BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT SUCCESSIEWET OOK VOOR PRIVÉVERMOGEN? Op 13 juli 2012 heeft rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 (LJN: BX3386, AWB 11/5509). Rechtbank Breda oordeelde dat de faciliteit strijdig is met het discriminatieverbod. De Belastingdienst heeft naar aanleiding van die uitspraak veel bezwaarschriften ontvangen tegen aanslagen erf- en schenkbelasting waarin een beroep is gedaan op die uitspraak. Op 22 november 2013 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit niet in strijd is met het discriminatieverbod.
1
Rechtbank Breda, 13 juli 2012
1.1
Casus
De casus was als volgt. Y dreef tot 2004 een landbouwonderneming. Na de staking hiervan, verpachtte hij de gronden aan X. In het testament van Y was X benoemd tot erfgenaam. Op 8 januari 2007 overleed Y en verkreeg X de nalatenschap welke voor een groot deel bestond uit het voormalige ondernemingsvermogen van Y. X en de inspecteur zijn het erover eens dat het voormalige ondernemingsvermogen dat X verkrijgt, ten tijde van het overlijden geen ondernemingsvermogen is. Volgens de wettelijke regeling kan X daarom de bedrijfsopvolgingsfaciliteit niet toepassen. X is echter van mening dat deze regeling daardoor discriminerend is.
1.2
Discriminatie
Er is sprake van discriminatie als gelijke gevallen ongelijk worden behandeld. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van gelijke gevallen. Immers, zowel de verkrijging van ondernemingsvermogen als van privévermogen zijn verkrijgingen krachtens erfrecht en vallen onder artikel 1 SW. De beperking van de faciliteit tot ondernemingsvermogen zorgt voor een ongelijke behandeling. 1.3
Rechtvaardiging
Ongelijke behandeling is toegestaan als hiervoor een rechtvaardiging bestaat. Daarbij kan worden gedacht (aldus de rechtbank) aan het faciliteren van bedrijfsoverdrachten die zonder de faciliteit niet zouden kunnen plaatsvinden, omdat voldoende liquiditeiten ontbreken.
Discriminatie bedrijfsopvolgingsfaciliteit 22 november 2013
© Register Belastingadviseurs
1
Dat was oorspronkelijk het doel van de faciliteit. Uit de wetsgeschiedenis blijkt echter niet dat dit een voorwaarde is. Ongelijke behandeling is overigens slechts mogelijk voor zover de begunstiging van het ondernemingsvermogen redelijk is gezien het doel. Tot 2005 gold een vrijstelling van maximaal 30%, wat nog redelijk kon zijn. De verhoging van de vrijstelling in 2005 tot 75% van het verkregen vermogen (die niet is gemotiveerd in de wetsgeschiedenis) is niet meer redelijk te noemen. 1.4
Samenvattend
Rechtbank Breda oordeelt dat de huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteit in strijd is met het discriminatieverbod. De discriminatie kan niet worden gerechtvaardigd. De bedrijfsopvolgingsfaciliteit is niet alleen van toepassing als er liquiditeitsproblemen zijn door de heffing van successierecht; er wordt niet feitelijk getoetst of er in een specifiek geval liquiditeitsproblemen zijn en de vrijstelling is erg hoog. Door de verruiming van de faciliteit tot 75% van het verkregen vermogen is alle redelijkheid overschreden. Het gevolg is dat de opgelegde aanslag moet worden gewijzigd in een conserverende aanslag.
2
Bezwaren
Op het eerste oog lijkt de uitspraak duidelijk maar deze roept diverse vragen op. Geldt deze uitspraak bijvoorbeeld ook voor de heffing van schenkingsrecht? Kan de uitspraak ook worden toegepast als privévermogen wordt verkregen dat nooit tot een onderneming behoorde? In onderhavige zaak ging het namelijk om vermogen dat ooit tot een onderneming behoord had. Geldt de uitspraak alleen voor toepassing van de “oude” bedrijfsopvolgingsfaciliteit (tot en met 2009) of ook voor de nieuwe bedrijfsopvolgingsregeling, dat wil zeggen 100%-vrijstelling bij een waarde van het ondernemingsvermogen van thans maximaal € 1.028.132? Wat betekent de wijziging van de opgelegde aanslag in een conserverende aanslag? Geldt dan ook een vervreemdingsverbod van vijf jaar voor het vermogen en vervalt deze daarna?
Naar aanleiding van de uitspraak van rechtbank Breda heeft de staatssecretaris van Financiën aangegeven dat hij van mening is dat er geen sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel en verwijst hiervoor naar een arrest van de Hoge Raad van 9 december 2011, LJN: BU6998, nummer 11/02099.
