9.]
[128.
218
Verslag van den staat der h o o g e - , middelbare en lagere scholen over 1 8 7 5 — 1 8 7 6 .
|128.
<).]
BIJLAGE Cr.
VEBSLAU DEB COMMISSIE, in 1875 Mast nut iet af nemen MM ewame* tau hen, die «eten, ta* be-
kirwiiiihcid verlangden voor middelbaar onderwijl in tris- e/i natuurkundige wetenschappen, landboutckimde, leekene,\, boetseren en gymnastiek.
Aan Zijne ExceUentU den lieer Minister van Binne,dandsche Zaken. De Commissie, krachtens art. 09 der wet van 2 Mei 1863 (Stiintshliul n°. 50). door Uwe Excellentie, bij beschikking van den 28sten September 1875, litt. K , afdeeling V , benoemd tot het examineren van h e n , die acten van b e kwaambeid verlangden voor middelbaar onderwijs in de wis- en natuurkundige wetenschappen , de landbouwkunde, het leekenen en boetseren en de gymnastiek, heeft de eer Uwe Excellentie het verslag harer werkzaamheden aan te I lieden. De Commissie bestond uit do hoeren : dr. M. SALVBBDA , inspecteur van liet middelbaar onderwijs, als lid en voorzitter; dr. G. F . W .
F. sche dr. lijke
BAEIIR
en
J . VAN DEM BKRO , hoogleeraren aan de Polyteehnischool te Delft; .1. 1). VAN DBB W A A L S , leeraar aan de gemeentehoogere burgerschool te 'sOravenhage;
J. Vi'ifsr.rvs, leeraar aan de Rijks- hoogere b u r g e r school te Groningen; I). GHOTHE, hoogleeraar aan de Polvtechnische school te Delft; dr. C. A. J , A. O D K M A N S , hoogleeraar aan het Athenaeum te Amsterdam; dr. F . VAN CAI.KER, leeraar aan de gemeentelijke hoogerc burgerschool te Arnhem; J. E. ('ORNKI.ISSEN, directeur der afdeeling voor de waarnemingen ter zee aan het Koninklijk Xedcrlandsch m e t e o rologiseh instituut te Utrecht; J. P u . KOELMAN, directeur der Akademie van Beeldende Kunsten te 'sOravenhage; E. QuOBL, hoogleeraar aan de Polytechnische school te Delft; F. STRACKÉ , hoogleeraar aan de Rijks Akademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam; dr. W . KOSTEB, hoogleeraar aan de hoogeschool te Utrecht, en C. FOQTBLOO, leeraar aan de Rijks- hoogere burgerschool te Alkmaar. Er hadden zich aangemeld 80 candidaten, te zamen aanvragende 8fi acten. De namen, voornamen en woonplaatsen der candidaten, alsmede den uitslag van hun e x a m e n , — van de toegelaten candidaten bovendien de geboorteplaatBen en de vroeger door hen verkregen acten — vindt Uwe Excellentie in de bij dit verslag gevoegde specifieke lijst. De aard der verlangde acten, het aantal candidaten voor elke daarvan en de uitslag der examens zijn, met de namen der examinatoren, in de volgende tabel vernield.
(lETAL DEK CANDIDATEN'
Ui
A C T E.
1 K1.
(Lagere wiskunde)
Kil.
(Beginselen der theoretische en toegepaste mechanica , der kennis van werktuigen en der
. . . .
Ki%'. (Beginselen der delfstof", aard-, plant- en d i e r k u n d e ) . . . .
Kiv. (Hoogere mechanica).
(1)
.
.
.
14
1 Jg II
t -- 8
1 13
Examinatoren.
1 9
4(1)
dr. VAN DER W A A L S ,
VXBBXUTS.
prof. BA EHR, prof. GROTHE. is)
1
1
1
0
3
3
2
1
dr. VAN CAI.KER, prof. OLDEMANS, dr. SAI.VERDA.
17
17
10
7
prof. BAEIIR , prof. VAN DEN BERG.
1
1
1
0
prof. BAEIIR, prof. VAN DEN BEUG.
Eén dezer bekwam slechts de acte voor /«««onderwijs..
|,]
[128.
219
Verslag van den staat der hooge-, middelbare en lagere scholen over 1 8 7 5 — 1 8 7 6 .
2
1
18(1)
17(1)
i
%-i
a
i
M
t ~^ * ga • -
ï
5,
S
N O O O
die werden toegelaten.
die aan het examen hebben deelgenomen.
A 0 T E.
die zicdi hebben aangemeld.
(1ETAI, DEIt CANDIDATEN
Examinatoren.
0
1
COBNBLIMSN.
9(1)
8
prof. GrUGBL, KOELMAN, prof. STRIO* KI::, prof. KOSTER, dr. VAN DER W A A L S , VERSLIK S.
Totaal (1) (2) (3)
.
.
9
8
3
5
prof. GhjOBL, dr. VAN DBB W A A L S , VlBSLUYS.
5
5
3
o
prof. STHACKÉ, prof. QoOBX.
10 (2)
10(2)
86
82
5
11 (2)
43
39 (3;
prof. Kosih'i!, FOÜTELOO.
Onder dezen ééne dame. Onder dezen drie dames. Dat ifl 47 V2 percent van de geëxammeerden.
De verdeeling der candidaten in groepen, de duur der examens voor de verschillende acten , en de wijze, waarop de candidaten werden geëxamineerd , waren in hoofdzaak dezelfde als ten vorigen j a » . W a t de verkregen resultaten betreft, zij kunnen niet anders dan gering worden genoemd. Wanneer teekenen en gymnastiek worden buiten rekening gelaten, daalt het cijfer der toegelaten candidaten tot SöVj percent. Bij een examen, waaraan zich a a n gtaande — en voor een deel zelfs reeds gevestigde — leeraren onderwerpen, moesten cijfers als dit tot de onmogelijkheden belmoren. Ernstig meent de Commissie zich te mogen beklagen over de ligtvaardigheid, waarmede ook ditmaal candidaten zich hebben aangemeld, zonder zich zelfs de moeite te hebben gegeven de eischen van het programma behoorlijk na te gaan. Om slechts één enkel voorbeeld te noemen , welken indruk moet het maken lat een candidaat zich aanmeldt tot het examen in de beginselen der mechanica , der kennis van werktuigen en der technologie, en bij het onderzoek blijkt zelfs niet de cenVOudigste noties te bezitten van het stoomwerktuig! Het zijn juist deze candidaten, die, door— gelijk het al te euphemistisch pleegt te worden genoemd — » zich gedurende het onderzoek terug te t r e k k e n " , den geregelden g a n g der examens bij iedere gelegenheid verstoren. Dat bij een eerste examen de candidaat faalt, is in smamige gevallen voorzeker verschoonbaar. Blaar oetreurenswaardlg is het, dat voor vakken als hoogere wiskunde , hoogere mechanica, het getal der afwijzingen dat der toelatingen overtreft; en onvergeeflijk m a g het worden genoemd, dat candidaten op een examen tot het verkrijgen van bevoegdheid voor middelbaar ONDERWIJS ten derde,/. male durven verschijnen, zonder zelfs aan de matigste eischen te kunnen voldoen. Ook dit is voor eene der hoogere acten voorgekomen! De Commissie heeft gemeend ook ditmaal zich te moeten onthouden van eene gedetailleerde opsomming der tekort* koiningen van de candidaten. Zij waren dezelfde, waarover in vroegere verslagen reeds bij herhaling is geklaagd. Toch kan ook zij niet nalaten , nogmaals met den meest mogelijken nadruk er op aan te dringen, dat toch zij, die zich tot het afleggen van een examen willen gaan voorbereiden , beginnen met naauwkeurig kennis te nemen van de eischen, waaraan zij zullen hebben te voldoen, en —
indien het slechts eenigzins mogelijk is — zich bij hunne studie bevoegde leiding verschaffen. Ontbreken de middelen of di' gelegenheid daartoe, dan trachte men zich ten minste vooraf van bevoegde zijde den weg te doen wijzen. Vragen daarnaar zijn door de inspecteurs van iiet middelbaar onderwijs, en niet minder door vele leden van deze en van vroegere cominissien , steeds met welwillendheid ontvangen en beantwoord. Vooral make men zich toch los van het wanbegrip, dat het aanleeren van den inhoud van een enkel leerboek voldoende zou zijn om dien ruimen blik op de zaak te verschaffen, welke in den leeraar onmisbaar m et worden geacht. Hoewel tot de voldoening der Commissie de examens in het teekenen aanmerkelijk betere resultaten dan in vorige jaren hebben opgeleverd, heef) ! ; ' ' ook nu wederom de aandacht getrokken, dat vele candidaten, ook die overigens blijken gaven van vlijtige studie, omtrent de theorie van het ornament wel het noodige hadden gelezen, maar dat bet hun had ontbroken aan de gelegenheid het noodige te zien. liet ware allezins wenselielijk, dat die gelegenheid nok '.oor h e n , wier omstandigheden niet toelaten dat zij aan eene Akademie v;in Beeldende Kunsten of dergelijke
instelling van onderwijs gaan studeren. op eenige wijze kon worden verschaft.
