EHBO
1. De structuur van de dringende geneeskundige hulpverlening in België Iedereen is verplicht hulp te bieden als en slechts als deze persoon zichzelf niet in gevaar hoeft te stellen hiervoor Europees noodnummer : 112 De verdeling van de hulpcentra is provinciaal met 1 centrum voor het Brusselse hoofdstedelijk gewest erbovenop Men kan specifiek vragen voor een :
Ziekenwagen : 100-ambulanciers PIT (paramedisch interventie team): ambulancier en verpleegkundige MUG : arts en verpleegkundige, ziekenhuis afhankelijk, geladen met aangepast medisch materiaal en kan geen patiënten vervoeren
Een 100-ziekenwagen is verplicht de patiënt naar het dichtstbijzijnde erkende ziekenhuis te brengen, uitz. :
Als er veel slachtoffers zijn in een grootschalig incident Bij een acute opstoot van een gekende chronische ziekte en de patiënt hierover een medisch dossier heeft in een ander ziekenhuis binnen dezelfde MUG regio Wanneer de patiënt een specifieke diagnostische of therapeutische interventie nodig heeft die niet beschikbaar is in het dichtstbijzijnde erkende ziekenhuis
2. Evaluatie van de noodsituatie Alarmering (= oproep van professionele hulp) : men moet een antwoord geven op de volgende vragen :
Waar heeft de noodsit. Zich voorgedaan ? Wat is er gebeurd ? Hoeveel slachtoffers zijn er ? Hoe erg zijn de mogelijke verwondingen ? Welke soort hulp is noodzakelijk ?
Daarnaast moet je natuurlijk ook al eerste vermelden wie je bent !!! als antwoord op hoe erg geef je eigenlijk gewoon je besluiten van de eerste boordeling. Wanneer we nu op de plaats van het ongeval terechtkomen moeten we systematisch een aantal stappen ondernemen :
o
Verkenning van de omgeving : vooraleer men een lachtoffer mag benaderen moet men eerst de plaats van de noodsit grondig inspecteren dit om twee redenen : o Veiligheid inspecteren, indien nodig de gepaste hulp opvragen o Inzicht verwerven over de mogelijke ongevalmechanismen of de impact op de slachtoffers, bv een leeg pillendoosje kan wijzen op een overdosis De snelle eerste beoordeling (= ABC) : probeert de onmiddellijke levensbedreigende aandoeningen dadelijk te herkennen en te behandelen, geeft vooral een antwoord op de vraag « Is er ? » : o Bewustzijn : om na te gaan of er bewustzijn is moeten er een aantal handelingen gedaan te worden : Slachtoffer duidelijk aanspreken Klopje op de schouders Pijnlijke prikkel Is er na deze stappen nog altijd geen reactie dan hebben we te maken met een slachtoffer buiten bewustzijn en moeten we deze in de stabiele zijligging plaatsen o Ademen : luchtweg moet vrij zijn, dit door na te kijken of er geen vreemd voorwerp de luchtweg blokkeert en indien nodig de luchtweg vrij te maken door een aantal aangepaste technieken die we verder gaan bespreken o Beademing nodig ? deze vraag beantwoorden we door : Kijken : beweegt de borstkas Voelen : voelt men de luchtstroom Luisteren o Circulatie : voelen naar de hartslag of pols dit het best ter hoogt van de halsslagader De fijnere eerste beoordeling : probeert levensbedreigende aandoeningen uit te sluiten die geen onmiddellijke aanpak vereisen, geeft een antw op « Hoe is ? » : o Bewustzijn : wordt beoordeeld aan de hand van de Glasgow Comaschaal (min=3, max=14) : Oogreacties : spontaan openen=4 tot niet openen=1 Verbale respons : samenhangend gesprek=5 tot geen reactie=1 Motorische respons : reageert op bevel=6 tot geen reactie=1 o Ademhaling : het heeft pas zin om de ademhaling te gaan beoordelen wanneer we een continue vrije luchtweg aan het behouden zijn. 3 parameters : Frequentie : normaal 12-18/min Ritme : normaal= een regelmatig ritme Ademarbeid : normaal moet dit moeiteloos zijn al kan het in sommige gevallen diep zijn (diep kan ook een teken zijn vn kritieke sit) o Circulatie : wanneer het zuurstofverbruik toeneemt gaat het lichaam dit proberen te compenseren door meer zuurstof aan te bieden via de circulatie, de bloeddruk wordt bepaald door het debiet en de vaatweerstand, 3 parameters :
Frequentie : normaal 60-80/min dit kan ook meer of minder zijn zonder dat er sprake is van een kritieke sit wanneer we te maken hebben met sportmannen in rust of mensen die zware inspanningen aan het plegen zijn Ritme : een onregelmatig hartritme wijst meestal op hartproblemen Kracht : wanneer we zwakke hartkloppingen hebben dan is er vaak sprake van een hertprobleem of extreem bloedverlies. De tweede beoordeling : komt eigenlijk neer op de anamnese van de dokter, hier wordt de juiste aard en de ernst van de letsels opgespoord en beschreven. Dit is zeer beperkt in urgente omstandigheden. Men moet letten op een aantal zaken die kunnen helpen met de boordeling : o De houding van het slachtoffer zegt vaak veel over wat er zeer doet en in welke mate o De ondervraging van het slachtoffer of zieke : men moet zich vooral op de hoofdklacht gaan focussen, daarnaast is het heel belangrijk om indien mogelijk een voorgeschiedenis van de patiënt te nemen o Klinisch onderzoek : kan enkel door een arts worden uitgevoerd
o
Bij een verkeersongeval is goede signalisatie zeer belangrijk, knipperlichten van de auto’s aanzetten en pompend gaan remmen. Parkeren op de pechstrook en filles moeten vermeden worden zodat er continu genoeg plaats is voor de ambulance om te manoeuvreren. Daarnaast mag men niet vergeten de gevarendriehoek te plaatsen. Uiteraard mag de persoon dat het verkeer attent maakt op het ongeval , het verkeer zelf niet gaan regelen.
3. Basic Life Support : het onderhouden van de zuurstof voorziening. Zowel het hart als de hersenen moeten bijna volledig zuiver aeroob functioneren dus wanneer er een zuurstof tekort is wordt alle beschikbare zuurstof vervoerd naar deze twee organen zodat de andere organen meer kans hebben om een te lange tijd aan zuurstof tekort te lijden zodat deze sneller gaan afsterven. De balans tussen zuurstofaanbod en zuurstofvraag moet dus continu in evenwicht blijven, wanneer de vraag stijgt zijn er twee mechanismen die het lichaam dan kan gaan aanhalen om het aanbod samen met de vraag te doen stijgen : de specifieke eigenschappen van hemoglobine en het aanpassen van het hartdebiet. Vaak wanneer er een onevenwicht is dat een kritieke situatie tot gevolge heeft, hebben we te maken met een combinatie va zowel gestegen vraag en gedaalde aanbod of omgekeerd. Zuurstoftransport :
21% van de lucht bevat zuurstof dit komt dus neer op een partiële druk van 149 mmHg op zeeniveau, oorzaken waardoor de zuurstofspanning in de atmosfeer kunnen dalen o Hoogteverschil : hoe hoger men in de atmosfeer stijgt hoe lager de atmosferische druk en dus ook de zuurstofspanning wordt.
