1. In de Maneschijn
2. Berend Botje
In de maneschijn, in de maneschijn, Klim ik op een trapje naar het raamkozijn.
Berend Botje ging uit varen met zijn bootje naar Zuid Laren. De weg was recht, de weg was krom, nooit kwam Berend Botje weer om!
En je raadt het niet, en je raadt het niet:
1,2,3,4,5,6,7, waar is Berend Botje gebleven? Hij is niet hier, hij is niet daar, hij is naar Amerika!
Zo doet een vogel, en zo doet een vis. Zo doet een duizendpoot, die schoenenpoetser is.
Amerika! Amerika! Eén keer in de rondte, van je hopsasa!
En dat is één, en dat is twee, en dat is dikke dikke dikke tante Kee.
Amerika! Amerika! Twee keer in de rondte, van je hopsasa!
En dat is recht, en dat is krom,
Drie keer in de rondte, van je hopsasa!
En zo draaien wij het wieltje nog eens om. Rom! Bom!
3. Ze kunnen zeggen wat ze willen Ze kunnen zeggen wat ze willen, maar de olifant, die heef de dikste billen van het hele land! En de giraffe de allerlangste nek, En het nijlpaard de allergrootste bek, bek bek! De flamingo heeft de aller dunste poten, De palmboom de aller hardste noten. De krokodil de allergrootste mond En de baviaan de aller roodste kont. Ze kunnen zeggen wat ze willen, maar de olifant, die heeft de dikste billen van het hele land! En de giraffe de aller langste nek, En het nijlpaard de allergrootste bek, bek bek! De papagaai heeft de aller gekleurdste kleren, de pauw de allermooiste veren. De mier heeft de allersterkste rug en de ergste prik komt van de mug, mug, mug.
Ze kunnen zeggen wat ze willen, maar de olifant, die heef de dikste billen van het hele land! En de giraffe de aller langste nek, En het nijlpaard de allergrootste bek, bek bek!
4. Vingertjes Met de vingertjes, met de vingertjes, met de platte, platte, platte handjes! Met de vuistjes, met de vuistjes, met de elle, elle, elleboogjes klap, klap, klap! Met de teentjes, met de teentjes, met de platte, platte, platte voetjes. Met de knietjes, met de knietjes, met je billen, billen, billen stap, stap, stap!
5. Poesje mauw Poesje mauw kom er eens gauw. Ik heb lekkere melk voor jou en voor mij rijstebrij O, wat heerlijk smullen wij Hondje waf, Waf, waf, waf. Blijf jij van mijn lekkers af. Deze koek is voor mij, maar voor jou is er ook wat bij! Kippie tok, Tok, tok, tok. Blijf jij in je kippenhok. Leg voor mij, Een lekker ei. O, wat heerlijk smullen wij.
6. Smakelijk eten, smakelijk drinken Smakelijk eten, smakelijk eten. Hap hap hap, hap hap hap. Dat zal lekker smaken! Dat zal lekker smaken! Eet maar op, hap, hap, hap
Smakelijk drinken, smakelijk drinken. Slok slok slok, slok slok slok. Dat zal lekker smaken! Dat zal lekker smaken! Drink maar op, slok slok slok
7. Poets je tanden Poets, poets Poets je tanden, altijd heel erg goed. Poets, poets Poets je tanden, weet je hoe dat moet. Eerst de linkerkant, dan de rechterkant, Dan de bovenkant en de onderkant. Nu de binnenkant en de buitenkant ohhhhhhhh Poets, poets Poets je tanden, altijd heel erg goed. Poets, poets Poets je tanden, weet je hoe dat moet. Pak je tandenborstel, haal wat water uit de kraan. Wat van pasta smeren, pas op voor je kleren. Laat die borstel maar gaan.
Poets, poets Poets je tanden, altijd heel erg goed. Poets, poets Poets je tanden, weet je hoe dat moet. Poets, poets Poets je tanden, altijd heel erg goed. Poets, poets Een frisse adem als je zoenen moet.
