10 juni – 10 juni: Wetstraatrapport 1 jaar na de verkiezingen
Perslunch, 6 juni 2008
1
Inleiding: moeras Een evaluatie van 1 jaar Wetstraat na de verkiezingen van 10 juni 2007 kan weinig anders zijn dan een overzicht van de ‘Boulevard of Broken Dreams’. Misschien is het zelfs beter te spreken van een dropping in het moeras. Bij de start van deze evaluatieronde wilden wij als Vlaams Belang uitgaan van een objectieve vergelijking tussen de debatten en de thema’s, de beloften van 2007 aan de ene kant en de stand van zaken in deze diverse materies aan de andere. We wilden zo een balans en mits het berekenen van een gemiddelde, een puntenquotering geven aan diegenen die een federale regering hebben gevormd met het voornemen deze beloften uit te voeren. Uiteindelijk hebben wij dit project van een ‘rapport’ moeten stilleggen. Keer op keer bleek dat in de meeste thema’s deze coalitie niet uit de startblokken gekomen was. Het was niet mogelijk om zelfs maar met een 3 of een 4 op 10 een beeld te geven van de realisaties. In nagenoeg alle thema’s bleken de regeringen Verhofstadt III en Leterme I vast te zijn blijven zitten in een moeras van tegenstellingen, tegenwerkingen en totaal verschillende visies op zelfs de meest elementaire beginselen. Na een zorgvuldig afgewogen evaluatie hebben we dus het project opgeplooid. Deze evaluatie kan zelfs geen gebuisde leerling of zo laten zien. Het land is fundamenteel ziek en het federale niveau is op geen enkele manier nog in staat om door te gaan voor een structuur die een meerwaarde biedt ten opzichte van een onafhankelijk Vlaanderen, laat staan een structuur die een minimale vorm van ‘goed bestuur’ tot stand zou kunnen brengen. Na de paarse ontgoochelingen en tekortkomingen blijkt nu ook het CD&V-alternatief niet in staat om verandering te brengen. Men vraagt zich af of – met alle respect voor zijn geloofsovertuiging – De Crem in Lourdes een mirakel is gaan afsmeken. Aan de hand van enkele gerichte (niet alle) items wil het Vlaams Belang hier aantonen hoe diep de malaise zit. De coalitie geraakt niet uit het moeras. Het verderzetten ervan is tijdverlies.
2
1. Alles is communautair. Voorafgaand aan de verkiezingen van 2007 werd op het communautaire vlak langs Vlaamse kant een aantal beloften gedaan. Behalve de VLD gingen alle grote partijen er toe over - naast een splitsing van Brussel-HalleVilvoorde - een perspectief van een noodzaak van versterkte Vlaamse autonomie te schetsen en zij koppelden dit ook aan een beter bestuur, minstens een alternatief voor het tot dan gevoerde (paarse) beleid. Een jaar na datum ziet het er niet goed uit. De volgende vaststellingen en aanbevelingen moeten worden gedaan.
Franstalig België bereidt zich stevig voor op een clash. Waar langs Vlaamse kant geregeld olie op de golven in plaats van op het vuur wordt gegooid (verklaringen van Leterme zowel als van De Wever, ook de teneur van analyses van bvb. Patrick Dewael) is dit langs Franstalige kant al lang niet meer het geval. Men is er sinds het ‘Bye Bye Belgium’-trauma weggezakt in een confrontatiestrategie. Het lijkt nog hoogst onwaarschijnlijk dat Herman Van Rompuy met zijn informele inschrijvingsrechten inzake B-H-V nog resultaat zal kunnen boeken. De uitbreiding van Brussel neemt veel concretere vormen aan in hoofde van niet alleen het FDF maar ook andere Franstalige partijen. De Wallo-Brux-gedachte is tot een strategische invalshoek omgebouwd en wordt voor het eerst concreet en institutioneel gestalte gegeven. Deze ontwikkeling wordt in Vlaanderen sterk onderschat. Deze strategische zet is een manier waarop de Franstaligen (ondermeer op het internationale forum) verwarring willen zaaien over de precieze rol van de taalgrens. De rol van taalgrens als (toekomstige) staatsgrens wordt er door geminimaliseerd en in verwarring gebracht. Globaal genomen kan men stellen dat Vlaanderen gas terugneemt, terwijl Franstalig België radicaliseert.
B-H-V: splitsen met staatsmansvisie. Zoals reeds op het Vlaams Belang evaluatiecolloquium werd naar voren gebracht en onderstreept, mag er inzake B-H-V geen enkele Vlaamse toegeving meer worden gedaan. Dit heeft immers veel te veel gevolgen voor wanneer achteraf bij een ontbinding van België deze toegevingen zouden aangewreven worden als zijnde het feit dat Vlaanderen zelf het (uitsluitend) Vlaams karakter van de rand in 2008 zou hebben gerelativeerd. Ook Bart Maddens wees recent nog in dezelfde zin op deze invalshoek. Het gaat dus al lang niet meer over een corridor, maar om het chaotiseren van de splitsing van België langs de bestaande
3
heldere, of toch relatief heldere taalgrens. Worden er na de faciliteitengemeenten nog nieuwe gebiedsdelen in de aanbieding geplaatst (onder welke vorm of statuut dan ook) dan zijn de gevolgen niet te overzien achteraf. Internationaal zal Vlaanderen deze gebieden en vervolgens ipso facto Brussel dreigen kwijt te spelen. Op deze problematiek en ook op de toekomst van Brussel gaat het Vlaams Belang dieper in in een boek dat eerstdaags gepubliceerd wordt (‘Operatie Vlaamse Onafhankelijkheid’, uitgeverij Egmont) Het is ronduit verontrustend dat het dossier B-H-V nu langs Vlaamse kant in ‘plenipotentiel’ is toegeschoven aan Kamervoorzitter Herman Van Rompuy die zich er op beroemt een pragmatisch man te zijn die uitgaat van de noodzaak om tot een compromis te komen.
De borrelnootjes worden geblokkeerd. Onder de pretext dat de fractievoorzitters het advies van de Raad van State bekijken, worden de borrelnootjes geblokkeerd. De eerste fase is dus zelfs in de Senaatscommissie niet eens aangevat…. Het voorstel van bijzondere wet van CD&V, VLD, CdH, MR, PS, SP.A/Vl.Pro, Ecolo en Groen is ingediend op 5 maart. Het advies van de Raad van State is op 30 april binnengekomen. Desondanks heeft het voorstel de agenda van Senaatscommissie nog niet gehaald. De Franstaligen liggen namelijk dwars, en de Vlaamse partijen laten betijen. Op die manier zal de eerste fase van de staatshervorming niet afgerond kunnen worden voor 15 juli. Zelfs de borrelnootjes zijn de Vlamingen niet gegund. Het Vlaams Belang heeft wel een groot aantal amendement klaargestoomd. Deze amendementen zijn de vertaling van de befaamde ‘fiches’ van de Vlaamse administratie, opgesteld op vraag gewezen ministerpresident Leterme? Die ‘fiches’ zijn op hun beurt de vertaling van de vijf resoluties van het Vlaams Parlement. Het gaat dus om amendementen die uitdrukking geven aan het communautaire luik van het Vlaams regeerakkoord, en waarbij de Vlaamse partijen die op Vlaams niveau de meerderheid vormen, kleur zullen moeten bekennen.
Wat op datum van 15 juli? Een regeringsmededeling? Een regeringsverklaring in het Parlement? Een basisakkoord? Vaag of concreet? Wetsontwerpen? In de Ministerraad overlegd of neergelegd in de Kamer/Senaat? Borrelnootjes-ontwerp eerst afgehandeld? Of zoals Leterme ooit in Terzake zei: er moet een proces in gang gezet worden en “er moet een richting in zitten”.
Er zijn duizend manieren om de arbeidsmarkt te splitsen. Door diverse waarnemers wordt de splitsing van de arbeidsmarkt naar voren geschoven als iets waarover een akkoord mogelijk lijkt. Nogal wiedes, zegt het Vlaams Belang. Ten eerste was het het enige thema dat door SP.a in de campagne van 2007 werd ‘meegenomen’ en was dat dus kennelijk overlegd met de PS (zoals ook de VLD haar neobelgicisme met de MR had overlegd en er zelfs gemeenschappelijk campagne mee voerde).
4
Bovendien is het splitsen van de arbeidsmarkt een zeer disparate en vage aangelegenheid. We kunnen stellen dat het werkgelegenheidsbeleid slechts daadwerkelijk geregionaliseerd is àls (aan volgende voorwaarden wordt voldaan): 1) het arbeidsrecht een exclusieve bevoegdheid van de deelstaten wordt, 2) de bevoegdheid om het sociaal overleg te regelen en de bevoegdheid tot algemeen verbindendverklaring van collectieve arbeidsovereenkomsten exclusieve bevoegdheden van de deelstaten worden, 3) de vermindering van patronale RSZ-bijdragen voor specifieke doelgroepen een bevoegdheid van de deelstaten wordt, 4) de deelstaten bevoegd worden voor de werkloosheidsuitkeringen en volledig financieel verantwoordelijk voor de uitkeringen aan langdurig werklozen, 5) de dienstencheques een exclusieve bevoegdheid van de deelstaten worden, 6) uitzendarbeid een exclusieve bevoegdheid van de deelstaten wordt, 7) arbeidsvergunningen, arbeidskaarten en beroepskaarten een exclusieve bevoegdheid van de deelstaten worden, 8) de controle op tewerkstelling van illegalen een exclusieve bevoegdheid van de deelstaten wordt, 9) de aanpak van misbruiken bij detachering van buitenlandse werknemers een exclusieve bevoegdheid van de deelstaten wordt, 10) de controle op de werkbereidheid een exclusieve bevoegdheid van de deelstaten wordt. Dat is de lijst die wij zullen afpunten op het moment dat de regering en de Vlaamse onderhandelaars een zogenaamde ‘regionalisering’ van het werkgelegenheidsbeleid zullen willen verkopen aan de publieke opinie. Met minder, met een gedeeltelijke regionalisering mag Vlaanderen geen genoegen nemen. Onkelinx en Milquet tonen niet momenteel maar ondertussen hoe de arbeidsmarkt vooral federaal wordt gerecupereerd. Bijzonder schandalig is dat, terwijl zogenaamd op dit stuk een grote staatshervorming voor de deur staat, de VLD maar vooral ook concreet Milquet en Onkelinx geen enkele inspanning sparen om in de voorbije maanden zonder enig anticiperen op een splitsing, vanuit het federaal niveau de arbeidsmarkt federaal te verankeren en/of te recupereren. (zie ook het luik ‘Werkgelegenheid’ van dit rapport)
Reynders of verkiezingen? Een diepe, bijna psychologische malaise doet zich voor aan liberale kant. De VLD kan maar niet wennen aan het onwezenlijke van deze regering Leterme. Reynders van zijn kant heeft de overwinning niet kunnen verzilveren. Zijn frustratie zit diep en het is geen wonder dat hij na het mislukken van zijn poging om vervroegde regionale verkiezingen bij de Vlamingen los te peuteren om de totaal verrotte situatie langs Franstalige kant te deblokkeren, het hazenpad van een internationale carrière kiest. Hij vlucht niet voor Louis Michel zoals wel eens lachend wordt gezegd, maar vooral voor zijn nakende mislukking. De circulerende alternatieve oplossing van een noodregering die tot aan de regionale verkiezingen van 2009 zou verder strompelen is onaanvaardbaar omdat het een achterbakse samenvoeging zou zijn, wat een Belgicistische agenda is, en ook omdat het land daardoor
5
verder verstoken zou blijven van de gewenste verandering. Over welke zogenaamd sociaaleconomische maatregelen zou trouwens eensgezindheid bestaan in een land waar alles communautair geworden is? Federale verkiezingen worden immers de enige legitieme uitweg uit het moeras van 10 juni. De kiezer alleen kan oordelen of - en in welke mate - de communautaire thema’s moeten doorwegen op de toekomst. Politiek is in wezen een optimistische bezigheid omdat ze verandering kan tot stand brengen door oplossingen te bieden. Als geen oplossingen mogelijk blijken strandt de politiek en is het woord opnieuw aan de kiezer. De voor het optimisme vernietigende malaise moet doorbroken worden.