Aanwezigheid van een ander gas in de atmosfeer : de atmosferische druk is steeds de som van de partiële spanningen van de aanwezige gassen en dampen, wanneer we dus in een gesloten ruimte zitten en ander gessen vrijkomen gaat de zuurstofspanning gaan dalen. Vrije luchtweg : de luchtweg kan belemmerd worden door verschillende dingen, bv het achterovervallen van de tong, vreemde voorwerpen in de luchtweg, infecties,… . dit kunnen we proberen op te lossen door vooreerst alle vreemde voorwerpen te verwijderen en het hoofd te hyperstrekkenen de onderkaak naar voren te duwen. Zuurstof in de alveolen : aangezien hier CO2 wordt afgegeven vanuit het bloed daalt in de alveolen de zuurstofspanning. Diffusie van de longblaasjes naar de bloedvaten : hier kunnen zich verschillende problemen voordoen : o Een onvoldoende zuurstofconcentratiegradient veroorzaakt een lage zuurstofspanning in de alveolen o Wanneer we een verdikking hebben van het membraan waarover zuurstof moet diffunderen. Bv longoedeem o Onvoldoende of onderbroken bevloeiing ter hoogte van de alveolen Zuurstof in het bloed : zuurstof wordt onder twee vormen getransporteerd ofwel in opgeloste vorm ofwel gebonden aan hemoglobine, opgeloste zuurstof + gebonden zuurstof = (0,031* arteriële zuurstofspanning) + (saturatiegraad hemoglibine * concentratie hemoglobine* 1,39)…. ; mogelijke aanleidingen tot problemen : o Dissociatie van zuurstof en hemoglobine : verhoging van de zuurtstof afgave kan geïnduceerd worden door : Gedaalde pH in het bloed Gestegen lokale lichaamstemperatuur o Hemoglobineconcentratie o Aangeboren afwijkingen : aandoeningen die de vorm of synthese van hemoglobine kunnen wijzigen zodat er minder zuurstof gebonden kan worden en dus ook minder vervoerd kan worden o Andere stoffen met een hoge bindingscapaciteit voor hemoglobine : koolstofdioxide,koolstofmonoxide (carboxyhemoglobine), nitraten (methemoglobine), sulfaten en sulfieten (sulfhemoglobine) Circulatie : dit wordt bepaalt door het hartdebiet, het hartdebiet is gelijk aan de vermenigvuldiging van het hartfrequentie en slagvolume. Het slagvolume kan stijgen door een betere relaxatie van de hartspier zodat er een betere vulling is van da hartkamers en een betere samentrekking zorgt ook voor een verhoging van het slagvolume. Daarnaast zijn er nog een aantal factoren die de circulatie kunnen aanpassen zoals vaatverwijdingen. Diffusie in en naar de cel : verschillende enzymen kunnen dit verstoren o
Angor (niet ademhalingsgebonden) : hierbij is een deel van de hartspier tijdelijk zonder voldoende zuurstof maar sterft er nog geen hartspierweefsel af. Wanneer dit zuurstoftekort is gaan er hartspiercellen afsterven(=hartinfarct) waardoor dezen vervangen kunnen worden littekenweefsel dat niet functioneel en waardoor het hart minder bloed kan gaan wegpompen.
Basic life support : bij afwezigheid van bewustzijn ademhaling en circulatie moeten we gaan reanimeren hierbij overlopen we best een aantal stappen :
Veiligheid controleren Bewustzijn controleren door aan te spreken en zachtjes aan de schouders te schudden Hulp roepen uit de omgeving Ademhaling controleren o Hyperstrekken o Vreemde voorwerpen verwijderen o Onderkaak omhoog duwen o Kijk luister en voel 112 bellen : wie, waar, slachtoffer buiten bewustzijn dat niet meer ademt, aan de lijn blijven voor verdere vragen te beantwoorden AED Hartmassage :5cm indrukken, 100/mi, 30 keer herhalen 2 keer beademen : niet vergeten neus goed sluiten
4. Verbandmaterialen en spalken Het klassieke verband bestaat uit 4 lagen : eerst een wondverband dat rechtstreeks in contact komt met de wonde, een tussenliggende laag dat vooral een beschermende/ absorberende functie heeft, daarna een verband met een zwachtel gefixeerd om het verband op zijn plaats te houden en voldoende druk uit te voeren, en tot slot een kleefpleister om de zwachtel te fixeren aan de huid. Wondverbanden :
Kompressen : o Katoen : absorberend, luchtdoorlatend, goedkoop, nadeel is dat ze kunnen rafelen en in de wonde kunnen kleven o Nonwoven kompressen : rafelen niet Wondverbanden die niet in de wonde kleven : pijn en beschadiging van de wondheling vermijden. o Vetverband : katoenweefsel verzadigd met een zalfmassa, absorberen geen vocht dus nog nooit aan een kompres hierboven o Synthetisch vetverband : bijzonder geschikt voor mensen met allergieën tegen klassieke vetstoffen o Siliconenverbanden : hechten zich enkel vast aan de intacte omliggende gezonde huis,zijn totaal hydrofoob dus geen nood aan een zalfmassa, nadeel = zzer duur, ook nood aan een vochtabsorberend kompres o Niet-klevende kompressen : bestaan meestal uit een drie lagen, een niet klevend laagje, een absorberende laag en een vochtafstotende laag. o Wondreinigend kompres Wondverbanden met een actief bestanddeel : o Antibiotica o Antiseptica
Beschermende en absorberende tussenlagen :
Watten : o Natuurlijke watten : nooit in direct contact met de wonde, bij gipslaag vooral als schokdemper o Vette watten : pluizen minder, slechts een beperkt absorberingsvermogen,behouden beter hun veerkracht o Synthetische watten : onder gips en polstering, grote veerkracht,
Zwachtels :
Fixatiezwachtels : o Elastische fixatiezwachtels :lucht en vochtdoorlatend o Cohesieve elastische fixatiezwachtels :verkleven onderling zonder aan de onderliggende huid te kleven, geen extra eindfixatie nodig Drukzwachtels : ter bestrijding van oedemen en spataders Tubulaire verbanden : o Elastisch netverband : voor snelle fixatie van wondbedekkers, voordeel er dienen geen kleefpleisters op de huid aangebracht te worden o Kousverband : o Tubulair elastisch drukverband : geven een constant gelijkmatige compressie Immobilisatiezwachtels : o Zinklijmverband :elastisch of niet-elastisch o Taping : Voordelen : De functie van het gewricht wordt minder beperkt dan bij andere alternatieven Risico op gewrichtletsels wordt beperkt Minder kans op recidieven Oedeemvorming wordt beperkt Immobilisatie en stabilisatie verminderen de pijn Nadelen : Geen absolute immobilisatie Maximale steuneffect verdwijnt al na korte tijd Geeft bijkomende belasting aan andere gewrichten Huidirritatie mogelijk Geeft vals gevoel van veiligheid
Gipsverbanden :
Eerst een huidbeschermende laag, dan extra bescherming door een wattenlaag en dan pas het gipsverband Gipsspalken : gebruikt in vroege behandelingsfase wanneer er nog veel kans is op zwellingen,nergens in rechtstreeks contact met de huid van de patiënt
Circulair gips Mogelijke complicaties bij gipsverbanden : o Doorligwonden en weefselversterf wanneer er niet genoeg watten ter bescherming gebruikt zijn o Druk op de zenuwen o Circulatiestoornissen Synthetische gipsverbanden
Speciale verbanden :
Driehoeksverband :kan dienen om wondverbanden te fixeren , als draagdoek of als spalkmateriaal Noodverbanden : worden gebruikt om snel een wonde te bedekken en proberen te stelpen Wondhechtende pleisters Verbanden voor gebruik bij doorligwonden en andere vuile, moeilijk genezende wonden : o Men moet rekening houden met drie parameters : Type weefsel : Dood of necrotisch weefsel = necrotische wonde Bedekt met fibrieus of eiwitrijk beslag = fibrineuze wonde Open rode wonde bedekt met granulatieweefsel = granulerende wonde Wonden waarover huid groeit = epithelialiserende wonde Hoeveelheid wondvocht Diepte van de wonde o Alginaatverbanden : bij contact met natriumzouten, die zicht overvloedig bevinden in het wondvocht en bloed, zetten de natuurlijke vezels zich om in een gel. Deze verbanden zijn bijzonder geschikt voor het stimuleren van granulatieweefsel en worden dan ook gebruikt in fibrineuze wonden die veel wondvocht produceren o Hydroactieve verbanden : Hydrogel : creëert een vochtig milieu dat necrose verweekt en granulatie stimuleert, vooral geschikt bij wonden die weinig wondvocht afgeven Hydrocellulair verband : vooral geschikt voor de behandeling van moeilijk genezende chronische wonden in de granulerende en epithelialiserende fase Hydrocolloidverband : absorptievermogen is kleiner als deze van de hydrcellulairen, zelfklevend aan de huid, geschikt bij granulerende en epithelialiserende wonden Polyacrylaatverband : bij licht tot matig vervuilde wonden die moeilijk genezen, hoog absorberend vermogen, vooral bij granulerende wonden die veel vocht afgeven Cijfer-8-verband of ranselverband : gebruikt bij sleutelbeenfrakturen Halskraag : om de halswervels te ondersteunen Metallinelaken : om de patiënt volledig van de buitenwereld af te schermen en om afkoeling en uitdroging te voorkomen, vooral gebruikt bij verkeersongevallen en brandwonden.
