1) Hoe komt een mens in zijn twenties al aan maagzweren? “Ik doe te veel, wil geen tijd verliezen. Dat geeft een zekere stress. Bij een maagzweer zegt je lichaam: stop, tot hier en niet verder. Nou, daar luister ik al mijn hele leven niet naar. Dat wreekt zich dan. Ik heb elf maagzweren.” • Elf? “Ik lijd er niet zo onder, hoor. Daar heb je pillen voor. Iedereen heeft toch een zwakke plek in zijn lichaam? Als jullie mij zouden kennen, vind je dat niet vreemd.” 2) Wilt u een Nederlandse Harvard? “Nee. Niet in de zin van: één universiteit. Ik wil wel graag opleidingen die net zo goed zijn als Harvard. Dat Amsterdam bijvoorbeeld wereldberoemd is om zijn studie medicijnen, of dat Delft dé stad is voor een studie rechten. Ik wil dat studenten over de hele wereld naar ons toestromen omdat wij simpelweg het beste onderwijs hebben. Dát is mijn ideaal. Ik ben wel nieuwsgierig wie jullie over die maagzweer heeft verteld.” 3) Vertelt u eens iets leuks over een schoenenfabriek die bankroet gaat. “Zo leuk is dat niet. In de jaren zestig gingen veel schoenenfabrieken en leerlooierijen eraan onderdoor, bij ons in Waalwijk. Veel mensen kwamen op straat te staan — sociale drama’s waren het. Mijn vader was advocaat; hij deed vaak de afhandeling van die faillisementen. Daar verdiende hij zijn brood mee, in de wetenschap dat die ontslagen mensen mínder brood op tafel zouden krijgen. Daar werd hij niet vrolijk van. “Mijn vader lijkt erg op mij. Hard werken, analytische blik, maar ook kijken van: wat voor effect heeft een beslissing op de mensen over wie het gaat? Hij schepte hij er genoegen in om cliënten als een soort psycholoog bij te staan. Niet dat hij met zijn gevoelens te koop loopt, integendeel. Veel mensen denken dan ook dat hij weinig emoties heeft. Dat herken ik: zo word ik ook gezien. Klaarblijkelijk ben ik in staat killer over te komen dan ik ben.” • Wat leerde u van uw moeder? “Doe wat je goeddunkt. Breng iets teweeg. Dat lukt niet als je domweg achter anderen aanloopt, of achter een man. Maar die onafhankelijkheid zit van jongsaf aan in me. Mijn geboortenaam was Annelies, mijn tweelingzusje heet Marlies. Dat klonk zo samenklitterig. ‘Ik heet Annette,’ zei ik op een dag — toen zat ik nog op de kleuterschool. Mijn ouders vonden ‘Annette’ vreselijk. Maar toch: vlak voor de uitreiking van mijn VWO-diploma heeft mijn vader mijn naam officieel laten registreren bij de Burgerlijke Stand. Ik kreeg voor mijn verjaardag ‘Annette Nijs’ cadeau, mijn eigen naam — het mooiste geschenk die ik ooit heb gehad.”
