DAGVAARDING CONCEPT OKTOBER 2005
Heden de
tweeduizendvijf , ten verzoeke van
1.
de stichting STICHTING KOERSPLANDEWEGKWIJT, statutair gevestigd te Eindhoven,
2.
de heer [
]
3.
de heer [
]
4.
mevrouw [
]
hierna gezamenlijk en in enkelvoud tevens te noemen: “eisers”
in deze zaak allen woonplaats kiezende te (1019 GM) Amsterdam aan de Piet Heinkade 55, ten kantore van de advocatenmaatschap Van Mens en Wisselink, van welke de advocaat prof. dr. E. Lutjens en mevrouw mr. A.M.C. Verweij deze zaak behandelen, alsmede woonplaats kiezende te Utrecht aan [
] ten kantore van mr. [
], die door mijn verzoeksters tot procureur wordt gesteld en als
zodanig voor hen zal optreden;
heb ik,
GEDAGVAARD:
de naamloze vennootschap SPAARBELEG KAS N.V., statutair gevestigd te Utrecht en kantoorhoudende te (3436 ZZ) Nieuwegein aan de Nevelgaarde 60;
mitsdien aldaar te haren kantore mijn exploot doende en aldus afschrift dezes alsmede van de in deze dagvaarding genoemde producties [
] tot en met [
] latende aan:
hierna tevens te noemen: “gedaagde”
OM:
op woensdag de
tweeduizendvijf te
uur ’s ochtends, niet in persoon doch
-2vertegenwoordigd door een procureur, te verschijnen ter openbare civiele terechtzitting van de Rechtbank te Utrecht, alsdan aldaar te houden in het Paleis van Justitie aan het Vrouwe Justitiaplein 1;
MET AANZEGGING:
dat indien gedaagde verzuimt procureur te stellen en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, de rechter verstek tegen haar zal verlenen en de vordering zal toewijzen, tenzij deze de rechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
TENEINDE:
Alsdan en aldaar namens mijn verzoeksters als eisers tegen zich als gedaagde als volgt te horen eis doen en concluderen:
In deze dagvaarding is de hiernavolgende indeling gehanteerd:
I.
I.
Inleiding
II.
(Pre)contractuele fase
III.
Overige
IV.
Juridische Analyse
V.
Conclusie
Inleiding
Kern van het geschil
1. Eisers sub 2 tot en met 4 zijn met gedaagde, hierna tevens te noemen: “Spaarbeleg Kas N.V. of Aegon” een KoersPlan-beleggingsproduct overeengekomen, te weten een spaarkasovereenkomst. Een spaarkasovereenkomst
bestaat
uit
een
spaarkasovereenkomst
alsmede
een
overlijdensrisicoverzekering. Eisers sub 2 tot en met 4 zijn echter nooit een overlijdensrisicoverzekering met Spaarbeleg aangegaan.
2. De kern van het geschil is dat eisers stellen dat gedaagde in strijd met de overeenkomst kosten op het inlegbedrag in mindering heeft gebracht althans heeft gedaagde zodanig onvolledige en onjuiste informatie verschaft ten aanzien van de in mindering te brengen kosten op het inlegbedrag van eisers terzake het KoersPlan beleggingsproduct, dat dit de belanghebbenden waarvan de belanghebbenden door eiser sub 1 worden behandeld, hierna gezamenlijk en in enkelvoud tevens te noemen: “eiser sub 1”, alsmede eisers sub 2 tot en met 4 bij het aangaan van de overeenkomst niet duidelijk was.
-33. Gedaagde heeft tevens een foute berekening opgenomen in rekenvoorbeelden zoals opgenomen in de brochures die worden gebruikt tot en met 1995 over het KoersPlan beleggingsproduct. Onlangs is gebleken dat de waarde van de KoersPlan overeenkomst aanmerkelijk lager blijkt te zijn dan de waarde die de deelnemers aan KoersPlan mochten verwachten op grond van de ingelegde bedragen en de koersontwikkeling van de beleggingen. Dit wordt veroorzaakt door het inhouden van een overlijdensrisicopremie, waarvan de deelnemers aan KoersPlan niet op de hoogte zijn gebracht. Door bij het aanprijzen van het KoersPlan beleggingsproduct niet in te gaan op een dergelijk wezenlijk onderdeel van een spaarkasconstructie, heeft gedaagde zijn zorgplicht in het kader van de precontractuele goede trouw jegens eisers geschonden. Hieraan wordt door eisers sub 2 tot en met 4 de gevolgtrekking verbonden dat zij de KoersPlan overeenkomst niet zouden zijn aangegaan indien gedaagde eisers adequaat zou hebben ingelicht.
4. Gedaagde heeft door dit handelen c.q. nalaten haar bijzondere zorgplicht niet in acht genomen jegens eisers. Gedaagde is gehouden de hieruit voor eisers voortvloeiende schade te vergoeden.
5. Uit voormelde blijkt dat onderhavig geschil zich toespitst op:
1. misleiding terzake van (netto)rendement; 2. misleiding terzake ter zake van de overlijdensrisicodekking (premiebetaling).
KoersPlan
6. KoersPlan is een beleggingsproduct van Spaarbeleg Kas N.V. dat door middel van brochures en reclame-uitingen door Spaarbeleg Kas N.V. onder de aandacht van het publiek is gebracht om deelnemers te werven om deel te nemen aan KoersPlan. In de brochures van KoersPlan is aan de deelnemers een hoog rendement c.q. eindvermogen in het vooruitzicht gesteld. In de brochures van KoersPlan, waarover hierna meer, zijn rekenvoorbeelden opgenomen waarbij geen rekening is gehouden met de inhouding van de overlijdensrisicopremie op de inlegbedragen van de deelnemers. Bovendien zijn in de brochures van KoersPlan telkenmale de misleidende woorden spaargeld, sparen, spaarperiode gebruikt, terwijl het KoersPlan product een beleggingsproduct is. Tot slot zijn in de brochures foutief berekende gerealiseerde rendementen over het verleden opgenomen.
7. De spaarkasovereenkomst als zodanig is geen levensverzekeringsovereenkomst in de zin van artikel 32 WvK, hetgeen onverlet laat dat de (contra)overlijdensdekking wel een (levens-)overeenkomst is. Dit impliceert dat in elk geval terzake van de overlijdensdekking gedaagde bij het sluiten van de overeenkomst een polis had moeten verstrekken waarin overeenkomstig artikel 256 K melding had moeten worden gemaakt van de hoogte van de premie. Het niet verstrekken van een polis levert wanprestatie op, op grond waarvan gedaagde aansprakelijk is voor de schade die indien wel een polis waarop de premie was vermeld, de deelnemer had kunnen vermijden door zich te oriënteren op een ander product waarbij wel onverkort de inleg werd aangewend voor belegging. Voor spaarkasovereenkomsten gelden informatieplichten. Zo dient opgrond van artikel 31 Derde Richtlijn
-4levensverzekering 1993 voor het sluiten van een verzekeringsovereenkomst
- in casu de
spaarkasovereenkomst – de verzekeringnemer de gegevens als vermeld in bijlage II onder A te worden medegedeeld. Bovendien dient de verzekeraar voor het sluiten van de overeenkomst inlichtingen te verschaffen over de premies voor iedere verzekeringsdekking, zowel de hoofddekking als de aanvullende dekking, indien zulke inlichtingen dienstig blijken.
Feiten omtrent gedaagde
8. Gedaagde houdt zich blijkens de bedrijfsomschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel bezig met het administreren van gemeenschappelijke spaarkassen. Spaarbeleg is een 100% dochter van Aegon Nederland N.V. “(“Aegon”). Aegon is een Levensverzekeringsbedrijf en enig aandeelhouder in Spaarbeleg Kas N.V. en hanteert ondermeer als handelsnaam Spaarbeleg (AEGON Levensverzekering N.V.).
Situatieschets
9. Eiser sub 1 alsmede eiser sub 2, 3 en eiseres sub 4 hebben hun beslissing tot het aangaan van een KoersPlan spaarbelegovereenkomst gebaseerd op de bij het KoersPlan product verstrekte brochure, inschrijfformulieren en andere voorafgaand aan de sluiting van de overeenkomst door gedaagde verstrekte informatie. Eiser sub 1 alsmede eiser sub 2, 3 en eiseres sub 4 zijn van mening dat de in de brochures en op de inschrijfformulieren verschafte informatie onjuist, dan wel onvolledig is. In de brochure is in ieder geval sprake van een eenzijdige belichting van positieve eindvermogens in de rekenvoorbeelden, er wordt hierbij niet gesproken over op het inlegbedrag in mindering te brengen kosten, meer in het bijzonder de overlijdensrisicopremie. Ook de overige informatie die door gedaagde is verstrekt is naar de mening van eiser sub 1 alsmede eiser sub 2, 3 en eiseres sub 4 misleidend en slechts bedoeld om potentiële deelnemers aan KoersPlan te overreden, zonder de belangen van deze deelnemers in ogenschouw te nemen. Er wordt immers geen melding gemaakt van de op het inlegbedrag in mindering te brengen kosten, waaronder begrepen een overlijdensrisicopremie. Bovendien heeft gedaagde eiser sub 1 alsmede eiser sub 2, 3 en eiseres sub 4 nooit - op een later tijdstip - geïnformeerd over deze overlijdensrisicopremie. Tot slot heeft gedaagde in de brochures en verstrekte informatie foutieve berekeningen opgenomen terzake het eindvermogen dat door eiser sub 1 alsmede eiser sub 2, 3 en eiseres sub 4 was te bereiken door deel te nemen aan het KoersPlan beleggingsproduct. Ter toelichting hierop zal in het hiernavolgende de situatie kort uiteen worden gezet waarna vervolgens gedetailleerd op onderhavige situatie zal worden ingegaan.
10. Eiser sub 1 alsmede eiser sub 2, 3 en eiseres sub 4 hebben zich in de periode 1989 tot en met 1998 ingeschreven voor het KoersPlan product op basis van de brochures van Spaarbeleg Kas N.V. (eiser sub 2 op 1 maart 1994, eiser sub 3 op 1 april 1992, eiseres sub 4 op 1 juni 1990). Vervolgens hebben eiser sub 1 alsmede eiser sub 2, 3 en eiseres sub 4 op basis van deze brochures een inschrijfformulier ingevuld en geretourneerd aan Spaarbeleg Kas N.V. Spaarbeleg Kas N.V. heeft na deze inschrijving voor KoersPlan aan eiser sub 1 alsmede eiser sub 2, 3 en eiseres sub 4 een certificaat verstrekt
-5waarop ondermeer de inleg en het eindvermogen staat vermeld.
Zowel de brochure, het
inschrijfformulier als het certificaat vermelden bij de rendementsberekening van het eindvermogen geen informatie over de op de inleg in mindering te brengen overlijdensrisicopremie. De eindkapitalen zijn berekend op basis van een netto rendement “na aftrek van alle kosten”. Spaarbeleg heeft hierbij echter nagelaten te vermelden welk bruto fondsrendement nodig is om het netto rendement te realiseren. Het benodigde bruto fondsrendement is afhankelijk van de leeftijd en het geslacht van de deelnemer en de looptijd van de spaarbelegovereenkomst. Gedaagde heeft aan eisers na ontvangst van het inschrijfformulier de algemene voorwaarden toegezonden. In de algemene voorwaarden worden de begrippen inleg, spaarstorting en verzekeringspremies gedefinieerd, echter wordt hiervan niet de hoogte vermeld noch wordt vermeld dat deze bedragen in mindering zullen worden gebracht op het inlegbedrag van eisers. Een deelnemer aan KoersPlan kan redelijkerwijs niet zelf berekenen welke kosten op het rendement in mindering worden gebracht noch enige schatting maken van de te berekenen kosten door het feit dat Spaarbeleg uitsluitend netto rendementen na aftrek van alle kosten vermeld in haar brochures. Gedaagde heeft eisers in de brochures voorgerekend dat de gehele inleg van eisers zou worden belegd. In voormelde brochures is Spaarbeleg naar voren gekomen als een zeer goed alternatief voor een gewone spaarrekening. Indien eisers ten tijde van het afsluiten van het KoersPlan spaarproduct bekend waren geweest met de – hoge - overlijdensrisicopremie die door Spaarbeleg in mindering werd gebracht op hun inleg,
zouden eisers geen overeenkomst met
Spaarbeleg zijn aangegaan.
Dagvaardingsprocedure
11. Onlangs is gebleken dat op het inlegbedrag van eisers een aanzienlijk percentage is ingehouden door gedaagde voor de overlijdensrisicopremie waardoor de actuele waarde die de deelnemers waaronder eiser sub 1 alsmede eiser sub 2, 3 en eiseres sub 4 redelijkerwijs mochten verwachten, aanmerkelijk lager blijkt te zijn dan de actuele waarde die zij mochten verwachten op basis van de behaalde beleggingsrendementen en de informatie die Spaarbeleg hen had verstrekt terzake de kosten in de brochures, brieven, certificaten algemene voorwaarden en productvoorwaarden. Eisers lijden hierdoor aanzienlijke schade die zij op gedaagde wensen te verhalen. Om die reden zien eisers zich thans genoodzaakt de onderhavige kwestie aan de Rechtbank voor te leggen.
