A.
Programma Watersystemen en waterketen
1. Baggeren
Exp-anders
Scenario: Baggercyclus verlengen van T=15 jaar tot T=20 of 25 jaar
Beleid: Het doel van het baggerprogramma van WSRL is tweeledig: 1. het garanderen van de aan- en afvoer van water in het stelsel van hoofdwatergangen; 2. het voldoen aan de waterkwaliteitsnormen. In 2005 heeft het Algemeen Bestuur ingestemd met een baggercyclus van 15 jaar voor het gehele beheergebied, met uitzondering van Alm en Biesbosch. Daar geldt een baggercyclus van 12 jaar. De voor het watersysteem meest geschikte cyclus (12 jaar in Gelders gebied, 6-10 jaar in ZuidHollands/Utrechts gebied en 9 jaar in Brabants gebied) is toen niet gekozen vanwege de daarvoor benodigde financiële middelen. Verder zijn de baggerwerkzaamheden in de KRW-waterlichamen aangemerkt als (resultaat-)verplichte KRW-maatregelen.
De risico’s bij het verlengen van de baggercyclus van 15 jaar naar 20 of 25 jaar zijn de volgende: 1. Onvoldoende hydraulische capaciteit in de watergangen leidt er toe dat de aan- en afvoer van water niet is gegarandeerd. Dit kan leiden tot wateroverlast en of schade(claims); 2. Waarschijnlijk worden de waterkwaliteitsdoelen die zijn gesteld door KRW niet gehaald. Dit scenario kan dan ook niet zonder meer in zijn geheel worden uitgevoerd, maar het waterschap zal daarover in overleg moeten treden met de toezichthouder of het Rijk. Mogelijk kan dit scenario wel gedeeltelijk worden uitgevoerd, namelijk voor zover de KRW-doelen daardoor niet direct worden geraakt. De planmatige aanpak van de baggerwerkzaamheden komt onder druk doordat er meer op knelpunten zal worden gestuurd (‘piepsysteem’). Dit leidt weer tot hogere kosten
Financiële effecten Het verlengen van de baggercyclus naar respectievelijk 20 en 25 jaar leidt tot een jaarlijkse besparing op de exploitatiebegroting van respectievelijk € 500.000 en € 1.000.000. In de berekening is rekening gehouden met aanvullende kosten in verband met de extra aanwas van baggerspecie in de verlengde periode en met een hoger budget ten behoeve van het oplossen van knelpunten. Standpunten: • Cie. Watersysteem: cyclus handhaven; gedifferentieerd in het gebied toepassen. • Cie. Middelen: cyclus van 20 jaar uitwerken Voorstel: Huidige werkwijze handhaven: gedifferentieerd toepassen vindt thans reeds plaats. Besluit CDH 23 maart 2010/6 april 2010: Overnemen, Het beleid wordt gehandhaafd. Na de eerste complete baggercyclus wordt heroverwogen hoe de nieuwe baggercyclus er uit komt te zien.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke vertaling: Dit heeft geen financiële gevolgen.
89
A.
Programma Watersystemen en waterketen
2. Renovatie / Nieuwbouw en automatisering van gemalen en stuwen
Inv-temp
Scenario: 50% van investeringen periode 2010-2015 doorschuiven naar 2016 e.v
Beleid: De gemalen en stuwen van Waterschap Rivierenland worden volgens een meerjarenplan gerenoveerd. Uitgangspunt is dat de gemalen die niet voldoen aan de huidige technische of beleidsmatige normering, worden gerenoveerd. Stuwen worden aangepakt als het onderhoudsniveau niet meer voldoet. Een ander criterium voor renovatie of nieuwbouw is automatisering. Risico’s: Indien renovatie en nieuwbouw worden uitgesteld, neemt de gemiddelde leeftijd van onze technische installaties toe. Hierdoor neemt het risico op storingen en uitval toe. Een afgeleid risico is de wateroverlast die hierdoor kan ontstaan. Daarnaast zullen de onderhoudskosten stijgen. Tenslotte betekent het niet uitvoeren van het renovatie- en nieuwbouwprogramma van gemalen dat de NBW-doelstellingen niet worden gehaald. Aangezien de NBW-doelstellingen inmiddels zijn verankerd in wet- en regelgeving, kan dit scenario alleen (geheel) worden uitgevoerd, indien daarover in overleg wordt getreden met de betrokken toezichthouder/wetgever.
Financiële effecten De helft van het investeringsramingen in renovatie/nieuwbouw en automatisering van gemalen en stuwen wordt doorgeschoven naar 2016 en volgende jaren (in totaal € 9,1 miljoen aan projecten). Hierdoor ontstaat een oplopend voordeel op de kapitaallasten (rente en afschrijving) van € 30.000 in 2010 tot € 622.000 in 2015. De kosten voor curatief onderhoud zullen als gevolg van het uitstellen van investeringen oplopen van € 50.000 in 2011 tot € 250.000 in 2015. Per saldo bedraagt het voordeel in exploitatielast € 372.000 in 2015.
Standpunten/voorstel: Huidige werkwijze handhaven.
Besluit CDH 23 maart 2010/6 april 2010: overnemen
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: De huidige werkwijze blijft gehandhaafd. Ervaring leert echter dat de investeringsplanning achterblijft onder andere door externe oorzaken als grondverwerving en noodzakelijke procedures. Om deze reden wordt voorgesteld om het investeringsvolume in planperiode te temporiseren en te verlagen met € 4 miljoen. De besparing op de kapitaallasten (2015) bedraagt € 235.000.
90
A.
Programma Watersystemen en waterketen
3. Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
Inv-temp
Scenario: De doelstelling om de wateropgave op orde te hebben in 2015 uitstellen tot 2021, ofwel 50% investeringen periode 2010-2015 doorgeschoven naar 2016 e.v.
Beleid: Maatregelen aan het watersysteem zijn nodig omdat in de toekomst naar verwachting steeds meer regen zal vallen. Ons watersysteem is hier nu nog niet op berekend. Het doel van NBW is dat het watersysteem in het landelijke gebied in 2015 wel voldoet aan de basisnormen voor wateroverlast. Het NBW is een bestuursakkoord dat is afgesloten tussen rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Inmiddels is het NBW verankerd in wet- en regelgeving. Risico’s: • De basisnormen, en de bijbehorende termijn van 2015, zijn wettelijk vastgelegd (in de waterwet en in provinciale verordeningen). Indien WSRL de NBW-maatregelen uitstelt tot 2021 voldoet WSRL niet aan deze regelgeving. Het waterschap dient daarom bij de keuze voor dit scenario in overleg te treden met de wetgever/toezichthouder. • Het maakt WSRL kwetsbaar voor schadeclaims. Verder zal uitstel de nodige imagoschade (richting NBW partners) met zich meebrengen, omdat het waterschap uitdrukkelijk een verantwoordelijkheid heeft om de NBW-normen te halen.
Financiële effecten . De helft van de investeringsramingen in NWB maatregelen wordt doorgeschoven naar 2015 en volgende jaren (in totaal € 10,3 miljoen aan projecten). Hierdoor ontstaat een oplopend voordeel op de kapitaallasten (rente en afschrijving) van € 15.000 in 2010 tot € 800.000 in 2015. Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: • Actie in richting van wetgever oppakken (provincies) • Zonder aanpassing regels geen temporisering. Voorstel: Meenemen in het eerstvolgende provinciaal overleg. Zo nodig ook per brief het standpunt toelichten. Besluit CDH 23 maart 2010/6 april 2010: •
te investeren bedrag lager ramen en achteraf de feitelijke situatie bekijken, geen brief sturen;
•
temporiseren en -/- 25% jaarlijks monitoren. Opnemen in bestuursrapportage; financieel gezien -/- 25%.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: Het investeringsvolume is verlaagd met bijna € 5 miljoen in de planperiode. De besparing op de kapitaallasten (2015) bedraagt € 360.000.
91
A.
Programma Watersystemen en waterketen
4. Kaderrichtlijn Water (KRW)
Inv-temp
Scenario: Zie baggeren (scenario 1) en zie NBW ofwel 50% investeringen periode 2010-2015 doorgeschoven naar 2016 e.v. (scenario 3) en zie centralisatie rioolwaterzuiveringsinstallaties Alm en Biesbosch (scenario 9).
Beleid: De KRW geeft aan dat het oppervlaktewater in 2015 een goede ecologische en chemische toestand moet hebben. Voor het bereiken van deze doelen geldt in principe een resultaatsverplichting voor 2015. De goede ecologische toestand moet in 2015 gerealiseerd zijn, maar de KRW biedt wel -indien goed onderbouwd- de mogelijkheid deze termijn uit te stellen tot maximaal 2027. Deze mogelijkheid tot uitstel zit al verwerkt in het beleid (WBP, begroting 2010-2014). In de periode 2010 tot 2015 hebben de geplande KRW maatregelen een grote mate van overlap met de NBW-maatregelen, de baggerwerkzaamheden en de centralisatie van de rioolwaterzuiveringsinstallaties in Alm en Biesbosch. Dit is een bewuste beleidskeuze om de kosten te drukken. Risico’s: Zoals gezegd vertonen de KRW-maatregelen een grote mate van overlap met de NBW-maatregelen en de baggerwerkzaamheden. Indien de NBW-maatregelen of de baggerwerkzaamheden worden uitgesteld, ontstaat het risico dat de waterkwaliteitsdoelen die zijn gesteld door KRW, niet worden gehaald. Dit kan mogelijk leiden tot sancties uit Europa. Daarnaast moet worden bedacht dat de KRW wettelijk is vastgelegd in de Implementatiewet KRW (en werkt daarmee door in de Waterwet en de Wet milieubeheer). Overigens zijn de KRW-maatregelen van Waterschap Rivierenland al opgenomen in het KRWStroomgebiedbeheerplan ‘Rijn-Delta’. Deze planvorm is al in de inspraak geweest en gaat in haar huidige vorm naar Europa. Indien het waterschap besluit tot uitstel van KRW-maatregelen, ontstaat een discrepantie tussen het Waterbeheerplan en het Stroomgebiedbeheerplan Rijn-Delta. Het niet uitvoeren het Stroomgebiedbeheerplan ‘Rijn-Delta’ kan leiden tot sancties tegen Nederland. Het bovenstaande betekent dat Waterschap Rivierenland niet eenzijdig kan besluiten tot het niet uitvoeren van de KRW-maatregelen. Financiële effecten . In dit scenario zijn alleen de aanvullende KRW maatregelen opgenomen, dus niet de NBW maatregelen en het baggerwerk. Het betreft dus alleen de KRW maatregelen ‘sec’. De helft van de investeringsramingen in deze maatregelen wordt doorgeschoven naar 2016 en volgende jaren (in totaal € 2,0 miljoen aan projecten). Hierdoor ontstaat een oplopend voordeel op de kapitaallasten (rente en afschrijving) van € 8.000 in 2010 tot € 320.000 in 2015.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Watersysteem: Niet temporiseren • Cie. Middelen: Temporiseren wel bekijken; binnen wettelijk kader. Voorstel: Huidige werkwijze handhaven; planning van WBP/Meerjarenraming handhaven. Besluit CDH 23 maart 2010/6 april 2010: overnemen
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: De huidige werkwijze blijft gehandhaafd. Ervaring leert echter dat de investeringsplanning achterblijft onder andere door externe oorzaken als grondverwerving en noodzakelijke procedures. Om deze reden wordt voorgesteld om het investeringsvolume in planperiode te temporiseren en te verlagen met € 1,4 miljoen. De besparing op de kapitaallasten (2015) bedraagt € 140.000.