4) Wordt Nederland Europees kampioen? “Volgens 46 procent van de Nederlanders wel. Ik heb vanochtend even stiekem in de Telegraaf gekeken, want ik dacht: jullie gaan mij vast vragen wie er in dat elftal zitten. Die voetballers ben ik alweer vergeten. Eens kijken op mijn spiekbriefjes...” • Geef maar. Het zijn er vijf. Hier, het staat op kaartje drie. “Ja... nee... wacht even, ja, hier heb ik het. O, het zit anders: 46 procent denkt dat we van Duitsland winnen. Maar waarom heb ik dit allemaal opgeschreven? Ik ben eigenlijk idioot. Ik wíl dit niet eens weten.” 5) Weg met het koningshuis! “Ja, dat roept elke zichzelf respecterende JOVD-voorzitter. Dat riep ik dus ook in míjn tijd, zestien jaar geleden. Voor alle duidelijkheid: ik vond dat het koningshuis best mocht blijven bestaan, als geliefd symbool en bindmiddel van de samenleving. Zo zie ik dat nog steeds.” • Maar u vond dat de rol van de monarchie moest worden beperkt tot een puur ceremoniële. “Ja, en ook dat vind ik nog steeds. Ik heb grote bewondering voor de manier waarop Beatrix het politieke reilen en zeilen bijhoudt. Ze doet dat heel zuiver. Maar het kan niet zo zijn dat iemand bij geboorte politieke macht krijgt en houdt.” • ‘Leden van het koningshuis mogen best lintjes blijven knippen als ze dat zo goed kunnen,’ zei u indertijd, ‘maar het mag niet meer voorkomen dat een koningin invloed kan uitoefenen op de kabinetsformatie. De Tweede Kamer moet zelf een informateur aanwijzen.’ Hoe ziet u dat nu? “Nog precies hetzelfde. Ik ben niet iemand die de ene keer dit zegt, en de andere keer dat. Niet de koningin, maar de Tweede Kamer moet een informateur kiezen — dat is het meest democratische.” • Voor alle duidelijkheid: u vindt dat de monarchie geen enkele politieke verantwoordelijkheid meer zou moeten dragen. “Ja, in dat principe kan ik me helemaal vinden.” 6) Wat is een tomboy? “Haha, dat was ík, een jongensachtig meisje. Ik had best een man willen zijn. Dan heb je ’t een stuk makkelijker: je bent niet gelijk een ‘bitch’ als je de leiding over iets wilt hebben. Ondernemend en avontuurlijk ben ik altijd geweest. Het heeft heel lang geduurd voordat ik vrijwillig mijn eerste rokje aantrok. Geef mij maar een broek! Vroeger kon ik heel goed met jongens opschieten, nu kan ik veel beter met mannen overweg. Met vrouwen samenwerken is vaak moeilijker voor mij.” • Uw partijgenoot Neelie Kroes droeg als minister een split ‘tot haar oren’ om daar politiek voordeel mee te halen. Gebruikt u op enigerlei wijze uw vrouwelijkheid?
“Nee, helemaal niet. Ik moet nu weer op de foto voor Revu... vreselijk vind ik dat. Ik heb een Barbiepop-syndroom. Dat je er altijd slank en mooi en keurig uit moet zien. Ik ga liever voor inhoud. Laat de lezers maar kijken naar de grote vette kop boven dit verhaal, in plaats van naar de mijne.” 7) Welk boek heeft u het meest beïnvloed? “Max Havelaar, van Multatuli. Die man is wars van elke mythe van de macht. Puur op zijn eigen gevoel voor onrechtvaardigheid stelt hij dingen aan de kaak. En het interesseert hem totaal niet wat andere mensen daarvan vinden. Die durf. Dat vind ik mooi.” 8) Waarom hebt u een coach, Yan de Rooy, met wie u dagelijks meerdere malen belt, en met wie u maar liefst vijf uur per week gemiddeld contact hebt? “Omdat het altijd beter kan. Mijn sterke en zwakke punten wil ik goed leren kennen. Ik vind nu eenmaal dat ik altijd alles moet geven. Van een acht of een negen kan ik niet genieten —het moet een tien zijn. Niet uit faalangst, hoor. Meer van: het is móói als het perfect is. Dat bevredigt. Op de lagere school wilde ik tienen halen om van tien proefwerken een score van ‘honderd uit tien’ te halen. Soms had ik 98. Toch twee puntjes gemist. Balen.” 9) Dennis Thatcher. “De bijnaam van mijn vriend Johan. Omdat hij ‘tweede man’ is achter een vrouw met een hoge politieke functie, maar ik zeg daar onmiddellijk bij: veel mensen zullen jaloers zijn op zijn financiële loopbaan bij de ING. Ik ben drie jaar ouder dan Johan, dus ik maakte in mijn carrière bij Shell vaak als eerste de volgende stap omhoog. Johan is mij telkens gevolgd: naar Londen, naar Oman, naar Rusland. Toen hij voor de bank naar Manilla moest, ben ík hem achterna gegaan. Dat was helaas van korte duur, een paar maanden. In juni 2002 vroeg de VVD mij voor de post van staatssecretaris. “Ik hou niet van machomannen. Ik hou ook niet van kleffe mannen. Johan is geen van beide: hij respecteert vrouwen en leidt ook een eigen leven. We hebben heel lang allebei een eigen woning gehad. Tegenwoordig wonen we het grootste deel van de tijd samen, straks in ons koetshuis in Loenersloot. Daarnaast hebben we nog steeds een appartement waar we om de beurt gebruik van maken. Het is een bepaalde onafhankelijkheidsdrang. Veel geliefden gaan op elkaar lijken, maar ik geloof dat je ons niet snel in hetzelfde trainingspak ziet lopen. Johan is ook heel attent: ik krijg heel vaak een SMS’sje met ‘ik hou van je’. Vind ik heel erg leuk.” • Als je hem zo dikwijls krijgt, is het wel een inflatiegevoelige mededeling. “Voor mij niet.”