In bet aesthetisch gedeelte van het vak — al zijn in het examen-program aesthetiek en kunstgeschiedenis niet met name genoemd , juist met het oog op de ontwikkeling, die van middelbaar onderwijs het doel is van zoo groots beteekenis — was de groote meerderheid der candidaten op verre na niet genoeg doorgedrongen. Zij misten t r o u wens de gelegenheid zich in de genoemde vakken voldoende te bekwamen. Ook uit dit oogpunt kan de ('om missie niet nalaten de bijzondere aandacht van Uwe Excelleiitie te vestigen op de oprigting eener normaalschool voor teekenonderwijzers, waarop ook reeds van andere bevoegde zijde vóór eenigen tijd is gewezen. Eene algemeens klagt was er ook ditmaal in de C'ommissie over de veelal geheele verwaarloozing van hetgeen in programma Q — Koninklijk besluit dd. 2 Februarij 1804 (Staatsblad 11°. 8) — van allen wordt gevorderd, die eene der acten van bekwaamheid voor schoolonderwijs volgens de prograinmata A tot L verlangen. Aan vragen over • geschiedenis van leerwijzen" kon niet worden gedacht. Zelfs aan » duidelijke begrippen van klassikaal onderwijs"
[ltS.
9.]
Verslag van den staat der hooge-, middelbare en lagere scholen over 1 8 7 5 — 1 8 7 8 . ontbrak bet vaak geheel. De Commissie betreurt liet, dat zich eenigermate de meening schijnt te hebben lngedrong e n , als zou
de Commissie,
BALVKHOA, Voortitter, J. 1). v. n. WAALS, Secretarie.
VERSLAG DER COMMISSIE, in 1875 belast met hei afnemen van examen van hen, die acten vanbekwaamheid verlangden voor middelbaar onderwijl 'm Nederlandsche taal- en letterkunde, vreemde luien en lm re letterkunde, geschiedenis, aardrijkskunde, staats- en handeüwetei schappen en schoonschrijt ,/.
A'hi Zijid' Excellentie den heer Minister tan Binnenlandiche Zaken. De Commissie, benoemd liij Uwer Excellentie's besckikk i n g van den 28sten September 1875, litt. K., ode afd., heen de eer !)ij dezen verslag te doen van hare werkzaamheden. Het kwam den voorzitter noodig voor eene voorbereidende vergadering der leden te houden, ten einde van gedachten te wisselen, zoowel aangaande de regeling der examens zelve, als tot onderlinge bespreking van de daarbij naar aanleiding van de p r o g r a m m a s te stellen eischen; de omstandigheid, dat er onder do leden verscheidene waren, aan wie thans voor liet eerst de eer eener benoeming tot het lidmaatschap was te beurt gevallen, en Benige in het verslag harer voorgangster gestelde, doch nog niec opgeloste Ewestien maakten zoodanige bijeenkomst thans meer dan anders noodig. Zij had plaats den oden Oetober. Behalve eene gedacutenwisseling over de bij deverschillende examens te stellen eisehen, waarvan de uitslag nader zal blijken, wanneer aangaande de examens in ieder vak afzonderlijk liet een en ander zal worden medegedeeld, werd deze bijeenkomst in de eerste plaats gewijd aan de beantwoording der vraag, of het in liet belang der candidaten niet wenschelijk zou zijn af te wijken van de tot dus verre gevolgde regeling, volgens welke voor tederen candidaat, die zich slechts voor één vak bad aangemeld, het examen, schriftelijk en mondeling, in één d a g moest worden ten einde gebragt. De ondervinding van vroegere jaren toch scheen geleerd te hebben, dat vele eandidaten, n a zich gedurende eenige uren met het samenstellen van een opstel te hebhen bezig gehouden, te veel vermoeid waren om daarna nog een degelijk mondeling onderzoek te ondergaan, en dat omgekeerd, wanneer liet mondeling examen vooraf was g e g a a n , de inspanning, welke daarmede vergezeld g i n g , in den regel aanleiding gaf, dat liet schriftelijk werk meermalen niet van zoodanigen aard was, als men met het oog op het mondeling examen had gemeend van den candidaat te mogen verwachten. Daar het der Commissie vooral wenschelijk scheen, dat het schriftelijk werk onder gunstige omstandigheden werd gemaakt en dat de eandidaten zich tusschen dit en bet mondeling onderzoek de noodige rust konden gunnen , werd met eenparige stemmen besloten dat het examen voor elk der eandidaten, behoudens enkele hierna te vernielden uitzonderingen, twee dagen zou duren; dat de eerste d a g uitsluitend zou bestemd zijn voor het vervaardigen van het schriftelijk werk en dat den daarop volgenden d a g een mondeling onderzoek zou plaats hebben, waaraan d a n , zonder al te groote vermoeijenis voor den candidaat, des
noods een tweetal uren kon worden besteed. Hieraan zou bovendien voor de examinatoren bet voordeel verbonden zijn, dat zij dos avonds bet schriftelijk werk konden nazien en beoordeelen /.onder die overhaasting, dia niet zelden met de tol dus \eiTo gevolgde regeling van het examen gepaard ^in^r; ook de andere leden der Commissie souden dan heter den tijd kunnen vinden om van de opstellen kennis te nemen en derhalve bij de beslissing omtrent dan uitslag eene gemotiveerde stem kunnen uitbrengen. Alleen meende men van dezen regel te mogen afwijken voor de examens uitsluitend in slaat>hiiishoudkunde of iu gronden der ttaatsinrigting, indien namelijk de eandidaten, reeds in het bezit zijnde van eene acte in Benig ander vak van middelbaar onderwijs, geen examen in de theorie van onderwijs en opvoeding behoefden ie ondergaan. Nog valt hierbij op te merken, dat ten gevolge van dezen m a a t regel de gebeele duur van de examens slechts met één dag zou worden verlengd, daar nu op iederen dag, met uitzondering van den eersten, een dubbel getal eandidaten kon worden opgeroepen, waarvan de eene helft zich met het schriftelijk werk bezig hield, terwijl de andere mondeling werd geëxamineerd. Het is der Commissie aangenaam hier aanstonds te mogen verklaren, dat zij de beste gevolgen van deze regeling beeft mogen ondervinden. Zoowel de mannelijke als de vrouwelijke eandidaten legden hunne ingenomenheid daarmede aan den d a g , en zoowel het schriftelijk werk, dat zij nu meel op hun gemak hadden kunnen 'maken, als de meerdere kalmte hij het mondeling examen op den daarop volgenden dag, waren krachtige bewijzen, dat men op deze wijze een juister en billijker maatstaf ter beoordeeling verkreeg. Hen tweede punt van overweging maakte het onderzoek naar de paedagogische geschiktheid der eandidaten u i t , dat is het examen in de theorie van onderwijs en opvoeding, dat de wet verpligtend stelt voor allen, die eene acte voor sohoolonderwijs verlangen. De Commissie was eenparig van oordeel, dat aan dit gedeelte van het examen groot gewigt moest worden gehecht, en dat het daarom noodig was dit onderzoek, even als vorige jaren, zoowel schriftelijk als mondeling te doen plaats hébben. Hij het examen besloot men vooral mondeling na te g a a n , of de candidaat de vereischte geschiktheid bezit om zijne kennis ook aan anderen mede te deelen, en wel in zoodanigen vorm, als bij het klassikaal onderwijs noodig is; daardoor zou van zelf aanleiding worden g e geven om verschillende vragen te doen betreffende de wijze hoe sommige onderwerpen in de klasse te behandelen, over de regeling en verdeeling van de leerstof en d e r gelijke. Het kwam evenwel wenschelijk voor het schriftelijk examen ook tot dit onderdeel uit te strekken, zoo als ook reeds vorige jaren was geschied, en de eandidaten over eene of andere paedagogische vraag schriftelijk hunne gedachten te laten mededeelen, voor zooveel namelijk het vak daartoe gelegenheid gaf. Voor boekhouden werd er de voorkeur aan gegeven, het paedagogisch gedeelte tot het mondeling onderzoek te bepalen . vooreerst omdat de ondervinding van vroegere jaren had geleerd, dat bij de meeste eandidaten voor dit vak het schriftelijk paedagogisch examen zeer weinig bevredigende resultaten opleverde, en voorts omdat het groot getal der eandidaten het noodig zou maken telkens in herhaling van dezelfde onderworpen te vallen, hetgeen ligtelijk tot frauue nanleiding zou kunnen geven. Voor staats- en handelswetenschappen was het niet noodig schriftelijk paedagogisch werk te laten maken, daar allo eandidaten voor deze vakken reeds in 't bezit waren van eene of meer acten voor middelbaar onderwijs en d u s , volgens art. 78 der w e t , geen nieuw examen daarin behoefden af te leggen. Bindehjk werd nog de vraag gesteld, of het niet wenscbehjk w a s , behalve de vragen over methodologie van eenig v a k , tevens eenige algemeene vragen over paedagogiek te stellen , bepaaldelijk ook over de geschiedenis der opvoedkunde en de psychologische gronden der p a e dagogiek. De Commissie meende evenwel , met het oog op de door hare voorgangsters gestalde eischen, deze kennis nog niet verpligtend te mogen stellen, maar toch, door onder de schriftelijk te beantwoorden v r a g e n , waaruit den eandidaten de keus werd gelaten, enkele van dien aard op te nemen, als 't ware aan te wijzen, dat zij
Kijlagen.
[ 1 2 8 . 9.]