Stichting Koersplandewegkwijt
12. Op 21 februari 2005 is de Stichting Koersplandewegkwijt opgericht voor belanghebbenden die in het verleden een KoersPlan overeenkomst zijn aangegaan, hebben afgekocht, premievrij hebben gemaakt, die thans is geëxpireerd of waarop thans nog wordt ingelegd. Ter verduidelijking wordt in deze dagvaarding nader ingegaan op al deze situaties die zich voordoen voor de bij de Stichting Koersplandewegkwijt geregistreerde belanghebbenden. Bij de Stichting Koersplandewegkwijt hebben zich sedert de oprichting tot op datum van het uitbrengen van deze dagvaarding circa 7.500 belanghebbenden geregistreerd met in totaal circa 9.200 Koersplan overeenkomsten.
-613. Op grond van artikel 3:305a Burgerlijk Wetboek kan de Stichting Koersplandewegkwijt een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen. Op grond van artikel 2 van de statuten van de Stichting Koersplandewegkwijt behartigt de Stichting Koersplandewegkwijt deze belangen. De Stichting heeft op grond van dit artikel ten doel door minnelijk overleg met Spaarbeleg danwel een voor haar in de plaats komende rechtspersoon of instelling of desnoods door een juridische procedure compensatie te verkrijgen voor geleden schade. De Stichting heeft mede ten doel het verrichten van alle verdere handelingen die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn. Hierbij wordt als productie kopie van de statuten van de Stichting Koersplandewegkwijt overgelegd. Het “Reglement betreffende geregistreerde belanghebbenden” van de Stichting KoersPlandewegkwijt vermeldt in de aanhef dat in overeenstemming met de statuten het bestuur streeft naar een billijke oplossing voor de geregistreerde belanghebbenden. Hierbij wordt als productie kopie van voormeld reglement overgelegd.
Bevoegdheid Rechtbank Utrecht
14. Op grond van artikel 99 is de Rechtbank bevoegd om van onderhavige kwestie kennis te nemen.
II.
(Pre)contractuele fase
II.1
Brochures
15. Om duidelijk inzicht in zowel de precontractuele als de contractuele fase te verkrijgen zal in het hiernavolgende op de door Spaarbeleg Kas N.V., hierna tevens te noemen: “Spaarbeleg”, aan eisers in de periode 1989 tot en met 1998 verstrekte brochures over KoersPlan per jaar nader worden ingegaan. Meer in het bijzonder zal worden weergegeven dat in deze brochures niet staat vermeld dat op het inlegbedrag van deelnemers aan KoersPlan een bedrag - waaronder overlijdensrisicopremie - in mindering zal worden gebracht.
Brochure 1989
16. De brochure uit 1989 vermeldt op de omslag “KoersPlan van Spaarbeleg. Een hoog rendement maken en belastingvrij sparen.” Spaarbeleg wordt vervolgens voorgespiegeld als de (al 70 jaar) volledig in sparen en beleggen gespecialiseerde dochter van Aegon (“AEGON Levensverzekering N.V.”). De brochure vermeldt vervolgens dat Aegon één van de grootste financiële instellingen is en reeds al 40.000 klanten hun spaargeld aan Spaarbeleg hebben toevertrouwd. Vervolgens wordt het voordeel van KoersPlan ten opzichte van spaarrekeningen of aandelen geschetst, waarbij KoersPlan als ideaal wordt aangemerkt indien men een hoog rendement op zijn of haar spaargeld wil maken zonder inspanning en risico’s van het zelf beleggen in aandelen. Hierbij wordt als productie brochure 1989 overgelegd.
17. Vervolgens wordt een voorbeeld gegeven om het belastingvrije rendement weer te geven. In dit
-7voorbeeld staan de netto rendementen “(na aftrek van alle kosten)” vermeld. Onder het kopje "Nog even de voordelen van Koers Plan puntsgewijs" staat ondermeer vermeld: “U profiteert van de expertise van de AEGON-beleggers”. In de brochure 1989 wordt gesproken over gerealiseerde nettorendementen, hetgeen wordt uitgelegd als het gemiddeld rendement per jaar over een spaarperiode van 12 jaar. Uit de nadere toelichting van Spaarbeleg als vermeld in de bijlage bij de brief van 13 mei 2005 als antwoord op vraag 1 blijkt dat voor de tabel in de brochure rendementen over een periode van 15 jaar zijn gebruikt in plaats van de in de brochure vermelde looptijd van 12 jaar.
Brochure 1990
18. De brochure 1990 vermeldt gelijk aan brochure 1989 dat Spaarbeleg al 70 jaar volledig gespecialiseerd in sparen en beleggen is, één van de grootste financiële instelling en reeds 60.000 cliënten hun spaargeld aan Spaarbeleg hebben toevertrouwd. In deze brochure wordt eveneens ingegaan op het voordeel van KoersPlan ten opzichte van spaarrekeningen of zelf beleggen.
19. Op pagina 1 van Brochure 1990 wordt de volgende vraag gesteld "Waarom is het rendement bij KoersPlan zoveel hoger dan bij anderen?". De brochure vermeldt als antwoord op deze vraag dat het eindkapitaal wordt verdeeld over de nog in leven zijnde deelnemers aan het einde van de looptijd. In werkelijkheid wordt een niet in de brochure vermelde overlijdensrisicopremie in mindering gebracht op het inleggeld van de deelnemers aan KoersPlan. Deze premie blijkt dusdanig hoog te zijn dat de verwachte overlevingswinst aanzienlijk kleiner blijkt te zijn dat de kosten voor deze overlijdensrisicoverzekering. Hierdoor is het rendement van KoersPlan lager dan bij andere aanbieders van beleggingspolissen c.q. producten.
20. Op pagina 1 van Brochure 1990 wordt onder het kopje "Waarom is het rendement bij KoersPlan zoveel hoger dan bij anderen?" een van de brochure 1989 afwijkende tekst vermeld: "Door de ingebouwde overlijdensrisicodekking garandeert Spaarbeleg, ingeval van overlijden, een belastingvrije uitkering van de ingelegde som, vermeerderd met 4% rente op rente." Hierbij wordt als productie brochure 1990 overgelegd.
21. In de brochure 1990 wordt gesproken over gerealiseerde rendementen, hetgeen wordt uitgelegd als het gemiddeld rendement per jaar over de gehele spaarperiode. De brochure vermeldt dat in de tabellen “Belastingvrij uit te keren vermogen” de bedragen vermeld staan die deelnemers bij verschillende rendementen “netto (na aftrek van alle kosten)” in handen krijgen aan het eind van de looptijd. Onder de voordelen staat gelijk aan brochure 1989 vermeld dat de deelnemer profiteert van de expertise van de AEGON-beleggings experts. De in de tabel opgenomen gerealiseerde rendementen zijn bij een looptijd van 15 jaar exact gelijk aan de rendementen die in 1989 zijn opgenomen in de tabel voor een periode van 12 jaar. Dit betreffen de gerealiseerde rendementen die staan vermeld voor de jaren 1984 tot en met 1988. Deze tabel met daarin opgenomen de gerealiseerde rendementen is gebruikt voor de brochures tot en met 1994.
-822. In de brochure is een tabel opgenomen waarboven de tekst is vermeld: “In de tabellen “Belastingvrij uit te keren vermogen” ziet u bij verschillende rendementen het bedrag dat u netto (dus na aftrek van alle kosten) aan het eind van verschillende looptijden in handen krijgt.” De tabel toont vervolgens de belastingvrij uit te keren
vermogens bij verschillende looptijden (12, 15, 20 en 25 jaar) en bij verschillende maandbedragen (ƒ 100, ƒ 175 en ƒ 350). Het gaat in deze tabellen evenwel niet om netto bedragen die worden vermeld (kapitaal na aftrek van alle kosten) maar om bedragen die zijn berekend op basis van netto rendementen (rendement na aftrek van alle kosten). Door het gebruik van de woorden “het bedrag dat u netto (dus na aftrek van alle kosten) aan het einde van de looptijd in handen krijgt” wordt de indruk gewekt dat
er gebruik is gemaakt van een rendementspercentage vóór aftrek van kosten dat leidt tot een kapitaal na aftrek van kosten. In werkelijkheid waren de kosten al van het rendement afgetrokken. Daarenboven is voor een spaarbelegovereenkomst met een langere looptijd een aanzienlijk hogere overlijdensrisicopremie in rekening gebracht, waardoor voor een netto rendement van 10% per jaar een aanmerkelijk hoger bruto rendement nodig was. De overlijdensrisicopremie voor een overeenkomst met een looptijd van 25 jaar was ongeveer factor 2 maal de overlijdensrisicopremie van een overeenkomst met een looptijd van 12 jaar. De in de tabel genoemde netto rendementen zijn misleidend omdat voor een netto rendement van 10% een veel hoger bruto rendement noodzakelijk is
bij een
spaarbelegovereenkomst met een looptijd van 25 jaar. Opgemerkt dient hierbij te worden dat voormeld probleem zich voordoet in alle brochures van Spaarbeleg, echter worden in de brochures soms andere looptijden gehanteerd.
Brochure 1991
23. Ook in de brochure 1991 wordt – gelijk aan brochure 1989 en 1990 – het beeld geschetst dat Spaarbeleg en Aegon een ervaren speler op de markt zijn met al 70 jaar specialisatie in sparen en beleggen, één van de grootste financiële instellingen is en reeds 60.000 cliënten heeft. De inhoud van de brochure komt grotendeels overeen met de brochure uit 1990. Hierbij wordt als productie brochure 1991 overgelegd.
24. In de brochure 1991 wordt wederom gesproken over gerealiseerde rendementen, hetgeen wordt uitgelegd als rendement per jaar over een spaarperiode van gemiddeld 15 jaar. Gelijk aan de brochure 1990 wordt vermeld dat de bedragen die deelnemers aan het eind van de looptijd zullen ontvangen netto bedragen zijn, na aftrek van alle kosten.
25. De brochure met als titel: “Spaarders van Nederland word wakker! 12,8% belastingvrij rendement is mogelijk.” gaat in op het KoersPlan product van Spaarbeleg. In een tabel worden netto rendementen weergegeven “na aftrek van alle kosten”. Hierbij wordt als productie van deze brochure uit 1991 overgelegd die eveneens gebruikt is voor de jaren 1992 en 1993. Deze brochure is door Spaarbeleg ter beschikking gesteld aan tussenpersonen en vermeldt in het geheel geen overlijdensrisicopremie of – dekking.
Brochures 1992, 1993 en 1994
-9-
26. Brochures 1992, 1993 en 1994 schetsen gelijk aan voorgaande jaren het beeld van Spaarbeleg als de al 70 jaar volledig gespecialiseerde dochter van Aegon in sparen en beleggen, één van de grootste financiële instellingen en al meer dan 170.000 cliënten. Bovendien wordt ingegaan op de voordelen van KoersPlan ten opzichte van spaarrekeningen of beleggen gelijk aan voorgaande brochures.
27. In deze brochures wordt gelijk aan de brochure van 1990 en 1991 gesproken over een ingebouwde overlijdensrisicodekking.
Brochure 1992 en brochure 1993 28. In de brochure 1992 en 1993 wordt gesproken over gerealiseerde rendementen, hetgeen wordt uitgelegd als rendement per jaar over een spaarperiode van gemiddeld 15 jaar. Gelijk aan de brochure 1990 en 1991 wordt vermeld dat de bedragen in de tabellen netto bedragen zijn, na aftrek van alle kosten. Hierbij wordt als productie brochure 1992 overgelegd. Brochure 1994 29. Brochure 1994 vermeldt in tegenstelling tot voorgaande jaren de titel ”KoersPlan. Uw spaargeld verdient een hoog, belastingvrij rendement.” In de brochure 194 wordt zowel over “gerealiseerde rendement” als “gemiddeld netto rendement” gesproken. Boven de tabellen staat vermeld: “Uit te keren vermogen na 15 jaar”. De brochure vermeldt verder ook in deze tabellen het bedrag dat deelnemers netto aan het einde van de looptijd van de overeenkomst in handen krijgen bij verschillende rendementen. Vervolgens staat vermeld: “(…) want bij KoersPlan wordt u na afloop van de spaarperiode niet nog eens geconfronteerd met kosten. Het eindbedrag wordt dus in zijn geheel aan u uitgekeerd.” Hierbij wordt als productie brochure 1994 overgelegd. Brochure 1995 30. Brochure 1995 schetst in de brochure het beeld dat de opbrengst van het spaargeld van toekomstige deelnemers kan worden verdubbeld zonder belasting hierover te hoeven betalen. Vervolgens wordt gelijk aan voorgaande jaren het positieve beeld van Spaarbeleg geschetst als reeds duidelijk staat vermeld in punt 11.