92
A.
Programma Watersystemen en waterketen
5. Uitvoeren van stedelijke waterplannen (1e generatie)
Inv-temp
Scenario: Het wettelijke deel van de resterende 1e generatie stedelijke waterplannen waarvoor nog geen krediet is verleend, uitstellen van 2015 naar 2021 ofwel 50% van deze investeringen 20102015 doorschuiven naar 2016 e.v.
Beleid: Vrijwel alle gemeenten in het beheersgebied van Waterschap Rivierenland hebben een stedelijk waterplan. In de komende periode worden de maatregelen uit die waterplannen (gezamenlijk) ten uitvoer gebracht. Onderdeel van die maatregelen is het op orde brengen van de waterbergingsopgave in stedelijk gebied voor 2015. Volgens NBW moet de wateropgave in 2015 worden gerealiseerd indien e er sprake is van een urgente wateropgave. Anders is uitstel tot 2027 mogelijk. Verder worden in de 1 generatie stedelijke waterplannen de nodige kwaliteitsmaatregelen genomen, waarvan sommige betrekking hebben op KRW. Risico’s: Indien het onderdeel NBW uit de gemeentelijk waterplannen worden uitgesteld van 2015 tot 2021 ontstaan de volgende risico’s. 1. Zeker in de zogeheten urgente gebieden is nu al sprake van wateroverlast bij extreme neerslag. Uitstel kan dan leiden tot schade en claims. 2. Indien Waterschap Rivierenland de NBW-maatregelen in urgente gebieden uitstelt tot 2021 voldoet het waterschap niet aan de relevante wet- en regelgeving (waterwet en provinciale verordeningen). Hiertoe is het nodig in overleg te treden met de wetgever/toezichthouder. 3. We komen als waterschap onze afspraken jegens gemeenten niet na. Vrijwel alle waterplannen zijn immers al bestuurlijk vastgesteld. 4. Maatregelen die betrekking hebben op KRW in stedelijk gebied komen we niet na. Dit is niet mogelijk door een eenzijdig besluit van het waterschap. Financiële effecten . De helft van de investeringsramingen wordt doorgeschoven naar 2016 en volgende jaren (in totaal € 3,4 miljoen). Hierdoor ontstaat een oplopend voordeel op de kapitaallasten van € 13.000 in 2011 tot € 230.000 in 2015. Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Watersystemen: niet temporiseren • Cie. Middelen: tempo van de gemeenten volgen, mits waterstaatskundig verantwoord. Voorstel: Huidige werkwijze handhaven; uitvoering is al ver gevorderd. Besluit CDH 23 maart 2010/6 april 2010: melden dat hier al rekening mee is gehouden in de VJN2010.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: In de voorjaarsnota 2010 is reeds rekening gehouden met een verlaging van het investeringsvolume met 20 %. Voorgesteld wordt om het investeringsvolume verder te verlagen met € 900.000. De besparing op de kapitaallasten (2015) bedraagt € 70.000.
93
A.
Programma Watersystemen en waterketen
6. Stedelijke waterplannen (2e generatie)
Inv-temp
Scenario: Temporiseren van het opstellen en uitvoeren van de 2e generatie stedelijke waterplannen ofwel 50% van deze investeringen doorschuiven naar 2016 e.v.
Beleid: De 1e generatie stedelijke waterplannen zijn bedoeld om het stedelijk watersysteem op orde te krijgen, terwijl de 2e generatie stedelijke waterplannen als oogmerk hebben om het watersysteem op orde te e houden. In het waterbeheerplan is opgenomen dat het opstellen van de 2 generatie stedelijke waterplannen van start gaat vanaf 2011 en tot 2013. De uitvoering loopt tot na 2020. Risico’s: • Indien geen 2e generatie stedelijke waterplannen worden opgesteld, is het risico dat het stedelijke watersysteem niet op orde blijft. Het gaat dan concreet om de NBW basisnormen en de waterkwaliteitsdoelstellingen (KRW) die mogelijk in gevaar komen. De NBW basisnormen, en de bijbehorende termijn van 2015, zijn wettelijk vastgelegd (in de waterwet en in provinciale verordeningen). Het halen van deze normen is een taak van het waterschap, ook in het stedelijk gebied. • Daarnaast hebben ook de KRW doelstellingen om een goede ecologische toestand te halen, een wettelijke basis. De KRW is immers wettelijk verankerd in de Implementatiewet KRW (en werkt daarmee door in waterwet en wet milieubeheer). Tenslotte kan het rendement van investeringen, die tijdens de 1e generatie stedelijke waterplannen zijn gedaan, in gevaar komen. Het uitvoeren van dit scenario is alleen mogelijk voor zover hierdoor NBW-basisnormen en KRWnormen niet in gevaar komen. Financiële effecten . Het besluit tot het temporiseren van het opstellen en uitvoeren van de 2e generatie waterplannen leidt tot een verlaging van de investeringsramingen 2010-2015 met € 1,6 miljoen. Hierdoor ontstaat een oplopend voordeel op de kapitaallasten van € 3.000 in 2011 tot € 159.000 in 2015.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Watersystemen: temporiseren • Cie. Middelen: …. Voorstel: Voorstel voor temporiseren uitwerken t.b.v. CDH/Cie. Watersystemen. Besluit CDH 23 maart 2010/6 april 2010: te investeren bedrag lager ramen;
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: Voorgesteld wordt om het investeringsvolume te verlagen met € 600.000 in de planperiode . De besparing op de kapitaallasten (2015) bedraagt € 45.000.
94
A.
Programma Watersystemen en waterketen
7. Onderhoud van watergangen
Exp-anders
Scenario: Aanpassen frequentie maaionderhoud van watergangen
Beleid: In het kader van de voorbereiding van de takendiscussie is ook bezien in hoeverre de ambities met betrekking tot het onderhoud van watergangen naar beneden kunnen worden bijgesteld. Het onderhoudsbeleid voor watergangen is afgestemd op het gebied en op de functie van de watergang. Dit houdt in dat krap gedimensioneerde watergangen frequenter worden gemaaid, dan overgedimensioneerde watergangen. Bij overgedimensioneerde watergangen volstaat vaak het één keer per jaar maaien van de oevers. Voorheen werden dergelijke watergangen vaak twee à drie keer per jaar gemaaid, om redenen van netheid. Dat beleid is echter bijgesteld naar één keer per jaar. In het najaar van 2008 is aan de commissie Watersysteem en de commissie Middelen een presentatie gegeven over de kostenontwikkeling van het onderhoud aan de watergangen. Daarbij is inzicht gegeven in de afname van de maaifrequentie. Door deze afname zijn de kosten van het maaionderhoud gelijk gebleven, ondanks de forse toename van het aantal kilometers watergang van 4000 km naar ongeveer 5000 km. Risico’s: : Bij het huidige onderhoudsbeleid wordt uitgegaan van het principe ‘Onderhoud op basis van risico’. Dit betekent dat de maaifrequentie vooral is gebaseerd op het beperken en het beheersen van de risico’s voor het watersysteem. Zo worden bijvoorbeeld krap gedimensioneerde watergangen maximaal 4 à 5 keer per jaar gemaaid. Deze watergangen (met goed onderhouden oevers) zijn berekend op een theoretische afvoercapaciteit van maximaal 14 mm neerslag per etmaal. Meer extreme neerslag moet worden verwerkt door middel van voormalen of door het aanleggen van buffers. Indien de krap gedimensioneerde watergangen minder frequent worden onderhouden, dan zullen deze minder dan 14 mm neerslag per etmaal kunnen verwerken. Gelet op de toename van extreme regenbuien is dat niet raadzaam Financiële effecten . Vanwege de bovenstaande argumenten is een scenario met een minder frequent onderhoud niet financieel uitgewerkt.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Huidige werkwijze handhaven.
Besluit CDH 23 maart 2010/6 april 2010: overnemen.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: Dit heeft geen financiële gevolgen.
95
A.
Programma Watersystemen en waterketen
8. Samenwerking in de waterketen
Exp-stop
Scenario: Stoppen met de activiteiten die voortvloeien uit de beleidslijn ‘Samenwerking in de waterketen’
Beleid: Door middel van de beleidslijn ‘Samenwerking in de waterketen’ wordt geprobeerd om door samenwerking en afstemming met gemeenten te komen tot besparingen in de waterketen. Dit gebeurt vooral door het uitvoeren van zogenaamde optimalisatie-studies (tussen gemeente en waterschap), waarin wordt nagegaan of investeringen van beide partijen beter kunnen worden afgestemd. Overigens is deze aanpak afgesproken in het bestuursakkoord ‘Samenwerking in de waterketen’ tussen Rijk, IPO en UvW uit 2007. Inmiddels is het ook verankerd in wet- en regelgeving (Waterwet). Risico’s: Door te stoppen met de beleidslijn ‘Samenwerking in de waterketen’ wordt niet meer voldaan aan het genoemde bestuursakkoord uit 2007 en wordt ook niet meer voldaan aan de regelgeving op dit punt. Verder laten we dan juist kansen op besparingen liggen, omdat de optimalisatie-studies juist gericht zijn op het beter afstemmen van investeringen in de zuiveringsinstallaties van het waterschap en investeringen in het rioolstelsel door gemeenten. Het is dan ook tegen de lijn, die is uitgezet in het kader van de actie Storm.
Financiële effecten . Aan de beleidslijn ‘Samenwerking in de waterketen’ zelf zijn geen investeringen verbonden. Wel zijn er exploitatiekosten aan verbonden doordat er personele capaciteit wordt ingezet op de coördinatie van de beleidslijn en het uitvoeren van de optimalisatiestudies (totaal 1,5 fte, € 110.000). De kosten voor de uitvoering van optimalisatiestudies zijn € 50.000,- per jaar. In totaal bedraagt de jaarlijkse besparing in de exploitatie met ingang van 2011 € 160.000. De financiële voordelen zijn hier niet uitgewerkt. Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Waterketen: o Subsidiëring van afkoppeling alleen bij duidelijke efficiencyverbetering in de zuiveringskring. o Alleen intensieve samenwerking propageren, waaronder het beheer van rioolgemalen. o OAS-sen blijven uitvoeren. • Cie. Watersystemen: niet stoppen • Cie. Middelen: aansluiten bij actie Storm. Voorstel: Doorgaan met gemeenten die actief meewerken. Hierover een separaat voorstel brengen in het CDH/Cie. Waterketen en mogelijk AB, waarin de kaders voor samenwerking opnieuw worden gesteld. Besluit CDH 23 maart 2010/6 april 2010: 23/3: 2 scenario's nader uitwerken, t.w. doorgaan met gemeenten die OAS in uitvoering hebben of gehele subsidiëring stopzetten;
Ambtelijke uitwerking: Dit heeft vooralsnog geen financiële gevolgen.