Tweede Kamer. 221
Verslag van den staat der hoogc-, middelbare en lagere scholen over 1 8 7 5 — 1 8 7 6 . ook eenige kennis van die onderwerpen bij de eandidaten
wel op grond van een schriftelijk werk van zekeren o m -
ooodig acht.
vang als bij het mondeling onderzoek, degelijke wetonKhappeHjke kennis van een oppervlakkig venu toonder*
Daar liet zoowel den voorzitter als verschillende leden der Commissie herhaaldelijk was gebleken, dat zij, die zich VOOT Ben examen ter verkrijging eener acte I oor middelbaar onderwijs voorbereiden, in den regel weinig bekend zijn met den aard der onderwerpen voor opstellen, en zij ook in dit opzigt bezwaarlijk de voor hunne studiën zoo noodige leiding kunnen vinden, heeft de Commissie besloten eene lijst van alle door haar aan de eandidaten opgegeven onderwerpen voor opstellen aan dit verslag toe te voegen, en den wensch kenbaar te maken, dat die lijst met bet verslag openbaar worde g e m a a k t ; alleen VOOT boekhouden scheen zulks minder ooodig, mits uit het verslag zeil' bleek, van welken aard de gestelde vragen zijn geweest. Kennisneming van deze opgaven zal voor menigen aanstaanden candidaat nuttig zijn, daar er uit kan worden afgeleid op welke onderwerpen, naar bet oordeel dezer Commissie althans, vooral de aandacht is te veatigen; terwijl het geheel dier vragen hen in staat zal stellen over het karakter en de rigting van bet examen, ook op paedagogisch gebied, een juister oordeel te vellen. Wat de letterkundige opstellen betreft, zij nog opgemerkt, dat daaronder verscheidene voorkomen, welke uitsluitend aan mannelijke eandidaten werden opgegeven. Voor de letterkundige en andere vakken werd in den regel de keus gelaten uit vier onderwerpen, voor het paedagogiscb examen uit drie. De vrees dat door openbaarmaking dezer lijst afrigting tot het examen zou worden bevorderd, heeft bij de Commissie niet zwaar gewogen. De ondervinding toch heeft haar voldoende geleerd, dat het gemakkelijk valt, zoo-
scheiden. Het getal der eandidaten bedroeg 140, namelijk .'{(i vrouwelijke en 11)4 mannelijke. De examens hebben den
INden Oetober een aanvang genomen met de vrouwelijke eandidaten; gedurende de eerste weel; heeft de Commissie zich uitsluitend met deze bezig gehouden ; de tweede week is bovendien een aanvang gemaakt met de examens in
boekhouden) het overgroote getal eandidaten voor dit vak-
maakte het DOOdig hiermede reeds vroeger te beginnen dan met de examens der andere mannelijke eiindidaten , hoe lastig het ook mogt zijn daarbij te zorgen voor eene trouwe naleving van het voorschrift der wet , dat de examens der mannelijke eandidaten openbaar moeten zijn. die der vrouwelijke niet. Gedurende de 3de en 4de week is niet het examineren der eandidaten in boekhouden voortgegaan en zijn tevens de examen! der andere mannelijke eandidaten gehouden; zij hebben geduurd tot den loden
November. Van de 30 vrouwelijke eandidaten is er ééne niet opgekomen ; van de .'15 overigen verkregen 2."> de gevraagde acte ; !) werden afgewezen, terwijl ééne zich bij den aanvang van het mondeling examen terugtrok. Het getal der mannelijke eandidaten bedroeg 104, van welke 0 niet zijn opgekomen; van de lJ8 examens waren 57 met gunstige» uitslag; 36 eandidaten werden afgewezen en 5 trokken zich onder 'het examen, enkelen zeifs reeds onder het schriftelijk w e r k , terug. In de volgende tabel is uitvoerig de uitslag voor elk vak in 't bijzonder aangewezen.
GETAL VAX HEN , DIE
1
Gevraagde acte
bij de verschillende Koninklijke
~5 | =P 3 m
.
3 m
9
.iD
S
£m
1 1e
besluiten vastgestelde programma's.
3
d
M .2
* •=
iD iD
1 iD iC
B
g
•
2
"3
3 1
3 •
~ ;& x
X w
der Commissie,
S —' ~< 2
4>
toeg
van bekwaamheid volgens
Leden
E
"ri, iD
J
— "Z
l
2 a>
~ÖM J3M o
l
M
:•=> N
is
d
door wie het examen werd afgenomen.
|
MM
Vrouwelijke eandidaten.
Nederbuidaohe taal en letterkunde.
6
1
5
4
»
1
1
dr.
\V.
1
1
dr.
P.
(i.
BBILL.
(Progr. Kv", Q.) Geschiedenis . . (Progr. K v » , Q.)
2
»
2
1
»
Aardrijkskunde . (Progr. K'x, Q.)
2
y>
2
2
•
Fransche taal en letterkunde (Progr. L , Q.)
6
»
0
4
Duitsche taal en letterkunde (Progr. L , Q.)
7
»
7
5
12
•
12
1
§
1
Engelsche taal en letterkunde (Progr. L , Q.) Boekhouden.
.
.
»
»
dr.
RO.MKVN.
D. J. S n T N P A U V É , MUS.
1
1
V.
7>
2
22
dr. J .
8
»
4
4
A. C. LOPFBLT.
1
»
1
»
•
J.
.
30
ï
35
25
Bijblad van de Nederlandsche Staats-Courant. 1876 — 1877.
POST-
RODE.
H.
H.
1
9
10
HÜLSUANN.
E. H. C. St'HAEFEK, J. H. DlJKMAN B/..
(Progr. K*», Q. Totaal
N. W.
ni
[MS. 9,]
222
Verslag van den staat der hoogc-, middelbare en lagere scholen over 1 8 7 5 — 1 8 7 6 .
(iKTAT, VAN MEN
1
O
Gevraagde ucte 'S w
van bekwaamheid volgens
m
1 1-* a
zich hebbe
vastgestelde
programma's.
pS
ü.
(E
s
1 1 1
ie E
i 1^ 73
i f 1 1 # H
Mannelijke
Leden
E -*ie
1
,
l 1 i
de bij venebillende Koninklijke besluiten
DIK
E
J
^) -*-
1
£
J5 d
r
der Commissie,
door
E
— N
wie het examen werd
1 11 o
1s -
afgenomen.
O)
#
eandltlatcn.
6
1
5
5
»
Geschiedenis (Progr. K™>, Q.)
8
1
7
4
t>
3
Aardrijkskunde (Progr. K « , Q.)
4
»
4
3
»
1
2
»
2
2
7>
Staatshuishoudkunde (Progr. K « , Q.)
3
»
3
1
t>
Staatsinrigting (Progr. K * , Q.)
1
»
1
1
•»
»
Handels-wetenschappen i Progr. H , Q.)
2
»
2
1
1
»
i
48
26
4
18
> SCIIAEI'EH ,
Nederlandsche taal en letterkunde. (Progr. Kv", Q.)
,
Staatshuishoudkunde en Staatsinrig-
tmg
»
»
dr.
BIUI.I..
3
dr.
ROMEYX.
1
dr.
STBTM PAHVÉ , POSTHUMUS.
1
»
(Progr. G, Q.)
Boekhouden (Progr. I Ö " , Q.)
52
Idem (huisondenvijs) Progr. K>".)
1
4
1
1
o
»
»
2• / mr.
»
WII.I.EIMIER.
!
DIJKMAN.
1 •
Franscda' taal en letterkunde (Progr. L , O.)
.
.
.
7
»
7
3
»
4
4
PiODE.
Duitache laai en letterkunde (Progr. L , Q.)
.
.
.
9
»
9
5
»
4
4
dr.
Engelsche taal en letterkunde . (Progr. L , Q.)
.
.
6
T>
6
3
»
3
3
LrOFFKLT.
3
3>
3
3
»
Bchoonschrijven (Progr. N.)
Totaal
Algemeen totaal
.
»
»
104
6
98
57
5
36
41
140
7
133
82
6
45
51
Hierbij valt nog op te merken, dat onder de 26 candidaten, aan wie eene acte voor boekhouden werd toegekend , er 3 waren aan welke, bij gebrek aan de noodige paedagogische geschiktheid, slechts eene acte voor huisonderwijs werdt uitgereikt. Hetzelfde geldt voor een candidaat voor engelsche taal en letterkunde, wiens taaikundige en letterkundige kennis der commissie alleszins voldoende voorkwam. doch bij wien zij zoodanige afwezigheid van paedagogische kennis en geschiktheid aantrof, dat zij meende hem geen acte voor schoolonderwijs te mogen toekennen. Onder de candidaten waren er verscheidene, die reeds eene acte voor een ander vak van middelbaar onderwijs besaten. Onder de vrouwelijke verkreeg thans eene de acte voor nederlandsche taal en letterkunde, aan wie reeds
dr.
HÜLSMANX.
STEYX PAUVÉ , POSTHUMUS.
vroeger aeten voor geschiedenis en aardrijkskunde waren toegekend ; de beide aeten voor aardrijkskunde werden uitgereikt aan d a m e s , die reeds in het bezit waren van eene acte voor geschiedenis; de acte voor boekhouden werd toegekend aan eene onderwijzeres , die vroeger eene acte voor engelsche taal en letterkunde had verkregen. Onder de mannelijke candidaten werd de acte voor geschiedenis toegekend aan twee bezitters van eene acte voor nederlandsche taal en letterkunde en aan één bezitter der acte voor aardrijkskunde; omgekeerd verkreeg een bezitter der acte van geschiedenis thans bevoegdheid voor aardrijkskunde, terwijl een ander, die de acte voor nederlandsche taal en letterkunde bezat, mede die voor aardrijkskunde erlangde. De volledige acte voor staatshuishoudkunde, statistiek en staatsinrigting werd verkregen door een leeraar , die reeds
[128. 0.] Verslag van den etuat der hoogc-, middelbare en 'agere scholen over 1875—1876".
