Met bijdragen van Jerry Aerts Jean-Marie Bogaert Ignace Bossuyt Geert Bourgeois Paul Breyne Frans Brüggen Sidi Larbi Cherkaoui Pierre Choffé David Claerbout Jean en Lieven Cloetens Joachim Coens Moniek Corthouts Hilde Crevits Dirk De fauw Bert De Graeve Anne Teresa De Keersmaeker Laurens De Keyzer Rik De Nolf Sandra De Preter Arne Deforce Stéphane Degout Lieve Dierckx Filip Dujardin Tom Eelen Abdel Rahman El Bacha Iván Fischer Philippe Herreweghe Johan Huys Daan Janssens György Kurtág
10 JAAR CONCERTGEBOUW BRUGGE
2002 — 2012
Renaat Landuyt Jo Libeer Patrick Moenaert Gerard Mortier Brody Neuenschwander Francis Op de Beeck Chantal Pattyn Kris Peeters Gunter Pertry Paul Robbrecht Yves Roose David Samyn Jordi Savall Joke Schauvliege Eric Sleichim Iwan Strauven Michel Tabachnik Geert Van der Speeten Katrien Van Eeckhoutte Kurt Van Eeghem Jos van Immerseel Marianne Van Kerkhoven Mercedes Van Volcem Jeroen Vanacker Hugo Vandamme Olivier Vanneste Annelies Vantyghem Peter Verhelst Sieuwert Verster Mia Verstraete Charlotte en Céline Virgils
10 jaar Concertgebouw Brugge
10 JAAR CONCERTGEBOUW BRUGGE
2002 — 2012
Inhoud Voorwoord
7
Vlaams minister-president Kris Peeters
Het parcours van het Concertgebouw in tien sleutelmomenten 12 Geert Van der Speeten
Een decennium muziek Goed geïnformeerd, rijkelijk geïnspireerd
24
Tom Eelen
Dans op dreef
38
Lieve Dierckx
Een gebouw als een dramaturgie
50
Marianne Van Kerkhoven
De kracht van het eerste idee
58
Iwan Strauven
Negen betekenisvolle actuele kunstintegraties in Concertgebouw Brugge 64 Annelies Vantyghem
Daar ontstond mijn passie voor kunst en voor de kunst van het kijken en het luisteren 72 Peter Verhelst
Concertgebouw Brugge: een geschiedenis
84
Mia Verstraete
Getuigenissen – opgetekend door Laurens De Keyzer
117
Een cadeau aan de Bruggelingen — Patrick Moenaert We krijgen zoveel goeds terug — Paul Robbrecht, Robbrecht en Daem architecten Een kwaliteitslabel voor muziek en dans — Katrien Van Eeckhoutte en Jeroen Vanacker Met Brugge in ons vaandel — Jos van Immerseel Eenheid tussen publiek en performers — Anne Teresa De Keersmaeker Grenzen verleggen — Hugo Vandamme Perfect op maat — Iván Fischer Een zaal op de juiste schaal — Gerard Mortier De muziek waarin ik leef — Arne Deforce Soms je droefheid, soms je geluk — Charlotte en Céline Virgils Een monsterfile — Jean en Lieven Cloetens
Dankwoord
142
Het team van Concertgebouw Brugge
142
Raad van bestuur en algemene vergadering Concertgebouw Brugge dankt
143
142
Voorwoord
Foreword
Tien jaar later zijn we al. Al tien jaar is het geleden dat het Concertgebouw werd ingehuldigd. Hét pronkstuk van Brugge 2002, Culturele Hoofdstad van Europa. Het Concertgebouw – met de kenmerkende bruinrode terracottategels, met het vele glas en de overvloed aan daglicht – is een schitterend staaltje van architecturale creativiteit. De Vlaamse regering is steeds overtuigd geweest van de enorme meerwaarde van het Concertgebouw. Daarom hebben wij mee geïnvesteerd in dit project. De Vlaamse regering gelooft in de kracht van muziek, ‘de inhoudsmaat van de mens’, zoals Elias Canetti het ooit stelde. Daarom ondersteunen wij tot op vandaag het Concertgebouw. Het Concertgebouw is op tien jaar tijd uitgegroeid tot een icoon in het Vlaamse muzieklandschap. Dit boek toont dat icoon in volle glorie – gisteren, vandaag en morgen. Veel leesplezier!
Here we are, ten years on. Indeed, it was ten years ago that the Concertgebouw Brugge was inaugurated. The showpiece par excellence of Brugge 2002, Cultural Capital of Europe. The Hall – with its characteristic reddish-brown terracotta tiles, its acres of glass and its abundance of natural light – truly is a magnificent example of architectural creativity. The Flemish government has always been convinced of the immense added value of the Concertgebouw Brugge. That is why we decided to support this project financially. The Flemish government firmly believes in the power of music, ‘the measure of capacity of mankind’, as Elias Canetti once said. That is the reason why we have been investing in the Concertgebouw Brugge to this very day. It has taken the Concertgebouw Brugge just ten years to grow into an icon of the music scene in Flanders. This publication shows that icon in its full glory – yesterday, today and tomorrow. Enjoy the book!
Kris Peeters, Minister-president van de Vlaamse regering
Kris Peeters, Minister-President of the Flemish government
7
‘Het was feest, tien jaar geleden, toen het Concertgebouw zijn deuren breed opende voor het grote publiek. En ik was erbij. Wij van de radio brachten rechtstreeks verslag uit van deze blijde gebeurtenis. En meteen na het concert kwam Jos van Immerseel naar onze gesprekstafel. Hij “dampte” nog na van de inspanning, maar lachte breeduit, ging zitten en sprak, nog voor ik iets kon vragen, uitbundig: “Wat een akoestiek!” Toen wisten wij meteen dat het goed zat met het Concertgebouw. Want wat is er belangrijker? Zeg het mij? Sindsdien weten al honderden muzikanten hoe die prachtzaal klinkt. Schitterend dus.’ Kurt Van Eeghem, Klara
Het parcours van het Concertgebouw in tien sleutelmomenten
Er werd stevig ingezet op ‘verhuur aan derden’, maar dat kon het deficit aanvankelijk niet counteren. De ontvangst van congressen, publieksvoorstellingen en bedrijfsevents zat geleidelijk aan wel in de lift, met een piek van 407 activiteiten in 2010. Als ontmoetingsplaats, onder het motto ‘Meet in style’, haalt het Concertgebouw intussen evenveel bezoekers voor MICE-activiteiten als voor het eigen artistiek programma. Ondanks deze extra inkomsten moest er in de beginjaren herhaaldelijk op de artistieke programmering beknibbeld worden om de exploitatiekosten te dekken. In 2002 was het Concertgebouw in de eerste plaats vitrine en luxepodium voor Brugge 2002. Het werd dé publiekstrekker, met een programma dat in tien maanden tijd 90.000 bezoekers zou lokken. Een kleine stad en een veilig nest werden plots ingepalmd door internationale theatermakers en musici, die van intendant Hugo De Greef de opdracht kregen zichzelf te overtreffen. De affiche van het Concertgebouw was het eerste jaar volledig in handen van de vzw Brugge 2002. Ze speelde de troeven van de architectuur optimaal uit. Dat eerste jaar werd het Concertgebouw vooral als een klein wonder onthaald: baken en referentiepunt in de stad, harmonisch vervlochten met de historische omgeving. Maar ook: een te ontdekken pareltje, met een wonderlijke ruimtelijke samenhang en verrassend goede akoestiek. ‘Een shelter voor muziek in al zijn vormen’ (architect Paul Robbrecht). Of: ‘Eindelijk nog eens een plek met eigenheid: een concertzaal, geen polyvalente hal’ (Lieven Bertels, de eerste artistiek directeur). Brugge 2002 bood een zeer brede waaier van activiteiten. Het programma van het cultuurjaar zou een testcase voor het Concertgebouw worden. Gaandeweg werden het profiel en de artistieke koers verfijnd en verscherpt.
Geert Van der Speeten
Een cadeau van Anciaux 20.02.2002 Opening van het Concertgebouw en Brugge 2002
De koning en de koningin waren er. Met Die Schöpfung klonk er feestelijke muziek van Anima Eterna. Maar veel aandacht ging bij de opening van het Concertgebouw en de lancering van het cultuurjaar Brugge 2002 ook naar een belofte van de minister van Cultuur. ‘Een cadeau van Anciaux’, ‘Royale duw’ en ‘Anciaux sluit Concertgebouw in de armen’, zo blokletterden de kranten ’s anderendaags. Bert Anciaux maakte bekend dat het werkingsbudget van het Concertgebouw vanaf 2003 twee miljoen euro zou bedragen, aangevuld met een kwart miljoen euro van stad en provincie. Daarmee werd het nieuwe Concertgebouw meteen ingehaald als een grootschalig cultuurhuis. Als kunstencentrum nestelde het zich in de categorie van de groten zoals deSingel (2,5 miljoen euro werkingsmiddelen) en Vooruit (1,6 miljoen). Met de startsubsidies legde Anciaux de lat en het ambitieniveau meteen hoog. Hij sprak die avond ook de wens uit dat het Concertgebouw een van de pijlers van het cultuurbeleid in Vlaanderen zou worden. En kijk, viel er niet een tikkeltje jaloezie te lezen in de reactie van deSingel, ‘dat ze voor dit startbedrag twintig jaar hadden moeten knokken’? Toch was niet alles koek en ei. Het financiële plaatje van de gloednieuwe cultuurtempel zag er lang niet rooskleurig uit. De opeenvolgende voorzitters van het Concertgebouw zouden er blijven op hameren: de terugkerende exploitatiekosten van het gebouw, waarvan de vzw eigenaar bleef, waren onevenredig hoog. De budgetten voor belastingen, verzekeringen, onderhoud en herstellingen wogen zwaar op het totaalplaatje.
concertgebouw brugge
12
Het parcours van het Concertgebouw in tien sleutelmomenten
ook voor het festival Music in Mind), Musica Antiqua, later MAfestival (voor oude muziek), Cinema Novo (voor film) en de openbare bibliotheek Biekorf (voor literaire evenementen). Ook voor de twee stadsfestivals, Corpus '05 en Brugge Centraal, was het Concertgebouw een vanzelfsprekend podium.
Nieuwe speler zoekt plaats in de stad Augustus 2002 Eerste editie Jazz Brugge
Met een nieuw vierdaags festival vaarde Jazz Brugge een gedurfde koers. Het wilde zich onderscheiden in de festivalwereld, door in de eerste plaats te kiezen voor muziek in plaats van voor zomerse festivalsfeer. Bovendien met een affiche waarin jazz uit Europa de toon aangaf. Het Concertgebouw werd voor Jazz Brugge de natuurlijke partner van organisator De Werf. Het zocht dat eerste jaar ook naar een solide lokale verankering. Aanvankelijk heerste er argwaan bij de lokale cultuurhuizen, die anno 2002 weliswaar goed draaiden, maar niet bepaald een hecht plaatselijk netwerk vormden. De verstandhouding was niet altijd even goed. In plaats van samen te werken trokken de lokale cultuurhuizen de kaart van ‘koppig doorgaan op de eigen weg’. De komst van een extra speler van het kaliber van het Concertgebouw zorgde voor veel animo en ongerustheid. Zou deze speeltuin aan ’t Zand, troetelkindje van de politici, met zijn pak subsidies en gegarandeerde nationale aandacht, niet een te duchten concurrent worden? Zouden er geen twee parallelle circuits ontstaan in Brugge? De aanvankelijke scepsis verdween toen het Concertgebouw voor het samenwerkingsmodel bleek te kiezen. Langzaam en gestaag bouwde het een draagvlak uit in de stad, en bij uitbreiding ook in de provincie en de rest van Vlaanderen. De perceptie stond daarbij soms in de weg. De eerste jaren leefde er een spanningsveld tussen de lokale verwachtingen en de bovenlokale ambities van het artistieke team. Over de ‘populariteit’ en publieksvriendelijkheid van de programmering werd tot in de gemeenteraad gebakkeleid. In de loop van de eerste tien jaar werden de partnerships met Brugse organisatoren verder uitgebreid en geïntensifieerd. Naast Jazz Brugge kreeg December Dance een vaste plaats op de cultuurkalender, in samenwerking met het Cultuurcentrum Brugge, waarmee ook grootschalige dansvoorstellingen georganiseerd worden. Verder groeide er een nauwe samenwerking met Cactus (voor pop en rock, maar
‘Het Concertgebouw plaatste ons op de culturele kaart. Samen met onze West-Vlaamse culturele ambassadeurs zorgt men ervoor dat heel wat mensen van buiten de provincie op unieke voorstellingen afkomen. De culturele oase is een vruchtbare vallei geworden!’ Gunter Pertry, gedeputeerde voor de provincie WestVlaanderen, bevoegd voor Kunst, Cultuur en Onderwijs
Een fors hedendaags luik Augustus 2003 ‘Poème Electronique’ wordt permanente soundscape
Uit de archieven van Philips kwam een juweeltje naar Brugge: de oerversie van het Poème Electronique dat Edgard Varèse ten tijde van Expo ’58 gecomponeerd had voor het paviljoen van Le Corbusier en Iannis Xenakis. Je zou dit ‘elektronische gedicht’ als een van de eerste multimediashows kunnen zien. De installatie met elektronische klanken, die door de ruimte leken te zoeven, groeide in Brugge uit tot een van de blikvangers van het tweede .wav-festival. Met een ingenieus luidsprekersysteem werd de soundscape in de nok van het Concertgebouw geïnstalleerd. Het zou het begin worden van een constante aandacht voor geluidskunst. Met concerten en festivals rond elektronica en geluidskunst werd het publiek gevoelig verjongd en verruimd. De lijn werd de voorbije tien jaar doorgetrokken en wordt sinds kort nog geïntensifieerd door de oprichting van de Sound Factory. De Lantaarntoren van het Concertgebouw is uitgebouwd tot een hedendaagse erfgoedlocatie, met een eigen programmering rond interactieve klankinstallaties. De scherpe keuze van het Concertgebouw voor
13
Het parcours van het Concertgebouw in tien sleutelmomenten
het nieuwe in het algemeen en voor hedendaagse muziek in het bijzonder had zo zijn redenen. Het optrekken van een uitgesproken hedendaagse cultuurtempel in Brugge moest zijn echo vinden in de programmering. Aan het cultuuraanbod in de stad wilde het Concertgebouw een fors hedendaags luik toevoegen, dat quasi ontbrak in deze door geschiedenis en nostalgie gedomineerde stad. Het muziek- en dansaanbod mocht dus beslist niet ‘museaal’ of traditioneel ogen. Het Concertgebouw wilde niet uitpakken met de standaardformules van andere concertzalen, maar met iets compleet anders. Bovendien leefde er van meet af aan de ambitie om een creatiecentrum uit te bouwen, door opdrachten te geven aan kunstenaars en door een uitdagende wisselwerking tussen diverse disciplines te realiseren. Een constant hoge kwaliteit en een continu aanbod in de loop van de seizoenen was daarbij het doel. Voor moeilijke en gedurfde muziek, die voordien in de provincie West-Vlaanderen niet te horen was, bouwde het Concertgebouw al vrij snel een reputatie en een publiek op. De keuze voor openheid, vernieuwing en avontuur bleef een constante, die door de opeenvolgende directeurs telkens lichtjes anders werd ingevuld. Zo vertaalde Bart Demuyt eigentijdse muziek zeer breed als ‘eigen aan de tijd’, waarbij hij de kaart trok van de historische uitvoeringspraktijk die zijn grenzen verlegde en opschoof naar de 20ste eeuw.
Een ‘Ice Queen’ als huisartieste Maart 2004 Driemaal Viktoria Mullova als artist in residence
‘Meesterlijke entertainers’: zo werden de Russische violiste Viktoria Mullova en haar gelegenheidspartner Katia Labèque in De Standaard omschreven naar aanleiding van hun concert op 19 maart 2004. Vier dagen later speelde Mullova de sonates van Bach voor een uitverkochte Kamermuziekzaal. De Russische ‘Ice Queen’ bleek een geknipte huisartieste. Het spectaculaire verhaal over haar vlucht uit de Sovjet-Unie in 1983, haar uiteenlopende muzikale interesses – met zelfs knipoogjes naar jazz, funk en wereldmuziek – het werd al snel duidelijk dat het Concertgebouw een echte superster in huis had gehaald. Bovendien een artieste die lang niet overal op de affiche van de grote concertzalen stond. Het Concertgebouw koos van bij de start voor vaste partnerships om zich muzikaal op de kaart te zetten. Daarbij speelden diverse motieven mee: complementariteit met het aanbod elders in Vlaanderen, internationale profilering, ambitieniveau en ook een zeker exclusiviteitsgehalte. De regelmatig terugkerende concerten van het Philharmonia Orchestra en de London Sinfonietta boden het Concertgebouw de gelegenheid aan zijn publieksopbouw te sleutelen. Zeker voor Mullova groeide er in Brugge in de loop van de jaren een fanclub. Over de vaste plek van Anima Eterna Brugge leest u elders in dit boek alle details. In de periode onder artistiek directeur Bart Demuyt werden de huisartiesten ‘friends in music’ genoemd. Bekende namen als Mullova en Ashkenazy bleven terugkeren, naast Arne Deforce, Roel Dieltiens of de instrumentalisten van BL!NDMAN. De vaste partnerships werden geordend naar discipline, met – naast Anima Eterna Brugge voor muziek – ook Rosas voor dans en Transparant voor muziektheater. Met Viktoria Mullova werkt het Concertgebouw nog altijd samen. Intussen knoopte artistiek directeur Jeroen Vanacker ook een intense band aan met gereputeerde internationale orkesten waarvan hij het traject wil volgen, zoals het Orchestre des ChampsElysées, het Rotterdams Philharmonisch Orkest en
‘Zelden ontstaat een werk zonder dat ik voor ogen heb door wie en waar het zal worden gecreëerd. Uiteraard inspireert een zaal als het Concertgebouw, en bepaalt deze mee de atmosfeer van een compositie. Zoals het gebouw zelf: zowel avontuurlijk als ingetogen.’ Daan Janssens, componist en dirigent
concertgebouw brugge
14
Het parcours van het Concertgebouw in tien sleutelmomenten
het Budapest Festival Orchestra. Dat laatste ensemble, onder leiding van dirigent Iván Fischer, krijgt vanaf 2014 zelfs een jaarlijks concertweekend aangeboden. In de waaier aan orkesten duiken ook nieuwe namen op, zoals het SWR Sinfonieorchester en de Bamberger Symphoniker. Het is voor Brugge een uitstekende gelegenheid om andere chefs en charismatische musici te introduceren.
concertorganisaties in Vlaanderen werkt het Concertgebouw met een bilaterale overeenkomst met de Vlaamse overheid, werd het mede door Vlaanderen gesticht en vaardigt de Vlaamse regering waarnemende leden af naar de bestuursorganen. In de recentste bilaterale overeenkomst werd een erkenning als ‘grote Vlaamse instelling’ in het vooruitzicht gesteld – een beslissing die daarna niet bekrachtigd werd. Lees over deze discussie meer hieronder, onder het kopje ‘Brugge en de droom van de Champions League’. De beoordelingscommissie Muziek gaf het Concertgebouw in 2006 overigens een uitstekend rapport. Ze noemde de plannen ‘ambitieus’, de programmering ‘beloftevol’. Uit het verslag: ‘Er zijn veel frisse ideeën en nieuwe invalshoeken, er wordt gedacht aan diversiteit en participatie. De programmering is realistischer geworden en sluit beter aan bij de noden of desiderata van het Brugse publiek en de directe regio. De bundeling van de concerten in kleinschalige festivals is mooi en opvallend.’ Kritische opmerkingen van de beoordelingscommissie over het aandeel van symfonische muziek en over de creatiegerichtheid zouden de daaropvolgende jaren gecounterd worden in de concrete programmering.
‘Le Concertgebouw nous accueille chaque année à sa façon sobre (presque austère) et pourtant chaleureuse, massive et élégante. Pour nous professionnels c’est un formidable outil de travail, de la salle jusqu’aux loges et aux espaces de travail, et jouer dans cette belle acoustique est un bonheur chaque fois renouvelé. Ajoutez à cela la gentillesse et le professionnalisme des équipes qui animent ce lieu – et Bruges qui est si belle !’ Pierre Choffé, administrateur de l’Orchestre des Champs-Elysées
Kunstinstelling ‘hors catégorie’ zoekt plaats in het landschap
‘In 1995 stelde toenmalig gouverneur Vanneste in de Bestendige Deputatie voor om een blijvend cultureel merkteken te creëren. Een werkgroep met leden uit de culturele wereld kwam tot het idee van een concertgebouw voor Brugge. Dit werd verder uitgewerkt met de Vlaamse Gemeenschap en de stad Brugge. Brugge 2002 bracht alles in een stroomversnelling. In 1999 werden de beheersovereenkomsten goedgekeurd. Vlaams minister Martens, gouverneur Breyne en burgemeester Moenaert kregen de taak om de uitvoering snel te realiseren. Zo kwam in Brugge een nieuw cultuurpunt tot stand met een grote uitstraling in binnen- en buitenland.’
Juni 2006 Instap in het Kunstendecreet
De subsidieronde 2007-2009 voor muziek was voor festivals, ensembles en concertorganisatoren de opstap richting Kunstendecreet. Minister Bert Anciaux maakte op 23 juni 2006 de subsidies bekend. De concertorganisatoren in Vlaanderen kregen er een smak geld bij: maar liefst 87 procent. Het leeuwendeel (2.500.000 euro) ging naar het Concertgebouw in Brugge, dat samen met Flagey in Brussel, deSingel in Antwerpen en de Bijloke in Gent door Anciaux tot de ‘hoofdrolspelers’ gerekend werd. Maar tot welke categorie behoort het Concertgebouw eigenlijk? Door het statuut en de bijzondere, creatiegerichte opdracht was het administratief altijd een buitenbeentje. Het Concertgebouw werd van bij de start ad nominatim gesubsidieerd, dus hors catégorie. In tegenstelling tot de andere, kleinere
Baron Olivier Vanneste K.B.E., eregouverneur van de provincie West-Vlaanderen
15
Het parcours van het Concertgebouw in tien sleutelmomenten
Een bijzondere plaats voor dans ‘De Concertzaal is heel groot en tegelijk extreem intiem. Het publiek heeft er een heel nauw contact met het podium en de akoestiek is er fantastisch. Omdat wij vaak met livemuziek en met de menselijke stem werken, is het een plezier om hier te kunnen spelen.’
December Dance 2007 Hechte band met de podiumkunsten
De maiden-editie van December Dance, het jaarlijkse internationale dansfestival van het Concertgebouw, was gewijd aan Sidi Larbi Cherkaoui. Bij de avondvoorstellingen: vijf Belgische premières, een wereldpremière en een dernière. Verder een performanceweekend voor jonge choreografen, een studiedag en een December Dance Forum. Alles samen goed voor 7700 toeschouwers, onder wie heel wat internationale programmatoren. Een nieuw jaarlijks festival was geboren. In de even jaren krijgt het festival een geografische focus, in de oneven jaren wordt een choreograaf als curator uitgenodigd. Passeerden intussen de revue: Anne Teresa De Keersmaeker en Akram Khan. Liever dan voor theater of opera koos het Concertgebouw ervoor een prominente plaats te geven aan dans(theater). Het wil een affiche aanbieden die nergens anders voorhanden is én die internationaal kijkt, door dansvoorstellingen te programmeren waarin livemuziek een centrale rol speelt of zelfs het uitgangspunt vormt. Ook de bijzondere infrastructuur, met het grote podium en de theatertoren, blijkt zich uitstekend voor dans te lenen. Jeroen Vanacker daarover in een interview bij zijn aanstelling als artistiek directeur in 2008: ‘Overal horen we wat een interessante zaal het Concertgebouw voor dans wel is, qua technische mogelijkheden, architectuur en ruimtegevoel. Dat moet je valoriseren. Zeker omdat er in de regio een dansminnend publiek aanwezig is.’ December Dance is een voorbeeld van een succesvolle samenwerking tussen het Concertgebouw en een lokale partner, het Cultuurcentrum Brugge. Sinds 2006 is een ‘dansconvenant’ van kracht, dat de dansprogrammering van beide instellingen op elkaar afstemt. Behalve het jaarlijkse festival zijn er ook copresentaties. Met festivals als December Dance trekt het Concertgebouw ook een jonger publiek aan. Uit recent onderzoek blijkt dat de gemiddelde leeftijd voor dansvoorstellingen 54 jaar is, terwijl dat voor concerten 60 jaar is.
concertgebouw brugge
Sidi Larbi Cherkaoui, danser en choreograaf
Architectuur biedt onderdak aan kunst Januari 2008 Een kunstwerk van Dirk Braeckman in het Atrium
Het Concertgebouw verleent onderdak aan een bijzondere verzameling hedendaagse kunst. Stuk voor stuk zijn het opdrachtwerken. Het is de ambitie de kunstwerken een zo nauw mogelijke dialoog te laten aangaan met het gebouw. De architectuur en schaal van het Concertgebouw zijn namelijk zo determinerend dat de kunst er onwrikbaar mee verbonden moet zijn. Voor H.S.-N.Y.94-99 fotografeerde Dirk Braeckman een interieur in donkere tinten, een wand met oud behangpapier waarop het flitslicht weerkaatst. Het monumentale beeld werd in de nok van het Atrium aangebracht, maar op zo’n manier dat het met de betonnen wanden van het Concertgebouw lijkt te versmelten. Daarvoor werd de foto afgedrukt op Japans zijdepapier en met speciale harsen bevestigd. De grijstinten vloeien in elkaar over tot een hedendaagse grisaille. Als huis dat plaats wil inruimen voor creatie en andere disciplines dan muziek en podiumkunsten gaf het Concertgebouw al diverse opdrachten aan beeldende kunstenaars. Het bekendste is het themagedicht Op een dag, dat op de stoelruggen van de Concertzaal te lezen is. Peter Verhelst schreef het in opdracht van Brugge 2002. Multimediakunstenares Anouk De Clercq inspireerde zich op de architectuur van Robbrecht & Daem voor building (2003), een computeranimatie die inzoomt op de lichtinval in het gebouw. Met de integratie van de lightbox Orchestra van David Claerbout in Studio 4 en de muurschildering Angel van Luc Tuymans krijgt de
16
Het parcours van het Concertgebouw in tien sleutelmomenten
permanente collectie verder vorm. Verder lijkt fotografie een preoccupatie van het Concertgebouw te zijn. Tijdens het festival MOZART06 maakte fotografe Malou Swinnen een opname van zeventien musici, kort voor hun optreden. Ze vroeg hen daarbij te denken aan wat Mozart voor hen betekent. Kan je muziek zien? De fotoreeks In the name of Mozart geeft daar een antwoord op. Magnumfotograaf Carl De Keyzer maakte een prachtige reeks over de Belgische kust, Before the Flood, geïnspireerd op het seizoensthema L’O uit 2007-2008. Met het tentoonstellen van kunst heeft het Concertgebouw, net zoals de stad Brugge zelf overigens, een wat moeizame relatie. Toen de horecafunctie in de Lantaarntoren onhaalbaar bleek, ging het Concertgebouw op zoek naar een andere, artistieke invulling van deze ruimte. Er moest een positief signaal komen, vond de directie, die de bijzondere ruimte tot haar recht zou laten komen. In 2005 werd beslist de vijfde en bovenste verdieping van de Lantaarn-toren om te bouwen tot ‘Forum +’, een tentoonstellingsruimte onder de vleugels van de Brugse musea. De openingstentoonsteling was gewijd aan sculpturen van Rik Poot. Maar het project was geen lang leven beschoren. Na een zevental tentoonstellingen werd ‘Forum +’ stopgezet. In de Lantaarntoren bevindt zich sinds kort de Sound Factory, een interactieve ruimte voor geluidskunst die deel uitmaakt van het Bruggemuseum.