Discriminatie bedrijfsopvolgingsfaciliteit 22 november 2013
© Register Belastingadviseurs
2
2.1
Massaal bezwaar
De Belastingdienst heeft veel bezwaarschriften ontvangen tegen aanslagen erf- en schenkbelasting waarin een beroep is gedaan op de uitspraak van rechtbank Breda. Daarom heeft de staatssecretaris van Financiën op 23 oktober 2012 bepaald dat op die datum aanhangige bezwaarschriften waarin slechts een beroep wordt gedaan op de bedrijfsopvolgingsfaciliteit, worden aangemerkt als massaal bezwaar. Ook bezwaarschriften die nog worden ingediend tot en met de dag voor de collectieve uitspraak, worden aangemerkt als massaal bezwaar.
Verder is aangegeven dat het niet nodig is bezwaar aan te tekenen en een beroep te doen op de uitspraak van rechtbank Breda. Als namelijk blijkt dat de Belastingdienst niet geheel in het gelijk wordt gesteld, worden alle opgelegde aanslagen herzien, ook voor belastingplichtigen die geen bezwaar hebben ingediend. De voorwaarde is dat het gaat om belastingaanslagen die op 23 oktober 2012 nog niet onherroepelijk vaststaan.
Bij massaal bezwaar, wordt een belanghebbende niet gehoord. De Belastingdienst doet te zijner tijd één uitspraak op bezwaar, welke publiekelijk bekend wordt gemaakt. Individuele belanghebbenden krijgen dus geen afzonderlijke uitspraak op bezwaar. Tegen een collectieve uitspraak kan geen beroep worden ingesteld. Individuele belanghebbenden kunnen echter wel een afzonderlijke uitspraak op bezwaar aanvragen bij de “eigen” inspecteur. Tegen deze uitspraak kunnen zij dan wél beroep aantekenen. 2.2
Onherroepelijk vaststaande belastingaanslagen
Belastingaanslagen die op 23 oktober 2012 al onherroepelijk vaststaan, lopen niet mee in het massaal bezwaar. Een verzoek om ambtshalve vermindering zal niet worden gehonoreerd omdat de staatssecretaris voornoemd arrest van de Hoge Raad van 9 december 2011 als uitgangspunt neemt.
Een gang naar de civiele rechter zal naar onze mening geen resultaat hebben. In beginsel is de civiele rechter gebonden aan de formele rechtskracht van de aanslag. Eventuele uitzonderingen op dit uitgangspunt lijken in dit geval niet aan de ordei.
Discriminatie bedrijfsopvolgingsfaciliteit 22 november 2013
© Register Belastingadviseurs
3
3
Andere jurisprudentie en proefprocedures
Sinds de uitspraak van rechtbank Breda zijn er enkele “losstaande” uitspraken van rechtbanken met een andere uitkomst verschenen. In dit kader wijzen wij u op:
Rechtbank
Datum uitspraak
Vindplaats
Hoger beroep
(www.rechtspraak.nl) Rechtbank Arnhem
Rechtbank Breda
Rechtbank Haarlem
1 november 2012
22 november 2012
14 december 2012
LJN: BY2093
Ja, doch nog geen
AWB 12/1375
uitspraak gedaan
LJN: BY8838
Ja, doch nog geen
AWB 12/525
uitspraak gedaan
LJN: BY7948
Ja, doch nog geen
AWB 12/222, 12/223
uitspraak gedaan
en 12/224 Tevens zijn er enkele “losstaande” uitspraken van gerechtshoven verschenen. Dit betreft uitspraken in procedures waar al voor 13 juli 2012 in eerste aanleg uitspraak is gedaan. Inmiddels is ook beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraken van de betreffende gerechtshoven. In dit kader wijzen wij u op:
Gerechtshof
Datum uitspraak
Vindplaats
Rolnummer
(www.rechtspraak.nl) Hoge Raad Hof Arnhem-
5 maart 2013
Leeuwarden Hof Amsterdam
LJN: BZ5017
13/02023
AWB 12/00183 18 april 2013
LJN: BZ9122
13/02764
AWB 11/00741
3.1
Hoger beroep en gevolgen voor massaal bezwaarprocedure
Op 18 april 2013 heeft gerechtshof ’s-Hertogenbosch in hoger beroep op de zaak van rechtbank Breda van 13 juli 2012 geoordeeld dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit van de Successiewet niet strijdig is met het gelijkheidsbeginsel.