31. Op pagina 1 brochure 1995 wordt onder te tabellen voor het eerst een toelichting gegeven waaruit blijkt dat de vermelde netto rendementen door de accountant zijn gecontroleerd en juist zijn. De toelichting vermeldt als uitgangspunt bij de tabellen: “een gemiddeld KoersPlan (een 35-jarige man die gedurende 20 jaar F 1.000,-- per jaar inlegt)”. De laatste zin van de toelichting vermeldt: “De berekening van de hier vermelde netto rendementen hebben wij door onze accountant laten controleren.” De begrippen gerealiseerde en netto rendementen worden door elkaar gebruikt. De betekenis van deze begrippen is kennelijk gelijk.
-1032. Op de laatste pagina van de Brochure 1995 wordt een accountantsmededeling d.d. 30 januari 1995 door Moret Ernst & Young Accountants gegeven. Deze mededeling luidt als volgt: “Wij hebben de in deze brochure onder het kopje “Toelichting” vermelde netto rendementen voor de periode 1989-1994 gecontroleerd. (…) Op grond van ons onderzoek delen wij mede dat de genoemde netto rendementen juist zijn.” Hierbij wordt als productie brochure 1995 overgelegd.
33. De brochure 1995 vermeldt “gerealiseerde netto rendementen”. Verder vermeldt de brochure dat alle genoemde percentages netto rendementen zijn over de gehele inleg en wordt vermeld dat er geen kosten meer vanaf gaan. De brochure vermeldt: “Daardoor is een rendement van 10% voor u ook echt 10%.”
34. Onder de tabel met de prognose eindkapitalen staat de volgende toelichting vermeld: “In geval van overlijden tijdens de looptijd garandeert Spaarbeleg een uitkering van uw inleg vermeerderd met 4% rente op rente.” Hieruit kan evenwel niet worden afgeleid dat de kosten voor een overlijdensrisicopremie in
mindering wordt gebracht op de inleg van deelnemers aan KoersPlan.
Brochure 1996 35. Op de laatste pagina van brochure 1996 staat vermeld “Spaarbeleg N.V. is de grootste in belastingvrij sparen.” en wordt gelijk aan voorgaande brochures een positief beeld geschetst van Spaarbeleg. Op pagina 2 van brochure 1996 staat vermeld: “Door de ingebouwde overlijdensrisicodekking garandeert Spaarbeleg in geval van overlijden de uitkering van uw totale inleg, vermeerderd met 4% rente op rente. Deze uitkering is geheel vrij van inkomstenbelasting.” Hierbij wordt als productie brochure 1996 overgelegd.
36. Verder wordt in de brochure onder het kopje “Uw rendement is echt netto bij KoersPlan” vermeld: “Alle percentages in deze brochure zijn netto. Dat wil zeggen dat onze kosten al zijn verrekend. (…). Want vaak worden bij andere maatschappijen bruto percentages vermeld (…) Bij KoersPlan is een rendement van 10% ook echt 10% voor u.”
37. In de toelichting bij de tabellen in de brochure met daarin opgenomen het eindkapitaal is vermeld dat in tegenstelling tot brochure 1995 – als uitgangspunt is genomen een 30-jarige man in plaats van een 35-jarige man. De een na laatste zin van de toelichting vermeldt: “Wij hebben de berekening van de hier vermelde netto rendementen door een onafhankelijk accountant laten controleren.”
38. Vervolgens wordt onder het kopje “toelichting” vermeld: “Wij hebben de berekening van de hier vermelde netto rendementen door een onafhankelijk accountant laten controleren”. De brochure bevat op de laatste pagina een accountantsverklaring van Moret Ernst & Young. Deze verklaring vermeldt: “Wij hebben de in deze brochure onder het kopje “Toelichting” vermelde netto rendementen voor de periode 1970-1995 gecontroleerd. Wij hebben ons daarbij gericht op de in de berekening betrokken rendementen van de door Aegon beheerde internationale aandelenportefeuilles en de actuariële
-11berekening om van deze rendementen te komen tot netto rendementen. Op grond van ons onderzoek delen wij mede dat de genoemde netto rendementen juist zijn. Wellicht ten overvloede merken wij nog op dat rendementen over verstreken perioden geen garantie bieden voor rendementen in toekomstige perioden.”
Brochure 1997
39. Brochure 1997 vermeldt als titel op pagina 2: “Verdubbel uw spaargeld met KoersPlan.” Op de één na laatste pagina wordt gelijk aan voorgaande brochures een zeer positief beeld van Spaarbeleg geschetst als grootste financiële instelling alsmede grootste aanbieder van belastingvrije spaarvormen, al meer dan 75 jaar gespecialiseerd in sparen en beleggen en ruim 1 miljoen klanten met verschillende spaarvormen.
40. Op pagina 2 van brochure 1997 eerste kolom staat vermeld: “Door de ingebouwde overlijdensrisicodekking garandeert Spaarbeleg in geval van overlijden de uitkering van uw betaalde inleg, vermeerderd met 4% rente op rente.” Hierbij wordt als productie brochure 1997 overgelegd.
41. Op pagina 2 van de brochure staat vermeld: ” Alle rendementspercentages in de rekenvoorbeelden in deze brochure zijn netto. Dat wil zeggen dat onze kosten al zijn verrekend. (…)Want vaak worden bij andere maatschappijen alleen fondsrendementen (d.w.z. bruto rendementspercentages) vermeld. Bij KoersPlan is een rendement van 10% ook echt 10%.” Spaarbeleg schets hierdoor ten onrechte het beeld dat het vermelden van netto rendementen een voordeel is ten opzichte van andere maatschappijen die een bruto fondsrendement vermelden. Nu Spaarbeleg met netto rendementen werkt is het niet mogelijk om de prognoses van Spaarbeleg te vergelijken met offertes van andere maatschappijen. Omdat Spaarbeleg rekent met netto rendementen na aftrek van kosten levert deze werkwijze aanzienlijk hogere eindkapitalen op dan bij andere aanbieders bij wie wordt gerekend met bruto rendementen vóór aftrek van alle kosten. Spaarbeleg schetst in haar brochures een hoog eindkapitaal zonder te verduidelijken waarom dit een voordeel op zou leveren in vergelijking met andere maatschappijen.
42. Verder vermeldt de laatste pagina een “Code rendement en risico” (opgesteld door het Verbond van Verzekaars) waarin staat vermeld dat de in de brochure genoemde rendementen productrendementen zijn, “dit zijn rendementen waar geen kosten meer af gaan”. Deze Code is ontwikkeld door het Verbond van Verzekeraars, waarin wordt geregeld hoe de voorlichting omtrent rendementen ten risico dient te geschieden. De brochure vermeldt dat Spaarbeleg deze Code heeft onderschreven en dat de genoemde rendementen zijn berekend volgens deze Code.
43. In de toelichting bij de tabellen staat als uitgangspunt een 30-jarige man vermeld die gedurende 20 jaar f 1.200,- per jaar inlegt. De toelichting vermeldt verder dat de berekening van de rendementen door een onafhankelijke accountant is gecontroleerd. De laatste pagina vermeldt een accountantsverklaring van Moret Ernst & Young Accountants met als oordeel dat de rendementen juist zijn weergegeven.
-12-
Brochure 1998
44. In juni 1998 is een brochure verstuurd met als titel “Een nog hoger belastingvrij eindkapitaal met uw KoersPlan realiseren”. Hierbij wordt als productie brochure 1998 overgelegd.
45. De laatste pagina vermeldt dat: “de gepresenteerde bedragen zijn uitsluitend bedoeld als voorbeeld en niet als garantie of prognose. Deze bedragen zijn netto-bedragen, d.w.z. er is reeds rekening gehouden met premies voor verzekerde risico’s, alsmede met gedurende de looptijd van het contract ingehouden kosten.”
46. In de toelichting staat vermeld dat de rendementen door een onafhankelijk accountant zijn gecontroleerd. Tot slot is er in deze brochure een accountantsverklaring opgenomen van Moret Ernst & Young met als oordeel dat de rendementen juist zijn weergegeven.
47. Op de laatste pagina wordt in een katern de “Code Rendement en Risico” vermeld. De brochure vermeldt gelijk aan brochure 1997 dat deze Code wordt onderschreven door Spaarbeleg. De in de brochure 1998 vermelde rendementen zijn volgens het gestelde in deze katern berekend volgens deze Code. Vervolgens wordt er een toelichting gegeven op de rendementen, die als volgt luidt: “De in deze brochure genoemde rendementen zijn productrendementen. Dit zijn rendementen waar geen kosten meer af gaan.”
48. In
de
Code
wordt
vervolgens
onderscheid
gemaakt
tussen
(netto)
product-
en
(bruto)fondsrendementen, hetgeen wordt uitgelegd als het rendement van de aandelenportefeuilles. Analyse brochures 1989 - 1998 49. De brochures schetsen allemaal in de aanhef een positief beeld van Spaarbeleg, te weten een ervaren speler op de markt, al zeer lange tijd gespecialiseerd op het gebied van sparen en beleggen, veel cliënten en één van de grootste financiële instellingen. De brochures schetsen gezien de titels op de voorpagina bovendien het beeld dat er hoge rendementen zijn te behalen. Deze hoge rendementen hangen volgens Spaarbeleg samen met de lage kosten die Spaarbeleg heeft. Deze kosten blijken echter in het geheel niet laag te zijn. Bovendien wordt in de brochures door Spaarbeleg vermeld dat KoersPlan lagere risico’s zou kennen dan dat deelnemers zelf zouden beleggen in beleggingsproducten.
50. In de brochures wordt een eventuele deelnemer voorgerekend wat een inleg van een x bedrag over een aantal jaar zal opleveren. De waarde van dit bedrag na het einde van de looptijd is afhankelijk gesteld van het rendement. In de voorbeelden in de brochures wordt vermeld wat de netto eindbedragen zijn (het uit te keren vermogen) na het einde van de looptijd. Duidelijk wordt in de
-13brochures vermeld dat deze voorgespiegelde bedragen, bedragen na aftrek van alle kosten betreffen. In de brochures wordt nergens uitgelegd wat onder deze kosten dient te worden verstaan.
51. Uit de brochures blijkt in het geheel niet welk bruto rendement nodig is om tot de in de brochures vermelde netto rendementen te komen. Daarenboven is het bruto rendement verschillend per deelnemer. Vanuit een bruto rendement kan, na aftrek van kosten wel een netto rendement worden berekend, maar dit netto rendement is vervolgens afhankelijk van de looptijd van de spaarbelegovereenkomst, het geslacht van de deelnemer alsmede de leeftijd van de deelnemer. Ten onrechte is door Spaarbeleg de indruk gewekt bij deelnemers aan KoersPlan dat de in de brochures vermelde netto rendementen voor iedere deelnemer gelijk zijn. Voormelde geldt voor de brochures waarin een tabel met netto gerealiseerde rendementen in het verleden is opgenomen alsmede voor de brochures waarin een tabel is opgenomen waarin een prognose van de netto eindkapitalen is opgenomen op basis van standaard netto rendementen bij verschillende looptijden.
52. In een aantal brochures wordt gesproken over een ingebouwde overlijdensrisicodekking. Er wordt enkel vermeld dat deze uitkering van inleg bij overlijden is ingebouwd. Uit de brochure blijkt niet dat het inlegbedrag van de deelnemer zal worden verminderd met een overlijdensrisicopremie. Een deelnemer kan redelijkerwijs verwachten dat hij een uitkering ontvangt bij overlijden zonder dat hier een afzonderlijke premie voor afgedragen dient te worden in het geval dat de hoogte van de te ontvangen uitkering gelijk is aan de inleg plus een rente van 4% danwel 110% van de waarde van de beleggingen.
53. Hierbij dient benadrukt te worden dat de overlijdensrisicoverzekering als contraverzekering een wezenlijk en essentieel component van een spaarkasconstructie als de spaarbelegovereenkomst is. Dit betekent dat terzake van een overlijdensdekking gedaagde bij het sluiten van het KoersPlanbeleggingsproduct een polis hadden moeten verstrekken waarin melding was gemaakt van de hoogte van de overlijdensrisicopremie. Het niet verstrekken van een dergelijke overlijdensdekkingspolis – zoals in casu is geschied – levert wanprestatie op, op grond waarvan gedaagde aansprakelijk is voor de schade die indien wel een polis met vermelding van de premie was vermeld de deelnemer aan KoersPlan had kunnen vermijden door zich te oriënteren op een ander product waarbij wel onverkort één op één de inleg werd aangewend voor belegging.
54. In brochures 1989 tot en met 1994 staat vermeldt: “Waarom is het rendement bij KoersPlan zoveel hoger dan bij anderen?”. De brochure vermeldt vervolgens dat het eindkapitaal wordt verdeeld over de nog levende
deelnemers aan het einde van de looptijd (de overlevingswinst) waardoor het rendement aanmerkelijk hoger zou zijn dan bij andere aanbieders. In werkelijkheid wordt echter tegelijkertijd een niet in de brochure vermelde overlijdensrisicopremie ingehouden die dusdanig hoog is dat de verwachte overlevingswinst aanzienlijk kleiner is dan de kosten van deze overlijdensrisicoverzekering. Het rendement van KoersPlan is hierdoor juist veel lager dan bij andere aanbieders van beleggingsproducten. KoersPlan schetst in deze brochure een misleidend beeld door wel melding te maken van de kans op overlevingswinst maar niet de overlijdensrisicopremie te vermelden die door de
-14deelnemers moet worden betaald.