Het oorspronkelijke terrascafé ging al eind 2003 dicht, net als het slecht draaiende cultuurcafé op de gelijkvloerse verdieping. Daar is intussen In&Uit Brugge gevestigd, het centrale culturele en toeristische informatie- en ticketingpunt voor Brugge. Festivals als strategie Februari 2008 ‘Bad Boys II’
Het festival Bad Boys was opgebouwd rond het New York van de jaren 50, met componisten John Cage en Morton Feldman en choreograaf Merce Cunningham als spilfiguren. Concerten in speciale settings wisselden af met een dansvoorstelling van de Merce Cunningham Dance Company of Eersteklasconcerten (zie p. 19, ‘Nieuwe uitdaging’). De klapper was een Cage-happening. Het werd geen traditioneel concert, maar een onvoorspelbaar parcours door het oeuvre van de radicale componist, die toeval een grote rol liet spelen in zijn werk. Je kon zelfs aanschuiven voor een Cage-lunch. Het Concertgebouw heeft een bijzondere traditie opgebouwd met festivals. Allesomvattend was MOZART06, naar aanleiding van het Mozartjaar. Het festival duurde achttien weken en nam de eerste helft van 2006 in beslag. Muziektheater, dans, literatuur, multimediale evenementen en een tentoonstelling kwamen erin samen. En uiteraard concerten, met integrales van de pianoconcerten, de strijkkwintetten en kamermuziek voor blazers en strijkers. Bovendien werden er aan zeven hedendaagse componisten creatieopdrachten uitgedeeld, met Mozart als uitgangspunt. MOZART06 was voor het Concertgebouw bovendien een handig overgangsmoment om van kalenderjaren naar seizoenen over te stappen. Vanaf 2008 werden festivals voor het Concertgebouw een echte strategie. Vaste waarden die sindsdien op de seizoensaffiche terugkeren, zijn vier meerdaagse festivals: Come On!, een onderdompeling in een prikkelend, abstract thema; Ars Musica, rond hedendaagse muziek; December Dance, rond een choreograaf of een gastland; en de Bach Academie rond Philippe Herreweghe, een verdiepend festival
‘Jij roodgloeiend gevaarte dat opdoemt wanneer ik die scoone binnenrijd. Elke hoek van jou, elke kant, elke meander, trappen op, trappen af, fascineert, inspireert. Je hoge gewelven geven lucht, geven licht, snakken naar klank. Ik gedij te midden je flanken.’ Eric Sleichim, BL!NDMAN
Intussen wordt de Lantaarntoren opnieuw ingevuld als een ‘open huis’ met een lage drempel. Dat het dakterras publiek toegankelijk zou zijn, was altijd een vraag van de stad. De toren biedt daartoe drie ontvangstruimtes.
17
Het parcours van het Concertgebouw in tien sleutelmomenten
dat intussen uitgegroeid is tot een exclusiviteit voor Brugge. Stuk voor stuk zijn het beproefde formules. Per seizoen zijn er ook drie ‘domeinen’, festivals die omschreven worden als ‘een geprivilegieerde blik op het leven en werk van een kunstenaar’. Festivals brengen reliëf in de programmering. Ze maken het mogelijk om diverse disciplines en minder voor de hand liggend repertoire samen te brengen, klassiek naast minder klassiek. Bovendien is de bundeling en clustering van concerten en aanverwante activiteiten een beproefd middel om een publiek te binden en te vernieuwen. De festivals en domeinen maken het voor het Concertgebouw ook mogelijk alle hoeken van het gebouw te benutten en er de akoestische mogelijkheden van te onderzoeken. Ook voor de internationale uitstraling zijn festivals een gedroomde tool. Zo werd het Bad Boys-festival rond John Cage opgepikt in het buitenland; voor de Cage-happening kreeg het Concertgebouw felicitaties van de John Cage Trust.
Concertgebouw wordt op zo’n moment producent, en pikt de aandacht mee rond de start van een tournee.’ Brugge en de droom van de Champions League Maart 2008 Persconferentie ‘Kunstinstitutie met open grandeur’
Als een voorzitter van het Concertgebouw het initiatief neemt voor een persconferentie, dan kan het tellen. Zo trommelde Bert De Graeve in 2004 de pers bijeen naar aanleiding van een minder gunstige audit van de Vlaamse Gemeenschap. Daarin werden onder meer de juridische implicaties van een overname van het gebouw, de eigenaarslasten en de personeelsbezetting onder de loep genomen. De Graeve maakte in zijn uiteenzetting brandhout van de doorlichting, die besteld was door de toenmalige minister Paul Van Grembergen. Volgens De Graeve bevatte de nota verkeerde analyses en incoherenties. In 2004 waren de zenuwen binnenshuis tot het uiterste gespannen. De eigenaarskosten hadden het Concertgebouw 1,8 miljoen euro in het rood geduwd. Het deficit drukte op de artistieke werking. Volgens De Graeve was de enige uitweg een betere verankering in het Vlaamse cultuurbeleid. Concreet: een overname van het gebouw door de Vlaamse Gemeenschap. De stap zetten van concertorganisatie naar ‘grote instelling van de Vlaamse Gemeenschap’ was een bijbehorende ambitie. Bij de Champions League van de grote cultuurinstellingen horen vormt een rode draad in alle beleidsdocumenten van het Concertgebouw. Bij diverse sleutelmomenten, onder opeenvolgende ministers van Cultuur, liep het mis. Telkens moest het Concertgebouw in de wachtkamer blijven. De audit van Paul Van Grembergen was slechts een voorzet: er veranderde dat jaar niets aan de categorie van grote cultuurinstellingen. Bert Anciaux nam begin 2008 het dossier weer op. Onder zijn impuls kregen de zeven grote Vlaamse cultuurinstellingen het gezelschap van de Ancienne Belgique. Anciaux loofde hun ‘grandeur’ (een term uit een kritisch essay van Pascal Gielen) en gaf de acht een financiële injectie van 4,75 miljoen euro. Het Concertgebouw
‘Van het Brugse Concertgebouw gaat een kracht uit die enkel vergelijkbaar is met de dwingende kracht van de honger. Niet alleen het aangeboden menu is uniek, ook het niveau en het kader zijn dat. Voor de toeristen: drie sterren, “vaut le voyage”!’ Johan Huys, lid van de beoordelingscommissie Muziek
Voor artistiek directeur Jeroen Vanacker bewijzen scherp geprofileerde festivals dat je met nieuwe muziek een nieuw publiek kan aanspreken. Hij zegt daarover in de special van het Nederlandse tijdschrift Boekman over de bloei van festivals: ‘Je krijgt makkelijker aandacht voor een evenement dat langer loopt. Daar hebben we cijfers van: de zaalbezetting stijgt voor festivals van 74 procent naar 82 procent. Bovendien kan je het publiek de stap laten zetten naar een terrein dat minder bekend is. Zonder het festival Come On! Action! zouden we nooit een concert gebracht hebben rond 17de-eeuwse improvisatiemuziek. Een festival geeft ook aanleiding tot opdrachtwerken, die dan hun première beleven in je zaal. Het
concertgebouw brugge
18
Het parcours van het Concertgebouw in tien sleutelmomenten
was niet opgenomen in de lijst. Het kabinet-Anciaux achtte het raadzamer om de beslissing uit te stellen tot de instelling ‘intern orde op zaken had gesteld’. Voor voorzitter Hugo Vandamme was het de aanleiding om een persconferentie te organiseren, onder de nogal bombastische vlag ‘Kunstinstitutie met open grandeur’. Daarin zette Vandamme de resultaten, cijfers en ambities van de eerste zes werkingsjaren van het Concertgebouw op een rijtje. Hij toetste ze aan het lijstje met voorwaarden om bij de club van grote cultuurinstellingen te kunnen horen, zoals artistieke vernieuwing, publieksbereik, artistieke netwerking en lokale samenwerking. De voorzitter kwam tot de conclusie dat het Concertgebouw al haast van nature de troeven van de Champions League kon uitspelen. Ook onder Joke Schauvliege, Anciaux’ opvolger als minister van Cultuur, bleef de onduidelijkheid over het definitieve statuut van het Concertgebouw voortduren. In haar evaluatie van de grote cultuurinstellingen stelde Schauvliege voor de orkesten, het Ballet van Vlaanderen en de Vlaamse Opera ‘veranderingstrajecten’ voor. Ze is voorstander van een sterkere clustering en samenwerking. Het Concertgebouw in Brugge werd in de discussie slechts zijdelings vernoemd. Op een mondelinge vraag in het parlement beaamde Schauvliege wel dat de erkenning als grote instelling ‘letterlijk in het vooruitzicht gesteld (was) bij het sluiten van de beheersovereenkomst in 2007’.
een speelse manier de revue passeerde. ‘Sluismomenten’, noemt Musica dat: ze sporen de kinderen aan om de muziek bewust te beleven en actief deel te nemen. Kunsteducatie voor kinderen en jongeren is iets waarop het Concertgebouw in de nieuwe beleidsperiode 2013-2016 sterk wil inzetten. Het educatieve aanbod voor -18-jarigen was aanvankelijk nogal schuchter uitgebouwd. Het Concertgebouw koos ervoor geen schoolvoorstellingen te organiseren, maar zelf een werking uit te bouwen. Zoiets is minder evident en vraagt een zware investering van een jong huis, dat gedwongen was zijn prioriteiten te stellen. De resultaten werden pas de jongste jaren zichtbaar. Met de kunsteducatie voor kinderen wil het Concertgebouw werken aan het concertpubliek van de toekomst. Het neemt ook zijn maatschappelijke rol op door jonge mensen in contact te brengen met minder evidente aspecten van de muziek. Daarnaast zet het Concertgebouw in op kunsteducatie voor volwassenen, door een context te creëren rond de eigen activiteiten. Dat gebeurt aan de hand van begeleidende Cahiers, zeg maar achtergronddossiers. Het Concertgebouw besteedt daarnaast ook veel zorg aan concertinleidingen, programmaboekjes, informatieve tentoonstellingen en intensieve luistercursussen. Een meer modieuze presentatievorm zijn de ‘lecture-performances’, concerten in de vorm van een lezing. Inzetten op educatie wordt een van de krachtlijnen voor de volgende jaren. Daarnaast wil het Concertgebouw ook een stap verder zetten in de internationalisering. De internationale contacten breiden zich uit. Het Concertgebouw neemt zich voor meer kleppers onder de internationale orkesten uit te nodigen, maar ook de buitenlandse netwerken in te zetten om Vlaamse musici te promoten. ‘Internationalisering’ zal de volgende jaren vertaald worden als: de wereld naar Brugge halen en Brugge uitstraling geven tot ver in het buitenland.
Nieuwe uitdaging: kunsteducatie voor kinderen Maart 2011 Vijfde editie van de Eersteklasconcerten
750 kinderen van het eerste leerjaar kregen tijdens de Eersteklasconcerten een originele muzikale traktatie: ze legden een parcours af met hedendaagse muziek. Het Concertgebouw organiseert de Eersteklasconcerten samen met Musica. Bij de vijfde editie, in 2011, was het Hermes Ensemble te gast voor drie miniconcerten. Er ging telkens een creatieve workshop aan vooraf, waarin de uitgevoerde muziek op
19
Summary
The Trajectory of the Concertgebouw Brugge in Ten Key Moments Legally and organizationally the path of the Concertgebouw Brugge was not strewn with roses during its first few years. Was this a classic case of concert organization, or was it to be set up as one of the big institutions of the Flemish Community? As a music and performing arts centre hors concours the Concertgebouw Brugge was not immediately given a self-evident landing point by the policy makers. In spite of that the artistic choices were clear-cut. Thanks to an explicit preference for contemporary music, for international programming and for a policy of complementarity with other concert halls in Flanders the Concertgebouw Brugge has managed to develop its own recognizable profile. The art of dance is undoubtedly a trump card, and the tried and tested festival formula is played out in a singular way. Internationalization and art education will feature even more strongly in the coming years.
concertgebouw brugge
20
Een decennium muziek
aan het werk te horen. En last but not least was er de aandacht voor de recentere muziek, waarmee het Concertgebouw ook het kortetermijngeheugen actief wilde houden. Zo bleef het Brugse Concertgebouw na het Europese cultuurjaar als een betekenisvol baken achter. Op 7 januari 2003 startte het met een eigen programma dat vanuit een artistiek team onder leiding van Lieven Bertels tot stand was gekomen.
Goed geïnformeerd, rijkelijk geïnspireerd
Tom Eelen
Nog voor het Brugse Concertgebouw tien jaar geleden werd geopend, trokken de 68.000 terracottapannen aan de buitenkant van het gebouw de aandacht. Om de binnenkant en de kwaliteiten van de Concertzaal te ontdekken moest het publiek wachten tot 20.02.2002. Die dag opende het Concertgebouw zijn deuren om tijdens het openingsconcert van Brugge 2002, Culturele Hoofdstad van Europa zijn vuurproef te doorstaan. Jos van Immerseel en het koor en orkest van Anima Eterna brachten Haydns oratorium Die Schöpfung. In de nieuwe zaal klonk het werk imposant en erg present, warm en toch gedetailleerd. De akoestiek van de zaal werd meteen positief geëvalueerd. Het viel ook op dat de middelgrote zaal van 1289 zitplaatsen een grote intimiteit uitstraalde. Zelfs wie achteraan op het tweede balkon plaatsnam, bleek maximaal 30 meter van het podium verwijderd te zijn. Dat zorgde voor een grote betrokkenheid. In mei werden de kwaliteiten van de Concertzaal bevestigd toen de grotere bezetting van de Wiener Symphoniker op het podium plaatsnam om onder leiding van Vladimir Fedosseyev Mahlers vijfde symfonie te vertolken. In maart had ook de hedendaagse muziek haar intrede gedaan in het Concertgebouw met het Ars Musica-project What’s next? van Elliott Carter. Al bij al viel het muzikale aandeel van Brugge 2002, Culturele Hoofdstad van Europa nogal mager uit. Toch was met de drie genoemde concerten de fundering gelegd voor de artistieke ontwikkeling die het Concertgebouw tijdens zijn eerste decennium zou doormaken. De aandacht voor de historische uitvoeringspraktijk met huisorkest Anima Eterna was een bewuste keuze om respectvol om te gaan met de muziek uit het verleden en om de kwaliteiten van een uitgebreid repertoire te (her)ontdekken. De komst van de Wiener Symphoniker gaf aan dat het publiek de kans zou krijgen dicht bij huis internationale topensembles en gerenommeerde musici live
concertgebouw brugge
‘La salle est superbe. Large. Les auditeurs amplement distribués autour de la scène. Le contact avec eux est facile, chaleureux, immédiat. Au moment du concert, les musiciens s’entendent parfaitement. Tout l’orchestre peut jouer comme un grand ensemble de musique de chambre. Un vrai régal! Et ainsi le Concertgebouw de Bruges s’inscrit dans la liste des plus belles salles d’Europe, avec le Musikverein Wien, Le Concertgebouw d’Amsterdam, La Philharmonie de Berlin …’ Michel Tabachnik, Brussels Philharmonic
Begeesterd door de historische context
Liefhebbers van symfonische muziek werden tijdens de eerste concertseizoenen al danig verwend in het Concertgebouw dankzij de komst van enkele vooraanstaande orkesten. Het Budapest Festival Orchestra van Iván Fischer bracht onder meer de zesde symfonie van Mahler, en het Rotterdams Philharmonisch Orkest kwam enkele keren met topdirigent Valery Gergiev naar Brugge. Het Londense Philharmonia Orchestra mocht zich zelfs een tijdlang vriend aan huis noemen en bracht programma’s onder leiding van Lorin Maazel, Vladimir Ashkenazy of Christoph von Dohnanyi en met Viktoria Mullova, Vadim Repin of Joshua Bell als solisten. Ook de Belgische symfonieorkesten speelden van bij het begin een rol van betekenis, met het Vlaams Radio Orkest, dat met de Swingle Singers onder meer Sinfonia van Luciano Berio uitvoerde, deFilharmonie, die onder leiding van Leif Ove Andsnes Beethovens derde
24
Een decennium muziek
pianoconcerto vertolkte of met Andreas Staier een Mozartprogramma bracht. En het Nationaal Orkest van België was onder leiding van Mikko Franck en met de vooraanstaande Amerikaanse violiste Hilary Hahn te horen in het Brugse Concertgebouw. Niettegenstaande deze moderne symfonieorkesten, hun dirigenten en solisten een deel van de aandacht opeisten, werd van meet af aan duidelijk dat ook de historische uitvoeringspraktijk een belangrijke plaats zou krijgen in het Concertgebouw. De keuze voor Anima Eterna als huisorkest was in dat opzicht een statement. Het ensemble van Jos van Immerseel presenteerde elk jaar verschillende programma’s in het Concertgebouw, maar repeteerde er ook, nam er cd’s op en participeerde aan educatieve projecten. Voor elke productie gingen Jos van Immerseel en zijn musici steevast op zoek naar het oorspronkelijke instrumentarium en naar de uitvoeringspraktijk uit de tijd van de compositie. De vragen die daarbij keer op keer beantwoord moesten worden, gingen veelal over de keuze van de juiste instrumenten, snaren en stemming of over de correcte tempi en frasering. Soms doken er ook minder evidente vragen op. Zo moest Jan Huylebroeck, slagwerker bij Anima Eterna, voor de uitvoeringen in september 2007 van An American in Paris van Gershwin op zoek naar taxiclaxons uit het Parijs van de jaren 1920. Hij wilde ook graag weten hoe die dingen bij de creatie precies klonken, of er vaste toonhoogtes gebruikt werden bij de stereofonisch opgestelde claxons of dat ze willekeurig mochten klinken. Vanuit die historisch geïnformeerde visie presenteerde Anima Eterna een breed muzikaal spectrum met onder meer Mozarts pianoconcerto’s en de Beethovensymfonieën, maar ook werk van Mendelssohn, Schubert, Tchaikovsky, Johann Strauss, Berlioz, Rimsky-Korsakov, Ravel, Poulenc en Gershwin. Niet zelden leverde dat verrassende en revelerende resultaten op het vlak van klankkleur, dynamiek en interpretatie op. Uiteraard had Brugge met het zomerse Musica Antiqua-festival (nu MAfestival) een lange traditie op het vlak van oude muziek. Het Concertgebouw zorgde echter, zoals de programma’s van Anima Eterna illustreren, voor een verbreding van de historische
uitvoeringspraktijk naar alle stijlperiodes en voor een permanente aanwezigheid het hele jaar door. Sinds het openingsconcert op 20 februari 2002 is de aandacht voor de musici en ensembles die de historische uitvoeringspraktijk hoog in het vaandel voeren nooit meer weg geweest. Er kwamen heel wat coryfeeën uit die wereld langs in het Concertgebouw. Naast de programma’s die Jos van Immerseel of Anima Eterna presenteerden, kwamen onder meer Jordi Savall, Philippe Herreweghe, Sigiswald Kuijken, Gustav Leonhardt en Paul Van Nevel met hun ensembles naar Brugge. Ook groepen als The Academy of Ancient Music, Akademie für alte Musik Berlin, L’Arpeggiata, Il Giardino Armonico, Orchestra of the Age of Enlightenment, Le Poème Harmonique of Concerto Köln kwamen aan bod. Toen Bart Demuyt in de periode 2004-2007 als artistiek directeur de lijnen uitzette, werd de relatie tussen de geprogrammeerde werken en het instrumentarium waarop ze werden uitgevoerd, nauwlettend in de gaten gehouden. Demuyt sprak graag van eigentijdse uitvoeringspraxis omdat het principe op muziek van alle periodes toegepast werd. Vanuit die optiek was het niet meer wenselijk dat het Philharmonia Orchestra het vioolconcerto van Mendelssohn uitvoerde of dat deFilharmonie een Beethovenprogramma bracht. Deze symfonieorkesten werden wel nog ingezet voor 20ste-eeuws of hedendaags repertoire. Zo bracht deFilharmonie het vioolconcerto van Alban Berg met Daniel Hope, het Nationaal Orkest van België de Turangalîla Symfonie van Messiaen of het Philharmonia Orchestra werken van Bartók en Ligeti. De programmatoren deden er wel alles aan om duidelijk te maken dat deze visie geen gevolg was van een reactionaire reflex en dat ze zeker geen rem mocht zetten op creatie en vernieuwing. Zo bestond het Mozartfestival MOZART06, dat in 2006 plaatsvond naar aanleiding van de 250ste verjaardag van Mozarts geboorte, voor de helft uit nieuwe producties waarvoor Mozarts oeuvre het uitgangspunt was. Die aanpak leverde creatieopdrachten, nieuw muziektheater, multimediaproducties, een boek, een dansvoorstelling, educatieve projecten, een film en een tentoonstelling op. De overige voorstellingen
25
Een decennium muziek
ook aan dat instrumenten tot op de dag van vandaag blijven evolueren en dat er bijgevolg geen einddatum staat op de historische uitvoeringspraktijk. Met de komst van Jeroen Vanacker als artistiek directeur voor de programmering vanaf 2008 werd de strenge visie op het historische instrumentarium weer wat versoepeld. Zo kon het publiek bijvoorbeeld het Brussels Philharmonic weer Brahms horen spelen in het Concertgebouw. De aandacht voor de historische uitvoeringspraktijk verslapte daardoor echter niet. In een Concertgebouwcahier dat begin 2011 verscheen, werd in interviews met twintig eminente musici uit de wereld van de oude muziek uitgebreid stilgestaan bij het begrip historische uitvoeringspraktijk. De beweging blijft zich ondertussen ook als een rode draad door de programmering weven. Zo was er in november 2010 een weekend rond Giovanni Antonini en werd er in de afgelopen seizoenen gefocust op componisten als Monteverdi, Bach, Boccherini, Händel en Haydn. In het programma dat het Concertgebouw voor zijn tiende verjaardag samenstelde, staan opnieuw tal van groepen die vanuit de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk denken en werken. Toevallig of niet, veel van de geprogrammeerde ensembles die in het kielzog van Nikolaus Harnoncourts Concentus Musicus ontstonden, vieren in het feestjaar van het Concertgebouw zelf een bijzondere verjaardag. Zo is er het Huelgas Ensemble dat 40 jaar bestaat, Anima Eterna Brugge dat 25 jaar actief is en het Orchestre des Champs-Elysées dat twee decennia geleden werd opgericht. Niet alleen de prominente aanwezigheid van deze gevestigde waarden, ook de programma’s die ze brengen, tonen aan dat hun visie nog relevant is. Nog steeds worden vergeten composities van onder het stof gehaald, maar het repertoire kan soms ook verrassend nieuw zijn. Zo brengt het Huelgas Ensemble Et Lux van Wolfgang Rihm, waarin de sonoriteit van het oudemuziekensemble voor nieuwe muziek wordt ingezet. Groepen als Anima Eterna Brugge, het Orchestre des Champs-Elysées of het Orkest van de Achttiende Eeuw blijven hun werkterrein ondertussen verleggen en bewijzen dat hun aanpak niet alleen op Mozart of Beethoven, maar ook op veel recentere muziek succesvol toegepast kan
waren Mozartconcerten die stijlbewust, met gebruik van periode-instrumenten, uitgevoerd werden. Van het openingsconcert door Anima Eterna was ook het programma volledig volgens de 18de-eeuwse geplogenheden samengesteld met ouverture, symfonie, solomuziek en concertaria’s. Later in het festival verdiepte Jos van Immerseel zich opnieuw in de pianoconcerto’s van Mozart, met verfrissende uitvoeringen waarin een mozartiaanse geest te ontwaren was, onder meer dankzij de in de Mozarttaal geïmproviseerde cadensen. ‘Encore un moment unique avec cette acoustique exceptionelle qui fait vibrer autrement et complètement la musique.’ Abdel Rahman El Bacha, pianist
Aan het einde van hetzelfde jaar volgde nog het pianofestival STEINWAY170, dat helemaal op de leest van de historische uitvoeringspraktijk was geschoeid, maar dat muziek en pianoklanken uit verschillende periodes liet horen. Aanleiding was de 170ste verjaardag van de zogenaamde Kitchenpiano, die de stichter van Steinway & Sons, Heinrich Engelhard Steinweg, in 1836 maakte. Op zaterdag 25 november speelde de Libanese pianist Abdel Rahman El Bacha een replica in die Chris Maene van deze piano gemaakt had. Er werden verschillende historische klavierinstrumenten samengebracht en tijdens diverse concerten werd de evolutie van de vleugelpiano hoorbaar gemaakt. Malcolm Bilson, maar ook Philippe Herreweghe met het Orchestre des Champs-Elysées, met Ronald Brautigam als solist, presenteerden onder meer werk van Schumann. De typische klankkleur van de gebruikte piano’s werd als het ware de echte hoofdrolspeler tijdens dit festival. Nu eens viel de pure klankschoonheid op, een andere keer werd duidelijk dat de componist het instrument tot op de rand van zijn mogelijkheden had benut, en zo kwam dan weer het visionaire karakter uit de verf. Het festival toonde, net als de concertreeks The Original Key, waarin eveneens klavierrepertoire op de juiste piano aangeboden werd,
concertgebouw brugge
26
Een decennium muziek
worden. En er duiken gelukkig ook af en toe nieuwe gezichten op in de programma’s, zoals de Nederlandse blokfluitist Erik Bosgraaf, die oud repertoire stijlbewust, maar tegelijk enthousiast en persoonlijk vertolkt, zodat het opnieuw actueel en relevant wordt. Dergelijke musici zullen moeten aantonen dat ze op termijn de gevestigde waarden kunnen vervangen. Opmerkelijk is tot slot ook dat het verhaal van de historische uitvoeringspraktijk, zeker als het verteld wordt door de iconen van de beweging, het publiek blijft begeesteren. Een mooi voorbeeld is de Bach Academie, die – na een eerste Brugse editie in 2008 – vanaf januari 2011 jaarlijks in het Concertgebouw plaatsvindt. De combinatie Bach-HerrewegheBrugge zuigt niet alleen het trouwe Concertgebouwpubliek, maar ook heel wat buitenlandse cultuurliefhebbers naar het Concertgebouw. Centraal in het concept van de Bach Academie Brugge staat de muziek van Bach en tijdgenoten, gebracht door het Collegium Vocale Gent en Philippe Herreweghe. Daarnaast participeren ook andere ensembles, solisten, musici en musicologen. Philippe Herreweghe ziet zo’n academie als een moment van herbronning, als een plaats waar aspecten van de uitvoeringspraktijk bediscussieerd worden om zo nieuwe impulsen te krijgen. Ook amateurs kunnen bij deze gelegenheden door professionelen gecoacht worden. Dat houdt de historische uitvoeringspraktijk levendig en zo blijft ze dicht bij de muziekliefhebber.
‘Een concert gaan beluisteren in het Concertgebouw is een streling voor oog en oor. Ik kom er graag. Omwille van het gebouw en wat er zich in afspeelt en omwille van de grandioze Braeckman, voor wie ik normaal het hoofd buig, maar hier hef. Brugge, waar ik lang geleden door een tante in de kunsten werd geïntroduceerd, veranderde sinds de komst van het Concertgebouw zijn blik. Van buiten naar binnen gaat het nu van binnen naar buiten. En dat heeft alles met een gebouw te maken. Een rood gebouw dat de stad heeft uitgedaagd en omarmd. Gelukkige verjaardag.’ Chantal Pattyn, Klara
Het Concertgebouw bleek meermaals een katalysator voor creatie en voor nieuwe muziek, met heel wat Belgische, Europese of wereldcreaties als gevolg. Luc Brewaeys werd in januari 2010 uitgebreid in het spotlight gezet in een Domein, een themaweekend dat aan hem gewijd was, en hij componeerde ook eerder al in opdracht van Concertgebouw Brugge, net als Annelies Van Parys bijvoorbeeld. Nieuw werk van Wim Henderickx kwam geregeld aan bod en Jeroen d’Hoe concipieerde zijn orkestwerk Open niet alleen voor het Vlaams Radio Orkest, maar ook voor de ruimte en de akoestiek van de Concertzaal van Concertgebouw Brugge. Verder hadden bijvoorbeeld componisten als Richard Barrett, David Lang, Kimmo Hakola, Django Bates, Iannis Kyriakides, Peter Vermeersch en Serge Verstockt wereldprimeurs voor het publiek van het Concertgebouw in petto. Er ging ook geregeld bijzondere aandacht naar elektronische muziek, gecomponeerd of geïmproviseerd, met bijvoorbeeld Eavesdropper, die enkele jaren als artist in residence actief was als dj en samplekunstenaar en die met diverse artiesten in dialoog trad. Ook de muziek uit de 20ste eeuw kreeg heel wat aandacht van de programmatoren. Een Britten!festival in 2003 was de aanleiding om verschillende facetten uit het oeuvre van Benjamin Britten te belichten. Daarnaast kwamen in datzelfde festival ook componerende Britten van de vorige en huidige generaties
Van nieuw tot honderd jaar oud
Naast de aandacht voor de historische uitvoeringspraktijk vormt de muziek uit de 20ste en 21ste eeuw een belangrijke poot van de programmering van het Concertgebouw. Van bij het begin besefte men maar al te goed dat een concertgebouw dat in de 21ste eeuw iets wil betekenen, de muziek van vandaag en uit een recent verleden een centrale plaats moet toekennen. Reeksen die de afgelopen tien jaar Hedendaags, Gisteren, Conti-NU-um of Con Tempo genoemd werden, getuigen alvast van een oprechte belangstelling voor de muziek van 1900 tot vandaag.
