Technische vragen CDA-fractie A. Programmarekening 2013 1. Er wordt melding gemaakt dat de oninbaarheid van de opcenten fors toeneemt. Wat is daarvan de oorzaak? (blz. 41) Antwoord: De opbrengst opcenten is gerelateerd aan de gerealiseerde inkomsten motorrijtuigenbelasting op kasbasis. Ons provinciale aandeel in deze opbrengsten wordt maandelijks afgesplitst van de Rijksinkomsten. Onze raming van de opcentenopbrengst is gebaseerd op de omvang en samenstelling van het wagenpark. Hierbij is rekening gehouden met een bedrag aan oninbaarheid op basis van ervaringscijfers. Wij hebben geconstateerd dat er in 2013 door ons minder is ontvangen dan wij hadden geraamd. Voor een deel is de afwijking te verklaren door ontwikkelingen in de omvang en samenstelling van het wagenpark. Een ander deel heeft betrekking op oninbaarlijdingen. Hierover hebben we contact gehad met de Belastingdienst. In 2013 is landelijk voor een bedrag van € 20,2 miljoen aan zowel motorrijtuigenbelasting als opcenten gederfd. In 2012 was het gederfde bedrag € 16,3 miljoen. (Het totale provinciale aandeel hierin is ongeveer 28%). Overigens kan het jaarlijkse bedrag aan oninbaarlijdingen behoorlijk variëren. In 2011 was het totale bedrag aan oninbaarlijdingen € 19,3 miljoen. Een nadere analyse van de onderliggende oorzaken is vooralsnog niet beschikbaar. 2. Waarom zijn de middelen voor ISV III niet besteedt? (blz. 56) Antwoord: De ISVIII-periode heeft betrekking op de jaren 2010 tot en met 2014. In de krimpregio’s Eemdelta en De Marne zijn de middelen opgenomen in het meerjarenprogramma (Woon-en leefbaarheidsplan). Vooruitlopend op het vast te stellen Woon-en leefbaarheidsplan OostGroningen heeft deze regio in 2011 11 projecten ingediend die voldoen aan de uitgangspunten en prioriteiten van het Beleidskader ISVIII, zijn tevens ‘krimpbestendig’ en komen derhalve in aanmerking voor een ISV-subsidie. Met de krimpregio Oost-Groningen is afgesproken dat de gemeenten de aanvragen om een ISV-subsidie rechtstreeks bij de provincie indienen. Vier gemeenten moeten nog een concrete project-aanvraag indienen. 3. Kan er een nadere toelichting worden gegeven op de onderbouwing van de meevaller in de directe baten? Mede in relatie tot de extra afboeking op de Blauwe stad, terwijl daar ook een meevaller is van ruim drie miljoen euro. (blz. 57) Antwoord: Het BBV schrijft voor dat baten en lasten van grondexploitaties via de exploitatierekening van de provincie lopen. De baten en lasten van de grondexploitatie Blauwestad waren niet geraamd in de begroting 2013. Realisatie van baten leidt daarom tot een meevaller van de directe baten, de kosten als tegenvaller (per saldo neutraal: baten zijn gelijk aan lasten). De extra afboeking leidt wel tot een extra last voor de exploitatierekening van de provincie.De extra afboeking heeft te maken met de waardering van het activum Blauwestad. Deze waardering is gebaseerd op de gerealiseerde en de verwachte baten en lasten. Als de verwachting is dat er onvoldoende baten worden gegenereerd, dient de waardering hierop aangepast te worden (leidt dus tot een afboeking).
1
4. Op de pagina’s 61 en 62 is de voortgang in 2014 opgenomen. In hoeverre is dit wenselijk mbt de verantwoording over 2013? Antwoord: De onderwerpen zijn bij de VJN2013 genoemd (participatiemogelijkheden jongeren / investeringsfaciliteit MKB). Uitvoering van de activiteiten staat inderdaad gepland voor 2014, echter in 2013 heeft een groot deel van de voorbereidingen plaatsgevonden. Wij vonden het om die reden zinvol om de voortgang bij de verantwoording te melden. 5. De RSP projecten, en de rijksbijdrage. Is hier sprake van enkel een kasritme effect of is er daadwerkelijk meer uitgegeven? (blz. 68) Antwoord: Hier is enkel sprake van een kasritme-effect. 6. Welke extra baten zijn er ontvangen m.b.t. het innovatief Actieprogramma Groningen? (blz. 68) Antwoord: Het betreffen geen extra baten, maar baten die niet zijn geraamd. Het Innovatief Actieprogramma Groningen wordt gedekt door een provinciale bijdrage vanuit de reserve meefinanciering en een bijdrage van de Europese Commissie (EFRO). De EFRO-bijdrage was niet in de raming verwerkt. 7. Stimuleringsregeling “Asbestdaken” loopt niet zoals gewenst. Oorzaak? (blz.112) Antwoord: Doordat het rijk erop stond dat het IPO gezamenlijk zou optrekken in deze is vertraging opgetreden met aanpassing van de “asbestregeling”. In december is bij brief aan de Staten aangegeven dat wij de regeling "asbest eraf, zonnepanelen erop" aan het evalueren waren en dat wij uiterlijk eind maart met wijzigingsvoorstellen zouden komen. In IPO verband is de regeling ook geëvalueerd en de wijzigingsvoorstellen zijn landelijk voorbereid en worden nu verder uitgewerkt. De belangrijkste oorzaak waarom de regeling niet goed loopt is gelegen in het te weinig flexibel zijn van de regeling, hier wordt nu aan gewerkt. 8. Het brandstoftransitieplan vertraagt. Oorzaken? (Blz 112) Antwoord: De afstemming tussen project Brandstoftransitie en de onlangs vastgestelde nota Duurzame mobiliteit als geheel heeft meer tijd gevergd dan voorzien. De vertraging in formele besluitvorming heeft er overigens niet aan in de weg gestaan dat op onderdelen uitvoering van het project doorgang heeft gehad 9. Welke extra kosten zijn er gemaakt voor de kwartiermakers inzake Duurzame toekomst Noordoost-Groningen? (blz. 143) Antwoord: Voor het advies van de commissie Meijer is €180.000 geraamd. De daadwerkelijke kosten zijn daaronder gebleven. De kwartiermakers hebben in 2013 voor iets minder dan €15.000 aan kosten gemaakt. Hiervoor was in 2013 €10.000 geraamd, ten koste van de onvoorziene uitgaven. Hierbij is deels gebruik gemaakt van de middelen die vrijvielen omdat de cie Meijer binnen haar budget bleef. De uiteindelijke overschrijding van dit budget voor 2013 is €1.493.