6/4: doorgaan met OAS-en en afkoppelsubsidie alleen voor gemeenten met OAS op basis van afvalwaterakkoord.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
96
A.
Programma Watersystemen en waterketen
Inv-stop 9. Energiebewust zuiveren + Energiefabriek
Scenario: Stopzetten van de beleidslijn ‘Energiebewust zuiveren’ en het project ‘Energiefabriek’
Beleid: Het waterschap heeft in het bestuursakkoord vastgelegd om in het zuiveringsbeheer 2% energieefficiency per jaar te bereiken. Hiervoor is een ‘energie-efficiency plan’ vastgesteld door het bestuur. Daarnaast is er het initiatief van de ‘Energiefabriek’. Dit is een netwerk van waterschapsprofessionals die er naar streeft om op innovatieve wijze zoveel mogelijk energie uit afvalwater te halen. Door middel van haalbaarheidsstudies en een onderzoeksprogramma wordt geprobeerd deze doelen vorm te geven. Risico’s: De opbrengsten van de beleidslijn ‘Energiebewust zuiveren’ zijn reeds verwerkt in de exploitatie. Indien deze beleidslijn wordt stopgezet leidt dit verhoging van de exploitatiekosten voor energie. Daarnaast moeten volgens de wet Milieubeheer investeringen in energiebesparingen, die zich binnen 5 jaar terugverdienen, worden uitgevoerd. Door te stoppen met energiebewust overtreden we deze wet. Het waterschap kan worden gehandhaafd op de uitvoering van het ‘energie-efficiency plan’. Verder wordt bij het stopzetten van de beleidslijn ‘Energiebewust zuiveren’ de kans kleiner dat we Meerjarenafspraak Energie (afspraak tussen UvW en ministerie van Economische Zaken) gestand kunnen doen. Stoppen met het project ‘Energiefabriek’ zou een gemiste kans betekenen voor energiesparing en energieopwekking (en daarmee een gemiste kans voor kostenbesparing). Financiële effecten . Voor de beleidslijn Energiebewust zuiveren is in de meerjareninvesteringsraming een bedrag van € 1,4 miljoen opgenomen. De verwachte kostenbesparingen die hieruit voortvloeien zijn reeds verwerkt in de meerjarenexploitatiebegroting. Het voordeel op de kapitaallasten (rente en afschrijving) als gevolg van het vervallen van het project energiebewust zuiveren lopen op van € 8.000 in 2010 tot € 136.000 in 2015. De energiekosten zullen jaarlijks cumulatief toenemen met € 50.000 bij het stoppen van het project. (De energiekosten nemen toe met € 50.000 in 2011 tot € 250.000 in 2015). Het stopzetten van ‘Energiebewust zuiveren’ zal dus per saldo leiden tot een verhoging van de exploitatiekosten oplopend tot circa € 115.000 in 2015. Voor het project ‘Energiefabriek’ zijn nog geen kosten geraamd op de meerjareninvesteringsraming. Mogelijke nieuwe investering in kader van Energiefabriek worden alleen opgenomen in de meerjareninvesteringsramingen indien ze leiden tot kostenreductie. Hierover wordt separaat besloten. De inzet van personeelskosten en overige exploitatiekosten voor de beleidslijn Energiebewust zuiveren en het project ‘Energiefabriek’ zijn beperkt.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: • Cie. Waterketen: o Separate besluitvorming over uitwerking Energiefabriek uiterlijk eind 2010. o Ook een variant met opbrengsten meenemen in variantenstudie voor Energiefabriek (mits wettelijk mogelijk). Voorstel: Eind 2010 AB-voorstel met uitwerking van beleidslijn/project(en).
Besluit CDH 23 maart 2010/6 april 2010: overnemen
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: Dit heeft vooralsnog geen financiële gevolgen. Eind 2010 zal een voorstel aan het AB worden voorgelegd.
97
A.
Programma Watersystemen en waterketen
10. Centralisatie rwzi
Inv-stop
Scenario Stopzetten van centralisatie van rioolzuiveringsinstallaties in Alm en Biesbosch:
Beleid: Het terugdringen van een aantal kleinere rioolzuiveringsinstallaties en een concentratie daarvan is een speerpunt van beleid uit oogpunt van efficiency. Verder is de verbetering van de kwaliteit van het effluent van de bestaande individuele rioolzuiveringsinstallaties in Alm en Biesbosch aangemeld als KRW-maatregel aan Brussel. In de huidige plannen wil men beide zaken combineren en komen tot een centralisatie van de rioolzuiveringsinstallaties in Alm en Biesbosch.
Risico’s: Indien deze maatregel niet wordt uitgevoerd betekent dit dat de op termijn te behalen kostenvoordelen die mogelijk zullen ontstaan als gevolg van centralisatie verdwijnen. Verder zullen we aan Brussel moeten melden dat we deze KRW- maatregel niet of niet op tijd uitvoeren. Overigens zullen bij de keuze om niet te centraliseren, de exploitatielasten van de afzonderlijke rioolzuiveringsinstallaties op langere termijn hoger zijn dan bij centralisatie.
Financiële effecten . Met de centralisatie is in totaal een investering gemoeid van € 16,5 miljoen. Hiervan is € 6,5 miljoen opgenomen in de investeringsplanning tot en met 2015. De keuze om niet te centraliseren betekent dat in de planperiode de investeringen voor de centralisatie van € 6,5 miljoen wegvallen. Hiertegenover moeten investeringen in de huidige rwzi’s worden opgevoerd. De benodigde omvang van deze investeringen is op dit moment niet beschikbaar en zal zo nodig nader uitgewerkt worden.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Waterketen: kaderstellend voorstel met discussie in voorjaar 2010 Voorstel: Voorstel in voorjaar 2010 in cie. Waterketen/AB. Besluit CDH 23 maart 2010/6 april 2010: 23/3: de vraag is in hoeverre het reëel is om de gehele investering buiten de planperiode te laten en dus pas te beginnen in 2016; daartoe dient een realistische planning te worden voorbereid;
Ambtelijke uitwerking: In de voorjaarsnota 2010 is reeds rekening gehouden met een investering van € 6,5 miljoen voor de centralisatie.
Daarnaast leert de ervaring dat de investeringsplanning achterblijft door oorzaken als noodzakelijke 6/4: binnen de planperiode 6,5 miljoen voor Alm procedures en aanbestedingen. Om deze reden wordt en Biesbosch en de rest buiten de planperiode voorgesteld om het investeringsvolume met (afhankelijk van de mogelijke investeringen betrekking tot de bouw van rwzi’s en transportstelsels binnen de planperiode van een deel daarvan) in planperiode te temporiseren en te verlagen met in totaal € 13 miljoen (rwzi’s € 4,8 miljoen; transportstelsels € 8,2 miljoen). De besparing op de kapitaallasten (2015) bedraagt € 925.000.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
98
A.
Programma Watersystemen en waterketen
11. iPA
Inv-stop
Scenario: stoppen/uitstel met het project iPA
Beleid: Waterschap Rivierenland heeft een visie op de automatisering van de zuiveringstechnische werken ontwikkeld. Dit bestaat uit een visie op de informatievoorziening, een visie op het technisch concept en het bepalen van de implementatiestrategie. Dit heeft geresulteerd in het iPA project dat voorziet in sturing, locale bediening, bediening op afstand en centrale gegevensopslag en -ontsluiting. De geraamde kosten van het totale iPA project bedragen € 20 miljoen. Hiervan is globaal 85 % voor vervanging van de besturingsinstallaties, 5 % voor besturing op afstand en 10 % t.b.v. gegevensopslag en -ontsluiting. Risico’s: De vervanging van de besturingsinstallatie gebeurt op een gestandaardiseerde wijze, waardoor op de investeringskosten kan worden bespaard. Ook als iPA wordt stopgezet of vertraagd, dan zullen deze vervangingsinvesteringen moeten worden uitgevoerd. Hiervoor zal meer geld benodigd zijn als dit niet volgens de beoogde standaard wordt uitgevoerd. Indien de vervanging niet wordt uitgevoerd zal dit ten koste gaan van de bedrijfszekerheid. Indien verouderde PLC’s uitvallen en moeten worden vervangen, zullen de uitvaltijden toenemen, waardoor niet meer aan de wettelijke eisen mbt het zuiveringsproces kan worden voldaan.
Financiële effecten . In plaats van iPA zijn voor de afzonderlijke installaties geen vervangingsinvesteringen opgenomen. Als iPA komt te vervallen zal dit tot aanzienlijke meerkosten gaan leiden. Niet alleen zullen de investeringen hoger uitvallen, maar ook de beheerskosten van verschillende systemen zullen vanwege de afhankelijkheid van de markt bij verschillende systemen toenemen. De omvang van benodigde investeringen en beheerskosten in het geval iPA niet wordt voortgezet is op dit moment niet beschikbaar. In de huidige meerjarenbegroting is voor pilot en standaardisatie van iPA een bedrag van circa € 3 miljoen beschikbaar. Voor de besluitvorming van de uitrol van iPA wordt momenteel een business case opgesteld. In de periode 2010 t/m 2015 is in totaal € 15 miljoen in de investeringsraming voor dit doel opgenomen.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Waterketen: Investeringen t/m 2015 beperken tot € 10 miljoen, vanuit de gedachte dat de organisatie wellicht een grotere investering niet zal kunnen verwerken. Voorstel: Parallel aan de resultaten van de businesscase een voorstel voor het vervolgtraject voorleggen aan AB, rekening houdend met bovenstaande opvatting. Besluit CDH 23 maart 2010/6 april 2010: 23/3: zoals omschreven uitwerken voorstel om tot 2015 maar € 10 miljoen te investeren, waarbij de uitgangspunten van iPA niet aangetast worden, maar wel dus mogelijk verschuiving in tijd plaatsvindt;
Ambtelijke uitwerking: In afwachting van een bestuursvoorstel dat in juni 2010 in het AB zal worden behandeld, is vooralsnog in de voorjaarsnota 2010 in de planperiode een investeringsvolume van € 15 miljoen opgenomen.
6/4: beargumenteren dat minder uitgeven tot 2015 “het paard achter de wagen-spannen” is
Bijlage 1 kerntakendiscussie
99
A.
Programma Watersystemen en waterketen
12. Slibstrategie
Scenario:
Beleid: De gewenste situatie conform de ‘visie op eindverwerking slib’ is te komen tot 2 sporen van slibeindverwerking, nl. een spoor met voortzetting van de compostering en een spoor met slibverbranding. Het is de bedoeling om in de toekomst de slibverbranding via één kanaal te laten lopen. Voor de uitvoering van de visie wordt nog nader onderzoek uitgevoerd naar de composteringsvorm en zal er nog een evaluatie plaats vinden inzake de toetreding tot HVC. Risico’s: Bij de huidige slibeindverwerking zijn investeringen voor de lange termijn gedaan. Dit in samenwerking met andere partijen. Uitstappen uit een samenwerkingsverband leidt tot vergoedingen van de vaste lasten voor de resterende levensduur van de installatie. Dit gaat gepaard met vele miljoenen euro’s. De wijze van slibeindverwerking dient een robuuste oplossing te zijn om de vereiste continuïteit te kunnen waarborgen.