27
Een decennium muziek
aan bod in diverse formaties met bestaand werk en creaties. Behalve Vlaamse ensembles kwamen ook Britse musici als John Mark Ainsley en Lynne Dawson naar het Concertgebouw. Onder meer het Arditti Quartet bracht toen de Belgische creatie van Tracing metamorphoses van de Brits-Sri Lankaanse componist Sohrab Uduman. Het kroonjuweel van het Britten!festival was het project met Joanna McGregor, een pianiste die met Björk samenwerkte en samen met de Britten Sinfonia werk van Benjamin Britten koppelde aan John Dowland, rockcomponist Nitin Sawhney en Arvo Pärt. Dit concert gaf meteen aan dat het Concertgebouw muren tussen genres en stijlen wilde slechten door uitvoerders die in diverse stijlen actief zijn, samen te brengen.
Hetzelfde kan worden gezegd van topensembles als Arditti Quartet, Champ d’Action, het Collectief, Ensemble Intercontemporain, Hagen Quartet, Ictus Ensemble, London Sinfonietta, Musiques Nouvelles, Prometheus Ensemble, Schönberg Ensemble of Spectra Ensemble, die dit repertoire met hart en ziel verdedigden, zodat het niet zelden een blijvende indruk naliet bij het publiek. De vonk sloeg soms nog beter over wanneer de componist bij de uitvoering betrokken was. Zo dirigeerde Peter Maxwell Davies in november 2009 de Belgische creatie van zijn tweede vioolconcerto met deFilharmonie en Daniel Hope als solist. En in oktober 2007, minder dan een jaar voor zijn overlijden, was de 76-jarige componist-dirigent Mauricio Kagel nog te gast in het Concertgebouw. Hij repeteerde enkele dagen intens met het Prometheus Ensemble om dan een concert met uitsluitend eigen werk te dirigeren. De bloedserieuze Kammersymphonie stond er naast Westen uit de Stücke der Windrose, een werk met een parfum van etnische muziek, waarin de Amerikaanse en Afrikaanse muziekcultuur elkaar beïnvloeden. Wie anders dan Kagel, die zelf uit een familie met verschillende culturele achtergronden kwam en zich ook daarom als een polyglot beschouwde, zou dat werk beter kunnen overbrengen bij de musici en dus onrechtstreeks ook bij het publiek?
‘Dans cette salle avec l’acoustique merveilleuse j’ai été très heureux d’entendre ma pièce. Merci.’ György Kurtág, componist
De afgelopen jaren is de fascinatie voor de muziek van de laatste honderd jaar er zeker niet kleiner op geworden. Het Concertgebouw werkt ondertussen voor het festival Ars Musica elk jaar een eigen weekend uit. Na een focus op wiskunde en Karlheinz Stockhausen is dit in 2012 aan de stem gewijd. Er werd in het reguliere programma ook gefocust op componisten als Stravinsky, Ligeti, Cage, Rzewski of Bernstein en in dit feestjaar wordt een weekend aan Kaija Saariaho gewijd. Vergeten we bij de uitvoerders ook cellist Arne Deforce niet, die tien jaar lang een belangrijke rol speelde in het herontdekken van recente cellomuziek en van hedendaagse muziek in het algemeen. Ook het Danel Kwartet, met onder meer een integrale van de strijkkwartetten van Shostakovich, en pianist Jan Michiels, die tal van concerten bracht met pianomuziek uit een recent verleden, droegen het afgelopen decennium meermaals bij tot het levendig houden van muziek die de laatste tien decennia ontstond. Door hun enthousiaste, maar ook stevig onderbouwde interpretaties kreeg het publiek deze muziek in uitstekende uitvoeringen te horen.
concertgebouw brugge
Over de streep
De muziek van de afgelopen honderd jaar werd in het Concertgebouw tien jaar lang met een groot engagement geprogrammeerd en door uitstekende uitvoerders op de planken gebracht. Toch bleek geregeld dat een groot deel van het repertoire van Schönberg tot vandaag heel wat moeilijker lag bij een breed publiek dat wel Bach, Mozart en Beethoven kan smaken. Daarom probeerden de programmatoren van het Concertgebouw van bij het begin de horizon van zo veel mogelijk luisteraars uit die grote groep melomanen te verruimen. Zo presenteerde men tijdens het eerste seizoen de Sequenza’s van Luciano Berio. In plaats van ze integraal en gebundeld aan te bieden, met het risico enkel een gespecialiseerd publiek aan te trekken, werden ze over het hele seizoen
28
Een decennium muziek
als een ouverture op andere programma’s verspreid. De zesde sequenza voor altviool door Garth Knox weerklonk bijvoorbeeld in combinatie met Beethovens Diabelli Variaties door Anatol Ugorsky en met werk van Morton Feldman door Champ d’Action. Behalve het plaatsen van nieuwe muziek naast bekende werken, zodat de parallellen tussen vroeger en nu beter opvallen, zette het Concertgebouw steeds meer in op inleidingen, luistercursussen en lecture performances, waarmee het publiek dat zich daarvoor openstelt, zich op de concerten kan voorbereiden. Een deel van de groep die participeerde aan die activiteiten en de informatie absorbeerde, werd vanzelf nieuwsgierig naar andere programma’s, ook als die opnieuw wat moeite kostten. Die volgehouden inspanningen om het publiek te informeren en te motiveren hebben hun vruchten afgeworpen: de publieksopkomst voor de concerten met recentere muziek is toegenomen en de betrokkenheid van de luisteraars is verhoogd.
uit van dit minifestival. Naast concerten bestond die happening uit lezingen en films over Cage. Menu’s à la Cage, die op de oosterse keuken gebaseerd waren, bleken bijzondere smaakmakers tijdens deze happening. Een ruim publiek liet het zich allemaal welgevallen en zocht zich nieuwsgierig een weg door het brede aanbod, dat over de verschillende ruimtes van het Concertgebouw verspreid was. Context en publiek
Ook bij andere genres of stijlen bleek dat een goed geïnformeerd publiek meestal ook een tevreden en trouw publiek wordt. Wie vandaag een ticket voor een concert in het Concertgebouw koopt, heeft meteen ook toegang tot heel wat extra informatie die de context van de geprogrammeerde werken verduidelijkt. Een eigen onderzoek van het Concertgebouw toont aan dat een derde van het publiek ingaat op die vrijblijvende uitnodiging om naar de inleidingen te komen. Ook de lecture performances, tentoonstellingen, films, gesprekken met artiesten of open repetities kunnen rekenen op de belangstelling van een trouw publiek. Het publiek wordt ondertussen ook uitgedaagd om andere concerten te ontdekken. Bijvoorbeeld door de verschillende thematische lijnen die door de programma’s lopen, die traditionele reeksen als ‘orkest’, ‘vocaal’ of ‘kamermuziek’ overstijgen. De festival- of happeningformules blijken dan weer een geschikt middel om meer bezoekers uit verder afgelegen provincies te overtuigen naar Brugge te komen. Bij heel bijzondere evenementen als de Bach Academie komt zelfs een aanzienlijke groep bezoekers uit het buitenland. Zo vond het Concertgebouw dankzij deze contextactiviteiten, thematische lijnen in de programmering en bijzondere festivalformules een afdoend antwoord op de vraag naar meer publieksopkomst die vooral tijdens de eerste jaren geregeld te horen was.
‘De meeste Grote Orkesten van de Wereld hebben een eigen basis, een eigen zaal, een eigen publiek. Het Orkest van de Achttiende Eeuw heeft dat echter niet. De relatie met Brugge is een prachtig voorbeeld van de dierbare band die in de loop van een paar jaar kan ontstaan tussen een stad en een orkest. Na het eerste concert in uw prachtige Concertgebouw op 30 april 2006 groeide Brugge uit tot een van onze veilige thuishavens.’ Frans Brüggen en Sieuwert Verster, Orkest van de Achttiende Eeuw
Zeker wanneer die zogenaamde contextactiviteiten ook passen in minifestivals of happenings toont het publiek zich maar al te graag bereid om zich te laten onderdompelen, zelfs in een bad met veelal onbekende muziek. In 2007 focuste het minifestival Bad Boys op de geladen sfeer in Parijs in de jaren 1920, met heel wat muziekprogramma’s daarrond. Een jaar later keek Bad Boys II naar het New York van de jaren 1950. Toen maakte een Cage-happening deel
29
Een decennium muziek
bereiden. Op Goede Vrijdag van dat jaar weerklonk dat werk in het Concertgebouw als een perfect getimed passieconcert, dat ook paste in de herdenkingsplechtigheden naar aanleiding van de zestigste verjaardag van het einde van de Tweede Wereldoorlog. In november 2006 was het Jeune Orchestre Atlantique te gast onder leiding van Sigiswald Kuijken. Jos van Immerseel leidde in juli van dat jaar tijdens de Summer Academy het Nationaal Jeugd Orkest uit Nederland en in januari 2007 was dat ensemble in het reguliere programma van het Concertgebouw aanwezig met een uitvoering van de tweede symfonie van Mahler onder leiding van Mark Wigglesworth.
Jong
Ondertussen stellen we overal ter wereld vast dat het publiek voor klassieke muziek veroudert. Met reeksen Jong Volk of Jonge Gasten bijvoorbeeld, die speciaal naar jongeren gericht waren, maar ook met bijzondere projecten voor scholen of families en speciale kortingen voor jongeren werd getracht de nieuwe generatie het aanbod van het Concertgebouw te laten ontdekken en hen de weg naar de Concertzaal te laten vinden. Sinds oktober 2011 is er ook de Sound Factory, een project met interactieve klankinstallaties dat de link kan leggen naar geluidskunst en elektronica, fenomenen die de afgelopen decennia gemeengoed geworden zijn in de hedendaagse muziek.
Kruisbestuiving
Het Concertgebouw wilde van bij de aanvang een huis zijn waar verschillende disciplines, stijlen en stromingen aanwezig waren. Vanaf 2003 werden er dan ook heel uiteenlopende genres en reeksen opgezet, maar het bleek een moeizaam proces om de diverse muziekgenres en disciplines elkaar echt te laten vinden en inspireren. De afgelopen jaren is men er echter steeds beter in geslaagd om niet de vele genrevakjes zelf, maar de raakpunten ertussen het uitgangspunt te laten zijn van voorstellingen of zelfs meerdaagse festivals. Onder meer de stijgende aandacht voor livemuziek bij de dansproducties en het groeiende aandeel muziektheater was daarvan het gevolg. Dat laatste genre was aanvankelijk maar sporadisch aanwezig in het Concertgebouw. In 2006 stond er met The Woman who walked into Doors uit 2001 van Kris Defoort en Guy Cassiers wel een uitstekend voorbeeld op het programma van hoe verschillende muziekstijlen, maar ook theater, literatuur en videokunst elkaar kunnen verrijken. De muziektheaterwind stak pas echt goed op toen het Concertgebouw zijn eerste lustrum vierde. Een symbolisch moment was misschien wel een feestconcert naar aanleiding van die vijfde verjaardag op 24 februari 2007. Onder leiding van Rinaldo Alessandrini werd een – weliswaar concertante – uitvoering van Monteverdi’s L’Orfeo gebracht. Monteverdi, die beweerde dat
‘Uiteraard betekent het Concertgebouw, dat ik als schepen voor Cultuur mee heb mogen uitbouwen, voor mij persoonlijk ontzettend veel. Dit naast het onschatbare belang van dat cultuurhuis voor Brugge, de regio en Vlaanderen. Het mooiste concert uit die tien jaar halen is een erg moeilijke en delicate selectie uit zoveel schoonheid. Als het dan toch moet, zou ik gaan voor de integrale cellosuites van J.S. Bach door Roel Dieltiens.’ Yves Roose, schepen voor Cultuur en Onderwijs, Brugge
Ook jonge uitvoerders eisten hun plaats op in het Concertgebouw. Sinds enkele jaren worden ze uitgenodigd in de reeks SCOOP. Jonge musici, startende ensembles of componisten repeteren in het Concertgebouw, ze nemen er op en mogen er optreden. Dankzij de samenwerking met de provincie West-Vlaanderen wordt deze groepen nu ook elders in de provincie een podium geboden. Het Concertgebouw nodigde ook al enkele keren jongerenorkesten uit die onder leiding van vooraanstaande dirigenten optraden. In maart 2005 kwam het European Union Youth Orchestra onder leiding van Vladimir Ashkenazy in Brugge repeteren om een uitvoering en tournee met het War Requiem van Britten voor te
concertgebouw brugge
30
Een decennium muziek
muziek in een muziekdramatisch werk de dienares – en niet de meesteres – van de tekst moest zijn, kondigde zo als het ware de multidisciplinaire projecten aan die de komende jaren in het Concertgebouw het licht zouden zien. Bart Demuyt en Jeroen Vanacker maakten van het Concertgebouw steeds meer een polyfoon platform, een ontmoetingsplaats voor kunstenaars uit diverse disciplines. Door de toegenomen aandacht voor muziektheater en interdisciplinaire voorstellingen kan de infrastructuur van de Brugse Concertzaal, met orkestbak, een grote scène en een theatertoren, nu volop haar nut bewijzen.
Ook buiten het muziektheateraanbod, in de andere concerten of voorstellingen, is het ondertussen duidelijk geworden dat de kruisbestuiving tussen genres representatief is geworden voor de programmering in het Brugse Concertgebouw. Naast duidelijk afgebakende concertprogramma’s, van oude muziek tot hedendaagse creaties, ontstaan steeds vaker concerten, projecten, happenings of minifestivals rond thema’s die uitnodigen om scheidingsmuren te slopen en die creatieve geesten uit verschillende disciplines en met verschillende achtergronden kunnen inspireren. Bij de hogergenoemde festivals rond Britten (2003) en Mozart (2006) was die aanpak al herkenbaar, recenter waren er de Bad Boys festivaledities of het festival Come On!, die ook uitgaan van een thema waarrond dergelijke kruisbestuivingen kunnen ontstaan. Bij een eerste editie in 2010 was Action! de werktitel van Come On! Centraal stond de fascinatie voor kunst, waarbij weinig tot niets op voorhand vastligt: muziek, geluid, dans en muziektheater werden ter plaatse gecreëerd. In februari 2011 leverde de ondertitel Beat it de inspiratie voor verschillende voorstellingen waar percussie en beats de link vormden tussen oude en nieuwe muziek, tussen westerse en buiten-Europese muziek en waarin ook dans en muziektheater hun plaats vonden. Wellicht zal het samenbrengen van creatieve kunstenaars uit diverse disciplines rond boeiende thema’s, in de hoop dat ze grensverleggende voorstellingen realiseren, een van de grote uitdagingen voor de komende jaren blijven. Deze opdracht is uiteraard niet los te koppelen van de noodzaak om te blijven investeren in het informeren van het publiek en het zoeken naar een nieuwe instroom van jonge cultuurliefhebbers die door het aanbod van het Concertgebouw aangetrokken en uitgedaagd worden.
‘El Concertgebouw de Brujas es un edificio de gran belleza arquitectónica, con una sala magnífica, – de texturas sombrias que favorecen la concentración en el momento musical – y con una acústica excelente, que produce un sonido natural, brillante y profundo a la vez.’ Jordi Savall & Montserrat Figueras
De nieuwe reeksen Podium of Muziektheater werden vooral door LOD en Muziektheater Transparant ingevuld. LOD bracht onder meer House of the Sleeping Beauties van Kris Defoort en Guy Cassiers, en Transparant presenteerde VOID van Wim Henderickx. Een bijzonder geslaagd voorbeeld van hoe theater, muziek, acteurs en zangers, pop, jazz en klassiek, decor, kostuums en licht kunnen samensmelten om een hoger muziektheatraal doel te dienen was de voorstelling Over de Bergen die Josse de Pauw maakte voor Transparant in coproductie met LOD, samen met gitariste en componiste Corrie Van Binsbergen. Deze laatste componeerde een fantasierijke partituur voor een soort symfonische rock-bigband. In zijn tekst had Josse de Pauw het over verlangen als een van de grote drijfveren van het leven en over verschillende aspecten ervan, van het vriendelijke verlangen tot het onophoudelijke vervelende en ongelooflijk vermoeiende verlangen. Tekst, beeld en muziek drukten vele facetten en nuances van dit verlangen uit.
31
Summary
A Decade of Music Well-informed and richly inspired The inauguration of the Concertgebouw Brugge in 2002 aroused high expectations within the cultural world, and particularly with music lovers. It was clear from the start that the excellent acoustics and infrastructure as well as the presence of various spaces within the building would allow the concert hall to write a powerful story. The programme makers resolutely opted for quality. They also kept a close eye on the development of historical performance practice and never lost touch with both contemporary music and music composed during the last century. They invited renowned artists as well as young talent, and put on – apart from performances that attracted a full house – also challenging work that demanded more effort from the public. By committing vigorously to the interpretation of the musical context or by clustering thematic performances a large and loyal public has been steadily built up. In the past few years the Concertgebouw Brugge has become more and more a meeting place for performers from all kinds of artistic disciplines. Music theatre has gradually conquered a firm spot in the programming, and festivals and happenings have allowed the walls between genres, styles and disciplines to come tumbling down. To keep investing in context activities for the public and to have the ear of the younger generation will undoubtedly remain challenges in the foreseeable future, as will the attempts to bring together creative artists from various disciplines around exciting themes, in the firm hope of realizing ground-breaking performances.
concertgebouw brugge
32
33
‘L’Orchestre des Champs-Elysées zit in het hart van mijn muzikale leven, en van mijn leven in het algemeen. Brugge heeft daar ook een centrale rol in gespeeld, want het is door het festival Musica Antiqua dat ik de oude muziek heb ontdekt. De fantastische architectuur, de uitstekende akoestiek en de hoogstaande programmering van het Concertgebouw maken van onze optredens in Brugge telkens hoogtepunten van ons seizoen. Naar mijn aanvoelen is het Concertgebouw van Brugge een eigentijdse kathedraal, die volop haar rol speelt in het begeleiden van het publiek van morgen. Ik kijk ernaar uit om de 20ste verjaardag van l’Orchestre des ChampsElysées in dit prachtige huis te vieren.’ Philippe Herreweghe, l’Orchestre des Champs-Elysées, Collegium Vocale Gent en deFilharmonie
Dans op dreef
na 2002 zou uitzetten. Synergie tussen choreografie en livemuziek in optimale akoestische en theatertechnische omstandigheden, dat was de niet mis te verstane premisse. Muziekfanate De Keersmaeker voelde er zich als een vis in het water. Twee weken na Rosas arriveerde Jan Fabre in het Concertgebouw, met nog een wereldpremière. Hij bracht het Koninklijk Ballet van Vlaanderen en het voltallige Vlaams Radio Orkest mee voor zijn versie van het Zwanenmeer, een voorstelling die al een jaar voor de cultuurgekte van start ging, uitverkocht was. Concertgebouw Brugge toonde zijn kwaliteiten voor grote dansbezettingen met orkest: een voor Vlaanderen unieke combinatie van orkestbak en groot danspodium. Van over de grenzen werden dat jaar oude bekenden en jonge dansmakers opgetrommeld. Om te beginnen kwam Charleroi/Danses naar Concertgebouw Brugge – niet onaardig, want in podiumland blijken regionale grenzen soms dwingender dan landsgrenzen. Verder zagen we er publiekstrekkers als Josef Nadj naast de jonge Berlijnse choreografe Sasha Waltz en de Japanse butohgroep Leni Basso. In de volgende jaren zou het Concertgebouw inzetten op grote makers en bezettingen uit Vlaanderen en het buitenland, bij voorkeur met livemuziek op het podium. Nog een kiemende tendens tijdens Brugge 2002 vormde de combinatie film en dans: op het enorme projectiescherm van de Concertzaal kon het Concertgebouw uitpakken met de première van de film Fase in een regie van Thierry De Mey, een filmisch gedicht over de doorbraakvoorstelling van Rosas uit 1982, Fase, four movements to the music of Steve Reich. Dansliefhebbers kregen ook de toen pas afgewerkte film over Fabres krijgskunst van de schoonheid te zien, Les Guerriers de la Beauté, in een regie van Pierre Coulibeuf, een productie uit 2002 die tot stand kwam met de medewerking van onder andere Arte en VRT. De multimediale lijn liep ook toen al door naar de podiumvloer. In het najaar 2002 toonde Wim Vandekeybus zijn nieuwste productie Blush, een explosie van beelden in een mix van dans, film en op tekst van Bruggeling Peter Verhelst. Voordien had
Lieve Dierckx
Een spetterende start
Het splinternieuwe Concertgebouw Brugge mocht in 2002 fungeren als paradepaardje en kloppend hart voor Brugge 2002, Culturele Hoofdstad van Europa, het grootste evenement uit de culturele geschiedenis van de stad. Voormalig Kaaitheaterdirecteur Hugo De Greef was intendant – de beste garantie dat dans als kunstdiscipline niet op de podia zou ontbreken. En ja, De Greef had een mooie oogst aan kaskrakers gepuurd uit zijn vroegere netwerk. In het Brugse waren dans en vooral hedendaagse dans overigens al langer aanwezig, met een open en trouw publiek voor Cultuurcentrum Brugge. Vanuit het Cultuurcentrum deed Peter Roose een extra duit in het zakje als curator van Format 2002, een festival rond podiumkunsten en nieuwe technieken met daarin ook een aantal dansvoorstellingen. Het cultuurjaar hield zo de aanzet in voor een samenwerkingsverband tussen het Concertgebouw en het Cultuurcentrum. In de loop van de daaropvolgende tien jaar zouden daaruit steeds meer huisoverschrijdende dansprojecten en -festivals ontstaan. Al met al kreeg het publiek tijdens Brugge 2002 een twintigtal dansproducties te zien, verdeeld over meer dan veertig avonden, waarvan zowat de helft in het Concertgebouw. Dankzij de clustering van krachten in het cultuurjaar kwam Anne Teresa De Keersmaeker naar het Concertgebouw voor een dubbel feest, want ze kwam er het twintigjarige bestaan van Rosas vieren. Het gezelschap bereikte een publiek van niet minder dan zesduizend toeschouwers met een reeks van drie voorstellingen, waaronder een wereldcreatie, April Me. Op 7 maart 2002 ging het dansprogramma van het Concertgebouw officieel van start met Drumming, een choreografie van Anne Teresa De Keersmaeker op muziek van Steve Reich, live begeleid door het Ictus Ensemble. Meteen was de toon gezet voor de koers die het nieuwe kunstenhuis ook
concertgebouw brugge
38
Dans op dreef
Meg Stuart in het Concertgebouw het publiek bij de les gehouden in een confronterende scène-op-scèneopstelling van haar voorstelling Alibi, een hybride onderzoek naar chaotische menselijkheid in virtuele en fysieke werelden. Deze hybriditeit zou in de komende jaren een kernpunt worden in het Concertgebouw.
(2004), een co-choreografie met de Canadees Benoît Lachambre, werd live begeleid door een zeer boeiende, computergestuurde soundscape van de Amerikaanse componist Hahn Rowe. Relance
Het jaar 2005 kondigde zich aan onder betere auspiciën. Het dansaanbod in het Concertgebouw verdubbelde. Uit eigen land werd de wissel in artistieke directie bij het Koninklijk Ballet van Vlaanderen meteen opgepikt. Artistiek leidster Kathryn Bennetts kwam twee keer tonen hoe ze in geen tijd het niveau van haar corps de ballet naar verbazende hoogten had gevoerd. Perfect Gems volgde een beproefd recept: een tangconstructie met nieuw of minder evident werk tussen twee lagen kleppers. In dit geval was het beleg The Grey Area, een hedendaags ballet van de jonge Britse choreograaf David Dawson, tussen Jérôme Robbins (In The Night) en George Balanchine (Themes and Variations) – alle drie met liveorkest of piano. In december kwam het Koninklijk Ballet van Vlaanderen terug met zijn hoogst aanstekelijke uitvoering van Impressing the Czar, een choreografie van William Forsythe, waarmee het gezelschap in de komende jaren internationaal hoge toppen zou scheren.
Van sub- naar kerndiscipline Twee magere jaren
Na een jaar van gastheerschap begon het echte werk voor het Concertgebouw op 1 januari 2003. ‘Een muziekhuis bij uitstek met open oren en ogen naar het beste uit multimedia en mixed media’, zo omschreef voorzitter Bert De Graeve de opdracht in de brochure van 2004. Waarna hij in de slotalinea de podiumkunsten in zijn liefdesverklaring aan de kunsten opnam. Helaas was er geen ontkomen aan, dans verdween voor twee jaar onverbiddelijk naar het achterplan en kreeg de status van subdiscipline toebedeeld. In 2003 en 2004 moest de dansliefhebber het in het Concertgebouw stellen met een magere drie dansvoorstellingen per jaar. De programmatoren hadden de dansvoorstellingen op één na ondergebracht in de serie ‘Visual’. ‘Beelden als visioenen, verleiders en vermaak’, bedoeld om de ‘muzikale beeldcultuur en de grenzen van audiovisuele cultuur te verkennen’. Het Franse Ballet Preljocaj zette in met werk op muziek van Karlheinz Stockhausen, Helikopter, en van Igor Stravinsky, Le Sacre du Printemps, weliswaar zonder live-uitvoering. Die was er wel in het Project Vann-Pressault, een samenwerking tussen de Brusselse componist–saxofonist Erwin Vann en een choreograaf uit Montreal, David Pressault. Opvallend was ook dat drie van de in totaal zes dansvoorstellingen voor rekening waren van de in België gevestigde Amerikaanse choreografe Meg Stuart/Damaged Goods. Het Concertgebouw beschikte als enige huis in West-Vlaanderen over de technische infrastructuur die nodig was voor haar podiumversie van Visitors Only (2003). De twee andere producties pasten in de klemtoon die Concertgebouw Brugge legde op het elektronische en het multimediale. Haar Forgery, Love & Other Matters
Corpus ’05
De overige dansproducties die het Concertgebouw in 2005 toonde, kaderden in Corpus ’05, de opvolger van Brugge 2002. Kunst en cultuur aan den lijve ondervinden was de opdracht voor twintig Brugse kunsthuizen, musea, archieven, bibliotheken in een resem projecten, met het Concertgebouw opnieuw als festivalcentrum. Bij het Concertgebouw was muziek de motor om het lichaam in beweging te zetten. De dansmakers op het programma voerden elk op hun manier muziek hoog in het vaandel. Stuk voor stuk zouden ze er bijzonder trouwe gasten worden. Het gezelschap voor hedendaagse muziek Champ d’Action had choreograaf Marc Vanrunxt, een Vlaams meester in abstract, uitgepuurd expressionisme, uitgenodigd voor Corporeality, een werk op muziek van Morton Feldman en Vinko Globokar. Op zijn beurt had Musica
39
Dans op dreef
Antiqua een creatieopdracht gegeven aan Les Ballets C. de la B. Die stuurden Sidi Larbi Cherkaoui uit om met cellist Roel Dieltiens de suites van Bach om te zetten in beweging in Corpus Bach. Een mooie toemaat voor Cherkaoui was de aanwezigheid in dezelfde week van Patricia Bovi met haar ensemble voor middeleeuwse muziek, Micrologus. Niet veel later zagen we haar terug als gewaardeerd adviseur en medewerkster in de producties van Cherkaoui, onder meer in Myth (2007). Corpus ’05 was ook de gelegenheid om de banden met Rosas opnieuw aan te halen. Het Concertgebouw programmeerde A Love Supreme/Raga for the Rainy Season, een choreografische samenwerking tussen Anne Teresa De Keersmaeker en toenmalig Rosas-danser Salva Sanchis. Hun uitgangspunt was jazzlegende John Coltrane en zijn fascinatie voor Indische muziek. Samen met een groep van elf dansers balanceerden ze op de uiterste grenzen van structuur, vrijheid en chaos, net als Coltrane hen dat in de muziek had voorgedaan.
