1
Inleiding
Het Haringvliet is van oudsher een estuarium in open verbinding met de zee. Na afsluiting met de Haringvlietdam is het Haringvlietmeer ontstaan. Hierin is de werking van het getij nagenoeg verdwenen en de natuur verruigd. Pogingen om de natuurwaarden te verhogen, de waterkwaliteit te verbeteren en vistrek weer mogelijk te maken door middel van het Kierbesluit, stuiten op verzet van belangengroepen. Er wordt gevreesd voor een zodanige verzilting dat maatregelen nodig zijn in de zoetwaterinfrastructuur op Voorne-Putten en Goeree-Overflakkee. Het Kierbesluit valt echter onder internationale verdragen ter bevordering van vismigratie. Grontmij heeft een concept ontwikkeld waarbij het Kierbesluit kan worden uitgevoerd met een beperkte zoutindringing en ontwikkeling van hoogwaardige natuur. Hierbij wordt de zoutindringing met 30 a 50 % gereduceerd. Om dit te bereiken worden de bestaande ondiepten van de Hinderplaat verder uitgebreid naar het zuiden door zandopspuiting. Op deze manier ontstaat een barrière-eiland en wordt het water, dat bij vloed het gebied binnen stroomt, gedwongen om door het slijkgat te stromen. De grotere doorstroom van water door het Slijkgat zorgt, naar verwachting, voor minder baggerwerkzaamheden om de geul open te houden. Baggerwerkzaamheden bedragen gemiddeld 265.000 m3 per jaar. Achter de monding ontstaat een trechtervormig estuarium. Dit gebied is groot genoeg om ervoor te zorgen dat bij elke getij voldoende zout en zoet water achterblijft in het estuarium, hierdoor vormt het estuarium een uitstekend gebied voor het mengen van zoet en zout water. Bij het uitvoeren van het Kierbesluit stroomt dus geen zout water, maar brak water de Haringvliet in. De overgang van zout naar zoet in het estuarium creëert een unieke getijdennatuur van bijna 100 km2. In het rustgebied van de Hinderplaat zijn geen werkzaamheden nodig en de oplossing kan vrijwel geheel met zand worden uitgevoerd. Ook vanuit economisch perspectief is de maatregel interessant. De kosten voor aanleg vallen lager uit dan de compenserende maatregelen van het Kierbesluit.
2
Balance Island
De huidige discussie over het Kierbesluit en de Haringvliet gaan naast de kosten vooral over de effecten van zoutindringing. Bij het ‘op een kier laten’ van de sluizen bij vloed, stroomt zout water de Haringvliet binnen. Doordat er zout water direct voor de Haringvlietdam aanwezig is, stroomt het zoute water ver de Haringvliet in. In de ontwikkelde variant van Grontmij wordt de zoet-zout gradiënt geleidelijker gemaakt en verder zeewaarts verplaatst. Hierdoor stroomt er brak water de Haringvliet in. Daarmee wordt de zoutwater-indringing kleiner. De terugdringing wordt bereikt door de aanleg van een bufferzone aan de zeewaartse kant van de Haringvlietdam. Dit ondiepe gebied behoort tot de voormalige Eb delta van de Haringvliet. Zandige afzettingen werden hier door het getij, golven en stroming afgezet en verplaatst. Het ondiepe gebied kan worden omgewerkt tot een estuarium dat fungeert als ‘mengbasin’ voor zoet en zout water. Hierdoor ontstaat een geleidelijke gradiënt tussen zoet en zout water.
Figuur 2-1 Platen en ondiepten in de monding van de Haringvliet in 2005. Ook bij aanleg van Balance Island wordt de Hinderplaat ongemoeid gelaten. (bron 2)
Pagina 1 van 6
Figuur 2-2 Huidige overgang van zout naar zoet water bij uitvoer van het Kierbesluit
Figuur 2-3 Toekomstige overgang van zout naar zoet bij uitvoering van Balance Island en het Kierbesluit.