55. Vanaf 1995 is in de brochures een accountantsverklaring opgenomen. Deze accountantsverklaring vermeldt dat de in de brochure vermelde netto rendementen zijn gecontroleerd door Moret Ernst & Young voor de desbetreffende periode. Een dergelijke verklaring wekt bij een (toekomstige) deelnemer in ieder geval de indruk c.q. zal het vertrouwen wekken dat het deelnemen aan KoersPlan veilig is nu een accountant de netto rendementen heeft gecontroleerd en voorzien van het stempel “juist”. Opgemerkt dient hierbij te worden dat alleen over de netto rendementen wordt gesproken en niet dat het hierbij gaat om bruto rendementen waarop de kosten in mindering zijn gebracht. Die kosten verschillen per deelnemer en zijn afhankelijk van de looptijd van de spaarbelegovereenkomst alsmede het geslacht en de leeftijd van de deelnemer. De door de accountant gecontroleerde netto rendementen kunnen derhalve enkel op één of hooguit enkele deelnemers van toepassing zijn. In de brochures wordt weliswaar gesproken over een gemiddelde deelnemer (een 35-jarige man), maar er wordt niet duidelijk gemaakt dat de netto rendementen voor individuele deelnemers heel anders kunnen liggen door afwijkende kosten.
56. Tot en met het jaar 2000 hebben deelnemers aan KoersPlan geen jaarlijks waardeoverzicht ontvangen van Spaarbeleg. De deelnemers hebben tot en met het jaar 2000 wel ieder jaar een prognose van het eindkapitaal ontvangen van Spaarbeleg. Deze was exact gelijk aan de prognose bij aanvang van het contract en er werd dus geen rekening gehouden met de actuele waarde.
57. Spaarbeleg heeft in de periode van 1990 tot en met 2001 bij voormelde jaaroverzichten het blad “jaareffect” meegezonden. In dit blad werd het bruto fondsrendement vermeld van het betreffende jaar. Dit werd echter niet vertaald in een netto rendement voor het betreffende jaar. De bruto fondsrendementen gaven de deelnemers de indruk dat hun Koersplan prima op schema lag.
58. In brochure 1998 staat vermeld: Deze bedragen zijn netto-bedragen, d.w.z. er is reeds rekening gehouden met premies voor verzekerde risico’s, alsmede met gedurende de looptijd van het contract ingehouden kosten. In deze brochure wordt expliciet rekening gehouden met premies voor verzekerde risico’s, alsmede met ingehouden kosten. Wat onder deze premies en kosten verstaan dient te worden en wat de hoogte van deze premies en kosten is, staat echter nergens vermeld.
59. In brochure 1997 en 1998 wordt in de Code vermeld dat er sprake is van productrendementen in tegenstelling tot voorgaande brochures waar wordt gesproken over gerealiseerde en/of nettorendementen. Productrendement wordt gedefinieerd als rendement waar geen kosten meer af gaan en is min of meer gelijk te stellen aan de toelichting op nettorendement, waarbij de kosten al zijn verrekend.
60. In brochure 1989 tot en met 1994 wordt gesproken over gerealiseerde rendementen, hetgeen wordt uitgelegd als rendement per jaar over een spaarperiode van gemiddeld 15 jaar. Verderop in deze brochures wordt vermeld dat de in de tabellen vermelde bedragen (opgebouwde vermogen) netto
-15bedragen zijn, na aftrek van alle kosten. Hieruit valt op te maken dat de definitie althans de uitleg van gerealiseerde en netto rendementen gelijk is te stellen.
61. In de brochures 1989 tot en met 1994 heeft Spaarbeleg bij de berekening van de gerealiseerde rendementen zoals vermeld in de tabellen overigens structureel met een half jaar langere looptijd gewerkt (zie tevens brief van 13 mei 2005) dan dat Spaarbeleg in werkelijkheid had mogen doen. Dit heeft geleid tot hogere eindkapitalen dan kon worden verwacht op basis van een juiste berekeningsmethode. Deze eindkapitalen zijn teruggerekend naar jaarrendementen waarbij wel de juiste looptijden zijn gehanteerd. Dit heeft ertoe geleid dat in de brochures rendementen zijn opgenomen die tussen de 1,45% en 1,75% hoger zijn dan de werkelijk behaalde rendementen. De impact op het eindkapitaal is dat in de brochure 1989 een voorbeeld eindkapitaal is berekend van ƒ 35.900 dat op basis van het toepassen van de juiste berekeningsmethode had moeten uitkomen op ƒ 30.568. Het voorgespiegelde eindkapitaal was dus 17,44% hoger dan wat Spaarbeleg had mogen vermelden.
62. In de brochures van de jaren 1993 en 1994 is een nieuwe berekeningsmethode toegepast voor de in de tabel opgenomen afloopjaren 1992 en 1993. De gerealiseerde netto rendementen over de afloopjaren 1987 tot en met 1991 die ook in deze tabel zijn opgenomen zijn niet herrekend op basis van deze nieuwe berekeningsmethode en onaangepast in de brochures opgenomen. De foutieve berekeningswijze diende Spaarbeleg voor deze betreffende jaren aan te passen aan de nieuwe berekeningsmethode.
63. In de brochures is geen rekening gehouden met verschillende leeftijden van deelnemers en zijn de netto-rendementen gelijk ongeacht verschil in leeftijd. Ook in de polisbladen is geen onderscheid gemaakt naar de leeftijd van de deelnemer aan KoersPlan. Hierbij dient opgemerkt te worden dat tot en met brochure 1994 in de tabellen enkel de in het algemeen geldende gerealiseerde rendementen zijn weergegeven, waarbij geen rekening is gehouden met leeftijd en geslacht van de deelnemer en de looptijd van de spaarbelegovereenkomst. 64. In
het
hiernavolgende
wordt
ter
spaarbelegovereenkomst van de heer [
verduidelijking ] en de heer [
en
illustratie
nader
ingegaan
op
de
] waaruit blijkt dat een oudere deelnemer
een aanmerkelijk hoger rendement moest behalen om tot hetzelfde netto eindkapitaal te komen dan een jongere deelnemer aan KoersPlan. Hierbij wordt als productie kopie van de overeenkomsten overgelegd. 65. Zowel de heer [
] en de heer [
]
hebben op 31 december 1992 een Koersplan
spaarbelegovereenkomst gesloten met Spaarbeleg met een looptijd van 15 jaar en een maandelijkse inleg van ƒ 100. De heer [
] was ten tijde van het afsluiten van de spaarbelegovereenkomst 55 jaar
oud, waarbij uit berekeningen blijkt dat de inhouding van de overlijdensrisicopremie maandelijks 29,17% van zijn inleg bedraagt. De heer [
] was ten tijde van het afsluiten van de
spaarbelegovereenkomst 34 jaar oud, waarbij uit berekeningen blijkt dat de inhouding van de
-16overlijdensrisicopremie maandelijks 12,14% van zijn inleg bedraagt. Zowel de heer [ [
] als de heer
] hebben van Spaarbeleg een spaarbelegovereenkomst ontvangen waarop dezelfde eindkapitalen
staan vermeld. In werkelijkheid moest voor de heer [
] het beleggingsrendement 16,25% per jaar
bedragen om de genoemde 10% netto rendement te behalen. Voor de heer [
] zou een
beleggingsrendement van 13,27% per jaar uiteindelijk een netto rendement op de inleg van 10% opleveren. Brochure 2002 66. In de brochure van 2002 van Spaarbeleg staat – voor het eerst – vermeld: “KoersPlan is een spaarkasovereenkomst met een ingebouwde overlijdensrisicoverzekering. Een klein deel van de inleg wordt hiervoor gebruikt zodat, in geval van overlijden, een uitkering is gegarandeerd.” De brochure vermeldt verder niet de hoogte van het bedrag in te houden op de inleg.
II.2
Inschrijving
67. Om deel te kunnen nemen aan KoersPlan dient het inschrijfformulier bij de brochure te worden ingevuld en geretourneerd te worden aan Spaarbeleg.
68. Ter verduidelijking van de precontractuele fase zal in het hiernavolgende concreet op de situatie van eiser sub 2 worden ingegaan. Op 2 februari 1994 heeft de heer [
] het inschrijfformulier van
KoersPlan ingevuld. Op dit inschrijfformulier dient ondermeer het bedrag aan inleg, een indicatie van de einduitkering, de duur en de begunstiging te worden ingevuld. Hierbij wordt als productie kopie van het inschrijfformulier overgelegd.
69. Op het inschrijfformulier wordt geen melding gemaakt van bedragen die op het inlegbedrag in mindering worden gebracht. In het kader “inleg” staat in kleine letters vermeld: “De definitieve premievaststelling geschiedt door het hoofdkantoor.” Op het inschrijfformulier wordt gesproken over een “gesprekbevestigingsformulier”. Dit formulier blijkt echter nooit te zijn verstrekt aan de deelnemers. Bovendien is aan eisers nimmer een andere premie medegedeeld dan de inleg als vermeld op het inschrijfformulier.
Brief bevestiging KoersPlan
70. Op 17 februari 1994 heeft Spaarbeleg bij brief de aanvraag voor KoersPlan door de heer [
]
bevestigd. Hierbij wordt als productie kopie van deze brief overgelegd. Op pagina 2 van deze brief staat vermeld: “De op het certificaat onder punt 9 vermelde bedragen zijn berekend na aftrek van alle kosten en vormen geen garantie voor de definitieve einduitkering.” Onder het kopje “Certificaat” wordt nader ingegaan op deze bedragen.
71. De brief van 17 februari 1994 vermeldt onder het kopje “Belangrijke punten van de overeenkomst” dat
-17de inleg per maand van de heer [
] f 300,= bedraagt en vermeldt niet dat er bedragen op worden
ingehouden.
72. In deze brief is niet het eindkapitaal berekend na aftrek van alle kosten maar is gebruik gemaakt van een rendement na aftrek van alle kosten. De kosten zijn bovendien niet in mindering gebracht op het kapitaal maar op het rendement.
Analyse inschrijfformulier
73. Het inschrijfformulier vermeldt het inlegbedrag waarvoor de deelnemer aan KoersPlan wenst deel te nemen. Op het inschrijfformulier worden geen bedragen vermeld die op het inlegbedrag in mindering gebracht zullen worden. Deelnemers mochten er dan ook op vertrouwen dat op het op het inschrijfformulier vermelde inlegbedrag geen bedragen zouden worden ingehouden. De deelnemers mochten hierbij afgaan op de voorgespiegelde rendementsberekeningen in de brochures.
II.3
Certificaat
74. Op het op 17 februari 1994 verstrekte certificaat van Spaarbeleg aan de heer [
] staat vermeld:
“Spaarbeleg Kas N.V. verklaart dat zij op grond van de ontvangen aanvraag en overeenkomstig de Algemene Voorwaarden 93.01 een Spaarbelegovereenkomst is aangegaan met (…)”.Hierbij wordt als productie kopie voormeld certificaat overgelegd.
75. Onder punt 5. van het certificaat wordt de inleg per maand vermeld, te weten: “f. 300,-”.
76. Onder punt 9. van het certificaat wordt het uit te keren bedrag bij in leven zijn van de verzekerde vermeld en wordt een indicatie gegeven bij een gemiddeld rendement op de inleg bij 10%, 11% en 12%. De onder punt 9. vermelde bedragen zijn gelijk aan de bedragen als ingevuld op het inschrijfformulier onder het kopje “indicatie einduitkering”.
Analyse certificaat
77. Naar aanleiding van het certificaat mochten eisers erop vertrouwen dat het voorgespiegelde eindvermogen in principe bij gelijkblijvende rendementen correct zou zijn en aan het eind van de looptijd van KoersPlan dit bedrag ontvangen zou worden door eisers.
78. Op het certificaat wordt enkel het bedrag aan inleg vermeld en zijn geen bedragen vermeld die worden ingehouden op het inlegbedrag. Volgens de brief van Spaarbeleg van 17 februari 1994 zijn de in punt 9. van het certificaat vermelde bedragen berekend na aftrek van alle kosten en vormen deze geen garantie voor de definitieve einduitkering. Er wordt echter niet vermeld wat onder “kosten” dient te worden verstaan. De op het certificaat vermelde bedragen zijn berekend na aftrek van alle kosten. Hierbij wordt de suggestie door Spaarbeleg gewekt dat het gaat om bruto rendementen die zijn
-18doorgerekend naar netto eindkapitalen waarop in de berekening alle kosten in mindering zijn gebracht.
79. Voor de uitkering bij overlijden van de verzekerde is geen aparte polis afgesloten tussen gedaagde en eisers. Dit betekent dat de deelnemer aan KoersPlan zich er niet van bewust hoefde te zijn dat er op het inlegbedrag bedragen voor ondermeer overlijdensrisicopremie in rekening zouden worden gebracht. Uit het certificaat blijkt immers enkel dat er een spaarpolis is afgesloten, waarbij opgemerkt dient te worden dat de hoogte van de overlijdensrisicopremie nimmer separaat aan de deelnemers aan KoersPlan is medegedeeld.