Brugge was Raeymaekers er in samenwerking met Sonia Debal co-curator van Body Stroke, een eerste Brugs dans- en performancefestival met randactiviteiten en publicaties. Het werd een succes. Het Brugse Cultuurcentrum wilde met dit festival dans in Brugge een dubbel zetje geven: het zou zijn ‘speerpuntdiscipline’ – hedendaagse dans – in de verf zetten en vooral een testcase betekenen voor een regelmatige dansfestivalwerking, het liefst met het Concertgebouw als partner. Dat Raeymaekers in januari 2006 overstapte naar het Concertgebouw als dansprogrammator was dus geen onlogische piste. Hij oefent er sindsdien zijn dubbele taak uit in nauw overleg met de directie van Cultuurcentrum Brugge. Staalkaart van synergieën
Het kan haast geen toeval geweest zijn dat het nieuwe dansconvenant binnen de beleidsperiode van artistiek leider Bart Demuyt viel. Hij schatte ten volle de potentialiteit van dans in binnen zijn zelfopgelegde missie om de programmering open te gooien. Als muziekkenner en -programmator was hij als geen ander gefascineerd door mogelijke wisselwerkingen tussen hedendaagse performance en livemuziek uit diverse stijlen en culturen. Een blik op het programma 2006-2007 toont een staalkaart van synergieën tussen dans en livemuziek. Het seizoen wordt ingezet met Wahyu, een choreografie van de Koreaanse Sen Hea Ha op muziek van György Ligeti, live uitgevoerd door pianist Jan Michiels. Daarna komen de Vlaamse dansgroten aan de beurt. Eerst twee Rosas-producties: A Steve Reich Evening, live begeleid door Ictus Ensemble en Double Trio Live van Salva Sanchis en het VVG Trio, waarin drie dansers en drie jazzmuzikanten op gelijke voet improviseren. Even later dompelt choreograaf Marc Vanrunxt zich met Champ d’Action opnieuw onder in de muziek van Morton Feldman. Toeschouwers, muzikanten en dansers delen democratisch de podiumruimte. Deze uitgepuurde RAUM zal door De Standaard aangestipt worden als beste dansvoorstelling van het jaar 2006. Een onversneden publiekssucces in hetzelfde seizoen is vsprs van Les Ballets C. de la B. Zij mogen twee avonden na elkaar tonen hoe drie leden van Aka Moon, twee zigeunermuzikanten
Sleuteljaar 2006
2006 vormde in alle opzichten een sleuteljaar voor het dansaanbod in het Concertgebouw. Verschillende tendensen die zich vanaf 2002 hadden afgetekend, werden beleidsmatig geconsolideerd. Dansconvenant
Concertgebouw Brugge evolueerde van een complementair dansaanbod naar actieve samenwerking met Cultuurcentrum Brugge. De stad Brugge sloot met het Concertgebouw een ‘dansconvenant’ af om een overkoepelende visie op het dansaanbod in Brugge uit te stippelen. Het nieuwe dansconvenant voorzag in één adem in de aanstelling van een danscoördinator om de zaak in goede banen te leiden. Hij zou zowel het reguliere aanbod overzien als instaan voor een nieuw dansfestival. De geknipte persoon voor deze functie bleek Samme Raeymaekers. Hij had sinds 2002 gewerkt als cultuurfunctionaris en podiumprogrammator in het Brugse Cultuurcentrum. In het kader van Corpus ’05
concertgebouw brugge
40
Dans op dreef
en een barokblazersensemble de Vespers van Claudio Monteverdi in een nieuw jasje hebben gestoken. Met hun compositie begeleiden ze elf dansers op een collectieve zoektocht naar religieuze beleving.
van de kunstenaar. Overigens halen ook de huizen voordeel uit de formule, want die brengt hen in contact met onvermoede inzichten of onbekend werk uit het netwerk van de kunstenaar. Als eerste mocht in December Dance 07 Sidi Larbi Cherkaoui publiek en organisatoren binnenleiden in zijn eclectische, interculturele leefwereld, waarin hij een klassiek balletgezelschap, dans uit Burkina Faso, Indische Kuchipudi, een multimediale muziekperformance, beeldend werk van Antony Gormley, hedendaagse muziekcomposities van Nitin Sawhney en ancestrale gezangen probleemloos naast elkaar zette. La Zon-Mai, een demonteerbaar en verplaatsbaar nomadenhuis, diende als vliedend middelpunt. Deze installatie tussen architectuur, visuele kunst en dans was oorspronkelijk besteld door La Cité nationale de l’histoire de l’immigration in Parijs en voor de gelegenheid opgezet in de Kamermuziekzaal van het Concertgebouw. La Zon-Mai vormde er de achtergrond voor films met een twintigtal dansers, gasten van Cherkaoui die ook live zouden te zien zijn in de elf voorstellingen van het festival. Twee jaar later was Anne Teresa De Keersmaeker aan zet als curator en in 2011 was Akram Khan, de Brits-Indische pendant en zielsverwant van Cherkaoui, aan de beurt. Het Concertgebouw neemt telkens een viertal dansvoorstellingen uit het festival December Dance voor zijn rekening. Naast inleidingen en nagesprekken is een vaste festivalhap voor het Concertgebouw het December Dance Forum, een dag vol contextactiviteiten, met films, documentaires, lezingen, gesprekken, tentoonstellingen, publicaties en workshops om het publiek dichter bij de voorstellingen te betrekken. De drie pijlers uit het sleuteljaar 2006 – formele samenwerking, overkoepelend dansfestival en gerichte aandacht voor de synergie tussen muziek en dans – bleken in de volgende jaren een solide basis voor verdere doorgroei met een steeds fijnmaziger profiel van het dansaanbod en het publieksbereik.
Succesformule December Dance
In december 2007 gaat de eerste editie van het nagelnieuwe jaarlijkse dansfestival December Dance van start. Het weze duidelijk: December Dance is uitgegroeid tot een succesformule die perfect het bij uitstek internationale en vernetwerkte veld van dans weerspiegelt. Organisatorisch stellen het Concertgebouw (Kamermuziekzaal en Concertzaal) en Cultuurcentrum Brugge (met drie van zijn zalen: Stadsschouwburg, Magdalenazaal/MaZ en Biekorf ) elk jaar in december gedurende twee weken hun huizen open. December Dance is meteen ook de gelegenheid om de infrastructurele kwaliteiten en de focus van de verschillende danslocaties scherp te stellen: het Concertgebouw voor groter werk, waarbij livemuziek en dus ook akoestiek een kernrol spelen, MaZ dat zich richt op jong werk en een jong publiek, de Biekorf als ideale locatie voor toonmomenten of experimenteel werk, en de Stadsschouwburg voor middelgrote tot grote voorstellingen in een intieme sfeer. De artistieke invulling gebeurt vanuit een wisselende insteek. In de even jaren vormt een geografische locatie het uitgangspunt. Zo zoomde December Dance 08 in op de hedendaagse dansscene uit Quebec/Montreal en zijn cultureel-emancipatorische gelijkenissen met dans in Vlaanderen. In 2010 stond, aansluitend bij het culturele stadsfestival Brugge Centraal, dans uit Centraal-Europa in de kijker. Het werk van de Duitse choreografe Sasha Waltz en van de Frans-Hongaarse choreograaf Josef Nadj vormde toen het ankerpunt voor bekend en minder bekend werk uit die regio. In de oneven jaren stelt het festival een internationaal gerenommeerd choreograaf aan als gastcurator. Dat heeft zo zijn voordelen. Voor de kunstenaar is het een gedroomde gelegenheid om te ontsnappen aan het systeem van institutionele sluiswachters, en het publiek krijgt een hoogstpersoonlijke inkijk in de inspiratiebronnen, drijfveren en verwante geesten
41
‘In de vijf moeilijke jaren dat ik het voorzitterschap mocht waarnemen, kon alleen de enthousiaste drijvende kracht van de ploeg van het Concertgebouw mij blijven motiveren. Het mooiste moment was dan ook toen ik de fakkel al had doorgegeven, maar vernam dat men toch de moed had gehad de bijkomende middelen ter beschikking te stellen om dit prachtige initiatief op een aanvaardbare wijze te laten functioneren.’ Bert De Graeve, CEO van Bekaert, gewezen voorzitter Raad van Bestuur Concertgebouw Brugge vzw (2003-2007)
concertgebouw brugge
42
Dans op dreef
in dezelfde week met haar eigen gezelschap op het podium van de Concertzaal stond met een mixed bill van oud en nieuw werk. Het Concertgebouw besliste vervolgens om aan P.A.R.T.S. een vaste presentatieplek te bieden voor hun tweejaarlijkse afstudeervoorstellingen. De studenten trekken een jonger publiek aan, met als extra troef de aandacht in de opleiding voor het repertoire van Rosas. In 2010 bijvoorbeeld toonden de studenten een heropvoering van Rain, de Rosasproductie uit 2001, als onderdeel van hun afstudeerproject. In het kader van de verhoogde aandacht van het Concertgebouw voor educatie zette Rosas in 2009 bovendien een Brugse versie van Rondom Dans op poten. In dit project begeleidt het gezelschap twee Brugse klassen op een intensief danstraject: de leerlingen mogen mee naar hun studio’s aan de Brusselse Van Volxemlaan om een repetitieproces te volgen bij Rosas en P.A.R.T.S. Daarna gaan ze samen naar een voorstelling kijken. In een volgende fase nemen de leerlingen actief deel aan workshops en komen ze op het podium van het Concertgebouw tonen wat ze geleerd hebben. Nog in de slipstream van het huisgezelschap arriveerde vzw Bal Moderne met een Bal Moderne for Kids tijdens December Dance 09. Hun concept, met het publiek korte choreografieën instuderen, werd op maat van piepjonge geïnteresseerden gesneden. Voor het tienjarige bestaan van het Concertgebouw komt Bal Moderne terug met een grootse party: Come On! Let’s dance & play. Iedereen, jong en oud, kan er terecht voor een dansje dat choreograaf Randi De Vlieghe speciaal voor de gelegenheid schrijft.
Consolidatie: periode 2008-2012 Dans kerndiscipline
In 2008 trad Jeroen Vanacker aan als derde artistiek leider van het Concertgebouw. Hij stelde zich als taak de artistieke focus verder scherp te stellen en te verankeren, met een solide en stabiele ploeg. Dans viel opnieuw in de prijzen, want het Concertgebouw koos vanaf de nieuwe beleidsperiode formeel voor drie kerndisciplines: muziek, muziektheater en dans. Deze keuze vertaalt zich ook in de kwantiteit van het aanbod: negen dansvoorstellingen in het reguliere programma tijdens het seizoen 2011-2012, randactiviteiten als dansfilms, documentaires, publicaties en debatten niet meegerekend. Een partner met jonge loten
Elk van de drie kerndisciplines kreeg een Vlaams gezelschap als boegbeeld mee. Voor dans viel de keuze op Rosas als bevoorrecht partner. Dat idee kiemde al in 2006, toen bekend raakte dat Rosas na vijftien jaar niet langer het huisgezelschap van de Brusselse Munt kon blijven. Het Concertgebouw beschikt wel niet over dezelfde financiële middelen als De Munt, maar het huis kan een niet te versmaden meerwaarde bieden met zijn unieke combinatie van ruimte, uitstekende dansvloer, orkestbak, schitterende akoestiek en technische infrastructuur. De officiële start van de nieuwe samenwerkingsstatus kwam er met het curatorschap van Anne Teresa De Keersmaeker voor December Dance 09. In het kielzog van het nieuwe huisgezelschap volgden de studenten uit P.A.R.T.S. (Performing Arts Research and Training Studios), de dansopleiding verbonden aan Rosas. Anne Teresa De Keersmaeker zelf introduceerde hen in Brugge tijdens December Dance 09. Haar jonge leeuwen dansten er in recent repertoire van conceptuele dansmaker Jérôme Bel – The show must go on (2001) – en in ouder werk van postmodern dansicoon Trisha Brown – Set and Reset (1983). De studenten vormden zo een levende brug tussen de geschiedenis van hedendaagse dans en de toekomst van hun bij uitstek vluchtige medium. Het mooie was dat Jérôme Bel himself naar Brugge kwam om hen te regisseren en dat bovendien Trisha Brown
Recepten voor symbiose
Dansboeket van het feestjaar 2012 wordt ongetwijfeld C(h)œurs, een magistrale samenwerking tussen choreograaf Alain Platel en opera-intendant Gerard Mortier. Op koormuziek van Giuseppe Verdi en Richard Wagner voert Platel een onderzoek naar ‘de gevaarlijke schoonheid’ van groepen. Het wordt een project van ongeziene omvang in dans, met 160 uitvoerders op het podium en in de orkestbak.
43
Dans op dreef
gaat het om creatieopdrachten als impuls voor een intensieve samenwerking tussen een muzikant en een choreograaf. Het thema van de eerste editie, ACTION! (2009-2010), was improvisatie door de eeuwen heen. Choreograaf Salva Sanchis bood er lijfelijk weerwerk aan de virtuoze klavierimprovisaties van Kris Defoort en aan de spiraalvormige architectuur van de Kamermuziekzaal. In de volgende editie, BEAT IT!, deelde choreograaf Thomas Hauert de ruimte met drummer Michel Debrulle in een bezeten Drum & Dance en met pianist Daan Vandewalle in Beat it! op de Sonatas and Interludes for prepared piano van John Cage.
Mortier brengt zangers en muzikanten mee uit Teatro Real, het Madrileense operahuis dat hij sinds 2010 leidt. Maar ook in kleinere constellaties blijft het Concertgebouw aandachtig voor de symbiotische krachten tussen dans en (bij voorkeur live)muziek. Het gelooft rotsvast in zijn ‘Reeksen’, ‘Focus’, ‘Domeinen’ en kleine festivals rond thema’s en makers. De consistentie ervan betekent een rechtstreekse toeleiding voor het publiek. Muziekliefhebbers kunnen dans leren kennen zonder aan akoestische kwaliteit in te boeten en omgekeerd kunnen dansliefhebbers in de beste omstandigheden de meerwaarde van livemuziek voor dans appreciëren. Minder gemakkelijk werk uit beide disciplines bereikt een groter publiek als het onderdeel uitmaakt van een thematische lijn of een festival.
Domeinen
Sinds drie seizoenen maakt het Concertgebouw ruimte voor verdieping rond dans in ‘Domeinen’. Per seizoen mogen één componist, één muzikant en één choreograaf elk een weekend lang de ruimte van het Concertgebouw letterlijk tot hun domein maken om eigen werk en films rond hun werk te tonen en in gesprek te gaan met het publiek. U raadt het al, de choreografen van dienst zijn opnieuw persoonlijkheden met een bijzondere muzikale interesse. Raimund Hoghe, voormalig dramaturg bij Pina Bausch, kwam in maart 2010 zijn fascinatie voor de grote klassiekers uit het muziek- en balletrepertoire met het publiek delen. Hij toonde Swan Lake, 4 Acts en L’Après-midi – verstilde, geritualiseerde visies op ballet vanuit zijn lichaamsbeleving als ‘outsider’. Als de muziekliefhebbers Hoghe aan zich voorbij lieten gaan wegens het ontbreken van livemuziek, viel op de volgende Domeinen wat dat betreft niets aan te merken. In het Domein rond de Venezolaanse choreograaf José Navas speelde Claire Chevallier live preludes en fuga’s van Bach in Dyptich. En in het seizoen 2011-2012 schreef choreograaf Edouard Lock voor zijn gezelschap La La La Human Steps dans op een spannende compositie van Gavin Bryars, speciaal voor die voorstelling gecomponeerd en live uitgevoerd door een kwartet muzikanten.
Muziek & dans
De ‘Focus’ en ‘Reeksen’ zijn voor het Concertgebouw de eenvoudigste manier om dans aan muziekliefhebbers voor te leggen. Zo danste Compagnie Marie Chouinard uit Canada haar versie van Le Sacre du Printemps tussen de reeks van acht concerten in de ‘Focus Stravinsky’ (2007-2008). Een boeiende voorloper van dans binnen het bestek van een klein muziekfestival was Bad Boys. De eerste editie in het seizoen 2006-2007 draaide rond de Parijse beeldenstormers uit de jaren 1920, met George Antheil als centrale figuur, geflankeerd door Igor Stravinsky en Erik Satie. In het kader daarvan choreografeerde Randi De Vlieghe Guided by Noises, een jongerenvoorstelling met dans, muziek, video en tekst. Eén seizoen later stonden de Bad Boys II van de New York School uit de jaren 1950 in de kijker rond figuren als Morton Feldman, Mark Rothko, Frank O’Hara en John Cage. En wie John Cage zegt, zegt Merce Cunningham. Zijn dansgezelschap kwam over uit New York voor een unieke triple bill op muziek van John Cage met niemand minder dan zijn discipel Christian Wolff aan de piano. Onweerstaanbaar voor kenners van hedendaagse muziek. Recenter krijgt in het hybride festival Come On! telkens een choreograaf de kans om een publiek van overwegend muziekliefhebbers te overtuigen. Hier
concertgebouw brugge
44
Summary
Vooruitblik
Dance on Form
Net dit soort samenwerkingsverbanden tussen choreografen en componisten, met originele soundscapes en muziekscores als resultaat, vormde een doorslaggevende factor voor Concertgebouw Brugge om vanaf 2013 dans als enige kerndiscipline te behouden naast muziek. Dat dans een bij uitstek avontuurlijke en hybride kunstvorm is waarin andere kunstvormen en -culturen een vanzelfsprekende plek kunnen vinden, is zeker niet vreemd aan die beslissing. Daarnaast staan drie krachtlijnen centraal. Enerzijds wil het Concertgebouw duurzaam blijven werken rond festivals en thema’s. Voor 2013 is bijvoorbeeld een multidisciplinair festival gepland rond Le Sacre du Printemps. Ook in de focus op internationalisering past dans als gegoten. Het Concertgebouw blijft inzetten op grote Vlaamse dansnamen met internationale uitstraling – Rosas, Ultima Vez, Les Ballets C. de la B., Eastman – en grote internationale dansgezelschappen naar Brugge uitnodigen. In een tweede beweging wil het zo ook een internationaal publiek naar Brugge halen. Verder blijft Rosas in de komende beleidsperiode (2013-2016) bevoorrecht partner voor dans, naast Anima Eterna Brugge voor muziek. Beide gezelschappen zijn voor het Concertgebouw emblematisch qua artistieke kwaliteit, inhoudelijke diepgang en wereldwijde netwerking. Rosas faciliteert via P.A.R.T.S.-voorstellingen en projecten als Rondom Dans bovendien de toegang naar een jonger publiek.
Right from the start the seeds were sown for a close relationship between the Concertgebouw Brugge and the art of dance: the architects Paul Robbrecht and Hilde Daem conceived the exterior of the building as a body at rest and the interior as a space for sound, light and moving lines. In the great auditorium the two architects created a dance platform of an international standard – a rare combination of a very spacious podium, the very best theatre-technical facilities, a safe dance floor, perfect acoustic surroundings, an orchestra pit and excellent visibility from each and every seat. Flemish dance icon and music lover Anne Teresa de Keersmaeker took to the opportunity straight away when she opened the dance programme of the Concertgebouw Brugge in style with a celebration of twenty years of Rosas. In her wake a whole range of renowned national and international dance groups from the most diverse (dance) cultures followed, whenever possible with live musical accompaniment and linking up with the series and themes of the music programme of the Concertgebouw Brugge. The extra surge for dance in Bruges came about in 2006 in the shape of a dance covenant, which initiated a productive co-operation between the Concertgebouw Brugge and the Cultuurcentrum Brugge. The covenant consequently saw to the appointment of a dance co-ordinator, who since then has gone on to orchestrate the yearly dance festival December Dance. In one and the same breath the regular dance programme of the Concertgebouw Brugge was given fresh oxygen with modernizing formats that grant precedence to the interweaving of music and dance. The Concertgebouw Brugge recognizes the power of dance as an open and hybrid medium, thereby generating a frank dialogue with disciplines such as the plastic arts, multimedia, film and literature. In the meantime the art of dance, with Rosas as its figurehead, can certainly claim to be one of two core disciplines of the Concertgebouw Brugge.
Coda
Van in den beginne concipieerden de architecten Robbrecht en Daem de omtrek van het Concertgebouw als een lichaam in rust. De foyer ontwierpen ze in de vorm van twee geopende armen, de Concertzaal als een kom, naar analogie met twee handen rond een mond om de stem verder te laten dragen. Choreografie op haar beurt boetseert de ruimte op het ritme van bewegende lichamen. Tussen dans en het Concertgebouw kon het niet anders dan goed komen.
45
‘Wij verbinden het imago van de Brugse zeehaven graag aan de internationale uitstraling van een kwaliteitsvol en gerenommeerd artistiek platform. Zodoende gaan voor ons in Concertgebouw Brugge cultuur en business hand in hand.’ Joachim Coens, voorzitter – gedelegeerd bestuurder Havenbestuur Zeebrugge (MBZ)
Een gebouw als een dramaturgie*
fantasma van impresario Samuel Rothafel. In Brugge bouwden de architecten Paul Robbrecht en Hilde Daem een theater voor zijn bewoners: voor de vele toeschouwers en de vele artiesten die er hun duizend en één nachten (zullen) doorbrengen.
Marianne Van Kerkhoven 1.
4.
Toen Aladdin aan de ifriet van de wonderlamp opdracht gaf zijn paleis te bouwen, verzocht hij hem het negenennegentigste en laatste venster onvoltooid te laten, zodat de koning, de vader van zijn bruid, het naar eigen goeddunken met goud en edelstenen kon versieren. Toen het Concertgebouw in Brugge op 20 februari 2002 in gebruik genomen werd, was het niet af. Iedereen die het betrad, had het gevoel dat hij er zelf nog iets aan toe kon voegen. Het verhaal van de 68.000 terracottapannen ging de wereld rond: hoe jong ook, het gebouw kreeg hierdoor meteen een geschiedenis; een verhaal dat aan het begin stond van de duizend en één nachten die nog zouden volgen.
Het gebouw heeft geen drempel; als je de glazen deuren openzet, vloeit het plein van buiten naar binnen in de inkomhal. Het is er groot en ruim, maar de gewaarwording laat zich niet omschrijven als massaal of monumentaal. Je kan er samen zijn en ook alleen zijn. Je kan er kiezen. Er wordt je geen levensgevoel opgedrongen. Als je in de zaal zit, staat er op de rug van de stoel voor je een versregel van Peter Verhelst: speciaal voor jou, alléén voor jou. Als je de volgende keer terugkomt en je neerzet op een andere plek, lees je een ander stuk van het verhaal. En daarna nog een. En dan nog een. Negenennegentig keer en meer. Het gedicht wordt nooit voltooid. 5.
De zaal, zo wordt gezegd, is gebouwd als een roephoorn, als de kom van je twee handen die je aan je mond zet om je stem verder te laten dragen. Eenvoudig. Organisch. Op mensenmaat. En toch is ze groot. Groter dan je zelf kan omvatten. Zoals het theater van Epidauros waar de stem in woord en gezang, in tonen en melodieën vanuit die platte schijf beneden langs de wanden van de trechter naar boven welt. De oorsprong van de wereld uit het geluid, de oerschreeuw waarmee alles begon, de Om van de Hindoes, het woord dat in den beginne was. Eerst kwam het oor, pas daarna het oog. Het oog dat altijd weer de frontaliteit t.o.v. het bekekene nodig heeft én de nabijheid én de focus. ‘Theater is perspectief. Theater maken is niet iets opvoeren, maar het punt bepalen van waaruit iets gezien moet worden …’ (Bart Verschaffel). Theater is standpunt innemen.
2.
Muziek en architectuur hebben iets met elkaar. In tegenstelling tot alle andere kunsten waarin frontaliteit belangrijk blijft, zijn muziek en architectuur rondom ons. Wij zitten er midden in. Het zijn de twee kunsten ‘qui enferment l’homme, ou plutôt qui enferment l’être dans son ouvrage, et l’âme dans ses actes et dans les productions de ses actes …’ (Paul Valéry). 3.
Er zijn in de loop van de podiumgeschiedenis heel veel theaters niet gebouwd: dat van Edward Gordon Craig, dat van Adolf Appia, het door Walter Gropius ontworpen Piscator-theater, de transparante schouwburg van Jan Joris Lamers … Brugge bouwde zijn Concertgebouw toen de 21ste eeuw net begonnen was. Het Festspielhaus van Bayreuth werd opgetrokken om er het werk van één enkele kunstenaar op te voeren; de Radio City Music Hall in New York met zijn 6200 zitplaatsen werd ontworpen naar het
concertgebouw brugge
6.
In de grote zaal zitten ramen. Een theater dat naar buiten kijkt. Het licht dat naar binnen valt, maakt het theater tot een werkruimte, een overdagruimte. Het licht plaatst het gebouw ook in de
50
Een gebouw als een dramaturgie
buitenruimte, in de stad. Het maakt nieuwsgierig naar het leven. Naar de geluiden van de straat. Wat zit er achter dat raam? ‘Laat het zonlicht binnen, doe die deur open, doe ze open …’ zingt Blauwbaard tot Judith in Bartóks enige opera Hertog Blauwbaards Burcht. ‘Is het waar, is het niet waar: was het buiten of binnen? Een oud verhaal, maar wat betekent het? (…) Het schouwspel gaat beginnen. Het doek van mijn ogen gaat op …’ zingt de minstreel in de proloog tot diezelfde opera.
9.
‘Vergeet niet dat een schouwburg zich zelf bouwt – waarmede ik bedoel dat het publiek zelf de bouwmeester van de zaal en het spel zelf de bouwmeester van de scène is’ (Herman Teirlinck). Zoals in juni 2002, in SS, de grote muziektheaterproductie van Josse de Pauw en Tom Jansen, waarin vijfenvijftig leden van het Gents Madrigaal Koor mee op de scène van het Concertgebouw stonden en waarbij de tweede voorstelling een van de koorleden voor zichzelf een kaartje kocht en in de zaal ging zitten. Hij wilde als toeschouwer zien in welke voorstelling hij als uitvoerder stond. De grens tussen podium en toeschouwersruimte is in het Concertgebouw overschrijdbaar, het is geen barrière. Het doek dat opgaat als het schouwspel begint, is inderdaad ‘het doek van onze ogen’. Paul Robbrecht en Hilde Daem hebben een gebouw gemaakt en het aan zijn bewoners gegeven. Zij maken het af. Het Concertgebouw is een dramaturgie: de bewoner schrijft er zelf zijn voorstelling. Als speler én als toeschouwer.
7.
De burcht van Blauwbaard zucht, de muren wenen of bloeden, de ruimte leeft. Blauwbaard is zijn burcht. Elke ruimte heeft een eigen innerlijkheid. In grote gebouwen dreigen het massale, het openbare de innerlijkheid te verdrijven. Zeldzaam zijn ze, de monumentale ‘huizen’ die een ziel hebben. Het Concertgebouw is daar een van. Bachelard schreef over de ‘immensité’ als ‘conquête de l’intimité’. In de Kamermuziekzaal is de ‘intimité’ letterlijk in het midden geplaatst. De muziek als kern, als middelpunt. Zoals de ruiters in ‘La Giralda’, de toren naast de kathedraal van Sevilla, te paard op de zachte hellingen naar boven reden en steeds maar draaiden rond die kern, die pijl die naar boven wees naar de ruimte waar allah of god moest zijn, zo kunnen de toeschouwers hier om de muziek heen wandelen, de intimiteit van het musiceren omarmen.