bevoogd \\iis voor nederlandsohe tul en letterkunde en voor geecbiedenla, altmfldfl door een bezitter der acte voor geschiedenis; de acte voor staatshuishoudkunde en statistiek door een leeraar, die reeds bevoegdheid bezat TOOT geschie-
denia ra itaateinrigting\ die voor itaatshvigtiag dooreen leeraar, bevoegd voor aardrijkskunde. De acte voor handels-
weteMohappon werd toegekend aan Iemand, dio vroeger reeds eene acte voor boekhouden bad verkregen; die van
boekhouden aan één meester in de regtra, aanééndoeter in de vis- en natuurkunde en aan twee bezitten eener acte voor niiddfdbaar onderwijs in wiskunde. Een bezitter eener acte voor engelsohe tjial en letterkunde verkreeg nu
de bevoegdheid voor onderwijs in duiteobe taal en letter-
kunde. Eindelijk werd de acte voor .schoonsebrijven verkregen door een bezitter eener acte voor middelbaar onderwijs in gymnastiek. Onder de mannelijke caudidaten waren er zeven, die reeds voor middelbaar onderwijs in eenig vak bevoegd waren, doch thans niet slaagden in het verkrijgen «ener tweede acte. Onder de toegelaten vrouwelijke candidateu waren er ééne voer nedenandaehe taal en letterkunde, ééne voor (ranasbe taal en letterkunde, 4 voor duiteche taal en letterkunde en 3 voor engelsehe taal en letterkunde, die vroeger waren afgewezen; ééne voor Fransen en ééne voor Bngelach slaagden voor de tweede maal niet in het verkrijgen eener acte. Onder de toegelaten mannelijke candidaten waren er 3 voor nederlandsche taal en letterkunde, 2 voor geschiedenis, één voor aardrijkskunde, één voor staatshuishoudkunde, één voor duitsche taal en letterkunde, 2 voor engelsehe taal en letterkunde, 8 voor boekhouden en één voor schoonschrüven, die reeds vroeger badden getracht de acte te verkrijgen. Daarentegen werden 2candidaten voor geschiedenis, 2 voor duitsche taal en letterkunde , 2 voor engelsehe taal en letterkunde en 5 voor boekhouden voor de tweede maal afgewezen. Vergelijkt men den uitslag der examens met dien van vorige jaren, dan is die in vele opzigten gunstiger. Van de vrouwelijk:' caudidaten slaagden in 1873 69 ten hond e r d . in 1874 (il en in 1875 71 ten honderd; voor de mannelijke caudidaten bedroeg dit cijfer in 1873 4 7 , in J874 :ï.i, doch in 1873 58 ten honderd. Die gunstige uitslag is , wat de mannelijke caudidaten betreft, voor een groot deel toe te schrijven aan den gunstigen uitslag der examens in boekhouden, alsmede daarnan , dat dit jaar vele caudidaten, die bij een vroeger •examen waren afgewezen of zich hadden teruggetrokken. thans slaagdon ; dit was vooral het geval met die voor Nederlandsch . alsmede met verscheidene vrouwelijke candidaten voor het Hoogduitsch. De Commissie mag hier nog bijvoegen . dat in den regel door deze caudidaten nu zeer voldoende examens werden afgelegd. Het onderzoek in de verschillende vakken geeft der coinmissie aanleiding tot de volgende opmerkingen. De uitslag der examens in nedetiandtcke taal m letterkunde was dit jaar gunstiger dan de voorgaande jaren . voornamelijk wat de mannelijke candidateu betreft. Dit is in de eerste plaats daaraan tóe te schrijven, dat het getal der geexaujineerden veel geringer was dan de voorgaande jaren (in 1872 1 2 , in 1874 'J, in 1875 slechts 5); immers, is het getal der caudidaten groot, zoo mag men vermoeden . dat er onder zijn die slechts eene proef wagen. Bovendien waren er thans drie onder, die reeds vroeger niet o n g u n stigen uitslag examen hadden afgelegd en dus de leemten hunner kennis hadden leeren kennen; niet weinig zal ook daartoe hebben bijgedragen, dat de meeste geëxamineerden, en wel juist de bekwaamsten, gelegenheid hadden gehad om aan eene of andere onzer hoogescholen de daar gegeven lessen te volgen. De mannelijke caudidaten, als ook de meeste vrouwelijke, gaven bewijzen dat zij kennis droegen van de verwantschap onzer taal met de andere Indo-Europesche talen, van de dialecten der Germaanse he talen, van de verhouding tussehen Opper-en Xederduitsch ; zij waren genoegzaam bekend niet onze taal- en letterkunde in de middeleeuwen, alsmede met de begrippen, die aan de verbuiging ten grondslag liggen, met de verbuiging zelve en met de bestanddeelen en de verschillende vormen van den zin. W a t meer in 't bijzonder de letterkunde betreft, ook hier bewezen zij, behalve kennis deistof, begrip te hebben van de verschillende soorten van stijl en een en ander belangrijk voortbrengsel onzer let-
terkunde net oordeel te hebben geleten. De Benige candidaat, welke de Commissie meende te moeten afwijzen, schoot zoowel in dit laatste opzigt te kort als in haar schriftelijk w e r k , dat lang niet vrij was van taal-en stijlfouten. Vergelijkt men de kennis, door de caudidaten voor geschicdeiiis aan den dag gelegd, met die in vorige j a r e n , dan is wel te wijzen op grooter vlijt en zorgvuldiger studie van sommige onderdeden , maar over het algemeen op dezelfde gebreken, die ook reeds meermalen de aandacht der exaiiien-eoinmissien hebben getrokken en waarop in 't belang der caudidaten niet te veel schijnt te kunnen \vor-
den geweien. Het bestuderen van goede monographien en andere uitvoerige verhalen is gewis zeer aan te prijzen, mits men zich vooraf uit veel beknopter leerboeken de voornaamste lotgevallen der volkeren, vooral in bun samenb a n g , zoozeer hebbe eigen g e m a a k t , dat men daarin a l s ' t ware geheel te huis is. Ook dit jaar werd kennis van dien 1
samenhang , ja zelfs van vele gewigtige feiten, te dikwijls gemist. .Meer nog dan vroeger werd opgemerkt dat de candidaten zich hadden verdiept in redenering en bespiegeling
over gebeurtenissen, die zij niet naauw keurig kenden; onkunde bleek duidelijk, als naar verklaring werd g e vraagd van de groote woorden en zwevende zegswijzen, die zij uit boeken haddan onthouden zonder ze te begrijpen. Bijna zonder uitzondering ontbrak ook dit jaar weder een juist begrip der technische uitdrukkingen, welker beteekênis in de leerboeken welligt te veel als bekend wordt ondersteld. Werd van staatkundigen of anderen partijstrijd gesproken, dan bleek veelal, dat de maatschappelijke toestand, waaruit die voortkwam, niet was overzien; de lotgevallen van Karel 1 van Engeland bijv. kon men verhalen zonder van den partijstrijd is gewagen, die zijn ongelukkig uiteinde ten gevolge had. Nergens kwam dit meer u i t , dan hij het onderzoek over vaderlandsche g e schiedenis, die niet, zoo als het behoorde, door de candidaten met voorliefde scheen beoefend te zijn. Blijkbaar hadden sommigen zich nooit bijv. de eenvoudige vraag voorgelegd, wat de staatsgezinde en stadhouderlijke partij en later de patriotten beoogden; zij waren dan ook niet in staat een kort overzigt van dien strijd te geven. I n ' t kort, verklaring van belangrijke verschijnselen in bet leven der meest merkwaardige volkeren werd gemist; bijzonderheden in menigte zou men hebben voorgedragen, als er tijd toe was gegeven, maar bij bet bestuderen daarvan had men de hoofdgebeurtenissen, tot verklaring van welke zij konden dienen, uit het oog verloren; men had hoornen gezien,
maar niet lift tooud. Daarentegen werd met genoegen op-
gemerkt, dat enkele, candidateu de geschiedenis der kolonien en den invloed daarvan op het moederland niet hadden uit het oog verloren. De gunstige uitslag van het examen in aardrijkskunde kan als bewijs strekken, dat de verhoogde belangstelling, die dit vak in de laatste jaren ondervonden heeft. voordeelig werkt op de studie der candidateu. De kennis van wiskundige aardrijkskunde was zeer voldoende en althans niet het minst bij de twee vrouwelijke candidaten; betzelfde m a g gezegd worden van de kennis der physische eigenschappen en wetten, welke noodig is tot verklaring van verschillende verschijnselen , die bij eene wetenschappelijke behandeling der aardrijkskunde ter sprake komen. Ook de kennis van vergelijkende aardrijkskunde, van kli-
matologie, geologie, ethnologie, was over't algemeen zeer
voldoende; nogfans was bierbij eene schaduwzijde op te merken, waarop de Commissie het noodig acht de aandacht te vestigen. De aardrijkskunde is even goed, ja misschien meer dan vele andere wetenschappen, een vak, waarbij oorzakenen gevolgen moeten worden nagespoord; vooral is dit het geval, als men haar beschouwt als een leervak der middelbare school, daar b e t . aldus opgevat, een uitstekend middel aan de band geeft tot BCherping van het denkvermogen. Van den aanstaanden leeraar moet men kunnen verwachten , dat hij zijne studiën in die rigting beeft geleid, dat hij, hetgeen bij heeft bestudeerd, door vergelijkenen denken heeft verwerkt en geheel tot zijn eigendom gemaakt. Alleen zoodanige leeraren zullen in staat zijn denkende leerlingen te vormen en te zorgen, dat de aardrijkskunde niet langer bet geestdoodende leervak blijft, dat zij zoo lang geweest is en hier en daar n o g schijnt te zijn. In dit opzigt nu liet de kennis van sommige candidateu
224
[lt8. 9.] Verslag vnn den staat der hooge-, middelbare en lagere scholen over 1 8 7 5 — 1 8 7 0 .