Spalken : voor het spalken moet men altijd eerst de vitale functies controleren en indien mogelijk aan wondeverzorging doen. Wanneer er een afwijking is in de stand of as van het lidmaat moet men deze eerst proberen te reduceren door lengtetractie langzaam uit te voeren is dit niet mogelijk dan da moet de afwijkende stand geaccepteerd worden. Bij open frakturen wordt de wonde eerst steriel bedekt. men moet steeds de doorbloeding van de aangelegde spalk controleren. Soorten spalken :
Metalen spalken Thermoplastische spalken Kartonnen spalken : voordeel kunnen in de lengte worden aangepast, maar zijn niet zo sterk en kunnen maar eenmalig gebruikt worden. Geimproviseerde spalken Tractiespalk van thomas Opblaasbare spalken Vacuumspalken Vacuummatras Schepbrancard
5. Wonden en wondverzorging Een wonde is een verbreking van de normale samenhang van de weefsels. Er is steeds een zekere graad van weefselbeschadiging, bloedverlies en pijn. Wanneer er geen degelijke wondverzorging plaatsvindt bij een besmette vuile wonde is dit de ideale plaats voor infecties. Verschillende stappen van wondverzorging : bloeding stelpen, wondreiniging, ontsmetten, steriel verbinden, en gewonde lichaamsdeel laten rusten. Wondabces = infectie gepaard met ettervorming. Ontsmettingsmiddelen :
Antiseptica : gebruikt voor levende weefsels, desinfectantia : om lokalen en voorwerpen kiemarm of kiemvrij te maken. Men moet rekening houden met de toxiciteit, kunnen ook schadelijk zijn voor eigen cellen en niet alleen voor de bacteriën Fenol : = oudste antisepticum , = carbol, nu niet meer gebruikt. Alcohol : 70% = bacteriedodend, moet onverdund worden gebruikt, bij intacte huid handen en gesloten wonden. 3 jaar houdbaar. Nadelen : vluchtigheid, ontvlambaar, geringe werking op sporen en doorheen lagen gedroogde eiwitten. Chloorderivaten : o Chloramine 0,5% in water : ontsmetting van open wonden, geinfecteerde wonden en slijmvliezen, 1 jaar houdbaar. Nadelen : irritaties o Chloraminepoeder : ontsmetting van materialen, = desinfectans, 5 jaar houdbaar. Nadelen : irritatie bij inademen. o Javelwater : ontsmetting van oppervlakten en materialen, geopende flessen moeten binnen de maand worden opgebruikt. Nadelen : corrosieve karakter, contact met de huid moet vermeden worden
Chloorhexidine derivaten : o Chloorhexidine 0 ,5% in 70% alcohol : hetzelfde spectrum als alcohol maar met een bijkomende werking. o Hospital Antiseptic Concentrate (HAC) : tot 1% verdund wordt het gebruikt als desinfectans (apparatuur, bedden, meubilair, materialen,…) 3 jaar houdbaar. Na openen binnen de week gebruikt worden. o HAC 3,5% in water : ideaal ontsmettingsmiddel voor open en geinfecteerde wonden. 3 jaar houdbaar, 1 week na openen. Kan huidirritatie geven. o Hibiscrub : vloeibare zeep, voor chirurgische handontsmetting, kan contacteczeem veroorzaken. Joodderivaten : o Joodalcohol 1% : zeer sterk antisepticum, onverdunde gebruikt om intacte huid te ontsmetten, 3 jaar houdbaar. Nadelen : gevaar vr allergie, toxiciteit van de schildklier, chemische ontsteking van de huis. o Jodoforen : minder irriterend als de vorige en kan in verdunning ook gebruikt worden voor spoelingen van open en bevuilde wonden. Goed voor chirurgische handontsmetting. Zelfde nadelen als de vorige. Kwikverbindingen : o Mercurochroom : ontsmetting van kleine oppervlakkige schaaf en brandwonden. o Mefren : ontsmetting van de operatiestreek, nu nog maar zelden gebruikt. Zuurstofwater 10 vol% : doodt voornamelijk anaerobe bacterien, 1 jaar houdbaar, A week na openen. Geen nevenwerkingen maar een beperkt werkingsspectrum. Ether : enkel gebruikt ter ontvetting van de huid, maar geen ontsmettingsmiddel op zich.
Bloedingen :
Door groot verlies van bloed kan de zuurstofvoorziening van het hele lichaam in gedrang komen. Bloedingen ter hoogte van vitale organen kunnen ook levensbedreigend zijn om dat de juiste werking van deze organen in het gedrang komen. Soorten bloedingen : o Arteriele bloedingen : helderrood wegens het vele aanwezige zuurstof, spuit pulserend uit de wonde. o Veneuze bloeding : donkerrood can kleur, vloeit onder lage druk. o Capillaire bloedingen : rode stipjes uit de wondbodem en randen. o Inwendige bloedingen : bloed verlaat de circulatie maar blijft in het lichaam. o Veruitwendige bloedingen : bloed verschijnt via een natuurlijke opening in het lichaam (neus, mond, oren, aars, vagina, urethra) o Uitwendige bloedingen : vloeit bloed vanuit een wonde uit het lichaam. Gevaren : optreden van shock door bloedverlies : shock is een levensbedreigende insufficientie van de circulatie die aanleiding geeft tot een inadequate weefselperfusie = er bestaat een absoluut of relatief tekort aan circulerend volume waardoor de weefseldoorbloeding onvoldoende is om de cellen van zuurstof en andere substraten te voorzien.
Hypovolemische shock : bij een tekort aan circulerend bloed, bij ernstig bloedverlies gaat het lichaam zijn vitale organen van bloed proberen te voorzien door : Hartwerking en ademhaling te versnellen Niet vitale organen minder bloed te sturen o Na een verlies van een vijfde van de totale bloedhoeveelheid kan er shock optreden : Hartslag wordt zwak en snel, bloeddrukdaling Ademhaling oppervlakkig en snel Bewustzijnsvermindering Huid wordt bleek en klam Spijsvertering werkt niet meer (misselijk gevoel) Bloedingen in de scheldoos veroorzaken de dood al door hersenoverdruk en inklemming van de hersenstam voor er hypovolemie is opgetreden. Harttamponade : door bloedingen binnen het hartzakje waardoor er tijdens de diastole het hart zich niet volledig opnieuw kan vullen met bloed en er een hartstilstand optreedt. Maatregelen bij bloedingen : o Inwendig en veruitwendig : kunnen we in de eerste hulp situatie vaak niet echt gaan verhelpen men kan alleen maar proberen de vitale functies intact te houden en zorgen voor een snel transport naar het ziekenhuis. Een uitz. : Neusbloeding of epistaxis : kan soms spontaan ontstaan door invloed van warmte, zon, zware inspanningen of bukken. Maar meestal wordt dit uitgelokt door een slag, valpartij, neuspeuteren,… minder goedaardige oorzaken kunnen bloedstollingsstoornissen zijn, een te hoge bloeddruk of bloedvataandoeningen. Laat het slachtoffer zitten met het hoofd lichtjes voorovergebogen in leeshouding, laat hemd door de mond ademen, laat hem gedurende 10 min de neusvleugel dicht knijpen. Niet volproppen met watten enz. Na 20 min bloeden best gespecialiseerde hulp zoeken. o Uitwendige bloedingen : Plaatselijk druk uitoefenen op de bloedende wonde : proberen zoveel mogelijk contact met het bloed van het slachtoffer te vermijden. Eerst een steriel gaas over de wonde leggen, vervolgens onafgebroken gedurende vijf – tien min drukken. Zelfs wanneer het verbandmateriaal doordrenkt raakt met bloed blijven drukken zonder het verband van de wonde te nemen. Kan men niet manueel blijven drukken dan moet men een drukverband aanleggen, om de druk te vermogen kan men best voor de zwachtel aan te leggen een stevig niet samendrukbaar voorwerp bovenop het steriele gaas aanleggen. Hierdoor wordt de plaatselijk druk verhoogd en blijft de circulatie van de rest van het lichaam gewoon behouden. Druk op de toevoerende arterie Hoogstand : gaat de terugvloei van aderlijk bloed naar het lichaam verbeteren en het bloedverlies verminderen door afnamen van hydrostatische druk. Het is wel tegenaangewezen om een gebroken been in hoogstand te leggen !! Knelverband : moet wel een uitzondering blijven, enkel aanleggen wanneer men echt niet anders kan. Wordt aangelegd bij een levensbedreigende bloeding aan een verpletterd, gescheurd of onvolledig afgerukt lidmaat o
omdat de bloeding met een compressief verband, drukverband of arteriele compressie niet onder controle kan worden gebracht. In rampensit wordt er meer gebruik gemaakt van een knelverband omdat de hulpverlener dan tegelijkertijd verschillende slachtoffers moet kunnen helpen. Het best gebruikt men brede, weinig elastische gummiverbanden, waardoor de druk op de wekedelenmantel over een grote oppervlak wordt verspreid. De druk die het knelverband ontwikkelt moet hoger liggen dan de arteriele druk in het lidmaat. Is dat niet het geval dan hebben we enkel afsnoering van de venzeuze circulatie wat de bloeding kan verergeren aangezien het bloed nu nog altijd in het lidmaat terecht kan maar nog enkel via de wonde kan verlaten. Wanneer men het knelverband aanlegt moet men hierop het tijdstip noteren, aangezien dit verband maar maximaal een uur mag aangelegd blijven aangezien nadien er onherstelbare schade kan optreden wegens zuurstoftekort of ischemie. Maatregelen in bijzondere omstandigheden : o Bloedingen in de halsstreek : slachtoffer neerleggen, hoofd draaien in de richting van de wonde. Diep inademen of rechtzitten moet verboden worden omdat er anders lucht in het centraal veneuze systeem terecht kan komen wat verstoppingen van de bloedvaten kan veroorzaken. De hulpverlener drukt met een geopend snelverband of een pak steriele gazen in de wonde. o Amputatie van een lidmaat : knelverband aanleggen om de hevig bloedingen te stelpen. Rondom de stomp moet er een compressief verband worden aangelegd. Geamputeerde lichaamsdelen dienen steriel verpakt te worden en gekoeld met de patient worden meegegeven naar het ziekenhuis. Eerst in een droge plastic zak en dan deze zak in een grotere zak met ijsblokjes. Om zo het lichaamsdeel droog en koel te houden om zo de zuurstofnood van de cellen tot een minimum te beperken.
