Wetenschappelijke bijsluiter
1.
-1/11-
Merknaam van het medicinaal product
Cefazoline Sandoz 2 g poeder voor oplossing voor injectie
2.
Kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling
1 flacon bevat:
cefazoline als natriumzout (equivalent met 2.000 mg cefazoline)
2.096 mg
Voor de excipientia, zie rubriek 6.1.
3.
Farmaceutische vorm
Poeder voor oplossing voor injectie (IV/IM).
4.
Klinische bijzonderheden
4.1
Therapeutische indicaties
Cefazoline is aangewezen bij de volgende infecties veroorzaakt door cefazoline-gevoelige microorganismen (zie rubriek 5.1.3): infecties van de onderste luchtwegen (bijv. acute bacteriële exacerbaties van chronische bronchitis, pneumonie), infecties van de urinewegen (acute pyelonefritis), infecties van de huid en de weke delen, endocarditis, septicemie. Peri-operatieve profylaxe: de peri-operatieve toediening van cefazoline kan de incidentie van postoperatieve infecties bij gecontamineerde of potentieel gecontamineerde heelkunde verminderen. Cefazoline dient te worden voorbehouden voor die gevallen die een intraveneuze of intramusculaire behandeling vereisen. Gelieve de officiële richtlijnen (bijv. de nationale aanbevelingen) te volgen met betrekking tot het correct gebruik van antibiotica. Men moet nagaan of de oorzakelijke kiem gevoelig is voor de behandeling (indien mogelijk), maar de behandeling mag worden ingesteld vooraleer de resultaten beschikbaar zijn.
4.2
Dosis en toedieningswijze
Dosis De dosis is afhankelijk van de gevoeligheid van de pathogenen en de ernst van de aandoening. Volwassenen De gebruikelijke dosis bij volwassenen is in onderstaande tabel opgenomen: Aard van de infectie Weinig ernstige infecties (veroorzaakt door grampositieve micro-organismen)
Dosis 500 mg
Toedieningsinterval Elke 8 uur
Totale dagelijkse dosis 1.5 g
Wetenschappelijke bijsluiter
-2/11-
Onverwikkelde infecties van de urinewegen Matig ernstige tot ernstige infecties (veroorzaakt door gramnegatieve microorganismen) Levensbedreigende infecties
1g
Elke 12 uur
2g
1g
Elke 6 tot 8 uur
3-4 g
1-1.5 g
Elke 6 uur
4-6 g
Zelden werden doses tot 12 g toegediend. Bij volwassen patiënten met nierinsufficiëntie dient de dosis als volgt te worden aangepast: Creatinineklaring (ml/min./1,73m²) > 55 35-54 11-34
Serumcreatinine (mg/100 ml) <1,5 1,6-3,0 3,1-4,5
< 10
> 4,6
Totale dagelijkse dosis
Toedieningsinterval
Gebruikelijke dosis Gebruikelijke dosis De helft van de gebruikelijke dosis Een vierde van de gebruikelijke dosis
Onveranderd 12 uur 12 uur 24 uur
Bij hemodialysepatiënten hangt het doseringsschema af van de dialyse omstandigheden. Bij peri-operatief gebruik van cefazoline om infecties te voorkomen hangt de dosis af van het type en de duur van de operatie. De onderstaande doses worden aanbevolen: 30 minuten tot 1 uur vóór de ingreep wordt een aanvangsdosis van 1 tot 2 g IV of IM toegediend. Bij langere operaties (2 uur of langer) wordt een tweede dosis van 500 mg tot 1 g IV of IM tijdens de operatie toegediend. De dosis en het tijdstip van toediening hangen af van het type en de duur van de operatie. Postoperatief wordt 500 mg tot 1 g IV of IM om de 6 tot 8 uur gedurende 24 uur toegediend. Als mogelijke infecties zeer gevaarlijk zouden zijn voor de patiënt (bijv. na hartheelkunde of een zware orthopedische ingreep, zoals een totale gewrichtsprothese), wordt aanbevolen de postoperatieve toediening gedurende 24 tot 48 uren voort te zetten. Bejaarde patiënten Bij bejaarde patiënten met een normale nierfunctie moet de dosis niet worden aangepast. Zuigelingen ouder dan één maand en kinderen Een totale dosis van 25-50 mg/kg/dag in drie of vier fracties is doeltreffend bij de meeste lichte tot matige infecties. Bij ernstige infecties mag de totale dosis worden verhoogd tot de maximale aanbevolen dosis van 100 mg/kg/dag.