6
2. Asiel, migratie en nationaliteit. Arbeidsmigratie In het federale verkiezingsprogramma verdedigde Open VLD de ‘gecontroleerde migratie’ in plaats van de immigratiestop. Ook de N-VA zag economische migratie als een oplossing voor het probleem van de knelpuntvacatures, maar slechts na een ononderbroken periode van vijf jaar arbeid zou een permanent verblijfsrecht toegekend worden. Het regeerakkoord Leterme voorziet inderdaad economische migratie, zonder gewag te maken van de aanzienlijke ‘volgmigratie’ die onze sociale zekerheid nog meer dan voorheen zal belasten. Over deze ‘bijstandsmigratie’ wordt de bevolking in het ongewisse gelaten. Strenge regels inzake verblijfsvergunningen zitten niet in de pijplijn, integendeel. Het Vlaams Belang blijft er bij dat economische immigratie overbodig is gezien het groot aantal werklozen in dit land, het systeem van de arbeidskaarten en het wegvallen van de EUgrenzen voor werknemers in 2009.
Gezinshereniging en -vorming Voor de verkiezingen stelde Open VLD dat gezinshereniging met ouders slechts mag indien men in hun onderhoud kan voorzien. Ook CD&V en N-VA pleitten ervoor dat de gezinshereniger over voldoende bestaansmiddelen moet beschikken om te vermijden dat gezinsleden een beroep doen op onze sociale bijstand. Het regeerakkoord gaat ogenschijnlijk in deze richting, maar de eerste letter van de reglementering moet nog op papier gezet worden. Ondertussen wordt volop ‘herenigd’, op onze kosten.
Asielbeleid Inzake asiel beloofde Open VLD dat de toegang van afgewezen asielzoekers tot de Raad van State zou ingeperkt worden, CD&V wou de nieuwe asielprocedure een jaar na de inwerkingtreding grondig evalueren en indien nodig bijsturen, N-VA eiste dat afgewezen asielzoekers in afwachting van hun repatriëring ondergebracht worden in gesloten centra. In het regeerakkoord is van ‘inperken’, ‘evalueren’ en ‘bijsturen’ geen sprake meer. Nochtans is de nieuwe asielwetgeving een jaar in voege. Minister Turtelboom ziet voorts geen reden om alle asielbedriegers op te sluiten.
7
Illegaal verblijf, uitwijzing, regularisatie Het blauwe verkiezingsprogramma kantte zich tegen van een nieuwe collectieve regularisatie, net zoals CD&V. Kartelpartner N-VA stak een tandje bij en pleitte (net als Vlaams Belang) voor een actieve opsporing en effectieve repatriëring van illegalen, via gesloten centra. De regering Leterme is van plan precies het tegenovergestelde te doen: - geen actief opsporingsbeleid voor illegalen - geen verhoging van de capaciteit van de gesloten centra - geen systematische opsluiting met het oog op repatriëring - vasthouden aan de wettelijke beperking van de opsluiting van illegalen tot twee maanden (langere opsluiting zal slechts ‘zeer uitzonderlijk’ toegepast worden; uitgerekend op een ogenblik dat men op Europees vlak de maximale detentietermijn tot 18 maanden wil verlengen) - een zogenaamd ‘regularisatiebeleid op individuele basis’, dat echter even massaal zal blijken als in 2000 aangezien naast humanitaire redenen, medische redenen, een te lange asielprocedure, nu ook ‘lokale verankering’ een geldig motief zal vormen om illegale vreemdelingen een regularisatie te gunnen - het puntensysteem van minister Turtelboom laat het ergste vrezen, nu reeds waarschuwen experts voor fictieve arbeidscontracten, dito jobaanbiedingen, valse attesten die vroeger werk moeten bewijzen, misbruiken inzake een (toekomstig) zelfstandigenstatuut. Het ergst van al is nog dat alle Franstalige partijen meer van dat eisen: PS-fractieleider Mahoux waarschuwde vin de Senaat voor een ‘verkrachting van het regeerakkoord’ als de lokale verankering niet ruim genoeg wordt ingevuld, CdH gaf te verstaan dat er nog een hartig woordje zal moeten gepraat worden over de criteria en de PS-voorzitter en personne schuwde in een persmededeling niet de grote woorden (Turtelbooms plannen zouden drie keer het regeerakkoord verraden en de minister werd aangemaand zich te herpakken). Niet alleen het Vlaams Belang, ook N-VA-voorzitter Bart De Wever vreest dat er een ‘gigantische regularisatieoperatie’ zit aan te komen (De Morgen, 26 mei 2008).
Nationaliteitsverkrijging Voor de verkiezingen meende Open VLD dat wie de Belgische nationaliteit wenst te verwerven, moet beschikken over een kennis van de taal van de regio en de grondregels van onze samenleving moet respecteren. CD&V wou dan weer niet dat mensen die nog nooit in ons land geweest zijn, de naturalisatie krijgen (bedoeld werden de meerderjarige, in het buitenland verblijvende kinderen van ‘nouveaux Belges’). Tevens moest er sprake zijn van integratiebereidheid, moest men één van de landstalen kennen of bereid zijn die te leren en reeds vijf jaar ononderbroken en legaal in België verblijven. De N-VA beperkte zich in zijn verkiezingsprogramma tot deze kwalificaties voor de snel-Belg-wet: inefficiënt, contraproductief en alles behalve oplossingsgericht. Het regeerakkoord blijft zeer vaag: de nationaliteitsverwerving zal worden ‘geobjectiveerd’ en ‘migratieneutraler’ gemaakt, maar in feite wordt er nauwelijks aan de - nochtans door alle Vlaamse partijen zwaar bekritiseerde - wet getornd. Erger nog: de kennis van een van de landstalen wordt niet eens meer vermeld. 8
Het Vlaams Belang voert oppositie tegen dit beleid en diende onder andere volgende voorstellen in: wetsvoorstel tot invoering van het staatsburgerschapswetboek; voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 5, §1, II, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen in verband met de burgerschapsproef voorgeschreven met het oog op de naturalisatie van vreemdelingen; wetsvoorstel tot opvang van asielzoekers in gesloten centra; wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wat de voorwaarden voor de zogenaamde gezinsvereniging betreft. Ook in de commissie Naturalisaties die jaarlijks duizenden nieuwe Belgen creëert, is de rol van het Vlaams Belang uiterst belangrijk. Zo ontdekte het Vlaams Belang dat er zich onder de 5.330 vreemdelingen die in april werden genaturaliseerd, een Afghaan bevond die in de gevangenis van Dendermonde verbleef en werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar voor mensenhandel. Door het ingrijpen van het Vlaams Belang kon voornoemde Afghaan via een reparatiewet, de zogenaamde ‘wet Mortelmans’, zijn nieuwe Belgische nationaliteit ontnomen worden. Op 5 juni 2008 werd dan ook het ‘wetsvoorstel Mortelmans’ tot wijziging van de wetten van 9 mei 2008 die naturalisaties verlenen in de Kamer goedgekeurd.
9
3. Veiligheid en justitie. Geen trendbreuk na Paars Het beleid van Justitieminister Van Deurzen verschilt in wezen nauwelijks van dat van zijn voorganger. Van een echte trendbreuk met paars is geen sprake. De weinige verbeteringen die voorzien waren door oranje-blauw werden intussen ongedaan gemaakt. Zeer terecht stelt Verhofstadts gewezen veiligheidsadviseur, Brice De Ruyver, dat de strafuitvoering in dit land een zware crisis doormaakt. Hij vergeet hierbij wel te vermelden dat de oorzaak hiervan nagenoeg volledig bij Paars ligt. Tijdens de voorbije acht jaar werd het steeds moeilijker om opgelegde gevangenisstraffen uit te voeren. Reeds onder Verwilghen werd beslist om recidivisten tot drie jaar celstraf, geheel tegen de duidelijke strafwet in, reeds vrij te laten na één derde van de straf in plaats van twee derde. En onder Onkelinx werd beslist het elektronisch toezicht te veralgemenen tot zowat alle gestraften tot drie jaar. Bovendien duurde het steeds langer vooraleer veroordeelden daadwerkelijk hun enkelband kregen. Waar tot voor enkele jaren nog gold dat aan straffen tot zes maand geen uitvoering werd gegeven, is deze straffeloosheid vandaag in de praktijk dus uitgebreid tot het gros van de gedetineerden tot drie jaar cel. Dit is een ronduit dramatische situatie, die de criminaliteit alleen maar zal bevorderen. Het erge is dat daar onder Vandeurzen nauwelijks enige verandering in zal komen.