Financiële effecten . De kosten voor afzet slib bedragen jaarlijks in totaliteit circa € 7 miljoen.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten/voorstel: Huidige werkwijze handhaven.
Besluit CDH 23 maart 2010/6 april 2010: overnemen
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: De ervaring leert dat de investeringsplanning achterblijft door oorzaken als noodzakelijke procedures en aanbestedingen. Om deze reden wordt voorgesteld om het investeringsvolume met betrekking tot de bouw van slibverwerkingsinstallaties in planperiode te temporiseren en te verlagen met in totaal € 1,8 miljoen. De besparing op de kapitaallasten (2015) bedraagt € 130.000.
100
B.
Programma Waterkeringen
1. Veiligheid Nederland in Kaart
Inv-stop
Scenario: Stoppen met deelname aan project Veiligheid Nederland in Kaart.
Beleid: Het project VNK wordt uitgevoerd door het Rijk en de waterschappen participeren hier voor een klein deel in mee. Eind 2009 zijn de resultaten van de eerste dijkringen gepresenteerd en is door het Rijk en de waterschappen besloten voor zes dijkringen een vervolgtraject te starten. Medio februari 2010 is er een go/no go-moment om VNK al dan niet af te ronden. Achterliggende gedachte is de vraag of deze methodiek daadwerkelijk zal worden ingezet. De ervaring is dat deze in toenemende mate als ingewikkeld wordt ervaren. Momenteel is de insteek om door te gaan met VNK. Het Rijk stelt nieuwe normen op basis van risico en VNK blijkt daarin een werkbare maatlat te zijn. Risico’s: 1. Project wordt voornamelijk getrokken door Rijk en waterschappen participeren daar slechts voor een deel in mee. Nu de waterschapsbijdrage stoppen verstoort de samenwerking met het Rijk. 2. Waterschap Rivierenland is slechts 1 van de 26 deelnemende waterschappen. Stopzetten vindt bij voorkeur met de gezamenlijke waterschappen plaats. 3. Eind 2009 is de discussie bestuurlijk al gehouden en zijn er afspraken gemaakt. Een juiste route zou zijn conform deze afspraken van eind 2009 in te zetten op het beslismoment om de laatste dijkringen wel/niet uit te rollen. 4. Waterschap Rivierenland is één van de waterschappen die uiteindelijk het meeste profijt heeft van de resultaten. 5. Keerzijde bovengenoemd punt 4 is dat we als waterschap de komende periode ambtelijk behoorlijk wat ondersteuning moeten leveren. VNK is een onderzoeksproject zonder duidelijke kop en staart. Financiële effecten Stoppen met deelname in het project betekent dat de in de meerjareninvesteringsraming opgenomen investeringen in 2010 € 104.000 en in 2011 € 54.000 vervallen. Hierdoor ontstaat een oplopend voordeel op de kapitaallasten (rente en afschrijving) van € 2.000 in 2010 tot € 32.000 in 2015.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Waterkeringen: in deze fase doorgaan Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze handhaven. Besluit CDH: Project in deze fase afronden en vooralsnog geen nieuwe activiteiten.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: Dit heeft géén financiële gevolgen.
101
B.
Programma Waterkeringen
2 Toetsen primaire waterkeringen eenvoudiger maken en minder frequent
Inv-temp
Scenario: In plaats van elke 6 jaar elke 12 jaar gaan toetsen en het moment dat alle dijkringen moeten zijn getoetst verschuiven.
Beleid: Tot op heden werden de primaire keringen elke 5 jaar getoetst. In 2011 worden de toetsresultaten van de 3e toetsronde in de Tweede Kamer besproken. De toetsingscyclus is reeds met een jaar verlengd. e De vierde, dus volgende toetsronde vindt om de 6 jaar plaats. Bijkomend aspect is dat de 4 toetsronde een ronde is waarin overgestapt wordt van het toetsen aan de huidige normen (overschrijdingskansen) naar toetsen op nieuwe normen (risicobenadering). De frequentie opvoeren naar 1 keer per 12 jaar zal meer recht doen aan de termijnen die nodig zijn om de waterkering op orde te brengen. Gebruikelijk is nu dat wanneer bij de toetsing wordt aangetoond dat een dijk niet voldoet, deze bij de volgende toetsronde nog steeds niet voldoet (maar dat waterschap al wel bezig is met verbeterplannen c.q. uitvoering). De huidige wijze van toetsing is redelijk ingewikkeld. Er zijn echter tools voor ontwikkeld en de medewerkers zijn bekend met de methodiek. De nieuwe toetsingsmethode op basis van risico’s is ook complex en vraagt om extra inspanning om deze eigen te maken. De voordelen van dit scenario zijn: 1. Toetsen vindt plaats door de beheerder om vertrouwen te verkrijgen/behouden in de toestand van de waterkeringen. Een frequentie van 12 jaar doet meer recht aan tijd die nodig is om vanuit vorige toetsing de afgekeurde keringen weer op orde te krijgen. De frequentie van 12 jaar wordt ook al toegepast op de regionale keringen. 2. Het loslaten van een vast jaar waarop alle dijkringen moeten zijn getoetst (maar wel stellen dat elke 12 jaar de hele dijkring getoetst moet zijn) zorgt voor een meer continue werkstroom, waardoor meer samenwerking met andere waterschappen (en minder uitbesteding) mogelijk is. 3. Mocht desondanks externe ondersteuning nodig zijn, dan is de markt minder overspannen. Risico’s: 1. De wettelijk vastgelegde frequentie is 6 jaar. Het vraagt derhalve om verandering van wetgeving. 2. Het vraagt om flexibiliteit van de toezichthouder.
Financiële effecten De helft van de investeringen in de veiligheidstoetsing wordt doorgeschoven naar 2016 e.v. (In totaal wordt € 562.500 aan projecten verschoven.) Hierdoor ontstaat een voordeel op kapitaallasten (rente en afschrijving) van € 2.000 in 2010 tot € 107.000 in 2015. Met meer zelf doen (is wel specialistenwerk) in plaats van uitbesteden is wellicht een nog grotere besparing te realiseren (niet in geld uitgedrukt).
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Waterkeringen: cyclus van 12 jaar akkoord, mits juiste wettelijk kader. Conclusie 18 februari 2010: Bij wetgever – mogelijk via Unie van Waterschappen – aandringen op andere werkwijze. Niet als enige partij stoppen. Besluit CDH: Binnen de Unie van Waterschappen aandringen op de andere werkwijze om van de 6-jarige cyclus over te stappen naar de 12-jarige cyclus.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: Dit heeft géén financiële gevolgen voor de huidige planperiode.
102
B.
Programma Waterkeringen
3a. Veiligheidsklasse regionale waterkeringen verlagen 3b. Toetsing regionale waterkeringen 3c. Uitvoeren maatregelen t.b.v. regionale waterkeringen
Inv-temp
Scenario: • Veiligheidsklasse van regionale waterkeringen verlagen. • Temporiseren toetsing regionale keringen. 50% van de investeringen 2010-2015 doorgeschoven naar 2016 e.v. • Het uitvoeren van verbetermaatregelen ten behoeve van regionale maatregelen temporiseren.
Beleid: De veiligheidsklasse van de regionale keringen is door de provincie vastgesteld. De regionale waterkeringen worden momenteel getoetst aan deze veiligheidsklasse. Sleutelen aan de normen kan tot andere verbeter- en beheermaatregelen voor de regionale waterkeringen leiden. De financiële consequenties hiervan kunnen thans nog niet worden uitgewerkt. In de meerjarenraming is tot nu toe ook nog geen rekening gehouden met het uitvoeren van maatregelen aan de regionale keringen. De verwachting (op basis van ervaringen bij andere waterschappen) is echter dat het wijzigen van de veiligheidsklasse beperkt van invloed is op de normering als het gaat om de hoogte van de kades. Voldoen aan wet- en regelgeving. Planning is dat de eerste toetsing in juli 2012 gereed is, gevolgd door een volgende toetsing in 2024. De planning is erop gericht om regionale keringen (gronddijken) in 2020 op orde te hebben en regionale keringen met bebouwing in 2030 op orde te hebben. De resultaten van de maatregelenstudie geven een oplossingsrichting voor de regionale waterkeringen. Het maken van keuzes in de te nemen maatregelen maakt verder toetsen mogelijk, welke waterstanden treden op in aangepast systeem. Risico’s: De risico’s bij het verlagen van de veiligheidsklasse: 1. De veiligheidsklasse is bepaald in provinciale regelgeving; deze dienen er derhalve mee in te stemmen. 2. Mogelijk kan er sprake zijn van lastige communicatie naar de ingelanden. 3. De verwachting is dat het wijzigen van de veiligheidsklasse slechts een beperkt effect heeft op de verbeteringskosten van de regionale waterkeringen. 1. De toestand van de regionale keringen is daarmee niet voldoende bekend. Daarmee is tevens onvoldoende bekend welke maatregelen nodig zijn om de regionale keringen op orde te krijgen. 2. Uit de voorlopige toetsingsresultaten blijkt dat veel van de regionale waterkeringen thans nog niet voldoen aan de veiligheidsnormen. Op hoogte moet meer dan de helft van de regionale waterkeringen thans worden afgekeurd; daarnaast zijn er wellicht tekortkomingen in stabiliteit e.d. 3. De planning voor de eerste toetsing ligt vast in provinciale regelgeving. Afwijken hiervan vraagt overleg met toezichthouder 4. Kadedoorbraak leidt tot schadeclaims richting waterschap (zie uitspraken Wilnis). 5. Lastige communicatie naar de ingelanden. 6. Om risico’s te beperken kan soms bemaling eerder worden stopgezet, met als consequentie in het bovenstrooms gebied wellicht sprake zal zijn van wateroverlast. 1. De uitvoeringsmaatregelen vormen een resultaat van maatregelenstudies (op basis van de vastgestelde veiligheidsklasse). De te nemen maatregelen zijn thans moeilijk in te schatten, en daarmee ook de risico’s die worden gelopen door het niet uitvoeren van deze maatregelen. 2. Er zijn afspraken gemaakt met de toezichthouder. 3. Bij kadebreuk is het waterschap normaliter financieel verantwoordelijk (schadeclaims). 4. Bij het uitvoeren van risicobeperkende maatregelen (eerder stoppen met bemaling; zie subparagraaf 3b), bestaat de kans op wateroverlast in het bovenstrooms gebied. Bijlage 1 kerntakendiscussie
103
Financiële effecten Zonder maatregelenstudie nu nog niet te berekenen; de inschatting is dat het gaat om een gering aandeel in reductie van de kosten De helft van de in de jaren 2011 tot en met 2013 opgenomen investeringen voor de uitvoeringsmaatregelen in de regionale waterkeringen worden verschoven naar 2016 e.v. (In totaal verschoven € 320.000 aan projecten). Hierdoor ontstaat een oplopend voordeel op kapitaallasten (rente en afschrijving) van € 2.000 in 2011 tot € 72.000 in 2015. Tot op heden zijn er geen investeringsramingen voor dit doel opgenomen in de meerjarenraming. Iedere keuze voor uitvoering van een maatregel zal, hoe klein de maatregel ook, tot een kostentoename leiden. Een zeer voorlopige grove inschatting van de omvang van de benodigde investeringen ligt tussen de € 10 á 50 miljoen, een exactere raming van de kosten volgt na de uitvoering van een maatregelenstudie. Deze staat voor het voorjaar 2010 geagendeerd voor het Algemeen Bestuur.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Waterkeringen: huidige werkwijze handhaven: we moeten eerst de toestand van onze regionale waterkeringen kennen (dus pas in een volgend e cyclus eventueel temporiseren). • Cie. Watersystemen en Middelen: temporiseren. • Cie. Waterkeringen: resultaat 3b afwachten. Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze handhaven. Besluit CDH: De toetsing conform afspraken met toezichthouder voortzetten en de verbetermaatregelen buiten de planperiode (na 2015) opnemen.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: Doorgaan met het toetsen van de regionale keringen conform afspraken van de toezichthouder. Dit houdt ook in het inwinnen van de voor deze toetsing benodigde gegevens. De uitgaven voor het uitvoeren van de verbetermaatregelen (voortkomend uit de toetsing) grotendeels inplannen na 2016 en heeft daarmee nog geen financiële consequenties in de huidige planperiode.