Wetenschappelijke bijsluiter
-3/11-
Doseringsinstructies voor kinderen Lichaamsgewicht
4.5 kg 9.0 kg 13.5 kg 18.0 kg 22.5 kg Lichaamsgewicht
4.5 kg 9.0 kg 13.5 kg 18.0 kg 22.5 kg
25 mg/kg dagelijks in 3 toedieningen Toedieningsinterval Op te trekken van ongeveer 8 uur volume van een concentratie à 125 mg/ml 40 mg 0.3 ml 75 mg 0.6 ml 115 mg 0.9 ml 150 mg 1.2 ml 190 mg 1.5 ml
25 mg/kg dagelijks in 4 toedieningen Toedieningsinterval Op te trekken van ongeveer 6 uur volume van een concentratie à 125 mg/ml 30 mg 0.25 ml 55 mg 0.45 ml 85 mg 0.7 ml 115 mg 0.9 ml 140 mg 1.1 ml
50 mg/kg dagelijks in 3 toedieningen Toedieningsinterval Op te trekken van ongeveer 8 uur volume van een concentratie à 225 mg/ml 75 mg 0.35 ml 150 mg 0.7 ml 225 mg 1.0 ml 300 mg 1.35 ml 375 mg 1.7 ml
50 mg/kg dagelijks in 4 toedieningen Toedieningsinterval Op te trekken van ongeveer 6 uur volume van een concentratie à 225 mg/ml 55 mg 0.25 ml 110 mg 0.5 ml 170 mg 0.75 ml 225 mg 1.0 ml 280 mg 1.25 ml
Pasgeborenen en zuigelingen jonger dan één maand De gebruiksveiligheid bij zuigelingen jonger dan één maand is niet bewezen (zie rubriek 4.4). Kinderen met nierinsufficiëntie Creatinineklaring (ml/min/1.73m²) > 50 25-50 10-25 <10
Dosis cefazoline (mg/kg)
Toedieningsinterval
7 (tot 500 mg/dosis) 7 7 7
6 tot 8 uur 12 uur 24 tot 36 uur 48 tot 72 uur
Bij kinderen die worden behandeld met hemodialyse, wordt de behandeling aangevat met een dosis van 7 mg/kg lichaamsgewicht. Daar de serumconcentraties van cefazoline tijdens de dialyse met 35 tot 65% dalen, wordt tussen de dialysesessies (dialyse-interval = 72 uur) een dosis van 3-4 mg/kg lichaamsgewicht toegediend. Duur van de behandeling De duur van de behandeling hangt af van het verloop van de ziekte. Conform de algemene principes van de antibiotherapie dient de behandeling met cefazoline te worden voortgezet tot de koorts minstens 2 of 3 dagen verdwenen is of tot bewezen is dat de oorzakelijke kiem uitgeroeid is. Toedieningswijze De gebruiksklare oplossing wordt diep intramusculair of intraveneus toegediend. Zie ook sectie 6.6. Intramusculaire toediening Voor intramusculaire toediening dient het produkt te worden opgelost in een oplossing van 0.5% lidocaïne. Intramusculaire doses (max. 1 g) dienen in een grote spiermassa te worden geïnjecteerd. De intramusculaire toediening dient enkel voor onverwikkelde infecties te worden gebruikt.
Wetenschappelijke bijsluiter
-4/11-
Bereid de oplossing door 4 ml oplossing van 0.9% natriumchloride toe te voegen aan de flacon met 1 g poeder. Intraveneuze toediening De oplossingen voor IV injectie of infusie worden bereid door de droge substantie op te lossen met aqua pro injectione of een oplossing van 0,9 % natriumchloride. Minstens 4 ml verdunningsmiddel per gram droge substantie gebruiken. Voor het bereiden van oplossingen voor IV infusie de infuusfles vullen met 50-100 ml 0,9% natriumchloride, de droge stof laten oplossen en traag infunderen. Intermitterende intraveneuze infusies Hogere dagdoses (4 tot 6 g in 2 of 3 toedieningen) worden met een IV infuus (in 20 tot 30 minuten) toegediend. Cefazoline mag samen met andere IV vloeistoffen worden toegediend aan de patiënt of in een afzonderlijke tweede IV flacon. Rechtstreekse intraveneuze injectie Doses tot 1 g cefazoline kunnen traag intraveneus worden geïnjecteerd (3-5 min.) rechtstreeks in een ader of via een slang. Oplossingen van cefazoline in lidocaïne dienen niet intraveneus te worden toegediend.