Strafuitvoeringsrechtbanken De automatische vrijlating van zogenaamde ‘kort gestraften’ (tot drie jaar cel) blijft nog jarenlang gehandhaafd. Zij zullen tijdens deze legislatuur niet meer voor de strafuitvoeringsrechtbanken verschijnen. Nochtans was dit oorspronkelijk gepland voor 2009. Nu spreekt Vandeurzen van 2013 en dus van de volgende legislatuur. Als argument wordt naar voor geschoven dat de strafuitvoeringsrechtbanken over te weinig mensen beschikken; bovendien zou dit de overbevolking nog doen toenemen. Dit laatste argument snijdt helemaal geen hout. Het aantal veroordeelden onder de drie jaar cel is zodanig afgenomen, dat een langere hechtenis voor een deel van hen slechts een beperkte impact zou hebben op het aantal gedetineerden. De eventuele strengere, minder automatische vrijlating van zgn. kortgestraften was juist het enige positieve en hoopgevende element in de wet van Onkelinx op de externe positie van gedetineerden. (De vrijlatingscriteria voor langgestraften werden door deze wet immers drastisch versoepeld, waardoor vrijlating ook voor deze categorie een ‘recht’ i.p.v. een gunst en bijgevolg een bijna-automatisme werd. Ook het penitentiair verlof werd een standaardrecht voor een zeer groot aantal gedetineerden.) Precies dit hoopgevende element uit de wet-Onkelinx wordt nu onder Vandeurzen onderuit gehaald.
Elektronisch toezicht Het stelsel van elektronisch toezicht werd onder Onkelinx drastisch uitgebreid. Het gaat om een zoveelste manier om straffen verder in te korten of om te verhinderen dat gedetineerden met effectieve celstraffen tot drie jaar nog in de gevangenis terechtkomen. Onder Verwilghen ging het hier om een beperkte groep, die vooraf een streng onderzoek ondergingen. Onkelinx
10
breidde het systeem uit naar een veel grotere groep gedetineerden (inclusief seksuele delinquenten). Het voorafgaandelijk onderzoek werd de uitzondering. Wie zichzelf aanbiedt aan de gevangenis, wordt in principe naar huis gestuurd in afwachting van de komst van een technicus die de enkelband moet aanpassen. Na een omzendbrief van 11 december 2007 van Hans Meurisse, de directeur-generaal van de strafinrichtingen, ontspoorde de zaak helemaal. Het systeem werd zodanig versoepeld dat er vandaag lange wachtlijsten bestaan van tot zware celstraffen veroordeelde criminelen, die thuis op een enkelband aan het wachten zijn. Op een gegeven moment ging het om bijna 1000 mensen. Zij genieten een systeem van strafonderbreking waarbij men juridisch de grootste vragen kan stellen. Deze omzendbief werd bovendien uitgebracht in een periode van lopend zaken. Noch de directeur-generaal noch de minister zijn bereid om deze omzendbrief over te maken aan de parlementsleden, hetgeen als bijzonder verdacht overkomt. Vandeurzen kondigde wel een hervorming ervan aan, maar plakte daar geen timing op. Voorlopig blijft de omzendbrief dus van kracht. Wellicht zal de hervorming beperkt blijven tot de inkorting van de strafonderbreking in afwachting van de plaatsing van de enkelband. Die periode zou maximaal nog een maand mogen duren. Maar dit zou wel nog twee keer kunnen verlengd worden… Vandeurzen handhaaft bovendien de nefaste overheveling van het Nationaal Centrum voor het Elektronisch Toezicht naar de dienst strafinrichtingen. Ook dit was een beleidsmaatregel van Onkelinx, die geheel indruiste tegen de wetenschappelijke adviezen die zij zelf bij de universiteiten had besteld. De betrokken professoren stelden toen zeer terecht dat er een strikt onderscheid moet blijven bestaan tussen gedetineerden, weze het onder enkelband, en voorwaardelijk vrijgelatenen. Nog voor Onkelinx dit advies had ontvangen, besliste Onkelinx tot de overheveling. Daardoor werd het systeem van het elektronisch toezicht een zoveelste modaliteit van versnelde vrijlating. Zoals verwacht, had dit zeer nefaste gevolgen. De gedetineerden genieten voortaan van de softe en zeer gebrekkige controle door de Justitiehuizen. Zeker aan Franstalige kant wordt deze opdracht extreem licht opgevat. De directie Justiehuizen beschikte zelfs niet over de bevoegdheid de toekenning van ET in te trekken. Dit laatste is inmiddels gewijzigd, maar aan de kern van de zaak veranderde dus niets. Het NCET is en blijft ontmand.
Aanpassing wet-Lejeune lege doos De beloofde aanpassing van de voorwaardelijke invrijheidsstelling stelt nauwelijks wat voor. De eventuele verlenging van de strafuitvoering naar tweederde wordt beperkt tot de zeer marginale categorie van verplicht terbeschikkinggestelden, met name de daders van extreem gruwelijke misdrijven die de dood tot gevolg hebben. Bij deze criminelen kan de eerste rechter een verzekerde bewaring vastleggen tussen één derde en twee derde van de straf. In de praktijk zal dit geen verschil uitmaken omdat dit zowat de enige categorie is waar de strafuitvoeringsrechtbanken zorgvuldig mee zullen omspringen. Ook dit staat in schril contrast met de duidelijke verkiezingsbeloften van CD&V en Open VLD die de vrijlating na tweederde als norm vooropstelden. Een zeer lange opsluiting kan dus nog steeds niet gegarandeerd worden. In tegenstelling tot de regeling in bijvoorbeeld Nederland en Frankrijk, waar men de gevaarlijkste criminelen daadwerkelijk levenslang uit de samenleving kan halen. Een geluk dat Fourniret en zijn vrouw in Frankrijk konden veroordeeld worden en niet bij ons.
11
Gevangeniscapaciteit De minister stelde aan de pers met veel bombarie zijn gevangenisplan voor. Daarin wordt voorzien in een capaciteitsuitbreiding met 2500 plaatsen. Dit lijkt veel meer dan het is. Veel van de vermelde projecten, zoals de twee instellingen voor geïnterneerden, de gevangenis van Dendermonde en de instellingen voor jongvolwassenen waren reeds gepland. Nieuw is dat er in de drie gewesten een bijkomende instelling voor 300 gedetineerden komt. Dit betekent 900 plaatsen extra. Gezien het enorm tekort aan plaatsen en de eindeloze reeks vrijlatingsmaatregelen (telkens weer voorgesteld als een tijdelijke noodmaatregel) is dit véél te weinig. Bovendien wordt gewerkt met 2012 als streefdatum, terwijl in het CD&Vverkiezingscampagne was beloofd de extra ruimte te creëren tegen eind 2009. De verlegging naar 2012 betekent dat Vandeurzen hierop niet meer zal kunnen afgerekend worden. Bovendien wijst alles erop dat men het aantal gedetineerden zo laag mogelijk wil houden en wil werken vanuit het principe ‘één man één cel’. Een daadwerkelijke uitbreiding van het aantal gevangenen, dat vandaag kunstmatig laag wordt gehouden, wordt allerminst in het vooruitzicht gesteld. De nadruk ligt dus op extra comfort voor de gedetineerden in plaats van op de handhaving van het strafbeleid. Men blijft uitgaan van de gevangenisstraf als ‘ultimum remedium’, een straf die enkel moet dienen voor “zware misdadigers voor wie alternatieve maatregelen niet aangewezen of onmogelijk zijn” (beleidsnota blz 20). Strafbeleid is ook onder deze minister dus geen uivoering van hetgeen de strafrechter oplegt. Alle nadruk blijft liggen op inkorten, reduceren, omzetten in alternatieve straf of enkelband. Dit is een rechtsstaat onwaardig.
Jeugdcriminaliteit Ook inzake de aanpak van de jeugdcriminaliteit zijn er weinig veranderingen op til vergeleken met Paars. Alles wijst zelfs op een verdere vermindering van het aantal opnames in gesloten instellingen via het opvoeren van het aantal alternatieve maatregelen (beleidsnota blz. 15). Van de aankondiging door Oranjeblauw dat zwaar criminele jongeren reeds vanaf 14 jaar zouden kunnen opgesloten worden, is in de beleidsnota van Vandeurzen niets overgebleven ondanks stoere verklaringen van Dewael en Vandeurzen ter zake (o.a. in Het Laatste Nieuws van 11 april 2008). Er staat enkel nog vaag vermeld dat de jeugdbeschermingswet zal geëvalueerd worden. Ook is het absoluut niet zo dat de capaciteit in de jeugdinstellingen drastisch zou worden uitgebreid. De uitbreiding van Everberg en de nieuwe instelling in Wallonië zijn immers in de eerste plaats bedoeld voor jongvolwassenen (die dus een milder regime zullen krijgen) en zullen slechts in beperkte mate dienen voor gevallen van uithandengeving. De enige nieuwigheid is de aankondiging van de opening van twee kleine instellingen van telkens 35 personen in Wallonië en in Tongeren, na de massale vrijlating van jonge criminelen door het Brussels jeugdparket eind april. Hoe dan ook is dit veel te weinig (in Nederland is het aantal gesloten plaatsen zeven keer hoger dan in ons land) en bijgevolg een druppel op een hete plaat. Bovendien zouden deze instellingen ten vroegste opengaan tegen het einde van het jaar. Van een kordatere aanpak van de jeugddelinquenten door de parketten en door het Brussels parket in het bijzonder is voorlopig geen sprake. De snelle vrijlating van de amokmakers na de zware rellen in Anderlecht op 23 mei was hiervan de zoveelste illustratie. Door zijn lakse beleid moedigt het Brusselse parket de criminaliteit gewoon aan.
12
Drugs Ook hier is er van een ommekeer geen sprake. In de beleidsnota lezen we veel wollige woorden, maar niets over een trendbreuk. Neem bijvoorbeeld volgende zin: “Wat betreft de aanpak van druggebruikers en verslaafden willen we alternatieven voor een gerechtelijke sanctie stimuleren en een maximale doorverwijzing naar de hulpverlening”. Nochtans heeft CD&V destijds heel hard gefulmineerd tegen het paarse gedoogbeleid. We lezen niets over wetswijzigingen. Het gedoogbeleid inzake drugs blijft onverkort gehandhaafd. De grote verwachtingen die de CD&V ter zake had gecreëerd, worden op geen enkel vlak ingelost.
Snel-Belg-wet De nationaliteitswetgeving wordt nauwelijks verstrengd, ondanks de zware beloften van CD&V en N-VA ter zake. Enkel de nationaliteitsverwerving via naturalisatie wordt herbekeken. Er is een verlenging inzake verblijfsduur van drie naar vijf jaar en de lokale overheid moet een ‘bewijs van integratiebereidheid’ afleveren (en dus geen bewijs van een geslaagde integratie). Dat betekent dat deze procedure geheel terecht komt in het vaarwater van politiek diensbetoon. De gewone (en meest succesvolle) nationaliteitsverwerving via een eenvoudige verklaring op het gemeentehuis blijft dus onveranderd.
