Nota - Het gebrek aan standplaatsen voor woonwagenbewoners in Brussel Koen Geurts Dienst Roma & Woonwagenbewoners Regionaal Integratiecentrum Foyer Brussel 21 juni 2012
1. Welke groepen woonwagenbewoners zijn er in Brussel? 1.1 Standvastige groepen op residentiële woonwagenterreinen In Brussel verblijven Manoesjen, Roms en Voyageurs op residentiële woonwagenterreinen. Behalve de voyageurs heb ben al deze groepen hun wortels in het Noorden van Indië. Vanaf de 13de eeuw werden deze nomadische groepen voor het eerst gesignaleerd in Oost-Europa en in Brussel in 1420. De huidige Manoesj-families stammen af van deze eerste migratiegolf. Al zijn er doorheen de jaren steeds meer families in huizen gaan wonen, toch leven er velen nog steeds in een mobiele woonst (caravans). Hoewel er groepen zijn die voortdurend rondtrekken, toch leven meer Manoesj-families alleen of met meerdere gezinnen op een residentieel terrein en ondernemen ze enkel nog sporadische reizen in het kader van familie, religie of werk. Een volgende migratiegolf richting West-Europa kwam eraan na de opheffing van de slavernij in Moldavië en Walachije in 1856. De afstammelingen van deze groepen ‘Vlach’-Zigeuners noemen zich momenteel “Rom”. Sommigen hebben doorheen de jaren gemengde huwelijken aangegaan met leden van Manoesj-families. Al zijn er steeds meer van deze families die in huizen gaan wonen, toch leven de meeste onder hen verder in een mobiele woonst. Over het algemeen zijn het de Rom die het meest effectief rondtrekken. Toch moet ook hier het rondtrekkend karakter genuanceerd worden. Tussen het sedentair op een woonwagenterrein verblijven en voortdurend rondtrekken bestaan verschillende gradaties. Aan de ene kant vinden we steeds meer families die ervoor kiezen om het ganse jaar of tenminste een groot deel van het jaar op een terrein te blijven. Zo’n residentieel terrein biedt meer stabiliteit en zekerheid aan bejaarde mensen en jonge gezinnen met kinderen die schoolplichtig zijn. Het trekseizoen valt vooral samen met de zomermaanden. Aan de andere kant is er een aantal families die een groot deel van het jaar rondtrekken, hetzij uit vrije wil, hetzij omdat ze niet aan een terrein geraken waarop ze langer zouden kunnen blijven staan. Er bestaat bij deze Rom een duidelijke tendens naar meer standvastigheid, dus naar meer nood aan residentiële terreinen in plaats van doortrekkersterreinen.
In Brussel zijn er ook nog meer dan 7000 Oost-Europese Roma. Ze kwamen vanaf de jaren ’60 in het kader van arbeidsmigratie, maar vooral vanaf de jaren ’90 na de val van het Communisme. Deze groepen zijn meestal reeds lang gesedentariseerd en leven vooral in huizen en appartementen in grote steden. Ze zijn vooral op zoek naar werk en een wettig verblijf in het gastland en hebben geen behoefte aan een rondtrekkende levensstijl of woonwagenterreinen. Er zijn weinig banden tussen deze groepen en woonwagenbewoners. Voyageurs zijn autochtone Belgen die afstammen van trekkende handelaars en ambachtslui. Ze wonen nog steeds in woonwagens, alhoewel velen onder hen in huizen zijn gaan wonen. Er zijn daarnaast heel wat terreinen met foorreizigers in Brussel (Neder-overHeembeek enz.). Het zijn Belgen die zoals circusmensen en binnenschippers een ambulant beroep uitoefenen en daardoor in een mobiele woning leven. Zij vormen een volledig apart circuit, hebben hun eigen terreinen en maken geen gebruik van doortrekkersterreinen. Ze behoren echter niet tot de doelgroep van de integratiesector en maken daarom geen deel uit van deze nota.