2
10. Vanuit het budget evenementen worden de restantmiddelen gereserveerd voor o.a. Delfsail. Waar worden deze middelen nog meer voor gereserveerd? Is daartoe een besluit van PS genomen? (blz. 151) Antwoord: In de brief aan uw Staten van 2 november 2010, briefnummer 2010-57.903/44/A.33 staat het volgende: Om ook grote evenementen (zoals Delfsail) te kunnen blijven ondersteunen reserveren wij jaarlijks een bedrag van €120.000. De reden voor deze reservering is dat kleinere evenementen anders (mogelijk) een te zware wissel trekken op het budget waardoor grote evenementen niet meer ondersteund kunnen worden. Er werden behalve Delfsail geen grote evenementen genoemd (ze waren ook nog niet bekend), maar er is inmiddels een deel besteed, namelijk aan: het Ruslandjaar 2013, De Laatste Vriend van Napoleon, 400 jaar RUG en The Passion. Nog te verwachten grote evenementen zijn DelfSail 2016 en de Landelijke Start van de Viering 5 Mei in 2016. 11. Bij de risicotabel zijn veel pm posten opgenomen (bijna alleen maar). Wat betekent dit voor de waarde van de tabel? (blz. 179) Antwoord: De tabel geeft ons inzicht in de relevante geïnventariseerde risico’s. Voor de p.m. posten in de tabel alsmede voor de algemene nog niet nader te bedrijfsvoeringsrisico’s is een opslagbedrag opgenomen. Op basis hiervan bepalen wij het minimaal benodigde weerstandsvermogen. Bij de Integrale Bijstelling 2013 hebben u geïnformeerd over onze redenering ten aanzien van de p.m. posten zoals afgestemd met onze accountant. 12. Welke schadeclaims zijn er aan woningen in het gebied Blauwe Stad? (blz. 185) Antwoord: Er zijn bij ons vijf klachten bekend. Het gaat om klachten over schade die zou zijn ontstaan door de aanleg van het meer, door de reconstructie van enkele wegen en de aanleg van een viaduct, en schade die in verband wordt gebracht met de verhoging van het waterpeil. De afhandeling van deze klachten verkeert in verschillende stadia. 13. Er wordt melding gemaakt van aanvullende maatregelen om de werkgelegenheid te behouden voor medewerkers. Welke maatregelen zijn dat? Wat is de financiële implicatie daarvan? (blz. 195) Antwoord: Per 1 februari is het bestaande mobiliteitsbeleid in die zin aangescherpt dat medewerkers niet langer een passende functie mogen weigeren en rechtstreeks geplaatst kunnen worden op een passende functie. Deze aanscherping past binnen de kaders van het sociaal convenant en is akkoord bevonden met bonden en OR. De exacte financiële implicatie is op dit moment nog niet te geven. Wel is de verwachting dat de geschatte kosten passen binnen de daartoe beschikbare middelen. 14. Ontwikkeling sociale zekerheid en arbeidsvoorwaarden. Op blz. 164 wordt € 6 ton vrijval ingeboekt. Is dit wel logisch nu er nog nader overleg en onderhandelingen volgen? (blz. 196) Antwoord: Voor de jaren 2013, 2014 en 2015 is een nullijn afgesproken. Dit houdt in dat er geen salarisontwikkeling te verwachten zijn. De middelen kunnen voor deze jaren vrijvallen, zoals de vrijval voor 2013 ca. € 600.000. Voor de doorwerking van eventuele CAO-afspraken staat een bedrag van ruim € 1,5 miljoen gereserveerd op een stelpost. Dit bedrag is van 2012 overgeheveld naar 2014. Eventuele effecten kunnen gedekt worden uit die middelen.
3
15. Werkverbanden als regiovisie, veenkoloniën, rsp etc. zijn die inzichtelijk te maken qua formatiereductie/ bezuinigingen? 9blz. 197) Antwoord: Voor de externe werkverbanden geldt in sommige gevallen een bezuiniging op budgetten. In welke mate dit leidt tot formatiereductie wordt niet binnen de provincie geadministreerd en is derhalve niet inzichtelijk te maken, zoals dat op pagina 197 van de Programmarekening 2013 voor de provinciale organisatie is gedaan.
B. Voordracht 16. Wat is de oorzaak van het negatieve resultaat Blauwestad 2014? In hoeverre vergt dat tot aanpassing meerjarenramingen? (blz. 16-1) Antwoord: Zoals door ons gemeld op blz. 16-8 van de voordracht diende de parameter opbrengstindexatie aangepast te worden. Deze aanpassing leidt tot een herwaarderingscorrectie van € 4,55 miljoen. Meerjarig betekent dit dat dit bedrag géén rentebaten voor de provincie meer zal genereren (jaarlijks minder rentebaten van circa € 0,09 miljoen). Effect is financieel beperkt en zal worden betrokken bij de raming van de rentebaten bij de Integrale Bijstelling 2014.
17. Het naar voren halen van de begrotingsruimte 2015-2018 neigt naar potverteren en beperkt de ruimte van de Staten. Is het niet wenselijker extra te bezuinigen? (blz. 16-1) Antwoord: Dit is geen technische maar een politieke vraag. Dergelijke vragen kunnen aan de orde worden gesteld tijdens de behandeling van de jaarstukken in de betreffende commissievergadering. 18. Is het College niet van mening dat het flexibel budget wel moet worden gerealiseerd conform de uitgangspunten van de Staten? (blz. 16-7) Antwoord: Wij zijn met u van mening dat er een flexibel budget conform de uitgangspunten van uw Staten moet worden gerealiseerd. In het kader van de Voorjaarsnota 2014 zullen wij een aantal maatregelen aan u voorleggen, die het mogelijk maakt een flexibel budget conform deze uitgangspunten te realiseren.
C. Provincie Groningen Uitkomsten Controle en overige informatie 2013 19. Wederom constateer de accountant dat door Bureau Jeugdzorg onvoldoende informatie wordt aangeleverd om de deugdelijke registratie van aantallen vast te stellen. Welke maatregelen treft het College om te zorgen dat dit in de toekomst niet meer gebeurd? (blz. 20) Antwoord: Dit is een jaarlijks terugkerende bevinding, welke zich landelijk voordoet bij de Bureaus Jeugdzorg. Het Rijk is hiervan op de hoogte. Om de pleegoudervergoeding te kunnen verhogen, wil VWS de inning van de ouderbijdragen die via het LBIO (Landelijk Bureau Inning Ouderbijdrage) lopen verbeteren. Naast het doel om langs die weg dekking te vinden voor de verhoging van de pleegoudervergoeding, speelde hierbij ook mee dat er rechtsongelijkheid bestaat als gevolg van een tekortschietende meldingspraktijk bij aanbieders van jeugdzorg en/of 4
bureaus jeugdzorg (BJZ'en). De werkwijze bij de inning van de ouderbijdrage is dat zorgaanbieders aan BJZ melden dat de zorg gestart is en dat BJZ dit doorgeeft aan LBIO. Op basis van de gegevens van onder meer het LBIO en Jeugdzorg Nederland dacht VWS aanvankelijk dat er in 2010 landelijk zo'n € 2,3 miljoen meeropbrengst mogelijk zou zijn geweest, als alle aangevangen jeugdzorg bij het LBIO gemeld zou zijn. Voor 2013 ligt dit bedrag aan mogelijke meeropbrengsten op € 1,6 miljoen. De reden dat de mogelijke meeropbrengst 2013 lager wordt ingeschat dan in 2010 is gelegen in het feit dat naar verwachting van de provincies die hebben gereageerd, de capaciteiten waarvoor een ouderbijdrageplicht geldt, in 2013 lager zal zijn dan in 2010. Dit laat overigens onverlet dat als het aantal gevallen dat niet bij het LBIO wordt gemeld niet wordt verbeterd, de werkelijke opbrengst in 2013 nog lager zal zijn. Landelijk is vastgesteld dat de Sisa-verantwoordingen aangeven dat niet goed is vast te stellen of het aantal meldingen dat BJZ'en doen, ook alle gevallen betreft die gemeld zouden moeten worden (volledigheid), maar dat dit te maken heeft met het feit dat de BJZ'en afhankelijk zijn van de meldingen van de zorgaanbieders. Als die dit niet melden aan BJZ, kan BJZ niet melden bij het LBIO. Een en ander doet echter niets af aan de landelijke conclusie dat niet is vast te stellen in welke provincies sprake is van grote of juist zeer beperkte "volledigheid". Het IPO heeft dit ook gecommuniceerd naar VWS en op grond daarvan voorgesteld af te spreken dat provincies in meer generieke zin hun instellingen nog eens nadrukkelijk schriftelijk wijzen op het belang van het melden, en hen dringend verzoeken om daar waar nodig de uitvoering ervan te verbeteren. Ook heeft het IPO erop gewezen dat dit een gezamenlijke actie zou moeten zijn met VWS, die dit ook zou moeten doen richting de instellingen voor gesloten jeugdzorg. VWS beraadt zich op dit voorstel. De provincie loopt hier geen (financiële) risico's mee. 20. Wanneer kan het College nader informatie verstrekken aangaande de wijze waarop de verwatering van middelen binnen het revolverend fonds kan worden voorkomen? Wanneer is de uitwerking van de regeling voorzien? (blz. 25) Antwoord: Bij de uitwerking van het fonds wordt aangegeven hoe dit wordt voorkomen. Uitgangspunt is het werken met zogenaamde prioriteitsaandelen om verwatering tegen te gaan. Uitwerking van het fonds is komend najaar voorzien. D. Rapportage Toerisme en Recreatie 21. Hoe gaat het College invulling geven aan de aanbeveling om bij het nieuwe POP en Programmabegroting 2015 maatschappelijke ambities en doelstellingen SMART te formuleren? (blz. 3) Antwoord: Wij zullen onze ambities op het beleidsterrein Toerisme & Recreatie concretiseren door deze, daar waar mogelijk, uit te drukken in prestatie-indicatoren. In het nieuwe EAG (Economisch Actieprogramma Groningen) zullen wij onze ambities concretiseren.