Algemene richtlijnen van wondzorg :
Beoordeling : altijd eerst de vitale functies beoordelen voor men iets anders gaat doen. Sommige ontstaansmechanismen geven een onmiddellijke aanwijzing voor de aard van het letsel en de behandeling, bv steekwonden in de vierhoekige streek tussen de boven en onderrand van het borstbeen en de beide tepels ( = precordiale streek) is een plaats waar het hart gemakkelijk kan worden geraakt. Men moet proberen de tijd tussen het ontstaan van de wonde en de behandeling ervan te beperken, hoe langer dit duurt hoe meer kans er is op infectie aangezien de bacteriën meer tijd hebben gekregen om zich te vermenigvuldigen. Wanneer dit interval langer duurt dan zes uur dan is de wonde steeds met bacteriën gekoloniseerd en kan ze moeilijk volledig gereinigd worden. Altijd informeren naar vaccinaties tegen wondklem of tetanus. De mens wordt vooral besmet door sporen die diep in de wonde binnendringen. De sporen gaan over naar de actieve vorm van de tetanusbacterie, die zich verder zal ontwikkelen in een zuurstofarme omgeving zoals in diepe en vervuilde wonden met veel afstervend weefsel. Het gif dat de bacterie af scheidt gaat de normale geleiding van de zenuwprikkels aan de overgang van de zenuwuiteinden naar de spieren verhinderen. Bij de beoordeling moet altijd de grootte, plaats en diepte van de wonde worden vastgesteld, er moet worden nagekeken of er door weefsel of een vreemd
lichaam in de wonde zit. Daarnaast moet de circulatie , gevoeligheid en bewegelijkheid getest worden. Preventie van verwondingen Principes van wondverzorging : steunt op drie principes : o Wondreiniging en ontsmetting : eerst mechanisch spoelen van de wonde met water en zeep. Ontsmettingsvloeistoffen enkel in de wonde gebruiken wanneer we te maken hebben met niet irriterende producten. Een vuile wonde kan men altijd spoelen met zuurstofwater. De omliggende huid kan ontsmet worden met veel krachtigere ontsmettingsmiddelen. o Wonde verbinden : na de ontsmetting wordt de wonde steriel verbonden. Erg oppervlakkige kleine wonden kunnen definitief verbonden worden, alle andere letsels kunnen in de eerste hulp situatie enkel bedekt worden, maar nooit definitief gesloten. Een definitieve hechting moet door een arts binnen de eerste zes uur na het trauma plaatsvinden. o Het gewonde lichaamsdeel laten rusten
Soorten verwondingen : (niet vergeten altijd ontsmetten)
Schaafwonden : na het schaven van de huid tegen een ander oppervlak. De verwonding is oppervlakkig en niet dieper dan in de lederhuis. Er treed typisch capillair bloedverlies op en er sprake van veel pijn omwille van de geprikkelde gevoelszenuwen. Gering bloedverlies, maar wel een sterk bevuilde wonde met vaak vreemd materiaal. Snijwonden : de wondranden zijn niet rafelig en goed doorbloed. De onderliggende structuren moeten altijd worden geïnspecteerd. De wonde wordt steriel afgedekt. Steekwonden : de wonde zelf is vaak zeer klein en gaat met weinig bloedverlies gepaard. Altijd navragen met welk voorwerp gestoken is en hoe lang dit voorwerp was omdat men dan een idee kan krijgen in hoeverre de onderliggende weefsels aangetast kunnen zijn. Scheurwonden : vaak bij verkeers- en arbeidsongevallen, deze wonden zijn gevaarlijk door de uitgebreide weefselbeschadiging en de onregelmatige wondranden. Weefselversterf komt vaak voor en er is bijgevolg een hoge kans op wondinfectie. Meestal moet er een drukverband worden aangebracht. Bijtwonden : altijd zeer besmette wonden. Diegene veroorzaakt door een menselijke beet raken meestal het meest frequent geïnfecteerd. Altijd denken aan de mogelijkheid tot rabies, de incubatietijd bedraagt tien tot negentig dagen, wanneer de ziektesymptomen optreden is de mortaliteit erg hoog en komt men vaak met behandeling te laat. Schotwonden : de ernst hangt af van de getroffen organen en van de snelheid van de kogel. In de eerste hulp situatie kan men enkel trachten het bloeden te stelpen en het slachtoffer zo snel mogelijk naar het ziekenhuis te transporteren. Kneuswonden : er ontstaat een verscheuring van de inwendige weefsels daar de huid taaier is dan de onderliggende weefsels blijft deze soms intact. Onder de huid treden vaak weefselbeschadiging en bloeduitstortingen op. ICE- regel toepassen (zie verder). Wonden met een vreemd voorwerp : men mag in de eerste hulp situatie nooit het voorwerp gaan verwijderen. Altijd eerst de wonde stelpen, in hoogstand houden. Steriele kompressen
in de omgeving van het voorwerp brengen. Houtsplinters en naalden die nog voor een deel uit de huis steken mogen als uitz wel verwijderd worden. Brandwonden : het onmiddellijke gevaar bij brandwonden is verstikking, latere problemen zijn pijn, vochtverlies, besmetting van de brandwonden en littekenvorming. o Ernst van de brandwonde : hangt af van verschillende factoren : Diepte van de verbranding : men maakt een onderscheid tussen : Eerste graad : enkel opperhuid Tweede graad : tot lederhuid, oppervlakkig of diep Derde graad : beschadiging van de hele huid, er is geen doorbloeding of gevoeligheid in de huid aanwezig. De uitgebreidheid van de verbranding : de regel van 9, lichaamsopp wordt onderverdeeld in elf regio’s van 9% = hoofd, voor en achterzijde abdomen, voor en achterzijde thorax, elke arm en voor en achterzijde van elk been. De genitalien nemen dan de laatste procent in. Deze regel geldt enkel bij volwassenen. Plaats van de verbranding Aanwezigheid van een inhalatietrauma : hierbij is er beschadiging van de ademhalingswegen en soms ook van de longen door inademing van hete gassen en/of rook. De luchtweg kan gaan vernauwen door zwelling. De rook kan ook een chemische longontsteking veroorzaken. Bijkomende factoren : kan CO-intoxiciatie hebben opgelopen, daarnaast speelt de leeftijd van het slachtoffer ook van belang. Systemische effecten : in de verbrande weefsels is er een zichtbaar verlies van plasma, dit verlies kan zo groot zijn dat er hypovolemische shock optreedt. Als gevolg van verdamping bij vochtverlies kan er ook warmte verloren gaan wat bij kinderen kan leiden tot onderkoeling. Er kan nierblokkage optreden, het immuunsysteem wordt aangetast waardoor de kans op wondinfectie stijgt. o Hulpverlening : Slachtoffer blussen : indien de persoon nog in brand staat dient deze op de grond te gaan liggen, het slachtoffer wordt dan gedoofd door er water over te gieten, het slachtoffer te laten rollen of door het te bedekken met een deken, kledingstuk,…. . het hoofd van het slachtoffer moet eerst bedekt worden. In een kamer vol rook is de lucht tegen de vloer het minst beklemmend, een persoon in nood wordt daarom het best benaderd door over de grond te kruipen. Het verbrande gebied afkoelen : eerst water de rest komt later. Het verbrande gebied moet worden afgekoeld door overvloedig te spoelen met koud water, dit gedurende minstens 10 min onafgebroken. De wonde afdekken : voor het afdekken moet men eventueel aanwezige sieraden verwijderen , zwelling van de lichaamsdelen zal later verwijderen erg bemoeilijken. De wonde wordt bedekt met een materiaal dat niet in de wonde klaaft.
