VVSG-memorandum Hervorming Dringende geneeskundige hulpverlening VVSG-memorandum voor advies Nationale Raad Dringende Geneeskundige Hulpverlening
Inhoud 1 Vraag naar een beleid dat zo snel mogelijk de financiering correct regelt ............................... 2 2 Vraag naar een realistisch en toekomstgericht opleidingsbeleid ............................................. 3 3 Vraag naar een beleid dat een zuivere statutaire oplossing biedt voor de verpleegkundigen en artsen verbonden aan ambulancediensten ............................................................................ 4 4 Vraag naar een beleid dat de gemeenten niet benadeelt ten opzichte van andere partijen.... 5 5 Vraag naar een beleid dat de onafhankelijkheid van de ambulancediensten ten opzichte van derden garandeert ....................................................................................................................... 6 6 Vraag naar een beleid dat rekening houdt met de diensten op het terrein .............................. 7 7 Vraag naar een beleid dat rekening houdt met de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van hulpverleningszones en gemeenten ..................................................................................... 8
De eerstelijns dringende geneeskundige hulpverlening (DGH) staat zwaar onder druk omwille van een chronische onderfinanciering en allerlei nieuwe regelgeving, een situatie die vele diensten in de problemen brengt, met inbegrip van de hulpverleningszones. Het merendeel van de ambulances die actief zijn binnen de dienst 100, worden bemand door de brandweer waarvan de verliezen gedragen worden door de gemeenten. Daarnaast dragen veel gemeenten ook nog financieel bij in de werking van privé-ambulancediensten en ziekenhuizen die participeren aan de dringende hulpverlening. Het wegvallen van deze ambulancediensten kan alleen vermeden worden, mits tijdig de nodige maatregelen worden genomen. De urgentie omtrent het nemen van maatregelen is zelfs groter gezien dit retroactief dient te gebeuren tot 1 januari 2015. De VVSG vraagt om een beleid uit te stippelen
dat zo snel mogelijk de financiering correct regelt;
dat een realistisch en toekomstgericht opleidingsbeleid bevat;
dat een zuivere statutaire oplossing biedt voor de verpleegkundigen en artsen verbonden aan de ambulancediensten;
dat de gemeenten niet benadeelt ten opzichte van andere partijen;
dat de onafhankelijkheid van de diensten ten opzichte van derden garandeert;
dat rekening houdt met de diensten op het terrein;
dat rekening houdt met de bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de brandweerzones en gemeenten.
VVSG-memorandum dringende geneeskundige hulpverlening - 1/9
1 Vraag naar een beleid dat zo snel mogelijk de financiering correct regelt Op dit ogenblik draaien de gemeenten die via de brandweerdiensten een 24-uurpermanentie waarborgen vanuit hun kazernes, op voor meer dan 94% van de verliezen van de ambulancediensten. Die verliezen kunnen per ambulancedienst sinds de invoering van de nieuwe statuten, al snel oplopen tot 300.000 euro per jaar, als men werkt met vrijwilligerspermanenties, en tot 600.000 euro per jaar als men met beroepspermanenties werkt. Steeds meer ambulancediensten komen of zijn reeds in de problemen. Het is enkel dankzij de burgerzin van de lokale mandatarissen en de operationeel verantwoordelijken dat dit niet leidt tot staking of schrapping van diensten. De totale personeelskosten zijn duidelijk gestegen ten gevolge de nieuwe statuten. Zo zijn de kosten van het beroepspersoneel tot 11% gestegen ten opzichte van 2014 en de kosten van het vrijwillig personeel tot +/- 45%. Zelfs een verhoging van de ritvergoedingen door de gebruikers zal niet volstaan om dit recht te trekken. De huidige forfaitaire bijdrage voor de ambulancediensten met een permanentie op de kazerne, zal dan ook wezenlijk moeten opgetrokken worden. VVSG vraagt dat