‘Na eeuwen in een eindeloos verleden te hebben bestaan, liet Brugge dit rode olifantje neerploffen in zijn “Bokrijk”. Binnen in de olifantenhuid is het Concertgebouw een lyrisch gebeuren en het moet wel een van de meesterwerken zijn van R & D. Ik kan het geheel enkel vergelijken met de Berliner Philharmonie van Hans Sharoun. Dat kan tellen als compliment en ik meen dat.’
8.
Het Concertgebouw is een open organisme, het kan als het ware groeien, veranderen, zich vullen en weer leeglopen, een geschiedenis verwerven, léven zoals Blauwbaards Burcht. Eigenlijk is het Concertgebouw een dramaturgie. Een structuur, een kader dat dienstbaar is zonder utilitair te zijn, dat aanwezig is zonder die aanwezigheid op te dringen, dat autonoom is en tegelijkertijd ondergeschikt – aan materialen, aan mensen en hun activiteiten, aan de tijd, aan de ruimte. ‘De artistieke daad is er steeds een van ondergeschikt maken, niet van overheersen’ (Kurt Schwitters). Een daad van onnadrukkelijkheid, bescheidenheid, schroom bijna.
David Claerbout, videokunstenaar
Deze tekst werd oorspronkelijk geschreven in opdracht van het Vlaams Theater Instituut (VTI) en verscheen in het boek Pigment, Ludion/Vlaams Theater Instituut, 2004.
*
51
Summary
A Building: a Dramaturgy When the Concertgebouw Brugge opened its doors on 20 February 2002, it had not been finished. As a consequence everyone that entered the Concertgebouw Brugge got the feeling that he or she could add something to it. The building has no threshold: when the glass doors swing open, the square outside seems to stream into the entrance hall. Although the space is sizeable, the feeling you get is not one of massiveness or monumentality. You may wish to mingle with those present or you may prefer your own company. You clearly have a choice. No mental attitude to life is thrust upon you. Monumental ‘houses’ that have a soul are a rarity. The Concertgebouw Brugge happens to be one of those rarities. It is an open organism, constantly growing, continually changing, it fills up and empties again, it acquires a history, it lives. The Concertgebouw Brugge is in fact dramaturgy. It is a structure and a frame that offers a service without being utilitarian, that is present without forcing that presence on the visitor, that is autonomous and simultaneously subservient – to materials, to people and their activities, to time and space. The boundary between the podium and spectator space of the Concertgebouw Brugge can be stepped across, it does not form a barrier. When the curtain rises at the beginning of the performance, it is ‘the curtain of our eyes’. Paul Robbrecht and Hilde Daem have first created a building and have then offered it to its residents. It is they that finish it. The Concertgebouw Brugge is dramaturgy: the visitor writes his or her own performance as a player as well as a spectator.
concertgebouw brugge
52
53
‘Het Concertgebouw Brugge is een monument van de 21ste eeuw. Een bescherming waardig. Icoon voor Brugge cultuurstad. Samen met het paviljoen van Toyo Ito een gelaagdheid van een generatie rond 2002.’ Mercedes Van Volcem, schepen voor Ruimtelijke ordening en Huisvesting, Brugge
De kracht van het eerste idee
In februari 1999 kwam uiteindelijk Robbrecht en Daem architecten als definitieve winnaar uit de bus en amper negen maanden later moest de werf al van start gaan, om de grote afspraak met Brugge 2002, Culturele Hoofdstad van Europa niet te missen. Veel tijd om fundamentele wijzigingen aan te brengen was er dus niet, maar dit was in se ook niet nodig: het wedstrijddossier was met een zeldzame nauwkeurigheid voorbereid en bevatte alle elementen van deze erg complexe ontwerpopgave. Het bepaalde onder meer dat de grote zaal zowel voor concerten als voor opera’s moest kunnen worden gebruikt, wat een complex architecturaal en akoestisch vraagstuk met zich meebracht. Terwijl bij theater- en operazalen het zicht en de afstand tot het podium primordiaal zijn, is bij concertzalen de akoestiek de belangrijkste randvoorwaarde. Het leverde een kruising op tussen een hoefijzervormige theaterzaal en de zogenaamde ‘schoenendoos’ met de ideale verhoudingen voor de akoestiek van een concertzaal. Monumentale houten schuifwanden en een zwevend plafond maken het mogelijk de toneeltoren af te sluiten, zodat podium en zaal bij concerten als één akoestische ruimte kunnen functioneren. Witte gipspanelen met onregelmatige groeven zorgen voor een homogene spreiding van de geluidsgolven en bepalen met een gekleurd lijnenspel het geraffineerde interieur van deze grote zaal. Naast deze grote Concertzaal met 1300 stoelen moest ook in een kleinere Kamermuziekzaal voorzien worden voor 350 toehoorders. De architecten brachten deze onder in de Lantaarntoren en zetten hier het publiek in een stijgende spiraalvormige beweging rondom de scène. De neerkijkende blik op het podium wordt hier afgewisseld met een uitzicht over het stedelijke landschap.
Iwan Strauven
Het is slechts weinig gebouwen gegeven uitgevoerd te worden zoals ze in de eerste schetsen van de architect verschijnen. De complexe maatschappelijke context, het zeldzaam worden van een echt verlicht opdrachtgeverschap en de toenemende graad van techniciteit van het bouwen maken dat bouwwerken slechts zelden worden opgetrokken zoals de ontwerper ze initieel bedacht. Doorgaans wordt in de loop van de verschillende fasen van het ontwerpproces (van schetsontwerp tot uitvoeringsdossier) een reeks correcties van functionele, symbolische of structurele aard doorgevoerd, als antwoord op wijzigende posities van de bouwmeester of op wijzigende randvoorwaarden. Nadien is het werk voor architectuurhistorici om de verschillen tussen de eerste tekeningen en het uitgevoerde ontwerp te detecteren, de verschillende versies met elkaar te vergelijken en af te wegen in hoeverre het resultaat al dan niet afbreuk doet aan het originele idee of het integendeel juist sterker heeft gemaakt. Bij het Concertgebouw in Brugge van Robbrecht en Daem architecten is deze oefening overbodig. Afgezien van een enkele raampartij of van de precieze maatvoering van de gevelsteen ziet het Concertgebouw er precies uit als op de collage die het bureau maakte voor de architectuurwedstrijd. In deze inmiddels herhaaldelijk gepubliceerde geveltekening wordt het langgerekte rode volume met zijn vooruitgeschoven Lantaarntoren aan ’t Zand en zijn toneeltoren achteraan geconfronteerd met drie historische torens van Brugge.
Maar misschien heeft de trouw aan het eerste wedstrijdontwerp van Robbrecht en Daem ook wel te maken met de weloverwogen keuze die de stad en haar bewoners maakten voor het ontwerp van de Gentse architecten. Na de bekendmaking van de resultaten van de wedstrijd barstte er immers een fel debat uit in de lokale pers over de rol van hedendaagse architectuur in het Brugge van de 21ste eeuw.
De sterke overeenkomst tussen wedstrijdontwerp en uitvoering kan worden verklaard vanuit de ietwat krappe timing. In de loop van 1998 werd een ambitieuze internationale architectuurwedstrijd uitgeschreven, waaraan onder meer Stéphane Beel, Willem-Jan Neutelings, maar ook internationale sterarchitecten als Peter Eisenman of Kisho Kurokawa deelnamen.
concertgebouw brugge
58
De kracht van het eerste idee
Uiteindelijk hield het stadsbestuur voet bij stuk en gaf het niet toe aan de tendens om met spectaculaire architectuur steden internationaal in de markt te zetten. Brugge heeft dat immers niet nodig. Het koos voor het ‘pastorale ontwerp’, zoals de architecten het zelf omschreven: een ontwerp dat op verschillende vlakken de dialoog met het Brugse stadslandschap aangaat. Zo kreeg het complexe volume van het gebouw een sluier van rode terracottasteen, die er niet alleen een monolithisch volume van lijkt te maken maar het eveneens perfect laat aansluiten bij het kleurenpalet van de rode daken van de Brugse binnenstad. Bovendien werd met de twee nieuwe kloeke volumes het ballet van torens in de stad, bestaande uit het Belfort, de Sint-Salvatorskathedraal en de Onze-Lieve-Vrouwekerk, vervolledigd. Op het morfologische vlak ten slotte sluit het Concertgebouw naadloos aan bij de sequentie van straten en pleinen aan de rand van de Brugse binnenstad: door zijn ingenieuze inplanting creëert het gebouw een nieuwe straat, waarlangs de loges en vertrekken van de artiesten zijn ondergebracht. Tegelijkertijd ontstaat voor de ingang, in de oksel van het gebouw, een nieuw plein: een soort van buitenfoyer, die een graduele overgang vormt tussen de grote stedelijke leegte van ’t Zand en het interieur van het gebouw. Binnenin wordt deze sequentie voortgezet in de monumentale foyerruimte, waar de virtuositeit van het ontwerp helemaal tot uiting komt. Stoere elementen in zichtbeton structureren hier ruimte en parcours, geritmeerd door precies gekaderde zichten en een verrassend overvloedige inval van natuurlijk daglicht. Tegen de achtergrond van de grijze betonnen wanden lichten her en der ‘Farbenklavieren’ op, kleurensequenties die de architecten lieten aanbrengen op het schrijnwerk van balustrades, deuren en banken. Buiten werden dezelfde kleuren achteraf aangebracht op de fijne plint waarop het imposante rode volume rust, een element dat naar alle waarschijnlijkheid niet in het wedstrijdontwerp voorzien was. Het vormt een speelse verwijzing naar het interieur van het gebouw en geeft het zware lichaam een lichtvoetige verankering. Het zet ook op subtiele wijze het spel van schijnbare tegenstellingen voort – tussen pastoraal en stedelijk, monolithisch en transparant,
sculpturaliteit en ruimtelijkheid, open en gesloten, zwaar en licht – kortom het steeds terugkerende spel van de architectuur. ‘In de zomer van 2001 had je vanaf de zevende verdieping van de Lantaarntoren een nieuwe kijk op de oude binnenstad, vanaf een nieuw gebouw zonder verleden, in een omgeving met eeuwen geschiedenis. Het verhaal van het Concertgebouw kon starten.’ Francis Op de Beeck, coördinator Business & Events, Concertgebouw Brugge vzw
59
Summary
The Power of the Original Idea The Concertgebouw Brugge by Robbrecht and Daem looks, except for the odd detail, exactly like the submitted design. This is of course truly exceptional. It has partly to do with a tight schedule. In 1998 an international architectural competition had been organized. In February 1999 the architects Robbrecht and Daem were proclaimed the winners. The construction site had to be up and running barely nine months later for the simple reason that the building was to be ready for the start of Brugge 2002, Cultural Capital of Europe. It goes without saying that there was little time left for fundamental changes. Fortunately, the competition dossier had been meticulously prepared. The great hall with its 1,300 seats needed to fit concerts as well as operas. The result was a cross between a horseshoe-shaped theatre and a so-called ‘shoe box’ with ideal proportions for the acoustics of a concert hall. Monumental wooden sliding walls, a false ceiling and plaster panels with irregular grooves see to an optimal acoustic space. The smaller Chamber music hall for 350 listeners has been located in the Lantern Tower. Here the audience is seated around the podium in an everrising spiral movement. The city council refused to bow to the trend of putting cities on the international map with spectacular architectural projects. It settled on the ‘pastoral design’, thus creating a dialogue with the cityscape of Bruges. The red terracotta stone is in keeping with the colour range of the inner city’s red roofs. The two new tall volumes complete the ballet of the city spires. Thanks to its ingenuous implantation the Concertgebouw Brugge also links up perfectly with the streets and squares on the edge of the city’s historic heart. And the monumental foyer produces a magisterial transition between the exterior and the interior. Raw concrete provides a sturdy structure of space and trajectory, made rhythmical by accuratelyframed views and an abundance of light. The colour sequences that light up the cabinet work are reflected outside on the plinth of the building.
concertgebouw brugge
60
‘Het Concertgebouw was eerst omstreden, maar is nu een trekpleister, een symbool voor het nieuwe Brugge. Door het sierlijke ontwerp van Robbrecht & Daem zijn architecturaal grenzen verlegd. Het was het begin van een golf van geïnspireerde ontwerpen die we nu nog steeds zien doorwerken. Maar meer nog dan het prachtige gebouw is het een thuis voor de kunsten: met inhoud, een heerlijke lichtinval en een akoestiek om u tegen te zeggen. Niet verwonderlijk dat grote namen als Goran Bregovic, Rosas en Anima Eterna Brugge het Concertgebouw zo affectief in de armen sluiten. De voorbije tien jaar hebben me bijzonder nieuwsgierig gemaakt naar wat het de komende decennia nog op het podium zal toveren.’ Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur 61
Negen betekenisvolle actuele kunstintegraties in Concertgebouw Brugge
gerestaureerd en werd in 2003 een ingenieus luidsprekersysteem in de foyerplafonds geïntegreerd. Eerst klinkt Xenakis’ Concret PH, een stuk waarvoor enkel klankopnames van brandende houtskool en elektronische vervormingen daarop zijn gebruikt. Daarna komt Varèses compositie, een soundscape van opgenomen en elektronisch gegenereerde klanken (klokgelui, ruis van transformators, babygehuil…). Klanken komen afwisselend uit verschillende hoeken op je af, waardoor ze zich lijken voort te bewegen en uit de architectuur zelf lijken te ontstaan. De betonarchitectuur werkt een grotachtige akoestiek in de hand. Multimediakunstenares Anouk De Clercq ging, gefascineerd door het gebouw, praten met Robbrecht en Daem. Steeds opnieuw kwam het belang van lichtinval ter sprake. Dit inspireerde haar voor building (2003), een computeranimatie waarin het gebouw wordt verkend. Witte vlakken en lijnen evolueren tot lichtbundels die volumes aftasten, concrete ruimtes zichtbaar maken en die opnieuw in de zwarte achtergrond doen verdwijnen. Abstracte vormen worden steeds herkenbaarder en leiden naar de concrete werkelijkheid van muren, ramen, vloeren, treden en zuilen. Anton Aeki’s soundtrack anticipeert op de evolutie van composities op het scherm. Naast een artistieke interpretatie van 3D-simulaties en een abstracte studie over vorm, virtuele ruimte en digitale beeldtaal realiseerde De Clercq een eigentijdse hommage aan het Concertgebouw en zijn architecten. In 2007 kocht Concertgebouw Brugge de foto H.S.-N.Y.-94-99 van Dirk Braeckman. De close-up van decoratief behangpapier werd geprint op Japans zijdepapier, in hars gedrenkt en tegen de nok van het Atrium gekleefd. Van beneden leiden betonconstructies onze blik naar boven, waar we een monumentaal vlak van grijstinten zien dat door de architectuur bijna letterlijk wordt ingekaderd. Boven verleiden pixels, licht- en schaduwzones en de delicate textuur van de drager tot een langzame, haast tactiele verkenning van het beeld. Doorheen een donker waas ontdekken we ouderdomssporen (een gat, een bultje, een vlek, een streep), die de foto picturale kwaliteit verlenen. De wand lijkt het werk wel te hebben opgezogen. Als een muurschildering, zo naadloos maakt het deel uit van het gebouw. Met de reflectie van de flits benadrukt
Annelies Vantyghem
Concertgebouw Brugge, ontworpen door architecten Paul Robbrecht en Hilde Daem, profileert zich als internationaal muziek- en podiumkunstencentrum en richt zich op de disciplines muziek, muziektheater en hedendaagse dans. Minder bekend is dat het huis onderdak verleent aan een interessante verzameling actuele kunst. Het idee een collectie te vormen ontstond in 2000, toen de Eerste steen op het plein voor de publieksingang werd ingeplant. De grote schijf functioneert als rustpunt en spil waarrond passanten zich bewegen. Dit werk van Pieter Boudens, eerder een architecturaal element dan een beeldend werk, wordt toch beschouwd als het eerste stuk van de kunstcollectie. Sindsdien groeit de verzameling mondjesmaat aan. Bij selectie dient de determinerende architectuur van het Concertgebouw als belangrijkste uitgangspunt. Nieuwe werken worden pas aangekocht als ze het potentieel hebben er een bijzondere dialoog mee aan te gaan. De klemtoon ligt op monumentale werken, in harmonie met de schaal van het gebouw. Er wordt gekozen in functie van een bepaalde ruimte, met permanente integratie als doel. Toen bleek dat Paul Robbrecht zich voor de plafonds in de hoogste foyers inspireerde op het door Le Corbusier en zijn assistent Xenakis ontworpen Philipspaviljoen voor Expo 58, wierp een ingreep als referentie naar deze bron zich als relevant op. In het paviljoen was een van de eerste multimediashows ooit te zien. De naam van dit totaalproject, Poème Electronique, was ook de titel van de muziek van Edgard Varèse, een pionier in sampling en elektronische klankmanipulatie. Iannis Xenakis, naast architect ook componist, realiseerde een inleidende klankcompositie. In samenwerking met Philips werd deze elektronische en gespatialiseerde compositie
concertgebouw brugge
64
Negen betekenisvolle actuele kunstintegraties in Concertgebouw Brugge
de fotograaf dat zijn beelden onvermijdelijk subjectief zijn. Net in dat wat de meesten banaal vinden, ontdekt zijn intuïtieve kijk betekenis. Zo wordt dit pompeuze behangmotief binnen zijn nieuwe context sober en krijgt het zin als monumentaal ornament in een zo goed als ornamentloos gebouw. De selectie van nieuwe werken gaat niet uitsluitend uit van de architectuur. Als huis dat ook ruimte biedt aan creatie en andere disciplines dan muziek en podiumkunsten gaf het Concertgebouw al meer opdrachten aan beeldende kunstenaars, ter versterking van de artistieke uitwerking van een festival of seizoensthema. De meeste van deze kunst in opdracht is in de collectie opgenomen. Ze herinnert aan hoogtepunten uit de werkingsgeschiedenis van het cultuurhuis. Voor Brugge 2002 schreef Peter Verhelst het themagedicht Op een dag. Hij liet het woekeren tot een verhaal dat sinds 2002 op de stoelruggen van de Concertzaal is te lezen. Het vertelt over een stad waar op een dag een onvatbare invasie neerstrijkt die alle inwoners in vervoering brengt. Soms kristalliseren de aanwezigheden zich tot stemmen, die de inwoners met sensuele fluisterpraatjes in de greep houden. Verlangen, angst, passie en desoriëntatie beheersen de stad, waar – net als in Brugge – reien, brugjes en een minnewater zijn en bootjes en koetsen voorbijglijden, en waar – net als in dit hart van het Concertgebouw – halsaders zich opspannen, kelen klanken trillen en stemmen aanzwellen tot gezangen die vertellen en alles er anders doen uitzien. Vanuit ons zitje kunnen we één of enkele tekstflarden lezen. Toch kan deze trigger – hoe minimaal ook – ons laten meedrijven op de stroom van een dagdroom. Wat we al dan niet lezen, gevoed door kiemen in de tekst, is het resultaat van onze verbeelding in interactie met deze literaire installatie. Tijdens MOZART06 voerde Malou Swinnen onderzoek rond de vraag of het mogelijk is een beeld te horen, of omgekeerd, muziek te zien. Ze nam foto’s van zeventien musici kort voor hun optreden en vroeg hen daarbij te denken aan Mozart, zijn muziek of wat zijn muziek voor hen betekent. In the Name of Mozart (2006) toont elke muzikant in een sobere, evenwichtige compositie: een frontaal busteportret
voor een grijze achtergrond op vierkant formaat. Net zoals lichaamstaal en mimiek tijdens een optreden de emoties van een muzikant op het publiek overzetten, spreekt de innerlijke sfeer van elk model uit de gezichtsuitdrukking. Met een beetje verbeelding horen we Mozarts muziek zelf klinken. In dit akoestisch effect overstijgen de foto’s hun visuele karakter. De grens tussen fotografie en muziek, luisteren en kijken vervaagt. Om het seizoensthema L’O – het water als inspiratiebron voor heel wat kunst – in het programma 2007-2008 te visualiseren deed het Concertgebouw een beroep op Magnumfotograaf Carl De Keyzer. Voor Before the Flood (2007) bracht hij de Belgische kust in beeld, uitzonderlijk eens niet gefocust op de mens, maar in functie van het opgelegde thema enkel op water en zee. Desolate stranden, winterse duinen, een ondergesneeuwd staketsel en een verlaten havengeul zijn het onderwerp van erg esthetische foto’s. Haarscherpe details trekken aan. Natuurelementen lijken wel te bewegen. Dit dynamische effect in de stilstaande beelden zorgt voor een onheilspellende sfeer, die op een rauw thema duidt: de dreiging van het stijgende zeeniveau. Hoe reëel is het gevaar, hoe efficiënt onze bescherming? Vragen die de kwetsbaarheid van ongenaakbaar Europa tijdens het ‘wachten op de ramp’ blootleggen. In maart 2012 brengt Luc Tuymans op vraag van Concertgebouw Brugge en Musea Brugge een versie van zijn schilderij Angel in het Concertgebouw aan. Dit wordt de eerste muurschildering van Tuymans die permanent in een publieke ruimte is aangebracht. Tuymans is een van de belangrijkste Europese schilders van zijn generatie. Zijn werk wordt sterk beïnvloed door de fotografie, televisie en schilderkunst. Hij schuwt politiek beladen onderwerpen en referenties naar een onverwerkt verleden niet. Met de integratie van de lightbox Orchestra van David Claerbout zal de permanente collectie uiteindelijk negen werken tellen. Elk zijn ze op een bijzondere manier met het Concertgebouw vergroeid. Bij uitbreiding blijven dezelfde criteria gelden, ter verhoging van de meerwaarde die deze unieke symbiose biedt.
65
Summary
Nine Significant Contemporary Artistic Integrations at the Concertgebouw Brugge
photographer Carl de Keyzer brought into vision the Belgian coast. This picture series visualized the seasonal theme L’O (2007-2008). With the integration of David Claerbout’s lightbox Orchestra and Luc Tuymans’ mural Angel, the permanent collection of the Concertgebouw Brugge will ultimately number nine works of art.
The Concertgebouw Brugge accommodates an ever-growing and interesting collection of contemporary art. The most important selection criterion is the potential of the works of art to enter into a dialogue with the architecture of the building. In 2000 the First Stone by Pieter Boudens was put into place on the square in front of the public entrance. The large disc acts both as a place of rest and as an axis around which the passers-by are moving. Integrated in the ceilings of the highest foyers is Poème Electronique by Edgard Varèse, together with Concret PH, an introductory sound composition by Iannis Xenakis. Varèse’s composition had been originally produced for the Philips pavilion, designed by Le Corbusier and Xenakis, at the Expo 58 in Brussels. The foyer ceilings have been inspired by the very same pavilion. Multimedia artist Anouk de Clercq created building (2003), a computer animation that explores the Concertgebouw Brugge: a contemporary homage to the building and her architects. The monumental photograph H.S.-N.Y.-94-99 (2007) by Dirk Braeckman is in fact a close-up of some decorative wallpaper. The picture was printed on Japanese silk paper, soaked in resin and stuck to the ridge of the Atrium. Peter Verhelst wrote Op een dag (One day) for Brugge 2002, Cultural Capital of Europe. This theme poem can be read on the back of the seats of the concert hall. During MOZART06 Malou Swinnen took photographs of seventeen musicians prior to their concert. She asked them to think of Mozart, of his music and what that music meant to them. In the Name of Mozart (2006) shows each musician in a frontal bust portrait. Before the Flood (2007) by Magnum
concertgebouw brugge
66
67
‘De VRT heeft het Concertgebouw meteen weten te waarderen om zijn architectuur en zijn unieke akoestiek. Voor muziekopnames is het Concertgebouw nagenoeg de ideale locatie. De samenwerking zat ook van bij de start goed, we zijn echte partners in cultuur.’ Sandra De Preter, CEO van VRT
Daar ontstond mijn passie voor kunst en voor de kunst van het kijken en het luisteren*
aan het voorbereiden. Hij zal, zodra hij tijd heeft, schetsen maken. We spreken een datum af voor een volgende vergadering. Ik begin diezelfde dag nog aan het verhaal. De dag erna mailt Muñoz me enthousiast. Ik hoor onophoudelijk de Muñoz-lach. 12 juni 2001
Peter Verhelst *
In de turbinehal van Tate Modern heeft Muñoz een bevreemdende wereld gecreëerd met trompel’oeils, zwarte gaten, beelden die jij bekijkt en die naar jou staan te kijken (of net niet), een lift die op en neer gaat. Het gaat vooral over wat je niet ziet. Troosteloos en hilarisch tegelijk. En architecturaal. En slim.
(Juan Muñoz)
2000
Over the Edges, het kunstproject van S.M.A.K. in Gent. Ik zit aan een lange tafel met curator Bart Cassiman en enkele andere vrienden. Cassiman stelt me voor aan Paul Robbrecht en aan de Spaanse kunstenaar Juan Muñoz. Cassiman en Muñoz: twee onweerstaanbare atoombommen die elke drie minuten een fantastisch idee lanceren. Tegen het eind van de avond staat het vast: Muñoz en ik zullen samenwerken aan ‘iets’ voor het nieuwe Concertgebouw in Brugge. Ik zal een tekst schrijven, hij zal elementen eruit gebruiken voor een kunstwerk.
28 augustus 2001
Wanneer ik aankom voor een feestelijke zomermaaltijd bij Lili Dujouri, zegt ze als ik uit de auto stap: ‘Juan is dood.’ Hartaderbreuk en interne bloedingen. Gestorven in zijn zomerhuis in Ibiza. 48 jaar oud. Enkele weken later laten Paul Robbrecht en Hugo De Greef me weten dat de tekst toch op de stoelruggen van de grote zaal komt. Zonder werk van Muñoz.
2001
Paul Robbrecht en Hilde Daem geven Juan Muñoz en mij een rondleiding in het Concertgebouw dat in de steigers staat. Zelden iemand met zoveel liefde over zijn werk horen praten als Paul. Met die zachte stem van hem. We klimmen op de stellingen en kijken over de stad uit, terwijl Paul ons voorspiegelt hoe hoog de muren zullen worden en welk uitzicht je uit welke hoek zult hebben. Na de rondleiding gaan we garnaalkroketten eten. Muñoz is hartveroverend snel, slim, spits. Hij vertelt over een tweede focus, een traag om zijn eigen as wentelend ding dat aan het plafond van de grote zaal hangt. ‘Stel dat je je verveelt, dan kijk je niet langer naar het orkest, maar naar ons ding.’ Paul tekent in het boekje de vorm van de panelen en plankjes die voor de perfecte akoestiek zullen zorgen. Muñoz is niet te houden, verzint onmiddellijk hoofdjes en lichaampjes die uit de panelen kunnen groeien, legt de link met Vlaamse Primitieven. Even later tekent hij twee vrouwenbenen in het boekje, voeten die in twee naalddunne hakken uitlopen. Muñoz is volop zijn grote werk in de turbinehal van Tate Modern
concertgebouw brugge
20.02.2002 om 20.02u
Opening van het Concertgebouw. Op een van de stoelruggen staat de beginzin van een verhaaltje: Hij kon toveren door aanwezig te zijn. Het verhaaltje eindigt met de woorden: Er zijn zoveel manieren om te verdwijnen. Het verhaaltje gaat over Muñoz. (In de prachtige zaal hangt wel een tweede focus, om de eenvoudige reden dat die er altijd is en simpelweg Dood heet. Vrijwel dagelijks is op het podium onze manier te zien om een vorm te vinden voor ons verlangen, voor onze dromen, voor onze liefde en angst, voor ons leven en onze dood. Dat is onze tweede focus. Die houdt ons scherp.) 13.10.2011
Ik blader door de seizoensbrochure van het Concertgebouw. Het aanbod is zo overweldigend dat meer dan 1 leven nodig is om te kunnen zien wat je zou willen zien. Eén ding is duidelijk: het Concertgebouw bloeit. Even later loodst Jeroen
72
Daar ontstond mijn passie voor kunst en voor de kunst van het kijken en het luisteren
Vanacker me door het gebouw en beluisteren en bekijken we de kunstwerken. Nog altijd ben ik betoverd door dit gebouw – zowel op het podium, in de loges, in de repetitieruimtes, in de grote zaal, in de Kamermuziekzaal, in de foyer, als in de inkom – altijd opnieuw word ik midscheeps getroffen door de juistheid van dit gebouw, de menselijkheid ervan, de doorkijkjes, het ruimtelijke gevoel, de intimiteit en de grandeur: schoonheid. Jeroen laat me de Sound Factory zien. Hij vertelt me over de vele toekomstplannen. Over de kunstwerken die hier hun thuis nog zullen vinden. Over zijn tentoonstelling in Tate Modern zei Juan Muñoz dat hij alleen maar ‘een plek had willen maken waar de mensen zich kunnen verwonderen’. Een plek (zoals het werk van Muñoz) vol buiksprekers, dwergen die ons aankijken, mannen die hun oor tegen de muur leggen, mensen die raadselachtig naar ons lachen, schaduwen die over de vloer lopen, kaartspelers … Dat is precies waar het Concertgebouw vanaf de eerstesteenlegging al van droomde: een plek van kunsten (en dus van verwondering) te zijn. Waar we soms met vragen naartoe komen in de hoop een antwoord te krijgen, en waar we weer uit vertrekken naar huis met vragen die we nooit zelf hadden kunnen bedenken.