Discriminatie bedrijfsopvolgingsfaciliteit 22 november 2013
© Register Belastingadviseurs
4
Het gerechtshof constateert weliswaar dat er gelijke gevallen zijn die ongelijk worden behandeld. Deze ongelijke behandeling is echter gerechtvaardigd. Het waarborgen van de continuïteit van een echte onderneming is namelijk een objectieve rechtvaardiging om de verkrijging van ondernemingsvermogen anders te behandelen dan de verkrijging van nietondernemingsvermogen. Het vonnis van rechtbank Breda wordt hiermee vernietigd.
De massaal bezwaarprocedure was een reactie op de grote stroom bezwaarschriften naar aanleiding van de uitspraak van rechtbank Breda. Nu de uitspraak van rechtbank Breda in hoger beroep is vernietigd, is de motivering voor de bezwaren in feite teniet gedaan. Het is aan de Hoge Raad om haar oordeel te geven over deze specifieke casus. De uitkomst moet daarom worden afgewacht. Voor aanslagen successierecht/erfbelasting die nog worden opgelegd, geldt de procedure zoals onder paragraaf 2.1 beschreven. Desgewenst kan echter bezwaar worden aangetekend.
3.2
Proefprocedures / Oordeel Hoge Raad
De Belastingdienst heeft in samenspraak met diverse organisaties zes proefprocedures gestart bij diverse rechtbanken. In vijf van de proefprocedures is hoger beroep overgeslagen en wordt rechtstreeks doorgeprocedeerd bij de Hoge Raad (sprongcassatie). In één proefprocedure is niet verder geprocedeerd omdat de zaak identiek is aan een andere zaak waarin wél wordt doorgeprocedeerd.
AG IJzerman oordeelde in drie zaken dat de Nederlandse wetgeving in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat de wettelijk voorziene vrijstellingen boven 75% van het ondernemingsvermogen uitgingen. De Hoge Raad heeft op 22 november 2013 geoordeeld dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit niet in strijd is met het discriminatieverbod. De Hoge Raad constateerde dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit onder meer in het leven is geroepen omdat de heffing van successie- en schenkingsrecht bij verkrijging van ondernemingsvermogen liquiditeitsproblemen met zich mee kan brengen. Vervolgens overwoog de Hoge Raad dat hoewel het inderdaad kan voorkomen dat de faciliteit wordt toegepast terwijl er geen sprake is van liquiditeitsproblemen, dit niet betekent dat de veronderstellingen van de wetgever evident onredelijk zijn. De ruime beoordelingsvrijheid die de wetgever had, is daarom niet overschreden zodat er dus geen sprake is van een bevoordeling van de verkrijging van ondernemingsvermogen ten opzichte van de verkrijging van overige vermogensbestanddelen. Van discriminatie kan daarom geen sprake zijn.
Discriminatie bedrijfsopvolgingsfaciliteit 22 november 2013
© Register Belastingadviseurs
5
Rechtbank
Datum
Vindplaats
uitspraak Oost-Nederland
29 januari 2013
LJN: BZ5256
Rolnummer
Oordeel Hoge
Hoge Raad
Raad
n.v.t.
n.v.t.
13/01154
Geen
AWB 12/6261 Oost-Nederland
29 januari 2013
(Arnhem) Oost-Nederland
AWB 12/5955 29 januari 2013
(Arnhem) Oost-Nederland
29 januari 2013
13/01161
LJN: BZ2716
14 februari 2013
LJN: BZ2255
13/01160
Brabant (Breda)
LJN: BZ8593 AWB 12/6433
Geen discriminatie
13/01622
AWB 13/98 29 maart 2013
Geen discriminatie
AWB 12/5949
(Haarlem) Zeeland-West-
LJN: BZ5236
discriminatie
AWB 12/5950
(Arnhem) Noord-Holland
LJN: BZ5254
Geen discriminatie
13/02453
Geen discriminatie
Culemborg, 22 november 2013
Mr. A.T. Pahladsingh Bureau Vaktechniek
i
Prof. dr. M.W.C. Feteris, “Formeel belastingrecht pagina 520, Deventer 2007”: Een uitzondering wordt door de HR gemaakt wanneer de onrechtmatigheid van de beschikking tussen de partijen in de civiele procedure niet in geschil is (HR 24 december 1976, NJ 1977, 380)… Verder maakt de HR een uitzondering in bijzondere gevallen waarin aan het ontbreken van bescherming door de burgerlijke rechter “klemmende bezwaren” zijn verbonden. Recent heeft de HR gesproken van “zeer klemmende gevallen”, en de rechter gemaand dit criterium terughoudend toe te passen (HR 9 september 2005, NJ 2006, 93).
Discriminatie bedrijfsopvolgingsfaciliteit 22 november 2013
© Register Belastingadviseurs
6