22. Gaat de provincie een algemeen beleid t.a.v. Toerisme en recreatie formuleren, met doelstellingen en ambities? Zo ja, wanneer kunnen we dat tegemoet zien? (blz. 17) Antwoord: Toerisme & Recreatie is een belangrijke sector die ook bijdraagt aan een beter vestigingsklimaat en aan een verbetering van de leefbaarheid in het landelijk gebied. Groningen is een provincie met toeristische groeipotentie. Om er al of niet gehoor aan te geven is een politieke keuze. In het Provinciaal Omgevingsbeleid (POP) en het Economisch Actieprogramma Groningen (EAG) zijn algemene doelstellingen op het gebeid van Toerisme en Recreatie opgenomen.
5
Technische vragen Statenfractie GroenLinks 1. Voordracht: Wat voor soort afwijkingen van het inkoop- en aanbestedingsbeleid gaat de door de accountant gesignaleerde afwijking over? Graag voorbeelden. Antwoord: Het gaat om inhuur van personeel waarvan de opdrachtwaarde de grens voor enkelvoudig aanbesteden van € 50.000 is ontstegen. Hierdoor hadden de opdracht meervoudig onderhands moeten worden aanbesteed, terwijl dit in werkelijkheid dus enkelvoudig is gebeurd. 2. Politieke verantwoording 2013 pag. 23 Punt 2 Economie en werk, derde vakje: Kunt u aangeven op welke concrete wijze de toeristische infrastructuur daadwerkelijk is versterkt. Antwoord: Vanuit het budget Versterking Toeristische Infrastructuur hebben wij in 2012/2013 ca. 20 projecten gesubsidieerd. Voorbeelden hiervan zijn Kerkje Klein Wetsinge, aanlegvoorzieningen sluis Lauwersoog, Koppeling Runde-Ruiten A, Toeristische voorzieningen Noordlaren en Herinrichting Veendiep. Ook met behulp van andere budgetten zijn toeristisch-recreatieve projecten tot stand gekomen. Voorbeelden zijn het Fietsknooppuntennetwerk Groningen en de vaarverbinding Woldmeer-Slochterdiep. Met uitvoering van deze projecten wordt de fysieke toeristischrecreatieve infrastructuur verder versterkt. 3. Politieke verantwoording 2013 pag. 28: punt 8, tweede vakje: Kunt u aangeven waar de 'aandacht' concreet toe heeft geleid. Kortom bij welke projecten is, dan wel wordt, sociaal aanbesteed en met welke (verwachte) effecten? Antwoord: Onlangs hebben wij de toepassing van Social Return On Investment (SROI) bij aanbestedingen geëvalueerd. Over deze evaluatie bent u onlangs, op 6 mei 2014, per brief geïnformeerd. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat de effecten van ons beleid tot op dit moment beperkt zijn. We zien echter wel een groeiend aantal initiatieven voor de toepassing van SROI en zijn in overleg met de verschillende brancheorganisaties waaronder Bouwend Nederland, NL ingenieurs en Bureau Social Return. Gezamenlijk onderzoeken we hoe we op een adequate wijze invulling kunnen geven aan de, breed gedragen, doelstellingen van SROI. Mede op basis hiervan stellen wij in onze brief voor het beleid met enkele kleine aanpassingen te continueren en naast aanbesteding van werken ook toe te passen bij diensten. 4. Op p 61/62 van de Programmarekening worden de ontwikkeling m.b.t. participatiemogelijkheden jongeren op de arbeidsmarkt besproken. Hier staat ‘we zien dit als een prioriteit in ons bestaande arbeidsmarktbeleid’ Bij de Voorjaarnota 2013 is besloten dit te bekostigen uit de daarvoor beschikbare middelen binnen het programma Ondernemend Groningen. Binnen dat programma blijkt geen ruime gevonden om deze prioriteit te bekostigen. Welke stappen zijn er ondernomen en welke alternatieven zijn er overwogen om het besluit effectief uit te voeren? Mag PS verwachten dat GS hier gepaste actie op zal ondernemen? Antwoord: Wij zijn voornemens (n.a.v. de regeling sectorgelden (de Asschergelden en het rapport van de Cie. Willems) om als aanvrager op te gaan treden m.b.t. een provinciaal sectoraal plan (omvang € 20 miljoen van het Rijk en € 20 miljoen van sectoren en werkgevers). Binnen dit plan voor de arbeidsmarktregio Groningen is er veel aandacht voor scholing van jongeren, instroom van jongeren, extra BBL (leren en werken) plekken. Op deze wijze, meer in een faciliterende rol, zijn we bezig om onze ambities op dit gebied vorm te geven.