ten laatste vanaf 1 januari 2016 de ambulancediensten nog maar voor 50 % van de verliezen zouden moeten opdraaien. De gemiddelde inkomsten per ambulance zouden met ten minste 150.000 euro per jaar moeten toenemen. Van belang is dat een structurele oplossing gezocht wordt die de middelen blijvend verzekert en die in overgangsmaatregelen voorziet om de 50/50-verhouding van de kostendeling te halen tegen ten laatste 1 januari 2016. Een 50/50-verhouding in de kostenverdeling tussen de gemeenten en de federale overheid lijkt ons een billijke doelstelling op korte termijn. Daartoe zal de huidige forfaitaire bijdrage voor de ambulancediensten dus al minimaal van 16.000 naar 240.000 euro opgetrokken moeten worden bij gelijkblijvende gemiddelde ritopbrengst. Dit bedrag zal nog minstens met 60.000 euro moeten verhoogd worden, voor hoogwaardige ambulances met een verpleegkundige aan boord. De vergoeding voor nutteloze ritten mag ook niet zo maar afgeschaft worden Het aantal “nutteloze” ritten vormt ongeveer 10% van het totaal aantal ritten van een ziekenwagendienst. Dit is geen te verwaarlozen hoeveelheid. Dikwijls gaat het hier over niet-geslaagde reanimaties die veel tijd en middelen vergen. Het is volstrekt onlogisch dat een ziekenwagendienst niet vergoed zou worden voor dit soort ritten. Door een eventuele afschaffing wordt ook de druk vergroot om de patiënt toch te vervoeren naar een erkende afdeling spoedgevallen. Waar een patiënt met bijvoorbeeld hypoglykemie perfect ter plaatse geholpen kan worden door een verpleegkundige met een staand order, zal de ambulancedienst nu onder druk staan deze patiënt toch te vervoeren zodat er tenminste
VVSG-memorandum dringende geneeskundige hulpverlening - 2/9
inkomsten gegenereerd worden. Naast onnodig discomfort voor de patiënt, zorgt dit voor onnodige belasting van de diensten spoedgevallen en extra kosten voor de volksgezondheid.
Prioriteit 1: verhoog de inkomsten om het ambulancevervoer leefbaar te houden De VVSG vraagt dat ten laatste vanaf 1 januari 2016 de ambulancediensten nog ten hoogste voor 50 % van de verliezen zouden moeten opdraaien. Zonder deze financiële middelen kan er geen sprake zijn van deze hervorming en zal de VVSG de rol van de lokale besturen inzake de organisatie van de dringende geneeskundige hulpverlening in vraag stellen. Van belang bij elke voorgestelde oplossing is dat een structurele oplossing gezocht wordt die de middelen blijvend verzekert en in overgangsmaatregelen voorziet om de 50/50verhouding van de kostendeling te halen in 2016. Deze financiering mag niet ten koste gaan van andere financiële middelen die vandaag naar de lokale besturen gaan. Wat met de reeds in 2015 gemaakte kosten? Gezien de hulpverleningszones reeds bezig zijn met het opstellen van hun meerjarenbeleidsplannen lijkt het ons aangewezen zo spoedig mogelijk duidelijkheid te verschaffen over de toekomstige financiering.
2 Vraag naar een realistisch en toekomstgericht opleidingsbeleid Gelet op de moeilijke financiële situatie van de gemeenten die de kosten van de ambulancediensten dragen, zal men rekening moeten houden met het feit dat zonder vrijwilligers vele ambulancediensten ook in de toekomst niet meer houdbaar zijn. De VVSG kant zich dan ook tegen het optrekken van het opleidingspakket. Er zouden voorstellen circuleren om de basisopleiding op te trekken tot 480 uren.
Vooreerst omdat het geen meerwaarde oplevert aan de kwaliteit van de dienstverlening. Zelfs na een opleiding van 480 uren zal een ambulancier geen extra handelingen mogen stellen;
Vervolgens omdat het zal leiden tot een tekort aan voldoende vrijwillige ambulanciers. De optrekking van de toekomstige inkomsten zal namelijk niet volstaan om 2 vrijwilligers door 2 beroepskrachten te vervangen waardoor de financiële toestand van veel diensten er nog slechter zal uitzien dan nu;
Ten slotte omdat de opleidingskosten daardoor zullen verdrievoudigen.