73
Peter Verhelst
Anouk De Clercq building Laat ons ’s nachts, wanneer we op zoek gaan naar een verborgen stad, laat ons dan de nog niet opgegraven stad binnengaan – laten we het geen binnendringen noemen, eerder een in een nachtelijk meer zakken, uitademend zinken we traag in het zwart, zo voorzichtig moet het zijn. In het donker zien we de dingen niet, maar wachten ze ons al op, hopen we, herinneringen die zich nog niet voor de geest laten halen. Hier zal de zon door dit raam over de grond schuiven, en hier zal – we herinneren ons nog niet van wie – een vingertop over de muur glijden, en hier zal een eerste glas vallen nog voor iemand er naar heeft kunnen reiken, of zelfs nog voor het wordt geblazen. We zinken in het zwart en onze haren lijken zich van ons hoofd los te zingen. Laten we het geen verleden noemen, die herinneringen, maar dingen die, als we wakker worden, geen naam hebben, hoe vertrouwd ook, ze liggen op het puntje van mijn tong. Hoe dieper je nadenkt, hoe sneller ze zinken. Zullen we de dingen tegen het lijf lopen? Zullen ze ons ooit weten te vinden? Zullen ze – ze zien ons dichterbij komen – neerhurken voor onze zwaaiende armen, hun hoofden meebewegen, en op onze handpalm, nauwelijks een centimeter boven hun mond, zullen ze op die handpalmen ademen? Wanneer zullen alle onderdelen van de verborgen stad zich in elkaar klikkend – glas gemaakt van gebundeld licht – uit de grond, door ons heen, oprichten?
concertgebouw brugge
74
Peter Verhelst
Dirk Braeckman H.S.-N.Y.-94-99 Toen hij urenlang in de hotelkamer Zit hij met zijn kleren aan op bed Nadat hij zijn schoenen uitgetrokken heeft Gaat hij op zijn rug liggen, Ieder moment kan het, als ik tot tien tel kan het In dit bed dat niet bedoeld is om in te slapen Nog even, en dan Welk soort wachten is dit toch, denkt hij Voor hij de hotelkamer uitgaat, legt hij zijn handen op de muur Nadat hij urenlang in de hotelkamer Hij komt het gebouw binnen Als iedereen de trappen opgelopen is Hij gaat de zaal niet binnen De stilte – een glanzende, gesloten piano Wanneer hij op de leuning van de trappen gaat staan, Legt hij zijn handen op de muur Dit is niet de muur van dit gebouw, denkt hij, en niet van de hotelkamer Dit is Dat urenlang mat gewrevene Van de piano waarin zij Almaar minder weerspiegeld Achterwaarts van hem wegstapt
75
Peter Verhelst
Malou Swinnen In the name of Mozart (Denkend aan Ave verum corpus (W.A.Mozart)) Als een beeld al aanwezig is in een uit de rots gehakt blok marmer En het blok al in de rots klaar zat Zat het beeld dan in de ene aardplaat die de andere optilde, in de opgetilde Of in het optillen? En wat met het gat in de weg in de straat vlakbij? Geluid van water Onder het asfalt. Het water dat we uit het wastafeltje scheppen, Draagt het dat gat in zich? We zitten voor een spiegel en vallen in het beeld. Hoe we op de top van een rots in een krater keken. Hand in hand Wandelden we naar beneden. Zelfs toen we thuis waren Bleven we een zon zien, weerkaatst op water, Versmeltende scherven. In de spiegel zien we hoe iets al in onze hals beweegt, een nieuwe keel. We draaien het kraantje van de wastafel dicht En gaan met gesloten ogen in de kamer staan. Wat ons uit onszelf begint te tillen, Zal dat ons lied blijken Van het beeld van het gat van het water?
concertgebouw brugge
76
Peter Verhelst
Carl De Keyzer Before the Flood De zee. De lucht. We weten dat ze er zijn. Krassen in boomstammen. Pootafdrukken. We zoeken de zee af op witte schuimkopjes. Ramen en deuren gesloten. Scholen gesloten. We hebben de dijken opgehoogd Tegen de vloed. Achttien tijgers, zeventien leeuwen, zes zwarte beren, Twee grizzlyberen, drie poema’s, twee wolven en één baviaan. Ze moeten de voorhoede hebben gevormd van de vloed. We hebben een put gegraven en ze verbrand op een geheime plek. (De jacht vervulde ons met een kracht.) (We gaan soms naar de plek terug.) De luipaarden bleven gespaard. Misschien kunnen ze ons meer vertellen Over tijdstip en sterkte van de vloed. De luipaarden liggen met hun hoofd op elkaars rug in de kooi te zwijgen. Het is zo ongelooflijk mooi, de sneeuw op het verlaten strand.
77
Peter Verhelst
Xenakis / Varèse Poème Electronique Xenakis Zet de champagneglazen klaar op de vloer Ze zal alleen haar schoenen aanhouden Eerst zal ze haar rechtervoet op een glasmond zetten, haar ogen sluiten Haar armen in de lucht En daarna haar linkervoet op een tweede glasmond Ze moet de hele kamer door, van mond tot mond – de vloer staat vol Voor ze – de scherven als een bruidsjurk achter zich aan slepend – Jou zal hebben bereikt – de flessen in je armen als een bruidsboeket Varèse Zoals schepen en treinen Als walvissen elkaar hun grote verdriet of verlangen toezingen Zelfs al zijn ze kilometers van elkaar verwijderd Zo trekt het dier overdag door de stad – in riolen, gehurkt op daken, uitrustend in onbewoonde huizen – Om ’s nachts in de holle ruimten van plafonds en muren Met de kop rustend tegen het beton alsof een ander dier Kilometers verder met zijn kop tegen een andere muur Luistert naar ons dier dat alle geluiden van de dag herhaalt Waarom ons dier de geluiden van de dag verzamelt? Opdat het andere dier elke nacht zou luisteren Waarom het andere dier elke nacht opnieuw de geluiden van de dag wil beluisteren? Opdat ons dier elke nacht de geluiden van de dag zou kunnen vergeten
concertgebouw brugge
78
79
‘Tien jaar Concertgebouw. Een decennium verrassende architectuur in een stad die eeuwen in stenen opstapelt. Tien seizoenen muziek en dans van de bovenste plank. Een toeristisch icoon voor alle binnen- en buitenlandse bezoekers, melomanen en anderen.’ Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand
Concertgebouw Brugge: een geschiedenis
Internationale architectuurwedstrijd
In december 1997 schreef het Brugse stadsbestuur een architectuurwedstrijd uit voor de bouw van een concertgebouw op ’t Zand. Hiervoor werden acht ontwerpen ingediend door bureaus uit binnenen buitenland: - Eisenman Architects (New York) - Groep Planning CV – Michael Hopkins & Partners (Brugge-Londen) - Projectteam Stéphane Beel en Lieven Achtergael Architecten FV (Brugge) - Jo Coenen & Co Architecten – Sparo bvba Architectenbureau – Studiebureau R. Boydens (Maastricht-Brugge) - Von Gerkan, Marg und Partner (Hamburg) - Neutelings Riedijk Architecten – Bureau Bouwtechniek (Rotterdam-Antwerpen) - Kisho Kurokawa Architect & Associates (Parijs) - Paul Robbrecht en Hilde Daem, Eugène Van Assche en Michel Van Langenhoven (Gent-Brugge)
Mia Verstraete * *
gebaseerd op een gesprek met Katrien Van Eeckhoutte en Jeroen Vanacker
Concertgebouw Brugge heeft een lange weg afgelegd. Van de jaren 1990, toen de eerste enkelingen hardop begonnen te dromen over een concertgebouw voor Brugge, tot ruim twee decennia later, nu dit open kunstenhuis zijn plaats heeft verworven in het culturele landschap in Vlaanderen. Het begon met een droom ...
Het idee van een concertgebouw voor Brugge leefde al een hele tijd voor het effectief vorm kreeg. Een grote concertzaal zou een sterke meerwaarde betekenen voor de stad, zo gingen stemmen op. Het idee kwam in een stroomversnelling met het aantreden van burgemeester Patrick Moenaert in 1995. Er werden ambitieuze doelstellingen geformuleerd voor de nieuwe legislatuur. Brugge wilde zich onder meer verder op de culturele kaart plaatsen. De stad Brugge stelde zich niet alleen kandidaat voor de titel van Culturele Hoofdstad van Europa in 2002, maar plande ook een nieuwe, grote concertzaal voor Brugge. Toen werd dit idee nog onthaald als een verre droom, waar weinigen echt in geloofden. Maar het idee leefde wel. Zo had journalist Eric Van Hove al in 1992 in zijn boekje Brugge, word wakker! een pleidooi gehouden voor een grote concertzaal in Brugge. De droom werd stap voor stap werkelijkheid. Onder impuls van de burgemeester groeide het geloof in het project en kwamen er duidelijke engagementen vanuit de provincie West-Vlaanderen (met toenmalig gouverneur Olivier Vanneste) en de Vlaamse overheid. Zo was er al in oktober 1997 een principeakkoord van de Vlaamse regering voor een financiële inbreng in het Concertgebouw. In zijn begroting voor 1998 voorzag toenmalig cultuurminister Luc Martens een eerste 50 miljoen BEF (ca. 1,23 miljoen euro) voor de bouw van een concertzaal in Brugge.
concertgebouw brugge
Van deze acht ontwerpen werden er drie geselecteerd: die van Stéphane Beel, Neutelings Riedijk en Robbrecht & Daem. Op 13 januari 1999 bekroonde een internationale jury het ontwerp van de Gentse architecten Paul Robbrecht en Hilde Daem. De jury werd voorgezeten door Gerard Mortier. Verder waren er acht deskundigen uit de wereld van de architectuur en vier vertegenwoordigers van de politieke overheden, met daarnaast nog een aantal adviserende technici. De jury koos niet enkel voor de esthetische kwaliteiten, maar had ook oog voor de kwaliteit van het geluid in de concertzaal. ‘Merci pour la qualité d’écoute et de concentration incroyable du public de Bruges!’ Stéphane Degout, bariton
Na de selectie van het winnende ontwerp werden de acht ingediende ontwerpen drie weken lang tentoongesteld in het Memlingmuseum in Brugge. De
84
Concertgebouw Brugge: een geschiedenis
reacties van het publiek waren heel uiteenlopend. Sommigen waren vol lof over het winnende ontwerp, anderen vonden het maar niets. Met name werd er veel gedebatteerd over het feit dat er hedendaagse architectuur zou worden ingeplant in een historische stad als Brugge. Anderen vonden dan weer dat het ontwerp van Robbrecht en Daem niet ver genoeg ging in zijn moderniteit en dat het een gemiste kans was om écht hedendaagse architectuur in te planten in de stad.
open was, werd afgesloten. De keuze van deze locatie kende alweer zijn voor- en tegenstanders. Op 4 oktober 1999 begonnen de graafwerken voor het Concertgebouw. Daarbij stootte men onder meer op resten van een 17de-eeuws Capucijnenklooster. De stedelijke dienst Archeologie moest er snel bij zijn om de sporen te documenteren. De druk van en op burgemeester Patrick Moenaert, die ook voorzitter was van de vzw Concertgebouw, om het Concertgebouw tijdig klaar te krijgen tegen de opening van Brugge 2002 was immens. Op 20 februari 2002 zou het culturele jaar van start gaan, en het Concertgebouw moest en zou er staan. Dit was ook het geval – een prestatie die niet door alle culturele hoofdsteden met een soortgelijk bouwproject werd gehaald. Porto bijvoorbeeld moest zijn cultuurjaar beginnen met een nog onafgewerkte nieuwe culturele infrastructuur. In Brugge werkten heel wat aannemers en betrokkenen in de laatste rechte lijn naar de openingsdatum zeer intensief door. De coördinatie van de werken was in handen van nv Coördinatiebureau De Brock. Bij de officiële opening op 20 februari 2002, om 20.02u, in aanwezigheid van koning Albert en koningin Paola, was het stof nog niet overal neergedaald, maar de deadline was gehaald. Van in het begin was er veel belangstelling voor het Concertgebouw als gebouw. Er werden drukbezochte rondleidingen gegeven op de werf, zowel voor de pers als voor het brede publiek. Ook aan het begin van het cultuurjaar Brugge 2002 kwamen heel veel mensen het nieuwe gebouw bekijken.
Nieuwe, spraakmakende architectuur
De bouw van het Concertgebouw sloot aan bij het architectuurluik van Brugge 2002, Culturele Hoofdstad van Europa. Dat had de intentie een aantal realisaties van hedendaagse architectuur in de stad te integreren. Andere bouwprojecten naar aanleiding van Brugge 2002 waren de Conzettbrug (de brug over de Coupure van de Zwitserse architect Jörg Conzett), de nieuwe brug van het Nederlandse bureau West 8 aan het Kanaaleiland en het paviljoen op de Burg van de Japanse architect Toyo Ito. ‘Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat het provinciebestuur zeer graag de realisatie van het Concertgebouw heeft ondersteund omdat daarmee op een schitterende manier andermaal bewezen is dat West-Vlaanderen een provincie is die topkwaliteit kan leveren, ook op cultureel gebied.’ Paul Breyne, gouverneur van de provincie West-Vlaanderen van 1997 tot 2012, eregouverneur vanaf februari 2012
Beheer en organisatie
In de keuze voor ’t Zand als bouwplaats voor het concertgebouw, en niet bijvoorbeeld het gebied rond het station, was de ligging vlak bij de historische stadskern van doorslaggevend belang. Het Concertgebouw Brugge is zeer centraal gelegen in de stad en er is een parkeergarage – die ondertussen werd uitgebreid – onder het gebouw. Dit is een luxe die een aantal vergelijkbare concertzalen in andere steden niet hebben. De inplanting op de hoek van ’t Zand betekende ook dat hierdoor het plein, dat vroeger
Voor het beheren van het bouwproject bleek een vzw de beste financiële en juridische structuur te zijn. In mei 1998 was de vzw Concertgebouw Brugge opgericht. De stad Brugge, de provincie West-Vlaanderen en de vzw Congrespromotie (nu Meeting in Brugge) zijn de stichtende leden van deze vzw. Voor de bouw waren er financiële engagementen van de stad Brugge, de provincie West-Vlaanderen en de Vlaamse Gemeenschap voor ongeveer 1 miljard BEF (ca. 25 miljoen euro).
85
Concertgebouw Brugge: een geschiedenis
Om de bouw van het Concertgebouw te begeleiden werd een zakelijk leider aangesteld. Er was nood aan iemand met ervaring in de culturele sector die het bouwproces en de technische keuzes kon begeleiden. In mei 2000 werd Lieven Struye aangesteld als eerste zakelijk leider van de vzw Concertgebouw Brugge. Hij verzamelde vijf medewerkers rond zich. Samen bereidden zij de opening van het nieuwe concertgebouw voor.
2002 geschreven. Daarin was er veel aandacht voor een goede overgang naar de verdere toekomst van het Concertgebouw. Uit de programmering van Brugge 2002 zijn heel wat blijvende elementen voortgevloeid voor de inhoudelijke werking van het Concertgebouw. Zo werd Anima Eterna, dat het openingsconcert van het culturelehoofdstadjaar verzorgde, later het orkest in residentie van Concertgebouw Brugge. Jazz Brugge werd voor het eerst georganiseerd in het kader van Brugge 2002. Daarna werd het een vast tweejaarlijks evenement, dat hoofdzakelijk in Concertgebouw Brugge plaatsvindt. Vanaf 2007 werd baron Hugo Vandamme voorzitter van de vzw Concertgebouw. De Raad van Bestuur koos voor een organisatiestructuur met een eenkoppige leiding en benoemde Katrien Van Eeckhoutte als algemeen directeur.
‘Ook het Concertgebouw moet “maatschappelijk verantwoord ondernemen”. Bijvoorbeeld door opleiding en speelkansen aan te bieden aan talentvolle jonge muzikanten, of door sociale tewerkstellingsinitiatieven (zoals de opleiding assistent podiumtechnicus).’ Dirk De fauw, eerste gedeputeerde voor de provincie WestVlaanderen
Exploitatie
In het najaar van 2001 werden Jan Briers en Lieven Bertels aangesteld als respectievelijk intendant en artistiek leider. Zij begonnen vanaf toen de eigen werking van het Concertgebouw na het culturele jaar 2002 voor te bereiden. Voor 2002, het jaar waarin Brugge de titel van Culturele Hoofdstad van Europa droeg, was afgesproken dat het programma van het Concertgebouw volledig ingevuld zou worden door de vzw Brugge 2002. Dit was een tijdelijke structuur onder voorzitterschap van de burgemeester. Intendant Hugo De Greef en zakelijk directeur Katrien Van Eeckhoutte maakten deel uit van het dagelijks bestuur van vzw Brugge 2002. Vanaf 2003 zou de vzw Concertgebouw Brugge, een permanente structuur onder voorzitterschap van Bert De Graeve, de programmering overnemen. Katrien Van Eeckhoutte werd vanaf 2003 aangesteld als zakelijk directeur van Concertgebouw Brugge. Beide vzw’s werkten in die beginjaren parallel en in vlot overleg met elkaar. Brugge 2002 vzw legde mee de fundamenten voor de verdere uitbouw van de programmering, ook na 2002. Het eerste beleidsplan van het Concertgebouw werd door de vzw Brugge
concertgebouw brugge
Voor de exploitatie van het Concertgebouw circuleerden er in het begin verschillende mogelijke pistes. Daarover heerste behoorlijk wat controverse en debat. Aanvankelijk werd overwogen de exploitatie van het gebouw na 2002 via een concessie toe te wijzen aan een commerciële partner. De vrees was dat de stad anders de exploitatietekorten zou moeten dragen. Hiertegen kwam protest vanuit Kunstenoverleg, een platform van de Brugse culturele partners, en vanuit het Vlaamse culturele veld. Op de gemeenteraadszitting van 6 maart 1998 werd beslist een oproep tot kandidaatstelling voor de uitbating van het Concertgebouw te publiceren. Er werden drie kandidaturen ingediend, waaronder die van Kunstenoverleg Brugge. Uiteindelijk werd beslist de inhoudelijke werking te integreren in de vzw Concertgebouw Brugge. Dit werd bevestigd in de statuten van mei 1998. De zoektocht naar toekomstige werkingsmiddelen werd verdergezet. Op 20.02.2002, bij de opening van het Concertgebouw, zegde cultuurminister Bert Anciaux in zijn speech formeel een jaarlijkse bijdrage
86
Concertgebouw Brugge: een geschiedenis
van de Vlaamse regering van 2 miljoen euro toe. Ook de stad Brugge en de provincie West-Vlaanderen zouden het Concertgebouw steunen met jaarlijkse werkingsmiddelen. Verder werd er in belangrijke mate gerekend op eigen middelen uit de exploitatie. Hier maakte de vzw vanaf 2003 hard werk van. Voor enkele projecten werden vanaf 2005 ook Europese subsidies aangevraagd en bekomen. Sinds 2007 wordt Concertgebouw Brugge door Vlaanderen voor zijn artistieke werking gesubsidieerd in het kader van het Kunstendecreet. Sinds 2011 zorgt de Vlaamse regering, onder leiding van minister-president Kris Peeters, voor een jaarlijkse infrastructuursubsidie. De werking is succesvol en genereert hoge publieksinkomsten, substantiële sponsorbedragen vanuit de bedrijfswereld en een financiële marge uit de organisatie van MICE-activiteiten.
op Antwerpen of Brussel aangewezen. Van in het begin werd duidelijk gesteld dat deze grote zaal een bredere ambitie had dan enkel de stad Brugge en de dichtere regio te bedienen. Al in het eerste beleidsplan stond dat het Concertgebouw Brugge een bovenlokale missie heeft, met ook een internationale dimensie. Toch was de inschatting van het publieksbereik niet zonder risico. Zo werd er tijdens de voorbereidingsfase en in de marge van de beslissing over de exploitatie lang gediscussieerd over de capaciteit van de grote zaal. De kwestie was of die 1200, 1600 of 2000 stoelen zou bevatten. Uiteindelijk kreeg de Concertzaal een maximale capaciteit van 1289 zitjes (met een aantal modulaire delen). Architecturale en akoestische kwaliteiten van het gebouw
De akoestiek van Concertgebouw Brugge heeft van in het begin zeer veel aandacht gekregen. De architecten Robbrecht en Daem concentreerden zich al in hun eerste ontwerp sterk op de akoestische kwaliteiten van het gebouw. Hiervoor werkten ze samen met Arup Acoustics uit Londen. Heel veel architecturale elementen zijn uitgevoerd in functie van de akoestiek. Dit werd doorgetrokken tot in de kleinste details. Zo is zelfs de vorm van de stoelen, met verticale openingen in de rugleuningen, erop gericht mee de akoestiek in de zalen te optimaliseren. Ook staat het gebouw op veren, waardoor onder meer de trillingen van de omgeving geneutraliseerd worden. De unieke architectuur van het Concertgebouw Brugge kreeg al snel zeer veel erkenning, zowel op Vlaams als internationaal niveau. Het werd geprezen als een statement van hedendaagse architectuur in een stad die vooral gemarkeerd is door haar historische gebouwen en stadskern. Het gebouw werd gelauwerd en besproken in tal van publicaties over architectuur, onder meer het boek 10 x 10, over bijzondere architectuurprojecten in de wereld, en 1001 buildings you must see before you die. Het Concertgebouw Brugge won ook een aantal architectuurprijzen.
Een nieuwe culturele speler in Vlaanderen
Een nieuw concertgebouw in Brugge betekende een nieuwe speler in het culturele veld in Vlaanderen. Veel van de bestaande culturele instellingen bekeken de nieuwkomer met de nodige scepsis. Het Concertgebouw Brugge werd echter al gauw naar waarde geschat. Het werd geapprecieerd wegens zijn grote architecturale en akoestische troeven en zijn geprofileerd programma. Het was duidelijk dat met deze nieuwe speler rekening moest worden gehouden. ‘Met de jaren is de artistieke verstandhouding tussen onze zalen alleen maar gegroeid. Overleg en samenwerking geven Vlaanderen zo een complementair aanbod. Dat is voor kunstenaars én publiek interessanter dan podia die elkaar de loef willen afsteken.’ Jerry Aerts, directeur van deSingel
In West-Vlaanderen was er op deze schaal geen concurrentie binnen de provincie. In Brugge en West- en Oost-Vlaanderen was er een grote lacune voor het publiek; voor grotere voorstellingen was het
87
‘10 jaar Concertgebouw, dat is voor mij 10 jaar Cultuur, talloze gevarieerde Optredens, van hoog Niveau. Intens Contact tussen podium en publiek, Energieke leiding. Een baken van Ritme en rust in een prachtige stad. Toegankelijk gebouw, superieure Geluidskwaliteit. Excellent van Bach tot Orff. Uitzonderlijke architectuur. Grote Waardering.’ Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken
concertgebouw brugge
88
Concertgebouw Brugge: een geschiedenis
In 2004 besliste de VRT om te investeren in een opnamestudio in het gebouw. De specifieke akoestiek van de zalen wordt overigens ook gebruikt bij het afmonteren van opnames. De Concertzaal kan worden gebruikt in theatermodus of in een van de talrijke akoestische opstellingen. Voor de muziekprogrammering wordt er gewerkt met akoestische torens. Deze vormen een soort ‘schelp’ in verschillende groottes, die regelbaar is naar de achterliggende galmkamer. De galmkamer wordt gecreëerd door een akoestisch plafond op te trekken dat de theatertoren afsluit. Voor andere activiteiten worden deze torens en afscherming weggenomen en wordt de theatertoren ten volle gebruikt.
gezelschappen bij wijze van spreken in de rij staan om te mogen spelen. De nieuwe speler moest zich nog bewijzen. Gelukkig had Concertgebouw Brugge een aantal sterke troeven, die gezelschappen en muzikanten al gauw overtuigden om naar Brugge te komen en er ook weer naar terug te keren. Er was de trekpleister Brugge, een wereldwijd bekende historische stad, er waren de uitmuntende akoestische en technische kwaliteiten van het gebouw, en verder ook de nieuwsgierigheid naar een gloednieuwe zaal. De akoestische kwaliteit van het gebouw is een van de sterkste troeven van Concertgebouw Brugge. Op het muzikale vlak lag de lat dan ook meteen zeer hoog voor de programmering. In 2003 werd een van de openingsconcerten van het jaar gespeeld, door het Britse toporkest Philharmonia Orchestra onder leiding van Lorin Maazel. Dit orkest kwam meteen een tijdlang in residentie in Brugge. Het artistieke budget dat aan klassieke muziek werd besteed, was vanaf het begin hoog naar Vlaamse normen. Concertgebouw Brugge koos ervoor complementair te werken aan de andere cultuurhuizen in Vlaanderen. Het koos bijvoorbeeld voor namen van topniveau zoals Victoria Mullova en London Sinfonietta, die toen in huizen als BOZAR of deSingel minder aan bod kwamen. Door de jaren heen traden een aantal accentverschuivingen op in de programmering. Tijdens Brugge 2002 waren naast muziek ook de podiumkunsten zeer belangrijk. Vanaf 2003 verschoof het zwaartepunt vooral naar muziek. Daarnaast stond er ook dans op het programma, maar minder prominent dan in 2002. Door de aanwezigheid van een theatertoren en een orkestbak was het ook de bedoeling opera te brengen – zoals in het oorspronkelijke beleidsplan stond ingeschreven – maar budgettair bleek dit niet haalbaar. Opera kwam wel een aantal keren aan bod, maar zeer sporadisch. Nu wordt de theatertoren vaak gebruikt voor dans en muziektheater.