10) Uw onderwijsplannen worden revolutionair genoemd. Voor studenten lijken ze eerder anti-revolutionair. Universiteiten en hoge scholen mogen aan de poort selecteren op basis van kennis, kunde en motivatie. Voor studenten betekent dat dus: minder vrijheid, geen gelijkheid meer. “Ik moet een beetje lachen om deze vraagstelling. Bij jullie is het glas half leeg, bij mij half vol. De hoofddoelstelling van het beleid is: het Nederlands hoger onderwijs op een hoger peil brengen in Europa en de wereld. Het is ook de bedoeling dat studenten goed nadenken: wat wil ik met mijn leven? Welke studierichting kies ik? “De veronderstelling dat ieder mens gelijk is, vind ik vreemd. In het Nederlandse onderwijs is heel lang gehamerd op die gelijkheid, vanuit de gedachte: je mag mensen niet buiten sluiten. Ik zie het precies andersom. We zijn allemaal verschillend. Iemand met acht vingers kan nu eenmaal niet een professioneel concertpianist worden, en dat moet hij ook helemaal niet willen. Het gaat erom dat je het beste uit studenten haalt. Dat kan door selectie. Het is niet eng om eisen te stellen aan het intellect.” • Maar nu nog broederschap: minder kapitaalkrachtige studenten krijgen minder makkelijk toegang tot het hoger onderwijs. “Dat is zo’n flauwekul. Iedereen krijgt de kans om te studeren, daar sta ik voor garant. In Nederland hoeft niemand iets terug te betalen als het niet kan; de kwijtscheldingsregelingen van de studiefinanciering zijn ontzettend ruim. Dit is zand strooien in de discussie. Erger ik me dood aan.” 11) Hoe ziet het beest in Nijs eruit? “Ik ben niet zo beestachtig. Beheersing, controle — dat is belangrijk voor mij. Ooit is het beest wel zichtbaar geweest. In mijn studietijd was zestien bier mijn max. Op een avond wisselde ik die in voor zestien cointreaux. In de bar ging dat heel goed, daarbuiten wat minder. We gingen zeilen, en ik werd he-le-maal ziek. De volgende ochtend zegt een jongen: ‘Ik krijg een kwartje van jou.’ Hoezo, vroeg ik. ‘Nou, je hebt jezelf gisteravond voor een dubbeltje verpatst. En ik heb je terug gekocht.’ Dat stukje was ik kwijt.” 12) Hoe geurt smeerolie? “Goede smeerolie ruik je niet. Olie die net uit de grond komt wel: een diepe, zware aardgeur. Zeven jaar geleden was ik bij Shell Marine Products verantwoordelijk voor de wereldwijde verkoop van brandstof, smeerolie en andere producten aan de scheepvaart. Dat varieerde van containerschepen en vrachtschepen op de grote vaart tot veerboten tussen Spanje en Marokko. Geweldige baan. “Daarna heb ik met een paar andere oliemaatschappijen een nieuw e-commerce-bedrijf opgezet: Trade Ranger. Tot twee uur ’s nachts zaten we al pizza-etend de internethype mee te maken. Er moest een internetsite komen waar we zoveel mogelijk producten en diensten
konden aanbieden, van stookolie in de haven van Singapore tot servicecontracten voor de veiligheid van Shell-raffinaderijen. Ik was verantwoordelijk voor de marketing, het businessplan: wat willen we precies? Hoe gaan we het doen?” • Wat was u grootste les bij Shell? “Ik was daar altijd op zoek naar win-win. Hoe konden de klant en ik er beiden beter van worden? Die houding heb ik in de politiek moeten afleren. In Den Haag draait het om winst of verlies. Als je dat niet door hebt, slaan ze je zonder dat je het ziet. “Kijk, in een politiek debat zou ik het liefste mijn inhoudelijke visie kruisen met de visie van de onderwijswoordvoerders van andere partijen. Win-win. Maar zo’n coöperatieve houding is not done in Den Haag. Als Kees Vendrik van GroenLinks mij dan in de hoek wil zetten door pittige motie te steunen, zeg ik: ‘Schrijf dat maar op uw buik.’ Ik sla terug. Zijn ‘win’ zou mijn verlies zijn, snap je? Eigenlijk vind ik het vervelend dat ik nu zo moet denken.” 13) U bent mislukt als bruggenbouwer. “En dat terwijl ik zo van bruggen hou! Die ingewikkelde constructies... dat je water kan overslaan... Ik ging civiele techniek studeren in Delft. Maar voor toegepaste mechanica had ik een twee. Een twéé — dan heb je er dus niets van begrepen. Dat moest echt omhoog. Ik kan toch alles? Maar na heel veel bijlessen had ik een zes. Net voldoende. Toen ben ik er maar mee gestopt. Annette Nijs kon dus níet alles.” 14) Hebt u iets met nudisme? “Helemaal niks. Ik pleit juist al heel lang voor een strand in Scheveningen waar mensen hun bikini of zwempak áánhouden. Noem mij maar preuts, maar blote, zweterige lijven... Ik vind het niet fris.” 15) Hoe hebben de ambtenaren op dit ministerie u in eerste instantie ontvangen? “Nou, níet. Ik besloot om eerst mezelf te informeren over het onderwijs in Nederland. Twee weken lang heb ik mij ingelezen — om een goede gesprekspartner te worden. Pas daarna wilde ik met de ambtenaren praten. Zij vonden dat raar, onbegrijpelijk, zo van: kennelijk wil deze staatssecretaris niet met ons praten.” • Veel ambtenaren stonden ‘vijandig’ tegenover Annette, zegt uw coach Yan de Rooy: ‘Het was een botsing.’ “Ja. Er gebeurde van alles. Na het inlezen was ik niet zomaar van plan op de rijdende trein te stappen. Zo van: meegaan in de richting van het bekende beleid. Nee, ik stopte de trein om te kijken of hij wel de goede kant op ging. Ik besloot al snel een paar wissels om te halen. Zeer ongewoon allemaal. Maar dat was ik gewend vanuit mijn Shelltijd: je zoekt een doel in de toekomst, en je ontwikkelt een visie om dat doel te bereiken. Dat vonden de ambtenaren erg wennen.”
• Volgens een betrouwbare bron ‘saboteerden’ bepaalde afdelingen u: ‘Ja zeggen en nee doen, informatie achterhouden, enzovoorts. Dat is de cultuur op het departement: het veilig stellen van ambtelijke macht, politici daar niet op willen laten inbreken.’ “Ja. Mij bleek dat ik als nieuwe bewindspersoon niet zomaar werd geaccepteerd. Ik moest me... invechten. Daar wil ik niet omheen draaien. Het was een bepaalde cultuur. Neem mijn tas. Elke avond ga ik naar huis met een tas. Minimaal tachtig procent van de stukken in die tas moeten dossiers en rapporten zijn waar om ik heb gevraagd. Maar ik zat voor tachtig procent met stukken waar ik niet om had gevraagd. “In het begin werd ik ook vaak ten onrechte door ambtenaren ‘beschermd’. Als studenten mij vroegen of ik naar een demonstratie wilde komen op het Museumplein, kreeg ik op het ministerie het advies: doe maar niet. Ik dacht dan: natuurlijk moet ik daar naartoe! Het kwam niet in mijn hoofd op om nee te zeggen! Inmiddels gaat het beter tussen de ambtenaren en mij, maar makkelijk is het nog steeds niet. Gedrag van mensen verander je niet zomaar, hè. Ik praat hier veel. Heel veel.” 16) Wat is genieten? “Zet mij maar in een stoel met een dik glas cognac, een sigaar — liefst een tuitknak of een panatella — en een boek over filosofie of politicologie. Dan heb je geen kind aan me.” 17) De PvdA heeft een plan voor een nieuwe