80. Spaarbeleg heeft bij inschrijving aan de deelnemers aan KoersPlan de prospectus Spaarkasbedrijf van de Nederlandse Vereniging ter bevordering van het Spaarkasbedrijf gestuurd. Pagina 9 van deze prospectus vermeldt dat het spaarkasbedrijf, Spaarbeleg, verplicht is de overlijdensrisicopremie apart op het bewijs van inschrijving te vermelden. Spaarbeleg heeft nagelaten dit op het certificaat of enig ander aan de deelnemers verstrekt document te vermelden. Uit de jurisprudentie (HR 8 mei 1998, NJ 1998, 888) volgt dat niet alleen onjuistheid van de mededeling maar ook onvolledigheid een misleidend karakter kan hebben. Opgemerkt dient hierbij te worden dat het enkele feit dat mogelijkerwijs in de brochure is aangegeven dat nadere informatie kan worden gevraagd, aan de brochure niet het misleidende karakter ontneemt.
II.4
81.
Algemene voorwaarden
Voor elk jaar zijn er algemene voorwaarden opgesteld voor de in dat jaar verstrekte spaarproducten, waaronder KoersPlan aan eisers. In het hiernavolgende wordt nader op de algemene voorwaarden over de jaren 1989 tot en met 1998 ingegaan voor het geval mocht blijken dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op eisers sub 2, 3 en 4, dit ter onderbouwing van het standpunt van eisers dat gedaagde hen niet heeft gewezen op de op het inlegbedrag in mindering te brengen kosten alsmede op de onjuist voorgespiegelde eindvermogens. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de algemene voorwaarden pas zijn verstrekt op het moment dat de inschrijving door Spaarbeleg Kas N.V. werd bevestigd in de vorm van een certificaat waarbij eisers niet de mogelijkheid is geboden om op voorhand (voor of bij het sluiten van de overeenkomst) kennis te nemen van de algemene voorwaarden. In casu zijn de deelnemers aan KoersPlan niet voor het sluiten van de spaarbelegovereenkomst op de hoogte gesteld van de hoogte van de premie, hetgeen wel een verplichting voor gedaagde is op grond van de Regeling Informatieverstrekking aan verzekeringnemers 1994 en 1998.
Algemene voorwaarden 1989
82. Uit artikel 4 van de algemene voorwaarden blijkt dat de aanvraag tot het sluiten van een Spaarbelegovereenkomst geschiedt door indiening bij Spaarbeleg van een volledig ingevuld en ondertekend formulier. Deze aanvraag is bindend voor de aanvrager. Ten bewijze van de Spaarbelegovereenkomst reikt Spaarbeleg aan de aanvrager een door Spaarbeleg ondertekende polis
-19uit. Hierbij wordt als productie kopie van deze algemene voorwaarden overgelegd.
83. In artikel 6 staat vermeld: “De spaarstortingen en premies vervallen op de eerste van de maand (…)” In artikel 7 en 8 worden “spaarstortingen en premies” tevens genoemd. Deze woorden zijn echter niet gedefinieerd in artikel 1 van de algemene voorwaarden en worden verder ook niet uitgewerkt in de algemene voorwaarden.
84. In artikel 17 staan de kosten vermeld verbonden aan de werkzaamheden van Spaarbeleg, te weten: “a.
een eenmalig bedrag aan administratieloon ter grootte van 4,5% van het nominale bedrag per eenheid, te voldoen uit de eerste spaarstortingen;
b.
een jaarlijkse vergoeding voor beheerskosten groot 0,8% van het aan de inschrijver op 31 december van het betreffende jaar toekomende deel van de jaarkas, te verrekenen aan het eind van elk kalenderjaar, voor het eerst in het jaar volgend op het jaar van inschrijving.”
85. In artikel 18 staat vermeld: “Op de uitkering(en) krachtens de verzekering wordt in mindering gebracht al hetgeen de inschrijver in verband met de spaarbelegovereenkomst aan Spaarbeleg verschuldigd mocht zijn.”
86. In de Algemene Voorwaarden 1989 wordt in ieder geval niet vermeld dat de inleg wordt verminderd met overlijdensrisicopremie. Algemene voorwaarden 1990 87. In artikel 1 onder b wordt spaarbelegovereenkomst gedefinieerd als volgt:
“de overeenkomst waaruit voor Spaarbeleg de verplichting ontstaat om enerzijds de aan de jaarkas ten goede komende spaarstortingen van de inschrijvers in jaarkasverband te beheren en na afloop van de jaarkas bij in leven zijn van de verzekerden het aandeel in de jaarkas uit te keren en anderzijds om in geval van overlijden van de verzekerde vóór een in het certificaat bepaalde datum, te haren laste één of meer uitkeringen te doen van één of meer vooraf vastgestelde of tijdens de duur der verzekering nader vastgestelde bedragen, op grond van de gelijktijdig afgesloten verzekering (de verzekering)”
Hierbij wordt als productie kopie van deze algemene voorwaarden overgelegd.
88. Artikel 1 onder g definieert “inleg” als de som van de spaarstortingen en premies van de hoofdverzekering. Opgemerkt dient hierbij te worden dat nergens gedefinieerd staat wat onder hoofdverzekering dient te worden verstaan en een deelnemer hiermee ook niet bekend kan worden geacht te zijn.
89. Vervolgens wordt in artikel 1 onder h “certificaat” gedefinieerd als het schriftelijk bewijs van inschrijving.
90. Artikel 17 vermeldt:
-20“Ter voorziening in de kosten, verbonden aan de werkzaamheden van Spaarbeleg, wordt door Spaarbeleg aan de inschrijving in rekening gebracht: a. een eenmalig bedrag aan administratieloon ter grootte van 4,5% per eenheid (…) b. een jaarlijkse vergoeding voor beheerskosten groot 0,8% (…)”
Algemene Voorwaarden 1991
91. Artikel 1 sub e definieert spaarbelegovereenkomst gelijk aan de algemene voorwaarden 1990. Hierbij wordt als productie kopie van deze algemene voorwaarden overgelegd.
92. Op grond van artikel 1 sub f wordt "spaarstorting" als volgt gedefinieerd: "het deel van het door de inschrijver betaalde bedrag waarmee wordt deelgenomen in de beleggingskas en dat recht geeft op de uitkering bij in leven zijn van de verzekerde op de einddatum".
93. In artikel 1 sub j wordt
"verzekeringspremie" als volgt gedefinieerd: "de premie voor de
overlijdensrisicodekking".
94. In artikel 1 sub k wordt "inleg" gedefinieerd als volgt: "de som van de spaarstortingen en verzekeringspremies voor de overlijdensrisicodekking tot de einddatum van de Spaarbeleg overeenkomst".
95. In artikel 7 wordt ingegaan op de kosten verbonden aan de werkzaamheden van Spaarbeleg, in rekening te brengen bij de inschrijver, te weten administratiekosten en beheerskosten.
Algemene Voorwaarden 1993
96. In artikel 1 sub h wordt "spaarstorting" als volgt gedefinieerd: "het deel van het door de inschrijver betaalde bedrag waarmee wordt deelgenomen in de beleggingskas en dat recht geeft op de uitkering bij in leven zijn van de verzekerde op de einddatum".
Hierbij wordt als productie kopie van deze algemene voorwaarden overgelegd.
97. In artikel 1 sub j wordt "verzekeringspremie" als volgt gedefinieerd: "de door de inschrijver te betalen premie voor de overlijdensrisicodekking".
98. In artikel 1 sub k wordt "inleg" als volgt gedefinieerd: "de som van de spaarstortingen en verzekeringspremies tot de einddatum van de Spaarbeleg overeenkomst".
99. Gelijk aan voorgaande algemene voorwaarden wordt in de algemene voorwaarden 1993 ingegaan op de kosten verbonden aan de werkzaamheden van Spaarbeleg, te weten de administratiekosten en beheerskosten en niet op de overlijdensrisicopremie.
-21-
Algemene Voorwaarden 1995 100.
In artikel 1 sub h wordt "spaarstorting" als volgt gedefinieerd: "het deel van het door de
inschrijver betaalde bedrag waarmee wordt deelgenomen in de beleggingskas en dat recht geeft op de uitkering bij in leven zijn van de verzekerde op de einddatum". Hierbij wordt als productie kopie van deze algemene voorwaarden overgelegd.
101.
Artikel 1 sub j definieert "verzekeringspremie" als volgt: "de door de inschrijver te betalen
premie voor de overlijdensrisicodekking".
102.
In artikel 1 sub k wordt "inleg" gedefinieerd als volgt: "de som van de spaarstortingen en
verzekeringspremies voor de overlijdensrisicodekking tot de einddatum van de Spaarbeleg overeenkomst".
103.
In artikel 7 wordt gelijk aan de algemene voorwaarden van voorgaande jaren ingegaan op de
kosten verbonden aan de werkzaamheden van Spaarbeleg, bestaande uit de administratiekosten en de beheerskosten en niet op de overlijdensrisicopremie. Algemene Voorwaarden 1996 104. Deze voorwaarden vermelden in de aanhef dat aansluitend op deze algemene voorwaarden de productvoorwaarden van toepassing zijn. Bij onduidelijkheid gaan de productvoorwaarden voor de algemene voorwaarden. Hierbij wordt als productie kopie van deze algemene voorwaarden overgelegd.
105. In artikel 1 sub c wordt “overeenkomst” als volgt gedefinieerd: “de Spaarbelegovereenkomst, waaruit voor Spaarbeleg de verplichting ontstaat om: -
de aan het fonds toekomende spaarstortingen te beheren en te beleggen; de te verrekenen overlijdensrisicopremie te beheren (…)”
106. Artikel 1 sub k definieert “spaarstorting” als volgt: “dat deel van de inleg waarmee wordt deelgenomen in het fonds, en dat zorgt voor de opbouw van het eindkapitaal.”
107. Artikel 1 sub m definieert “verzekeringspremie” als volgt: “de door de inschrijver betaalde bruto premie voor de overlijdensrisicodekking.
108. Tot slot definieert artikel 1 sub n “totale inleg” als volgt: “de som van de spaarstortingen en de verzekeringspremies die tot de einddatum van de overeenkomst zijn betaald.”
109. Artikel 4 gaat in op de deelname aan het fonds en vermeldt dat: “Aandeel van de inschrijver in het fonds bestaat uit de waarde van de belegde spaarstortingen.”
-22-
110. Artikel 7 gaat in op de uitkering bij overlijden en vermeldt: “Op de overlijdensuitkering wordt het bedrag in mindering gebracht dat de inschrijver aan Spaarbeleg volgens de overeenkomst verschuldigd zou zijn.”
111. In artikel 16 staat vermeld dat klachten kunnen worden aangemeld bij de Ombudsman Spaarkasbedrijf. Verder geldt op grond van artikel 17 dat op alle rechtsverhoudingen die uit de overeenkomst voortvloeien Nederlands recht van toepassing is en geschillen zullen worden voorgelegd aan de rechter in Utrecht. Productvoorwaarden 1996 112. Aanvullend op de Algemene Voorwaarden 1996 gelden de Productvoorwaarden 1996. Hierbij wordt als productie kopie van deze productvoorwaarden overgelegd.
113. Artikel 6 van de productvoorwaarden gaat in op de kosten die in rekening worden gebracht.
Deze luiden als volgt: “Eerste kosten: deze bedragen 4% van de totale inleg en worden gedurende de eerste vijf jaar, na het maken van de kosten, in gelijke termijnen verrekend. Indien de resterende spaarperiode korter is dan vijf jaar, zullen de kosten over de resterende spaarperiode worden verrekend. Beheerkosten: deze bedragen jaarlijks 0,8% van de waarde van het aandeel in het fonds, te verrekenen aan het eind van ieder spaarjaar.”
114. Artikel 7 van de productvoorwaarden gaat in op aanvullende verzekeringen en vermeldt: “Het is mogelijk het volgende aanvullend mee te verzekeren: - inlegvrijstelling bij overlijden van de inschrijver (…).” Algemene Voorwaarden 1997 115. Allereerst wordt in artikel 1 sub c de overeenkomst als volgt gedefinieerd: “de Spaarbelegovereenkomst, waaruit voor Spaarbeleg de verplichting ontstaat om: -
de aan het fonds toekomende spaarstortingen te beheren en te beleggen; de te verrekenen overlijdensrisicopremie te beheren (…).”
Hierbij wordt als productie kopie van deze algemene voorwaarden overgelegd.
116. Artikel 1 sub k definieert “spaarstorting” als volgt: “dat deel van de inleg waarmee wordt deelgenomen in het fonds en dat zorgt voor de opbouw van het eindkapitaal.”
117. Artikel 1 sub l definieert “participaties” vervolgens als volgt: “voor de gedane spaarstoringen worden, na
-23aftrek van de te verrekenen kosten, participaties in het fonds aangekocht.”
118. Artikel 1 sub o definieert “verzekeringspremie” als volgt: “de door de inschrijver betaalde bruto premie voor de overlijdensrisicodekking.”