VVSG stelt daar tegenover volgend alternatief beleid voor :
VVSG-memorandum dringende geneeskundige hulpverlening - 3/9
We behouden het huidige basisniveau van ambulancier, met de huidige basisopleiding (desnoods lichtjes verlengd en vernieuwd waar nodig, maar af te sluiten in avondonderwijs binnen het jaar om haalbaar te blijven voor vrijwilligers). Met 2 van deze ambulanciers moet het mogelijk blijven om een ambulance te bemannen;
In plaats van een tussenopleiding van 480 uren uit te werken, die geen meerwaarde meebrengt, wordt voorgesteld om over te gaan tot het creëren van een volwaardige paramedicus-opleiding die mensen opleidt tot het niveau van PIT-paramedicus. Een PIT (of een hoogwaardige ambulance op PIT-niveau) zou dan kunnen bemand worden door een ambulancier en een verpleegkundige-BBT of door een ambulancier en een paramedicus;
Diensten kunnen dan net zoals nu kiezen voor het bemannen van een ambulance of van een hoogwaardige ambulance op PIT-niveau. Kiezen zij voor een PIT of een hoogwaardige ambulance op PIT-niveau, dan zullen zij enkel moeten instaan voor de opleiding van hun ambulancier, want de verpleegkundige-BBT of paramedicus zullen hun diploma’s moeten kunnen voorleggen;
Vermoed wordt dat het creëren van de opleiding en de erkenning een aantal jaren zou kunnen duren. Het is dus zeker een langetermijnproject, maar het voordeel is dat het de kwaliteit van de hulpverlening op lange termijn effectief drastisch kan verhogen en borg staat voor een duurzame toekomst van de DGH.
Prioriteit 2: een realistisch en toekomstgericht opleidingsbeleid De huidige basisopleiding voor de ambulanciers wordt het best behouden, desnoods lichtjes verlengd indien nodig, maar af te sluiten in avondonderwijs binnen het jaar. Daarnaast pleit de VVSG voor de creatie van een volwaardige paramedicus-opleiding die mensen opleidt tot het niveau van PIT-paramedicus. De VVSG vraagt de FOD Volksgezondheid om bij de Gemeenschappen stappen te zetten voor het opstarten van deze opleiding. Diensten kunnen dan kiezen voor het bemannen
van een ambulance met 2 ambulanciers (huidige ambulancetype)
of van een hoogwaardige ambulance op PIT-niveau (al dan niet in samenwerking met 1 of meerdere ziekenhuizen).
3 Vraag naar een beleid dat een zuivere statutaire oplossing biedt voor de verpleegkundigen en artsen verbonden aan ambulancediensten Vooreerst is er de vraag naar een beleid dat een zuivere statutaire oplossing biedt voor de verpleegkundige vast verbonden aan de dienst zoals gevraagd in het KB van 21/02/2014 over de handelingen van de ambulanciers.
VVSG-memorandum dringende geneeskundige hulpverlening - 4/9
Het kan niet dat bij de statuutbesprekingen de aanwerving van verpleegkundigen-BBT zo goed als onmogelijk gemaakt werden. Elke organisatie heeft het recht zich zelf te organiseren om zijn kwaliteit van dienstverlening te maximaliseren. Als bepaalde ambulancediensten verpleegkundigen in huis willen halen en dat ook willen betalen, verwacht de VVSG hiervoor van de FOD Volksgezondheid de nodige ondersteuning bij de besprekingen met de FOD Binnenlandse Zaken. Aangezien de ambulancediensten moeten integreren in de brandweerdiensten, vraagt de VVSG dat de BVV betrokken wordt bij deze statuutbesprekingen.
Prioriteit 3: een zuivere statutaire oplossing voor de verpleegkundigen en artsen verbonden aan de ambulancediensten De VVSG vraagt een volledige herziening van de statuten van brandweerman-ambulanciers en van ambulanciers niet-brandweerman. Wij vragen ook een correcte taalopleiding voor ambulanciers die optreden in een ander taalgebied.
4 Vraag naar een beleid dat de gemeenten niet benadeelt ten opzichte van andere partijen Gelet op het feit dat de gemeenten blijven opdraaien voor een deel van de verliezen, mag er geen wetgeving meer geschreven worden die hun positie verder op het terrein benadeelt. De huidige teksten over de PIT’s zijn zodanig geschreven dat alle grote subsidies langs de ziekenhuizen zullen passeren. Zelfs bij samenwerkingsverbanden rond PIT’s zullen de gemeenten verzwakt aan de onderhandelingstafel verschijnen omdat men verplicht moet samenwerken met de ziekenhuizen. Beter lijkt het ons om te vertrekken van het vastleggen van kwaliteitsniveaus en daarna de PIT’s als extra tussenniveau, tussen ambulances en MUG’s, aantrekkelijk te maken met een aangepaste subsidie. Op deze manier kan men eenvoudiger gebruik maken van lokale opportuniteiten, om de kwaliteit van de hulpverlening overal op te trekken. Voor alle duidelijkheid, dit staat geen samenwerkingsverbanden met ziekenhuizen in de weg. Samenwerkingsverbanden die streven naar de best mogelijke operationele resultaten zouden financieel gestimuleerd moeten worden. De organiserende besturen moeten alle potentiële samenwerkingsakkoorden kunnen afsluiten met andere partners in de DGH.