4.3
Contra-indicaties
Cefazoline is tegenaangewezen bij patiënten met gekende overgevoeligheid voor cefazoline of andere cefalosporines Bij toediening aan kinderen jonger dan één jaar mag cefazoline niet worden opgelost in een lidocaïneoplossing.
4.4 -
-
-
-
Speciale waarschuwingen en speciale voorzorgen bij gebruik Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met allergische diathese, met bronchiaal astma of hooikoorts. Alvorens cefazoline toe te dienen moeten vroegere overgevoeligheidsreacties met andere bètalactam antibiotica (penicillines en cefalosporines) onderzocht worden. Bij patiënten die een allergische reactie ontwikkelen, moet het geneesmiddel worden stopgezet en dient een gepaste symptomatische behandeling te worden ingesteld. Ook dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van kruisallergie met andere cefalosporines en van eventuele kruisallergie met penicillines. In geval van gekende overgevoeligheid voor penicilline dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van kruisallergie met andere bètalactam antibiotica, zoals cefalosporines. Bij patiënten met een verminderde nierfunctie dienen de doses en/of het toedieningsinterval te worden aangepast aan de ernst van de nierinsufficiëntie. (zie sectie 4.2) Uitzonderlijk treden bloedstollingsstoornissen op tijdens de behandeling met cefazoline. Risicopatiënten zijn patiënten met risicofactoren die vitamine K-deficiëntie veroorzaken of een invloed hebben op andere stollingsmechanismen (parenterale voeding, voedingstekorten, lever- en nierinsufficiëntie, trombopenie). De bloedstolling kan ook verstoord zijn in geval van geassocieerde ziekten (bijv. hemofilie, maag- en duodenumulcus) die bloedingen kunnen veroorzaken of verergeren. Bijgevolg dient de PTT te worden gemonitord bij patiënten met deze ziekten. Indien de PTT verlaagd is, zijn vitamine K-supplementen (10 mg/week) aangewezen. Bij ernstige aanhoudende diarree dient te worden gedacht aan de mogelijkheid van pseudomembraneuze colitis te wijten aan antibiotica. Deze aandoening kan levensbedreigend zijn; daarom moet de behandeling met cefazoline onmiddellijk worden stopgezet en dient een gepaste behandeling te worden ingesteld. Geneesmiddelen die de peristaltiek onderdrukken, zijn tegenaangewezen.
Wetenschappelijke bijsluiter
-5/11-
Langdurige behandeling met cefazoline kan overgroei van niet-gevoelige kiemen in de hand werken. Daarom moeten de patiënten nauwlettend worden gecontroleerd op mogelijke surinfecties. In geval van een surinfectie dienen passende maatregelen te worden genomen. Bij patiënten met hypertensie of hartfalen dient rekening te worden gehouden met het natriumgehalte van de oplossing (48 mg per 1 g cefazoline). Cefazoline dient niet te worden toegediend aan vroegtijdig geboren en pasgeboren kinderen jonger dan 1 maand omdat geen gegevens beschikbaar zijn en de gebruiksveiligheid niet bewezen is. Sporters moeten eraan denken dat een antidopingstest positief kan zijn, indien cefazoline in lidocaïne is opgelost. -
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interacties
Gelijktijdig gebruik tegenaangewezen Antibiotica Cefazoline mag niet samen met antibiotica met een bacteriostatisch werkingsmechanisme (bijv. tetracyclines, sulfonamiden, erythromycine, chlooramfenicol) worden toegediend, omdat in in vitro tests antagonistische effecten werden waargenomen. Gelijktijdig gebruik niet aanbevolen Probenecid Bij gelijktijdige inname verlaagt probenecid de renale klaring van cefazoline. Voorzorgen Anticoagulantia Cefalosporines kunnen zeer zelden leiden tot bloedstollingsstoornissen (zie rubriek 4.4). Bij gelijktijdige toediening van orale anticoagulantia of heparine in hoge doses dienen de stollingsparameters te worden gevolgd. Nefrotoxische stoffen Het kan niet worden uitgesloten dat cefazoline de nefrotoxiciteit van antibiotica (bijv. aminoglycosiden, colistine, polymyxine B) en diuretica (bijv. furosemide) verhoogt. Bij gelijktijdig gebruik dient de nierfunctie zorgvuldig te worden gevolgd. Laboratoriumtests Meting van de glucoseconcentraties in de urine met laboratoriumtests die gebaseerd zijn op de oplossing van Benedict, de oplossing van Fehling of Clinitest®-tabletten, kunnen foutpositieve resultaten opleveren. Cefazoline heeft evenwel geen effect op de enzymatische metingen van de glucosurie. Zowel de indirecte als de directe Coombs-test kunnen foutpositieve resultaten opleveren, bijv. bij pasgeborenen van wie de moeder cefalosporines heeft gekregen.