Geen noemenswaardige stappen naar een Vlaamse Justitie Ten slotte stellen we vast dat er geen enkele trendbreuk is naar extra bevoegdheden voor de gemeenschappen. Nochtans was de splitsing van het gerecht volgens bijvoorbeeld Marc Van Peel een nog grotere prioriteit dan deze van Brussel-Halle-Vilvoorde. Zelfs het door CD&V zo verguisde Instituut voor Gerechtelijke Opleiding blijft een Belgisch bastion, met weliswaar een klein beetje meer inspraak van de gemeenschappen. En vreemd genoeg wordt er over de splitsing van het gerechtelijk arrondissement B-H-V al helemaal niet meer gesproken. Een zeer vreemde vaststelling, want die splitsing moest even ‘onverwijld’ gebeuren als deze van de kieskring. Ondanks zeer uitdrukkelijke engagementen ter zake, werd tot op heden geen gezamenlijk wetsvoorstel ingediend. Dat het Vlaams Belang ook op het vlak van justitie en veiligheid in de spits staat blijkt uit volgende (onvolledige opsomming van) wetsvoorstellen: wetsvoorstel tot wijziging van het Strafwetboek met het oog op strafverzwaring in geval van wettelijke herhaling, wetsvoorstel tot aanvulling van het Strafwetboek met betrekking tot het gebruik van vuurwapens door politiebeambten die de met een vuurwapen gewapende dader van een misdrijf op heterdaad betrappen, wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis met betrekking tot de onmiddellijke aanhouding, wetsvoorstel tot uitbreiding van de regeling van de verplichte DNA-afname bij bepaalde groepen van veroordeelden, wetsvoorstel tot wijziging van de wettelijke regeling inzake noodweer en tot invoering van de algemene schulduitsluitingsgrond ‘noodweerexces’, wetsvoorstel betreffende daderherkenning en het recht van slachtoffers van misdrijven om foto’s van daders die op heterdaad gefilmd of gefotografeerd werden openbaar te maken,
13
wetsvoorstel tot bestraffing met daadwerkelijk levenslange opsluiting van sommige zware misdrijven, wetsvoorstel tot invoering van het recht op kosteloze rechtsbijstand voor slachtoffers van misdaden.
14
4. Begroting & fiscaliteit “Een geloofwaardig begrotingsbeleid” De CD&V pleitte in haar verkiezingsprogramma van 10 juni 2007 voor “nood aan een geloofwaardig begrotingsbeleid”. “De CD&V wil een economisch groeipotentieel van 2,5% benaderen via het oplossen van knelpunten inzake economisch initiatief en innovatie, de arbeidsmarkt, mobiliteit (files) en energieverbruik.” Vanuit “een moedige begrotingsstrategie” wilde CD&V 3 miljard euro extra uitgeven aan veiligheid, mobiliteit, onderwijs en welzijn en een verlaging van sociale lasten a rato van 3 miljard euro voor de laagbetaalden en hoogstgeschoolden. Een “structureel overschot” van 1,1% BBP tegen 2011 werd voorgespiegeld. Open VLD pleitte voor “een voortzetting van het begrotingsbeleid van Verhofstadt” met een overschot van minstens 1% BBP op het einde van 2011. Beloofde lastenverlaging: 3 miljard euro voor Open VLD en 1,5 miljard euro CD&V/N-VA. Het regeerakkoord klonk als volgt: “Dit regeerprogramma zal worden vertaald in een doostastend budgettair beleid. Tegen de achtergrond van de stijgende inflatie, een wereldwijde economische vertraging en de toenemende vergrijzinguitgaven, werd voor dit jaar een begroting ingediend die de gezamenlijke overheidsfinanciën in evenwicht houdt. Dat is slechts mogelijk door een uiterst voorzichtig uitgavenbeleid: bij een verwachte economische groei van 1,9%, nemen, de primaire uitgaven in reële termen met maar 1,37% toe. Voortbouwend op de begroting van 2008 en rekening houdend met het Stabiliteitsprogramma 2007-2010 en de jongste ramingen van de Studiecommissie voor de Vergrijzing en de Hoge Raad van Financiën, zal de regering alles in het werk stellen om de gezamenlijke overheidsrekening vanaf 2009 te sluiten met een structureel overschot. Dat zou moeten oplopen tot minstens 1 % van het BBP tegen het einde van de legislatuur in 2011”.
Begrotingsopmaak krijgt er van langs De macro-economische parameters en randvoorwaarden zoals inkomsten en uitgaven waarop de begroting gebaseerd is, zijn achterhaald. De begroting 2008 is bijgevolg ongeloofwaardig en virtueel. Het begrotingsevenwicht bestaat enkel op papier. Van een structureel evenwicht is immers geen sprake. De begrotingsopmaak gaat uit van een economische groei van 1,9%. Dat wil zeggen dat de fiscale en andere ontvangsten zijn gebaseerd op een economische groei van 1,9%. Maar het IMF gaat uit van een groei van 1,4% voor 2008. De regering hanteert dus een te optimistische groeivoet: ze schat de fiscale inkomsten te hoog in en de werkloosheidsuitkeringen te laag in. Er is dus een probleem. Volgens het Rekenhof zijn de macro-economische parameters gebaseerd op vooruitzichten van de OESO in 2007 en zijn de uitgaven gebaseerd op de verkiezingsbegroting 2007. Daardoor zijn de effecten van de kredietcrisis, die sindsdien verder is uitgedijd, nog niet helemaal verrekend in de uitgangsbasis voor de begroting.
15
De Europese Commissie zelf had veel kritiek op de federale begroting. Ze stelde onomwonden dat de Belgische regering haar budgettaire voorzieningen gebaseerd heeft op te optimistische macro-economische hypotheses. De Europese Commissie verwacht een tekort van 0,4% BBP voor 2008. De meerjarenbegroting wordt volledig onderuit gehaald door het Planbureau. Het Planbureau verwacht een tekort van 0,3% BBP voor 2008. Alsmaar toenemende inflatie: uit de voorlopige inflatiecijfers van de maand mei blijkt dat België met 5,2% het hoogste cijfer in de eurogroep haalt (we doen zelfs slechter dan Griekenland!). Dit is een groot probleem, omdat dit tot gevolg heeft dat de bevolking over een langere periode sluipend arm wordt! Vandaar dat dit cijfer de eurogroep en ECB die op 2 juni jongstleden samenkwamen, opschrikt! Op 4 juni 2008 voorspelde bovendien de OESO een recordinflatie in de eurozone (oorzaak: de hoge energie-, voedsel- en grondstofprijzen en de vertraging van de economische groei met als gevolg de grootste prijzenverhoging in de eurozone sinds de lancering van de euro), met als logisch gevolg een nog slechter toekomstig inflatiecijfer. De dramatische begrotingstoestand wordt doorgeschoven naar de begrotingscontrole. De vooruitzichten zijn niet van die aard dat tegen dan de socio-economische toestand zal verbeterd zijn. De vraag is of de beslissingen tijdens de begrotingscontrole tijdig hun impact zullen hebben om de begroting nog bij te sturen.
Inkomstenzijde overschat en onzeker -
-
-
Bij de begrotingsopmaak zijn de fiscale inkomsten overschat. In de eerste 4 maanden blijven de fiscale ontvangsten achter op de procentuele ramingen (+ 4,60% i.p.v. + 6,25% raming). Voor de eerste helft van 2008 zullen de inkomsten 640 miljoen euro lager liggen dan geraamd. Ontvangsten BTW zijn lager (+2,3% versus 6% raming) door daling van het consumentenvertrouwen (door dure olieprijzen, elektriciteit, gas, voedingswaren). Electrabel wil 250 miljoen euro niet betalen. Minister Magnette beweerde dat hij daarover een akkoord had, maar sprak voor zijn beurt. Strijd tegen oneigenlijk gebruik notionele interestaftrek: 200 miljoen euro staat hiervoor in de begroting ingeschreven. Dat cijfer wordt echter nergens gemotiveerd, laat staan dat de regering kan te weten komen wat het effect van de omzendbrief van minister Reynders zal zijn. Het geraamde terugverdieneffect bij de activering van werklozen en de opbrengsten via bijkomende sociale bijdragen en bedrijfsvoorheffing zijn niet gegarandeerd. Aanhoudende economische groeivertraging, dalende export en dalend ondernemersvertrouwen.
Uitgavenzijde: geen besparingen -
Voor de kabinetten werd onder Leterme I meer geld ingeschreven dan onder Verhofstadt III: 63,6 miljoen euro i.p.v. 55,2 miljoen euro. 8,4 miljoen euro meer dus. Is dat goed bestuur?
16
-
-
De budgetten voor de koninklijke familie worden opgetrokken met 5%. De koninklijke hofhouding zal dit jaar 13.043.000 euro ontvangen, 640.000 euro meer dan verleden jaar. Voor 2008 werd gerekend op 44.000 nieuwe jobs en dus een daling van de werkloosheid, maar het IMF rekent slechts op 20.000 nieuwe jobs in 2008. Dit wil zeggen dat er uiteraard meer aan werkloosheidsuitkeringen betaald zal moeten worden dan eerst voorzien.
Voorbereiding op de vergrijzing Het begrotingspad om de vergrijzing op te vangen wordt niet gehaald: er moest dit jaar een overschot zijn van 0,5% van het BBP. Conform de Zilverfondswet moest dat bedrag in het zilverfonds worden gestort. Maar er is theoretisch slechts een evenwicht vooropgesteld. Dat wil zeggen dat de financiering van de vergrijzingskosten wordt uitgesteld naar toekomstige begrotingen. En zelfs het vooropgestelde evenwicht wordt niet gehaald. Zoals gezegd verwacht het Planbureau een begrotingstekort van 0,3% BBP in 2008, de EC een tekort van 0,4% BBP. Voor de komende jaren wordt er geen drastische kentering voorzien. Inmiddels loopt de begrotingsimpact van de vergrijzing alsmaar op. In 2008 bedragen de pensioenlasten van de ambtenaren 500 miljoen euro meer dan in 2007. Zolang er geen begrotingsoverschotten zijn blijft het Zilverfonds een lege doos. Van zodra de regering één euro uit het Zilverfonds haalt, stijgt de staatsschuld met hetzelfde bedrag. En die structurele begrotingsoverschotten zijn immers nog niet voor de komende jaren.
Het loze-beloftenlijstje van rooms-blauw-PS Kortom: - Van de 2 miljard sociale maatregelen inzake welvaartsaanpassingen en het verhogen van de uitkeringen die CD&V/N-VA op Rerum Novarum had aangekondigd als een minimum voorwaarde om in de regering te stappen is niets in huis gekomen. - Van de lastenverlaging (3 miljard euro VLD, 1,5 miljard euro CD&V/N-VA) is evenmin iets in huis gekomen. Er is nog altijd geen beslissing over de afschaffing van de meerwaardebelasting op obligatiefondsen. - Verhoging van de koopkracht: tot op heden enkele kleine maatregelen die genomen zijn in het kader van de laagste pensioen, afschaffing van de solidariteitsbijdrage, … maar globaal bekeken is het een lege doos. Een gemiddeld gezin betaalt op jaarbasis 600 euro meer voor de energiefactuur, 250 euro meer voor voedsel. - De globale belastingsdruk blijft onveranderd en blijft op 44% hangen, er zijn geen indicaties dat de belastingdruk in de komende jaren op een significante manier zal dalen.