119. Tot slot definieert artikel 1 sub p “totale inleg” als volgt: “de som van de spaarstortingen en de verzekeringspremies die tot de einddatum van de overeenkomst zijn betaald”
120. Gelijk aan de Algemene Voorwaarden 1996 wordt de Ombudsman Spaarkasbedrijf genoemd in geval van klachten, waarover hierna meer, en wordt vermeld dat het Nederlands recht van toepassing is, waarbij de rechter in Utrecht bevoegd is.
Productvoorwaarden 1997 121. Gelijk aan Algemene Voorwaarden 1996 gelden aanvullende Productvoorwaarden die gelijk zijn aan Productvoorwaarden 1996.
Hierbij wordt als productie kopie van deze productvoorwaarden overgelegd.
Algemene Voorwaarden 1998
122. In de aanhef staat vermeld dat ingeval van onduidelijkheid de Productvoorwaarden voor de Algemene Voorwaarden gaan. Hierbij wordt als productie kopie van deze algemene voorwaarden overgelegd.
123. In artikel 1 wordt “overeenkomst”, “spaarstorting”, “participaties”, “verzekeringspremie” en “totale inleg” gedefinieerd. Deze definities zijn gelijk aan de Algemene Voorwaarden 1997.
124. In artikel 10 wordt ingegaan op het beëindigen van het inleggen op de overeenkomst ingeval van afkoop en vermeldt: “Van de inleg worden participaties in het fonds aangekocht na vermindering van; -
de verzekeringspremie per termijn
-
de eerste kosten per termijn (zie productvoorwaarden)”
125. In deze voorwaarden is gelijk aan de algemene voorwaarden 1996 en 1997 vermeld dat klachten kunnen worden voorgelegd aan de Ombudsman Spaarkasbedrijf en dat Nederlands recht van toepassing is en geschillen worden voorgelegd aan de rechter in Utrecht. Productvoorwaarden 1998 126. De Productvoorwaarden 1996 en 1997 zijn gelijk aan die van 1998. Hierbij wordt als productie kopie
-24van deze productvoorwaarden overgelegd. Analyse – algemene voorwaarden 127. De algemene voorwaarden zijn gesloten tussen Spaarbeleg Kas N.V. gevestigd te Utrecht en de inschrijver voor het KoersPlan product.
128. In de algemene voorwaarden van Spaarbeleg wordt “inleg” gedefinieerd als de som van spaarstortingen en verzekeringspremies. Onder verzekeringspremie wordt vervolgens verstaan de door de inschrijver betaalde bruto premie voor overlijdensrisicodekking. In de brochures, het inschrijfformulier en het certificaat wordt niet gesproken over op het inlegbedrag in te houden bedragen waarbij de voorgespiegelde eindvermogens worden aangemerkt als nettorendementen na aftrek van alle kosten. In de algemene voorwaarden wordt verder geen nadere invulling aan de begrippen spaarstorting en verzekeringspremies gegeven en wordt niet vermeld dat er premies worden ingehouden op de inlegbedragen noch wordt de hoogte van deze in mindering te brengen premies vermeld.
129. Verder wordt in de algemene voorwaarden 1996 tot en met 1998 vermeld wat onder de overeenkomst dient te worden verstaan en wordt als een element genoemd: “de spaarbelegovereenkomst, waaruit voor spaarbeleg de verplichting ontstaat om (…) de te verrekenen overlijdensrisicopremie te beheren”
130. Een deelnemer kan en hoeft redelijkerwijs uit deze algemene voorwaarden niet af te leiden dat er op het inlegbedrag een overlijdensrisicopremie in mindering zou worden gebracht, waarbij in ogenschouw dient te worden genomen dat door Spaarbeleg in de brochures, op het inschrijfformulier en het certificaat geen melding wordt gemaakt van dergelijke bedragen.
131. Van niet terzake deskundigen hoeft redelijkerwijs niet te worden verwacht dat zij zich afvragen bij het lezen van de algemene voorwaarden waar die overlijdensrisicopremie voor staat en waarom deze deel uitmaakt van de inleg, te meer nu op Spaarbeleg een zorgplicht en in ieder geval een informatieplicht rust om de deelnemers reeds in de brochures, inschrijfformulieren en certificaten correct en volledig te informeren over de op het inlegbedrag in te houden bedragen en om een juist eindvermogen voor te spiegelen.
III.
Overige
-25III.1
Situatie belanghebbenden
In het hiernavolgende wordt op de situatie van eiser sub 3 en eiseres sub 4 nader ingegaan.
Afgekochte Koersplan overeenkomst
132. In punt 68 tot en met punt 76 is reeds ingegaan op de overeenkomst die eiser sub 2, de heer [
], is
aangegaan met gedaagde sub 1.
Premievrij gemaakte Koersplan overeenkomst
133. In het hiernavolgende wordt ingegaan op de overeenkomst die eiser sub 3, de heer [
, is
aangegaan met gedaagde sub 1.
134. De overeenkomst van de heer [
] is premievrij gemaakt per 1 februari 2005 omdat de heer
[
] er achter is gekomen dat de overlijdensrisicopremie exorbitant hoog is en de overeenkomst nog een lange looptijd heeft. Hierbij wordt als productie kopie van deze overeenkomst overgelegd. De begeleidende brief d.d. 8 maart 1992 vermeldt op pagina 2 dat de op het certificaat onder punt 7 vermelde bedragen zijn berekend na aftrek van alle kosten en geen garantie vormen voor de definitieve einduitkering. Met ingang van 1 februari 2005 heeft de heer [
] de overeenkomst inlegvrij gemaakt.
Hierbij wordt als productie kopie overgelegd van het certificaat d.d. 3 maart 2005 waaruit voormelde blijkt.
135. De heer [
] is een Spaarbelegovereenkomst aangegaan met een looptijd van 25 jaar. Hierbij wordt
als productie kopie van het certificaat overgelegd.
Geëxpireerde Koersplan overeenkomst
136. In het hiernavolgende wordt ingegaan op de overeenkomst die eiseres sub 4, mevrouw [
],
is aangegaan met gedaagde sub 1.
137. De overeenkomst van mevrouw [
] is geëxpireerd. Hierbij wordt als productie kopie van
deze overeenkomst overgelegd. Mevrouw [
] is met ingang van 1 juni 1990 een
Spaarbelegovereenkomst aangegaan met Spaarbeleg met een looptijd tot 31 december 2002. Spaarbeleg heeft de beeindiging van deze overeenkomst bij brief van 5 januari 2003 bevestigd aan mevrouw [
III.2
]. Hierbij wordt als productie kopie van deze correspondentie overgelegd.
Rapporten Capital Consult & Coaching
138. Op 9 februari 2005 heeft de heer K.P. Breukelaar van Capital Consult & Coaching het rapport “De rendementen van Koersplan getoetst” opgesteld inzake de door Spaarbeleg in haar KoersPlan
-26brochures gebruikte rendementen over de periode 1989 tot en met 1998. Hierbij wordt als productie kopie van dit rapport overgelegd. Dit rapport is vervolgens op 9 februari 2005 per post aan mevrouw C.T.M. Penterman van Spaarbeleg toegezonden voor commentaar. Het rapport gaat gedetailleerd in op de rekenvoorbeelden in de brochures van Koersplan waarbij geen rekening is gehouden met de inhouding van overlijdensrisicopremie op de inleg. In dit rapport is op basis van een simulatiemodel nagerekend wat de werkelijke rendementen waren van KoersPlan en is gewerkt op basis van de door Spaarbeleg Kas N.V. gehanteerde rendementen en de werkelijke kosten van KoersPlan.
139. Naar aanleiding van voormeld rapport heeft er op 2 maart 2005 een gesprek plaatsgevonden. De heer Breukelaar heeft de tijdens dit gesprek gemaakte afspraken met Spaarbeleg schriftelijk bevestigd per email aan Spaarbeleg. Hierbij wordt als productie kopie van deze e-mail overgelegd. Op 12 april 2005 heeft er vervolgens weer een tweede gesprek plaatsgevonden met Aegon. In dit overleg heeft Aegon een mondelinge toelichting gegeven op de rekenmethode die door Spaarbeleg is gehanteerd voor het bepalen van de in de brochures genoemde rendementen. Daarnaast heeft Aegon een overzicht verstrekt aan de heren Breukelaar en Boosten van de door haar gehanteerde uitgangspunten. Opgemerkt dient hierbij te worden dat van dit gesprek geen gespreksverslag is opgesteld.
140. Vervolgens heeft er naar aanleiding van de door Aegon verstrekte informatie op 19 mei 2005 een derde gesprek plaatsgevonden met Aegon en met de heren Boosten en Sippel namens Stichting Koersplan de weg kwijt en de heer Breukelaar van Capital Consult &
Coaching. In dit gesprek is de
rekenmethodiek van Aegon besproken alsmede de rekenmethodiek van Capital Consult & Coaching..
141. Naar aanleiding van laatstgenoemde bespreking heeft de heer Breukelaar op 20 mei 2005 een aanvulling op het rapport opgesteld en aan gedaagde doen toekomen. Hierbij wordt als productie kopie van de aanvulling op dit rapport overgelegd.
142. Uit deze rapporten is duidelijk op te maken dat de gerealiseerde netto rendementen in de brochures 1989 tot en met 1994 te hoog zijn vermeld, er geen melding wordt gemaakt van het inhouden van een overlijdensrisicopremie op de inleg en de kosten en de netto rendementen op een misleidende manier worden weergegeven. Indien de deelnemers aan het KoersPlan beleggingsproduct bekend waren geweest bij het aangaan van de spaarbelegovereenkomst met een zeer hoge overlijdensrisicopremie, dan waren eisers geen spaarbelegovereenkomst aangegaan. De verschillen tussen de te behalen bruto beleggingsrendementen en de netto rendementen die voor de deelnemers zouden resteren zijn namelijk erg groot.
143. Een verkoopargument van Spaarbeleg om deel te nemen aan KoersPlan was het fiscale voordeel. Het rendement was belastingvrij in tegenstelling tot het rendement op een directe belegging. Onder de Wet IB 1964 waren dividendinkomsten boven een vrijstelling van ƒ 1.000 per persoon progressief belast met inkomstenbelasting. Deelnemers aan Koersplan mochten er daardoor van uit gaan, dat KoersPlan bij een gelijk bruto fondsrendement meer zou opleveren dan een directe belegging in een vergelijkbaar beleggingsfonds. Een rechtstreekse belegging met een rendement van 10%, bestaande uit 8%
-27koerswinst en 2% dividend zou voor een belegger na betaling van 50% inkomstenbelasting over het dividend een netto rendement opleveren van 9%. Door in de brochures te vermelden “uw rendement is echt netto bij Spaarbeleg” mochten deelnemers aan KoersPlan er van uit gaan, dat een bruto
fondsrendement van 10% ook netto 10% zou betekenen. Door de hoge kosten is het netto rendement echter aanzienlijk lager dan het bij een rechtstreekse belegging geweest zou zijn.
144. Opgemerkt dient hierbij te worden dat onder de Wet IB 2001 de situatie vergelijkbaar is. Van een bruto rendement van 10% resteert na vermogensrendementsheffing van 1,2% een netto rendement van 8,8%, hetgeen aanzienlijk meer is dan het netto rendement bij KoersPlan.
III.3
Correspondentie met Aegon
145. Op 20 mei 2005 heeft de Ombudsman Verzekeringen bij brief laten weten aan de deelnemers van KoersPlan dat hij na intensief overleg met de directie van Aegon een bemiddelingsresultaat heeft bereikt. Deze brief vermeldt op pagina 2 laatste alinea dat “De afspraken van Spaarbeleg/Aegon met de Stichting Spaardersbelangen en de Consumentenbond in 2000 blijven van kracht. “ Zoals hiervoor reeds aangegeven worden de individuele deelnemers niet door deze afspraken geraakt. Het bemiddelresultaat van Aegon is voor partijen niet bindend, zoals vermeld in de laatste zin van deze brief. Hierbij wordt als productie kopie van deze brief overgelegd.
146. Op gelijke datum (20 mei 2005) heeft Aegon een persbericht doen uitgaan, waarin staat vermeld dat Aegon Nederland de voorwaarden van KoersPlan verbetert en van alle andere spaarkasproducten. Volgens dit persbericht zou zijn gebleken dat in een aantal gevallen een naar verhouding groot deel van de inleg is bestemd voor de premie van de ingebouwde levensverzekering. Verder vermeldt het persbericht dat hoewel de premie is afgestemd op het risico, meent Aegon dat een productverbetering nodig is. De productverbetering zal bestaan uit het maximeren van de ingebouwde levensverzekering tot 17% van de periodieke inleg met terugwerkende kracht. Hierbij wordt als productie kopie van dit persbericht overgelegd. 147. Op 20 mei 2005 is op de website www.spaarbeleg.nl een pagina met veelgestelde vragen opgenomen over KoersPlan met als titel “Veelgestelde vragen akkoord KoersPlan.”\ Onder de eerste vraag “Waarom treft AEGON deze regeling?” staat het volgende antwoord vermeld: “Gebleken is dat in een aantal gevallen een relatief groot deel van de inleg is bestemd voor de premie van de overlijdensrisicoverzekering. Hoewel dat op zich juist is vanwege het hogere risico, meent AEGON dat hier een productverbetering op zijn plaats is.” Hierbij wordt als productie kopie van de betreffende pagina van deze website overgelegd.