4.6
Zwangerschap en borstvoeding
Er is onvoldoende ervaring met het gebruik van cefazoline tijdens de zwangerschap; daarom zal cefazoline, vooral gedurende het eerste trimester, enkel worden gebruikt na een nauwgezette evaluatie van de baten/risico verhouding. Cefazoline gaat doorheen de placenta en wordt in een kleine hoeveelheid in de moedermelk uitgescheiden. Bij zuigelingen die borstvoeding krijgen kan sensitisatie alsook irritatie van de intestinale flora en Candida infectie optreden. In deze gevallen zal borstvoeding worden gestopt tijdens de behandeling.
4.7
Effecten op de rijvaardigheid en op het gebruik van machines
Er werden geen effecten op de rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen waargenomen.
Wetenschappelijke bijsluiter
4.8
-6/11-
Ongewenste effecten
Overgevoeligheidsreacties Af en toe werden de volgende reacties op cefazoline waargenomen: huidreacties met en zonder jeuk zoals lokaal of veralgemeend exantheem, erytheem, erythema exsudativum multiforme, urticaria, reversibele lokale permeabiliteit van de bloedvaten, de slijmvliezen of de gewrichten (angioneurotisch oedeem), medicamenteuze koorts en interstitiële pneumonie of pneumonitis. In zeldzame gevallen werden ernstige huidreacties met levensbedreigende algemene reacties (bijv. syndroom van Lyell en syndroom van Stevens-Johnson) beschreven in correlatie met een behandeling met cefazoline. Ernstige acute allergische reacties zijn mogelijk. Deze kunnen zijn: oedeem in het gelaat, gezwollen tong, zwelling van de larynx met vernauwing van de luchtwegen, versnelde hartfrequentie, kortademigheid, bloeddrukdaling en anafylactische shock. Soms moeten deze reacties onmiddellijk intensief worden behandeld. Bloed, bloedstolling, bloedcellen Tijdens de behandeling met cefazoline werden af en toe gevallen van leukocytose, granulocytose, monocytose, lymfopenie, basofilie, eosinofilie, granulocytopenie, neutropenie, leukopenie en trombopenie waargenomen. Deze effecten zijn zeldzaam en reversibel. Met sommige cefalosporines werden zelden een daling van het hemoglobinegehalte en/of hematocriet, anemie en agranulocytose gerapporteerd. Ook aplastische anemie, pancytopenie en hemolytische anemie werden zelden gerapporteerd met deze cefalosporines. Onder behandeling met cefazoline werden zeer zelden stoornissen van de bloedstolling, met als gevolg daarvan bloedingen, waargenomen. Risicopatiënten zijn patiënten met een tekort aan vitamine K of andere factoren die stollingsstoornissen kunnen veroorzaken (kunstmatige voeding, onvoldoende voeding, gestoorde lever- en nierfunctie, trombopenie), en patiënten met ziekten die bloedingen veroorzaken of verergeren (bijv. hemofilie, maag- en duodenumulcera). Lever In zeldzame gevallen stijgen de serumconcentraties van SGOT, SGPT, gamma-GT, bilirubine en/of LDH en alkalische fosfatase tijdelijk. Er werden zeldzame gevallen van voorbijgaande hepatitis en cholestatische icterus gerapporteerd. Maagdarmkanaal Occasionele gastro-intestinale symptomen bij behandeling met cefazoline zijn verminderde eetlust, diarree, nausea en braken. Deze symptomen zijn meestal weinig uitgesproken en verdwijnen vaak tijdens of na de