104
B.
Programma Waterkeringen
4. Calamiteitenbestrijding Hoogwater Buiten
Exp-anders
Scenario: Het opleiden en trainen van de calamiteitenorganisatie en het op orde hebben van de voorzieningen temporiseren (met 50% van de geraamde inzet).
Beleid: Speerpunt is de calamiteitenorganisatie in 2010 op orde te krijgen en middels opleiding en training dit niveau vast te houden. De calamiteitenorganisatie is in 2010 nog in opbouw en dus nog niet op orde.
Risico’s: 1. Uit de oefening Hexa in september 2009 bleek dat er verschillende verbeterpunten zijn voor de calamiteitenorganisatie. Deze zullen in dit scenario slechts beperkt (of op een later moment) worden ingevoerd. De calamiteitenorganisatie is daarom vooralsnog onvoldoende geoefend. 2. Verlies aan kennis en vaardigheden. 3. Bestaansrecht waterschap, de burger verwacht dat het waterschap in staat is om een hoogwatercalamiteit te bestrijden. 4. Aansprakelijkheid als waterschap verzuimt zijn taak goed uit te oefenen.
Financiële effecten De kosten worden geraamd op circa € 20.000 aan oefeningen en voorlichting en op € 30.000 aan aanschaf van materiaal en onderhoud (zandzakken, coupures e.d.). Uitgaande van 50% inzet kan leidt dit tot een voordeel van € 25.000 in de exploitatiebegroting.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie Waterkeringen: financieel niet uit de hand laten lopen; praktijkgerichte opleiding. Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze handhaven. Besluit CDH: Voorstel aan het AB om de conclusie over te nemen.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: Dit heeft géén financiële gevolgen.
105
B.
Programma Waterkeringen
5. Beleid muskusrattenbestrijding
Exp-anders
Scenario: Norm voor vangsten naar 1.0 vangsten per km per jaar.
Beleid: Koersen op 0,15 vangsten per km per jaar streven bereikt 2013. Huidige norm met aanvaardbare schade bedraagt 0,38 vangsten per km per jaar. De verwachting is dat dit met huidige fte (45) rond 2013 op 0,15 vangsten per km per jaar zit. Op moment dat de norm van 0,15 vangsten per km per jaar is bereikt, kan deze met minder fte behouden blijven. Er is een evenwicht ontstaan dat met minder fte eenvoudig laag te houden is.
Risico’s: 1. Schade aan waterkeringen, oevers en gewassen zal toenemen en zorgt voor een veiligheidsrisico. 2. Herstelactie om weer terug te komen tot huidig vangstniveau vraagt veel mankracht en herhaalt zich met regelmaat. 3. Afstemming met andere waterschappen(Veluwe en Rijn en IJssel) als afspraken gewijzigd worden. 4. Door het verhogen van de norm wordt het aantal gevangen muskusratten substantieel hoger (ca. 30.000 per jaar) door het hogere aantal vangmiddelen zullen de bijvangsten toenemen evenredig met het dierenleed (imagoschade). 5. Een hogere norm biedt geen evenwicht en op termijn is dus meer personeel nodig om de aanwas muskusratten te handhaven. Er is na drie jaar 20% extra personeelsinzet nodig om de norm van 1,0 vangsten per km per jaar te handhaven. Financiële effecten . Eerste 3 jaar formatiereductie geeft een financiële besparing van € 250.000 per jaar. Daarna is extra personele inzet nodig, zodat het per saldo financieel ongunstig is.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Waterkeringen: huidige streefnorm voorlopig aanhouden; wel nu vacaturestop instellen en werken met flexwerkers. Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze handhaven, maar (indien dat thans nog niet plaatsvindt) nu al wel rekening houden met inkrimping van formatie vanaf 2013. Beleid MRB wel in het kader van de actie Storm opnieuw in overweging nemen. Besluit CDH: In de voorjaarsnota is rekening gehouden met een verlaging van de formatie van 4 fte in 2015.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: Met ingang van 2015 is de formatie voor MRB teruggebracht met 4,0 fte. Dit is verwerkt in de voorjaarsnota 2010.
106
B.
Programma Waterkeringen
6. Onderhoudsniveau waterkeringen
Exp-anders
Scenario: Per 2011 één keer per jaar maaien van de dijkhellingen (in de maand augustus).
Beleid: Het grastalud van dijken wordt twee keer per jaar gemaaid. De dijktaluds voldoen door het uitvoeren van natuurtechnisch maaibeheer (twee keer maaien per jaar met afvoer) aan de Voorschriften Toetsen op Veiligheid (VTV). Tevens wordt hiermee een goede soortenrijkdom op dijktalud bereikt Risico’s: 1 2 3 4 5 6
Imagoschade, veel klachten. Erosiebestendigheid zal kunnen afnemen, vraag is of direct sprake is van een veiligheidsprobleem voor waterkeringen, maar de kans dat de waterkering afgekeurd wordt is reëel aanwezig. Minder toezicht op uitvoeren maaiwerk. Kans is reëel dat gras moeilijker te maaien is (het gras ligt plat). De kosten voor het één keer per jaar maaien zullen fors stijgen. Andere ontwikkelingen begroeiing grasmat. Afrasteringen staan er voor de gebruikers, niet voor waterschap
Financiële effecten . Jaarlijks gaat er circa € 630.000 om in het maaien van dijktaluds (beheerovereenkomsten niet meegerekend). De inschatting is dat de afvoerkosten gelijk blijven, de maaihandeling 40% reductie. De reductie op toezicht zal beperkt zijn: meer klachten en toch weer maatwerk gaan uitvoeren (extra werk). Indicatie totale maaikosten gaan met circa 25 á 30% omlaag ofwel € 175.000. Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Waterkeringen: 2x maaien per jaar. Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze handhaven. Besluit CDH: Ambtelijke uitwerking: Voorstel aan AB om de conclusies over te nemen en het Dit heeft géén financiële gevolgen. onderhoudsniveau van de dijken (2 keer per jaar maaien) niet te verlagen.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
107
B.
Programma Waterkeringen
7. Het kortdurig verpachten van dijkpercelen in plaats van in gebruik geven
Exp-anders
Scenario Geen vergoedingen meer uitkeren voor beheer dijktaluds, maar eigendommen verpachten.
Beleid: Waterschap is eigenaar van de kernzone, geeft percelen uit en keert een vergoeding uit. Jaarlijks gaat het om circa € 380.000 aan vergoedingen.
Risico’s: 1 2 3 4 5
Wanneer geen pachter wordt gevonden, dient het waterschap zelf te maaien, hetgeen leidt tot een verdubbeling van kosten. Het is de vraag of er voldoende pachters beschikbaar zijn voor het onderhoud van dijken. Er zijn bestaande afspraken vastgelegd met de huidige gebruikers. Stoppen met de samenwerking met agrarische natuurverenigingen: opbrengsten van waterschap worden kosten aan het waterschap. Imagoschade.
Financiële effecten De financiële effecten zijn vooralsnog pm geraamd, in afwachting van nader onderzoek.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Waterkeringen: voorstel verder uitwerken. Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze vooralsnog handhaven; wel de mogelijkheden verkennen voor het verpachten van dijktaluds en het resultaat daarvan terugkoppelen in de cie. Waterkeringen. Besluit CDH: Voorstel aan het AB om de conclusie over te nemen en te onderzoeken of de met onderhoudsovereenkomsten te beheren en onderhouden dijktaluds (waterschap keert vergoeding uit aan onderhoudsplichtige) zijn om te zetten in kortdurende pachtcontracten (waterschap ontvangt vergoeding van gebruiker).
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: Er zijn geen financiële gevolgen verwerkt in de Voorjaarsnota in afwachting van de uitkomsten van het nader onderzoek. Voorstel komt in oktober/november 2010 in het AB.
108
B.
Programma Waterkeringen
8. Beheerregister waterkeringen
Inv-temp
Scenario: 50% van de werkzaamheden pas na 2015 uitvoeren, waarmee beheerregister later op orde komt en het profiel van vrije ruimte later in leggers ligt vastgelegd. Het scenario heeft raakvlakken met scenario 3b.
Beleid: Waterschap Rivierenland is wettelijk verplicht een legger en beheerregister te hebben. De leggers dienen volgens de Waterverordening begin 2011 op orde te zijn (de Diefdijk na versterking in 2013). Volgens de Waterverordening maakt het profiel van vrije ruimte (PVVR) deel uit van de legger. Ten behoeve van het opstellen van een beheerregister vinden grondonderzoeken plaats. Het PVVR is voor het proces Vergunningverlening belangrijk Risico’s: 1 2 3 4
Vastlegging van de kerngegevens is later op orde; procesmatig werken wordt hiermee belemmerd. Geen PVVR in strijd met Waterverordening. Proces vergunningverlening loopt vast / stroef. Geen beter inzicht in de stabiliteit van boezemkades en dus niet in kans op falen van de waterkering. Overstromingsschade is naar verwachting voor rekening van het waterschap. Consequentie voor toetsen regionale keringen plus uit te voeren maatregelen schuift door onvolledige gegevens naar achteren c.q. is niet mogelijk.
Financiële effecten De helft van de in de jaren 2010 tot en met 2013 opgenomen investeringen voor legger en beheerregisters worden verschoven naar 2016 e.v. (In totaal verschoven € 765.000 aan projecten). Hierdoor ontstaat een oplopend voordeel op kapitaallasten (rente en afschrijving) van € 5.000 in 2010 tot € 166.000 in 2015. Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Waterkeringen: temporiseren. • Cie. Watersystemen: niet temporiseren Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze handhaven (in elk geval voorzover sprake is van raakvlakken met punt 3b en/of sprake is van een situatie waarin het voor de vergunningverlening gewenst is profiel van vrije ruimte beschikbaar te hebben). Besluit CDH: Voorstel aan het AB is om in afwijking van de conclusie van 18 februari 2010 te temporiseren alleen de mate waarin en wat een verstandige keuze is, nader aan te geven.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: De activiteiten benodigd voor het toetsen van de regionale keringen hetgeen in 2012 dient te zijn afgerond, uitvoeren. Onderzoeken middels een pilot tot hoe ver in detail het profiel van vrije ruimte vast te leggen in de legger. In november 2010 wordt aan het AB gerapporteerd over de pilot (inclusief financiële consequenties). Dit heeft vooralsnog geen financiële gevolgen in de huidige planperiode.