Conclusie
17
Het begrotingsbeleid met CD&V/N-VA aan het roer van de regering Leterme I is net hetzelfde als de begrotingen onder paars: ze overschat de ontvangsten, ze onderschat de uitgaven en schuift de cruciale beslissingen door naar de toekomst. Deze begroting is op drijfzand gebouwd. Alle fundamentele en politiek-ideologische beslissingen worden verschoven naar de begrotingscontrole en/of naar de magische deadline van 15 juli. De agenda van 15 juli is ondertussen volledig overladen. Heel wat cruciale beslissingen dreigen in het zwarte gat van 15 juli te verdwijnen. Met de verkiezingsbegroting 2007 is er al een jaar verloren, met de nepbegroting 2008 dreigt ook dit jaar een verloren begrotingsjaar te worden. Van een beter bestuur is geen sprake, van een trendbreuk met het verleden is nog niet veel in huis gekomen. De rode draad van deze regering: het enige waar deze regering het globaal over eens is, is om geen fundamentele beslissingen te nemen en vooral om beslissingen uit te stellen. Het Vlaams Belang pleit voor een vermindering van de belastingsdruk tot minstens 40% (Europees gemiddelde is 40,7%), een fiscale vereenvoudiging, een ontvetting van de staat (minder uitgaven in hoofde van de staat), een kerntakendebat, een substantiële verlaging van de vennootschapsbelasting, een verlaging van de sociale lasten en overheidsbeslag op de lonen om onze werknemers goedkoper en competitief maken, … Het Vlaams Belang diende onder andere volgende voorstellen in: - wetsvoorstel tot wijziging, met het oog op de uitbreiding van het overurenkrediet en op de gunstigere fiscale en parafiscale behandeling van overwerk, van de Arbeidswet van 16 maart 1971, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 en van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Wetsvoorstel tot aanvulling van artikel 19 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de arbeiders met het oog op de vrijstelling van sociale lasten van de ploegenpremie. - Wetsvoorstel tot aanvulling van artikel 38 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met het oog op de belastingvrijstelling van de ploegenpremie. - Wetsvoorstel tot duurzame verlaging van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde met betrekking tot de bouw en levering van privé-woningen van 21 naar 6 procent. - Wetsvoorstel tot wijziging van koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, teneinde het BTW-tarief voor aardgas en elektriciteit te verlagen van 21 naar 6 procent.
18
5. Werkgelegenheidsbeleid Belgische recuperatie gaat verder Het uitgangspunt van de algemene beleidsnota van minister van Werk Joëlle Milquet blijft dat de federale overheid degene is die het arbeidsmarktbeleid moet aansturen. Tevens wil de federale overheid dit beleid vastleggen met de federale sociale partners. Hoewel op tal van plaatsen in de tekst staat dat er overleg moet gepleegd worden met de deelstaten, handelt dat vrijwel altijd over de uitvoering van wat het federale niveau als kader geschetst heeft. Milquet heeft al meerdere malen gezegd dat ze met haar beleid wil aantonen dat regionalisering onnodig is. Haar positie tijdens de regeringsonderhandelingen heeft dat overigens telkens weer beklemtoond.
Maar het Vlaams kartel wilde het toch anders? De Vlaamse partijen willen verder gaan en de regio’s meer bevoegdheden toekennen en de bestaande verder laten uitbouwen. Dat bleek althans uit het verkiezingsprogramma van de grote overwinnaar CD&V: Meer Vlaanderen Het belang van zes miljoen Vlamingen, dat is het belang van CD&V. Daarom kiezen we voor een overheid die zo dicht mogelijk bij de Vlamingen staat en die de Vlamingen de mogelijkheid biedt om hun toekomst zelf in handen te nemen en een coherent beleid te voeren. Zij verdienen meer respect. Daarom willen wij ter zake de uitvoering van het Vlaams regeerakkoord, inclusief de gekende Vlaamse resoluties, zoals recent geactualiseerd door CD&V en N-VA. Wij steunen ons hierbij volledig op de Kartel-overeenkomst tussen CD&V en N-VA. Zo worden de Vlamingen bevoegd voor onder meer gezondheidszorg en gezinsbeleid, voor werkgelegenheid, voor mobiliteit (inclusief de NMBS), telecommunicatie en wetenschapsbeleid en kunnen we een eigen beleid voeren inzake personenbelasting en vennootschapsbelasting. Ook in de organisatie van de veiligheidsdiensten en de Justitie moeten de deelstaten over meer autonomie beschikken. Essentieel is dat Vlaanderen een eigen sociaal-economisch, fiscaal en financieel beleid kan voeren, op maat van de Vlamingen. Hieruit blijkt dat CD&V/N-VA in de regering Leterme nog geen beetje werk heeft kunnen maken van de beloofde èn nodige bevoegdheidsoverdrachten inzake o.m. werkgelegenheid. Integendeel, Milquet doet er alles aan om dit te verhinderen.
19
Van Open VLD niks te verwachten. Open VLD bewijst ook op dit vlak dat ze een staatsbehoudende partij is die nog steeds lijdt onder de loodzware jaren onder Verhofstadt, die zijn partij opnieuw omgevormd heeft van een relatief Vlaamse naar een behoudende Belgische regimepartij. Het feit dat fractievoorzitter Bart Tommelein buiten wat mediatieke oprispingen (zie verder) nauwelijks ingaat op de communautaire aspecten van het beleid van Milquet, spreekt boekdelen. En uit het verkiezingsprogramma bleek onder de titel “een nieuwe staatsstructuur” overigens reeds dat Open VLD zich door en door Belgisch opstelt, wat nefast is voor een goed beleid voor Vlaanderen. Met haar pleidooi voor “meer autonomie voor Vlaanderen, maar ook een sterke federale overheid” tracht de partij het onverzoenbare met elkaar te verzoenen.
Verschillende visies in de meerderheid Dat de verdere bevoegdheidsoverheveling en -uitbouw nut heeft, bewees in het voorjaar de studie van de vier "planbureaus": het federale Planbureau en de studie- en planningsdiensten van de drie regio's. Hierin staat zwart op wit dat de deelstaat die zijn beperkte autonomie inzake banenbeleid gebruikte, er op vooruit ging. De deelstaten die zich verlieten op het federale beleid, gingen achteruit. In 1980, het jaar waarin de Belgische deelstaten een beperkte autonomie kregen inzake economisch en banenbeleid, waren de werkgelegenheidsproblemen in de drie deelstaten (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) even groot. De werkloosheidsgraad en de werkzaamheidsgraad verschilden nauwelijks. Bijna dertig jaar later blijkt dat de deelstaat die actief gebruik maakte van zijn autonomie, Vlaanderen, vele malen beter scoort dan de andere twee, die zich vooral verlieten op het federale economisch en banenbeleid. Zo was er in de werkzaamheidsgraad in 1980 maar een verschil van 2,1 procentpunten tussen de gewesten (Vlaanderen 60,1%, Wallonië 58% en Brussel 58,8%). Vandaag bedraagt dit verschil bijna 12 procentpunten. De kloof is haast vijfmaal groter: in Vlaanderen werkt 67,1%, in Brussel 55,3% en in Wallonië 57,9%. Wat de werkloosheidsgraad betreft, hadden de drie regio’s hetzelfde niveau: 8,7 à 8,9%. Vandaag houdt Vlaanderen 8,6% over, Wallonië 19,1% en Brussel 20,2%. Uit een en ander blijkt duidelijk dat een federaal aangestuurd banenbeleid de dynamiek van de regio’s afremt. Vlaams minister-president Peeters zei in een eerste reactie op de studie dat “het federaal houden van het sociaal-economische en het arbeidsmarktbeleid geen oplossing biedt voor Brussel en Wallonië”. Open VLD vreest dat in afwachting van een regionalisering van de arbeidsmarkt weinig of niets meer zal gebeuren. “Milquet heeft slechtst een minipakket klaar, blijkbaar alleen om de regionalisering van de arbeidsmarkt af te houden,” wist Bart Tommelein (De Tijd, 16 april 2008). Ook in de Kamercommissie werd gesteld: “Milquet aanvaardt de regionalisering van de arbeidsmarkt niet en beschouwt onderhandelingen met de deelstaten als een randfenomeen.” Deze uitspraak kwam uit de mond van Kamerlid Stefaan Vercamer -
20
uitgerekend een ACW'er. Het zegt veel over de verschillende visies tussen Vlamingen en Franstaligen in de meerderheid. Opnieuw Bart Tommelein had het in de marge van de bespreking van de beleidsnota over de activering van de 50-plussers: “Ze moet veel ambitieuzer zijn. In de activering van de 50plussers moet ze veel verder gaan.” Een andere zware kritiek: “Zo geraken we nooit aan 200.000 banen. De minister moet niet alleen uitvoeren wat de federale sociale partners overeenkomen, maar moet verder gaan.” (De Standaard, 17 april 2008) Bij CdH huivert men dan weer bij de gedachte dat de werkloosheidsuitkeringen zouden gedefederaliseerd worden: “Het federaal systeem van de werkloosheidsuitkeringen mag op geen enkele manier ontmanteld worden. De activering van de werklozen kan even goed – misschien zelfs beter – doorgevoerd worden op federaal vlak.” (De Morgen, 1 april 2008) Het spreekt vanzelf dat een en ander zich vertaalt naar het concrete beleid van de CdH-minister.
Typevoorbeeld: de mobiliteitspremie De aanvullende maatregel betreffende de mobiliteit houdt het toekennen van een maandelijkse aanvulling in op het salaris van 75 euro ten laste van de RVA gedurende een periode van 12 maanden voor de werkloze die in een gemeente woont met een hoge werkloosheidsgraad en die het werk hervat in een arrondissement met een lage werkloosheidsgraad. Hiermee wil Milquet dus Waalse werklozen aanmoedigen die over de taalgrens gaan werken. Een verdoken transfer dus, want de inkomsten van de RVA komen vooral uit Vlaanderen. Bovendien is deze deelstaatoverschrijdende maatregel niet onderhandeld met de gewesten. Voor Milquet is een grotere interregionale mobiliteit een middel om een verregaande regionalisering van het arbeidsmarktbeleid te vermijden. Nochtans werd dat tijdens de onderhandelingen voorzien voor het zgn. tweede pakket van de staatshervorming! In een reactie op het regeerakkoord zei het ACV: “Het ACV zal niet dulden dat onder het mom van defederalisering van arbeidsmarktbeleid, gezondheidsbeleid of gezinsbeleid zal worden geraakt aan de essentiële mechanismen voor die solidariteit: sociale zekerheid, arbeidsrecht en centrale cao’s.” Klaarblijkelijk wordt daar nu al rekening mee gehouden.