VVSG-memorandum dringende geneeskundige hulpverlening - 5/9
Op plaatsen waar een PIT-niveau door de nieuwe programmeringsregels zal opgelegd worden, moet lokaal kunnen gekozen worden tussen PIT’s gekoppeld aan een ziekenhuis (uitgebaat door of ingericht in samenwerking met 1 of meer ziekenhuizen) of een hoogwaardige ambulance op PIT-niveau, in eigen uitbating. De financiering van deze hoogwaardige ambulances (niet vallend onder de ziekenhuisfinanciering, maar uitgerust en bemand met verpleegkundigen-BBT naar analogie met de PIT-functies), moet op het zelfde niveau als bij de PIT-ziekenhuisdiensten gebeuren.
Prioriteit 4: geen beleid dat de gemeenten benadeelt ten opzichte van andere partijen PIT’s moeten zowel autonoom als onder de vorm van samenwerkingsverbanden kunnen uitgebaat worden door elke organisatie die aan de kwaliteitseisen voldoet. Op plaatsen waar een PIT-niveau door de nieuwe programmeringsregels zal opgelegd worden, moet lokaal kunnen gekozen worden tussen:
PIT’s gekoppeld aan een ziekenhuis (uitgebaat door of ingericht in samenwerking met 1 of meer ziekenhuizen).
of een hoogwaardige ambulance op PIT-niveau, in eigen uitbating. De financiering van deze hoogwaardige ambulances (niet vallend onder de ziekenhuisfinanciering, maar uitgerust en bemand naar analogie met de PIT-functies), moet op hetzelfde niveau als bij de PIT-ziekenhuisdiensten gebeuren.
5 Vraag naar een beleid dat de onafhankelijkheid van de ambulancediensten ten opzichte van derden garandeert De FOD Volksgezondheid mag gerust kwaliteitseisen opleggen, maar moet de diensten toelaten zelf de competenties in huis te halen, al dan niet via een samenwerkingsverband. De organiserende besturen dienen flexibiliteit te krijgen, om zodoende hun strategie af te stemmen op de lokale situaties en hun kennis. Bijvoorbeeld: De staande orders en procedures moeten nu conform het KB op de handelingen van de hulpverleners-ambulanciers opgesteld worden onder supervisie en in samenwerking met een arts-diensthoofd van een gespecialiseerde functie spoedgevallenzorg gelegen in de normale werkzone van de ambulancedienst, wat tot moeilijkheden zal leiden. Beter was geweest om, conform het ontwerp-KB op de erkenningsnormen, deze opdracht algemeen te kunnen toevertrouwen aan een eigen verantwoordelijke hulpverleningambulancier met het niveau van
VVSG-memorandum dringende geneeskundige hulpverlening - 6/9
ofwel arts-specialist in de urgentiegeneeskunde of arts-specialist in de acute geneeskunde zoals bedoeld artikel 1 van het KB van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde;
ofwel houder van de bijzondere beroepstitel van arts-specialist in de urgentiegeneeskunde, zoals bedoeld in artikel 2 van het bovenvermeld KB van 25 november 1991.
Dit omdat:
een ambulancedienst van een brandweerzone gaat samenwerken met meerdere spoedgevallendiensten en nood heeft aan eenduidige procedures en staande orders;
de verantwoordelijkheden het best binnen een dienst zelf gehouden worden om een goede opvolging te verzekeren;
en ten slotte niet alle artsen-diensthoofden van gespecialiseerde functies spoedgevallenzorg zich geroepen zullen voelen om de beschreven taak en verantwoordelijkheid op te nemen voor een ambulancedienst die niet verbonden is aan hun dienst.