148. De door Spaarbeleg voorgestelde aanpassing van KoersPlan biedt echter onvoldoende compensatie voor de door de deelnemers geleden schade. Ook na deze aanpassing door Spaarbeleg zijn de actuele
-28waarde en de daaruit voortvloeiende te verwachten eindwaarde aanzienlijk lager dan wat een deelnemer aan KoersPlan op basis van de brochures en de tot op heden behaalde bruto fondsrendementen zou mogen verwachten. Het met terugwerkende kracht maximeren van de levensverzekering tot 17% van de periodieke inleg biedt derhalve geen oplossing voor de ontstane situatie. Het voorstel is onvoldoende om de verschillen tussen de in de brochure genoemde rendementen en de werkelijk behaalde rendementen te overbruggen. Daarvoor zou de premie overlijdensrisicoverzekering op 0% van de inleg gesteld moeten worden. Bovendien heeft Spaarbeleg in de door haar verstrekte brochures nimmer gesproken over op het inlegbedrag in te houden bedragen en heeft zij netto eindvermogens voorgespiegeld - na aftrek van alle kosten - zonder met deze in te houden bedragen - waaronder de overlijdensrisicopremie - rekening te houden. Daarenboven zijn door Spaarbeleg foutieve rendementen aan de deelnemers aan KoersPlan beleggingsproduct voorgespiegeld in de door Spaarbeleg verstrekte brochures en inschrijfformulieren.
IV,
Juridische analyse
IV.1 Goede trouw / redelijkheid & billijkheid 149. Partijen dienen voor het sluiten van een overeenkomst tot elkaar te staan in een verhouding die wordt beheerst door de goede trouw en/of redelijkheid en billijkheid die doorwerkt in de contractuele verhouding. De schending van deze goede trouw en/of redelijkheid en billijkheid leidt tot een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de spaarkasovereenkomst door gedaagde c.q. wanprestatie. IV.2
Misleiding
150. Er is op grond van artikel 6:194 BW sprake van misleiding. Er is door gedaagde onrechtmatig gehandeld door het openbaar maken of laten openbaar maken van mededelingen over KoersPlan op een wijze die misleidend is.
151. Op grond van artikel 6:195 BW rust op gedaagde de bewijslast ter zake van de juistheid of volledigheid van de feiten die in de mededelingen waaronder de brochures zijn vervat of daardoor worden gesuggereerd en waarop het beweerde misleidende karakter van de mededeling berust.
152. Ervan uitgaande dat de deelnemers geen ervaring hadden met een dergelijk spaarproduct als KoersPlan kunnen zij aangemerkt worden als niet terzake deskundigen. Spaarbeleg mag in dat geval van de deelnemers verwachten dat zij in beginsel het hen beschikbaar gestelde materiaal met de nodige nauwlettendheid zullen bestuderen en zich van de inhoud daarvan rekenschap zullen geven, zoals dat van elke niet terzake deskundige, doch oplettende consument verwacht mag worden.
153. In de fase voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst dienen partijen tegenover elkaar te voldoen aan de eisen van redelijkheid en billijkheid, in welk geval voor Spaarbeleg als verzekeraar jegens de deelnemers een bijzondere zorgplicht bestaat.
-29-
154. In de brochures zelf wordt met geen woord gesproken over het in mindering brengen van kosten (overlijdensrisicopremie, administratie en beheerskosten) op de inleg en worden nettorendementen voorgespiegeld na inhouding van kosten. Over de hoogte van de kosten
wordt evenmin melding
gemaakt. Spaarbeleg heeft de deelnemer aan KoersPlan geen inzicht verschaft in het te behalen fondsrendement om het in de brochures genoemde netto eindkapitaal te bereiken.
155. Gezien hetgeen aan de deelnemers door Spaarbeleg in de precontractuele fase over de aard van de overeenkomst en de daaraan verbonden risico's wel en niet kenbaar is gemaakt, kan geconcludeerd worden dat in de gegeven omstandigheden
Spaarbeleg aan haar (zorg)verplichtingen tot het
verschaffen van inlichtingen aan de deelnemers niet naar behoren voldaan heeft en is het aan het te kort schieten van Spaarbeleg in haar informatieplicht te wijten dat de deelnemers aan KoersPlan hebben gedwaald.
156. Spaarbeleg heeft een onjuiste voorstelling van zaken gegeven met betrekking tot de overlijdensrisicopremie. Het kan de deelnemers dan ook niet worden tegengeworpen dat zij in eerste instantie geen nadere informatie aan Spaarbeleg hebben gevraagd.
157. Gedaagde diende als professioneel verzekeraar de bijzondere zorg te betrachten waartoe een verzekeraar op het terrein van spaarproduct bij uitstek deskundig te achten dienstverlener in het algemeen gehouden is. Gedaagde behoorde hierbij toe te zien op een adequate voorlichting van potentiële deelnemers aan KoersPlan. De omvang van de op gedaagde rustende zorgplicht wordt bepaald door hetgeen de eisen van de redelijkheid en billijkheid naar de aard van de contractuele en feitelijke verhoudingen tussen partijen, meebrengen. Gedaagde is uit hoofde van de op hen rustende zorgplicht gehouden adequate voorlichting aan deelnemers aan KoersPlan te geven, teneinde te voorkomen dat deelnemers aan KoersPlan bij het einde van of tijdens de overeenkomst zouden worden geconfronteerd met een aanzienlijk lager eindvermogen waarvan de omvang bij aanvang van de overeenkomst niet is beseft.
158. Gedaagde dienden erop bedacht te zijn dat tot de deelnemers personen zouden behoren die niet over voldoende belangstelling voor, en inzicht in, sparen beschikken. Deze omstandigheid noopt gedaagde erop toe te zien dat potentiële deelnemers aan KoersPlan indringend werden gewezen op de daaraan verbonden kosten. De aard van het KoersPlan product noopt hier ook toe. Gedaagde diende het door hen aangesproken publiek nadrukkelijk te wijzen op de eigenschappen van het KoersPlan product. Dit wordt niet anders doordat gedaagde in bepaalde het KoersPlan product via tussenpersonen op de markt heeft gebracht.
159. Ook de omstandigheid dat gedaagde zich ten aanzien van de voorlichting aan potentiële deelnemers deels afhankelijk heeft gemaakt van tussenpersonen brengt veelal mee dat gedaagde de door henzelf ter beschikking gestelde informatie dusdanig diende in te richten dat de voorlichting aan potentiële deelnemers juist en volledig is, en dat daarin voldoende duidelijk wordt gewezen dat op de inleg kosten
-30waaronder overlijdensrisicopremie in mindering zullen worden gebracht.
160. Eisers beschikken over de software van Spaarbeleg uit het jaar 1992 waarmee tussenpersonen offertes voor onder andere KoersPlan konden opstellen. In deze software wordt onder andere de geboortedatum van de verzekerde, het geslacht van de verzekerde en de gewenste looptijd van de spaarbelegovereenkomst gevraagd en verwerkt. In beginsel zouden al deze factoren van invloed dienen te zijn op het te verwachten eindkapitaal. De prognose eindkapitalen blijven evenwel gelijk indien voor dezelfde looptijd van de spaarbelegovereenkomst andere persoonsgegevens worden ingevuld zoals een andere leeftijd, looptijd of een ander geslacht. Hierbij wordt ter illustratie als productie kopie overgelegd van een aantal berekeningen waaruit de uitkomsten van deze software blijken.
161. De door gedaagde gedane misleidende mededeling heeft geleid tot het aangaan van de spaarkasovereenkomst hetgeen leidt tot schending van de precontractuele goede trouw, hetgeen zich kwalificeert als toerekenbare tekortkoming c.q. wanprestatie.
IV.3
Wanprestatie
162. Tot slot is er door voormeld handelen c.q. nalaten van Spaarbeleg sprake van een tekortkoming in de nakoming van de tussen eisers en Spaarbeleg aangegane spaarbelegovereenkomst terzake het KoersPlan beleggingsproduct, die aan Spaarbeleg dient te worden toegerekend. Het in mindering brengen van de overlijdensrisicopremie op het inlegbedrag van eisers vloeit immers niet uit de spaarbelegovereenkomst voort hetgeen wanprestatie aan de zijde van gedaagde oplevert en op grond hiervan is er sprake van door eisers geleden schade. De schade die hieruit voortvloeit dient op grond van artikel 6:74 BW vergoed te worden door Spaarbeleg.
IV.5
Wet financiële dienstverlening
163. Op grond van artikel 31 lid 1 van het wetsvoorstel Wet financiële dienstverlening ( wet van 12 mei 2005, houdende regels voor de financiële dienstverlening, Stb. 2005, 339) alsmede uit hetgeen blijkt uit de parlementaire
geschiedenis
dient
voorafgaande
aan
de
totstandkoming
van
een
verzekeringsovereenkomst, de financiële dienstverlener, in casu gedaagde, de voor de consument redelijkerwijze relevante informatie te verstrekken voorzover dit redelijkerwijs relevant is voor een adequate beoordeling van het product. Deze informatie dient feitelijk juist te zijn, alsmede begrijpelijk en niet misleidend. Door het gebrek aan informatie alsook voorzover er wel informatie werd verstrekt door gedaagde door de gekozen bewoordingen, mochten eisers erop vertrouwen dat zijn of haar inleg (minus de administratiekosten) volledig werd belegd door gedaagde. V.
Conclusie
164. De deelnemers hebben zich ingeschreven op basis van de brochure van Spaarbeleg over KoersPlan.
-31Vervolgens hebben de deelnemers op basis van deze brochure een inschrijfformulier ingevuld. Zowel de brochure als het inschrijfformulier vermelden geen informatie over de op de inleg in mindering te brengen kosten (overlijdensrisicopremie). Bij het aangaan van het KoersPlan beschikten de deelnemers niet over de algemene voorwaarden, nu deze pas later zijn toegezonden. In de algemene voorwaarden worden wel de begrippen inleg, spaarstorting en verzekeringspremies gedefinieerd, echter wordt hiervan niet de hoogte vermeld noch wordt vermeld dat deze bedragen in mindering zullen worden gebracht op het inlegbedrag als vermeld op de certificaten. De overlijdensrisicopremies, administratieen beheerkosten zijn in de berekeningen niet in mindering gebracht op de eindkapitalen die werden voorgespiegeld door Spaarbeleg.
165. Uit bovenstaande blijkt dat Spaarbeleg geen rekening heeft gehouden met al het bovenstaande bij de inhouding op de inleg van deelnemers over de jaren 1989 tot en met 1998 en is kennelijk een aanzienlijk percentage aan overlijdensrisicopremie op het inlegbedrag in mindering gebracht waardoor de actuele waarde aanzienlijk lager is dan wat men had mogen verwachten op basis van hetgeen is voorgespiegeld in de brochures.
166. De brochure naar aanleiding waarvan de diverse deelnemers zich hebben ingeschreven voor KoersPlan bevat misleidende en onvolledige informatie. De veronderstelling van de deelnemers was dat het volledige bedrag aan inleg ten behoeve van KoersPlan werd gebruikt. In de brochures is voorgespiegeld dat de vermelde rendementen nettorendementen zijn, na aftrek van alle kosten. Met het inhouden van – de zeer hoge percentages aan – overlijdensrisicopremies waren de deelnemers in het geheel niet bekend. In de brochures van Spaarbeleg wordt uitsluitend stilgestaan bij de hoge rendementen van KoersPlan en de uitkeringen die dan zouden volgen en is over inhoudingen op het inlegbedrag niet gesproken. Bovendien wordt voor alle deelnemers gerekend met gelijke rendementen en is geen rekening gehouden met factoren die van invloed zijn op de kosten, zoals de looptijd van de spaarbelegovereenkomst, het geslacht van de deelnemers alsmede de leeftijd van de deelnemer.
167. Bovendien wordt in de brochures vanaf 1995 uitdrukkelijk naar voren gebracht dat Spaarbeleg een betrouwbare instelling is die een berekening heeft laten uitvoeren c.q. de rendementen heeft laten controleren door accountants. In de brochures wordt niet over risico’s gesproken en worden de deelnemers uitstekende rendementen voorgespiegeld.
Bovendien wordt voor alle deelnemers
hetzelfde rendement voorgespiegeld en is er geen rekening gehouden met oudere deelnemers en langlopende overeenkomsten waarvoor een veel hogere premie overlijdensrisicoverzekering in rekening werd gebracht en waarvoor dus een aanmerkelijk lagere eindwaardeprognose zou moeten gelden.
168. Uit de ter hand gestelde stukken blijkt dat Spaarbeleg niet zorgvuldig heeft gehandeld door geen duidelijke informatie over eventuele risico’s te vermelden in de brochures. Zo heeft Spaarbeleg nagelaten de overlijdensrisicopremie althans de hoogte daarvan te vermelden in de bevestiging van de inschrijving aan de deelnemers.