behandeling. In geval van ernstige en aanhoudende diarree tijdens of na behandeling met cefazoline dient een arts te worden geraadpleegd; de diarree zou immers een symptoom kunnen zijn van een ernstige ziekte (pseudomembraneuze colitis) die dadelijk moet worden behandeld. De patiënt mag zelf geen geneesmiddelen nemen die de peristaltiek onderdrukken. Langdurig gebruik van een cefalosporine kan leiden tot overgroei van niet-gevoelige kiemen, vooral Enterobacter, Citrobacter, Pseudomonas, enterokokken en Candida. Nieren Af en toe kunnen een tijdelijke stijging van de serumconcentratie van ureum en creatinine en nierinsufficiëntie optreden. Nefrotoxiciteit werd waargenomen, meestal bij patiënten die nog andere potentieel nefrotoxische geneesmiddelen namen. Zenuwstelsel Effecten op het zenuwstelsel die zijn opgetreden na orale, IM of IV toediening van cefalosporines, zijn duizeligheid, malaise, vermoeidheid, nachtmerries en vertigo. Ook hyperactiviteit, zenuwachtigheid of angst, slapeloosheid, slaperigheid, zwakte, warmte-opwellingen, gestoord kleurenzicht en verwardheid werden gerapporteerd tijdens behandeling met bepaalde cefalosporines, hoewel nog geen oorzakelijk verband tussen beide werd aangetoond. Er zijn gevallen gekend van epileptogene activiteit van
Wetenschappelijke bijsluiter
-7/11-
cefalosporines en van door cefazoline geïnduceerde encefalopathie met veralgemeende convulsies, vooral bij patiënten met nierinsufficiëntie. Er werd een geval van aseptische meningitis in associatie met cefalexine, cefazoline en ceftazidime beschreven. Andere bijwerkingen Er werden gevallen van flebitis op de plaats van de IV injectie gerapporteerd. Andere bijwerkingen die onder behandeling met cefalosporines werden beschreven, zijn pijn op de borst, pleura-uitstorting, dyspnoe of respiratoire distress, hoesten, rhinitis, stijging of daling van de bloedglucoseconcentratie, genitale en anale jeuk, genitale candidiasis, vaginitis, tromboflebitis, pijn bij intramusculaire toediening. Een foto recall-achtig fenomeen werd beschreven.
4.9
Overdosering
4.9.1 Symptomen van overdosis Overdosering kan pijn, ontstekingsreacties en flebitis op de plaats van injectie veroorzaken. Bij parenterale toediening in zeer hoge doses kunnen cefalosporines vertigo, paresthesieën en hoofdpijn veroorzaken. Vooral bij patiënten met nierlijden kan een overdosering van cefalosporines convulsies induceren. Een overdosering kan gepaard gaan met de volgende afwijkingen van de laboratoriumproeven: stijging van het creatininegehalte, het ureumgehalte, de leverenzymen en bilirubine; positieve Coombs-test; trombocytose en trombopenie, eosinofilie, leukopenie en daling van de PTT. 4.9.2 Behandeling van overdosis In geval van convulsies dient het geneesmiddel onmiddellijk te worden stopgezet. Anti-epileptica kunnen aangewezen zijn. De vitale lichaamsfuncties en de pertinente laboratoriumparameters dienen nauwlettend te worden gevolgd. In geval van een ernstige overdosering waarbij de patiënt niet reageert op andere behandelingen, kan een hemodialyse in combinatie met hemoperfusie van nut zijn, hoewel het bewijs daarvan niet is geleverd. Peritoneale dialyse is ondoeltreffend.
5.