Hart en longen ondersteun, shock en hypothermie voorkomen : ernstig benauwde slachtoffers dien in halfzittende houding te worden verpleegd en de vitale functies dienen gecontroleerd te worden.
Vrieswonden : o Onderkoeling van lichaamsdelen zonder echte bevriezing : onder meer bij soldaten die lange tijd in water en modder staan met een temp enkel graden boven nul. o Echte bevriezing met vorming van ijskristallen in de weefsels treedt meestal op aan de extremiteiten. Eerste graad : verbleking of grijsgrauwe verkleuring van de huid en een stekende pijn. Tweede graad : ontstaan van blaren Derde graad : gevoelloze wit bleke huid De onderkoelde lichaamsdelen moeten als behandeling langzaam worden opgewarmd. Om geleidelijk op te warmen kan koud of ten hoogste lauw water worden gebruikt, eens ontdooit moeten de gewonde lichaamsdelen aan de lucht blootgesteld blijven. Chemische verbrandingen : weefselbederf door coagulatie van eiwitten. Dot werkt zolang het agens ter plaatsen is. Het is bijna altijd het beste om het agens te verwijderen door te spoelen met water, alleen is die niet bij elke chemische stof het beste men moet zich hierover dus altijd eerst informeren. Daarnaast is het best dat men de kleren verwijderd. Drukblaren : door langdurige wrijving van de huid, een blaar is in feite een ophoping van vocht tussen de opperhuid en de lederhuid. Gesloten blaren mogen niet geopend worden omdat er dan meer kans is op infectie, het volstaat ze met steriel gaas af te dekken en te verbinden.
6. Kneuzingen, verstuikingen, spier- en peesletsels, ontwrichtingen, botbreuken Kneuzingen : is het gevolg van een stomp trauma. De huid kan daarbij beschadigd worden maar er is niet echt een open wonde. Een kneuzing gaat steeds gepaard met een beperkte inwendige bloeduitstorting, zwelling of oedeem en een pijnlijke ontstekingsreactie. Het doel van de eerste hulp is de zwelling tegen te gaan en de schadelijke en pijnlijk ontstekingsreactie in te dijken. ICE-regel :
I = Immobilisatie/ Ice C = compressie (compressief verband) E= elevatie
Ijsblokjes mogen nooit rechtstreeks op de huid worden aangebracht, na het koelen wordt een zwachtel rondom het gekneusde lidmaat aangelegd, enerzijds om steun te bieden en anderzijds om verdere zwelling te voorkomen.
Verstuiking : hierbij worden gewrichtskapsel en gewrichtsbanden overrokken of gedeeltelijk gescheurd maar blijft de anatomische verhouding tussen de gewrichtskop en gewrichtspan behouden. De symptomen zijn hetzelfde als bij een kneuzing net als de behandeling. Het getroffen gewricht wordt zoveel mogelijk to rust gebracht.
Letsels aan spieren :
Spierkneuzing : ICE- regel toepassen zoals voor elke kneuzing Spierscheur : de spierscheur kan optreden in de spierbuik zelf of aan de overgang tussen het spierige en het pezige gedeelte. Spierkramp : hierbij trekt een spier onwillekeurig en plotseling samen zonder hieropvolgende relaxatie. Enerzijds zullen de enrgievoorraden in de spier tekortschieten, anderzijds zal de doorbloeding van de spier onvoldoende zijn om een op zuurstof berustende stofwisseling te handhaven. Het spierweefsel schakelt dan over op een verbranding zinder zuurstof , dan ontstaat er melkzuur wat de spierwerking nog verder remt, aanvankelijk gepaard gaat met een vermoeidheidsgevoel en nadien pijnlijke krampen kan teweegbrengen. De hulpverlener zal de spier in kramptoestand voorzichtig uitrekken, eens de spier uitgerokken en gerelaxeerd is wordt deze gemasseerd om ze te versoepelen. Logesyndroom : in onze ledematen liggen spieren en zenuwen samen in kokers die door botweefsel en bindweefselige hulzen (= fasciae), begrensd zijn. Deze omhulsels zijn zeer weinig elastisch. Bij letsels aan de ledematen maar ook frakturen stapelen bijkomend bloed en oedeemvocht zich op in deze loges. Ook bij langdurige inspanningen zullen spieren opzwellen. Omdat juist de wanden van deze loges zo onelastisch zijn , zal de druk binnen het compartiment stijgen. Dat geeft aanleiding tot een niet- aflatende pijn in het hele compartiment. Wanneer de druk verder oploopt kan zelfs de bevloeiing van het spier- en zenuwweefsel in het gedrang komen, wat de vitaliteit ervan in gevaar brengt. De eerstehulpverlener kan niet veel anders doen dan dit te herkennen en het slachtoffer zo snel mogelijk door te verwijzen naar gespecialiseerde hulp. Daarnaast moeten alle steunverbanden die mogelijk zwelling zouden tegengaan onmiddellijk verwijderd worden. Men denkt aan dit syndroom wanneer het lidmaat zeer gezwollen is, de spieren hard aanvoelenen het slachtoffer klaagt van abnormale pijn of gevoelsstoornissen zoals tintelingen, en tenen of vingers bijna niet meer kan bewegen.
Letsels aan pezen :
Ontstekingen : de pijnlijke regio wordt met ijs gekoeld en er wordt een licht drukkend steunverband aangelegd. Het lichaamsdeel wordt op rust gesteld. Symptomen zijn : de pees of de peesschede is ontstoken, opgezet en pijnlijk bij gebruik. Soms kunnen peeskrakingen waargenomen worden. Peesscheuren en peesafrukkingen : de scheur gaat gepaard met pijn en een sterke functievermindering van het lidmaat. In eerste hulp kan men enkel de pijnlijke plaats afkoelen met ijs en een licht drukkende steunverband aanleggen. Gespecialiseerde hulp is altijd noodzakelijk.
Ontwrichtingen : de samenhang tussen de gewrichtskop en de gewrichtspan is volledig verbroken, er zijn dus belangrijke letsels aan het gewrichtskapsel en de gewrichtsbanden. Als symptomen hebben we steeds een abnormale dwangstand. Vaak zijn er ook begeleidende letsels aan de bloedvaten en zenuwen. Het gewricht kan niet meer gebruikt worden. In de eerste hulp situatie moet men steeds bijkomende beschadiging van de weefsels trachten te voorkomen en de pijn van het slachtoffer gedurende de eerste verzorging en het transport verzachten. Men mag nooit trachten de luxatie te reponeren. Men beperkt zicht tot het aanleggen van steunverbanden en spalken zodat het lidmaat niet meer kan bewegen. Enkele frequent voorkomende luxaties :
Heupluxatie : men moet altijd denken aan mogelijk letsels aan de heupzenuw Schouderluxatie : arm spalken met een driehoeksverband en gewricht kan koud gehouden worden om de pijn te verzachten. Luxatiefractuur van de enkel : dit gaat bijna altijd gepaard met een breuk van de enkel.