3
Samenwerken met de natuur
3.1 Een natuurlijk stabiel eiland Na de afsluiting van de Haringvliet is de monding van de Haringvliet veranderd van een zeegat met een buitendelta in een ondiepte waarin stroming beperkt is. Door golven en getij verandert het gebied. In de huidige ontwikkeling van de kust is de vorming van ondiepten en platen te zien als gevolg van landwaarts transport van zand, zoals gegeven in Figuur 3-1 en Figuur 3-2. De ligging van deze platen volgen een concave boog tussen Goeree en Maasvlakte 2. Omdat de natuurlijke processen ervoor zorgen dat deze vorm ontstaat, zal een opgespoten eiland dat deze vorm volgt het minst last hebben van afbraak en het meest stabiel zijn. Figuur 3-3 illustreert Figuur 3-1 Sedimentbalans van de monding van de benodigde aanpassing voor aanleg van het de Haringvliet in miljoen m3 per jaar.(bron 1) estuarium. Vanaf hier neemt de natuur het grotendeels over. Processen die voor een natuurlijke ophoging zorgen van de delta krijgen weer de ruimte. In het estuarium ontstaan hierdoor verschillende gradiënten in zoutgehalte, hoogte, stroming en getijdeninvloed. Hiermee worden de randvoorwaarden geschapen voor de ontwikkeling van een duurzaam, dynamisch natuurgebied met grote biodiversiteit.
Pagina 2 van 6
3.2 Menging van zoet en zout water De getijslag bij de Haringvliet is ongeveer drie meter. De waterstand varieert daarbij tussen ongeveer NAP -1,5 m en NAP + 1,5 m. Bij opkomend water stroomt zout water richting de Haringvlietdam. Hierbij wordt door een waterdeeltje ongeveer 10 Km afgelegd (de getijweg). Wanneer een estuarium groter is dan de getijweg, blijft zout water achter in het estuarium en kan zout water zich mengen met zoet uitstromend water. Bij een volgende vloed wordt dit water dan richting de kust gestuwd. Dit water heeft een lager zoutgehalte. In een interview met prof. H. Savenije, professor in Integrated Water Resource Management aan de Technische Universiteit Delft, gaf hij aan dat de voorgestelde maatregel een verlaging van de saliniteit kan bewerkstelligen van 30 tot 50% ter hoogte van de Haringvlietdam. Om de benodigde getijweg te verkrijgen bestaat balance island uit een strook die de monding vijf kilometer zeewaarts brengt. In het estuarium krijgt het zoutgehalte een verloop zoals schematisch weergegeven in onderstaande figuur. (Bron: 3)
De afvoer van zoet water bij het spuien zorgt voor een regelmatige toevoer van zoet water. Gemiddeld stroomt er bij het spuien 877 m3/s zoet water langs de Haringvlietdam met een gemiddeld spuivolume van 22 miljoen m3. Bij piekafvoeren neemt de hoeveelheid toe tot extremen van 9000 m3/s (extreme afvoer in februari 1995 gedurende 8 dagen van 9015 m3/s (bron 1). Hoewel normale afvoer voornamelijk door het slijkgat gaat, is bij piekspuien afvoer van water door alle geulen en over de platen aanwezig.
zee
z o u t g e h a l t e
Land
Afgelegde afstand van zee naar land Figuur 3-2 Theoretisch verloop van zoutgehalte in estuaria. (afhankelijk van type) door menging neemt het zoutgehalte richting de kust af.
3.3 Ecologische effecten Bij de inrichting van het eiland en het aanbrengen van het zand kan een verscheidenheid aan habitats gecreëerd worden. Door de breedte van het eiland niet overal gelijk te houden ontstaat er op sommige plaatsen een zoetwaterbel. Hierdoor wordt een gradiënt in zoetwater verkregen en kan zich plaatselijk een (pionier)vegetatie ontwikkelen. Door daarnaast verschil in reliëf aan te brengen ontstaat er een zeer gevarieerd gebied. Aan de binnenzijde van het eiland ontstaan door de estuarine dynamiek een gebied met wadplaten en kwelders. In de zones die relatief beschut zijn, zal voedselrijk zoet water mengen met zout water. Hierdoor ontstaat een voedselrijk, relatief warm en ondiep gebied, wat zorgt voor goede groeifactoren voor het bodemleven. Wanneer het gebied zich verder natuurlijk ontwikkelt, zullen bivalven (o.a. strandgaper, nonnetje), wadpieren en allerlei ander bodemleven de bodem bevolken. Het gebied dat dan ontstaat, vormt een uitstekende broedkamer voor vis en als foerageer-, rust-, overwintering- en broedgebied voor verschillende kustvogels. Het noordelijke gelegen rustgebied van de Hinderplaat is en blijft zeer geschikt als rust- en zoogplaats voor de Grijze- en Gewone Zeehond.