Onvoldoende weerwerk Tot besluit moeten we herhalen dat de Vlaamse partijen onvoldoende weerwerk binnen de regering leveren tegen de terughoudendheid en zelfs de manifeste onwil van Milquet. Het Vlaams Belang durft zelfs spreken van een ’herfederalisering’ van het werkgelegenheidsbeleid. Onze partij herhaalt haar pleidooi voor een overheveling van de bevoegdheden naar de gemeenschappen en verwijst daarvoor naar haar voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen met het oog op de splitsing van de sociale zekerheid in het algemeen en het tewerkstellingsbeleid in het bijzonder (doc52 0359/001, 13 november 2007).
21
6. Volksgezondheid en sociale zaken. Numerus clausus Zowel CD&V als kartelpartner N-VA kozen in hun programma voor de federale verkiezingen van 2007 onomwonden voor een Vlaamse gezondheidszorg. Met Laurette Onkelinx (PS) in de functie van minister van Volksgezondheid is een defederalisering van de gezondheidszorg evenwel verder af dan ooit. Onkelinx drukt onmiskenbaar een sterk Franstalige stempel op het beleid inzake gezondheidszorg. Dat blijkt nog het best uit de herziening – eigenlijk is het een afschaffing – van het systeem van de numerus clausus voor artsen. Dat systeem werd meer dan tien jaar geleden ingevoerd om een teveel aan artsen en het gevaar voor medische overconsumptie tegen te gaan. Jaarlijks kon slechts een beperkt aantal artsen een RIZIVnummer krijgen, nodig voor de terugbetaling van de verstrekte prestaties door de ziekenfondsen. 60% van het contingent werd voorbehouden voor Vlaanderen. Terwijl Vlaanderen bijna onmiddellijk een ingangsexamen invoerde aan de medische faculteiten, waardoor in de loop der jaren honderden Vlaamse jongeren geen studie geneeskunde konden aanvatten, was men in Franstalig België heel wat soepeler. De instroom werd op geen enkele wijze beperkt. Het resultaat is dat er aan de Franstalige universiteiten, door de onverantwoordelijkheid van de Franstalige politici, honderden geneeskundestudenten teveel rondlopen, die niet in het beroep zullen kunnen stappen eens ze afgestudeerd zijn. De verontwaardiging van het kartel CD&V/N-VA was groot toen Onkelinx eind april in Le Soir zwaaide met een KB tot versoepeling van het huidige systeem van contingentering. Hun verontwaardiging komt echter rijkelijk laat. In het regeerakkoord werd immers reeds een herziening van het ‘planningssysteem van het medische aanbod’ in het vooruitzicht gesteld. Bovendien vermeldt het regeerakkoord dat, in overleg met elke gemeenschap, ‘op korte termijn’ een regularisatieoplossing zal gevonden worden voor de overtalligen in verhouding tot het huidige contingent. Deze paragraaf was duidelijk op maat gemaakt van het (vooral) Franstalige overschot aan geneeskundestudenten. Van de 1.100 overtallige studenten zouden er ongeveer 700 Franstaligen zijn. De algemene beleidsnota van Onkelinx inzake volksgezondheid, reeds verspreid op 3 april, is zeer expliciet op het vlak van haar plannen met de contingentering. Voor de jaren 2014 tot 2018 zullen de quota opgetrokken worden tot 1.025, terwijl van 2015 tot 2018 jaarlijks 1.230 afgestudeerde artsen een RIZIV-nummer zullen krijgen. Thans is het aantal nieuwe artsen met RIZIV-nummer vastgesteld op 700 per jaar. Bovendien wordt voor de periode tussen 2008 en 2018 een regularisatie aangekondigd van de overtollige studenten, zodat deze eveneens voor een RIZIV-nummer in aanmerking zouden komen. Het is duidelijk dat het kartel van CD&V en N-VA zich heeft laten rollen. De goede leerlingen worden gestraft, de slechte beloond. OESO-cijfers geven nochtans aan dat er vooral teveel artsen zijn in Franstalig België. Ondertussen zijn er in Vlaanderen jaarlijks honderd afgestudeerde kinesisten die geen eigen praktijk kunnen starten omdat ze geen RIZIVnummer kunnen krijgen. Er is dus sprake van twee maten en twee gewichten.
Rechtvaardigheidsagenda: genereuze beloften
22
In de aanloop naar de federale verkiezingen van 2007 lanceerde huidig federaal premier Yves Leterme tijdens de Rerum Novarum-viering in Gent een zogenaamde rechtvaardigheidsagenda. Voor de realisatie van dit plan zou een budget moeten uitgetrokken worden dat oploopt tot 2 miljard euro in 2011. De rechtvaardigheidsagenda zou volgens Leterme prominent op tafel moeten liggen bij het uitschrijven van een federaal regeerakkoord na 10 juni 2007. Er was onder meer sprake van een inhaalbeweging voor de oudste en de laagste pensioenen, het voor iedereen op niveau zetten en welvaartsvast maken van de kinderbijslagen en het geven van een bestaanszeker inkomen aan chronisch zieken.
Regeerakkoord In het regeerakkoord wordt aandacht besteed aan de verhoging van de oudste en laagste pensioenen en de koppeling van de pensioenen aan de welvaart. Tevens wordt aangekondigd dat de regering de afschaffing van de solidariteitsbijdrage zal verder zetten met een eerste afbouw vanaf 1 juli 2008. Wat de chronisch zieken betreft, wordt verwezen naar het Kankerplan en de daaraan gekoppelde enveloppe van 380 miljoen euro over de periode 20082010. Verder wordt gesteld dat de regering bijkomende middelen zal aanwenden voor de koppeling van de kinderbijslagen aan de welvaart. Er moet een inhaalbeweging komen van het stelsel van de kinderbijslag voor zelfstandigen ten opzichte van het stelsel van de werknemers. In het regeerakkoord wordt nog, vertrekkend van de verhoging van de leeftijdsbijslagen, een aanpassing in het vooruitzicht gesteld van het systeem om te komen tot een dertiende maand, uit te keren in augustus. In de Algemene Beleidsnota van Laurette Onkelinx (Deel Sociale Zaken) is eveneens sprake van verschillende maatregelen om de sociale uitkeringen welvaartsvast te maken en van de toekenning van een jaarlijkse leeftijdsbijslag aan alle kinderen tussen 0 en 25 jaar, die varieert met de leeftijdscategorie en in de plaats komt van de bestaande schoolpremie.
Mondjesmaat Inmiddels werd door de recente Programmawet de jaarlijkse leeftijdstoeslag ingevoerd, dat bovenop het systeem komt van de maandelijkse leeftijdstoeslagen. Al bij al gaat het slechts om een voorzichtige eerste stap naar een verhoging van de kinderbijslag. Bovendien zal het systeem pas volledig geïmplementeerd zijn in 2012. In vergelijking met de genereuze beloften die eerder gedaan werden, verzinkt deze maatregel in het niets. Tevens werd in de Programmawet de weg vrijgemaakt voor een vermindering of opheffing bij koninklijk besluit van de solidariteitsbijdrage op de pensioenen vanaf 1 juli 2008. Op de ‘superministerraad’ van 23 mei werd beslist vanaf 1 juli 2008 de solidariteitsbijdrage voor lage pensioenen helemaal af te schaffen en voor de andere pensioenen te verminderen. De minimumpensioenen voor werknemers en zelfstandigen zullen vanaf 1 juli 2008 met 2% verhoogd worden. Hetzelfde geldt voor de inkomensgarantie voor ouderen. Al deze pensioenmaatregelen samen zijn goed voor 100 miljoen euro. Al bij al kan gesteld worden dat de rechtvaardigheidsagenda slechts mondjesmaat en zeer gedeeltelijk wordt gerealiseerd. Het beleid van de regering-Leterme steekt schril af tegen de ambitieuze plannen die voor de verkiezingen ontvouwd werden. Het Vlaams Belang diende ondermeer volgende wetsvoorstellen in:
23
wetsvoorstel tot afschaffing van de solidariteitsbijdragen op de pensioenen; voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen met het oog op de splitsing van de Sociale Zekerheid; wetsvoorstel tot uitbreiding van het recht op ouderschapsverlof, palliatief verlof en zorgverlof en tot verhoging van de onderbrekingsuitkering in geval van ouderschapsverlof, palliatief verlof en zorgverlof; wetsvoorstel tot uitbreiding van het bevallingsverlof; wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende de regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen; wetsvoorstel tot wijziging van de door het koninklijk besluit van 19 december 1939 samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders; wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 30 maart 1994 met het oog op de afschaffing van de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid (BBSZ) op de inkomsten van actieve werknemers; wetsvoorstel houdende jaarlijkse aanpassing van de pensioenen om deze welvaartsvast te maken.
24
7. Ook buitenlandse politiek werd chaos. Veel schuim In grotere landen zoals Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten is de buitenlandse politiek vaak een onderwerp in discussies en debatten en kan ze zelfs determinerend bij verkiezingen zijn. Dit is in een klein land zoals België praktisch nooit het geval. Onze landgenoten zijn meestal realistisch genoeg om te beseffen dat de invloed die België op de gebeurtenissen in de wereld kan uitoefenen, meer dan relatief is. Wie in de Commissie Buitenlandse Zaken van het Belgisch parlement functioneert, ervaart maar al te vaak het frustrerend gevoel dat hij meer als dilettant dan als militant aan het werk is. In essentie beperkt de Belgische buitenlandse politiek zich tot twee domeinen: de EU en Centraal-Afrika. Er zijn op deze regel uiteraard uitzonderingen zoals de huidige belangstelling voor wat zich in China afspeelt, maar dit is eerder zeldzaam. Wanneer we bovendien echt realistisch durven doordenken, kunnen we niet anders dan beseffen dat ons werk in de EU veel minder belangrijk is dan we willen doen geloven. We maken vanzelfsprekend veel schuim, omdat er heel wat Europese instellingen bij ons gevestigd zijn en willen ook omwille van deze reden de beste leerling uit de Europese klas zijn, maar van nabij beschouwd is onze invloed op Europese beslissingen en de evolutie van de Unie vrij beperkt. Zo verdedigt België bijvoorbeeld met hand en tand de toetreding van Turkije, omdat dit nu eenmaal politiek correct is, maar of dit ooit zal gebeuren hangt zeker niet van ons land af.