109
C.
Programma Wegen
1. Kwaliteit onderhoud wegen
Exp-anders
Scenario: Accepteren dat een groter deel van de wegen in slechtere staat verkeerd dan de norm die thans wordt gehanteerd (5% wordt 20%) en het hanteren van een lager kwaliteitsniveau, dat net voldoet aan de veiligheidsnorm. Met als ondergrens dat geen kapitaalvernietiging mag optreden.
Beleid: Het kwaliteitsniveau wordt in 2010 opnieuw bijgesteld (5-jarige cyclus).
Risico’s: 1. In 2010 wordt een nieuw beleid vastgesteld (in een 5-jarige cyclus). Het lijkt niet verstandig om hierop thans reeds vooruit te lopen, omdat op dit moment nog onvoldoende een onderbouwing voor de te maken keuzes kan worden verzorgd. Ook de financiële onderbouwing kan daardoor thans moeilijk worden gegeven. 2. Het onderhoudsniveau van asfalt is nu op een niveau dat gelijk is aan de onderkant van een verantwoord wegbeheer. Naast een risico voor aansprakelijkheid is een zwaarder wegend risico van kapitaalvernietiging. Op het moment dat maatregelen uitgesteld worden dan worden de kosten voor onderhoud duurder. Wij zitten daar nu niet aan. Uitgangspunt moet zijn dat er geen kapitaalvernietiging mag optreden omdat dan de wegentaak moeilijker over te dragen wordt. Financiële effecten In totaal is structureel in de begroting een bedrag van € 1.455.000 voor onderhoud wegverharding opgenomen. In afwachting van onderzoek in 2010 vooralsnog pm geraamd.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Waterkeringen/Wegen: huidige kwaliteitsniveau handhaven. Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze handhaven. Besluit CDH: Voorstel aan het AB om de conclusie over te nemen.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: Dit heeft geen financiële gevolgen.
110
C.
Programma Wegen
2. Verkeerseducatie
Exp-stop
Scenario: Stop zetten verkeerseducatie plus inbreng regionale werkgroepen
Beleid: Verkeerseducatie vindt plaats in samenwerking met de andere wegbeheerders in de regio. Als waterschap bestaat onze bijdrage uit ambtelijke ondersteuning (circa 100 uur op jaarbasis).
Risico’s: 1. Stop zetten van de samenwerking met andere wegbeheerders. Er is een Samenwerkingsconvenant met wegbeheerders in de regio sinds 1997. 2. In het strategisch plan verkeersveiligheid 2008-2020 van het ministerie van Verkeer en Waterstaat is opgenomen dat de uitvoering van verkeerseducatie bij tal van organisatie en partners ligt. Door aan te sluiten bij RWV neemt het waterschap hierin ook zijn verantwoordelijkheid. 3. Het is een verkeerd signaal om deze minimale samenwerkingsinspanning te beëindigen en tevens met deze partners te spreken over de overdracht van de wegentaak. De samenwerking is immers op dit onderdeel gestopt. Financiële effecten In de begroting 2010 is voor de verkeerseducatie 100 uur inzet eigen personeel geraamd en een bijdrage in de regionale verkeersveiligheid van € 8.700.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Waterkeringen: geen educatie. • Cie. Watersystemen: doorgaan met educatie. Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze handhaven. Besluit CDH: Voorstel aan het AB om de conclusie over te nemen.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: Dit heeft geen financiële gevolgen.
111
C.
Programma Wegen
3. Ecologisch bermbeheer Exp-stop
Scenario: Stop zetten ecologisch bermbeheer
Beleid: Het areaal van 35 hectare wordt uitgebreid naar 60 hectare. De meerkosten voor toename met 25 hectare worden geschat op € 18.000.
Risico’s: bij het stopzetten ecologisch bermbeheer: 1. Slechtere draagkracht bermen. Kan tot toename van eenzijdige ongevallen leiden en een zachte berm geeft bermschade (sporen in de berm). 2. Imagoschade. 3. Niet voldoen aan landelijk beleid om meer ecologisch beheer uit te voeren.
Financiële effecten In de begroting 2011 is een bedrag van € 18.000 voor dit doel opgenomen.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Waterkeringen en overige commissies: verdeelde meningen. Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze handhaven. Besluit CDH: Voorstel aan het AB om het aantal hectares ecologisch bermbeheer niet uit te breiden van 35 naar 60 hectare.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: De besparing ten opzichte van de voorjaarsnota sec bedraagt € 18.000.
112
D.
Programma Middelen, communicatie en regelgeving
1. Bestuursrapportages
Exp-anders
Scenario: Het verminderen van het aantal bestuursrapportages.
Beleid: In de maand juni verschijnt de jaarrekening over het jaar voorafgaand aan het huidige jaar. In juni verschijnt eveneens de 1e bestuursrapportage en in november de 2e bestuursrapportage
Risico’s: Het bestuur wordt minder frequent geïnformeerd over de bedrijfsvoering en de stand van zaken. Wellicht dat een afschrift van de besprekingen in de programmateams aan het AB kan worden toegezonden. Risico is ook dat we nu net een jaar werken met de programmabegroting. Dit instrument moet nog verder worden doorontwikkeld.
Financiële effecten . Personele uren m.b.t. het opstellen van de rapportage. Naar verwachting zijn deze relatief gering, omdat veel onderdelen van de bestuursrapportage reeds worden opgeleverd in het kader van het reguliere budgetbeheer. Ook worden activiteiten voor de bestuursrapportage gecombineerd met activiteiten die reeds in het kader van de Voorjaarsnota en Jaarrekening plaatsvinden. Bij de afdeling Financiën gaat het om een besparing van ongeveer 400 uur. De besparing is bij benadering € 20.000,--. Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Commissies: huidige aantal handhaven. Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze handhaven. Besluit CDH:
Ambtelijke uitwerking:
Voorstel aan AB om de conclusie over te nemen en het aantal bestuursrapportages niet te verminderen
Dit heeft géén financiële gevolgen
Bijlage 1 kerntakendiscussie
113
D.
Programma Middelen, communicatie en regelgeving
2. Legesverordening
Exp-anders
Scenario: 100% kostendekkende legesverordening
Beleid: 50% kostendekkende leges-verordening
Risico’s: De burger die directe diensten aanvraagt betaalt dan de volledige kosten van de door hem gevraagde dienst. Dit leidt tot vermindering van de algemene lastendruk, maar kan het maakt naar de vergunningaanvrager een minder klantvriendelijke indruk. Mogelijk leidt het ook beperkt tot minder vergunningaanvragen en meer illegale activiteiten.
Financiële effecten . Extra legesinkomsten t.o.v. de begroting 2010 van € 1.627.000, =.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Kostendekkendheid op termijn verhogen tot bijv. 80%. • Wel mogelijkheid handhaven van gedeeltelijke retour leges bij weigering vergunning. Conclusie 18 februari 2010: Separaat voorstel voorbereiden voor het AB, waarin verschillende varianten voor de ontwikkeling van legeskosten worden voorgelegd. Besluit CDH: Voorstel aan het AB om het idee uit te werken dat 80% kostendekkendheid wordt nagestreefd en waarbij bij een weigering van een vergunning maar 50% leges in rekening wordt gebracht.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: De extra inkomsten ten opzichte van de voorjaarsnota sec bedragen € 625.000. Het voorstel aan het AB waarin het besluit CDH is uitgewerkt wordt verwacht op 26 november 2010 in de vergadering van het AB.
114
D.
Programma Middelen, communicatie en regelgeving
3. Bestuursverkiezingen
Inv-anders
Scenario: Het afschaffen van de directe verkiezingen en vervangen door indirecte verkiezingen
Beleid: De wet schrijft directe verkiezingen voor. Het lijkt er op dat in de Tweede Kamer een meerderheid ontstaat die een andere vorm van verkiezingen wil. Dat kan een combinatie zijn met de verkiezingen van bijvoorbeeld de gemeenteraad, maar ook indirecte verkiezingen. Deze laatste variant levert de meeste besparing op. Risico’s: Géén, de opkomst is thans niet erg hoog (24%), de burger voelt zich niet betrokken. Bij indirecte verkiezingen worden de bestuursleden gekozen door een ander politiek orgaan. Het is wel zo, dat belangengroeperingen zonder politieke achterban minder snel een zetel verkrijgen. Tot 15 jaar geleden was deze verkiezingsvorm praktijk bij de waterschappen.
Financiële effecten . Voor de verkiezingen in 2012 is een investering geraamd van totaal € 850.000,--. Deze kan bij indirecte verkiezingen vervallen. De indirecte verkiezingen zelf zullen naar verwachting € 50.000 per verkiezing bedragen.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Directe verkiezingen gelijktijdig met gemeenteraadsverkiezingen (te organiseren door gemeenten) of indirecte verkiezingen via de gemeenteraden. Conclusie 18 februari 2010: Landelijke ontwikkelingen vooralsnog afwachten en deze via Unie beïnvloeden. In meerjarenraming uitgaan lagere toekomstige kosten. Besluit CDH:
Ambtelijke uitwerking:
Voorstel aan het AB om de conclusie over te nemen en de landelijke ontwikkelingen af te wachten.
Onder de actie STORM zijn de lagere kosten ad € 800.000 per verkiezing ingeboekt. Dit betreft een onderdeel van de landelijke discussie over de overheid/middenbestuur.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
115
D.
Programma Middelen, communicatie en regelgeving
4. Rekenkamercommissie
Exp-stop
Scenario: Het afschaffen van de rekenkamercommissie
Beleid: Er is een rekenkamercommissie die bestaat uit drie externe leden en twee AB-leden en ondersteund door een ambtelijk secretaris. De commissie voert een of twee onderzoeken per jaar uit naar de bedrijfsvoering.
Risico’s: Wettelijk is het niet verplicht een rekenkamer(commissie) te hebben. De huidige rekenkamercommissie wil minstens een onderzoek per jaar doen. In de praktijk is gebleken de gepleegde onderzoeken, hoewel ze waardevol zijn, vaak onvoldoende een bijdrage leveren aan verbetering van bedrijfsvoering, omdat het voor de Rekenkamercommissie lastig is om bij de meest actuele ontwikkelingen aan te sluiten. Soms was een bepaalde procedure al gewijzigd voordat de Rekenkamercommissie daarna onderzoek uitvoerde; soms was er ook al een onderzoek door de eigen controllers gedaan. De mogelijkheid blijft altijd om vanuit het Algemeen Bestuur een rekenkamercommissie ad hoc samen te stellen indien daartoe aanleiding is; deze kan vervolgens eventueel een onderzoeksbureau inschakelen om een bepaald onderwerp nader te onderzoeken. Let wel: de kosten van een dergelijk onderzoek zijn ongeveer € 30.000 (ten laste van de post onvoorzien). Financiële effecten . De kosten voor de Rekenkamercommissie bedragen € 60.000,= per jaar met een ambtelijke ondersteuning van 100 uur per jaar . Totaal afgerond € 65.000 per jaar. Daarnaast is er sprake van een mogelijke besparing van overige personele kosten (t.g.v. het aanleveren van stukken, het plegen van overleg, nader onderzoek etc. binnen de eigen organisatie).