Optimale beleving voorop
De architectuur van de ruimte speelt een belangrijke rol in hoe het publiek de voorstellingen ervaart. De architecturale structuur van de zalen is gericht op een optimale beleving, doordat ze de focus en aandacht van het publiek volledig richt op wat er op het podium gebeurt. Hier geen pluchen zetels en grote kroonluchters die de blik afleiden van de essentie. De bouw en vormgeving zelf zorgen voor heel specifieke sferen en ervaringen bij zowel publiek als uitvoerders. Zo is in alle zalen de afstand tussen de verste stoelen en het podium beperkt. In de Concertzaal bedraagt die maximaal 30 meter. In de Kamermuziekzaal houdt de spiraalvormige rondgang de aandacht van het hele publiek optimaal op het midden van de zaal gevestigd. Deze architecturale kenmerken leiden, samen met het uitgebreide aanbod aan contextactiviteiten, tot een zeer aandachtig publiek. Muzikanten en gezelschappen die in Concertgebouw Brugge optreden, merken dit ook vaak op en waarderen dit heel sterk. Evolutie in de programmering
In de beginjaren bevond Concertgebouw Brugge zich in een heel andere positie dan grote cultuurhuizen als pakweg Concertgebouw Amsterdam, waar
89
Concertgebouw Brugge: een geschiedenis
Lieven Bertels (2001-2004) zette meteen een internationale standaard met een veelzijdig, eclectisch programma, dat onder meer veel nieuwe muziek bevatte. Daardoor kreeg het programma een hedendaags en ambitieus gezicht. Bart Demuyt legde tussen 2004 en 2007 vooral de nadruk op de historische uitvoeringspraktijk. Ook het aanbod aan dans werd belangrijker onder zijn artistiek directeurschap. Jeroen Vanacker bouwt sinds 2008 verder op het werk van zijn voorgangers. Onder zijn leiding wordt de hedendaagse focus weer meer geherwaardeerd. Hij staat voor een sterke thematische en conceptuele werking, met bijvoorbeeld festivals en themaweekends. Ook aan het contextaanbod hecht hij veel belang, onder meer door inhoudelijke research, thematische verbanden en inhoudelijke uitdieping. Een thematische werking betekent ook het publiek laten kennismaken met zaken die het niet kent, het dingen laten ervaren die het anders nooit zou meemaken. Een festival zoals Come on! Beat it!, bijvoorbeeld, exploreerde allerhande mogelijkheden – ook minder gekende – met percussie, onder meer in combinatie met oude en nieuwe muziek, met dans en wereldmuziek.
Artistiek directeurs
De opeenvolgende artistiek directeurs hebben in Concertgebouw Brugge telkens alles in optimale omstandigheden kunnen brengen. Dit was en is zeer bepalend voor de programmering. Hier is het bijvoorbeeld evengoed mogelijk Jordi Savall solo te brengen als een zeer groot werk met orkest en koor zoals het War Requiem van Benjamin Britten, in beide gevallen met een optimale beleving voor het publiek. Ook een gezelschap als het Huelgas Ensemble kan perfect in het Concertgebouw staan en hoeft niet naar een kerk te ‘vluchten’ voor een gepaste akoestiek. De optimale technische en akoestische omstandigheden bieden voor een artistiek directeur een heel comfortabel uitgangspunt om gezelschappen en artiesten uit te nodigen. Het huis en de infrastructuur mogen gezien zijn en vooral gehoord worden. Daardoor gaan uitvoerders graag op de uitnodiging van Concertgebouw Brugge in. ‘Roularta bereikt met Knack (en Knack Focus) en Trends een zeer interessante doelgroep van mensen die een bijzondere interesse hebben voor het culturele gebeuren. Daarenboven is Roularta uitgever van de provinciekrant Krant van West-Vlaanderen, die 400.000 lezers bereikt in West-Vlaanderen. Roularta is dan ook de aangewezen mediapartner voor het Concertgebouw Brugge.’
Publiekswerking en publieksbereik
Concertgebouw Brugge streeft er in zijn hele werking naar de bezoekers een kwalitatief hoogstaande totaalbeleving te bezorgen. Dit uit zich in verschillende aspecten: een hoog niveau van programmering, de ervaring tijdens de voorstellingen zelf, maar ook de algemene service. Een vriendelijk onthaal, snelle en efficiënte ticketing, ook online, duiding in de vorm van lezingen en inleidingen, een prima bereikbaarheid, centrale ligging met een ondergrondse parking vlakbij ... Die publieksgerichte aanpak werkt goed en wordt erg gewaardeerd (dit werd bevestigd in de resultaten van publieksonderzoeken uit 2007 en 2010). Concertgebouw Brugge kan zeer goede cijfers voorleggen op het gebied van participatie. Het groeide in de voorbije tien jaar uit tot een bruisend
Rik De Nolf, CEO van Roularta Media Group
Bovendien vormt de infrastructuur ook het raamwerk voor een aantrekkelijke inhoudelijke speelruimte. Als je alles in perfecte omstandigheden kunt doen, kun je ook alles combineren. En experimenteren, verdiepen en het publiek laten meegroeien met de evoluerende programmering van het huis. Concertgebouw Brugge streeft in zijn programmering steeds een hoge inhoudelijke kwaliteit na. Elke artistiek directeur heeft daarin bepaalde keuzes gemaakt.
concertgebouw brugge
90
Concertgebouw Brugge: een geschiedenis
kunstenhuis met een breed publieksbereik. Voor het artistieke programma telde het Concertgebouw in 2010 meer dan 85.000 bezoeken. Dankzij een gerichte publiekswerking en -werving kende de ticketverkoop de voorbije seizoenen een steile groei. Het Concertgebouw kent een trouw en enthousiast publiek: in 2010 bezocht 60% van het publiek het Concertgebouw vijf keer of meer per seizoen en 75% van het publiek gaf aan meer te willen participeren. Het publiek is geografisch ruim gespreid: 44% komt uit de brede regio Brugge, 30% uit de rest van de provincie West-Vlaanderen, 20% uit de rest van Vlaanderen (met een piek in Oost-Vlaanderen) en 6% uit het buitenland (met belangrijke pieken voor bepaalde festivals, zoals Bach Academie Brugge).
jaren heen groeide het vertrouwen van de partners. Ondertussen is Concertgebouw Brugge in al deze partnerschappen sterk gegroeid naar een samenwerking die uniek is voor Vlaanderen. Deze complementair gerichte aanpak vergt ook keuzes, en dat heeft in de loop der jaren een aantal verschuivingen in het culturele landschap teweeggebracht. Zo heeft Cultuurcentrum Brugge sinds de komst van Concertgebouw Brugge quasi geen klassieke muziek meer gebracht en brengt het Concertgebouw geen jazz zonder samenwerking met De Werf. Concertgebouw Brugge programmeert zelf voornamelijk klassieke muziek en hedendaagse dans; andere projecten gebeuren in samenwerking met culturele partners.
‘Vriendelijk zijn dragen wij hoog in ons vaandel. Onze bezoekers zijn de belangrijkste personen en worden in alle omstandigheden zo behandeld.’
Team
In de aanloop naar Brugge 2002 startte de vzw Concertgebouw Brugge met vijf mensen. Tien jaar later leidt algemeen directeur Katrien Van Eeckhoutte een team van om en bij de 45 voltijdse eenheden. Een vijftiental mensen werkt daarnaast op interimbasis mee, hoofdzakelijk voor het onthaal bij concerten. Daarnaast helpen ook heel wat vrijwilligers mee voor onder meer het verdelen van promotiefolders. Een deel van de werkzaamheden verloopt via outsourcing, bijvoorbeeld voor het onderhoud van het gebouw.
Moniek Corthouts, coördinator Onthaal, Concertgebouw Brugge vzw
Complementair met de culturele partners in Brugge
Als nieuwe speler wilde Concertgebouw Brugge vanaf het begin complementair zijn met de andere culturele actoren in Brugge (en Vlaanderen). Een goede inbedding in het culturele veld was al in het eerste beleidsplan als doelstelling ingeschreven. Het is nooit de bedoeling geweest publiek af te snoepen van anderen, wel elkaar wederzijds te versterken en aan te vullen. Van meet af aan werkte Concertgebouw Brugge dan ook samen met zowat alle culturele partners in Brugge, zoals het MAfestival, Cactus Muziekcentrum, Kunstencentrum De Werf, Cultuurcentrum Brugge, de Stedelijke Bibliotheek, Musea Brugge, Symfonieorkest Vlaanderen en Brugge Plus. Het duurde enige tijd voordat deze samenwerkingsverbanden een vorm vonden waarin de verschillende partners elkaar optimaal versterkten, maar door de
Open huis
In het basisbeleidsplan van Concertgebouw Brugge staat het idee van een ‘open huis’ ingeschreven. Het Concertgebouw betekent meer dan enkel een plek om naar een concert te komen en daarna naar huis te gaan. Het is ook belangrijk het gebouw te integreren in de normale publieksstroom in de stad. Stapsgewijs werd ook buiten de concerturen de publieksstroom naar het Concertgebouw opgebouwd. Aanvankelijk moest die bezoekersstroom wel actief gestimuleerd worden. Een belangrijke stap daarin was de integratie van In&Uit Brugge, het centrale info- en reserverings-
91
Concertgebouw Brugge: een geschiedenis
punt voor toerisme en cultuur, in het Concertgebouw. Dit gebeurde vanaf 2005, als pilootproject voor Vlaanderen. In&Uit Brugge integreerde de toeristische en culturele dienstverlening in een centraal en goed bereikbaar punt in de stad. De keuze viel op het gelijkvloers van de Lantaarntoren. Vroeger had het Concertgebouw zijn eigen ticketbalie op het gelijkvloers, nu zijn ook de tickets voor het Concertgebouw te koop aan de In&Uit-balies. In&Uit krijgt jaarlijks zowat 800.000 mensen over de vloer.
fé, met een tijdelijke concessie voor één jaar. In 2003 was er een koffiebar op de zevende verdieping en een op het gelijkvloers. Nu baat het Concertgebouw in eigen beheer een café uit op het gelijkvloers. Op de zesde en zevende verdieping van de Lantaarntoren zijn nu ontvangstruimtes gevestigd. MICE
Concertgebouw Brugge werd vanaf 2003 gesubsidieerd voor zijn artistieke werking, maar die subsidies waren ontoereikend voor het Concertgebouw in zijn geheel. Daarom is het nastreven van hoge eigen inkomsten altijd een belangrijke financiële beleidslijn geweest. Van meet af aan werd ervoor gekozen de infrastructuur en dienstverlening van het Concertgebouw ook ten dienste te stellen van derden die onder meer populairdere concerten, congressen en studiedagen organiseren. Deze werking wordt MICE genoemd, wat staat voor ‘Meetings, Incentives, Conferences & Events’. Voor het MICE-aanbod werd een format gecreëerd. Externe partners krijgen niet gewoonweg de sleutel van het gebouw om daar verder hun gang te gaan; Concertgebouw Brugge biedt hen een kwaliteitsvol totaalpakket aan. Bij het ter beschikking stellen aan derden gaat het om een gezamenlijke organisatie. De inhoudelijke verantwoordelijkheid ligt bij de derden, maar de externe partij doet tegen betaling ook een beroep op het technisch personeel en het onthaalpersoneel van het Concertgebouw. Op aanvraag worden ook cateringdiensten aangeboden. De externe communicatie van het MICE-gedeelte verloopt in een andere stijl en vormgeving dan die van de artistieke programmering van Concertgebouw Brugge zelf. In de publieksbrochures staan de MICEactiviteiten apart vermeld onder de hoofding ‘Ook in het Concertgebouw’. Op die manier behoudt het Concertgebouw een duidelijk communicatieprofiel voor zijn eigen programmering, terwijl de activiteiten van externen toch helder gecommuniceerd worden. Voor de promotie van zakentoerisme heeft Concertgebouw Brugge een partnership met de organisatie Meeting in Brugge en met Westtoer. Toch vinden
‘Concertgebouw Brugge is een cultuuronderneming. En een onderneming met een cultuur. Een bedrijfscultuur wel te verstaan. Een inspiratie voor anderen. Een rolmodel. Goed gedaan, Katrien en co.’ Jo Libeer, gedelegeerd bestuurder VOKA
In de ruimte van In&Uit kan het publiek ook meer in detail kennismaken met het aanbod van Concertgebouw Brugge. Zo is er een luistermodule waar mensen muziekfragmenten te horen krijgen als voorsmaakje van komende voorstellingen. Via het grote scherm op de gevel aan ’t Zand krijgt het publiek een visuele smaakmaker van de programmering in het Concertgebouw. Tijdelijke tentoonstellingen in de stad zorgen regelmatig voor een extra bezoekersstroom. Zo waren er de tijdelijke tentoonstellingen in het platform voor actuele kunst ‘Forum+’ in samenwerking met de Musea Brugge. Tijdens het stadsfestival Brugge Centraal in 2010 was het Concertgebouw een van de locaties voor de tentoonstelling Luc Tuymans: een visie op Centraal-Europa. Sinds oktober 2011 maakt de Lantaarntoren van het Concertgebouw als hedendaags icoon deel uit van het Bruggemuseum. Het publiek kan er dagelijks terecht in de Sound Factory, een interactieve ruimte voor geluidskunst. Er worden ook rondleidingen gegeven in het Concertgebouw. Op het gelijkvloers, naast de ruimte van In&Uit Brugge, is een café gevestigd. In 2002 was er op de zevende verdieping in de Lantaarntoren een terrasca-
concertgebouw brugge
92
Summary
heel wat congresorganisatoren zelf de weg naar het Concertgebouw.
Concertgebouw Brugge: a History
‘Het Concertgebouw is een bijzonder waardevolle aanvulling van de congresinfrastructuur in Brugge. Het concertprogramma verrijkt het aanbod voor wie in de stad verblijft. Voor de toerist is het zelfs een extra reden om naar Brugge te komen (bijvoorbeeld de Bach Academie).’
What had started as a dream has blossomed into a successful reality. The idea of a concert hall for Bruges gained momentum when the city applied for Cultural Capital of Europe in 2002. Belief in the Concertgebouw Brugge as well as political support for the project were found to be growing at the same time. An international architectural competition saw the design by Robbrecht and Daem take first prize. Soon after the design was praised as a bold statement of contemporary architecture in a historic city. Its excellent acoustics were also highly praised. During its first fully-operative year Brugge 2002 took care of the programming. The non-profit organization Concertgebouw Brugge has taken over the reins since 2003. Little by little the newcomer gained respect and trust. Strong partnerships with other cultural players in Bruges and Flanders as well as with orchestras and companies all over Europe were brought to fruition. Right from the start an international course was charted for the programming. Concertgebouw Brugge developed an attractive and qualitatively superior artistic line. As a consequence the public has grown continuously. An optimal experience in all its forms and aspects is the aim above all else. An active MICE management completes the takings from box-office, sponsoring and subsidies. Concertgebouw Brugge is an open house with a broad outlook onto the world and an international programming. Ten years on it has truly become a cultural beacon for Bruges and Flanders.
Jean-Marie Bogaert, schepen voor Toerisme, Brugge, voorzitter raad van bestuur Meeting in Brugge
Door de combinatie van eigen programmering en MICE-activiteiten haalt het Concertgebouw Brugge jaarlijks een zeer hoge bezettingsgraad van de zalen. In 2010 bijvoorbeeld vonden in totaal meer dan achthonderd activiteiten plaats in het Concertgebouw. De kalender voor de Concertzaal is over een heel jaar nagenoeg volledig bezet; voor de Kamermuziekzaal en de fora is er nog wat potentieel. De MICE-werking vormt een belangrijke bron van inkomsten voor Concertgebouw Brugge, naast inkomsten uit ticketing, sponsoring en subsidies. Door dit aspect van zijn werking bereikt het Concertgebouw bovendien een breed en divers publiek.
93
‘Het Concertgebouw bezorgt mij grote schuldgevoelens! Want het aanbod is er zodanig breed, vernieuwend en aantrekkelijk dat je daar wekelijks moet zijn om mee te blijven. En dat doe ik niet, tot mijn grote spijt. Het Concertgebouw heeft de stad voorgoed en altijd veranderd, maakt van een kleine provinciestad een culturele leider. Beloofd: meer voorstellingen bij te wonen!’ Brody Neuenschwander, kalligraaf en tekstkunstenaar
concertgebouw brugge
114
‘Als toenmalig Vlaams minister van Toerisme en huidig Brugs bestuurder blijf ik het belangrijk vinden dat het Concertgebouw toegankelijk blijft voor iedere Bruggeling of bezoeker. Het Concertgebouw, Brugs baken van cultuur en toerisme.’ Renaat Landuyt, volksvertegenwoordiger, gemeenteraadslid Brugge
115
‘Elke voorstelling is een onherhaalbaar moment. Het publiek houdt eraan dit eenmalige gebeuren historisch en actueel te duiden, zodat het beklijft. Contextactiviteiten dwingen tot reflectie over het belang van schoonheid en van artistieke creatie.’ Ignace Bossuyt, emeritus gewoon hoogleraar musicologie, KULeuven
concertgebouw brugge
116
getuigenissen opgetekend door Laurens De Keyzer
117
Een cadeau aan de Bruggelingen
Patrick Moenaert
Het Concertgebouw is het werk van velen. Maar de kapitein van het schip was Patrick Moenaert, de burgemeester van Brugge. ‘Het is een beetje mijn kind’, zegt hij. ‘De barensweeën waren af en toe niet mals, maar ik kreeg er al heel veel van terug. En nu wil ik dat kind groot zien worden.’ ‘Eigenlijk vind ik het Concertgebouw in de eerste plaats een cadeau aan de Bruggelingen. Het is uitgegroeid tot een landmark voor de stad. Een gebouw om fier op te zijn, omwille van de architectuur, de cultuurscheppende functie en de akoestische kwaliteit, die maakt dat de groten uit de muziekwereld er graag te gast zijn. Na elk concert dat ik er bijwoon, is er wel iemand die me komt zeggen hoe blij hij is dat dit gebouw in onze stad staat en bijvoorbeeld geen vijftig kilometer verder. Dat doet deugd. Het bewijst ook dat de Bruggeling hier klaar voor was en is. Het Concertgebouw speelt ook een belangrijke rol in de verdieping van ons toeristisch aanbod: de culturele meerwaardezoeker heeft een extra reden om kunststad Brugge aan te doen. Voor de uitbouw van het cultuurtoerisme is de aanwezigheid van het Concertgebouw een zegen. Ik mag niet naast mijn schoenen lopen, maar in alle eerlijkheid: dit gebouw heeft Brugge de 21ste eeuw binnengeloodst. In een stad vol historische culturele iconen vraagt het enig lef om op een opvallende plaats, aan een belangrijke invalsweg en pal in het centrum, in hedendaagse architectuur een gebouw van dergelijke omvang te laten optrekken. Maar wat ben ik blij dat we hebben doorgezet! Ook met zowel de zakelijke als de artistieke leiding mag ik me bijzonder gelukkig prijzen. Een heel sterke equipe.
De sterktes van het gebouw zelf? Voor mij zijn dat de perspectieven, vooral merkbaar in het Atrium – het geheel van de inkomhal en de foyers. De naar buiten uitstekende vensteropeningen blijven een krachtig kenmerk, dat ik sindsdien al vaker heb zien opduiken in nieuwe architectuurprojecten. En het gebruik van beton in ruwe staat geeft het gebouw nog extra kracht. Of onze koning dat ook zo heeft ervaren, betwijfel ik, want bij de opening vroeg hij me in welke kleur we de muren zouden gaan verven. Niet dus, Sire! Van de programmering sta ik eigenlijk altijd aangenaam perplex. Niet te verbeteren, al mag er voor mij af en toe wel een scheut pop en rock bij. Mijn kippenvelmoment bij uitstek was het openingsconcert: Anima Eterna met Die Schöpfung van Haydn. Dat was zo mooi: het Concertgebouw was net “geschapen”, het Cultuurjaar Brugge 2002 was geboren. Uiteraard hebben ook andere concerten en voorstellingen me nadien nog geraakt. Maar die avond viel die ontroering samen met het momentum van de opening. Onvergetelijk. Polyfonie, Bach, Handel, Purcell, Jordi Savall, Laurie Anderson – ik ga zo vaak als mogelijk en telkens weer geniet ik met volle teugen. En eigenlijk ben ik dan telkens ook weer trots, een gevoel dat je vleugels geeft en aanzet tot meer.’
119
we krijgen zoveel goeds terug
Paul Robbrecht Robbrecht en Daem architecten
Voor het bekroonde ontwerp van het Concertgebouw tekende het team van Robbrecht en Daem architecten. ‘Of er een verband is, weet ik niet,’ zegt Paul Robbrecht, ‘maar terwijl ik de ontwerptekeningen maakte, heb ik heel vaak naar Beethovens Pastorale geluisterd.’ ‘Maar weet je wat het meest eigenaardige toen was? De uiterst heldere vraagstelling van de wedstrijd. We zagen echt nog maar zelden een wedstrijdprogramma dat zo’n stevig houvast bood en toch nog ruimte voor interpretatie. De tweede verrassing was de onwaarschijnlijke snelheid waarmee het project gerealiseerd moest worden. Een dankbaar gevolg was dat we direct vanuit de frisheid van de schetsen op de eigenlijke architectuur uitkwamen. We wilden in elk geval geen pluchen gebouw maken. Beton dus, om akoestiek én stilte te creëren. Stevig, massief en zwaar. We hebben er geen probleem mee om dat zichtbaar te houden, dat hoeft niet gecamoufleerd te worden. Ten aanzien van dat gewicht geleiden we de wandelaar via een fluïdum van kleurgebruik in de architectonische ruimten. En de gebakken kleur aan de buitenkant hebben we wetenschappelijk laten analyseren, waarna we dan opnieuw de analyse van de complementaire kleur in de zaal hebben gebruikt. Muziek, geometrie en kleur, dat mengt zich altijd ergens in mijn geest. Kleur en muziek kunnen me in hun variaties en modulaties als het ware in contact brengen met het oneindige. En je zou me ’s morgens moeten bezig zien, en horen, in mijn woning hier naast onze bureaus. Dan gebeurt het dat ik plots ophoud met tekenen en keihard een cd laat spelen, als in een soort shock. Dan moet ik rechtstaan, rondlopen, de prikkels laten inwerken – en vervolgens ga ik weer in stilte aan tafel. Zulke momenten leiden mijn geest op de een of andere manier naar een nulpunt. En vanaf nul ga ik dan weer aan de slag.
In muziek ben ik gulzig. Bach, natuurlijk. Bartók, Monteverdi, veel polyfonie ook, op allerlei manieren. En nog oudere complexe muziek. Mijn favoriete stuk? De Catalogue d’oiseaux van Olivier Messiaen. Adembenemend. Maar hoe ik me als architect voel als ik zoiets in het Concertgebouw beleef, dat is aartsmoeilijk onder woorden te brengen. Het is vooral heerlijk om je daar op zulke intense momenten te kunnen onderdompelen in anonimiteit, om die gemeenschappelijkheid te mogen aanvoelen en beleven – en dan te beseffen dat jij daar als architect de huls rond gemaakt hebt, dat is prachtig. Dat je dat mede mogelijk hebt gemaakt, dat geeft het gebouw je als het ware fysiek terug. En dan te horen dat het goed klinkt, in een van het moeilijkste soorten gebouwen om te maken, dat ontroert me zeer. Het is fantastisch dat we daarmee bezig mogen zijn. Het is fantastisch dat we zoveel goeds terugkrijgen.’
121
een kwaliteitslabel voor muziek en dans
Katrien Van Eeckhoutte en Jeroen Vanacker
Algemeen directeur Katrien Van Eeckhoutte en artistiek directeur Jeroen Vanacker kijken niet alleen dankbaar terug. ‘We kijken ook enthousiast vooruit. Om ons programma nu zo bekend te maken als het gebouw, om uit te groeien tot een kwaliteitslabel waarop je blindelings kunt vertrouwen.’ ‘Tien jaar geleden kregen we het Concertgebouw als een ruwe diamant. Een diamant die we mochten slijpen om voor zo veel mogelijk mensen te laten schitteren. Daar werken we nu verder aan, om voor de kunstenaars ideale omstandigheden te creëren en tegelijk voor het publiek een excellente toonplek, een ontmoetingsplaats waar mensen tot rust kunnen komen en van schoonheid genieten. Al één op drie concertgangers komt een uur op voorhand om meer informatie op te steken over het programma. Mooi. Maar alles kan beter. Ook de kunsteducatie voor jongeren en kinderen willen we uitbreiden. Artiesten meer stimuleren om ook het café te bezoeken en hun publiek informeel beter te leren kennen. Meer lezingen, meer open repetities. We willen, kortom, verder de brug slaan tussen publiek en artiest, het contact verdiepen, ze samen verenigen rond een idee. We werken trouwens al behoorlijk thematisch. Daarin willen we echt het verschil maken. Zodat mensen breder en dieper geïnformeerd worden dan in het gewone concertcircuit en de kans krijgen om hun eigen grenzen te verleggen. De gemiddelde leeftijd van onze bezoekers is 57 jaar. De uitdaging ligt voor de hand. We moeten alle waardevolle ideeën en beschikbare middelen
aangrijpen om meer jongeren warm te maken voor de vele facetten van onze diamant. Uit ons publieksonderzoek leiden we bovendien af dat de interesse voor ons programma best ook geografisch verbreed mag worden en dus sterker internationaal gepromoot. Wat we gaan aanpakken in samenwerking met specialisten ter zake, met toerismediensten, met internationaal georiënteerde bedrijven, met buitenlandse concertorganisatoren. Die internationalisering zal ook onze Vlaamse artiesten ten goede komen. We nemen ze mee in het kielzog van onze buitenlandse contacten. Bovendien ligt het in de bedoeling om ons publiek, naast de juweeltjes die hier nu al voor het grijpen liggen, ook met zeldzaam prestigieuze projecten te verwennen, van de mondiale klasse en uitstraling van pakweg het Concertgebouworkest of de Berliner Philharmoniker. En dat is, opnieuw, een mes dat aan twee kanten snijdt. Want dan houden ze daar aan de andere kant ook een plaats warm voor onze eigen artiesten en topensembles. Voor de goede orde: we vergeten Brugge niet. Integendeel. Wel willen we ons in deze stad in de toekomst nog meer als hedendaags podium profileren. Aan onze droom hangt natuurlijk een prijskaartje vast. We vroegen een verhoogde subsidie aan, maar we bouwen ook sterk aan nieuwe pistes om de eigen middelen te vergroten. Op die twee pijlers kan de droom werkelijkheid worden. En daar hebben we vertrouwen in.’
123
met brugge in ons vaandel
Jos van Immerseel
Anima Eterna is Anima Eterna Brugge geworden. Zakelijk verankerd in de gerenoveerde Ezelpoort, muzikaal residerend in het Concertgebouw. ‘We zijn geen zigeuners meer,’ zegt Jos van Immerseel, ‘we kunnen nu werken aan een inbedding in de stad.’ ‘We zijn een beetje getrouwd met het Concertgebouw. In 2002 speelden we het openingsconcert en sinds 2003 zijn we hier in residence, met een nieuw contract nu tot 2016. De voordelen zijn legio. Nieuwe projecten repeteren we in de grote zaal. Heel belangrijk voor de kwaliteit van het repeteren, omdat we op die vaste basis bijzonder geconcentreerd kunnen werken. Bovendien repeteren we in dezelfde zaal waar we jaarlijks gemiddeld drie programma’s aan het publiek mogen presenteren, ideaal dus. We namen er ook ongeveer al onze cd’s op. Als toetje bij de maaltijd mogen we ook de andere locaties in het huis gebruiken, zoals dat in een goed huwelijk past. En als toppunt van efficiëntie bood burgemeester Moenaert ons voor onze zakelijke organisatie de volledig gerenoveerde Ezelpoort in concessie aan, een van de vier overgebleven stadspoorten van Brugge. Een absoluut schitterende locatie voor ons administratief team. Meer dan ooit kunnen we nu dus werken aan onze inbedding in de stad. We gaan samenwerken met scholen, met buurtcomités, met mensen die het Concertgebouw niet of nauwelijks kennen. Vanuit sociaaleducatief oogpunt ligt hier een enorm potentieel voor ons open. Het is, kortom, een win-winsituatie voor alle partijen. Voor het Concertgebouw, voor ons en voor de stad, ook al omdat we zo’n driekwart van onze concerten in het buitenland spelen, met Brugge nu expliciet in ons vaandel.