te wetuohen over. Wel waren zij bij voorbeeld bekend met de verschijnselen der natuurkundige aardrijkskunde, doch over den invloed van dese op bepaalde streken der aarde schenen zij minder te nebben nagedacht. Wel toonde men goede begrippen te hebben van
op te doen; getallen werden bijna niet gevraagd) gebrek aan keunis daarvan kon dus niet /.waar wegen. Dal weinig werk van dit onderdeel van bet examen was g e m a a k t , bleek ook daaruit, dat aan de meesten zelfs de namen der groote mannen op statistisch gebied onbeken I waren. Het afzonderlijk examen in gronden der itaattinrigting run Nederland, dat werd afgelegd door óèneandidaat, die reeds eeraar aan eene middelbare school was, mogt in alle opzigten goed genoemd worden. Hij bet examen in de J'ransrhe taa/- en letterkunde \verden aan de candidaten Benige regels van MDNTAIUNH voorgelegd, die in hedendeagsch Fransch moesten worden over* gebragt. Hij de behandeling biervan bleek, of zij voldoende kennis badden van de afleiding en samenstelling der woordell en de veranderingen die zij hebben ondergaan; de verklaring van eene fabel van LAVONTAINB gaf gelegenheid om een onderzoek in te stellen naar hunne kennis van de tegenwoordige taal, de voornaamste taalregels, de synouymen, enz. Hierbij werd vooral ook gelet, of zij ecu ladder inzigt hadden in den geest en de redenen van de taalregels, en die in behoorlijken vorm, zoo als bij het klassikaal onderwijs behoort, wisten te verklaren. Het examen in stijlleer bepaalde zich tot eene definitie der voornaamste rhetorische figuren; de praktische bekwaaisr heid in dit opzigt kon voldoende binken uit bet schriftelijk werk. Hij het examen in geschiedenis der letterkunde werd meer bepaald stil gestaan bij onderwerpen van algemeenen aard, vooral bij de rigting van een of ander tijdvak, den invloed van sommige gebeurtenissen of personen op de ontwikkeling der letteren; bij de beoordeeling der schrijvers heeft men vooral getracht na te g a a n , of de candidaten een eigen oordeel hadden en dat behoorlijk wisten t e motiveren. De uitslag w a s , met uitzondering van een drietal eandidaten , twee mannelijke en eene vrouwelijke, die bewijzen leverden van deugdelijke kennis, zoowel van de taaïals van de letterkunde, weinig bevredigend. W a t het schriftelijk werk betreft, zoo vond men bij de meeste candidaten eene neiging om in bet opstel allerlei zaken op te nemen, met het opgegeven onderwerp eigenlijk in <x^n betrekking staande, zoodat men zich soms moest afvragen , of zij de gestelde vragen wel goed hadden gelezen. Moest bijv. over een bepaald werk van een' schrijver gehandeld worden, dan begon het opstel veelal niet eene lange inleiding over andere werken van dien schrijver, over zijn tijd, ja somtijds over vroegere eeuwen, zoodat over het eigenlijke onderwerp slechts weinig werd gezegd. Mogt dit bij soiur migen zijn toe te schrijven aan gebrek aan kennis en denkbeelden, bij de meesten scheen evenwel de oorzaak gezocht te moeten worden in onvoldoende oefening om zich schriftelijk rekenschap te geven van den indruk, door het lezen van een of ander werk gemaakt. De Commissie meent op grond van de dit jaar opgedane ondervinding in 't bijzonder te moeten wijzen op de hooge noodzakelijkheid voor de candidaten, om telkens, wanneer de studie van (en schrijver of van een tijdvak is ten einde g e b r a g t , de daardoor ontvangeii indrukken in een met zorg uitgewerkt opstel zamen te vatten, eene oefening, die niet alleen nuttig is om zich de taal goed eigen te maken, maar vooral ook om zich zelf van zijn oordeel rekenschap te geven. Uit een t a a l kundig oogpunt waren de opstellen meestal voldoende; bij sommigen liet echter de juistheid der uitdrukkingen nog veel te wenschen over. Bij het mondeling examen bleken uitspraak en taalgebruik in den regel voldoende te zijn; de woordenkennis en etymologie lieten echter bij verscheidene veel te wenschen over. Op letterkundig gebied scheen men zich over 't algemeen meer te hebben toegelegd om reel dan om goed te lezen; van daar dat het oordeel over het gelezene nog al eens te wenschen overliet. Een grondiger en uitgebreider kennis der letterkunde van de 19de eeuw is vooral wensehelijk.
Onder de mannelijke candidaten voor duitsche taal en letterkunde waren enkelen, die toonden zich in alle opzigten door eene degelijke en grondige studie, zoowel op t a a i Nog moet hier worden opgemerkt, dat over het alge- kundig als op letterkundig gebied, alsmede door veelvulnieen de kennis der statistiek nog al te wenschen over- dige oefeningen in het schriftelijk en mondeling taalgeliet, hoewel de eischen zeer laag gesteld werden, daar het bruik te hebben voorbereid; ook bij sommigen, die niet examen zich hoofdzakelijk bepaalde tot het begrip van den zoozeer in alle onderdeelen voldeden, was de totaal-indruk aard en het doel der statistiek, de geschiedenis en de bron- toch in zoo verre g u n s t i g , dat de Commissie meende de nen, die in ons land aanwezig zijn om statistische kennis acte niet te mogen weigeren; in deze gevallen werd vooral
Bijlagen.
[ 1 2 8 . O.j
Tweede Kamer. 225
Verslag van den staat der hooge-, middelbare en lagere scholen over 1 8 7 5 — 1 8 7 6 aan liet schriftelijk werk eene groote waarde toegekend. Bij sommigen der afgewezenen waren reeds het taalgebniilc en de uitspraak zoo onvoldoende, dat zij o n dit gebrek alleen, al waren de overige onderdeden van het examen voldoende geweest, hadden moeten worden afgewezen. Bij de meesten was bovendien de taalkundige studie gebrekkig; noch inde leer der vormen , noch in de syntaxis waren zij op de hoogte, zij waren meestal onvoldoende bekend met de leer der klanken en bare toepassing op deelinatie, conjugatie en etymologie; in de syntaxis vooral met het gebruik van tijden en wijzen, met de beteekenis der voorzetsels en met de leer van den volzin. Bij de letterkunde nam men hetzelfde gebrek waar, waarop reeds voor het Franseb is geweien ; bovendien scheen de een te meenen, dat de lectuur van enkele der voor* naamste schrijvers toereikende zou zijn; een ander was nagenoeg geheel onbekend met gebeele perioden der letterkundige geschiedenis en meende te kunnen volstaan niet Benige kennis der bloeitijdperken; weder een ander wist sleehts
alle opzigten gunstig getuigenis worden afgelegd. W a t de letterkunde betreft, zoo moet ook hier weder de opiuerking worden gemaakt, daf; de kennisvan sommige candidaten vrij oppervlakkig bleek te zijn, daar zij niet voldoende de aanleiding tot de voornaamste geschriften wisten
te verklaren of rekenschap te geven van de sociale, wijsgeerige of aeatbetische begrippen, duur de schrUversin hun léven en werken gehuldigd. Even als bij de iransche en dultsohe letterkunde bleek ook bij de beoordeeling van
de voornaamste engelsche schrijven, dat de meeste can-
didaten te weinig kennis hadden gemaakt inet monographien of kritische studiën. Dat sommige candidaten zich op ondoordachte wijze tot het examen voorbereiden en zich niet eens behoorlijk op de hoogte stellen van de daarbij gestelde eiseben, bleek ook dit jaar op nieuw. Eene der vrouwelijke candidaten, die later bleek niet eens in staat te zijn hedendaagscb Engelscb behoorlijk in Nederlandsch over te brengen, beweerde, dat zij voornamelijk de taal van JOHN MANÜKVILI.E de beoordeeling van voorname letterkundige critici na te in Engeland bestudeerd bad ! En d a t , terwijl bet propraten, zelfs zonder kennis van feiten en van den inhoud grainnia uitdrukkelijk eiseht: » Kennis van eenige der der geschriften. Nog moet opgemerkt worden dat somtijds voornaamste verschijnselen uit dat tijdvak, waarin de lettergroote onkunde werd aangetroffen op bet gebied der stnnt- kunde het meest heeft gebloeid en van den laatsten tijd, kundige geschiedenis, waar die niet de geschiedenis der bijzonder van die welke geschikt zijn om bij het onderwijs letterkunde in een naauw verband staat, of van de aardrijks- aan meisjes gebruikt te worden." Hoewel voor handeUtostenteiappen twee candidaten waren kunde, als er sprake was om de plaat* van steden of gewesten, in de letterkundige geschiedenis vermeld, aan te opgekomen, werd toch slechts één examen daarin afgenomen, daar één der candidaten zich na een onvoldoend wijzen. De examens der vrouwelijke candidaten maakten een examen in boekhouden terugtrok. De andere eandidaat, gunstiger indruk. Een drietal candidaten legden een in alle die reeds in 't bezit was van eene acte voor boekhouopzigten goed examen af; van ééne moet bijzonder geroemd d e n , maakte een schriftelijk opstel over warenkennis worden de goede dispositie, de logische gedachtengang, en handelsgeographie, een tweede over linantiewezen. Het de heldere, eenvoudige en toch edele stijl van het schrifte- mondeling examen over handelsgeographie had voornalijk werk, waardoor zij zich boven allen, die examen in nielijk betrekking op Frankrijk , zijne voortbrengselen , veedit vak aflegden, onderscheidde. De twee afgewezene waren stapel, mijnen, in- en uitvoer, in vergelijking met andere in bare studie nog niet ver genoeg gevorderd ; er was echter landen. Voor de warenkennis werden, nadat den candialle grond om te