6
5. Op p 66 is te lezen dat mbt Provinciale Meefinanciering van de naast het jaarbudget beschikbaar gestelde € 9.608.977 in totaal € 3.587.059 is opgevraagd. Het restant blijft beschikbaar in de reserve. Is er inzicht in de reden(en) waarom zo’n groot deel niet is opgevraagd? Wat is de verwachting voor 2014? Antwoord: Het verschil wordt met name veroorzaakt doordat een aantal grote(re) projecten i.t.t. de verwachting in 2014 geen betalingsverzoek hebben aangevraagd c.q. waarvan het verzoek nog in behandeling is. Dit betreft projecten van gemeenten, onszelf en RuG/UMCG. 6. Op p 56 van de Programmarekening: Van het budget bouwblokken/maatregelen is in 2013 nauwelijks gebruik gemaakt. Waar is het voor bedoeld en waarom is er geen gebruik van gemaakt? Welk deel is gebruikt en welk deel valt vrij? Antwoord: In de agrarische sector is schaalvergroting aan de orde van de dag. Stallen worden vergroot en bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken worden toegevoegd. Wij hebben de zogenoemde bouwblok-op-maatmethode ontwikkeld ten behoeve van een verantwoorde landschappelijke inpassing en om er tevens voor te zorgen dat bedrijven in de toekomst goed kunnen blijven functioneren. De verantwoordelijkheid voor de maatwerkbenadering tot 2 hectare ligt bij gemeenten. Voor de ondersteuning door Libau is € 250.000 in 2013 gereserveerd. Libau heeft in 2013 62 keukentafelgesprekken gevoerd voor een bedrag van € 144.879. De declaratie van de kosten vond echter eerst plaats in het jaar 2014 en dit verklaart de geringe uitputting in 2013. 7. Op pag. 39 van de programmarekening staat dat de verwachte bijdrage vanuit het RSP, onderdeel REP, voor het Groninger Forum van € 4,5 miljoen niet is opgevraagd. Kunt u aangeven wat de oorzaak hiervan is en of de bijdrage in 2014 of volgend jaar wel wordt opgevraagd? Antwoord: Wij hebben dat ook geconstateerd en hebben hierover geen navraag gedaan. Gezien recent overleg met de indieners en de voortgang in de bouw, verwachten wij dat dit jaar wel een bijdrage wordt opgevraagd. 8. Op pag. 85 van de Programmarekening staat vermeld dat van de beschikbare middelen voor 2013 van € 2 miljoen voor de realisatie van de EHS, slechts € 116 duizend zijn besteed. Deze middelen waren bedoeld om vaart te kunnen blijven maken met verwerving en inrichting van de EHS. Is de conclusie nu dat deze middelen niet nodig waren om vaart te kunnen blijven maken, of is er in 2013 geen vaart gemaakt met inrichting en verwerving EHS? Graag uitleg hoeveel EHS in 2013 in de provincie Groningen is ingericht en verworven en voor welke kosten. Antwoord: Doordat de € 9 miljoen beschikbaar is gesteld, waarvan € 2 miljoen voor 2013, hebben we de gebiedsprocessen weer kunnen oppakken en werken we hard om in 2016 3.000 ha nieuwe natuur in de Provincie Groningen te realiseren. Een verdubbeling van de nieuwe natuur in een relatieve korte tijd. Ondertussen hebben we bij de afwikkeling van de bestuursovereenkomst met het rijk, geld gekregen om de lopende verplichtingen uit te financieren en hebben we ruilgrond gekregen. Deze worden vooral ingezet om de huidige activiteiten te financieren. Het restant van de 9 miljoen blijven we hard nodig hebben voor de resterende opgave. Echter door de afwikkeling van het bestuursakkoord, op een later tijdstip dan in eerste instantie was voorzien. Inrichting Voor inrichting EHS is in 2013 totaal 399 ha gerealiseerd. Dit betreft de gebieden Ellersinghuizerveld (154ha), Grootegastermolenpolder (139 ha) en Reitdiep Zuid/Paddepoel (54ha) en Leekstermeer (52ha). In 2013 is door DLG € 5,7 miljoen uitgegeven aan inrichting en € 4,7 miljoen ontvangen aan bijdrage van derden (Europa, Waddenfonds, RWE etc.). Alleen voor onze bijdrage krijgen we een rekening. Het grootste deel van de uitgaven is hierdoor niet zichtbaar in de provinciale administratie.
7
Grond Er is inmiddels voor 85 hectare verplichtingen aangegaan om grond te ruilen naar binnen EHS, echter realisatie hiervan wordt voorzien in 2014. Door BBL is voor € 2,1 miljoen aan ruilgrond verkocht (61 hectare) hiermee is voor € 0,5 miljoen verworven binnen nieuwe natuur (16,5 hectare). Hierdoor is geen aanvullende financiering van de provincie benodigd geweest. Grondverwerving vindt in principe plaats op basis van vrijwilligheid waardoor we afhankelijk zijn van de kansen die zich voordoen. 9. Er is bijna € 0,55 miljoen minder uitgegeven dan verwacht aan de subsidieregeling Zonnepanelen voor asbestdaken. U stelt dat in IPO-verband gevraagd zal worden om verruiming van de regeling. Kunt u aangeven of het gelukt is om de regels voor deze regeling te verruimen? De fractie van GroenLinks heeft schriftelijke vragen gesteld over dit onderwerp en toen voorgesteld dat de provincie Groningen zelf de regels voor de regeling zou moeten verruimen. Wat heeft u met dat voorstel gedaan? Als u zelf de regels niet heeft aangepast, waarom niet? Antwoord: Zie voor de beantwoording van deze vraag het antwoord op vraag 7 van de CDA fractie. 10. Op pagina 91"regio van de smaak”. U gaf bij IB 2013 aan dat er alternatieven waren (onderbrengen website bij ICT) om regio van de smaak doorgang te laten vinden: wat is stand van zaken: wat wordt nog gedaan? Antwoord: De vraag naar alternatieven is achterhaald. Het programma Regio van de Smaak is namelijk beëindigd. De vrijvallende middelen worden gebruikt voor de uitvoering voor het landbouwbeleid, meer specifiek voor de uitvoering van de AgroAgenda Noord-Nederland en het Innovatieprogramma landbouw Veenkoloniën. Het stimuleren van een balans tussen de landbouw en zijn sociale omgeving - één van de onderliggende doelen van de Regio van de Smaak - is één van de sporen binnen ons landbouwbeleid. Met andere woorden, het is nog altijd mogelijk om projecten te faciliteren gericht op streekproducten binnen de bredere kaders van het budget Innovatieve Kwaliteitssprongen in de Landbouw, maar daar is geen extra aandacht meer voor. 11. P 112: welke projecten vanuit de reserve Provinciale Meefinanciering hebben vertraging opgelopen (naast EdGaR) en gaan deze in 2014 wel doorgang vinden? En hoe kan het dat bij de Programmarekening van 2012 bijna exact het zelfde bedrag wel is opgevraagd nl € 613.000, is er geen enkel project bij gekomen sinds 2013? Antwoord: Er is € 600.000 besteed aan het project. Het betreft een eerste voorschot aan het project, op basis van de toekenning van EFRO is door SNN eveneens een eerste voorschot uitbetaald. Het betreft een groot koepelproject met vele partners waaronder erg veel gas- en duurzaamheids onderzoek dat wordt uitgevoerd. RUG is penvoerder. Op dit moment zijn 29 onderzoeksvoorstellen gehonoreerd. Voor wetenschappelijke studies is het normaal dat resultaten (publicaties, artikelen, etc.) later zichtbaar komen. Dit verklaart waarom nu lijkt of er geen resultaten behaald worden. 12. P 135: Waar is de € 130.397 voor Asielzoekers aan besteed? (naast de uitgaven omschreven in de productenrekening) Antwoord: De besteding van deze middelen bestaat uit 2 componenten namelijk het verlenen van subsidies aan projecten (subsidieregeling Asielzoekersbeleid 2013-2015) en de apparaatskosten. Instellingen/projecten die in 2013 subsidie hebben gekregen, zijn: 1 Vluchtelingenwerk Noord Nederland: project: Toekomst in Perspectief 2 CMO Groningen: project: Muziek in Pekela 3 Nationale Stichting ter bevordering van Vrolijkheid: Projecten: Verhalen Tent en Kinderhand is gauw gevuld
8
13. P140 Productenrekening: er staat dat NLD Energie financieel is ondersteund, op welke wijze is dat? Antwoord: Op 17 september 2013 heeft NLD Energie (een coöperatief, lokaal en duurzaam energiebedrijf) een eenmalige subsidie van €100.000 gekregen. Hiermee kan NLD Energie samen met de door de provincies Fryslân en Drenthe verleende kredietsubsidie van in totaal €300.000 voldoen aan de financiële eisen voor het verkrijgen van een leveringsvergunning voor stroom en gas. 14. P 141: Projectverwerving Energie: zijn er ook 8 nieuwe energie gerelateerde economische projecten gerealiseerd, of gaat het bij de gerealiseerde projecten om reeds bestaande (oudere) aanvragen? Antwoord: De 23 genoemde projecten betreffen allen nieuwe projecten die in 2013 begeleid zijn vanaf eerste binnenkomst tot aan subsidieafhandeling. Enkele tenderprojecten zijn afgewezen (3/4), de overige hebben geleid tot toekenningen. Hiermee is fors meer gerealiseerd dan de voorgenomen 8 projecten. 15. Vraag n.a.v. de reactie van GS op het Burgerjaarverslag: punt 6.6 ‘een zeker percentage buiten de norm is afgehandeld.’ Wat voor soort subsidies gaat het hierbij om en wat is een zeker percentage concreet? Antwoord: Zoals in onze reactie op het Burgerjaarverslag is aangegeven voorziet het huidige systeem voor de stukkenstroom niet in het opschorten van termijnen, bijvoorbeeld bij subsidieaanvragen die in tenders worden afgehandeld. Dergelijke aanvragen worden vooral gedaan in het kader van het activiteitenbudget cultuur, evenementenbeleid en de leefbaarhaarheidsregeling krimp. Ook voorziet het systeem niet in het opschorten van de termijn wanneer gegevens in de aanvraag ontbreken en het proces van afhandeling terecht wordt opgeschort tot na ontvangst van de ontbrekende gegevens. Van de 25% die niet op tijd is afgedaan, is dus een deel (met instemming) wel volgens een afgesproken procedure in behandeling genomen en afgerond. Welk deel dit is van de 25%, wordt niet bijgehouden. Het is dan ook niet bekend welk deel van de 25% wel als formeel te laat afgehandeld moet worden aangemerkt.