Over het gebouw niets dan lof, wat mij betreft. Het geniet een perfecte zichtbaarheid, aan de rand van de stad, maar zeer goed geïntegreerd in het stadsbeeld. Het verstoort de harmonie van Brugge niet, de bereikbaarheid is prima, er is een goede parking voorhanden en je zit vlak bij het station. En binnen? Binnen ben ik vooral opgetogen over de akoestiek. De klank wordt heel goed getransporteerd, met vooral gunstig effect op de balkons. Naargelang van het programma kun je de akoestiek via gordijnen en panelen manipuleren, de akoestische kamer groter of kleiner maken. Bovendien is de toneeltoren een heel levendige ruimte, die nagalm toevoegt. Er heerst hier ook, dat is dan een ander belangrijk aspect, een warme én efficiënte communicatie. Alles is bespreekbaar. En als je het goed besproken hebt, is alles wat de organisatie ten goede komt, uitvoerbaar. Een nadeel is het beperkte budget, dat is waar. Maar ze weten er knap mee om te springen, met een prima werking ook ten aanzien van actuele muziek. We zijn nog niet tevreden over de zaalbezetting, maar daar werken we samen aan. Een volle zaal, dat moet het streefdoel zijn.’
125
Eenheid tussen publiek en performers
Anne Teresa De Keersmaeker
In juni 2011 ontving Anne Teresa De Keersmaeker op het American Dance Festival de prestigieuze Lifetime Achievement Award. Terug thuis vroegen we haar waarvoor ze haar ouders het meest dankbaar is. ‘Voor mijn leven’, zei ze. Zoals ze geen beweging verkwist, zo verspilt ze geen woorden. ‘Naar aanleiding van onze jongste creaties in Avignon schreef Le Monde dat ik graag werk in des conditions naturelles. Sommigen schijnen daaruit af te leiden dat ik een andere mentaliteit aanhoud bij het werken in een meer artificiële context, een concertzaal bijvoorbeeld. Dat is niet zo. Conditions naturelles, werken in natuurlijke omstandigheden, betekent werken met wat er is en zoveel mogelijk het overbodige weglaten. In het Cloître des Célestins of de Cour d’honneur in Avignon betekent dat de bestaande architectuur en het daglicht, het ondergaan van de zon en het vallen van de nacht bij En Atendant, het opkomende daglicht en de eerste zonnestralen bij Cesena. In het geval van een theater betekent het de theaterruimte zoals ze is, leeg, en met een minimum aan technologische middelen en een belichting die zo efficiënt mogelijk en weinig geraffineerd is, bijvoorbeeld werk- en daglicht. We proberen binnen niet te doen alsof we buiten zijn en we proberen buiten niet te doen alsof we binnen zijn. Geen decor, geen dansvloer, geen uitgekiende lichtregie, maar wel de meest eenvoudige vertaling van het proces van licht naar donker en van donker naar licht. Noem het een esthetisch ecologische filosofie met zo weinig mogelijk inpakpapier.
Ik werk hierbij sterk op de natuurlijke relatie tussen dans en muziek, dat is zo. Maar of ik en andere choreografen nu twee soorten publiek hebben verenigd, een muziekpubliek en een publiek dat zich vooral focust op dans, daar houd ik me niet mee bezig. Ik heb nooit iets gehad met de opdeling in verschillende soorten of genres publiek. Wel bestaat er voor mij goede en slechte muziek, en die opdeling is niet tijdgebonden. Ik probeer door een voorstelling altijd de mensen uit te nodigen gewaar te worden wat ik mooi vind aan muziek, om het even of het nu oude of hedendaagse muziek is. Dat doe ik heel graag in het Concertgebouw van Brugge. Het Concertgebouw is een uitzonderlijk architecturaal statement. Er zijn weinig plekken in Vlaanderen en België, zelfs in Europa, waar je op zo’n scène kan spelen en waar je zo’n eenheid krijgt tussen publiek en performers. Ik koester daar zeker enkele sterke momenten. Zo vond ik dat Rain met Ictus live erg mooi stond in het Concertgebouw. Maar ik moet toegeven dat ook andere producties zich in al hun verscheidenheid wonderwel inpasten in de ruimte, zowel de kleine als de grotere, zowel de oude als de nieuwere voorstellingen. De rode draad door mijn eigen werk? In drie woorden: minder is meer. En wat het ouder worden doet in het creatieproces? Dat ik bedachtzamer word.'
127
grenzen verleggen
Hugo Vandamme
Sinds 2007 is ingenieur, topmanager en baron Hugo Vandamme voorzitter van de vzw Concertgebouw Brugge. ‘Ik heb geen talent voor eender welke kunst. Maar in de rode draad van mijn leven voel ik me verwant, want inventief en creatief. Meteen ook de leuze op mijn wapenschild.’ ‘We zijn op de goede weg. In die voorbije tien jaar is het Concertgebouw uitgegroeid tot de belangrijkste organisator van klassieke concerten in Vlaanderen. Die groei moeten we doorzetten. Zodat iedere Bruggeling, iedere West-Vlaming, iedere Vlaming hier met trots het allerbeste kan komen genieten en daarvoor niet meer naar Brussel of het buitenland moet. Omgekeerd moeten we meer buitenlandse fijnproevers naar ons huis leiden, naar onze concerten en dansprogramma’s. Het Concertgebouw moet eenzelfde uitstraling krijgen als Salzburg of Musikverein Wien. Dat kan. Te meer omdat we geholpen worden door een schitterend gebouw, een van de duizend en één gebouwen in de wereld die je gezien moet hebben. We hebben fantastische troeven in de hand. Het gebouw, absoluut. Maar ook de combinatie van een sterk gevarieerde programmering, mét duiding voor het publiek, en anderzijds unieke festivals. Niet te vergeten ook dat het kruim van onze Belgische artiesten hier aan bod komt. Grenzen verleggen, dat is de boodschap. Ons budget verruimen om meer topartiesten uit de hele wereld aan te trekken. Vandaag bestaat de helft van ons budget al uit eigen inkomsten. Dat is goed. Maar ook dat moet groeien, zodat we niet alleen op de overheid moeten rekenen.
Mede door het Concertgebouw is mijn persoonlijk artistiek-muzikaal gezichtsveld aanzienlijk verbreed. Soms is het de componist die me met verstomming slaat. Stravinsky, Shostakovich, Mahler, Bartók, Ravel, voor veel anderen ook heb ik een ongelooflijke bewondering gekregen, al snap ik in de verste verte niet hoe ze het voor mekaar krijgen, hoe zulke meesterwerken ontstaan. Maar mijn bewondering ontkiemt natuurlijk in het werk van de uitvoerders. Hoe sterker en authentieker de interpretatie, hoe meer de muziek zichzelf blijft en hoe dieper ze in de luisteraar kan doordringen. Het kan een solist zijn die me tot ultieme gids dient, maar evengoed een orkest. Maar ik ga geen namen noemen, ik zou er te veel vergeten. Of laat ik me beperken tot die ene memorabele uitvoering, begin 2011, van de Bolero van Ravel door Brussels Philharmonic onder leiding van Giancarlo Guerrero. Ongelooflijk meeslepend, en zowel door jong als oud zeer geapprecieerd. Of ik daar dan een verhaal achter zoek? Neen, nooit, ik probeer nooit een verhaal achter de muziek te zoeken. Ik bereid me ook niet voor op een concert, een concert is geen vergadering. Ik dompel me onder in de muziek en ik geniet, zuiver gebaseerd op luisterbereidheid en buikgevoel. En als het tegenvalt, begin ik te werken. Dan begin ik in mijn hoofd problemen op te lossen.’
129
perfect op maat
Iván Fischer
Bach, Mozart, Wagner, Bruckner, Mahler, Pärt, Bartók – met het door hem gestichte Budapest Festival Orchestra tekende de Hongaarse dirigent Iván Fischer voor enkele gedenkwaardige momenten in het prille bestaan van het Concertgebouw. En niet alleen de dirigent komt er graag terug. ‘Ook onze orkestmusici reageren altijd weer verheugd als ze horen dat we nog eens een keer naar Brugge gaan. Natuurlijk ook om Brugge zelf. Ik vind dat werkelijk een van de mooiste kleinere steden van Europa, een echt juweel. Ik houd van de huizen, de kerken, de kleine winkeltjes, de hele atmosfeer van de stad. Onder ons gezegd, thuis eten we altijd op een prachtig tafelkleed dat we in Brugge hebben gekocht, dat verhoogt de appetijt. En er is niet alleen de stad. Ook aan het Vlaamse publiek zou ik, indien ik u was, niets veranderen. Ik houd van de Vlamingen zoals ze zijn. Het orkest voelt zich hier altijd heel welgekomen. De mensen zijn er dankbaar en tonen je dat ook. Heel aangenaam. En last but not least is er het Concertgebouw zelf. De moderne zaal, met haar verstelbare elementen, klinkt buitengewoon goed. Ook ten aanzien van de uitvoerders is de zaal heel vriendelijk en welwillend. De musici horen elkaar bijzonder helder, de zaal is werkelijk perfect op maat, niet te groot, niet te klein. Alle elementen in acht genomen kun je spreken van een zeer verbeeldingrijke akoestische oplossing, met prima resultaten. En dat zegt dus niet alleen de dirigent. Ook de musici reageren opgetogen.
We spelen vaak in concertzalen van uitzonderlijke kwaliteit – maar naar Brugge keren we allemaal graag terug. Toch vergelijk ik niet graag met andere zalen. Om de simpele reden dat ze niet vergelijkbaar zijn. Laat ik het zo stellen: het Concertgebouw van Brugge functioneert goed voor alle soorten muziek. Ik bewaar er even goede herinneringen aan Bach op historische instrumenten als aan een symfonie van Mahler. Maar vraag me niet om te vergelijken met andere concertzalen. Elke zaal heeft haar eigen specifieke kwaliteiten en individuele problemen. Het belangrijkste bij de realisatie is dat de basisregels gerespecteerd worden. Om te beginnen moet er een optimaal samenspel zijn tussen de architect en de geluidsdeskundigen. De architect moet alles volgen wat de geluidsexpert bepaalt, waar nodig aanpassingen doorvoeren. Ten tweede mogen de maatverhoudingen van de zaal niet gedetermineerd worden door financiële maar altijd door akoestische overwegingen. Ten derde moet je het podium flexibel houden. Het gebruik van vaste podiumelementen is een vergissing. De posities van de musici worden gedicteerd door de muziek en de akoestiek, niet door het podium. In Brugge heeft men met dat alles rekening gehouden. Ik vind dat een geweldige prestatie, zowel vanwege de opdrachtgever als van de geluidsdeskundigen en het architectenbureau. Ik zei het al, we komen graag terug.’
131
Een zaal op de juiste schaal
Gerard Mortier
Gerard Mortier, artistiek directeur van Teatro Real in Madrid, was voorzitter van de jury die het ontwerp van het architectenbureau Robbrecht en Daem bekroonde. Onder meer ‘door de verregaande akoestische garanties die hun project bood’. ‘Ik had er eerst enkele bedenkingen over. Niet over de architectuur, wel over de akoestiek. Maar na de nodige ingrepen kan ik zonder meer stellen dat het Concertgebouw op akoestisch niveau de beste orkestzaal van België is. Minstens zo goed als bijvoorbeeld De Doelen in Rotterdam. Ik vind het in het algemeen een zeer geslaagd concept, zij het wellicht te weinig naar de toekomst gericht. De zaal blijkt niet ideaal toereikend voor de grote werken van de tweede helft van de 20ste eeuw, ze is daar qua inrichting minder geschikt voor. Jammer? Ja en neen. Het is een zaal op de juiste schaal, perfect voor een kleine stad als Brugge. Het Muziekforum dat we voor Gent droomden, had een schitterende aanvulling kunnen zijn van het Brugse project. Maar wat gaan ze nu bouwen in Gent, nu straks alle bibliotheken digitaal gaan? Precies, een bibliotheek… Waarom het in Brugge kon gebeuren en niet in Gent? Omdat burgemeester Moenaert het wilde. Punt uit. Hij zette er zijn schouders onder en de wagen ging aan het rollen. De toenmalige burgemeester van Gent, Frank Beke, die ik overigens bijzonder waardeer, is te vriendelijk gebleven. Hij had met de vuist op tafel moeten slaan. Als je iets wilt en de zaak is deugdelijk onderbouwd, dan gebeurt het. Soit. De belangrijkste uitdaging voor Brugge lijkt me nu vooral ervoor te
ijveren de budgetten omhoog te krikken. Anders bestaat het gevaar dat men zich noodgedwongen zal moeten toespitsen op te zeer in tijd en genres gelimiteerde producties, met barokmuziek op kop. Dat zou buitengewoon jammer zijn. Ik herinner me vooral twee momenten in het Concertgebouw: het Danel Kwartet met strijkkwartetten van Helmut Lachenmann en de London Philharmonia met Christoph von Dohnányi in muziek van Harrison Birtwistle. Het is duidelijk dat Brugge ook hier een blijvende opdracht heeft: mensen naar de muziek van hun eigen tijd leren luisteren. Leren luisteren, ze hierin begeleiden. Muziek is weg uit het onderwijs, mensen spelen thuis geen muziek meer, dus moet je ze elders inleiden in de muziek. Het probleem ligt niet bij de actuele muziek zelf, wel bij het gebrek aan informatie. Vooral dat leidt tot gebrek aan voeling. Niet alleen muziek laten horen dus, maar ze ook duiden. Zoals ik in Madrid doe. Zoals ik altijd heb gedaan. Voor Saint-François d’Assise van Olivier Messiaen heb ik zestienduizend mensen gemobiliseerd en begeleid, een echte doorbraak. Zo heb ik er mijn eerste jaar dan toch met een overwinning afgerond. En ons seizoen 2011-2012 zit vol klassiekers uit de 20ste eeuw. Blijven vernieuwen en je publiek begeleiden. Ze mogen daar in Brugge gerust hun motto van maken.’
133
De muziek waarin ik leef
Arne Deforce
De even indrukwekkende als consequent uitgebouwde carrière van cellist Arne Deforce staat samengevat op www.arnedeforce.be. Ook zijn bijzondere band met Brugge: als docent aan het Conservatorium daar, en van 2002 tot 2004 als artist in residence aan het Concertgebouw. ‘Zeker voor herhaling vatbaar.’ ‘Ik vind het Concertgebouw een schitterende plek. Uniek omwille van zijn architectuur, programmering en akoestiek. Een inspirerende plek die aanzet tot het ontwikkelen van creativiteit, onderzoek en vernieuwing. Voor mij persoonlijk is het een werkplek waar ik uitdagende programma’s met de nieuwste muziek van de 20ste en 21ste eeuw heb kunnen ontwikkelen en voorstellen aan het publiek. Wat ik bijzonder apprecieer, is de artistieke langetermijnvisie waarmee het Concertgebouw met zijn artiesten zijn parcours uitbouwt. Musici-kunstenaars kunnen daardoor groeien en ontwikkelen, originele programma’s en interpretaties voorstellen en een vaste band uitbouwen met het publiek. Zelf heb ik er de uitzonderlijke kans gekregen enkele nieuwe composities te mogen creëren en over de jaren heen nu ook al vier cd-opnames met de verzamelde werken voor cello solo van Jonathan Harvey, Giacinto Scelsi, Morton Feldman en Iannis Xenakis. Het opmerkelijke aan die opnames is de klankkwaliteit van de grote concertzaal. Het is een zaal die me tijdens het spelen sterk inspireert en die een genot installeert in het centrum van de klank zelf. Het spelen zelf wordt op de opname haast fysiek waarneembaar.
Ook mijn jaren als artist in residence hebben me heel veel opgeleverd. Vooral de artistieke ondersteuning van mijn werk op hoog professioneel niveau, de aanzet naar cd-opnames, de uitstraling naar het buitenland. Ik heb er kunnen meewerken aan de uitbouw van een publiek voor hedendaagse muziek, hard gesteund door een groeiende club van vrienden en fans van de nieuwe muziek. Waar Bach in mijn werk gebleven is? Bach is thuisgebleven. Om te beginnen kunnen we ons afvragen waarom we nog maar eens een opname van zijn magistrale cellosuites moeten maken als er intussen meer dan 730 versies op de markt zijn. Ook live is het tegenwoordig in om bruggen te slaan tussen hedendaagse muziek en Bach, maar dat zie ik niet als mijn taak. Ik heb fantastische collega’s die Bachs suites als specialisme onwaarschijnlijk goed vertolken. Het is een keuze, maar ook een manier van leven. Ik leef in de werken die ik speel. Die leefwereld staat mentaal zo ver af van die van Bach dat als ik Bach zou willen spelen, ik een deel van mijn leven zou moeten veranderen. Als je de cellosuites van Bach wilt spelen, dan is de cruciale vraag: wat is je meerwaarde? Als die er niet is, vind ik het voor mezelf overbodig ze ook in de concertzaal uit te voeren. Ik speel ze liever thuis. En in de concertzaal speel ik muziek van mijn tijd. De muziek waarin ik leef.’
135
Soms je droefheid, soms je geluk
Charlotte en Céline Virgils
‘Onze oma zong zo ongeveer tot ze stierf. Ze leed aan een lichte vorm van muziekverslaving, zeg maar. Net als wij.’ En ook aan het Concertgebouw zijn ze prettig verslaafd: Charlotte en Céline Virgils. ‘Al sinds het begin zijn we trouwe bezoekers. Zeker om het aanbod, verreweg het beste in de ruime omgeving. Maar ook om het sociale gebeuren, alles erop en eraan, dat hoort er allemaal bij. En dan te weten dat ieder de muziek op geheel eigen wijze in zichzelf ontvangt, dat is toch prachtig? Je kunt er nauwelijks over spreken. Muziek kan je niet in woorden vangen. Het is een taal die door je lichaam gaat, soms je hart raakt, soms je droefheid, soms je geluk. Het fascinerende is dat muziek tegelijk iets persoonlijks in jezelf ontlokt en toch universeel is. Ik (Céline) speel klavecimbel en piano. En ik (Charlotte) speel dwarsfluit, piano en cello. En samen? Allebei gestudeerd aan het conservatorium in Brugge, allebei met prijzen gelauwerd, waaronder een eerste prijs piano. We zingen ook geregeld samen en soms treden we samen op, op een of andere feestelijke gebeurtenis. We zijn vaak samen bezig met muziek, we gaan bijna altijd samen naar concerten – en wat mooi is: achteraf hebben we bijna altijd dezelfde commentaar. Acht jaar geleden mocht ik (Céline) na het behalen van de hogere graad met ons schoolorkest in het Concertgebouw de eerste beweging spelen van het pianoconcerto van Schumann. Fantastisch moment, nog een reden om dat huis in de armen te sluiten. Het is een heel toegankelijk gebouw. Ook het programmaaanbod is erg toegankelijk, breed gespreid. Andere
pluspunten: de machtige Concertzaal, de prima akoestiek, het gebruik van teksten achter op de stoelen, het vloeiende en open concept van de Kamermuziekzaal, en natuurlijk de architectuur. Je kunt er niet naast kijken en toch overweldigt het gebouw je niet. Je groeit als het ware mee met het gebouw. Alleen binnen komen de muren wat te koel over. Een beetje meer warmte zou deugd doen, met kleur of met kunst. Of krijgen we nu woorden met de architect? Het liefst gaan we luisteren naar oude muziek, met barok op kop. Dan volgen pianorecitals. Dan symfonisch werk, vaak met schitterende orkesten op de affiche. Ook op laureatenconcerten van de Elisabethwedstrijd zijn we van de partij. Een selectieve keuze dus, daarom nemen we alleen voor aparte thema’s een abonnement. En blij dat we jong zijn, want dat levert zomaar eventjes vijftig procent korting op. De grootste momenten? Onvergetelijk en aangrijpend, net na de dood van onze opa: de Mariavespers van Monteverdi, door het Collegium Vocale Gent. Memorabel: de piano van Severin von Eckardstein en Abdel Rahman el Bacha. Niet te missen: alle concerten van Jordi Savall. Geweldig: de Swingle Singers, vooral door het samenspel van hun virtuoze aanpak met de ambiance van de zaal. En heerlijk: als ze ons vragen om de blaadjes om te slaan …’
137
een monsterfile
Jean en Lieven Cloetens
Van passie gesproken: vader en zoon Cloetens, Jean en Lieven, gaan samen jaarlijks circa 150 keer muzikaal op stap. ‘In principe volgen we alles wat het Concertgebouw biedt,’ zegt Jean, ‘incluis de dansvoorstellingen. Mijn vrouw gaat vooral mee naar concerten van hedendaagse muziek.’ ‘Eigenlijk willen we zoveel mogelijk ontdekken en leren. Alle periodes interesseren ons, van het jaar 1000 tot vandaag. Zeggen wat onze voorkeur geniet, is onmogelijk. Goede muziek moet ons niet alleen kunnen ontroeren, maar ook verstandelijk aanspreken. Enkele componisten kriskras door elkaar: Bach natuurlijk, Monteverdi, Xenakis, Liszt, Wagner, Dufay, Buxtehude, Goeyvaerts, Mozart, Bartók, Schumann, Stockhausen, de zonen Bach, een monsterfile dus. Uiteraard valt er het meest te ontdekken in hedendaagse muziek. En wat dat betreft, worden we in het Concertgebouw bijzonder verwend. De formule waarin een componist enkele dagen uitgebreid aan bod komt, is een schot in de roos! Zo hebben we al Lachenmann gehad, Scelsi, Rzewski, Cage, Feldman, Stockhausen en Saariaho. We weten dat veel mensen afhaken bij hedendaagse muziek, maar langzaam maar zeker bouwt het Concertgebouw hiervoor een eigen publiek op, een publiek dat almaar groter wordt. De opkomst voor een werk als Stimmung van Stockhausen was zelfs, relatief gesproken, indrukwekkend. En heb ik niet gehoord dat Lachenmann zo opgetogen was over het Brugse publiek?
Eigenlijk willen we niets of niemand missen. Ook de dansvoorstellingen niet, die programmering is trouwens altijd top. Ja, je kunt zo langzamerhand wel zeggen dat we daar tot het meubilair behoren. Ons enthousiasme heeft overigens ook te maken met de ambiance van het hele team daar. Ook van het zaalpersoneel, een warmere ontvangst krijg je nergens. De organisatie staat heel erg open voor reacties van het publiek. Echte kameraden zijn het. Als we een productie super vinden, zwaaien we uitbundig met het wierookvat tot ze er rood van worden. En als we een productie duidelijk minder vinden, wat maar heel zelden gebeurt, dan vuren we onze pijlen af tot ze er groen van worden. Wat we schitterend vinden aan het gebouw, is dat het de aandacht niet afleidt. Er overvalt je geen speciale emotie als je het gebouw binnentreedt. Inkom, vestiaire en Atrium zijn bewust heel neutraal gehouden. Alle aandacht focust op de kern van de zaak: de muziek, de dans, de uitvoerders. Prachtig, toch? In de Kamermuziekzaal heb je zelfs direct contact, op sommige plaatsen oogcontact, met de uitvoerders. Dat vind ik altijd weer een onvergetelijke ervaring, bijna alsof je samen musiceert. In die zaal zitten we graag iets hoger, je hebt dan een mooi overzicht, als in een arena. Maar in de grote zaal behouden we onze vaste zitjes bij de goedkoopste plaatsen. Het komt gewoon goed uit dat de akoestiek in de zaal overal excellent is.’
139
Dankwoord
Het team van Concertgebouw Brugge
Na tien jaar Concertgebouw Brugge kan ik met recht zeggen dat wij trots zijn op ‘ons’ Concertgebouw. Wij zijn allen die ons dit ‘instituut’ geschonken hebben heel dankbaar: de Vlaamse overheid, de provincie West-Vlaanderen en in het bijzonder de stad Brugge, burgemeester Moenaert, alle schepenen van de voorbije tien jaar en de leden van de algemene vergadering en de raad van bestuur. Verder is het ook passend mijn appreciatie te uiten voor alle medewerkers van de voorbije tien jaar. Zowel het artistieke team, de onthaalploeg, alle onderhouds-, technische en administratieve diensten, communicatiemedewerkers, het team dat activiteiten van derden host en de diverse organisatoren en sponsors. Tot slot een hartelijk woord van dank aan het huidige team en aan Katrien Van Eeckhoutte, die de voorbije tien jaar de leiding van ‘ons’ Concertgebouw op zich nam.
Wim Bossu, Lieve Braet, Anthony Carney, David Carney, Jens Compernolle, Tim Coppens, Moniek Corthouts, Ann Cosyn, Yves De Bruyckere, Peter De Bruyne, Filip De Clerck, Lotte De Coene, Rik De Jonghe, Jan De Moor, Sylvie De Muer, Mattias Debrabandere, Nicole Desoete, Isabelle D’Hooghe, Albert Edelman, Stephanie Fruy, Deborah Ghys, Stefaan Gruyaert, Chanda Gurung, Jan Habibullah, Katrien Jacobus, Geerolf Jacques, Willem Monballieu, Wim Neels, Francis Op de Beeck, Christa Pitteljon, Gaetan Plovie, Diederik Raeman, Samme Raeymaekers, Pam Robensyn, Dhala Tenzin, Fernand Terriere, Lise Thomas, Evelyne Uleyn, Davina Van Belle, Marie-Paule Van De Moortel, Katrien Van Eeckhoutte, Sophie Van Severen, Jeroen Vanacker, Wim Vanbinst, Bert Vanlaere, Ingrid Verschuere, Frédéric Vukojević Raad van bestuur
Hugo Vandamme, voorzitter van de raad van bestuur van Concertgebouw Brugge vzw
Hugo Vandamme (voorzitter), Joachim Coens (ondervoorzitter), Patrick Moenaert (erevoorzitter), Ignace Bossuyt, Paul Breyne, Cathy Brouckaert, Johan Coens, Hilde Daem, Piet Jaspaert, Renaat Landuyt, Dominique Savelkoul, Steven Slos, Eric Van Hove, Erna Vienne, Stad Brugge (vert. Arnold Bruynooghe & Yves Roose), Provincie WestVlaanderen (vert. Dirk De fauw & Veerle Declercq), vzw Meeting in Brugge (vert. Jean-Marie Bogaert), Peter Hinoul & Joannes Van Heddegem (waarnemers voor de Vlaamse Gemeenschap) Algemene vergadering
Leden en waarnemers van de raad van bestuur en Geert Anthierens, Raf Chanterie, Hilde Decleer, Michel D’Hooghe, Jan Hautekiet, Agnes LannooVan Wanseele, Jo Libeer, Bob Vanhaverbeke
concertgebouw brugge
142
Concertgebouw Brugge dankt
stichtende leden en subsidiënten
structurele sponsors
mediapartners
bereikbaarheid Het Concertgebouw is gelegen in het centrum van Brugge, vlak bij het station en de bushalte. Er is ruime parkeermogelijkheid in de parking onder het Concertgebouw.
Ga na de voorstelling met de Avondlijn naar huis.
Interparking 't Zand: 1300 plaatsen 'eerste rang'
Dit kunstboek werd gerealiseerd met de steun van:
Rombouts, Kwarto
143
colofon
www.lannoo.com www.concertgebouw.be Surf naar de website voor meer informatie over Concertgebouw Brugge en schrijf u in op de nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van de laatste nieuwtjes. Concertgebouw Brugge 't Zand 34 8000 Brugge, Belgium Tekst: Laurens De Keyzer, Lieve Dierckx, Tom Eelen, Iwan Strauven, Geert Van der Speeten, Katrien Van Eeckhoutte, Marianne Van Kerkhoven, Jeroen Vanacker, Annelies Vantyghem, Peter Verhelst, Mia Verstraete Engelse vertaling: Joseph Pearce Fotografie: Filip Dujardin (p. 6-95, p. 140-141), David Samyn (p. 97-138) Grafisch ontwerp: Studio Jurgen Maelfeyt Coördinatie Concertgebouw: Lotte De Coene, Bert Vanlaere Eindredactie: Mia Verstraete Uitgever: Bram De Vos © Uitgeverij Lannoo nv, Tielt, 2012 D/2012/45/157 – NUR 450 ISBN 978 90 209 9881 8
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
concertgebouw brugge
144
El Concertgebouw de Brujas es un edificio de gran belleza arquitectónica, con una sala magnífica, – de texturas sombrias que favorecen la concentración en el momento musical – y con una acústica excelente, que produce un sonido natural, brillante y profundo a la vez.
ISBN 9789020998818
Jordi Savall & Montserrat Figueras
9
789020 998818