8. De krokodil De krokodil zwemt in het water. De krokodil ligt even stil. De krokodil kruipt dichter bij en hap, daar bijt hij in je bil. Au, auw
9. Visje in het water Visje, visje in het water. Visje, visje in de kom. Visje, visje, kan niet praten. Visje, visje, draai je om. Visje heeft zich omgekeerd, omgekeerd, omgekeerd. Visje heeft zich omgekeerd, dat heeft die van jou geleerd.
Daag visje!
10. De kapper Knip knip knip, knip zegt de schaar. Kappertje wat doe je met mijn haar. Hou je’t lang of maak je het kort. Ik hoop maar dat het netjes wordt. Knip knip knip, knip zegt de schaar. Kappertje wat doe je met mijn haar. Verf je’t paars of knipje erop. Of krijg ik een krullenkop. Knip knip knip, knip zegt de schaar. Kappertje wat doe je met mijn haar. Hou je’t lang of maak je het kort. Ik hoop maar dat het netjes wordt.
11. Zevensprong Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven. Heb je wel gehoord van de zevensprong. Ze zeggen dat ik niet dansen kan, ik kan dansen als een edelman. Dat is één. Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven. Heb je wel gehoord van de zevensprong. Ze zeggen dat ik niet dansen kan, ik kan dansen als een edelman. Dat is één. Dat is twee. ………………………………….. tot zeven!
12. Alle eendjes zwemmen in het water Alle eendjes zwemmen in het water Falderal de riere, Falderal de rare Alle eendjes zwemmen in het water Fal de ral de ral de ral de ral de ral de ral ral ral. Ook zo met: Jongens, meisjes, mama’s, papa’s
13. Deze vuist op deze vuist Deze vuist op deze vuist, deze vuist op deze vuist, deze vuist op deze vuist en zo klim ik naar boven. Joepie de poepie!
14. Daar komt een olifant Jongens, meisjes, aan de kant, want daar komt een olifant. Dikke poten, grote oren, en een lange slurf van voren. Jongens, meisjes, aan de kant, want daar komt een Olifant. Jongens, meisjes, aan de kant, daar komt baby olifant. Dunne pootjes, kleine oortjes, en een mini slurf van voren. Jongens, meisjes, aan de kant, want daar komt een Olifant. Jongens, meisjes, aan de kant, daar komt papa olifant. Dikke poten, grote oren, en een lange slurf van voren. Jongens, meisjes, aan de kant, want daar komt een Olifant.
Jongens, meisjes, aan de kant, daar komt mama olifant. Mooie poten, lieve oren, en een lange slurf van voren. Jongens, meisjes, aan de kant, want daar komt een Olifant. Jongens, meisjes, aan de kant, de familie Olifant.
15. Op een grote paddenstoel Op een grote paddestoel rood met witte stippen. Zat kabouter Spillebeen heen en weer te wippen. Krak, zei de paddenstoel met een diepe zucht. Vloog kabouter Spillebeen, met zijn beentjes in de lucht. Maar kabouter Spillebeen hield niet op met wippen. Op die grote paddestoel rood met witte stippen. Daar kwam Vader Langbaard aan en die zei toen luid: "Moet dat stoeltje ook kapot? Spillebeen, schei uit!" Rood met witte stippen, heen en weer te wippen.
Op een grote paddenstoel rood met witte stippen. Zat kabouter Spillebeen heen en weer te wippen. Krak, zei de paddenstoel met een diepe zucht. Vloog kabouter Spillebeen, met zijn beentjes in de lucht.
16. Dit zijn mijn wangetjes Dit zijn m’n wangetjes en dit is mijn kin. Dit is mijn mondje met tandjes erin. Dit zijn mijn ogen, mijn oren, mijn haar. Nu nog mijn neusje en dan ben ik klaar.
17. Twee handjes Twee handjes op de tafel Twee handjes in je zij Twee handjes op je schouders Op je hoofdje allebei Maar kabouter Spillebeen hield niet op met wippen. Op die grote paddenstoel rood met witte stippen Daar kwam Vader Langbaard aan en die zei toen luid: "Moet dat stoeltje ook kapot? Spillebeen, schei uit!" Schei nu toch eens uit!
