrisch verzorgingstehuis verblijven een aanvraag indienen. Een recente bevraging door het VVSG, waaraan de helft van de OCMW’s meewerkten, leert ons dat 9% van de rusthuisbewoners financieel ondersteund worden door het OCMW. Het aandeel van de rusthuisfacturen, dat door een lokaal OCMW ten laste wordt genomen, varieert en is afhankelijk van de lokale regeling van vrijstelling van de spaarmiddelen bij de vaststelling van financiële behoeftigheid. Ook de dagprijs verschilt van provincie tot provincie en de inrichtende instantie. Zo was de gemiddelde dagprijs in 2010 40,28 euro voor openbare instellingen, 46,20 euro voor een instelling van de vzw-sector en 43,22 euro voor een privaat-commercieel woonzorgcentrum (exclusief supplementen). Thans wordt 38 % van deze voorzieningen door een vzw uitgebaat, aangesloten bij Zorgnet-Vlaanderen, 37 % door een lokaal bestuur (overwegend OCMW’s), 13 % door andere vzw’s en 12 % door de commerciële sector. Ook in de woonzorgcentra van het OCMW-Roeselare daalden de financiële tussenkomsten voor de eigen bewoners gevoelig, zoals blijkt uit onderstaande tabel: Jaar 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Tussenkomst in euro 321.737 210.618 151.093 92.937 98.508 84.860 64.982 54.949 30.254
% aantal ondersteunde bewoners 35 26 18 14 14 14 10 10 9
Waar het procent ondersteunde bewoners in 2001 nog 39 % was, daalde dit aandeel tot 26 % in 2003, het jaar waarop het volledig effect van de eerste fase 158
H4_140_163.indd 158
31/08/11 14:41
van tenlastneming van de zorgkosten in een residentiële setting van toepassing is. In 2010 daalde het aantal ondersteunde bewoners tot 9 % en is het benodigde krediet voor deze tussenkomsten inmiddels gedecimeerd, waar het in ’99 nog bijna 600.000 euro bedroeg. Hierbij is nog niet eens rekening gehouden met de stijging van dagprijzen over een periode van 10 jaar. Ongetwijfeld heeft de Vlaamse zorgverzekering vanaf 2002 de betaalbaarheid van een rusthuisopname verbeterd. Dat lijkt ons evenwel niet de enige verklaring. Voor een deel zijn ook de dynamiek van het pensioenstelsel en het verwerven van een groter aandeel vrouwen van een eigen pensioen vermoedelijk ook factoren die mee gewicht in de schaal werpen. Daarnaast is er de invloed van de wijziging van de wetgeving inzake de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, waarbij sinds 2003 senioren met verminderde zelfredzaamheid die in een rusthuis verblijven in plaats van slechts een derde de volledige tegemoetkoming ontvangen. Dat geldt evenwel niet wanneer ze in een ziekenhuis verblijven. Deze tegemoetkoming is afhankelijk van de medische categorie van zelfredzaamheid en van het inkomen en vermogen van de aanvrager. De tegemoetkoming varieert momenteel tussen maximum 943,52 euro voor de laagste zorgcategorie tot 6 333,57 euro per jaar voor de ouderen met de minste zelfredzaamheid. Zorgbehoevende bewoners in een woonzorgcentrum met een laag inkomen komen met andere woorden omzeggens altijd in aanmerking, wat hun financiële draagkracht in belangrijke mate verhoogt. We kunnen besluiten dat de invoering van de Vlaamse zorgverzekering voor de zorgbehoevenden zeker heeft bijgedragen tot de betaalbaarheid van hun nietmedische zorg. Ook ouderen, die thuis verzorgd worden, komen ook in aanmerking voor financiële steun van het OCMW, hoewel hier in de prijsvorming al rekening wordt gehouden met het inkomen. VVSG beschikt niet over beleidsgegevens op dat vlak, omdat deze cijfers niet worden afgezonderd in het budget aanvullende financiële steunverlening van de OCMW’s en de criteria van toekenning lokaal worden vastgelegd en dus nogal wat verschillen vertonen. Over de financiële tussenkomsten in opname en verblijf in de woonzorgcentra zijn er wel gegevens, hoewel ze ook niet systematisch worden bijgehouden. De trend is echter duidelijk: een afname van het aantal ondersteunde bewoners en van 159
H4_140_163.indd 159
31/08/11 14:41