Botbreuken : is een onderbreking van de normale continuiteit in het menselijke skelet. Zekerheidssymptomen zijn :
Een abrnomale stand van het lidmaat Een abnormale bewegelijkheid van het lidmaat Waarnemen van beenkraken
Symptomen die ook aanwezig kunnen zijn maar niet met zekerheid wijzen op een botbreuk :
Pijn Zwelling, bloeduitstorting en hematoomvorming Beperkte funtie van het getroffen lidmaat
In geval van twijfel moet elk skelettrauma in de eerste hulp situatie als een fractuur worden beschouwd tot het tegendeel bewezen is. Fracturen kunnen gepaard gaan met een beschadiging van de omliggende spieren, zenuwen, bloedvaten en huid, een logesyndroom kan optreden. Bij een open fractuur is de kans op infectie altijd zeer groot. Bij elk fractuur moet een snel onderzoek naar de doorbloeding , de gevoeligheid en de bewegelijkheid van het lidmaat worden verricht. De maatregelen die genomen moeten worden:
De uitwendige bloeding stelpen Een zo steriel mogelijke wondverzorging De fractuurfragmenten aligneren Het gebroken ledemaat immobiliseren
Natuurlijk mag men niet vergeten dat voor dit alles eerst aan de vitale functies gedacht moet worden. Daarnaast zijn de klassieke maatregelen bij bloedingen ook hier van toepassing. Een vroegtijdige alignatie is wenselijk om zo onherstelbare schade te vermijden, hierbij kan geen anatomische stand van de fractuurfragmenten bereikt worden (repositie) maar wel een goed herstel van de lengterichting en de rotatiestand van het lidmaat. Bij sommige fracturen kan men wel geen goed alignatie krijgen dan moet men de pogingen stoppen en het slachtoffer zo vervoeren in dat geval maakt men het best gebruik van vacuümspalken of geïmproviseerde spalken.
7. Houdingen en evacuatietechnieken Houdingen:
Rugligging: is de meest comfortabele houding voor een gewonde persoon. Is ook de beste houding wanneer er aan reanimatie gedaan moet worden. Ook bij fractueren aan de onderste ledematen geniet deze houding de voorkeur. Nadeel = is de bedreiging van de bovenste luchtwegenen het hoofd heeft weinig steun, men moet dan wanneer er kans is op wervelletsels het hoofd ondersteunen. Rugligging met benen in hoogstand = trendelenburgse houding Stabiele zijligging = veiligheidshouding: hierbij worden de bovenste luchtwegen vrijgehouden, deze houding geniet de voorkeur bij bewusteloze slachtoffers die nog goed ademhalen en niet gereanimeerd moeten worden. Dit is wel tegenaangewezen bij personen met een letsel aan de halswervelzuil. Halfzittende houding: onder een hoek van 30° tot 45°, in deze houding zakken de ingewanden in de buikholte zodat het middenrif ontlast wordt. Bevordert de ademhaling en de goed hartwerking. Heeft dezelfde nadelen als de rugligging en is zzer gevaarlijk bij fracturen aan de wervelzuil. Halfzittende houding op de aangetaste zijde: vooral zinvol bij een unilateraal trauma van de thoraxwand. Door op de gewonde zijde te gaan liggen vermindert de pijn omdat de gewonde zijde bij het ademen minder beweegt. Niet aangewezen bij bewusteloze slachtoffers en tegenaangewezen bij personen met wervelfracturen Buikligging: enkel goed bij de bewusteloze goed ademende patiënt met bloedende aangezichtsletsels.
Evacuatietechnieken:
Verplaatsen met steun Evacuatie met een stoel Evacuatie met twee hulpverleners Rautekmethode: o Vanuit een liggende houding o Vanuit een zittende houding o Redden van een drenkeling: er zijn twee manieren: De droge manier: van op de wal met hulpmiddelen de zelfredzaamheid van de drenkeling verhogen. De natte manier: de hulpverlener gaat zelf in het water, niet duiken!! Benadering van de drenkeling via de rugzijde. o Evacuatie uit een zinkend voertuig: Wanneer het voertuig nog drijft: de inzittenden moet hun kalmte bewaren, hun gordels los doen, de verlichting van de auto aanzetten en zo snel mogelijk de ramen, deuren of het schuifdak van de wagen open om de auto te verlaten.
Wanneer jet voertuig zinkt: kalmte bewaren, gordels losmaken, lichten aanzetten en zich bevrijden van zware kledij , proberen de deur open te maken. Lukt dit niet dan moet men proberen de voorruit los te krijgen. Afnemen van een valhelm: de helm wordt enkel afgenomen wanneer er ernstige ademhalingsmoeilijkheden bestaan of verwacht kunnen worden. Altijd met twee personen doen. De handgreep van Zäch
o
o
8. Letsels aan hoofd, wervelzuil en romp Schedel- en hersenletsels: komen vaak samen voor, aan hersenletsels kan men in de eerste hulp situatie niets doen. Bij schedelletsels kunnen alleen de wonden verzorgd worden en de bloedingen gestelpt worden. Men moet wel de mensen met deze letsel extra aandacht besteden omdat de vitale functies van deze personen gestoord kunnen zijn. De volgenden symptomen kunnen zich voordoen:
Open verwondingen of kneuzingen aan het hoofd Misselijkheidgevoel, hoofdpijn Geheugenstoornissen Bloedverlies uit de oren
De eerstehulpverlener dient erop toe te zien dat de ademhaling goed blijft. De slachtoffers moeten ook verdacht worden van een trauma aan de cervicale wervelzuil tot het tegendeel bewezen is.
Aangezichtsletsels: bij onstabiele aangezichtsfracturen moeten de gezichtsbeenderen ondersteund worden door een zwachtel die van de onderkaak naar het voorhoofd wordt gewindeld. Er moet ook steeds gedacht worden aan de mogelijkheid van hersenletsels, schedelletsels en letsels van de cervicale wervelzuil. Twee punten vragen de aandacht van de hulpverlener: de ademhalingswegen moeten vrijgehouden worden en het bloedverlies dient te worden gestelpt.
Oogletsels:
Vuiltje in het oog: de meeste vreemde deeltjes zijn oppervlakkig gelegen onder het bovenste ooglid of op het hoornvlies en kunnen gemakkelijk worden verwijderd met een kompresje of de tip van een zuivere zakdoek die bevochtigd werd met fysiologisch serum of zuiver water. Met de volgende technieken kan men proberen de losliggende deeltjes te verwijderen: o Door het traanzakje leeg te drukken gaat het oog tranen en kan het vuiltje weggespoeld worden. o Het bovenste ooglid kan omgeklapt worden en wanneer men dan nu naar beneden kijkt dan komt het hele hoornvlies vrij en kan het deeltje verwijderd worden.
Stompe oogletsels: door bloeduitstorting rondom het oog ontstaat een blauw oog. hierop kan men dan koude kompressen aanleggen wat dan voor wat verlichting zorgt, deze mogen niet op het oog drukken. Penetrerende of perforerende oogverwondingen: de eerstehulpverlener moet ervoor zorgen dat de toestand niet verergert. Hij moet het slachtoffer gerust porberen te stellen, hem verhinderen in het oog te wrijven en ervoor zorgen dat een oogarts wordt geraadpleegd. Niemand mag proberen het penetrerend voorwerp te verwijderen, net als druppels en zalven zijn uit den boze. Indien mogelijk wordt het oog afgedekt met een niet drukkend verband, hierbij kan men best ook het andere oog afdekken aangezien wanneer het ene oog beweegt het andere oog ook gaat bewegen en dus zo bijkomende verwondingen kunnen optreden. Oogverbrandingen: het oog moet overvloedig gespoeld worden met stromend water, onder een straal die niet te hard is. Het slachtoffer moet op de rug gaan liggen en het oog goed openhouden. Na spoelen worden beide ogen bedekt en naar een specialist doorverwezen. Snijwonden rond het oog: onderbreking van het traankanaal moet steeds worden uitgesloten.
Letsels aan het strottenhoofd: deze kunnen een rechtstreeks bedreiging vormen voor de ademhaling. Er kan een breuk ter hoogte van de twee beentjes van het strottenhoofd zijn, via deze breuk kan lucht ontsnappen naar de borstholte en naar de halsstreek en zelfs tot onder de huid. (emfyseem vorming).