9
Technische vragen Partij voor de Dieren Commissie Mobiliteit & Energie 1. € 605.000 overschot bij Beleidsnota Fiets. Waarom niet volledig besteed? Blijven alle middelen behouden voor fietsprojecten? (p.80 programmarekening) Antwoord: Wij hebben bij deze bullit op blz. 80 ook aangegeven dat dit overschot wordt overgeboekt. In bijlage 2 (ontwikkeling per programma) van de Integrale Bijstelling 2013 hebben wij de noodzaak voor deze overboeking nader onderbouwd. Hieronder hebben wij voor uw gemak deze onderbouwing weergegeven: Op basis van onze voordracht 1/2012 heeft u de geactualiseerde Beleidsnota Fiets vastgesteld. Op basis van deze beleidsnota hebben wij het Actieplan Fiets 2012-2015 opgesteld dat uw Staten in uw vergadering van 6 februari 2013 voor kennisgeving hebben aangenomen. In dit Actieplan Fiets hebben wij laten zien welke activiteiten wij in de periode 2012 tot 2016 willen uitvoeren. Kenmerkend voor zo'n meerjarig uitvoeringsprogramma is gewoonlijk dat het geen automatisme is dat de in enig jaar beschikbaar gestelde middelen ook volledig in dat betreffende jaar worden weggezet. Vooral in de laatste uitvoeringsjaren van zo'n programma volgt, na de nodige voorbereiding, de uitvoering van activiteiten en de hieraan gekoppelde inzet van de beschikbare middelen. Om uitvoering te kunnen geven aan dit meerjarenprogramma voor de fiets is het daarom nodig dat de middelen die in 2013 niet worden aangewend worden overgeboekt naar 2014. Wij hebben dit bedrag ingeschat op groot € 825.000. Dit is inclusief een bedrag van € 240.000 dat uit het MUP Verkeersveiligheid Provinciale Wegen 2012-2016 is overgeheveld naar het Actieplan Fiets voor de aanpak van fietsoversteken. 2. Provincie staat met € 2 miljoen garant voor Edgar (voorheen GrASp). Wat is de vertraging die is opgetreden, en klopt het dat € 600.000 al wel is besteed? Waaraan is dit bedrag al uitgegeven? (p. 112 programmarekening). Antwoord: Zie voor de beantwoording van deze vraag het antwoord op vraag 11 van de fractie van Groenlinks 3. Project Asbestdaken er af, zonnepanelen er op' verloopt niet naar wens. (p. 112 programmarekening) Wat verloopt niet naar wens? N.a.v. vragen van Groen Links d.d. 30 oktober 2013 zou eind maart dit jaar teruggerapporteerd worden of aanpassing van de regeling mogelijk is. Graag toelichting op de uitkomst hiervan, i.e. is er al verbetering? Antwoord: Zie voor de beantwoording van deze vraag het antwoord op vraag 7 van de CDA fractie.
4. Brandstoftransitie plan heeft weer vertraging opgelopen? In 2012 werd ook al geconstateerd dat prognoses niet gehaald werden. Toen is VTP2 opgesteld. Nu weer vertraging, wat is de reden, en wat zijn de financiële gevolgen? (p. 112 programmarekening). Antwoord: Zie voor de beantwoording van deze vraag het antwoord op vraag 8 van de CDA fractie.
10
Commissie Omgeving & Milieu 5. Welk bedrag is in 2013 besteed aan stimulering kleinschalige en/of biologische landbouw en aan pilots duurzaam ondernemen, en aan welke projecten? (p. 88 programmarekening, productgroep 7303) Antwoord: Er is geen bedrag besteed aan specifieke stimulering van kleinschalige en/of biologische landbouw. Wel zijn diverse projecten gesubsidieerd gericht op de verduurzaming van het primaire landbouwbedrijf. 6. Hoeveel is in 2013 uitgegeven aan subsidies op luchtwassers, indien van toepassing? Antwoord: Wij hebben geen middelen besteed aan subsidies op luchtwassers. Het Programma Gecombineerde Luchtwassers was een Rijksregeling (Ministerie van Infrastructuur & Milieu) die begin 2013 gesloten is. 7. Hoeveel bedroegen de kosten t.b.v. schaalvergroting veehouderij? (Planning, vergunningverlening, Libau, overige). Antwoord: Wij hebben geen zicht op de totale kosten. De gemeenten regisseren de keukentafelgesprekken t.b.v. de schaalvergroting en de planologische procedures. Zij verlenen ook de vergunningen. Ze worden hierbij ondersteund door Libau. Onze bemoeienis beperkt zich tot de keukentafelgesprekken en de ingediende privaatrechtelijke contracten boven de 2 ha. Wij maken bij de keukentafelgesprekken geen onderscheid tussen kosten voor schaalvergroting van de veehouderij en de overige landbouw. De totale kosten van Libau voor de gevoerde keukentafelgesprekken in 2013 bedroegen € 144.879. 8. Budget uitvoering NbWet Waddenfonds overschreden met € 48.699, met name tgv RWE. “Een deel van de kosten is doorbelast aan derden”. Is deze derde partij RWE, of andere partijen. Hoeveel heeft provincie bijgelegd? (p. 90 programmarekening) Antwoord: De derden waaraan kosten zijn doorbelast waren de provincies Fryslân en Drenthe en het ministerie van Economische zaken. Op het budget Nb-wet Wadden is door de provincie Groningen in totaal ruim € 85.000 uitgegeven. 9. Bij onderbesteding uit onderdelen PLG wordt bedrag toegevoegd aan reserve PLG2. Onder meer onderbesteding bij EHS. Verderop staat dat overbesteding sociaal-economische revitalisering wordt gedekt uit PLG budgetten met onderbesteding. Ontstaat hierdoor situatie dat budget voor natuur niet volledig behouden blijft maar besteed wordt aan bijvoorbeeld economie of landbouw? (p. 91/92 programmarekening) Antwoord: Het PLG is een meerjarig programma. De totale omvang van de verplichtingen die worden aangegaan moeten binnen de financiële kaders blijven. Jaarlijks wordt een inschatting gemaakt van de uitgaven van dat jaar op de aangegane verplichtingen. Hierbij is het probleem dat de uitgaven afhankelijk zijn van de declaraties van derden. Per jaar kan de werkelijkheid daarom afwijken van de inschatting vandaar dat er een reserve in het leven is geroepen om deze jaarlijkse schommeling op te vangen. Een overbesteding in een jaar betekent dus niet dat het t.l.v. een ander budget gaat maar dat in een ander jaar er een minder besteed wordt.
