Programma 1. “DANZA” uit “LA VIDA BREVE” – MANUEL DE FALLA (1876-1946) Het fijne dansstukje “DANZA” komt uit LA VIDA BREVE, een opera uit 1913, een van de bekendste werken van De Falla. Hij was enorm geïnteresseerd in flamenco muziek. Zijn leermeesters waren o.a. Maurice ravel, Paul Dukas en Claude Debussy.
2. “ESCENA” uit “EL AMOR BRUJO” (heksenliefde) – MANUEL DE FALLA (1876-1946) In 1914 gaf Pastora Imperis, de bekende flamencodanser de opdracht tot het schrijven van dit gipsystuk. Origineel werd het stuk geschreven voor stem en kamerorkest. Later werd het een symfonische suite met mezzo sopraan, en nog later (1924) een balletpantomime in 1 akte, de meest bekende versie. Later kwam er ook nog een pianoversie. Het zijn scènes uit het zigeunerleven in Andalucia, waarin de zigeunervrouw Lucia de hoofdrol speelt en danst voor de geest van haar overleden man.
3. “DANS” uit “CARMEN SUITE” (naar Carmen van Georges Bizet) – RODION SHCHEDRIN (1932) De Russische componist Rodion Shchedrin werd in Moskou geboren op 16 december 1932. Hij is gehuwd met de legendarische prima ballerina van het Bolchoi Theater Maya Plisetskaya. Zij wilde een nieuw arrangement van Bizet’s Carmen en vroeg aan choreograaf Alberto Alonso van het Nationaal Ballet van Cuba tijdens voorstellingen in Moskou in 1966 om dit voor haar te maken. Alonso was zeer enthousiast, maar beroemde componisten als Dmitri Shostakovich en Aram Khatchaturian weigerden om een nieuwe versie te componeren. Zij vonden dat ze het maar moest vragen aan haar eigen man, die minstens evenveel talent had als zijzelf. Het hele werk, een ballet in één akte, gebaseerd op de opera CARMEN, ontstond in 1967, met de oorspronkelijke choreografie van Alonso. Het ballet werd echter herhaaldelijk door de toenmalige Russische minister van cultuur verboden. Pas na veel aandringen en zware discussies met de cultuurminister mocht het stuk uiteindelijk opgevoerd worden.
1
Shchedrin schreef een prachtige versie met heel veel percussie, en bracht subtiele veranderingen aan in ritme, melodie en harmonie, vol van verrassingen voor de luisteraar die de muziek van Bizet goed kent. Carmen speelt zich af in Sevilla rond 1820. Olivia Geerolf was meteen weg van de “nieuwe” partituur vol fijne nieuwe details en koos er vier deeltjes uit. Het eerste deeltje is “DANCE”. Straks volgen “SECOND INTERMEZZO” (5), “SCENE” (6) en de “BOLERO” (12).
4. “RECUERDOS DE LA ALHAMBRA” – FRANSISCO TARREGA (1852-1909) gitaarintermezzo ALEXANDER MAKAY We horen een tremolo-studie die Tarrega schreef ter evocatie en glorie van het wonderlijke ALHAMBRA, het Moorse paleis in Granada.
5. “SECOND INTERMEZZO” uit “CARMEN SUITE” (naar carmen van Georges Bizet) – RODION SHCHEDRIN (1932) (zie tekst 3)
6. “SCENE” uit “CARMEN SUITE” (naar Carmen van Georges Bizet) – RODION SHCHEDRIN (1932) (zie tekst 3)
7. “ANONYMUS” – 1. Gitaar A. Makay – 2. Dans Een mooi voorbeeld van 19de eeuwse salonmuziek in A.B.A.-vorm met twee identieke hoekdelen in mineur en een majeur middendeel. Werd bekend onder verschillende namen zoals “STUDIE IN MI”, “SPAANSE ROMANCE” en “ROMANCE D’AMOUR”. Verschillende componisten claimden het auteurschap, maar de naam “ ANONYMUS” werd behouden omwille van de onzekerheid over de naam van de echte componist. Uiteindelijk werd deze melodie wereldbekend door de film “JEUX INTERDITS” uit 1952.
2
8. “ASTURIAS” – ISAAC ALBENIZ (1860-1909) gitaarintermezzo ALEXANDER MAKAY Gitaarvirtuoos Alexander Makay speelt hier een stuk uit de trilogie “CHANTS D’ESPAGNE” van Albeniz, oorspronkelijk geschreven voor piano. Het erg uitgesproken Spaanse karakter van dit prachtige stukje maakt de gitaar tot het meest geliefde instrument voor de vertolking ervan. Alexander Makay maakte er een speciaal arrangement op.
9. “HABLE CON ELLA” uit de gelijknamige film – ALBERTO IGLESIAS (1955) Olivia Geerolf haalde deze prachtige melodie uit de film van Pedro Almodovar uit 2002. Het gaat over de communicatie tussen de twee seksen, eenzaamheid en intimiteit, geheimen, ontrouw en liefde. Twee mannen worden verliefd op twee verschillende vrouwen, die echter beiden in dezelfde situatie terecht komen, ze liggen beiden in coma. Een aangrijpende innemende melodie van Iglesias, uiterst geschikt voor choreografische interpretatie.