-32169. Op grond van het niet in acht nemen van de zorgplicht door middel van het verstrekken van misleidende informatie in de brochures over KoersPlan kan Spaarbeleg op grond van artikel 162 juncto artikel 194 boek 6 BW aansprakelijk worden gehouden voor de schade die hieruit voortvloeit voor de deelnemers. Indien Spaarbeleg in haar brochures over KoersPlan immers correcte en volledige informatie had verstrekt over de rendementen en de inleg waren de deelnemers wellicht geen overeenkomst met Spaarbeleg aangegaan.
170. Het op 20 mei jl. door Aegon gedane voorstel met betrekking tot het KoersPlan product is echter niet voldoende om het verschil tussen de voorgespiegelde rendementen en hetgeen wordt uitgekeerd conform voormeld voorstel te overbruggen. De deelnemers lijden hierdoor nog steeds aanzienlijke schade. Overigens wordt indirect met het aanpassen van het KoersPlan product in de brief van 20 mei jl. alsmede met het vermelden van informatie over het KoersPlan product op internet aangegeven dat er kennelijk iets schort aan het KoersPlan product.
171. Door voormeld onzorgvuldig handelen c.q. nalaten van Spaarbeleg is er sprake van een tekortkoming in de nakoming van de tussen eisers en Spaarbeleg aangegane spaarbelegovereenkomst, die aan Spaarbeleg dient te worden toegerekend.
172. In de brochures die in de jaren 1989 tot en met 1994 zijn gebruikt door Spaarbeleg is steeds een tabel opgenomen met daarin vermeld “de gerealiseerde netto rendementen over de afgelopen spaarperiodes van 15 jaar”. Op basis van de rekenkundige uitgangspunten die Aegon op 12 april 2005 heeft overhandigd aan
Capital Consult & Coaching zijn deze rendementen gecontroleerd. Hierbij wordt als productie kopie van deze rekenkundige uitgangspunten overgelegd. Hieruit blijkt dat de betreffende rendementen (voor de afloopjaren 1983 tot en met 1988) steeds tussen de 1,45% en 1,75% per jaar te hoog zijn opgenomen. Aegon heeft als verklaring gegeven dat deze verschillen worden veroorzaakt door het in de berekeningen gebruiken van een looptijd die een half jaar langer is om het eindkapitaal te berekenen. Vervolgens wordt op basis van het eindkapitaal en de werkelijke looptijd een rendement berekend. Controle van deze verklaring voor de rendementsverschillen levert echter nog steeds niet de uitkomsten zoals die in de brochures vermeld staan. Aegon heeft tot op heden geen berekeningen overlegd die een overtuigende onderbouwing opleveren voor de in de brochures gepresenteerde “gerealiseerde netto rendementen”’.
173. De door Aegon gebruikte beleggingsrendementen over de periode begin 1970 tot en met eind 1997 laten een opmerkelijk verschil zien ten opzichte van de MSCI Wereldindex (de toonaangevende maatstaf voor het toetsen van rendementen van internationale aandelenportefeuilles) in euro over dezelfde periode. Over deze periode leidde het door Aegon gevoerde beleggingsbeleid cumulatief tot een 56% hoger eindresultaat dan het rendement van de MSCI Wereld Index. Het door Aegon opgegeven rendement kwam over deze periode van 28 jaar uit op 11,55% terwijl de MSCI World Index een rendement opleverde van 9,78% per jaar. De door Aegon gepresenteerde rendementen zijn onvoldoende representatief om te vermelden in de brochures van Spaarbeleg.
-33174. Aegon heeft in de brochures die van 1989 tot en met 1994 werden gebruikt een tabel met gerealiseerde rendementen van afgelopen welvaartskassen vermeld. Hierbij is telkenmale als uitgangspunt een looptijd van 15 jaar voor de spaarbelegovereenkomst gehanteerd. In de tabel zijn voor de jaren 1990 en 1991 de resultaten opgenomen van een zevental lopende of reeds afgelopen welvaartskassen. Het te hanteren rendement is daarbij bepaald door een gewogen gemiddelde te nemen van de rendementen, gewogen naar rato van het ingelegde vermogen. Uit de gegevens van Aegon blijkt dat de welvaartskassen met een looptijd van 15 jaar structureel een lager rendement maakten dan de welvaartskassen met een looptijd van 20 jaar. Aangezien het in de brochures steeds ging om voorbeelden op basis van een looptijd van 15 jaar werd hierdoor een te hoog rendement voorgespiegeld door gedaagde. Gedaagde had bovendien geen rendementen van welvaartskassen met een looptijd van 20 jaar mogen gebruiken voor het onderbouwen van rendementen over een periode van 15 jaar omdat de rendementen van 20-jarige welvaartskassen structureel hoger zijn dan de rendementen
van
15-jarige
welvaartskassen.
In het hiernavolgende staan de uitkomsten op basis van de door Aegon op 12 april 2005 ter beschikking gestelde rendementsgegevens van de welvaartskassen die zijn gebruikt ter onderbouwing van de rendementen vermeld.
Spaarkas Rendement Waarneming Start per Looptijd Verschil nummer opgegeven per verstreken 15 vs. 20 75,15 13,74% 1990 1975 15 75,20 15,55% 1990 1975 15 1,81% 76,15 12,91% 1990 1976 14 76,20 15,10% 1990 1976 14 2,19% 77,15 13,06% 1990 1977 13 77,20 22,05% 1990 1977 13 8,99% 76,15 13,50% 1991 1976 15 76,20 15,41% 1991 1976 15 1,91% 77,15 13,75% 1991 1977 14 77,20 17,00% 1991 1977 14 3,25%
175. Voor dezelfde tabellen is voor de afloopjaren 1992 en 1993 gewerkt met een rekenkundig gemiddeld rendement in plaats van een meetkundig gemiddeld rendement om een historisch gemiddelde te bepalen van de in het verleden behaalde rendementen. In de financiële wereld was het in deze jaren algemeen bekend dat de enig juiste weergave het meetkundige rendement was. Door het hanteren van de onjuiste rekenkundige gemiddelden, zijn de opgegeven rendementen ruim 1% hoger dan wat men op basis van de meetkundige methode had mogen presenteren. Op basis van de berekende gemiddelde rendementen wordt, na aftrek van kosten, een eindkapitaal berekend. Aan de hand van dit eindkapitaal wordt vervolgens wel weer op basis van de meetkundige methode een rendement berekend. Dit toont aan dat Spaarbeleg op dat moment op de hoogte was van de meetkundige methode.
176. De door Aegon in de brochures tot en met 1994 gepresenteerde rendementen zijn niet voorzien van
-34een accountantsverklaring. De gebruikte interne rendementen zijn evenmin voorzien van een accountantsverklaring.
177. Oudere deelnemers aan KoersPlan hebben exact dezelfde prognose van eindkapitalen gekregen van Spaarbeleg als jongere deelnemers aan KoersPlan terwijl de oudere deelnemers op basis van de hogere premies overlijdensrisicoverzekering een aanmerkelijk lager eindkapitaal konden verwachten uitgaande van één zelfde looptijd en inleg.
Schikkingen
178. Inmiddels zijn een viertal schikkingen getroffen met (ex)deelnemers aan KoersPlan. In het artikel van vrijdag 17 juni jl. in de Volkskrant staat vermeld dat er geen sprake is van precedentwerking. Kennelijk is Aegon toch van mening dat de KoersPlan producten niet correct zijn uitgevoerd, anders was zij de gedupeerde deelnemers niet tegemoet gekomen. Bovendien heeft Aegon het er kennelijk niet op aan durven laten komen om de Raad van Toezicht Verzekeringswezen een uitspraak over de klacht te laten doen. Hierbij wordt als productie kopie van dit krantenartikel overgelegd.
179. Aegon is in ieder geval niet gerechtigd geweest om op de inlegbedragen van de deelnemers aan KoersPlan kosten in mindering te brengen buiten medeweten van de deelnemers om.
Bewijsmiddelen die de stelling van eisers staven:
180. Voor zover op eisers enige bewijslast zou rusten, bieden zij aan hun stellingen te bewijzen door alle middelen rechtens waaronder de in deze dagvaarding genoemde producties en door het doen horen van getuigen waaronder:
- de heer K. Breukelaar – die nader in kan gaan op de foutieve berekeningen in ondermeer de brochures van Spaarbeleg, waaronder onder meer doch uitdrukkelijk daartoe niet beperkt het in mindering brengen van overlijdensrisicopremie op het inlegbedrag van deelnemers aan KoersPlan - de heer [
] die in zijn hoedanigheid van ex-tussenpersoon van Spaarbeleg voor het KoersPlan
beleggingsproduct nader in kan gaan op de misleidende brochures, inschrijfformulieren en certificaten zoals verstrekt door Spaarbeleg - [partij getuige(n)] – die het ten onrechte in rekening brengen van overlijdensrisicopremie alsmede de misleidende brochures, inschrijfformulieren en certificaten door Spaarbeleg kunnen toelichten
Buitengerechtelijke kosten
Eisers maken aanspraak op buitengerechtelijke kosten op grond van artikel 6:96 BW. De buitengerechtelijke kosten bedragen tot en met de datum van dagvaarden € [ ] te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente. Hierbij wordt als productie een urenspecificatie overgelegd.
-35-
MITSDIEN
Het de Rechtbank te Utrecht behage bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat gedaagde sub 1 heeft verzuimd correcte uitvoering te hebben gegeven en geven aan de met eiser sub 2, sub 3 en eiseres sub 4 gesloten spaarbelegovereenkomsten terzake het KoersPlan beleggingsproduct alsmede met de belanghebbenden die zich hebben verenigd in eiser sub 1, waarbij gedaagde zonder dat hiervoor een contractuele grondslag bestaat ten onrechte overlijdensrisicopremie in mindering heeft gebracht op de inlegbedragen van eisers voor het KoersPlan beleggingsproduct van gedaagde, waardoor eisers schade lijden; 2. te verklaren voor recht dat gedaagde sub 1 in de verstrekte brochures, inschrijfformulieren, certificaten, algemene voorwaarden alsmede in alle overige verstrekte informatie in de periode 1989 tot en met 1994 misleidende c.q. foutieve berekeningen hebben opgenomen en in de periode na 1995 misleidende berekeningen hebben opgenomen terzake de (eind)rendementen te behalen bij de spaarbelegovereenkomst terzake het KoersPlan beleggingsproduct van gedaagde; 3. gedaagde sub 1 te veroordelen binnen een week na betekening van dit vonnis de spaarbelegovereenkomst terzake het KoersPlan beleggingsproduct met terugwerkende kracht tot datum aanvang spaarbelegovereenkomst te ontbinden, waarbij gedaagde sub 1 de inlegbedragen van
eisers
vanaf
datum
aanvang
spaarbelegovereenkomst
tot
datum
ontbinding
spaarbelegovereenkomst vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de algehele dag der voldoening aan eisers dient te restitueren; 4. subsidiair: gedaagde sub 1 te veroordelen binnen één week na betekening van dit vonnis de situatie van de spaarbelegovereenkomst terzake het KoersPlan beleggingsproduct met terugwerkende kracht – vanaf aanvang spaarbelegovereenkomst tot en met einde spaarbelegovereenkomst – te herberekenen voor de belanghebbenden waarvan de belangen worden behartigd door eiser sub 1 alsmede voor eiser sub 2, 3 en eiseres sub 4 om de door hen geleden schade vast te stellen, waarbij de volgende uitgangspunten in acht dienen te worden genomen: waarbij gedaagde sub 1 veroordeeld dient te worden het uit de herberekening voortkomende verschil binnen één week na betekening van dit vonnis uit te keren aan de belanghebbenden waarvan de belangen worden behartigd door eiser sub 1 alsmede voor eiser sub 2, 3 en eiseres sub 4 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening, althans gedaagde sub 1 te veroordelen binnen één week na betekening van dit vonnis het uit de herberekening voortkomende verschil toe te voegen aan het huidige saldo van de spaarbelegovereenkomst van de belanghebbenden waarvan de belangen worden behartigd door eiser sub 1 alsmede voor eiser sub 2, 3 en eiseres sub 4, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening; onder veroordeling van gedaagde sub 1 om ten bewijze van de juiste naleving van de spaarbelegovereenkomsten aan elk van eiser sub 2, 3 en eiseres sub 4 een door een
-36onafhankelijk van gedaagde sub 1 staande accountant ondertekende verklaring af te geven waaruit blijkt dat de spaarbelegovereenkomsten terzake het beleggingsproduct KoersPlan met terugwerkende kracht door gedaagde op juiste wijze is herberekend en wordt nagekomen; 5. gedaagde te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting tot voldoening aan eisers van de buitengerechtelijke kosten, zijnde € [
] vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag
van dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening, des de één betalende de andere zullen zijn bevrijd; 6. gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure, des de één betalende de andere zullen zijn bevrijd, een salaris voor de gemachtigde van eisers daaronder begrepen.
De kosten deze zijn € [
]
Deurwaarder
Deze zaak wordt behandeld door Prof. Dr. E. Lutjens en mevrouw mr. A.M.C. Verweij, Van Mens & Wisselink, Postbus 2911, 1000 CX Amsterdam, telefoon 020-3016633, fax 020-3016622, dossiernummer: 301513