Prioriteit 5: garandeer de onafhankelijkheid van de ambulancediensten ten opzichte van derden De FOD Volksgezondheid mag gerust kwaliteitseisen opleggen, maar moet de diensten toelaten zelf de competenties in huis te halen, al dan niet via een samenwerkingsverband.
6 Vraag naar een beleid dat rekening houdt met de diensten op het terrein Gelet op de moeilijke financiële situatie van de gemeenten die de kosten van de ambulancediensten dragen, zal men rekening moeten houden:
met het feit dat permanenties van op de vertrekplaats niet altijd mogelijk zijn.
met het feit dat zonder vrijwilligers vele ambulancediensten niet meer houdbaar zijn. Zeker het opleidingsbeleid zal hier rekening mee moeten houden door een realistisch opleidingsvoorstel aan te bieden, via een opleiding tot ambulancier die in avondonderwijs binnen 1 jaar kan afgesloten worden.
Bekeken moet ook worden of men niet beter kan gebruik maken van de opportuniteiten binnen de huidige ambulancediensten om de gewenste kwaliteitsverhoging waar te maken. Nu laat men te veel kansen verloren gaan. Zo zijn er op verschillende plaatsen al ambulances bemand met verpleegkundigen-BBT waarvan de expertise onbenut wordt. Gevraagd wordt om ook de ambulancediensten te laten vertegenwoordigen in de “Technische Commissie voor Verpleegkunde”, aangezien het gros van de ambulanciers en de diensten
VVSG-memorandum dringende geneeskundige hulpverlening - 7/9
waartoe zij behoren, nu geen stem hebben in deze commissie die rechtsreeks adviezen verleent aan de Minister in verband met alles wat de uitoefening van de functie van ambulancier en verpleegkundige aangaat. Ten slotte moet de administratieve rompslomp beperkt worden en vooral vervangen worden door een toezicht en controle op de uitrusting, opleiding en betrouwbaarheid van de dienst. Het administratieve werk verbonden aan de verantwoording van de huidige 15.000 euro toelage is hier een voorbeeld van. Iedereen weet dat deze vergoeding totaal onvoldoende is om de verliezen van de permanenties te dekken en toch moet er elk jaar een uitgebreid dossier opgesteld worden. Er moet gestreefd worden naar efficiëntie met betrekking tot het registreren van ritten. De huidige administratie betekent een dubbele belasting, dit zowel voor de diensten zelf als voor de patiënt, ziekenfondsen, verzekeringen, federale diensten, …
Prioriteit 6: houd rekening met de diensten op het terrein
7 Vraag naar een beleid dat rekening houdt met de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van hulpverleningszones en gemeenten De hulpverleningszones zijn nog steeds bereid om het DGH-gebeuren te ondersteunen, als hun dat gevraagd wordt door de gemeenten. Zij kunnen deze opdracht echter enkel uitvoeren als de gemeenten en de federale overheid ook de nodige middelen ter beschikking stellen. Het moet duidelijk zijn dat de organisatie van de dringende geneeskundige hulpverlening een opdracht is voor de FOD Volksgezondheid en de gemeenten, waarbij de gemeenten kunnen terugvallen op de brandweer. Tevens moet rekening gehouden worden met het feit dat gemeenten de volledige bevoegdheid hebben om hierover samen te werken met andere partners of zich zelfs terug te trekken uit de DGH. De hulpverleningszones moeten de mogelijkheid krijgen om te werken met synergiën. Z moet het mogelijk zijn dat brandweer en ambulancediensten in bepaalde gevallen door een en dezelfde ploeg kunnen uitgevoerd worden. Ook hier moeten de hulpverleningszones hun verantwoordelijkheid (binnen vastgelegde grenzen) kunnen nemen. Wil men blijvend beroep doen op de gemeenten en hun brandweerdiensten, dan zal het nodige respect moeten opgebracht worden voor de noden en wensen van deze partners.
Prioriteit 7: houd rekening met de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van zones en gemeenten
VVSG-memorandum dringende geneeskundige hulpverlening - 8/9
De hulpverleningszones kunnen slechts participeren aan de dringende geneeskundige hulpverlening voor zover de gemeenten en de federale overheid ook de nodige middelen ter beschikking stellen. Wil men blijvend een beroep doen op de gemeenten en de hulpverleningszones, dan zal het nodige respect moeten opgebracht worden voor de noden en wensen van deze partners.
VVSG-memorandum dringende geneeskundige hulpverlening - 9/9