10. “UN DIA DE NOVIEMBRE” (arr) – LEO BROUWER (1939) gitaarintermezzo ALEXANDER MAKAY UN DIA DE NOVIEMBRE (1968) is een vroeg werk van de Cubaanse componist-gitarist Leo Brouwer (1939). Het spreekt voor zich en pretendeert niets meer dan een ingetogen reflectie bij de van nostalgie doordrongen herfsttijd.
11. “DANZA RITUAL DEL FUEGO” uit “EL SOMBRERO DE TRES PICOS” – MANUEL DE FALLA (1876-1946) Het stukje is gebaseerd op een novelle van Pedro Antonio De Alarcon, naar “EL CORREGIDOR Y LA MOLINERA”. Het is de rituele vuurdans uit dit meesterwerk van De Falla, die drie grote balletten schreef: de “OPERA LA VIDA BREVE” (1913), “EL AMOR BRUJO, ESCENAS GITANAS DE ANDALUCIA” (1915) en “EL SOMBRERO DE TRES PICOS” (1919) waaruit dit stuk komt.
12. “BOLERO” uit “CARMEN SUITE” (naar Carmen van Georges Bizet) – RODION SHCHEDRIN (1932) (zie tekst 3) 3
13. “POR PACO” – ALEXANDER MAKAY (1979) gitaarintermezzo ALEXANDER MAKAY Paco De Lucia stierf in februari 2014. De “BULERIAS POR PACO”, geschreven door Alexander Makay, is een ode aan de grootmeester van de flamencogitaar.
14. “HABANERA” uit filmuziek “BENVENUTA”– FREDERIC DEVREESE (1929) Choreografe Olivia Geerolf schreef een aantal jaren geleden reeds een choreografie op deze volledige partituur en gaf ze toen de naam “DREAMS”. De première vond in maart 1994 plaats in de Brugse Stadsschouwburg en werd bijgewoond door de componist. Nu dus alleen de “HABANERA” hieruit, een muziekstijl en dans ontstaan in Havana rond 1830. Heel wat bekende HABANERAS (EL ARREGLITO) werden gecomponeerd door de Spanjaard Sebastian Yradier. Ook Georges Bizet gebruikte de HABANERA in zijn opera CARMEN. De prachtige sensuele melodie die Frederic Devreese neerschreef mag als één van zijn mooiste aanzien worden en mocht in dit Spaans getinte programma zeker niet ontbreken.
15. “TANGO EN SKAI” – ROLAND DYENS (1955) gitaarintermezzo ALEXANDER MAKAY TANGO en SKAI is de meest bekende compositie van de Franse gitarist-componist Roland Dyens. Een prachtig en virtuoos werkje met opzwepend ritme en zwoel karakter.
16. “BOLERO” – MAURICE RAVEL (1875-1937) Maurice Ravel had een voorliefde voor Spanje. Zijn andere bekende werken, RHAPSODIE ESPAGNOLE en L’HEURE ESPAGNOLE, zijn daar bewijzen van. Dat hij erg aangetrokken was door dans is ook duidelijk door zijn ballet DAPHNIS EN CHLOE, dat hij schreef in opdracht van de Ballets Russes van Sergey Diaghilev. Olivia Geerolf maakte 20 jaar geleden al een choreografie op zijn “BOLERO”, maar vandaag zien we een volledig herwerkte en vernieuwde versie.
4
Ravel schreef dit ballet in 1928 in opdracht van de beroemde danseres Ida Rubinstein. Zij was een Russische ballerina en choreografe, Oekraïnse van geboorte, en studeerde in Sint-Petersburg bij Michael Fokine. Ze werd daarna lid van de Ballets Russes van Sergey Diaghilev en stichtte later haar eigen gezelschap, het “BALLET IDA RUBINSTEIN”. De Spaanse “BOLERO” in driekwartsmaat (in tegenstelling met de Cubaanse Bolero in tweekwartsmaat) ontstond uit de CONTRADANZA en de SIVILIANA (een muzikale volksdans uit Andalucia, verwant met de Flamenco) en werd gedanst door één danser of een paar. De partituur: De voortdurend herhaalde melodie bestaat uit een soort vraag en antwoord, telkens gebracht door een ander instrument met een ander timbre en kleur. We horen een haast onmogelijk lang CRESCENDO dat eindigt in een enorm krachtige climax. De climax is ondersteund door een aanhoudende ritmische formule die mee bepalend is voor het enorm opzwepend karakter van dit prachtige stuk. De choreografie: Olivia Geerolf interpreteerde en transponeerde de partituur naar een soort “orkest-danskleurenstudie”. De dansers zitten eerst in hun “eigen” persoonlijke houding stil op een stoel. Tijdens de steeds weerkerende ritmische overgang tussen de melodieën veranderen zij van houding. Ze komen elk om beurt op de voorgrond wanneer “hun” eigen solo instrument aan zet is. De dansers interpreteren het typische timbre en kleur van hun solo instrument en vervoegen achteraf weer de ritme sectie, het steeds aanwezige pizzicato ritme, dat begon met één danser, steeds aanzwellend, exact de partituur volgend, steeds krachtiger. Naar het einde toe komt er een unisono gevoel via de armbewegingen, eindigend in een fantastische vurige climax !
5