studiefinanciering. Geen collegeld meer, de overheid betaalt de kosten voor opleiding en levensonderhoud, en na afronding van de opleiding betaalt de student het voorschot naar draagkracht terug. Goed idee? “Er zitten een heleboel goede elementen in. Door dit plan hebben studenten niet langer financiële problemen. Dus: geen noodzaak voor bijbaantjes meer. Toch wil ik er niet aan: ik vind dat een student zijn eigen schulden moet afbetalen. In het PvdA-plan is dat niet noodzakelijkerwijs zo. Stel dat ik in mijn studietijd veel geleend heb, maar daarna weinig inkomen geniet. En jij verdient als oud-student wél veel. Dan ga jij in feite mijn schulden betalen! In mijn nieuwe plan voor het studiefinancieringsstelsel — dat binnenkort wordt gepresenteerd — zal dat zeker niet gebeuren.” 18) U bent 42. Waarom hebt u geen kinderen? “Geen behoefte aan. Totaal niet, zelfs. Ik heb ook nooit een moedergevoel gehad. Gelukkig denkt Johan daar hetzelfde over, anders zou onze relatie tot mislukken zijn gedoemd. Góeie jongen, die Johan.” 19) Stelling: de islam is een verrijking van de Nederlandse cultuur.
“Mee eens. Moslims verdelen de welvaart bijvoorbeeld veel meer dan wij. Voor hen is het normaal om een maandsalaris weg te geven aan een goed doel. De gemeenschapszin is ook groter: voor de familie wordt gezorgd. Dat is mooi. En de islam ís helemaal niet zo intolerant. Ga maar naar Damascus, daar wonen joden en moslims al eeuwen samen. Kerk, moskee en synagoge staan naast elkaar. In Nederland is de discussie over de islam veel te zwartwit, veel te ongenuanceerd.” • Met dank aan uw partijgenoten Hirsi Ali of Wilders. “Uit welke hoek die geluiden komen interesseert me niet: het beeld is te eenzijdig. Zo kun je momenteel nauwelijks iets positiefs zeggen over imam-opleidingen in Nederland. Voordat je het weet, rekenen de islam-critici je tot het ‘verkeerde’ kamp. Toch blijf ik in gesprek met moslims over het opzetten van zo’n studie. Als de kwaliteit goed is, wil het ministerie daar aan meebetalen. Wat anderen daar ook van mogen vinden.” 20) Hoe is uw verhouding met minister Maria van der Hoeven op dit departement? “Naar omstandigheden goed.” • Dat klinkt niet spetterend. “Ik heb met de minister bij de start van het kabinet-Balkenende II een prima gesprek gehad, en zakelijk kunnen we goed overweg, maar tussen haar en mij is natuurlijk al heel wat voorgevallen. Vlak na de val van Balkenende I was ze bijvoorbeeld niet blij met mijn uitspraak dat tweede en derde studies niet langer door de overheid moesten worden betaald.” • ‘De minister heeft recht op haar mening,’ zei u toen, ‘maar dit is mijn notitie.’ Met andere woorden: u vond de verbolgenheid van Maria van der Hoeven onterecht. “Oh zeker, inderdaad.” • En nu? “Nog steeds. Ik heb geen fouten gemaakt.” • Niettemin werd u in de pers een ‘onhandige brekebeen’ genoemd. “Dat raakte me niet. Maar bij de formatie van Balkenende II was het voor niemand een geheim dat veel mensen mij liever niet terug zagen komen als staatssecretaris. Het was mij onduidelijk of de minister dat ook vond. Het punt is: wij zijn totaal anders. Als je die verschillen zou kunnen overbruggen, heb je een enorm sterk team.” • Zou kunnen overbruggen, zegt u. “Ik wil onze verschillen best uitleggen, hoor. We hebben daar enkele maanden geleden het electronische hulpsysteem Managementdrives.com voor ingeschakeld. In het rapport staat dat ik sterk inhoudelijk georiënteerd ben, en dat ik een heel eigen referentiekader heb: wat is goed of niet goed, wat is belangrijk of onbelangrijk, wat is zinvol of zinloos? Voor mijn beoordeling heb ik een set van uitgangspunten die ik streng naleef. Maar die uitgangspunten