Afrika, geen ‘Belgische knowhow’ Het voornaamste terrein van onze buitenlandse politiek is dan ook Afrika en meer bepaald Centraal-Afrika. Sinds Congo in 1960 onafhankelijk werd, is ons land steeds op het zwarte continent aanwezig gebleven. Onze regeringen hebben de ene na de andere veel tijd besteed aan Congo, er veel geld ingestoken en af en toe zelfs troepen gestuurd. Soms werden voor dit alles zakelijke argumenten aangehaald, soms morele en soms ging het doodgewoon om de bescherming van onze landgenoten die nog ter plaatse waren, maar steeds hebben we ons beroepen op de zgn. ‘Belgische knowhow’ die we in dit gebied zouden opgebouwd hebben. Wie de zaak wat van naderbij bekijkt, komt echter vrij snel tot de conclusie dat dit laatste een mythe is, die misschien zorgvuldig onderhouden wordt, maar helemaal niet met de waarheid strookt. Sinds 30 juni 1960, de dag van de onafhankelijkheid, is Congo stilaan verzonken in een moeras van corruptie en geweld en is het land er feitelijk systematisch op achteruit gegaan. Al wat wij ondernomen hebben, zelfs de massa’s geld die we erin geïnvesteerd hebben, mocht niet baten. België is met andere woorden nu al bijna een halve eeuw in Congo aan het floppen.
‘Out of Africa’ of ‘Back to Africa’? Tijd om hier conclusies uit te trekken. De Vlamingen hebben dit reeds lang gedaan en dit was duidelijk onder het beleid van minister van Buitenlandse Zaken De Rycke (tot midden 1999),
25
die zelfs nooit de moeite genomen heeft naar Congo te reizen en die op een niet spectaculaire en discrete manier een soort systematische terugtrekking uit Congo aan het voorbereiden was. Hij werd hiervoor dan ook regelmatig door de Franstalige media zwaar onder vuur genomen. Toen De Rycke het departement verliet, werd hij vervangen door de Waal Louis Michel, die het roer totaal omgooide. Hij viel niet alleen op met een aantal onhandige opmerkingen m.b.t. de binnenlandse politiek van landen als Oostenrijk, Italië en zelfs de Verenigde Staten, maar vooral door het organiseren van een back-to-Africa-politiek. Hij werd in feite de verpersoonlijking van die nostalgie en drang naar Afrika, die nog steeds zo sterk in Franstalige beleidskringen – en dus ook aan het hof – aanwezig is. Het is alsof in deze milieus het oude belgicistisch imperialistisch lied: “is uw landje niet groot, ginds toch wacht u een strand als een wereld zo groot waar uw vlag staat geplant” blijven leven is. Onder het voorwendsel dat er vooruitgang geboekt werd, heeft De Gucht willens nillens deze politiek verder gezet. Hij herhaalde steeds weer dat hoe ingewikkeld en moeilijk de zaak ook was, er uiteindelijk toch vooruitgang geboekt werd. Zo werden bv. met heel veel Belgisch geld en ook heel wat fondsen uit de internationale gemeenschap, verkiezingen op het getouw gezet, waarmee dan later moest aangetoond worden dat verandering toch mogelijk was. De waarheid is dat deze verkiezingen neerkwamen op een duel tussen enerzijds Kabila junior, waarvan de minister van Buitenlandse Zaken regelmatig, tot spijt van wie ’t benijdt, durft te zeggen dat zijn regime corrupt is tot op het bot, en anderzijds dhr. Bemba, die zopas in dit land aangehouden werd omdat hij wegens genocide en massale verkrachtingen door zijn milities voor de internationale rechtbank van Den Haag gedaagd wordt. Ondertussen gaan de verschillende burgeroorlogen in Oost-Congo meedogenloos door. Bij de voorstelling van het regeerakkoord in de Internationale Zaal meldde Leterme droogweg dat op Buitenlandse Zaken niks zou veranderen, want dat dat in de voorbije legislaturen ‘geen punt van discussie’ was tussen meerderheid en oppositie. Het is alleszins een twistpunt tussen de taalgroepen in de Wetstraat. Want wat duidelijk is: de door De Gucht gevoerde politiek is ondanks zijn voorzichtigheid niet naar de smaak van de hierboven reeds vermelde Franstalige heersende kringen. Hij wordt dan ook al even fel onder vuur genomen als zijn voorganger De Rycke. Het verschil in visie over de Belgische buitenlandse politiek tussen Vlamingen en Walen is dermate groot dat de wanneer de minister van Buitenlandse Zaken een Vlaming is, ook al is hij geen flamingant, dit onmiddellijk tot conflicten leidt, die ondanks het feit dat het maar om buitenlandse politiek gaat, plots toch belangrijk zijn. Waarom? Omdat deze buitenlandpolitiek tenslotte toch in binnenlands politiek vaarwater terecht komt. Met andere woorden: België barst zelfs in Congo… Maar wat er ook van zij, één zaak staat vast: behalve voor wat humanitaire hulp betreft, kunnen wij in Centraal-Afrika niets nuttigs meer uitrichten. Hoog tijd dus voor De Gucht om de enige mogelijke conclusie te trekken: ‘Out of Africa’!
26
8. Het energiedossier Besluiteloosheid troef Er wordt vandaag met een beschuldigende vinger naar PS-minister Magnette gewezen, maar aan de basis van diens merkwaardig gedrag ligt in ieder geval een uiterst warrig regeerakkoord op het vlak van Energie. Waar tijdens de oranje-blauwe besprekingen een consensus was gegroeid dat men de uitstap uit kernenergie zou terugdraaien, werd er nu beslist om … niets te beslissen. De regering Leterme I stelt de keuzes uit in afwachting van een nieuwe studie van internationale experts over de ‘ideale energiemix in België’. De regering wil pas tegen het einde van 2009 beslissingen treffen. Op dat moment bestaat de regering Leteme misschien al niet meer. Opvallend is in elk geval dat in het regeerakkoord zelf niet meer wordt gesproken over het terugschroeven van de kernuitstap. De arrogante Magnette zal op basis hiervan te pas en te onpas verklaren dat de kernuitstap helemaal niet in vraag wordt gesteld, terwijl dit juist wel het voorwerp is van de studie van de internationale experts.
Gemiste kans Tegelijk had minister Magnette wel de opdracht gekregen om 250 miljoen euro als bijdrage aan de federale begroting te vragen bij de producenten van kernenergie Electrabel (96%) en SP.E (4%) op basis van de hoge winsten van deze firma’s omdat de kerncentrales reeds lang afgeschreven zijn. Het Vlaams Belang heeft van bij de regeringsvorming betwijfeld dat de 250 miljoen euro zomaar door de betrokken producenten zou opgehoest worden, zonder enige tegenprestatie. De regering heeft hiermee een gouden kans gemist om een eerlijk akkoord te sluiten met deze sector, waarbij eindelijk zou afgestapt worden van de lichtzinnige beslissing om de kerncentrales tussen 2015 en 2025 te sluiten. De herroeping van de uitstap uit kernenergie had kunnen leiden tot een veel grotere financiële tegemoetkoming vanwege de producenten. Minister Onkelinx leek gewonnen voor dit idee (op 3 maart verklaarde ze in de kranten dat de PS zich niet als enige zou verzetten tegen de uitstap uit de kernenergie), maar het was het anti-nucleaire fanatisme van Magnette dat een trendbreuk verhinderde. Intussen is duidelijk geworden dat Magnette het dossier van de 250 miljoen euro op zowat alle vlakken mismeesterd heeft. Zo heeft hij tot tweemaal toe het parlement voorgelogen dat er aan dit dossier geen enkel ander dossier gekoppeld zou zijn. Nochtans is er overduidelijk een link met het dossier van de overdracht aan Fluxys van een aantal gasdoorvoercontracten van Distrigas. Op vrijdag 23 mei werden nl. de beslissing van de Creg geschorst die de waarde van deze contracten had gereduceerd van 900 naar 150 miljoen euro. Door deze negatieve herwaardering ongedaan te maken, deed de regering een ongelooflijk groot cadeau aan Suez/Electrabel, waarna het veel eenvoudiger zou zijn om bij de groep 240 miljoen euro af te pingelen. Volgens verschillende bronnen had Magnette vrijdag reeds een persbericht klaar waarin hij triomfantelijk aankondigde dat hij een akkoord op zak had. Maar om de link met het Fluxysdossier te verdoezelen, werd ervoor gekozen om het bericht pas maandag te versturen. Helaas gebeurde dat met de oude datum van vrijdag, zodat iedereen meteen kon zien dat het hier om een doorgestoken kaart ging. Tegelijk is het duidelijk dat er nog geen sluitend akkoord was over alle facetten, zodat Magnette in zijn persbericht van maandag duidelijk voor zijn beurt gesproken had. Het punt
27
waar Electrabel wellicht het meest voor in zijn wiek was geschoten, was de verklaring dat deze grote som jaarlijks zou moeten betaald worden. Dat was nooit ter sprake gekomen, zodat Magnette gemakkelijk van woordbreuk kon beschuldigd worden. Zijn reactie na de bekendmaking van de betwisting van het akkoord door Elektrabel was zo mogelijk nog straffer. In plaats van de zaak te laten koelen en overleg te plegen binnen de regering, blies de man meteen alle bruggen op en sprak hij meteen van een opgelegde taks. Dit is een zeer riskante onderneming. Niet enkel omdat zo’n taks vrij gemakkelijk kan gecontesteerd wordt bij het grondwettelijk Hof, maar ook omdat een dergelijke taks zeer eenvoudig kan doorgerekend worden naar de consumenten. Op deze wijze is de 250 miljoen euro niets anders dan een extra belasting voor de burger en is de regering rechtstreeks mee verantwoordelijk voor een bijkomende prijsverhoging van de elektriciteit. Magnette heeft zich door zijn agressieve houding in ieder geval onmogelijk gemaakt als onderhandelaar, zodat Leterme zelf zijn rol nu moet overnemen. De vraag blijft of Magnette in deze omstandigheden nog echt kan functioneren als minister in deze regering. Karakterieel is er hoe dan ook een ernstig probleem.