11
10. Er is een onderbesteding van € 112.466 op het budget knelpunten landschap. Wat zijn voorbeeldprojecten “knelpunten landschap”? Wat is verschil met onderdeel “landschap en landschapselementen? (p. 92 programmarekening) Antwoord: Voorbeeldprojecten 'Knelpunten Landschap' zijn b.v.: Groene Linten Duurswold: het versterken van de ruimtelijke kwaliteit en het landschap in het lint Schildwolde-Hellum, Herstel Wierden Middag-Humsterland en Landschapsherstel Fivel bij Loppersum: het landschappelijk herstellen en zichtbaar maken van de oude loop van de Fivel tussen Winneweer en Stedum. Het budget Landschap heeft betrekking op de extra middelen die in 2012 door PS beschikbaar zijn gesteld voor 'Knelpunten Landschap'. Landschapselementen heeft betrekking op de middelen 'Landschap en Cultuurhistorie' die onderdeel uitmaken van het PLG. 11. Waarom zijn er minder grondwatermetingen uitgevoerd? (p. 104 programmarekening) Antwoord: Van de geraamde uitgaven binnen het product Grondwater (€ 131.000) is per saldo ongeveer € 4.000 niet besteed. Met de omschrijving in de verantwoording is bedoeld te zeggen dat minder uitgaven zijn gedaan dan geraamd. 12. Niet geraamde inkomsten actieprogramma water en klimaatadaptatie van waterschappen en provincies Groningen en Fryslân. Waarom waren deze niet geraamd? Zijn dit eenmalige of meerjarige bijdragen, en waarvoor waren/zijn deze bijdragen bedoeld? Worden deze alsnog daarvoor ingezet? (p. 104 programmarekening) Antwoord: De niet geraamde inkomsten op het Actieprogramma Water en Klimaatadaptatie hebben betrekking op projecten waarvan de provincie trekker is en derden bijdragen in de projecten. Deze bijdragen van derden worden vooraf niet in de begroting geraamd. Het betreft eenmalige bijdragen in projecten. De bijdragen komen ten gunste van de budgetten waaruit de uitgaven voor het project zijn bekostigd. 13. € 68.214 vrijval op in voorgaande jaren toegekende subsidies. Welke subsidies betreft dit en waardoor is vrijval veroorzaakt? (p. 105 programmarekening) Antwoord: Binnen het programma Schoon/Veilig Groningen thema Milieu zijn op drie fronten middelen vrijgevallen: milieu algemeen (€ 23.675), energie (€ 29.399) en duurzaamheid (€ 15.400) Het gaat in totaal om een bedrag van € 68.214 uit verschillende kredieten uit meerdere voorgaande jaren. Dit laatste heeft te maken met het feit dat afrekeningen over jaren heen plaatsvinden. Het betreft vrijval bij een veelheid van projecten (10 projecten) en bedragen tussen de € 273 en € 15.140. Bij projecten wordt bij toekenning uitgegaan van begrotingen met toekenning van een eenmalig maximaal subsidiebedrag. Dat betekent dat bij afrekening de kosten en dus het uiteindelijk vast te stellen provinciale subsidie ook lager kan uitvallen. Het totale beeld van vrijval geeft ons dan ook geen reden om verdere actie te ondernemen om de vrijval in deze te gaan beperken. De vrijvallende middelen vloeien terug naar de algemene middelen. 14. € 113.509 over van pilot ganzenbeheer (p. 14 voordracht). Worden deze kosten weer toegevoegd aan reserve PLG of blijven zij gereserveerd voor gansvriendelijke projecten? Antwoord: In het kader van de Jaarrekening 2013 zijn deze middelen toegevoegd aan de reserve Overboeking kredieten. In de 2e wijziging van de begroting 2014, welke is toegevoegd aan de voordracht bij de Jaarrekening 2013, wordt dit bedrag weer als krediet in de begroting 2014 opgevoerd (zie pagina 16 14).
12
SP Fractie 1. Blz. 16-3 van de voordracht. 'Bij de integrale bijstelling 2013 is de reserve Actieprogramma Werk, Energie en Leefbaarheid ingesteld. In totaal is voor 2013 € 19,82 miljoen beschikbaar gesteld. In de bijgestelde begroting is voor 2013 een bedrag van € 1 miljoen opgenomen voor (voorschotbetalingen op) nog af te geven subsidiebeschikkingen 2013. Deze middelen zijn nog niet bestemd en zijn derhalve toegevoegd aan de reserve. Vraag: Dit gaat dan over dat miljoen? Of over € 19,8 miljoen? Antwoord: Het begrote bedrag 2013 ad € 1 miljoen welke niet tot besteding is gekomen in 2013 is weer toegevoegd aan de reserve. Hiermee is nog het gehele bedrag van € 19,82 miljoen beschikbaar. Zie ook pagina 168 van de Programmarekening. 2. Vraag bij Rekening in een oogopslag. Blz 31. Hoe kan het dat er zulke grote verschillen zijn tussen de bedragen bij de integrale bijstelling 2013 en de werkelijke uitgaven? Respectievelijk € 510 miljoen waarvan ruim € 58 miljoen door stortingen in reserves en € 569 miljoen, waarvan € 158 door stortingen in reserves. Reserves buiten beschouwing latend dus lasten begroot op € 451 miljoen en werkelijk € 411 miljoen. Antwoord: In de Programmarekening wordt per programma een analyse van de verschillen weergegeven. Het totaal van de verschillen staat verantwoord in de Rekening in één oogopslag. Wij verwijzen u graag naar de afzonderlijke analyses per programma en ook naar de Integrale Bijstelling 2013 voor wat betreft de wijzigingen in de Begroting 2013. 3. Blz 59 Wat is eigenlijk de oorzaak van het enorme verschil tussen de oorspronkelijke raming 2013 bij Ondernemend Groningen en het meer dan 4 x zo hoge bedrag dat er in de kolom raming na wijziging is terecht gekomen? € 15,8 is verhoogd naar € 67,7. De baten van € 13,5 naar € 24,8. Hoe kan het vervolgens dat de realisatie op € 48,1 blijft steken? Antwoord: De oorspronkelijke raming is de raming van de Begroting 2013. Gedurende het jaar 2013 is de begroting meerdere keren bijgesteld (o.a. Voorjaarsnota en Integrale Bijstelling). De wijzigingen van de begroting 2013 hadden voor het programma Ondernemend Groningen met name betrekking op de geraamde bedragen voor projecten in het kader van Cofinanciering Kompas, Provinciale Meefinanciering en RSP-REP. Vanaf pagina 66 zijn de verschillen tussen rekening 2013 en de begroting na Integrale Bijstelling 2013 voor het Programma Ondernemend Groningen geanalyseerd. 4. Programma 6 Energiek Groningen. Eerste wat opvalt. Raming 2013 lasten € 3,4 miljoen. (Rekening 2012 € 5,6 miljoen). In de raming na wijziging is dit ineens € 10 miljoen geworden en gerealiseerd vervolgens € 6 miljoen. Dit zijn wel relatief enorme afwijkingen, waarbij dan de realiteit van 2013 dicht ligt bij die van 2012!! Vraag: hoe kan het dat dit zo enorm afwijkt? Antwoord: De wijzigingen van de begroting 2013 hadden voor het programma Energiek Groningen met name betrekking op de geraamde bedragen voor projecten in het kader van Provinciale Meefinanciering en de subsidieregeling ‘Asbestdaken eraf, zonnepanelen erop’. Vanaf pagina 112 van de Programmarekening zijn de verschillen tussen rekening 2013 en de begroting na Integrale Bijstelling 2013 voor het Programma Energiek Groningen geanalyseerd