De zeldzame Bontbekplevier ( met dank aan Steve Geelhoed)
Pagina 3 van 6
Figuur 3-3 Principe voor ontwikkeling van Balance Island; Bijsturen in de gebiedsontwikkeling met een minimum aan ingrepen.
Pagina 4 van 6
3.3.1 Vogels Het estuarium geeft extra mogelijkheden voor verschillende vogels, waaronder zeldzame soorten. Het eiland geeft ruimte als broedgelegenheid voor vogels als grote stern (bedreigde soort), visdief (kwetsbare soort) en dwergstern(kwetsbare soort), de kleine mantelmeeuw en strandbroeders als strandplevier (bedreigde soort) en bontbekplevier (kwetsbare soort). De grote stern, visdief (kwetsbare soort) en dwergstern zijn grondbroeders van kaal substraat, bij voorkeur schelpengruis en vinden op het opgespoten deel een uitstekende habitat. De strandplevier en de Bontbekstrandloper hebben om te broeden stranden of duinen nodig. Door het aanbrengen van hoogteverschillen en het verstuiving zullen ook deze habitats ontstaan. Het ontbreken van predatoren als de vos en de afwezigheid van verstoring maken een eiland erg geschikt als broedgelegenheid. Het herstel van de estuarine dynamiek en de broedkamerfunctie voor vissen maakt dat er voor o.a. stern-achtingen veel voedsel beschikbaar komt waardoor het broedsucces (die bij visdiefjes de afgelopen jaren slecht was) zal verbeteren.
3.3.2
Visdief ( met dank aan Steve Geel-
Vis
De afgelopen decennia zijn door o.a. de verslechtering van de waterkwaliteit, het onbereikbaar worden van de paaigronden, en het verdwijnen van habitat een aantal migrerende vissoorten als de Atlantische Steur, houting, Elft en de Zalm uit Nederland verdwenen. Andere zoals de Fint, Aal en Zee- en Riverprik zijn zeldzaam geworden. De laatste jaren is de waterkwaliteit in het stroomgebied van de Rijn en de Maas erg verbeterd, zodat door uitzetprojecten van de zalm, houting en elft een aantal verdwenen soorten weer in het stroomgebied van de Maas de Rijn voorkomen. Deze populaties van de Zalm en de Elft staan echter nog niet op zichzelf en zijn afhankelijk van nieuwe uitzettingen. Een van de oorzaken hiervoor zijn de vismigratie barrières, zoals stuwen, waterkrachtcentrales en dammen. Door het kierbesluit uit te voeren waardoor de Haringvlietsluizen ook bij vloed deels open worden gezet vervalt hier een belangrijk knelpunt. Hierdoor wordt er samen met alle internationale vismigratie projecten een grote stap gezet naar het behoud en het realiseren van duurzame vispopulaties. Ook voor de aal die de afgelopen jaren sterk in aantallen zijn gedaald is dit van groot belang. Schieraal (paairijpe Aal) kan door de vrije vismigratie naar zee migreren om zich in de Sargasso zee voort te planten. De Glasaal afkomstig uit deze zee kan door het open estuaria door middel van de getijdenwerking het stroomgebied van de Rijn en de Maas in zwemmen. Het estuarium dat ontstaat door Balance Island dient naast migratiemogelijkheden ook als broedkamer en leefgebied voor verschillende (zeldzame) typische brakwater en estuarine soorten. Het zoetwater getijdengebied dat ontstaat, biedt mogelijkheden voor paaigebieden voor de fint, bijvoorbeeld de Biesbosch. Voor het afsluiten het Haringvliet was spiering veel voorkomend. Door de migratie weer mogelijk te maken en ervoor te zorgen dat er voldoende paaiplaats is kan er weer een gezonde populatie ontstaan. 3.4 Natura 2000 Bij de aanleg van Balance Island wordt er zand aangebracht op de zuidelijke punt van de hinderplaat en ten zuiden ervan. Dit is onderdeel van het Voordelta N2000 gebied. Hoewel de natuur baadt heeft bij de maatregel zijn er tijdelijke effecten te verwachten op enkele kwalificerende soorten van het vogelrichtlijngebied Voordelta en mogelijk ook op een Habitatrichtlijnsoort is een Natuurbeschermingswet vergunning noodzakelijk om het plan uit te voeren. De directe effecten van de aanleg zijn vooral relevant voor het habitattype H1110 permanent overstroomde zandbanken en H1140 slik- en zandplaten.