Letsels aan de wervelkolom:
Letsels aan de halswervels: bij de slachtoffers zoekt men naar mogelijke tekenen van neurologische schade zoals verlammingen, spierkrachtvermindering, gevoelsvermindering of gevoelsuitval, abnormale gevoeligheid. Ten eerste moet het slechtoffer in rugligging gelegd worden en het hoofd met de handen ondersteund worden. Nu moet men zo snelmogelijk een halskraag aanleggen, wanneer men niet anders kan, kan men der ook 1 gaan improviseren door bv een opgerold deken te gebruiken. Letsels aan de overige wervels: het slachtoffer wordt het best op een vacuummatras gelegd.
Letsels aan de borstkas:
Letsels aan de borstkaswand: wanneer er bij enkele ribben meerdere fracturen zijn dan kan een zogenaamde fladderthorax of thoraxluik ontstaan. Een deel van de thoraxwand ligt dan los; dit gedeelte zal paradoxaal bewegen wat aanleiding kan geven tot ademhalingsinsufficientie wat intubatie noodzakelijk maakt. Open wonden aan de thoraxwand kunnen tot in de thoraxholte doorlopen doorheen deze wonde kan bij elke ademhalingsbeweging lucht aangezogen worden die zich dan opstapelt tussen de thoraxwand en de long zelf = pneumothorax. Elke wonde moet met een steriel wondverband worden afgedekt, toch mag dit verband niet hermetisch gesloten zijn zijn anders zou
interthoracale lucht niet naar buiten kunnen evacueren en kan er een spanningspneumothorax ontstaan. Hier is er zoveel lucht tussen de longen en thoraxwand opgestapeld da de inwendige organen tussen de beid longen naar de andere kant worden gedrukt. Daarnaast zal door de toenemende druk de aderlijke terugvloei naar het hart worden bemoeilijkt waardoor er een hartstilstand kan ontstaan. Inwendige thoraxletsels: ook hier kan er een pneumothorax ontstaan ditmaal door een scheur van het longvlies. Er is ontlasting van de gewonde thoraxhelft nodig wat enkel kan door het aanbrengen van meerdere dikke naalden doorheen de thoraxwand. Ook bloed kan zich opstapelen in de pleuraholte = hemothorax, of allebei (lucht + bloed) = hemopneumothorax. Er kan ook een harttamponade ontstaan door vocht in het pericard. Dan heeft het slachtoffer nood aan een pericardiocentesis.
Letsels in de buik: in de eerste hulp situatie kan men niets anders doen dan voor een zo snel mogelijk transport te zorgen naar een ziekenhuis. Indien de ingewanden uitpuilen mogen ze niet worden teruggeplaatst, indien het slachtoffer bewust is vraagt men hem de benen op te trekken, om te vermijden dat de darmen nog verder naar buiten gaan treden. De darmen worden bij voorkeur met steriele kompressen, gedrenkt in fysiologisch serum of in een niet irriterend antisepticum, bedekt om uitdroging te voorkomen. Men moet het slachtoffer beschermen tegen hypothermie en bdacht zijn op het optreden van shock.
Letsels aan het bekken: kan gepaard gaan met enorm veel bloedverlies, men is beperkt tot enkel stabilisatie van het bekken en gebruikt bij voorleur een vacuummatras.
9. Medische urgenties door ziekten of omgevingsfactoren. Stoornissen van het bewustzijn:
Suikertekort of hypoglycemie: bij een gedaalde bewustzijn moet men altijd eerst aan suikertekort denken. Dit komt vaak voor bij mensen met suikerziekte die te veel van hun medicatie hebben ingenomen en nadien te weinig hebben gegeten. De patiënt zal verward tot comateus zijn, er zal adrenalineafscheiding zijn dat voor verschillende symptomen zullen zorgen zoals: zweten, agitatie, snelle pols,… . de behandeling is gewoon suiker toedienen. Syncope:het gaat altijd om een voorbijgaand zuurstoftekort in de hersenen. Dit kan te wijten zijn aan een algemeen verlaagde doorbloeding van de hersenen (systemische hypoperfusie) ofwel een gelokaliseerde doorbloedingsstoornis (focale hypoperfusie). De meest voorkomende hypoperfusie wordt veroorzaakt door overstimulatie van de nervus vagus wat voor een trage en zwakke hartslag zorgt (=vagale syncope). Zo een vagale syncope kan optreden bij: erge pijn, emoties, onaangename geuren, maar ook soms bij het urineren, scheren, enz. Een veralgemeende hypoperfusie kan ook bij andere oorzaken optreden dan bij een plots vertraagd hartritme (bradycardie), maar ook bij een veel te snel hartritme
(tachycardie) of bij toestanden die het bloed fel belemmeren bij hartcontractie (systole) zoals een groot longembool of een sterke vernauwing van de aortaklep (aortastenose). o Symptomen: oorsuizen, zwartte vlekken voor de ogen, bleek worden, koudegevoel en zweten. Daarna verliest men kortstondig het bewust zijn en kan men schokkende bewegingen maken (tonisch – clonische beweging). Het verschil met een epileptische aanval is dat de tonisch- clonische bewegingen hier korter duren en het slachtoffer veel sneller bewust wordt o Behandeling: proberen te vermijden dat de patient zich zo min mogelijk verwondt, letten op de vrije luchtweg en bij een vasovagele syncope moet het slachtoffer gestimuleerd worden om zijn polsfrequentie op te voeren (koud water op de handen of in de hals, benen in hoogstand). Bij oudere mensen is de kans om een vagale ssyncope veel kleiner en kan men dus best de benen niet in hoogstand leggen. Epileptische aanval: bijna 5% van de bevolking zal ooit eens een epileptische aanval doormaken, dit kan door een samenloop van omstandigheden zoals de combinatie van vermoeidheid en een uitlokkende externe factor. Men onderscheidt veralgemeende en gelokaliseerde of focale aanvallen. Meestal volgen bij een aanval periodes ven spierschokken(clonische aanval) en periodes van gespannen blijven van de spieren (tonische aanval) elkaar op. Klassiek is d aanval met verlies van bewustzijn en tonisch- clonische bewegingen van het hele lichaam met een duur van 30 tot 45 sec. men moet dan rekening houden met een mogelijke tongbeet dat de luchtweg kan gaan belemmeren. Als er geen nieuwe aanval optreedt is het slachtoffer na de aanval atoon, bewusteloos en vertoont een versnelde en diepe ademhaling, pas na enkele minuten komt het bewustzijn terug. o Behandeling: zorgen dat tijdens de aanval de patient zich niet kan verwonden, zeker geen voorwerp tussen de tanden steken om een tongbeet te vermijden omdat dit de vrije luchtweg kan gaan belemmeren. Na de tonisch- clonische aanval moet het slachtoffer in een stabiele zijligging geplaatst worden. Cerebrovasculair accident (CVA): = hersenbloeding, dit is een toestand waardoor een deel van de hersenen plots geen zuurstof meer krijgt en hierdoor afsterft. o Soorten: Bloederig CVA: een echte hersenbloedinge, door een scheur van een bloedvat ofzo. Ischemisch CVA: door een opstopping van een bloedvat meestal door klontervorming (trombose) o Symptomen: varieren en zijn afhank van welk gebied van de hersenen aan zuurstof tekort lijdt. o Behandeling: veiligheid, luchtweg vrijhouden, snel vervoer naar het ziekenhuis, informeren naar het begin van de symptomen.
Stoornissen van de ademhaling: bij ventilatoir falen is de CO2 eliminatie ter hoogte van de alveolen verstoord, wanneer er dan ook problemen komen bij de zuurstof voorzieningen door het uitputten van de reserves spreken we van respiratoir falen. Puur ventilatoir falen kan het gevolg zijn van drie factoren:
Mechanica problemen van de ademhalingspomp
Aansturingsproblemen op het nieveau van het centrale zenuwstelsel (dr medicatie of bepaalde ziekten) Door spierfalen
Bij respiratoir falen kan de zuurstofnood gestegen zijn door een gestegen lichaamstemp, agressie of acute stoornissen ter hoogte van de alveolen. Hierdoor stijgt de ventilatie en dus ook de ademhalingsarbeid en bijkomend zuurstofverbruik, en zo geraakt men in een vicieuze cirkel. De symptomen zijn: versnelde ademhaling, gevoel van luchthonger, blauwe lippen of extremiteiten, onrust en angst. Behandeling in eerste hulp: slachtoffer recht laten zitten zodat hij maximaal kan ademen, inspanningen vermijden en zuurstof toedienen.