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Rekenkamercommissie afschaffen. Conclusie 18 februari 2010: Voorstel voorbereiden voor het AB, dat uitgaat van afschaffen van de Rekenkamercommissie, uiterlijk per 1-1-2011. In het voorstel ook ingaan op (andere) controle-instrumenten van het AB. Besluit CDH: Voorstel aan AB is, gelet op de conclusie dat het AB geen behoefte heeft aan de RKC naast andere controleinstrumenten, de Rekenkamercommissie op te heffen per 1-1-2011.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: De besparing ten opzichte van de voorjaarsnota sec in verband met het opheffen van de Rekenkamercommissie bedraagt € 60.000,= . Het voorstel tot opheffen van de Rekenkamercommissie zal behandeld worden in de vergadering van het AB van oktober/november 2010.
116
D.
Programma Middelen, communicatie en regelgeving
5. Adviescommissies; in het bijzonder commissie Awb
Exp-anders
Scenario: 1. Commissie Gebouwenschade, commissie Nadeelcompensatie en Commissies Awb en Rpz: Advisering door eigen organisatie tot minimum beperken. 2. De commissie Awb afschaffen en alleen door de eigen organisatie laten adviseren.
Beleid: Het huidige beleid is dat er na ontvangst van een advies van de commissie Gebouwenschade en de commissie Awb een (juridische) advisering plaatsvindt door de organisatie. Dat is dan ter voorbereiding van een besluit door het bestuur. Immers, het bestuur moet het advies afwegen bij de uiteindelijke besluitvorming. Risico’s: • Het CDH dient bij de behandeling van bezwaarschriften e.d. steeds zelf een afweging te maken op basis van het advies van de adviescommissie. Die eigen afweging wordt ambtelijk voorbereid. Als het ambtelijke advies achterwege wordt gelaten, dan is het besluit van het CDH alleen gebaseerd op een advies van de commissie, hetgeen niet is toegestaan. • Veel beter is in te steken op halvering van het aantal bezwaarschriften door inzet van mediation door eigen medewerkers. Dat gebeurt al op kleine schaal, maar in 2010 zal een plan van aanpak worden vastgesteld om daarmee het aantal bezwaarschriften met 25% te reduceren. • Het tweede scenario is tegengesteld aan scenario 1, maar beide scenario’s proberen een doublure in de advisering te voorkomen. Het risico van het tweede scenario is dat burgers bij de behandeling van hun bezwaar als niet-onafhankelijk zullen ervaren. Het aantal beroepsprocedures zal dan naar verwachting toenemen.
Financiële effecten . De totale besparing bij het volgen van scenario 1, inclusief personele kosten, bedraagt circa € 7.000. Het effect van scenario 2 is niet uitgewerkt. De kosten voor de commissie Awb bedragen ruim € 20.000,= op jaarbasis. Bij afschaffing van de commissie zullen de organisatiekosten voor de behandeling van bezwaarschriften en voor behandeling van beroepsprocedures hoger worden.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Eigen advisering tot een minimum beperken. Conclusie 18 februari 2010: Eigen advisering tot een minimum beperken; Besluit CDH: Voorstel aan het AB om de commissie Gebouwenschade (combinatie waterschap-Oasen) op te heffen vanwege vervallen noodzaak als gevolg van andere aanpak claims en voor het overige de conclusie over te nemen
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: De besparing ten opzichte van de voorjaarsnota sec bedraagt € 8000. Het opheffen van de commissie gebouwenschade kan vermoedelijk door het opzeggen van de overeenkomst door het CDH. Indien er een afzonderlijk AB-besluit nodig is, dan zal dat behandeld worden in de vergadering van het AB oktober/november 2010.
117
D.
Programma Middelen, communicatie en regelgeving
6. Vergaderstukken
Scenario: Het saneren van de papieren stukkenstroom en digitaal gaan.
Exp-anders
Beleid: Er is geen specifiek beleid; steeds meer wordt gestuurd op minder stukken, géén bijlagen e.d.
Risico’s: Niet alle bestuursleden zijn behendig met digitale systemen.
Financiële effecten . Een omvangrijke AB-vergadering kan oplopen tot meer dan 30.000 kopieën. Het totaal aantal kopieën voor alle bestuursorganen loopt op jaarbasis op tot ca. 425.000. Het gaat om een kostenbesparing van ca. € 47.500.= (incl. porto). De investering in E-readers bedraagt ca. € 35.000,= exclusief jaarlijks onderhoud/vervanging. De ingeschatte totale besparing per jaar bedraagt € 25.000,--.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Niet digitaal gaan; mogelijk wel een experiment met e-readers, mits dit binnen de huidige bezetting is te realiseren. Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze handhaven. Besluit CDH: Voorstel aan het AB is om de conclusie over te nemen
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: Dit heeft geen financiële gevolgen
118
D.
Programma Middelen, communicatie en regelgeving
7. Commissievergaderingen Exp-anders
Scenario: 1. Het niet meer maken van een verslag maar beperken tot een overzicht van de adviezen aan het CDH. 2. het afschaffen van de commissievergaderingen en behandeling rechtstreeks in het Algemeen Bestuur.
Beleid: De commissies bespreken in alle omvang de bestuursvoorstellen. In plaats daarvan kan ook worden ingezet op kaderstellende en opiniërende bijeenkomsten van het Algemeen Bestuur. Thans worden er verslagen van de vier commissievergaderingen gemaakt, onlangs al beperkt qua tekst door alleen op verzoek standpunten van fracties op te nemen, waarbij tevens vanuit gegaan wordt dat dit het fractiestandpunt is. Risico’s: Er is geen of beperkt zicht op de inbreng van fracties of de discussie in de commissie die achterliggend is aan het advies.
Financiële effecten . Scenario 1: Ingeschatte totale besparing is circa € 3.000,= per jaar. Scenario 2: Ingeschatte totale besparing is ca. € 27.500,= per jaar.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Verslagen handhaven; commissievergaderingen handhaven. Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze handhaven. Besluit CDH:
Ambtelijke uitwerking:
Voorstel aan het AB om de conclusies over te nemen.
Dit heeft geen financiële gevolgen
Bijlage 1 kerntakendiscussie
119
D.
Programma Middelen, communicatie en regelgeving
8. Dijkbewakingsorganisatie. Exp-anders
Scenario: Het afschaffen of verminderen van de dijkbewakingorganisatie
Beleid: In 2007 is gestart met de reorganisatie van de dijkbewaking. Het aantal dijkposten is van negen naar zes teruggebracht en het dijkpostpersoneel is opnieuw ingedeeld en opgeleid. De dijkposten zijn grotendeels ingericht op decentrale locaties. Patrouillelopers onder eigen personeel zijn geworven en opgeleid. In 2009 zijn nog de volgende activiteiten uitgevoerd: • Afronding inrichten dijkposten. • Zes dijkpostverkenning voor dijkpostpersoneel, dit betreft één oefening per dijkpost. • Patrouillevakverkenning voor patrouillelopers (eigen personeel), eveneens één oefening per dijkpost. • Het werven van vrijwillige patrouillelopers. • Het opleiden van die vrijwilligers (Dijkwacht I over faalmechanismen, duurt één dagdeel). • Het houden van een interne hoogwateroefening met de nieuwe dijkbewakingorganisatie en de teams op kantoor als afronding van dit project.
Risico’s: Als er geen dijkbewakingorganisatie aanwezig is, kan er ten tijde van een dreiging of calamiteit geen gebruik gemakt worden van informatie uit het veld, welke wordt vergaard door patrouillelopers. Daardoor zal er geen beeld zijn van de toestand van de waterkeringen en kunnen die keringen op onverwachte momenten doorbreken met veel slachtoffers en grote schade tot gevolg. Niet voldoen aan de wettelijke verplichting om te oefenen en de kwaliteit van de calamiteitenorganisatie te borgen. Grote kans dat de provincies een aanwijzing geven om alsnog te voldoen aan de wettelijke verplichtingen. Financiële effecten . Besparing kosten dijkbewaking opleiding en oefenkosten (50% van €98.000 = 49.000), De kosten voor de calamiteitenbestrijding Hoog water Buiten zijn meegenomen in het betreffende scenario onder programma waterkeringen.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Huidige werkwijze handhaven. Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze handhaven. Besluit CDH: Voorstel aan het AB is om de conclusies over te nemen
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: Dit heeft geen financiële gevolgen
120
D.
Programma Middelen, communicatie en regelgeving
9. Taskforce klimaat en borging DIK
Exp-stop
Scenario: Geen aandacht aan beide onderwerpen schenken
Beleid: Waarmaken duurzaamheidsambities conform bestuursakkoord
Risico’s: • Wettelijk zijn we tot niets verplicht, maar we hebben wel het klimaatakkoord met de UvW ondertekend dat ons verplicht om meer duurzame energie te gaan toepassen en CO2-emissies te reduceren. • Als we niets doen, betekent dat dat we de duurzaamheidsambities uit onze missie deels niet waar gaan maken en dat we ook de belofte hierover in het bestuursakkoord geen gevolg geven. Ook ons imago van duurzaam waterschap zal dan gaan verzanden. We kunnen dan ook geen voorbeeldprojecten meer opzetten. • Innovatie van de taakuitvoering en bedrijfsvoering leidt tot kostenbesparingen. Twee aspecten van DIK zijn innovatie in samenwerking in externe netwerken en energiebesparing/energieproductie door innovatie. Het stimuleren van samenwerking in externe netwerken sluit goed aan bij de slag die in het kader van Storm wordt voorzien door als gezamenlijke overheden publieke taken meer efficiënt uit te voeren.
Financiële effecten . Op jaarbasis wordt er 1 FTE aan DIK besteed: besparing bij vrijval € 80.000. in totaal is er aan investeringprojecten een bedrag van € 225.000 opgenomen in de meerjareninvesteringraming. Beëindiging van DIK zal leiden tot lagere kapitaallasten (rente en afschrijving van € 1.000 in 2010 oplopend tot € 51.000 in 2015. De totale besparing in de exploitatie bedraagt daarmee in 2015 € 131.000. Met kostenbesparingen door de uitvoering van DIK is in de begroting geen rekening gehouden, behoudens de kosten van energiebesparing.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Op termijn (vanaf 2013) meer integreren in de organisatie; t/m 2012 de aanjaagfunctie handhaven . Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze vooralsnog handhaven. Besluit CDH:
Ambtelijke uitwerking:
Voorstel aan het AB om de conclusie over te nemen
Dit heeft geen financiële gevolgen
Bijlage 1 kerntakendiscussie
121
D.
Programma Middelen, communicatie en regelgeving
10. Publicaties / bekendmakingen / brochures
Exp-anders
Scenario: Het accent leggen op digitaal publiceren in plaats van analoog publiceren
Beleid: Het is thans het beleid (en soms de wettelijke plicht) om advertenties te plaatsen m.b.t. bekendmakingen e.d. in huis-aan-huisbladen, zodat de burger op een eenvoudige manier kan kennisnemen van voor hem geldende regelingen etc. Steeds meer wordt er toe overgegaan te publiceren op websites. Dat betekent een actieve haalplicht van de burger.