1.2 Rondtrekkende groepen op doortrekkersterreinen De Belgische Rom- en Manoesj- en voyageurs-families die voortdurend of sporadisch rondtrekken maken gedurende het ganse jaar gebruik van de beschikbare doortrekkersterreinen en pleisterplaatsen in Vlaanderen, Brussel en Wallonië. Bovendien zijn er heel wat buitenlandse doortrekkers (ook Rom, Manoesj en voyageurs) die terzelfdertijd een plaatsje zoeken op het beschikbare aanbod van doortrekkersterreinen. Ze verblijven hier enige tijd in het kader van familiale, religieuze of professionele bezigheden. Een groep die de laatste jaren steeds meer uit Engeland naar België en ook Brussel komt afgezakt, zijn de ‘Irish travellers’. Het gaat hier om de Engelse voyageurs die de Belgische markt ontdekt hebben en daardoor de concurrentie op het beperkte aanbod van standplaatsen nogmaals stevig hebben aangescherpt.
2. Woonwagenterreinen in Brussel 2.1 Residentiële woonwagenterreinen In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn er 8 gekende residentiële woonwagenterreinen met voornamelijk Rom-families, maar ook enkele met Manoesjen en Voyageurs. De terreinen bevinden zich in Anderlecht (4), Haren (3), Molenbeek (1). Het zijn allemaal privéterreinen waarvan de bewoners eigenaar zijn, met uitzondering van het terreintje in Molenbeek, dat van de gemeente is, en een terrein in Anderlecht met Fluxys als eigenaar. Ook in sommige andere gemeenten in
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Schaarbeek, Laken en Brussel) vinden we hier en daar nog individuele terreintjes verdoken tussen en achter huizen. Ook zijn er meerdere terreinen van foorreizigers, vooral in Haren en Neder-overHeembeek. In deze laatste gemeente is er bovendien een groot terrein met 33 caravans en chalets, voornamelijk bezet door foorreizigers en particulieren die geen middelen hebben om een appartement te betalen. Zoals gezegd maken deze echter geen onderwerp uit van onze bespreking. 2.1.1 Precaire juridische situatie bestaande standplaatsen Een specifiek Brussels probleem is de precaire situatie van de meeste woonwagenterreinen. Door de moeilijkheid om de nodige bouwvergunningen voor hun woonwagens te bekomen en de hoge kostprijs van de beperkt beschikbare gronden staan de bewoners er meestal illegaal. De gemeenten gedogen deze illegale woonwagenterreinen op hun grondgebied omdat de bewoners er meestal al sinds vele jaren verblijven en omdat ze (in tegenstelling met wat vaak beweerd wordt) niet voor overlast zorgen. Het leidt echter tot heel wat onzekerheid bij de bewoners omdat een uitdrijving steeds mogelijk blijft. 2.1.2 Structureel tekort aan standplaatsen Zoals reeds vermeld bestaat er bij de woonwagenbewoners een tendens naar meer standvastigheid, dus meer nood aan residentiële terreinen. Daar waar rondtrekkers vroeger meer openheid ondervonden bij gemeentes om te onderhandelen over tijdelijke standplaatsen, heerst er momenteel vooral onzekerheid. Velen zijn de voortdurende verdrijvingen beu waaraan ze worden blootgesteld wanneer ze rondtrekken. Bovendien moet er rekening gehouden worden met de sterke bevolkingsaangroei onder woonwagenbewoners. Generaties volgen elkaar snel op (men trouwt vaak vóór 18 jaar) en van jonge koppels wordt verwacht dat ze na het huwelijk in een aparte caravan intrekken. Aangezien de maximale capaciteit van de enkele woonwagenterreinen al lang bereikt is, hebben deze nieuwe gezinnen bij het huidige gebrek aan standplaatsen niet veel keuze: ofwel beginnen ze rond te trekken, ofwel worden ze toch nog toegelaten op de overbevolkte terreinen, ofwel vestigen ze zich (meestal met tegenzin) in een appartement. Tevens stelt er zich vooral bij families met bejaarde mensen en/of schoolgaande kinderen een grote behoefte aan meer residentiële en legale standplaatsen. De nood doet zich tevens vooral gevoelen tijdens de wintermaanden. Woonwagenbewoners verkiezen tevens om op een residentieel terrein te wonen in plaats van in te trekken in een appartement. Op een woonwagenterrein kunnen ze hun familiale levenswijze (in uitgebreid familieverband) beleven en hebben bestaat de vrijheid om erop uit te trekken wanneer nodig.