onderstellen, dat ook deze door voort • daat uit eenige stoffen de keus gelaten was, de spinstoffen gezette studie het voorgestelde doel binnen een niet te behandeld. Het examen in linantiewezen had hoofdzakelijk betrekking op Frankrijk en Engeland, voor zooveel noodlg langen tijd zouden kunnen bereiken. Alle candidaten, die zich voor het examen in emjehrlie vergeleken met Noord-Amerika en Nederland. Het examen taal- en letterkunde hadden aangemeld, 12 vrouwelijke en in iiandelsrogt liep over eenige bepalingen in het Wetboek 6 mannelijke, hadden korter of langer tijd in Engeland van Koophandel en het tarief var. 18G2. Deze eandidaat vertoefd; 'dat bet gevolg van zoodanig verblijf, zekere ge- kon na een voldoend examen worden toegelaten. makkelijkheid om zich van de gewone spreektaal te bedieBij het schriftelijk examen in boekhouden werd geëischt: nen, niet voldoende is om bij het examen te slagen, zoo a. het journaliseren van zes posten; b. het maken vaneen als sommigen schenen te verwachten, bleek ook thans rekening-courant; c. het maken van een wisselbrief; il. liet weder, daar in 't geheel 7 candidaten moesten worden oplossen van zes vraagstukken over arbitrage, effectenbeafgewezen. Over het algemeen waren de vrouwelijke can- rekening , wisselberekening met winstbehalingen disconto, didaten, vooral bij het mondeling examen, vrij bedreven indirecte vereffening eener buitenlandsche schuld. Het in de kunst van een weinig omvangrijke woordenkennis mondeling examen liep over de enkele , de Italiaanscbe en tot haar volste regt te doen komen; maar het schriftelijk de gewijzigde methode van boekhouden , de inrigting en werk toonde dikwijls, dat hare kennis der t a a l zeer beperkt het gebruik van enkele hulpboeken bij de laatstgenoemde was; bij enkelen kwam zelfs dit gebrek ook bij het mon- methode, alsmede de toepassing op landbouw of fabriekdeling onderzoek aan den d a g , vooral in de verkeerde toe- bedrijf, het handelspapier, de verschillende methoden van passing van werkwoorden met voorzetsels. Sommige der rekening-courant, de waardebepaling van vreemde munten afgewezen candidaten gaven wel blijken van voldoende in Ned. ('t., koenen*, disconto-, wissel- en goud- en iilkennis der letterkunde, maar waren weinig vertrouwd met verberekening. den idiomatiseben taalsebat. De Commissie kreeg den inDe uitslag, hoewel gunstiger dan het vorig .jaar, was d r u k , dat sommigen niet genoeg hechte grondslagen had- nogtans ver van bevredigend. Sommige candidaten bleken den gelegd, alvorens met de eigenlijke! studie ter verkrij- ten eenen male onbekend te zijn met de eischen , bij het g i n g der acte aan te vangen; niet zeer beperkte taalkennis programma gesteld. en meenden, dat eenige praktische is bet niet mogelijk goede opstellen te maken, en hoezeer ervaring in het boekhouden voldoende was om de acte te het vervaardigen daarvan steeds is aan te raden, zoo zal verkrijgen; velen wisten geen rekenschap te geven valide het groote nut daarvan eerst dan worden ondervonden, te volgen methode, noch de redenen, waarom juist zoo en wanneer men over een vrij belangrijk kapitaal van woorden niet anders gehandeld moet worden, in een voor leerlingen en zegswijzen kan beschikken; is dit niet het geval, dan begrijpelijken vorm uiteen te zetten; aan een drietal, wier leert men wel woekeren met hetgeen men beeft, maar de kennis van boekhouden en koopinansrekenen overigens volomvang der taalkennis wordt niet grooter. Zoolang die doende was, doch die in dit opy.igt te kort schoten, werd uitgebreide woordenkennis nog niet is verkregen, werken eene acte als huisonderwijzer toegekend. De kennis van vertalingen van bet Nederlandsch in de vreemde taal dik- de verschillende methoden van rekening-courant liet nog al wijls zeer doeltreffend. De opstellen, door vele candidaten te wenachen over. Sommige candidaten waren geheel ongeleverd, lieten dan ook nog al te wensehon over: bet met bet Nederlandsch muntstelsel. Ook in de toehiervóór bij de Iransche opstellen vermelde gebrek werd bekend passing van het Italiaansch boekhouden op landbouw* of' ook bij de engelsche waargenomen; het eigenlijk onderfabrieknijverbeid schoten velen te kort. Sommigen hadden werp, door den titel aangewezen, was meermalen niet of slechts één handboek gebruikt en waren dien ten gevolge sleehts onvolledig behandeld, en men trachtte zich te redgeheel onbekend met alle andere methoden dan de in dat den door langs de quaestien been te redeneren of allerlei handboek gevolgde. vulsel te gebruiken. Van de opstellen van één der manneDe examens in schooaschrijren gaven tot geen bijzondere. lijke en twee der vrouwelijke candidaten kan echter een in opmerkingen aanleiding; de drie candidaten legden vol—
Bbijlad van de Nederlandsche Staats-Courant. 1876—1877.
226
[M8.
9.]
Ven-lag van den staat der nooge-, middelbare en lagere scholen over 1 8 7 5 — 1 8 7 6 . doende kennis en vaardigheid aan den dag eu verkregen dien ten gevolge de acte. Leiden, Amsterdam,
j / )
December 1873. Xamens
de Commissie,
STEYN P A K V É ,
Voorzitter.
X. W . POSTHUMUS,
Secretaris.
12. Hoe is Frankrijk in het bezit van Elsass en Lothariugen gekomen ? 13. Lodewijk de Heilige. 14. Oorzaken van de herhaalde oorlogen tussehen Frankrijk en Karel V. 15. Oorzaken van de herhaalde' oorlogen tusschen Engeland en Spanje in de 18de eeuw. 16\ Waardoor voornamelijk is Pruissen in en sedert de 17de eeuw groot geworden? 17. Oorzaken van Spanje'* verval sedert 1600. 18. Gevolgen van Amerika's ontdekking voor Europa. 19. Oorzaken van den oorlog van 1859 in Italië. 20. Waardoor duurde de tachtigjarige oorlog zoolang? 21. Oorzaken van den aanslag op Amsterdam door Prins
Willem II.
22. Waardoor werd ons land m a g t i g in de 17de eeuw? 23. Waardoor werd de aanslag van Lodewijk XIV op onze republiek in 1G72 verijdeld? A. Xederlaudsche letterkunde. 24. Waardoor liepen de zoogenaamde groote vergaderingen van de 17de en 18de eeuw in ons land op weinig of 1. "Waaraan hebben de schrijvers der ridderromans in de niets uit ? 25. Oorzaken van den oorlog in 1780 tusschen Eugemiddeleeuwen de stof der verschillende herijinde verhalen, land en onze republiek. door hen vervaardigd, ontleend? 20. Oorzaken van de partijwoede der Patriotten en 2. W a t is Maerlant's streven geweest bij zijnen letterPrinsgezinden. kundigen arbeid ? 3. Welke zijn de voornaamste rijmkronieken in onze t a a l t Hoe is liet te verklaren, dat de auteurs hun werk C. Aardrijkskunde. in rijm gesteld hebben? 4. W a t dunkt u van de verdeeling der dichtkunst in 1. Het verband tusschen de kustontwikkeling van het epische, lyrische en dramatische dichtkunst? o. Is er eene scherpe lijn te trekken tusschen tragedie land en de beschaving van het volk. 2. Bitter en zijne verdiensten voor de geographie. en oomedie, theoretisch en historisch? 3. Bergen scheiden, zeeën vereenigen. Toon de waar6. Zoo Nederland geen oorspronkelijke fabeldichters heeft opgeleverd, wat kan tot verklaring van dat feit worden beid dezer stelling aan. 4. Mesopotamie was in de oudheid een oorspronkelijke aangevoerd ? 7. Hoe te oordeelen over Sam. Coster's stichting, de zetel der beschaving. Verklaar dat uit de geograpbisebe toestanden. AJtademie? 5. Verklaar uit de geograpbisebe toestanden de hoo8. Tot welk dramatisch genre behoort de Leeuwendalers van Vondel 1 Verhaal aanleiding en inhoud van dat dicht- gere beschaving van het oude Egypte boven die van de nabij gelegen landen van Afrika. werk. 0. Door welke omstandigheden heeft de groote Oceaan 9. Verhaal den inhoud, met kritische beschouwing, van in de laatste 25 jaren zulk een groot belang verkregen? een van Vondel's treurspelen. 7. De invloed van den Golfstroom op het klimaat van 10. Is de hoedanigheid van .1. Cata als staatsman, zoo niet positief, dan negatief, van invloed geweest op den West-Europa. Vergelijking met andere deelen der aarde op gelijke breedte. aard zijner dichtwerken? 8. Bergpassen. 11. Kenschets Hooft als geschiedschrijver en als dichter. 9. De regenval in de voornaamste deelen der aarde. 12. Kenschets ('nnst. Huygcns als vorstelijk beambte 10. Vergelijk Oost-Azie met West-Europa. en als dichter. 11. Vergelijk Italië met Voor-Indie. 13. Welke is de invloed geweest van Voltaire op de 12. Vergelijk Afrika met Zuid-Amerika. Nederlandsche letterkunde? 13. Vergelijk de Alpen met de Himalaya. 14. Beschouw de romans van de dames Wolf en Deken 14. De Amoe-Daria en de Syr-Daria. in verband met de geschiedenis van den roman in Engeland. ]ö. Do Amazonen-rivier en de Alissisippi. 15.J Geef UW oordeel over Bildordijk's Ondergang der 16. Het Kaapland. eerste wereld. W a t is de reden dat dit gedicht onvoltooid 17. De Bomaansche stam in Europa en in Amerika. is gebleven? 18. De verspreiding van het Kaukasische ras over de l(i. Kenschets J . van Lennep als romanschrijver. aarde. 17. De Génestet. 19. De Slavische'bevolking in Europa. 20. Verspreiding der Chinezen over verschillende deelen B. Geschiedenis. der aarde. 21. Het onderscheid tusschen Engelsche, Fransche en 1 Soorten van volkplantingen. Waarom legden vooral Russische kolonisatie. Voorbeelden. ONDERWERPEN VOOR OI'STELLEX.