Nu maken we twee vuistjes Zo stevig als het maar kan Daar gaan we fijn mee trommelen Van je rommeldebommeldebom
De duimpjes zijn de dikste De pinkjes zijn maar klein Nu moeten onze handjes Vlug op het ruggetje zijn Kindjes waar zijn jullie handjes gebleven. Ik heb ze aan mijn ruggetje gegeven. Van je één, twee, drie. Daar zijn ze weer.
18. Hop hop hop Hop, hop, hop paardje in galop. Hop, hop, hop paardje in galop. Over hekke, slootte henen, maar voorzichtig breek geen benen. Hop, hop, hop paardje in galop.
Hop, hop, ho paardje eet geen stro. Hop, hop, ho paardje eet geen stro. Zal het paardje haver kopen, dat het in galop kan lopen. Hop, hop, ho paardje eet geen stro. Hop, hop, hop paardje in galop. Hop, hop, hop paardje in galop. Over hekke, slootte henen, maar voorzichtig breek geen benen. Hop, hop, hop paardje in galop. Hop, hop, hop paardje in galop.
19. Ik zag twee beren ‘k Zag twee beren, broodjes smeren. Oh, het was een wonder. ’t was een wonder, boven wonder, dat die beren smeren konden. Hi hi hi, ha ha ha, ik stond er bij en ik keek er naar. 'k Zag twee apen, lekker slapen, o, dat was een wonder. 't Was een wonder, boven wonder, dat die apen, slapen konden. Hi, hi, hi! Ha, ha, ha! 'k Stond erbij en ik keek ernaar. Zag twee bijen autorijden, O het was een wonder. 't Was een wonder, boven wonder, dat die bijen rijden konden. Hi hi hi, ha ha ha! 'k Stond erbij en ik keek er naar.
'k Zag twee koeien bootje roeien, o, dat was een wonder. 't Was een wonder, boven wonder, dat die koeien, roeien konden. Hi, hi, hi! Ha, ha, ha! 'k Stond erbij en ik keek ernaar. ‘k zag twee mussen, de juffrouw kussen. O, dat was een wonder. 't Was een wonder, boven wonder, dat die mussen kussen konden. Hi hi hi, ha ha ha! 'k Stond erbij en ik keek er naar. 'k Zag twee poezen, samen douchen, o, dat was een wonder. 't Was een wonder, boven wonder, dat die poezen, douchen konden. Hi, hi, hi! Ha, ha, ha! 'k Stond erbij en ik keek ernaar.
'k Zag twee leeuwen, lekker geeuwen, o, dat was een wonder. 't Was een wonder, boven wonder, dat die leeuwen, geeuwen konden. Hi, hi, hi! Ha, ha, ha! 'k Stond erbij en ik keek ernaar.
‘k Zag twee beren, broodjes smeren. Oh, het was een wonder. ’t was een wonder, boven wonder, dat die beren smeren konden. Hi hi hi, ha ha ha, ik stond er bij en ik keek er naar. Hi hi hi, ha ha ha, ik stond er bij en ik keek er naar.
20. De molen Zo gaat de molen, de molen, de molen. Zo gaat de molen, de molen. Zo gaan de wieken, de wieken, de wieken. Zo gaan de wieken, de wieken. Zo gaan de handjes, de handjes, de handjes. Zo gaan de handjes, de handjes. Zo gaan de voetjes, de voetjes, de voetjes. Zo gaan de voetjes, de voetjes.
21. Zakdoekje leggen
22. Klap eens in je handjes, blij, blij, blij Klap eens in je handjes, blij, blij, blij. Op je boze bolletje, allebei Twee handjes in de hoogte, twee handjes in je zij. Zo varen de scheepjes voorbij.
Zakdoekje leggen, niemand zeggen. ‘k heb de hele nacht gewaakt. Vier paar schoenen heb ik afgemaakt. Twee van doek en twee van leer, hier leg ik mijn zakdoekje neer.
23. Jan Huygen in de ton
Jan Huygen in de ton, met een hoepeltje er om. Jan Huygen, Jan Huygen. En de ton, die viel in duigen
24. Even stampen Even stampen, even stampen, even stampen, ja,ja. Even klappen, even klappen, even klappen, ja, ja. Zo ook met: Springen Kijken Zwemmen Vliegen Draaien Zwaaien Even stampen, even stampen, even stampen, ja,ja. Even klappen, even klappen, even klappen, ja, ja. Zo ook met: Springen Kijken Zwemmen Vliegen Nog even stampen, nog even stampen, nog even stampen, ja, ja. Nu is’t over, is’t over, is’t over, ja, ja.