Daarnaast zijn er de laatste jaren vele Brusselse woonwagenbewoners (al dan niet gedwongen wegens gebrek aan een terrein) in een huis gaan wonen. Velen onder hen aarden hier moeilijk en verlangen ernaar om terug in een caravan te gaan wonen, moesten er meer standplaatsen beschikbaar zijn. Aantal woonwagenbewoners in het BHG Het is onmogelijk om een exact cijfer te plakken op het totale aantal woonwagenbewoners1 in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ten eerste hebben sommige gezinnen zoals gezegd een semi-nomadische levenswijze. Er bestaat dus een voortdurend verloop van het aantal gezinnen op de terreinen. Sommige van deze families die in woonwagens wonen ‘verhuizen’ (vaak tijdelijk) naar een ander deel van de familie woonachtig op een terrein in een andere gemeente, anderen nemen dan weer hun plaats in. Ten tweede wonen er velen anoniem in huizen. Zo wonen er in de Marollen bijvoorbeeld talrijke Voyageurs en Manoesjen in de buurt van het Vossenplein. Maar ook een aantal Rom-gezinnen vinden we terug in huizen. Zoals reeds aangegeven zou een aantal van deze families liever in een woonwagen willen wonen, moesten er meer standplaatsen beschikbaar zijn. In het verleden werden reeds meerdere tellingen gedaan van het aantal woonwagenbewoners op de residentiële terreinen in het BHG. In juni 2012 werd een nieuwe telling gedaan. Deze wees uit dat er op dat moment zich een 55-tal gekende gezinnen1 bevinden op woonwagenterreinen in Anderlecht, Haren en Molenbeek. Het betrof: • • •
38 Rom-families 10 Manoesj-families 7 Voyageur-families
Er verblijven daarnaast nog een onbekend aantal gezinnen op kleine lapjes grond verspreid over Brussel. Deze worden geschat op een 10-tal gezinnen. Bovendien circuleren er rond Brussel steevast een aantal gekende Romfamiliegroepen die van oudsher banden hebben met Brussel, wiens familie hier woont, die hier geboren zijn en/of hier gewoond hebben maar die momenteel niet meer over een terrein beschikken in het BHG. In juni 2012 telden de Rom zelf ongeveer een 50-tal dergelijke gezinnen. Verder werden een 15-tal gezinnen van woonwagenbewoners geteld die (al dan niet tijdelijk) in huizen wonen, maar liever in een caravan zouden willen wonen.
1
Foorreizigers maken geen deel uit van de beoogde doelgroepen en worden hier dus niet in rekening gebracht.
Zodoende brengt dit het totaal aantal gekende gezinnen dat momenteel verblijft op een woonwagenterrein of er zou willen verblijven, op 120 gezinnen, doortrekkers niet meegerekend. Tekort aan legale standplaatsen In 2012 zijn er bijgevolg 120 gezinnen die een standplaats willen op een residentieel woonwagenterrein (1 standplaats/gezin). Slechts 46 % (55 gezinnen) heeft het geluk een standplaats te hebben. 54 % van de woonwagenbewoners die een link hebben met Brussel en er zouden willen wonen, heeft geen standplaats. Van de 55 bestaande standplaatsen zijn er slechts 11 gedekt door een bouwvergunning, dit is 20 %. De andere 80 % wordt dus enkel gedoogd. Toekomstige aangroei van families Omwille van vroege huwelijken en jonge ouderschappen volgen de generaties van woonwagenbewoners elkaar snel op. Volgens de berekening van het Kruispunt voor Migratie-Integratie2 was de aangroei van Rom-gezinnen in woonwagens 79 %3 tussen 2000 en 2010. Nochtans is het aantal standplaatsen op officiële of private