Kernenergie Daarnaast tilt het Vlaams Belang zwaar aan de wijze waarop de regering het cruciale dossier inzake de kernenergie aanpakt. Vergeleken met paars gaan we hier zelfs een stap achteruit in plaats van vooruit. Het was immers Marc Verwilghen die als energieminister de studie ‘Energie 2030’ van professor D’Haeseleer en een aantal experten had besteld. Op 19 juni 2007 legde de ‘Commissie Energie 2030’ zijn definitief rapport neer. Zodra zij behoorlijk was samengesteld, heeft de commissie Bedrijfsleven van de Kamer het wenselijk gevonden professor D’Haeseleer uit te nodigen om dit rapport toe te lichten. Nadien werd aan de verschillende fracties gevraagd om voorstellen te formuleren inzake bijkomende hoorzittingen en plaatsbezoeken. Dit resulteerde in uitgebreide hoorzittingen gedurende vier zittingsdagen en in vier plaatsbezoeken (de sites van C-power in Oostende en Distrigas in Zeebrugge, de kerncentrale van Doel, Belgoprocess en het SCK van Mol en de Steg (gas)centrale van SP.E in Seraing). Het Eindrapport ‘2030’ is een zeer uitgebreid document waarin onder meer onderzocht wordt wat de kostprijs zal zijn voor energie voor land en bevolking indien de kernuitstap wordt gehandhaafd. Nadruk ligt hierbij vanzelfsprekend op de productie van elektriciteit. De prognoses van de kostprijs voor industrie, tertiaire sector en residentiële verbruiker in 2030 worden gemaakt op basis van diverse hypotheses, met name bij een wegvallen van kerncentrale of niet, een CO²-reductie van 15 of 30%, de aanwezigheid van CCS-technologie (Carbon Capture and Storage, hetzij de opvang en het opslaan van CO²). In het zwartste scenario zouden de energiekosten in de drie resp. sectoren met 440, 510 en 420% toenemen. Dit is absoluut onbetaalbaar voor burger en economie. Opvallend is dat hierbij nog wordt uitgegaan van een brandstofprijs van 60 dollar per vat, in een tweede scenario opgetrokken naar 100 dollar per vat. Amper een jaar later weten we dat dit veel te optimistische scenario’s waren, vermits we nu reeds aan 130 dollar per vat zitten en er sprake is van een stijging naar 300 dollar tijdens de komende jaren. De verwachte kosten worden door de deskundigen dus nog schromelijk onderschat. Als men wel kernenergie kan blijven gebruiken zullen de prijsstijgingen veel beperkter zijn. Zo gaat het bij particulieren respectievelijk om een stijging van 79% (in geval van 15% CO²-reductie) en 150% (in geval van 30% CO²-reductie) tegen 2030.
28
Belangrijkste van de vele aanbevelingen is dan ook dat de levensduur van de bestaande kerncentrales moet verlengd worden en dat er kan overwogen worden een nieuwe kerncentrale te bouwen. Tegelijk pleit de commissie voor een evenwichtige energiemix, waarin ook hernieuwbare energie een belangrijke rol speelt. Deze maand vindt binnen de commissie Bedrijfsleven het slotdebat plaats over de werkzaamheden. In het kader daarvan heeft de Vlaams Belang-fractie een voorstel van resolutie ingediend waarin, mede op basis van bevindingen van hoorzittingen en plaatsbezoeken, sterk gepleit wordt voor het behoud van kernenergie en voor een snelle beslissing ter zake. Dit is van cruciaal belang voor de bevoorradingszekerheid en voor het behoud van een gezond investeringsklimaat. Bovendien is het de enige betaalbare manier om de opgelegde CO²-normen te behalen. Het is dan ook bijzonder cynisch dat uitgerekend diegenen die het hardst roepen over de opwarming van de aarde en de noodzaak de CO²uitstoot te beperken, onze kip met de gouden eieren willen slachten, terwijl tal van andere Europese landen nieuwe kerncentrales bouwen. Door de kernuitstap te handhaven, dreigen we afhankelijk te worden van enerzijds grillige regimes buiten Europa voor de aankoop van grote bijkomende hoeveelheden fossiele brandstoffen en van dure kernenergie uit onze buurlanden. Hierdoor dreigt ook zeer belangrijke knowhow die hier vandaag nog steeds aanwezig is, voorgoed verloren te gaan. Zodra de kernuitstap definitief wordt, dreigt het vermaarde Studiecentrum voor Kernenergie van Mol volledig te verschrompelen. Wetenschapslui zullen weggekocht worden door buitenlandse onderzoekscentra. Vandaag reeds is er een tekort aan kernfysici. In dit verband is het van het grootste belang dat er snel knopen worden doorgehakt inzake de steun aan het befaamde MYRRHA-project dat momenteel wordt voorbereid in Mol. Dit project bereidt de kerncentrales van de vierde generatie voor. Daarbij wordt het nuttig gebruik van natuurlijk uranium verhoogd met een factor vijftig; het volume van het radioactief afval wordt gereduceerd met een factor 200. Europa toont grote belangstelling, maar het project kan pas hier gehouden worden mits het door ons land financieel voor één derde gesteund wordt. De regering blaast in dit dossier warm en koud. Premier Leterme zegde zijn steun toe, maar Magnette schuift het dossier op de lange baan. Handhaving van de kernenergie biedt op termijn ook perspectieven voor duurzaam transport. Inzake de CO²-uitstoot van het transport wordt er op nationaal en Europees niveau nauwelijks projecties gemaakt of normen gesteld op lange termijn. De doelstellingen blijven voorlopig beperkt tot het verlagen van de CO²-uitstoot, maar blijkbaar is het de bedoeling om nog zeer lang met fossiele brandstoffen te blijven rijden. Biobrandstoffen werden lang als een nuttige aanvulling gezien, maar ten gevolge van de snel stijgende voedselprijzen lijkt ook dit een eindig verhaal te zijn. Waterstof is de enige duurzame oplossing waarmee de transportsector op termijn economisch rendabel kan gehouden worden. Het Vlaams Belang pleit dan ook voor een versnelde omschakeling van ons voertuigenpark. Wij kunnen daarin het voortouw nemen, ook al omdat wij nu reeds over het best uitgebouwde waterstoftransportnet ter wereld beschikken. Groot voordeel is bovendien dat de omschakeling naar waterstof fors zal bijdragen tot de leefbaarheid van onze steden: het vervoer zal veel stiller verlopen en de uitstoot blijft beperkt tot gewone waterdamp. Gedaan dus met fijn en ultrafijn stof. Met het perspectief van een verhoging van het vrachtverkeer op ons grondgebied met 50% tegen 2030 is een versnelde omschakeling levensnoodzakelijk. Waterstof wordt geproduceerd met behulp van elektriciteit. Een zoveelste reden waarom de productie op lange termijn, zelfs in geval van geslaagde besparingscampagnes, minstens op peil moet gehouden blijven en waarom kerncentrales broodnodig zijn.
29
Voor een land zonder eigen energiebronnen is diversiteit de enige nuttige strategie. Naast kernenergie zal ook hernieuwbare energie in de toekomst een groot gedeelte van onze stroom leveren. De nadruk zal hierbij onvermijdelijk liggen op windenergie, in grote mate gewonnen via windmolenparken in zee. Terzake hebben we moeten vaststellen dat de geplande initiatieven tot op heden slechts in zeer beperkte mate van overheidswege gesteund werden. De capaciteit die de Thorntonbank en andere zandbanken bieden, wordt zwaar onderbenut. Reeds herhaaldelijk werd minister Magnette over de ontwikkelingsperspectieven van de offshore-windenergie ondervraagd, maar hij blijft hierover erg vaag. Een stappenplan om 13% hernieuwbare energie te behalen in 2020 (waarvan windenergie het leeuwendeel zal innemen) is er nog steeds niet. Van een hechte samenwerking of gemeenschappelijke strategie met het Vlaams gewest (dat bevoegd is voor hernieuwbare energie) is al evenmin sprake. En het was pas na parlementair aandringen (o.a. van de Vlaams Belang-fractie) dat de minister een financiële tussenkomst beloofde voor de kabelinfrastructuur tussen windmolenpark en kust. Nochtans kan enkel op deze wijze gesproken worden van een gelijke behandeling tussen de producenten van hernieuwbare energie en de klassieke operatoren.
BTW-tarief van 6% voor petroleumproducten, gas en elektriciteit De jongste maanden swingen de energie- en brandstofprijzen de pan uit. De regering Leterme beweert dat enkel de stijging van de gas- en olieprijs op de internationale markten de oorzaak is. Aardgas, elektriciteit, huisbrandolie, diesel en benzine worden niet enkel belast aan het hoogste BTW-tarief, maar de regering profiteert bovendien ook van de internationale prijsverhogingen: iedere verhoging zorgt voor een stijging van de al torenhoge BTWinkomsten. De regering-Leterme profiteert m.a.w. van de prijsverhogingen om nog meer belastingen te kunnen innen. In een tijd van torenhoge en alsmaar stijgende prijzen is dit bijzonder onrechtvaardig, omdat de staat steeds grotere winsten maakt op de kap van de burger. Zeer terecht eiste de Franse president Sarkozy dat de BTW omlaag moet. Maar ons land onderneemt niets en blijft schaamteloos incasseren. Terwijl verscheidene Europese landen wel een verlaagd BTW-tarief voor gas en elektriciteit toepassen (Italië (10%), Griekenland (9%), Luxemburg (6%) en Portugal (5%)), onderneemt de regering niets. Als voornoemde landen dat kunnen, dan kan dat hier ook. Het Vlaams Belang stelt dan ook voor de BTW op aardgas, elektriciteit, huisbrandolie, diesel en benzine te verlagen van 21% naar 6% en voor steenkool van 12% naar 6%. Dit zijn immers allemaal basisproducten en geen luxeproducten. Hoeveel bespaart de consument door deze BTW-daling naar 6%? - Voor superbenzine 95 betekent dit een daling van de maximumprijs van 1,58 naar 1,39 euro per liter. Op een tankbeurt van 50 liter bespaart u hierdoor 9,50 euro. - Voor diesel betekent dit een daling van de maximumprijs van 1,42 naar 1,24 euro per liter. Op een tankbeurt van 50 liter bespaart u hierdoor 9 euro. - Voor huisbrandolie betekent dit een daling van de maximumprijs van 0,91 naar 0,80 euro per liter. Op een tankbeurt van 2000 liter levert dit een besparing op van 220 euro.
30
- Voor gas en elektriciteit betekent dit dat de jaarlijkse factuur van een gemiddeld Vlaams gezin daalt van 1.580 naar 1.384 euro. Dit levert dus een besparing van 196 euro op. De belangrijkste Vlaams Belang-voorstellen in het energiedossier zijn: - een wetsvoorstel tot opheffing van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie, - wetsvoorstel tot wijziging van koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, teneinde het BTW-tarief voor aardgas en elektriciteit te verlagen van 21 naar 6 procent, - wetsvoorstel tot wijziging van koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, om het BTW-tarief voor petroleum- en steenkoolbrandstoffen te verlagen van 21 naar 6 procent, - voorstel van resolutie inzake het streven naar een evenwichtig energiebeleid op basis van hernieuwbare en nucleaire energie.
31