25. Aankleedlied Trek je trui maar aan, trek je broek dan aan. Want je wil toch niet, in je nakie staan. Trek je sokken aan, doe je schoenen aan, Want je wilt niet in je blootje naar buiten gaan. Buiten is het koud, buiten is het nat. Buiten waait de wind en een koudje is dan zo gevat. Trek je jas maar aan, pak een warme sjaal. Want je wilt toch niet, iIn de kou gaan staan. Zet je muts dan op, trek je wanten aan Want je kunt niet in je blootje naar buiten gaan. Buiten is het koud, buiten is het nat. Buiten waait de wind,en een koudje is dan zo gevat. Trek je tui aan, trek je broek aan. Trek je sokken en je schoenen en je jas aan. Doe je sjaal om, zet je muts op. Pak je wanten en je tas en ga klaar staan. Buiten is het koud, buiten is het nat. Buiten waait de wind,en een koudje is dan zo gevat.
Doe je jas maar uit, trek je schoenen uit. Want het is nu tijd om naar bed te gaan. Trek je trui maar uit, trek je pyjama aan. Want je wilt niet in je nakie naar bed toe gaan. Je wilt niet in je nakie naar je bed toe gaan, je wilt niet in je nakie naar je bed toe gaan, je wilt niet in je nakie naar je bed toe gaan. Buiten is het koud, binnen is het warm. Buiten is het koud, binnen is het droog. Buiten waait de wind,binnen is het knus. Buiten is het koud, binnen is het warm. Buiten is het koud, binnen is het warm. Buiten is het koud, binnen is het droog. Binnen is het knus, binnen is het warm. Binnen is het warm, binnen is het droog. Binnen is het knus, binnen is het warm
26. Naar binnen
27. Dromenland
We gaan naar binnen, kom allemaal binnen.
Als ik zit te knikkebollen en m’n ogen vallen dicht. Is het tijd om te gaan slapen, kijk daar is het maanlicht. En ik denk aan jou en mij.
We maken een rij, dus kom maar dichterbij. Iedereen gaat mee, we lopen twee aan twee. Hoor je wat ik zei, kom maar dichterbij. Handen op je hoofd en handen in je zij.
Slaap, trek je pyjama aan. Kijk even naar de maan en dan de oogjes toe. Slaap, ga mee naar dromenland. Samen hand in hand, we zien wel waar naar toe.
We gaan naar binnen, kom allemaal binnen.
Als ik daar zo lig te snurken met mijn ogen heel stijf dicht. Ben ik stilletjes aan’t dromen, maneschijn op m’n gezicht. Dan gaat de nacht heel snel voorbij.
Hoog tijd om te gaan, sluit maar achteraan. Iedereen gaat mee, we lopen twee aan twee. Kom maar dichterbij, wat kijken jullie blij. Handen op je hoofd en handen in je zij. We gaan naar binnen, kom allemaal binnen. Handen op je hoofd en handen in je zij. Handen in de lucht en daarna op je dij. Handen op je hoofd en handen in je zij. Handen in de lucht en handen op je dij. We gaan naar binnen, kom allemaal binnen.
Slaap, trek je pyjama aan. Kijk even naar de maan. En dan de oogjes toe. Slaap, ga mee naar dromenland. Samen hand in hand. We zien wel waar naar toe. Heel ver weg in dromenland, wonen alle knuffeldieren. In het grote sprookjesbos, lopen ze te fantaseren. Over jou en mij.
Als ik ’s ochtends wakker wordt. Merk ik dat ik niets meer weet. Van al die mooie avonturen. Dat je die zo snel vergeet. Ze gingen vast over jou en mij. Slaap, trek je pyjama aan. Kijk even naar de maan en dan de oogjes toe. Slaap, ga mee naar dromenland. Samen hand in hand, we zien wel waar naar toe. Slaap, trek je pyjama aan. Kijk even naar de maan en dan de oogjes toe. Slaap, ga mee naar dromenland. Samen hand in hand, we zien wel waar naar toe.