woonwagenterreinen in het BHG de laatste 15 jaar niet meer gestegen. De aangroei van de woonwagenbevolking wordt dus geenszins opgevangen. Hierdoor groeit de groep van woonwagenbewoners die rond Brussel circuleert op zoek naar standplaatsen aan een snel tempo aan. Ook hiermee dient rekening gehouden te worden bij het uitwerken van een standplaatsenbeleid. Indien de huidige standplaatsen behouden blijven en er geen nieuwe bijkomen, zullen er in en rond het BHG met een eenzelfde aangroei tegen 2020 177 gezinnen in woonwagens leven. De families die nu in huizen leven, maar liever in een woonwagen zouden zitten, zullen aangegroeid zijn tot 23. Dat maakt dat er in 2020 200 gezinnen van woonwagenbewoners in en rond Brussel zullen vertoeven voor slechts 55 beschikbare standplaatsen. Met andere woorden zullen zonder actieve creatie van bijkomende terreinen slechts iets meer dan 1 op 4 woonwagenbewoners een standplaats hebben in Regio Brussel in 2020. 2 .1.3 Gebrekkige ruimte en infrastructuur Door de overbevolking op de verschillende woonwagenterreinen is de maximum capaciteit overal overschreden. De richtnorm4 per standplaats is een oppervlakte van 240 à 300 m² en zeker niet minder dan 150 m². De afstand tussen de woonwagenwagens zou ideaal gezien 4 meter moeten bedragen. Een
2
Uit het voorontwerp van omgevingsanalyse strategisch plan, Kruispunt Migratie-Integratie, aug 2011 22% voor Manoesjen en Voyageurs 4 ‘Wonen op wielen’, Vlaams Minderhedencentrum, 2010 3
standplaatsbreedte van 13 meter is aanbevolen. De meeste standplaatsen in het BHG zitten ver onder deze minimumgrenzen. De situatie van juridische onzekerheid van hun terrein zorgt ervoor dat mensen niet gemakkelijk investeren in duurzame en aangepaste infrastructuur. Sanitaire voorzieningen zijn vaak rudimentair en voldoen niet aan de moderne eisen van comfort voor een dergelijk aantal bewoners. Nochtans zijn de meeste woonwagenbewoners bereid om hier meer in te investeren indien er meer juridische zekerheid zou zijn.
2.2 Doortrekkersterreinen Voor de honderden doortrekkers die het ganse jaar, met een piek in de zomer, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aandoen, is het doortrekkersterrein in Haren de enige plaats waar men een legale standplaats kan vinden. Voor het eerst aangelegd in 2005 op initiatief van de Stad Brussel, sloot het terrein haar deuren in 2007, om na een grondige heraanleg opnieuw open te gaan in oktober 2011. Het biedt plaats aan maximum 25 caravans gedurende maximum 3 weken. Op heel wat momenten tijdens het jaar is de vraag echter groter dan het aanbod. Ook komt het vaak voor dat, al is op bepaalde momenten de maximale capaciteit van het terrein niet volledig bereikt, groepen die standplaatsen zoeken, zich niet bij de reeds aanwezige groepen willen voegen. Zo hebben Belgische Rom-zigeuners het bijvoorbeeld bijzonder moeilijk om samen met Engelse Travellers een terrein te delen. De enige legale uitwijkmogelijkheid in de buurt van Brussel is het doortrekkersterrein van de Provincie Vlaams-Brabant in Huizingen, maar ook daar is op piekmomenten de maximale bezettingsgraad bereikt. Andere plaatsen in Brussel die voordien als pleisterplaatsen fungeerden (zoals veld tegenover militair hospitaal of hoek Vuurkruisenlaan/Oorlogskruisenlaan in N-o-H) zijn ingenomen door sociale woonblokken of beplantingen.