(!;' oude Grieken er zoo vele aan? 2. Perieles.
3. Wat verstaat men door hegemonie in de Grieksche geschiedenis? Door voorbeelden aantoonen dat zij niet altijd in dezelfde banden was. 4. Oorzaken van bet verderf der Romcinsche staatsregeling in de twee laatste eeuwen vóór Christus. 5. Oorzaken van de groote uitbreiding van het Mohammedanisme reeds in de eerste eeuw na zijn ontstaan. 6. W a t dreef de kruisvaarders in 1204 om Constanti-
nopel te belegeren f
7. Oorzaken van de groote magt der Pausen. 8. Waarover liep de strijd tusschen Paus en Keizer in de middeleeuwen ? 9. Gregorius VII als hervormer. 10. Oorzaken van de schier onophoudelijke oorlogen tusschen' Engeland en Frankrijk in de laatste middeleeuwen. 11. Oorzaken van de 'partijtwisten [in Engeland onder de vier eerste Stuarts.
22. Handelswegen in Afrika.
23. 24. 25. 26. 27.
De Oostseeprovincien en haar belang voor Rusland. Noordpoolexpeditien en haar n u t . De Xijl en de Xijlreizen. Cook. De producten van den Oost-Indischen Archipel. D.
Stuatshv.ishovd/i unde.
1. Het wezen, de omvang en h e t doel der staatshuishoudkunde. 2. W a t weet gij van de geschiedenis der staatsbuishoudkunde? 3. Theorie van Malthus. 4. Het credietstelsel van John Law. 5. Adam Smith en zijn stelsel. 6. Het stelsel der Physiocratische school. 7. Friedrich List en zijn stelsel der Xational-Economie.
[MS. 9.] Verslag van den staat tier hooge-,
middelbare en lagere scholen over 1 8 7 5 — 1 8 7 6 .
8. Communisme en aocialtame, 9. 'Geschiedenis der arbeidersbeweging in Europa. 10. De nieuwe rigting op oekononiiscli gebied in den jongsteu tijd. 11. .De oorzaken der jongste verandering in oiismuntstelsel. E.
U ronden de-r Sttutiinrifftinff
tan
Nederland.
1. Dt constitutioii' de regeringsvorm. 2. Het leerstuk aan de onscbendljaarheid des Konings , in verband niet de ministeriele verantwoordelijkbeid.
3.
Keften en verpligtingi n van bet Nederlaadeohe volk.
4. 5.
Otv kiesstelsel. De Baad van State.
0.
De.Rekenkamer.
7. 8.
Bevoegdheid der provinciale besturen. Bevoegdheid der gemeentebesturen.
2. Heinrich von Veldeck; seine Bedeuting für Epos uud Lyrik.
3. 4. 5. (i. Poesie. 7.
Der ITInuwflaaaiifl lm Mittelaltèr. Walther von der Vogelweide. Die didaktische 1'oesie im 13ten Jahrhundert. Bearbeitung antiker S t o A in der Mitt(dalterlichen Gudrun.
8. Das Nibelungenlied. 9. Die Bntwicklung des Thierepoa. 1((. Der Keiatergeaang. 11. Die Anfiinge des Drainas. 12. Bedeutung Luther's für die deutache Sprache and Literatur. 13. Das geistliche Lied im loten und 17ten Jahrhundert. 14. Die Fabeldiehtung im 16ten Jahrhundert. 15. Rinfluaa der enghachen Literatur auf die deutache seit dam 16ten Jahrhundert. 1(>. Die Satiriker des Kiten Jahrhnnderts.
17. Bebaatian Brant und Thomas Murner. F.
IladC'-hjcctinnckappeii.
1. In \wi verre laat zich het onderwijs in de handels* aardrijkskunde met dat in warenkennis vereenigen?
I.
Wanneer gij in d* lea over handelswetenschappen
België behandelt, wat zuudt gij uwen leerlingen dan mededeelen ? 3. Over «elke waren moet zich, naar uwe meening, het .onderwijs in warenkennis bij voorkeur uitstrekken aan eene hoogere burgerschool, waar van handelswetenschappen meer dan gewoonlijk werk wordt gemaakt? 4. De geschiedenis van het finantiewezen in Frankrijk na 1869. 5. Overzigt der voornaamste bronnen van inkomsten en uit^ -aven in Fiankrijk. 6. Een vergelijkend overzigt van het spaarbankwezen in Frankrijk, Engeland en Xederland. G.
Fro.usclie
letterkunde.
18. Hans Saehs. 19. Johann Fischart. 20. Der Einfluaa des engUachen Bchauspiela auf das deutache; Ayrer und Heinr. Jul. von Braunschweig. 21. Die Bprachgeaellachaflten im I7ten J a h r h u n d e r t ; ihre Bedeutung für die Entwicklung der Literatur. 22. Znaammenhang der deutachen Literatur mit der niederlandisclien im 17ten Jahrhundert. 23. Prosaromane des 17ten Jahrhundert*. 24. Das Drama in den beiden Bchlesischen Schulen. 25. Das Drama in dem Zeitraume von Opitz bis Klopstock. 2(5. Gegner der zweiten Bchlesischen Bchule. 27. Der Kampf der Leipziger und der Schweizer; seine Bedeutung für die deutache Literatur. 28. Dichter der Bremer Beitrflge. 29. Gottinger Hainbund. 30. Jean Paul Fr. Richter. 31. Lessing als Kritiker. 32. Die Charaktere in Lessing's Minna von Barnhelm. 33. Analyse von Schiller's Don Karlos. 34. Analyse von Göthe's Taseo. 35. Zeichnung der Hauptcbaraktere i:i Göthe's Hermann und Dorothea. 36. Bedeutung der romantischen Bchule; ihr Zusammenhang mit der philosophiaen Bichtung der Zeit. 37. Theodor KöVner. 38. Ludwig ühland. 39. Graf von Platen. 40. Immennann. 41. Friedrich BOckert 42. Heinrich Keine. 43. Adalbert Stifter. 44. Bobert Hamerling.
1. Lfccadémie fraieaise a-t-elle répondu au hut dans V*]uel elk a été fondée? 2. Que pensez-voufl de 1'influence de Louis XIV sur la littératuw v 3. Expliquez les c&uses (historiques et autres), qui out faii de la lang ue francaise Ia langue universelle par excellence. 4. Philippe de Comiaines. '.'. Babekws et Montajgne sur 1'éducation. 6. Le mouvement littéraire de Bonaard et de la Pléiade. 7. Histoire du roman ei de aee tendancea a partir du XVII' siècle. 8. L'art poéiique de Boiloau; examen de ses théories littérair*». I. Engeltcht letIer kunde. 9. Molière ceaaidéró dans les Précieuses ridicules et le* Feraotea aavaafeea. 1. Chaucer's Prologue. 10. Le Cinna de Corneille. 2. The importance of Chaucer's Canterbury Tales for 11. Les moralistea du XYII« .vièele. the history of civilisation. 12. Quidnés et défauts de la tragédie classique. 3. Bhakespeare's English Historica! Plays. 13. Les Lettres Penanee. 4. Analvsis of one of Bhakespeare's Comedies (The 14. Voltaire historiën, Merchant oi Venice, As you like it, Midsummer-Night 15. Parallèle entre Paul et Virginïe et Atala. Dream, Tempest). 16. Le théatre de Baanaiarchaia. 5. An analvsis of one of Bhakespeare's Tragedies (Ham17. Gil Bias. 18. Le Rousseau de 1'histoire et le Bousseau des Con- let. Macbeth, Uthello, Bichard III). 6. A delineation of aome of Bhakespeare's female i'essions. Characters. 19.- Béranger. 7. A comparison between Shakeapeare and Ben Johnson 20. Laniartine, poète. as Wlitera of Comedy. 2 1 . George Sand. 8. Lord Bacon, the Pbilosopber and Essayist, 22. Ste-Beuve et sa critique. 9. Dryden's and Pope's Batyres. 2 3 . Cinq-Mars et le roman bistorique. 10. An analvsis of the Spectator as a picture of con24. Alfred de Musset. temporary civilisation. 25. Le Génie du Christianisme de Chateaubriand. 11. The Essayist* of the 18th century. 26. La fille de Roland et Roland a Roncevaux. 12. Swift and his writinga. 13. Dean Swift'a Character, as displayed in GuUiver'a IL Duilsche letterkunde. Travel*. 14. Doctor Johnson and bis biographer James Boswell. 1. W e k h e StolTe worden in der Zeit der Vorbereituug zu 15. Oliver Goldsmith and bis worka. der ersten Blütheperiode der deutscheu Literatur bearbeitet? 1(3. Bichardson and the family-novel of t h e 18th century.
[1*8. 9.]
228
Verslag van den staat der liooge-, middelbare en lagere scholen over 1 8 7 5 — 1 8 7 6 . 17. Knglish prOM uiiil poetry In the 18th eentury. 18. The iniluence of French liternture and iiianners on Bnglisb liternture. 19. Tlie meritl and iniluence oi' Thomas 1'ercy and David (larrick. 20. The Ballad-literature of Kngland.
21. William Cowper. 22. Draw a compariaon between the reepective characteristics of Pope'* and ('owpor's 1'oetry. '2'i. Robert B a n u and Thomas Moore as national poets. 24. Walter Bcott and tlie historieal Novel. 25. The philosopbical and literary character of the Lftke Poets.