Farmacologische eigenschappen
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische groep: cefalosporines ATC-code : J01DA04 5.1.1 Algemene eigenschappen Cefazoline is een semi-synthetische cefalosporine voor parenteraal gebruik. Zoals alle andere bètalactam antibiotica heeft cefazoline een bactericide werking door interferentie met de synthese van de celwand. 5.1.2 Breekpunten De volgende MIC-breekpunten (minimale inhibitorische concentraties) volgens het NCCLS (Nationaal Comité voor Klinische Laboratorium Standaarden) onderscheiden gevoelige (S) van matig gevoelige en matig gevoelige van resistente (R) kiemen: S < 8 mg/l en R > 32 mg/l. 5.1.3. Gevoeligheid De prevalentie van verworven resistentie van bepaalde species kan geografisch en na verloop van tijd variëren. Informatie over de lokale resistentie is wenselijk, vooral bij de behandeling van ernstige infecties. Deze informatie geeft enkel bij benadering een idee over de kansen dat de micro-organismen al dan niet gevoelig zullen zijn voor cefazoline.
Wetenschappelijke bijsluiter
KLASSEN
-8/11-
Frequentie van de resistentie Europese spreiding (als > 10%) (extreme waarden)
Gevoelige bacteriën Grampositieve aërobe bacteriën Staphylococcus meti-S Streptococcus Streptococcus pneumoniae Gram-negatieve aërobe kiemen Branhamella catarrhalis Citrobacter koseri Escherichia coli Haemophilus influenzae Klebsiella Neisseria gonorrhoeae Proteus mirabilis Anaërobe bacteriën Clostridium perfringens Fusobacterium Peptostreptococcus Prevotella Propionibacterium acnes Veilonella Matig gevoelige bacteriën Anaërobe bacteriën Eubacterium Resistente bacteriën Grampositieve aërobe bacteriën Enterococci Staphylococcus meti-R* Listeria monocytogenes Gramnegatieve aërobe bacteriën Acinetobacter baumanii Aeromonas spp. Alcaligenes denitrificans Bordetella Campylobacter Citrobacter freundii Enterobacter Legionella Morganella morganii Proteus vulgaris Providencia Pseudomonas Serratia Vibrio Yersinia enterocolitica
7-70 % 0-16% 0-26% 11-30% 0-17% 0-30% 10-20% 0-20% 30-70%
Wetenschappelijke bijsluiter
-9/11-
Anaërobe bacteriën Bacteroides Clostridium difficile Andere bacteriën Chlamydia Mycobacterium Mycoplasma Rickettsia * De frequentie van methicilline-resistentie voor alle stafylococcen bedraagt ongeveer 30-50% en komt meestal voor in het ziekenhuis Andere informatie: Penicilline-resistente Streptococcus pneumoniae zijn kruisresistent tegen cefalosporines, zoals cefazoline.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Cefazoline wordt parenteraal toegediend. Na IM injectie worden de maximale serumconcentraties na 30 tot 75 minuten bereikt. Serumconcentratie (µg/ml) na intramusculaire toediening Dosis 500 mg 1g
30 min. 36.2 60.1
1 uur 36.8 63.8
2 uren 37.9 54.3
4 uren 15.5 29.3
6 uren 6.3 13.2
8 uren 3 7.1
Serumconcentratie (µg/ml) na intraveneuze toediening van 1 g 5 min. 188.4
15 min. 135.8
30 min. 106.8
1 uur 73.7
2 uren 45.6
4 uren 16.5
Cefazoline wordt voor 65 tot 92% gebonden aan de plasmaproteïnen. Cefazoline dringt zeer goed in de weefsels, waaronder skeletspieren, myocardweefsel, botweefsel, gal en galblaasweefsel, endometrium en vaginaal weefsel. Cefazoline gaat doorheen de placentabarrière en wordt ook geëxcreteerd in de moedermelk. Cefazoline diffundeert niet voldoende in het cerebrospinaal vocht en het oogkamervocht. Cefazoline wordt niet gemetaboliseerd. Cefazoline wordt grotendeels door de glomeruli gefilterd en in een microbiologisch actieve vorm in de urine uitgescheiden. Een kleiner gedeelte wordt door de gal uitgescheiden. De plasma-eliminatiehalfwaardetijd bedraagt ongeveer 2 uur; bij patiënten met een gestoorde nierfunctie kan de plasma-eliminatiehalfwaardetijd toenemen.