3. Oorzaken van het tekort aan standplaatsen 3.1 Ontbreken van specifieke ruimtelijke richtlijnen Een structurele oorzaak hiervoor is dat de ruimtelijke richtlijnen voor verkavelingen en bouwpercelen gericht zijn op het klassieke bouwpatroon. Deze richtlijnen zijn niet aangepast aan woonwagens en de noden van hun bewoners.. A priori lijkt de stedenbouwkundige wetgeving geen onoverbrugbare obstakels te voorzien voor de aanleg van woonwagenterreinen. Hiervoor zouden gebieden die volgens het Gewestelijk Bestemmingsplan (GBP) zijn ingekleurd als woongebieden, gebieden met gemengd karakter of gebieden voor voorzieningen van collectief
belang, in aanmerking kunnen komen. Toch is er noch in het Gewestelijk Bestemmingsplan, noch in het Gewestelijke Ontwikkelingsplan iets terug te vinden over het vrijwaren van specifieke ruimte voor woonwagenbewoners. In realiteit voelen gemeenten zich niet geroepen om uit eigen initiatief een dergelijke terrein aan te leggen. Bovendien beschikken de gemeenten over een grote manoeuvreerruimte om de stedenbouwkundige regels toe te passen. Ze kunnen het GBP preciseren door bijkomende beperkingen op te leggen. Maar ze beslissen ook over het toekennen van bouwvergunningen op basis van een combinatie van criteria. Bijgevolg is het een feit dat bij de aanvraag voor bouwvergunningen die nodig zijn voor het plaatsen van een caravans met een woonfunctie, gemeenten dit systematisch weigeren. Wonen in een woonwagen wordt gezien als een afwijking op het klassiek bouwpatroon en in contradictie met ‘de goede plaatselijke aanleg’, een vaag en subjectief principe. Momenteel beschikt het allergrootste deel van de Brusselse woonwagenbewoners dan ook niet (meer) over de nodige vergunningen en worden ze enkel gedoogd.. Daarenboven hebben de geleverde stedenbouwkundige vergunningen voor de installatie van caravans in de Brusselse wetgeving een beperkte geldigheidsduur5. Daarbij komt ook dat in Brussel dat de gebieden waarbinnen de woonwagenterreinen gelegen zijn in de komende jaren stedenbouwkundig verder ingevuld worden. Er valt te verwachten dat bij de voortschrijdende urbanisatie de meeste terreinen zullen verdwijnen.
3.2 NIMBY Bij de inplanting van een woonwagenterrein botst de overheid op weerstand. Omwonenden verzetten zich. Buurtcomités protesteren. Het NIMBY-syndroom (Not in my backyard) duikt telkens weer op. De negatieve persberichtgeving over woonwagenbewoners voedt die onrust. Voor lokale beleidsmakers is het niet evident om een beslissing te nemen.
3.3 Gebrek aan expliciet standplaatsenbeleid In het BHG is er, op de Stad Brussel zelf na, geen enkele gemeente die een expliciet standplaatsenbeleid voert of beschikt over een stedenbouwkundig concept waarbinnen de terreinen passen. Op niveau van het BHG bestaat er geen officiële woonwagencommissie die zich met het standplaatsenbeleid bezighoudt.
4. Aanzet tot legaal kader voor standplaatsen in Brussel 5
Ordonnantie van 29/8/1991 van het BHG met betrekking tot de stedenbouw, Titel III, Hoofdstuk I, Afdeling 1. in artikel 84§1,10° en het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 26/11/1992 betreffende de stedenbouwkundige vergunningen van beperkte duur, artikel 2, 3°
Toch vallen er enkele positieve aanzetten te melden. Ten eerste werd op 20/2/2004 door het Brussels Parlement een resolutie tot bestemming van verschillende terreinen tot doortrekkersterreinen voor woonwagenbewoners aangenomen. Ondanks het meer vrijblijvende karakter dat een resolutie draagt (het eerdere voorstel tot ordonnantie werd niet goedgekeurd) zijn de overwegingen die tot de resolutie leidden interessant (zie annex). Er wordt hier o.a. bij verwezen naar het recht op behoorlijke huisvesting in Art. 23 van de Grondwet. Behalve met de aanleg van het doortrekkersterrein in Haren door de Stad Brussel, is er door de verschillende gemeenten tot nog toe echter nog geen concreet gevolg gegeven aan de resolutie. En op 1/3/2012 werd een ordonnantie aangenomen tot wijziging van de Brussels huisvestingscode met het oog op de erkenning van de woning van woonwagenbewoners. Hierin werd het recht op behoorlijke huisvesting ook van toepassing verklaard op mobiele woningen. Tevens werd een aanpassing voorzien van de kwaliteitsvoorwaarden aan de specifieke vormvereisten van mobiele woningen. Door deze erkenning van de woonwagen als volwaardige woonvorm is nu ook in Brussel de basis gelegd om het gebrek aan en de juridische onzekerheid van woonwagenterreinen aan te pakken.