Verstikking: o Slachtoffer kan nog geluid uitbrengen: dan is de larynx niet volledig verstopt en is er geen onmiddellijk verstikkingsgevaar. Blijf het slachtoffer dan observeren en gerust stellen door te hoesten zal hij zelf wel de obstructie opheffen. o Slachtoffer kan geen klank meer uitbrengen: snel handelen is vereist: Geeft hem met de dahdwortel van je hadn vier harde klappen tussen de schouderbladen Heimlichmanoevre (4 maal na elkaar): omsluit zijn lenden met beide armen, laats een van je vuisten in de maagstreek en neem deze hand vast met je andere hand en trek beide armen krachtig naar je toe. Wurging: de hals en het hoofde van het slachtoffer zijn gestuwd, donkerblauw aangekleurd met sterk uitpuilende ogen. Bewusteloze niet ademende personen dienen meteen op de rug neergelegd te worden en met reanimatie gestart te worden. Hyperventilatie: door diep te ademhalen daalt het gehalte aan koolzuur in het bloed onder zijn normale spiegel: de persoon wordt draaierig, krijgt het benauwd en voelt tintelingen in de extremiteiten, de streek rond de mond wordt voos en stijf. Behandeling: het slachtoffer in een gesloten circuit laten ademen (bv zak) zodat de uitgeademde lucht weer wordt ingeademd.
Stoornissen aan de circulatie:
Angor: een vernauwing op de kroonslagader die in de bloedvoorziening van de hartspier voorziet, hierdoor ontstaat zuurstofschuld. Symptomen: drukkend gevoel op de borstkas, pijn in linkerarm, tussen de schouderbladen, hals, tanden, maagstreek. We kunnen zowel een rust- als een inspanningsangor hebben. Behandeling: laat patient recht of halfliggend liggen en geen inspanningen leveren. Hartinfarct: is een verlengde angoraanval Hartritme stoornissen: bij een te snelle pols zal het slagvolume sneller dalen zodat het product van beide daalt. Bij een trage pols daalt het hartdebiet eveneens. Als het debiet extreem daalt verliezen we bewustzijn.
Allergische reacties: men onderscheidt verschillende gradaties:
Eerste graad: roodheid, papels en jeuk van de huid, mogelijk vergezeld door hoofdpijn en onrust. Behandeling: antihistaminicum Tweede graad: naast de symptomen van de eerste graad nu ook maagdarmsyndromen: braken, krampen, misselijkheid en diarree. Sliklast en circulatoire symptomen. Behandeling: naast medicatie ook zuurstof en vocht therapie. Derde en vierde graad: de bloedvaten zijn nu ook zo gedilateerd dat het slachtoffer leegbloedt in eigen bloedvaten = anafylactische shock.
Elektrocutie: de schade door elektrocutie ontstaat voornamelijk door de combinatie van elektrische stroomschade en grote hitteproductie met verbranding tot gevolg. Voorbeeld: elektrische stroom treed binnen langs vingertoppen (weerstand hoog dus hoge warmte) gevolg kleine brandwonden. Vervolgens zal de stroom de weg langs de laagste weerstand, nl spieren,bloedvaten en zenuwen, volgen hierdoor trekken de spieren samen. Elektrische stroom en warmte zorgen voor trombose en necrose wat zal leiden tot zwellen van de spieren en compartimentensyndroom. Door deze spieraantasting komen afbraakproducten en spierenzymen vrij. De stroom loopt naar de borstkas of thorax hierdoor kan er een contractuur van de ademhalingsspieren optreden tot die spieren volledig uitgeput zijn. De elektrische stroom gaat de elektrische geleiding van het hart verstoren, wat leid tot ernstige ritmestoornissen of een hartstilstand. De afbraakproducten gaan voor een nier blokkage zorgen dat zich pas na 1 of 2 dagen zal manifesteren. Behandeling: eerste veiligheid creëren, eerste beoordeling uitvoeren en indien nodig reanimatie, tweede beoordeling zal de ernst van de brandwonden aantonen, observatie in het ziekenhuis is nodig.
Verdrinking: als en persoon in het water valt treedt er een duikreflex op deze reflex is meer uitgesproken bij kinderen dan bij volwassenen, deze reflex bestaat uit het uitgesproken inademen en gesloten houden van de stemspleet. Deze reflex zal mee bepalen met welke soort verdrinking te maken hebben:
Droge verdrinking: slachtoffer heeft een duikreflex ondergaan en de stemspleet blijft gesloten. Zuurstofverbruik gaat drastisch stijgen, en door de gesloten glottis is er geen zuurstofaanvoer (houdt wel het water uit de longen). Dit kan resulteren in bewustzijnsverlies. Natte verdrinking: wanneer het sluiten van de stemspleet wegvalt en er water in de luchtwegen loopt. Zuurstofaanvoer wordt hierdoor afgesneden. Men moet altijd denken aan de mogelijke bijkomend letsels zoals: onderkoeling, hoofd stoten, letsels aan de cervicale wervelzuil,hartstilstand door de snelle afkoeling,… Behandeling: veiligheid, redden van slachtoffer uit water, basic life support opstarten en de hals immobiliseren. Bij onderkoeling zeker de natte kleren verwijderen
Vergiftiging of intoxicatie:
Soorten: onderscheid is afhankelijk van de snelheid van schade of de omstandigheden. o Afhankelijk van de snelheid: Acute: symptomen zichtbaar binnen de seconden tot uren. Het gif is ofwel massaal aanwezig of enorm krachtig Chronische vergiftiging: langdurige blootstelling aan een lage dosis o Afhankelijk van de omstandigheden: Accidentele Intentionele: psychische hulp nodig Blootstelling: kan langs verschillende wegen verlopen: o Huid o Slijmvliezen (ogen mond keelholte) o Inhalatie o Ingestie o Intraveneuze toediening Hoe herkennen: o Omgevingsfactoren: kachel (C0), lege medicatie doosjes, spuiten, bepaald geur,… o Voorgeschiedenis slachtoffer: druggebruik, psychiatrische hulp,.. o Slachtoffer deelt intoxicatie mee o Gedaald bewustzijn dat niet meteen verklaarbaar is o Cardiale stoornissen o Slachtoffers van brand o Elk kind dat minder bewust is Hoe behandelen: eerst informatie winnen over het genomen product. Antigifcentrum (070/245 245) o Ondersteunende of supportieve behandeling: vrije ademweg, zijligging, slachtoffer warm houden,.. o Absorptie van het product verminderen: gecontamineerde kledij verwijderen, huid afspoelen, braken uitlokken is tegenaangewezen beter een product toedienen dat het gif absorbeert (actieve kool), weghalen uit gesloten ruimte waar damp aanwezig is,… o Eliminatie van het product verhogen: ademhaling versnellen, .. o Gebruik van antigig of antidotum: enkel overlaten aan experts o Psychosociale aanpak
Letsels door warmte of koude:
Hypothermie: hulpverlener stelt de vitale functies veilig en probeert verder afkoeling te voorkomen. Slachtoffer uit koele omgeving weghalen, natte kleren verwijderen, en persoon in deken wikkelen. Opwarming dient passief te gebeuren niet actief, indien nodig reanimeren. Hyperthermie: bleek, klagen over hoofdpijn of misselijkheid en zweet hevig. Er kunnen bewustzijnsstoornissen, epilepsieaanvallen en zelfs hartstilstand optreden. Behandeling:
slachtoffer naar een koele ruimte brengen waar het droog is, halfzittende houding brengen, actieve koeling door koude omslagen op voorhoofd en liesstreek, water met zout aanbieden, desnoods reanimatie.
Giftige beten:
Insectenbeten Tekenbeten: kan aanleiding geven tot infectie, en ziekten overbrengen (ziekte van lyme) Beten van slangen, spinnen, schorpioenen: verspreiding van het gif zo veel mogelijk beperken, inpakken met een stevig drukkend verband, ringen en armbanden verwijderen voor de zwelling, knelverband aanleggen.