13
5. Op blz 111 lezen we dat er iets meer baten zijn geweest dan geraamd, dat de uitgaven € 4 miljoen minder zijn geweest dan geraamd en vervolgens blijkt dat binnen die in totaal veel lagere kosten wel de post apparaatskosten € 3 ton hoger uit te vallen dan geraamd. Dat lijkt toch tegenstrijdig. Minder uitgegeven dan in feite ook minder gedaan, maar wel meer apparaatskosten. Is daar een verklaring voor? Antwoord: Er is geen direct causaal verband tussen uitgaven en apparaatskosten. Het kan zo zijn dat er in 2013 veel werk is verricht aan de voorbereiding van projecten die pas later starten en in 2013 nog niet hebben geleid tot programma-uitgaven. Zie in dat verband ook ons antwoord op vraag 4 en de betreffende analyse op pagina 112 en 113 van de Programmarekening 2013.Vanaf pagina 41 is een analyse van de apparaatskosten en de verschillen opgenomen. 6. Blz. 163. Wat betekent nu eigenlijk de post mutaties reserves die verband houden met de hoofdfuncties? Antwoord: Dit betreft de mutaties van alle reserves gezamenlijk. Vanaf pagina 165 is een analyse van alle mutaties opgenomen. 7. Kan het zijn dat er op bladzijde 164 ergens ten onrechte een -/- is terecht gekomen? Volgens mij klopt de optelling zo niet. ( ik denk Provinciefonds) Antwoord: Uw opmerking is terecht. Het bedrag met betrekking tot het Provinciefonds moet niet minus maar een positief bedrag zijn, dan klopt de optelling wel. 8. Klopt mijn conclusie te trekken uit het overzicht op blz 165 dat er per saldo € 64 miljoen meer in reserves aanwezig eind 2013 dan geraamd? Als dat zo is, dan klopt het zinnetje onder het overzicht toch niet, waarin juist staat dat er per saldo € 64 miljoen meer ten laste van reserves is geboekt dan geraamd? Antwoord: Uw constatering is correct. Per saldo is circa € 64 miljoen minder aan reserves onttrokken dan geraamd.
14
Fractie Partij van de Arbeid 1. Vorig jaar informeerden wij naar de afwikkeling van de voorbereidings- en planuitwerkingskosten met betrekking tot de RegioTram in relatie tot de vergoeding die nog van de gemeente Groningen mag worden verwacht. De in de exploitatie verantwoorde kosten RegioTram zijn door ons ten laste van het MIT gebracht. In antwoord op onze vragen deelde u ons mede dat het overleg met de gemeente Groningen nog gaande was. Kunt u ons inmiddels informeren over de uitkomsten van de besprekingen? Mogen wij nog steeds verwachten dat een deel van de gemaakte kosten vrijvalt en binnenkort weer beschikbaar komt? Kunt u met betrekking tot de compensatie ook aangeven in welke orde van grootte uw insteek ligt? Antwoord: In een eerder stadium is vanuit de provincie aan de gemeente medegedeeld dat de gemeente de voorbereidingskosten van ongeveer € 10 miljoen dient te vergoeden. Deze € 10 miljoen is verdisconteerd in de afspraken die medio 2013 zijn gemaakt over de financiële bijdragen van gemeente (€ 20 miljoen) en provincie (€ 40 miljoen) in de HOV-visie. Naast gemeente en provincie heeft ook Regio Groningen Assen € 10 miljoen aan voorbereidingskosten gemaakt. Tijdens de afwikkeling van het project RegioTram heeft de gemeente toegezegd dit bedrag aan de Regio Groningen Assen terug te betalen. Dit is ook als zodanig in de begroting 2014 en bijbehorend Meerjaren Investerings Programma van de Regio Groningen Assen verwerkt, dat u is aangeboden (briefnr. 2014-06098/10/A,15, PPM d.d. 4 maart 2014). Overigens merken wij op dat wij de afgerond € 3,2 miljoen BDU die de gemeente Groningen tot voorheen jaarlijks kreeg toegewezen ingaande 2014 hebben geschrapt (zie ook briefnummer 2012-48.119/44/A,34, VV, d.d. 31 oktober 2012). 2.
De grondexploitatie Blauwestad is herijkt en een herwaarderingscorrectie van € 4,55 miljoen is rechtstreeks ten laste van het rekeningresultaat 2013 geboekt. Graag brengen wij u onze desbetreffende vraag bij de jaarrekening 2012 in herinnering met betrekking tot de afwikkeling van betwiste kavelverkopen aan Bam en Ballast Nedam. Kunt u ons inmiddels informeren over de stand van zaken met betrekking tot de gerechtelijke procedure, dan wel of al of niet op een substantiële financiële tegemoetkoming mag worden gerekend. Mocht de rechtsgang geen soelaas bieden, kunt u ons dan informeren met welk bedrag de Grondexploitatie Blauwestad moet worden gecorrigeerd, dan wel welke beoogde vordering u voor ogen had?
Antwoord: De schriftelijke fase van de procedure is inmiddels afgerond: replieken en duplieken zijn alle ingediend, waarna de vraag bij partijen op tafel kwam of zijn zonder eer een einduitspraak van de rechtbank wensten, dan wel een nadere akte wilden nemen of de zaak ter zitting aan de orde wilden hebben voor de mondelinge behandeling. Partijen kozen allen voor de laatste optie. Daarbij dacht de Provincie aan een regie- of comparitiezitting; Ballast Nedam c.s. verzochten om een zitting waarin gelegenheid zou bestaan om pleidooien te houden. De rechtbank heeft nu aangegeven dat op donderdag 19 juni 2014 om 14.00 uur de zaak ter zitting zal worden behandeld en dat in die zitting kan worden gepleit. Voorstelbaar is dat partijen ter zitting een aanbod doen om hun stellingen te bewijzen aan de hand van getuigenverhoor. Vervolgens zal de rechtbank na de zitting bepalen of getuigenverhoor nodig is voor haar oordeelsvorming. De beslissing van de rechtbank over een mogelijk getuigenverhoor kan enige tijd op zich laten wachten na 19 juni. Redenerend vanuit het voorzichtheidsprincipe hebben wij vooralsnog in de Grondexploitatie Blauwestad niet voorgesorteerd op een uitspraak van de rechtbank. Een positieve uitspraak heeft positieve gevolgen voor de Grondexploitatie Blauwestad, een negatieve uitspraak heeft geen gevolgen voor de Grondexploitatie Blauwestad.
15
3.
Gedeputeerde Staten van Groningen hebben besloten tot verkoop van het zes procents belang in Attero. Verkoop is afhankelijk van het aangeboden aandelenbelang. Kunt u de definitieve verkoop inmiddels bevestigen? Kunt u aangeven op welke wijze u, bij verkoop, de geraamde opbrengst van circa 10 miljoen euro wilt inzetten voor de provincie Groningen?