zijn niet altijd duidelijk voor anderen. Velen begrijpen mij niet; ze vinden mij onvoorspelbaar. En ‘onvoorspelbaar’ wordt in de politiek al snel vertaald naar: niet betrouwbaar, dubbele agenda. “Maria van der Hoeven en ik hebben een heel verschillende manier van politiek bedrijven. Zij organiseert eerst voldoende draagvlak voor een beslissing — en neemt hem dan. Ik werk precies andersom: ik beslis eerst, dan ga ik daarmee de boer op. Tsja, hoe komen we op één lijn? Ik moet haar vooraf gaan vertellen wat ik wil. Dan kan zij daar steun voor mobiliseren. Het is de bedoeling dat we elkaar in de toekomst versterken. Vinden jullie het niet bijzonder dat twee mensen de bereidheid hebben om zo’n verdieping na te streven?” • Een vertrouweling van u stelt vast dat de relatie met de minister nog steeds ‘matig tot slecht’ is. Citaat: ‘Als Annette tegen Van der Hoeven zegt: ‘Ik zal jou nooit een streek leveren’, denkt de minister: wedden dat dát juist een streek is?’ “Ja. Maar ik speel echt een totaal open spel. Ik doe niets stiekem, ik héb geen dubbele agenda.” • Ondertussen blijft Van der Hoeven u wel van het tegendeel verdenken? “Ja. Dat is een soort reflex. Ik moet haar iedere keer weer helpen herinneren van: Maria...” • ...ik deug. “Ja. Iedere keer zeg ik: ‘Er is niets aan de hand!’ Kijk, zij heeft in Den Haag jarenlang gevechten moeten leveren. Zij is groot geworden in dat politieke spel.’ • Sterker: haar partij, CDA, excelleert erin. “Maar ik geef daar niets om. Ik vertik het gewoon die spelletjes te spelen.” • Kees Lunshof schreef onlangs in de Telegraaf dat kabinetsleden Maria van der Hoeven verwijten ‘te veel politieke spelletjes te spelen’. Wat moeten we onder ‘politieke spelletjes’ verstaan? “Nou, de belangrijkste truc is natuurlijk: verdeel en heers, zoals Machiavelli al zei. Of: ik zeg dat ik A ga doen, maar ik doe B. Of je ‘vergeet’ belangrijke informatie door te geven. En informatie is macht.” • ‘Soms gaat het even goed, maar vaak clasht het hevig tussen die twee,’ zegt iemand uit uw nabije omgeving. ‘Annette is teleurgesteld in de minister.’ Spreekt u die teleurstelling ook naar haar uit? “Ik vraag wel eens: ‘Maria, waarom gaat dat nou zo, waarom doe je zo?’ Gelukkig heb ik geen last van het feit dat zij een politiek spel speelt — we hebben verschillende portefeuilles. Het gaat iets beter. Als ik haar een welgemeend advies geef, is haar reactie tegenwoordig niet meteen afwijzend meer. Maar Maria’s stijl zal nooit de mijne worden, zoals mijn stijl nooit de hare zal zijn. En ik heb natuurlijk al vaak gezien dat ze moeite heeft met mij. Ik blijf iedere keer hopen dat ze me zal gaan vertrouwen. Ik blijf dat hopen.”
21) U bent van de afdeling Duidelijkheid Voorop. “Klopt. Ik hou niet van vaag gedoe, daar gruw ik van. Dat is zo onscherp!” • Politiek ís vaak onscherp: ja maar, nee tenzij. “Daar loop ik vaak tegenaan. Voor mij is de uitdaging: laten zien dat je ook op een andere manier politicus kunt zijn. Zonder spelletjes. Zonder onduidelijkheden. Zeg wat je vindt, wees open en helder: daar wil ik voor staan. Als dat niet kan, hoor ik niet in de politiek thuis.” •