de kredieten, die hiervoor moeten uitgetrokken. Ten dele is die evolutie toe te schrijven aan de Vlaamse zorgverzekering, waarop iedereen die verblijft in een woonzorgcentrum, onafhankelijk van zijn financiële middelen recht heeft. Voor wie zijn rusthuisfactuur moeilijk kan betalen betekent het recht op integrale uitbetaling van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden vanaf 2003 een ernstige verbetering van zijn financiële draagkracht, te meer omdat het bedrag, wel degelijk gekoppeld is aan het inkomen. In de toekomst moet er blijvend aandacht worden geschonken aan een proactief rechtenonderzoek van begunstigden van zorgverzekering en hulp aan bejaarden. Sinds 2003 staat de aanvraag van de zorgverzekering op de checklist bij een opname in een woonzorgcentrum. Toch wordt nog te dikwijls vastgesteld dat nieuwe bewoners al rechten konden laten gelden, voor ze de overstap naar het woonzorgcentrum maakten. Vroegere aanvraag had dan overigens een wachttijd kunnen voorkomen. Dezelfde alertheid is zeker nodig bij personen, die vanaf 65 jaar op de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden in aanmerking komen. Hier geldt bovendien dat bij vermindering van de zelfredzaamheid een hogere uitkering kan worden aangevraagd. Het is dus belangrijk tijdig een herziening aan te vragen. Een andere ontwikkeling moet ons ook bekommeren. Hoewel de tenlasteneming sinds 1 maart 2009 tot 130 euro voor mantel- en thuiszorg en voor residentiële zorg werd opgetrokken, blijft het belangrijk dat deze tussenkomst de verhoging van de kostprijs van de dienst- en hulpverlening volgt. De tussenkomsten zijn immers niet geïndexeerd en bijgevolg niet welvaartvast. De stijging van de dagprijzen van de woonzorgcentra overtreft daarentegen de evolutie van de index. Het lijkt ons daarom voor de Vlaamse Overheid belangrijk over degelijke beleidsgegevens te beschikken. Ook herhalen we dat het aandeel van de bewoners van woonzorgcentra, dat ondersteund wordt door het OCMW allicht lager ligt dan het percentage dat niet in staat is zelf de dagprijs te betalen. Kinderen en familieleden springen immers vaak financieel bij. Tenslotte blijft het voor de Vlaamse en federale overheid een uitdaging om voldoende capaciteit en financiering van de voorzieningen te verzekeren. Een schaarste in het aanbod van gesubsidieerde thuiszorg en aan erkende plaatsen in de woonzorgcentra houdt het risico van ongelijke toegang in. Ontoereikende financiering zou tot prijs- en tarievenverhoging leiden, waardoor 160
H4_140_163.indd 160
31/08/11 14:41
de positieve invloed van de Vlaamse zorgverzekering en de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden op de betaalbaarheid aan zorg zou afnemen, waardoor meer ouderen terug op financiële bijstand van het OCMW een beroep zouden moeten doen. Met de aangroeiende groep van zorgbehoevende ouderen in het vooruitzicht, zal het dus zaak zijn de programmatie van de voorzieningen af te stemmen op deze evolutie en de prijsvorming van de zorg te bewaken en onder controle te houden.
161
H4_140_163.indd 161
31/08/11 14:41
“
”
????????????????????????????????????????????????
getuigenis
“Als directeur van een woonzorgcentrum heb ik een zekere visie op de Vlaamse zorgverzekering. De belangrijkste troef vind ik dat de meeste mensen hierdoor financieel onafhankelijk zijn geworden of gebleven en hun verblijf in het woonzorgcentrum zelf kunnen betalen.”
“Zij worden dus niet afhankelijk van een OCMW en zijn niet gebonden aan de verplichtingen die daaraan vasthangen (bijvoorbeeld enkel een tegemoetkoming van het OCMW bij opname in een OCMWziekenhuis). Zij zijn niet afhankelijk van zakgeld en moeten daardoor hun bestedingspatroon niet verantwoorden ten opzichte van derden. De Vlaamse zorgverzekering stelt hen in staat om hun autonomie te behouden. En dat is niet niks. Tijdens de laatste jaren moet ons woonzorgcentrum amper nog borgstellingen aanvragen bij het OCMW. Dat betekent een tijdsbesparing voor onze administratie en minder negatieve emoties bij bewoners en familie.”
Luc Vansteene Directeur woonzorgcentrum
162
H4_140_163.indd 162
31/08/11 14:41
163
H4_140_163.indd 163
31/08/11 14:41