5.3
Preklinische veiligheidsgegevens
De acute toxiciteit van cefazoline is laag. LD50-waarden na IV toediening variëren naargelang de dierspecies van 2200 tot 3900 mg/kg lichaamsgewicht. Bij herhaalde toediening van cefazoline aan honden en ratten via verschillende parenterale toedieningswegen gedurende 1 tot 6 maanden, werden geen significante effecten op de biochemische reacties en de hematologische parameters waargenomen. In sommige studies werden symptomen van neurotoxiciteit aangetoond. Na IM injectie werd cefazoline slecht verdragen ter hoogte van de injectieplaats. In experimenten bij konijnen bleek de nier het doelorgaan te zijn; dit was niet het geval bij ratten en honden.
Wetenschappelijke bijsluiter
-10/11-
Cefazoline vertoonde geen teratogene effecten en had geen effect op de algemene voortplantingsfuncties. Er werden geen studies uitgevoerd naar de eventuele mutageniciteit en carcinogeniciteit van cefazoline.
6.
Farmaceutische bijzonderheden
6.1
Lijst van excipientia
Geen
6.2
Onverenigbaarheden
Cefazoline is onverenigbaar met amikacinedisulfaat, natriumamobarbital, ascorbinezuur, bleomycinesulfaat, calciumglucoheptonaat, calciumgluconaat, cimetidine hydrochloride, colistinemethaan natriumsulfaat, erythromycine glucoheptonaat, kanamycinesulfaat, oxytetracycline hydrochloride, natriumpentobarbital, polymyxine B sulfaat, tetracycline hydrochloride.
6.3
Houdbaarheid
3 jaar Na reconstitutie: de chemische en fysische stabiliteit in-gebruik is gewaarborgd gedurende 24 uur, indien beschermd tegen licht en bewaard onder 25°C.
6.4
Speciale voorzorgen bij de bewaring
Poeder voor oplossing voor injectie: niet bewaren boven 25°C, de container in de buitenste verpakking bewaren. Gereconstitueerde oplossing: bewaren tussen 2-8°C, de container in de buitenste verpakking bewaren. Vanuit microbiologisch standpunt dient het produkt onmiddelijk te worden gebruikt. Indien niet onmiddellijk toegediend, is de in-gebruik bewaarperiode en de omstandigheden vóór de toediening de verantwoordelijkheid van de gebruiker; deze zal normaal niet langer zijn dan 24 uur bij 2-8°C, tenzij de reconstitutie gebeurde in gecontroleerde en gevalideerde aspetische omstandigheden.
6.5
Aard en inhoud van de container
Aard 30 ml flacons van helder glas, klasse II, Ph. Eur. met gehalogeneerde isobuteen-isopreendoppen volgens DIN 58 366 bekleed met Helvoinert. Inhoud Individuele verpakkingen met één flacon Ziekenhuisverpakkingen met 5/10/25/50/100 flacons
6.6
Richtlijnen voor gebruik en manipulatie
De oplossingen voor IV injectie of infusie worden bereid door de droge substantie op te lossen met aqua pro injectione of een oplossing van 0,9 % natriumchloride. Minstens 4 ml verdunningsmiddel per gram droge substantie gebruiken. Voor het bereiden van oplossingen voor IV infusie de infuusfles vullen met 50-100 ml 0,9% natriumchloride, de droge stof laten oplossen en traag infunderen.
Wetenschappelijke bijsluiter
-11/11-
Intramusculaire doses dienen in een grote spiermassa te worden geïnjecteerd. Voor IM toediening dient cefazoline te worden opgelost in een oplossing van 0,5 % lidocaïne. 500 mg droge stof oplossen in 2 ml verdunningsmiddel en 1 g droge stof in 4 ml verdunningsmiddel. Enkel vers bereide, heldere en kleurloze oplossingen gebruiken. Slechts één dosis optrekken. Niet gebruikte oplossing weggooien.
7.
Vergunninghouder
Sandoz N.V. Telecom Gardens Medialaan 40 B-1800 Vilvoorde
8.
Vergunningsnummers
1472 IS 29 F 12
9.
Datum van de eerste vergunning / hernieuwing van de vergunning
10
Datum van herziening van de tekst: December 2003