2(5. Tlie Iniluence of Byron'a Life on hia lyrical poetry. 27. The iniluence of (ierinan thought and German literature on Englisb literature.
sche geschiedenis ook voor leerlingen eener middelbare school van veel belang? 10. Toon door uitgewerkte voorbeelden uit de vaderlandsehe geaohiedenil vóór 1796 aan, dat deze zonder kennis der staatsgesteldbeid onverstaanbaar is. 11. Hoe legt gij het aan om het tijdperk der vaderlandaohe geschiedenis van 1795 tot 1800 voor leerlingen der lagere klassen duidelijk voor te stellen? 12. Wat verstaat gij door den maatschappelijken toestand van een volk? Wat heeft de leeraar eener hoogere burgerschool daarvan vooral in de hoogere klassen mede
te dealen f 13. Toon in een paar voorbeelden, boe gij anderer overtuiging eerbiedigt, zonder de uwe of die der geschiedenis geweld aan te doen.
28. Tliomas Carlyle and hia works. 29. Draw a comparitonbetween Thackeray and Diekens. 3(1. 31. 32.
Diekens as a satyrist and soeial refonner. Tennyson's Idylls of the King. Oeorge Elliot'a worka. ONDERWERPEN VOOR PAEDAGOGISCHE ((PBTELLEN. A.
Nt&trlanAtche
taal en letter kunde.
1. Welke zijn de voorwaarden, die de leeraar vervullen moet om de belangstelling der leerlingen levendig te houden bij de behandeling van de afgetrokken begrippen, die den inhoud der spraakkunst uitmaken? 2. Moet het onderwijs in de wetenschap der taal, wat omvang 1 en stof betreft, anders ingerigt worden voor meisjes dan voor jongens? 3. Acht gij bet gebruik van cacographiën en cacologiên n u t t i g , al of niet? 4. Waarom moet men de jongelieden de moedertaal leeren, daar zij toch buitendien door het gebruik verBtaanbaar genoeg leeren spreken? 5. W a t moet bij het laten vervaardigen van opstellen, brieven en dergelijke in acht genomen worden om eenig mogelijk nadeelig gevolg te voorkomen? (5. Acht gij het nnodig de stijlleer als een afzonderlijk vak te onderwijzen? Op welke gronden steunt uw g e voelen te dezen aanzien? 7. Oordeelt gij het van buiten leeren en opzeggen van plaateen uit dichtere of redenaars n u t t i g , en zoo j a , wat is de vrucht van die oefening? 8. W a t zijn de bezwaren, aan eene uitsluitend chronologische behandeling der letterkunde verbonden? 9. Waarom mag men, zoo men de letterkunde n a a r d e genres behandelt, niet verzuimen op den historischen g a n g in de voortbrenging der letterkundige producten te wijzen ? 10. Hoe denkt ge te voorkomen, dat het onderwijs bij den leerling niets meer oplevere dan een napraten van een oordeel, aan leeraar of leerboek ontleend? 11. Moet het onderwijs in de letterkunde, wat omvang der stof en keus der onderwerpen aangaat, anders ingerigt worden voor meisjes dan voor jongens? 12. Waarop valt bij de verklaring van Hooft's Geschiedeniaaen al niet te letten? B.
Gesehiedeitis.
1.
Waartoe dient kennis der geschiedenis?
2.
Verklaring eener bepaling (definitie) van geschiedenis.
3. Door voorbeelden op te helderen, wat is: eene breede opvatting van geschiedenis. 4. Beredeneerde opgave van de hulpmiddelen, die bet gemakkelijk aanleeren der geschiedenis bevorderen. 5. Verwachten van een goed schoolboek voor geschiedenis in de hoogere klassen eener hoogere burgerschool. 6. Vereiscbten van goede chronologische tabellen (tijdtafelen) en de waarde daarvan voor het middelbaar onderwijs. 7. Middelen, die den leeraar ten dienste staan om lust voor geschiedenis aan te wakkeren. 8. Hoe verdeelt men het best het onderwijs in geschie-
denia over de vijf klassen eener hoogere burgerschool? 9. Waarom is de beoefening van Qriekache en Romein-
C.
Aardrijkskunde.
1. Wiskundige aardrijkskunde op eene hoogere burgerschool van driejarigen cursus. 2. Hoe zoudt gij de afwisseling der jaargetijden aan de leerlingen verklaren? 3. W a t verstaat gij door de Ritter'sche methode? 4. Hoe denkt gij over bet teekenen van landkaarten
door leerlingen? 5. De verdeeling der aardrijkskundige leerstof over de verschillende klassen eener hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus. 6. De eisehen van een goed aardrijkskundig handboek. I). Fransche taal en
letterkunde.
1. Que pensez-vous de 1'adage de Goethe: «celui qui ne conuait aucune langue étrangère, ne connait pas la sienne propre?" 2. Des qualités propres a la langue frangaise. 3. Quelle est votro methode d'enseigner la granimaire? 4. Sur 1'emploi de la cacographie et de la dictee comme exercices grammaticaux. 5. Comment graduez-vous les exercices oraux? 0. Comment lire avec fruit en claaae? 7. Avantages et inconvénients respectifs de la traduction et de la composition considérées comme exercice de style. 8. A quels moyens auriez-vous recours pour enrichir Ie
vocabulaire de vos élèvea? 9. Comment vous y prenez-voua pour la correction des compositions ? 10. Comment organisez-vous l'enseignement de la lïtté— rature dans les classes supérieures d'une école moyenne ? 11. Du role du livre et de celui de 1'instituteur dans l'enseignement. 12. Quels sont les piéges presque inévitables, que l'instituteur rencontre dans l'enseignement et contre lesquels il importe qu'il se mette en garde ? E. Duitsche taal e,i letterkunde. 1. Die Weise , wie der grammatische Unterricht ertheilt werden muaa, zu boschreiben und zu begründen. 2. Durch welche Mittel aochen Sie den Unterricht in der (irammatik den Schfllem anziebend zu machen ? '3. Wie bringen Sie den Unterricht in der deutschen (irammatik in Yerbindung mit den übrigen graininatikaliscben Unterricht? 4. Wie wird der grammatische Stoff am besten über die füuf Klassen einer hóhern P.ürgerscbule vertheilt? W a r u m ? 5. Webdie Bildungselemente fi'ir die geistige Kntwick-
lung der Schuier besitzt der grammatische unterricht überhaupt, der im Deutachen ina beaondere? 0. Welche Anforderungen müasen an eine gute deutache (Irammatik fi'ir Niederlfindische Seinden gestellt werden? 7. Durch welche pedagogische RQcknchten muss man sich bei den (Jeberaetxungen aua dam Niederlfindiachen ina Deutsche zur Binübung der (Irammatik leiten lassen? 8. Welche Früchte kónnen aua der LektOre für die geistige Förderung der Schuier gewonnen werden? 9. In welcher Weise muss die Klassenlektüre anjrestellt werden? Welche Vorbereitung VOO Seiten der Schuier ist dazu erforderlich ? Welche Uebungen kniipfen sich daran 'i
[128.
Bijlagen.
9,]
Tweede Kamer.
229
Verslag van den staat der hooge-, middelbare en lagere scholen ovei 1875 - 1870. 10. Durcli welene Grundsiitze lassen Sic sich bei der Auswahl der zu lesendeu Stüeke leiten ? 11. Wie denken Sie, dass die Privatlektüre der Scliüler vom Lobrer anzuregen und zu leiten sei V 12. Halien Sie bei der Wahl der Aufsiltze in den \ e r schiedenen Klassen eine Stufenfolge ? Welche? Warum I 13. Wie leiten Sie dia Scliiller a u , dass sic ein g e g e benes Thema g u t disponiren lernen ! 14. Correktur und Behwdlung der korrigirren Aufsatze in der Klasse, nebst Uegrttndung. 15. Welche Autl'assung liaben Sie von deni Unterrieht in der Uiteraturgeschichte? Aus welchcn (li-ünden? 16. Wie richten Sie den Unterrieht in der Literaturgeachichte ein, um zu vermeiden, dass ilersellx* ein blosses
Nachaprechen des Urtheils des Lehren warde 1 17. Vertheilung des Stoffes für den Unterrieht in der Literaturgeschichte auf ilie beiden obern Klassen. 18. Was verstellen Sie unter Coneentration des Unterriehts, und wie würden Sie dieselbe auf der gegebenen gesetzliehen Grundlage zu verwirklichen suchen ! 19. Analytiseher und synthetischer Gang des Unterrichtes. Wo ist der eine und der andere beim Sj>rachunterrichte hauptsiiehlich anzuwenden V F . Bngtliekt
taal en
letterkunde.
1. Describe vour method of teaching Bngliah granimar a t a H. B. S.
Bijblad var. ere Nederlandsche Staats-Courant. 1876—1877.
2. Deaoribe your ideaa on teaching lynonymea. 3.
Are you ugainst teaching the pronunciation of the
Bngliah language by meana orrulea or notf Giva vour reasons. 4. The practical inijHirtance of dictation in the lower classes. 't. How to extend a pupil'i resources of exoression.
6. Your method of oorrecting exeroioai in Bngliah oom* poeition, 7. Translation (l)utch into Bngliah) and Knglish compoaition , and their respective practical importance in tuition. 8. Deaoribe your method of teaching Bngliab literature at n H. B. S. (
J. Deaoribe your ideaa on oomtnentariea rad the aaeof
annotated editions at schools for M. O. 10. Which of Shakespeare's drainas deserve nbove otbers to be read with pupila 'i W h y V 11. W h a t do you think on reading Shakeepeare with girls? Which of bis drama's would you prefer and whyY
12. Whidi periode of Bngliah literature particulanj
deserve the attention of pupila ? W h y V 13. Which authors deserve above otbers to be read and studied with pupila f 14. How to trent backward pupila t Voor eensluidend afschrift, De Voorzitter der Commissie, BTBTM PAKVK.