Antwoord: Momenteel is bekend dat ruim 99% van de aandelen te koop wordt aangeboden door provincies en gemeenten aan Waterland; daarmee is de facto de verkoop van Attero aan Waterland een feit (grens lag bij 80% of meer aandelen). De definitieve closing wordt voorzien in mei 2014. Het bedrag dat wij jaarlijks ontvangen als dividend Attero wordt ingezet ter voeding van de reserve ESFI ter bekostiging van het MIT en voor voeding van de reserve ESFI na 2020. Nu dit dividend wegvalt, zal de opbrengst van de verkoop van de aandelen Attero ten gunste van de reserve compensatie dividend Essent worden gebracht en maakt derhalve onderdeel uit van ons stamkapitaal. Op deze wijze wordt het weggevallen dividend gecompenseerd door te generen rentebaten. Voor 2014 was een dividenduitkering van circa € 300.000 geraamd bij een rentepercentage van circa 3% en een opbrengst van € 10 miljoen blijft het rendement vrijwel gelijk. 4.
Aan de Algemene Reserve, inclusief bruto rekeningresultaat is in 2013 circa € 36 miljoen onttrokken. De Bestemmingsreserves namen toe met € 17 miljoen. Per saldo een teruggang van bijna € 20 miljoen. Ten opzichte van het balanstotaal blijft de solvabiliteit, met een percentage van 65%, volgens onze huisaccountant op een “goed niveau”. Kunt u een kader aangeven waarbinnen de solvabiliteitsratio zich minimaal zou moeten verhouden? Zijn er voor wat betreft de solvabiliteit kaderstellingen vanuit het BBV?
Antwoord: Er bestaat vanuit het BBV geen kaderstelling voor de omvang van de solvabiliteit. In het kader van het Rapport Professionalisering Subsidierelaties (RPS) hanteren wij wel een kaderstelling voor de solvabiliteit. Deze kaderstelling kan ook als leidraad dienen voor de beoordeling van de solvabiliteit van de provincie Groningen. Zoals u weet wordt de financiële positie van een instelling die valt onder het RPS jaarlijks door ons college beoordeeld en uitgedrukt in een aantal sterren. Voor het waarborgen van een objectieve sterrenkwalificatie hebben wij in het jaar 2010 een zogenaamde wegingssystematiek vastgesteld. Hierbij vindt een weging plaats van de verschillende kwantitatieve financiële criteria. Eén van deze criteria betreft de solvabiliteit. Voor de beoordeling van de solvabiliteit in het kader van het RPS hanteren wij onderstaande kaderstelling: ≤ 20%: slecht. > 20% en ≤ 30%: onvoldoende. > 30% en ≤ 40%: gemiddeld. > 40% en ≤ 50%: voldoende. > 50%: goed. Voor de volledigheid merken wij op dat de wegingssystematiek van het RPS is getoetst door Ernst & Young Accountants. Wij hebben u hierover destijds geïnformeerd in het kader van de evaluatie van het RPS (briefnr. 2010-30.9333).
5.
Ziet u in dit verband wellicht mogelijkheden om de overwaarde in ons vermogen ten opzichte van de minimaal vereiste solvabiliteit, mocht die kunnen worden vastgesteld, versneld in te zetten in het belang van de provinciale taak? Bijvoorbeeld om binnen het programma Ondernemend Groningen, in het arbeidsmarktbeleid, prioriteit te geven aan participatiemogelijkheden van jongeren op de arbeidsmarkt, waar u in 2013 geen ruimte vond om deze prioriteit te bekostigen.
Antwoord: Dit is geen technische maar een politieke vraag. Dergelijke vragen kunnen aan de orde worden gesteld tijdens de behandeling van de jaarstukken in de betreffende commissievergadering.
16
6.
Het negatieve saldo in de Algemene Reserve wilt u o.a. dekken door een beslag op de begrotingsruimte 2014 en mede deels door het naar voren halen van de begrotingsruimte 20152018. Kunt u deze mutatie(s) nader toelichten en tevens aangeven hoe een dergelijke verwerking zich verhoudt tot het BBV?
Antwoord: In administratieve zin is er geen sprake van de reserve die een negatief saldo heeft. Volgens bijlage E (Staat van reserves) op pagina 369 van de Productenrekening 2013 heeft de Algemene reserve per 31 december 2013 een administratieve stand van € 40,88 miljoen. Het rekeningresultaat 2013 van -/- € 4,18 miljoen komt hierop in mindering. Dan resteert er nog een bedrag van circa € 36,70 miljoen. Hiermee voldoen wij aan de bepalingen van het BBV. Het bedrag van € 40,88 miljoen is als volgt opgebouwd: Vastgelegde verplichtingen € 17,06 miljoen, te weten: - Bodemsanering de eendracht € 4,00 miljoen - Gebiedsgericht werken (motie 31.03.10) € 1,00 miljoen - Marketing Groningen € 0,33 miljoen - Asielzoekersbeleid € 0,07 miljoen - Jeugdzorg € 0,24 miljoen - Subsidies buiten de cultuurnota € 0,13 miljoen - Convenant bedrijventerreinen € 5,09 miljoen - Aanvulling begrotingsruimte 2014 € 0,98 miljoen - Afkoopsommen wegen € 1,55 miljoen - Investeringsmiddelen PLG € 3,67 miljoen. Daarnaast is er in de Algemene reserve € 22,12 miljoen gereserveerd als weerstandsvermogen en een bedrag van € 1,70 miljoen als voorziening WAO. Het negatieve rekeningresultaat 2013 van -/- € 4,18 miljoen zal vanuit de beschikbare begrotingsruimte 2014-2018 weer volledig worden aangevuld.
17
Nagekomen vragen VVD-fractie 1. Waarom heeft de Rekening in één oogopslag een andere opzet dan de Begroting in één oogopslag? Antwoord: Het verschil tussen de Begroting in één oogopslag en de Rekening in één oogopslag is mede ingegeven door het doel van het instrument, maar ook door de financiële spelregels (BBV). In de Begroting wordt vooruit gekeken. Hierdoor is het belangrijk om inzicht te verschaffen in de voor de komende jaren verwachte inkomsten en uitgaven en ook waar de geraamde middelen vandaan komen en waar deze middelen aan zullen worden besteed. Bij de Jaarrekening wordt met name een verschillenanalyse gemaakt over het bereiken van de gestelde doelen en de inzet van daarbij behorende middelen. Daarnaast zijn wij verplicht bij de Jaarrekening een balans te verstrekken welke inzicht verschaft in onze vermogenspositie. Deze accentverschillen ziet u vertaald in beide documenten. 2.
Met betrekking tot het product Wonen, welzijn en zorg voor kwetsbare groepen zijn de uitgaven ten opzichte van de raming verdrievoudigd. Kunt u aangeven wat hier de oorzaak van is?
Antwoord: Vanuit de amendementsgelden Krimp zijn middelen beschikbaar voor zorg(vernieuwende) projecten in de krimpgebieden om knelpunten op te lossen op het terrein van wonen, welzijn en zorg voor kwetsbare groepen. Daarnaast zijn middelen beschikbaar vanuit het Stimuleringsfonds Zorg en het Investeringsfonds Wonen, Welzijn, Zorg. De besteding van middelen met betrekking tot deze gelden vindt op kasbasis plaats en wordt gedekt uit de reserves ESFI en de reserve Stimulering zorg. In 2013 is voor circa € 650.000 aan uitgaven gedaan op verplichtingen (beschikkingen) uit voorgaande jaren. Omdat het op voorhand moeilijk is in te schatten hoe hoog de uitgaven in een bepaald jaar zijn en de dekking van de middelen via een reserve loopt zijn deze uitgaven niet begroot.
18