5. Aanbevelingen Nu wonen in een wagen erkend is via de Brusselse Huisvestingscode, zal er concreet werk gemaakt moeten worden van behoorlijke huisvesting en woonzekerheid voor woonwagenbewoners. Dit betekent: • voldoende legale residentiële standplaatsen voor de huidige woonwagenbevolking • voldoende doortrekkersterreinen voor rondtrekkenden • een standplaatsenbeleid dat anticipeert op de toekomstige behoefte en vraag naar standplaatsen
5.1 Aanbevelingen standplaatsenbeleid residentiële terreinen Op niveau van het BHG
De plaats van woonwagenterreinen dient geformaliseerd te worden via de ruimtelijke structuurplannen, en opgenomen te worden in zowel het Duurzame Gewestelijk Ontwikkelingsplan als in bindende bepalingen van het Gewestelijke Bestemmingsplan.
De stedenbouwkundige richtlijnen inzake de vergunning voor het plaatsen van een woonwagen op private of openbare woonwagenterreinen moeten verduidelijkt en versoepeld worden (o.a. met betrekking tot de beperkte geldigheidsduur van de vergunning en de verplichting tot herstel in
oorspronkelijke toestand). Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door een omzendbrief die deze richtlijnen vastlegt.
Om werk te kunnen maken van een werkelijk standplaatsenbeleid moet op gewestelijk niveau de oprichting nagestreefd worden van een officiële woonwagencommissie voor het BHG die de coördinatie op zich neemt, zowel met betrekking tot doortrekkersterreinen als residentiële terreinen.
Op niveau van gemeentes In gemeentes waar zich reeds residentiële woonwagenterreinen bevinden, is een regularisatie of een herlocatie van deze terreinen noodzakelijk.
Onderzocht dient te worden in hoeverre de huidige standplaatsen behouden (en gerenoveerd) of geherloceerd kunnen worden (zie verder) i.f.v. de toekomstige gemeentelijke ontwikkelingen en de toekomstige bestemming door de eigenaar.
Aangezien er in de gemeente Anderlecht 4 woonwagenterreinen zich in een precaire situatie bevinden, moet het standplaatsenbeleid in deze gemeente prioritair worden aangewakkerd. Hierbij dient onderzocht te worden in hoeverre het terrein gelegen in Anderlecht achter de woningen in de driehoek Klaverstraat / Lenniksebaan / spoorweg in aanmerking kan komen voor een herlocatie van onzekere Anderlechtse terreinen.
I.f.v. goed nabuurschap, goed beheer en goed samenleven is het aangewezen niet te voorzien in één groot woonwagenterrein, dan wel in meerdere kleine terreinen zodat gezinnen zich familiaal kunnen groeperen.
5.2 Aanbevelingen standplaatsenbeleid doortrekkersterreinen Op niveau van het BHG
Op initiatief van de stad Brussel en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dient de opvang van doortrekkers gestimuleerd te worden bij de besturen van andere gemeenten waar regelmatig doortrekkers stationeren en dit met het oog op het creëren van een tweede doortrekkersterrein voor een 25-tal gezinnen in het BHG.
De Brusselse Regering kan het initiatief nemen om met een ministeriële omzendbrief gemeenten aan te sporen om in piekperiodes met gebrek aan voldoende standplaatsen voor doortrekkers, bepaalde terreinen ad hoc te laten fungeren als tijdelijke pleisterplaats, met duidelijke afspraken tussen woonwagenbewoners en lokale overheid
Deze nota werd gerealiseerd door de Dienst Roma en Woonwagenbewoners van het Regionaal Integratiecentrum Foyer in Brussel. Deze dienst werkt sinds 2003 met de woonwagenbewoners en Roma uit de Regio Brussel. Meer over onze activiteiten zie www.foyer.be Contactpersoon : Koen Geurts Adres : Mommaertsstraat 22, 1080 Brussel Tel.: 02/411.87.32 Email:
[email protected] Ook het Minderhedenforum ijvert mede voor een duurzaam woonwagenbeleid in Brussel en tracht hierbij de woonwagenbewoners zelf te betrekken in de contacten met het beleid. Contactpersoon : Kim Janssens Adres : Vooruitgangsstraat 323/4, 1030 Brussel Tel.: 02/204.07.89 Email:
[email protected]