Pagina 5 van 6
In het kader van de verstoring- en verslechteringtoets dient het effect van het inrichtingsplan op kwalificerende soorten en habitattypen nader gekwantificeerd te worden. Deze toets kan pas worden uitgevoerd, als er meer details bekend zijn en dit plan tot in detail wordt uitgewerkt. Ook is er gedetailleerde en actuele informatie nodig van het gebruik van het onderzoeksgebied door vogels. Ook moeten mogelijke uitstralende effecten op Natura2000 habitats onderzocht worden. De ondiepe kustzone rondom de Haringvliet kan veranderen als gevolg van veranderingen in stroming en sedimenttransport.
4
Haalbaarheid
4.1 Technische en financiële haalbaarheid De maatregelen die voorzien worden voor de uitvoering van het Kierbesluit worden geschat op ongeveer 40 miljoen euro. Het terugdringen van de zoutindringing kan betekenen dat (een aantal van) deze maatregelen niet hoeft te worden uitgevoerd. Naar schatting zal in het gebied een suppletie nodig zijn van ongeveer 5 Km lang. Hierbij zal het gebied grofweg 4 meter moeten worden opgehoogd over een breedte van 100 meter. Dit betekend in totaal een benodigde hoeveelheid suppletiezand van 2000.000 m3. Jaarlijks wordt er ter handhaving van de kustlijn 12 miljoen kubieke meter zand aangebracht langs de Nederlandse kustlijn onder leiding van Rijkswaterstaat. Een combinatie met dit suppletieprogramma kan de kosten daarom drukken. Met een geschatte kostprijs van ongeveer 5 euro per m3 kost de suppletie 10 miljoen euro. Tel hierbij de kosten op voor verplaatsen van betonning en bescherming van de eilandkop, dan blijven de kosten nog altijd onder de 12 miljoen. Tegenover een huidige kostenpost van 60 miljoen is dit dus een zeer aantrekkelijk alternatief, waarbij ook waardevolle natuur ontstaat en mogelijkheden voor duurzame energiewinning. 4.2 Teamsamenstelling en vervolgonderzoek Het haalbaarheidsonderzoek Balance Island wordt uitgevoerd in samenwerking tussen young professionals van Grontmij en Imares. De fysische haalbaarheid is onderzocht door Fysische Geograaf drs. Sander van Rooij, werkzaam in het team Kust en Rivieren van Grontmij. De effecten op natuurontwikkeling zijn onderzocht door ing. Emil Kuijs, Visserijbioloog bij de afdeling visserij van Imares. Rapportage is mede tot stand gekomen door bijdrage van MSc. Edwin Verduin, Marien Ecoloog bij Grontmij Aquasense en Anne Brodauf, stagiaire bij Van Oord. Als vervolg op het voorstel ‘Balance Island’ wordt voorgesteld om de effecten op de zoutindringing duidelijker in kaart te brengen. De TU Delft heeft hierin aangegeven er een afstudeeropdracht van te willen maken. Om de uitvoering van de suppletiewerken nader te onderzoeken zijn twee baggerbedrijven benaderd die interesse hebben in de oplossing. Verder is een nauwkeuriger studie nodig naar zowel de morfologische als ecologische effecten.
5 1 2 3
Literatuur RWS- RIKZ. 1998. MER beheer Haringvlietsluizen, Deelrapport morfologie monding Haringvliet. www.kustfoto.nl Savernije, Hubert H.G. 2005.Salinity and Tides in Alluvial Estuaries.
Pagina 6 van 6