Risico’s: • Het is wettelijk verplicht om een deel van de huidige bekendmakingen in bladen te publiceren. Dat geldt bijvoorbeeld voor de inwerkingtreding van nieuwe regelgeving. Voor slechts een deel van de bekendmakingen kan derhalve worden volstaan met digitale publicatie. • Niet alle burgers zijn vertrouwd met internet; daarnaast zullen niet alle burgers actief op zoek gaan naar bekendmakingen over internet. Overigens zijn er ontwikkelingen dat relevante bekendmakingen van overheden (bijv. van verleende vergunningen) op postcode digitaal ‘bezorgd’ worden.
Financiële effecten . In 2011 kan dit tot een besparing leiden van € 250.000,=
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Middelen: voorstel uitwerken met aandacht voor de ‘digibeet’ (mogelijk kleinere advertenties met verwijzing naar internet). Conclusie 18 februari 2010: Voorstel voor AB uitwerken. Besluit CDH: Voorstel aan AB om met alle analoge publicaties te stoppen en over te gaan op digitaal publiceren; conform de planning kan dit na inspraak e.d. geëffectueerd worden in de vergadering van het AB van september 2010.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: Digitale publicaties dienen plaats te vinden volgens wettelijke eisen; daartoe dient een softwarepakket te worden aangeschaft en onderhouden om dit mogelijk te maken; Ten opzichte van de voorjaarsnota sec wordt hiermee een voordeel in de exploitatie gerealiseerd van € 225.000. Voorstel komt – na verplichte inspraak- in september in de vergadering van het AB.
122
D.
Programma Middelen, communicatie en regelgeving
11. Periodieke uitgaven
Exp-anders
Scenario: Het samenvoegen van Waterbalans en Agrarisch Inzicht of het opheffen van beide magazines. Uitgegaan wordt van samenvoeging.
Beleid: Er is één algemeen relatiemagazine, Waterbalans en één magazine speciaal voor agrariërs, Agrarisch Inzicht. Waterbalans heeft een sterke gerichtheid op met name de gemeenten. Beide bladen verschijnen vier keer per jaar. Risico’s: • Minder specifieke informatie gericht op de doelgroep of géén informatie aan relaties en agrariërs • Agrarisch Inzicht scoort goed bij doelgroep (hoge score in klanttevredenheidsonderzoek). Het is ook belangrijke bron van informatie voor de agrarische doelgroep. • Agrarisch Inzicht invoegen bij Waterbalans leidt tot ruime verspreiding van specifiek agrarisch nieuws naar gemeenten en overige lezers. • Wanneer de omvang van Waterbalans niet toeneemt, zullen de doelgroepen van Waterbalans minder specifieke informatie ontvangen die op hen van toepassing is (gemeentebestuurders en – ambtenaren, andere overheden, belangengroeperingen). Financiële effecten . Wanneer Agrarisch Inzicht wordt ingevoegd bij Waterbalans en de totale omvang van Waterbalans niet toeneemt (financiële kaders voor Waterbalans blijven dan hetzelfde), leidt dat tot een kostenbesparing van € 16.000,= per jaar.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Middelen: samenvoegen. Conclusie 18 februari 2010: Voorstel voorbereiden voor CDH en cie MCR, uitgaande van samenvoeging, bijv. per 1-1-2011. Besluit CDH: Voorstel aan het AB is –om in afwijking van de conclusiegelet op de verschillende doelgroepen, de bladen Waterbalans en Agrarisch Inzicht niet te combineren maar besparing te zoeken in minder frequent uitgeven.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: Het minder frequent uitgeven van beide bladen levert voordeel in de exploitatie op van € 9.000 ten opzichte van de voorjaarsnota sec.
123
D.
Programma Middelen, communicatie en regelgeving
12. Educatiebeleid
Exp-stop
Scenario: Educatie verminderen / afschaffen. Geen materiaal, geen open dagen, geen rondleidingen en geen uitvoering van het educatieplan.
Beleid: Waterschap Rivierenland verzorgd op verzoek rondleidingen op bijvoorbeeld zuiveringsinstallaties. Daarnaast biedt het waterschap actief educatiepakket(ten) aan. Het doel daarvan is onder meer om de burgers meer bekend te maken met het werk van het waterschap. De educatie richt zich thans met name op de bovenbouw van het basisonderwijs. Het educatiebeleid voorziet erin dat de educatie voor het voortgezet onderwijs wordt uitgebreid. Vanuit het voortgezet onderwijs is er namelijk veel interesse in watergerelateerde onderwerpen. Daarnaast wordt educatie verzorgd voor scholieren en studenten van ROC’s, MBO’s en HBO’s, in de vorm van praktijkopdrachten en gastlessen.
Risico’s: • Onbekend maakt onbemind. Educatie draagt zorg voor een grotere bekendheid van het waterschapswerk bij de burgers. • Van een moderne overheid mag worden verwacht dat deze op een goede wijze kan uitdragen op welke wijze zij maatschappelijk van nut is. Als het waterschap niet aan deze verwachting kan voldoen, door niet in te gaan op educatieverzoeken, leidt dat mogelijk tot imagoschade.
Financiële effecten . De kosten voor educatie bedragen € 228.600,= op jaarbasis (begroting 2010), inclusief personele kosten.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Middelen: handhaven. Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze handhaven. Besluit CDH: Voorstel aan het AB is om de conclusie over te nemen en de huidige werkwijze te handhaven
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: Dit heeft geen financiële gevolgen
124
D.
Programma Middelen, communicatie en regelgeving
13. Fotografie
Exp-stop
Scenario: Het uitbesteden van het benodigde fotowerk is een scenario dat duurder is dan de huidige situatie, derhalve géén fotografie meer en ook geen foto’s bestellen.
Beleid: Er is een fotograaf in dienst die bijna alle foto’s maakt.
Risico’s: Er worden geen foto’s gemaakt en er is geen stock
Financiële effecten . Op korte termijn zijn geen besparingen te bereiken. Besparing is mogelijk over 5 jaar (jaarlijks circa € 60.000,=), mits geen inhuur van fotografiediensten plaatsvindt.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Commissies: op termijn anders invullen. Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze vooralsnog handhaven. Besluit CDH:
Ambtelijke uitwerking:
Voorstel aan het AB is om de conclusie over te nemen en de huidige werkwijze alsnog te handhaven en na vertrek van de fotograaf hierover opnieuw een beslissing te nemen.
Dit heeft geen financiële gevolgen
Bijlage 1 kerntakendiscussie
125
D.
Programma Middelen, communicatie en regelgeving
14. Elektronische dienstverlening
Exp-anders
Scenario: Elektronische dienstverlening biedt extra service aan burgers en bedrijven en vraagt om een inzet van het waterschap. Maar zeker zo belangrijk is dat elektronische dienstverlening óók voordelen oplevert voor de eigen organisatie. Deze twee aspecten zijn uitgewerkt in een tweetal richtingen: 1. Gebruik maken van het potentieel van elektronische dienstverlening door hiermee diverse efficiëntie- en effectiviteitsdoelstellingen binnen de primaire processen te bewerkstelligen (waaronder de mogelijkheden om meer gebruik te kunnen maken van landelijke initiatieven en voorzieningen). 2. Geen verdere initiatieven ontwikkelen voor elektronische dienstverlening, tenzij er sprake is van een wettelijke verplichting. Hiermee zal Waterschap Rivierenland niet voldoen aan de Burger Service Code.
1) Beleid: Momenteel is bepaald dat Elektronische Dienstverlening aansluit bij de gewenste ontwikkelingen en veranderingen van de diverse primaire processen. In de praktijk betekent dit vaak een afwachtende houding totdat een afdeling toe is aan verandering. 2) Huidig beleid is gericht op waar mogelijk aan te sluiten bij de landelijke of sectorale ontwikkelingen behalve daar waar het voor ons niet snel genoeg gaat. Anderzijds is ons beleid er ook op gericht om duidelijk zichtbaar in de maatschappij aanwezig te zijn. 3) Het toekomstbeeld van Waterschap Rivierenland is sterk gericht op klantvriendelijkheid en servicegerichtheid. 4) De sectorale afgesproken convenanten en ontwikkelingen volgen we op de voet en proberen hierbij ook vooruit te lopen en als “early adaptor” te opereren om ons zodanig als professionele en innovatieve organisatie te profileren.
Risico’s: Voor scenario 1: De voortvarende invoering van elektronische dienstverlening – aansluitend bij onze reguliere bedrijfsprocessen – zorgt in de initiatiefase voor een actieve inzet en verhoging van werkdruk. Op termijn levert het juist voordelen op, omdat werkprocessen efficiënter kunnen worden ingericht. Het voorop lopen bij landelijke initiatieven biedt enige onzekerheid over bijvoorbeeld het tempo van het invoeringstraject en het vraagt soms om een extra inspanning van de organisatie. Voor scenario 2: • Het niet meer verder ontwikkelen van elektronische dienstverlening (tenzij wettelijk verplicht) kan ervoor zorgen dat de traditionele communicatiekanalen (telefoon en post) meer gebruikt zullen gaan worden. In het algemeen is dan sprake van minder efficiënte werkprocessen. Bovendien bestaat het risico dat het waterschap – wanneer een bepaalde elektronische dienstverlening wettelijk verplicht wordt – alsnog stevig moet inzetten op invoering van die dienstverlening, maar nu met een wettelijke deadline, die extra werkdruk en hogere kosten met zich kan meebrengen. • Waterschap Rivierenland voldoet niet aan bepaalde landelijke en sectorale richtlijnen en convenanten. • Het waterschap loopt de kans op imagoschade wanneer de elektronische dienstverlening te zeer beperkt blijft. Financiële effecten . De financiële effecten van de beide scenario’s zijn niet in detail uitgewerkt. Voor scenario 1 mag een besparing worden verwacht van één of meerdere fte’s in de primaire bedrijfsprocessen. Bij landelijke samenwerking zullen de beheerkosten voor digitale voorzieningen goedkoper zijn. Bijlage 1 kerntakendiscussie
126
Bij scenario 2 wordt tijdelijk bespaard op de implementatie van digitale voorzieningen. In de primaire processen kan dan in mindere mate efficiency bereikt worden
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Commissies: doorgaan. Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze handhaven. Besluit CDH:
Ambtelijke uitwerking:
Voorstel aan het AB is om de conclusie over te nemen en de huidige werkwijze te handhaven.
Dit heeft geen financiële gevolgen
Bijlage 1 kerntakendiscussie
127
D.
Programma Middelen, communicatie en regelgeving
15. Diffuse bronnen / Uitvoeringsprogramma diffuse emissies
Scenario: Het uitvoeringsprogramma voor de aanpak van diffuse bronnen omvat een breed pakket aan stimuleringsmaatregelen en projecten gericht op verbetering van de waterkwaliteit. Een groot deel daarvan betreft afspraken en verplichtingen uit de KRW-gebiedsplannen. Daarnaast worden eigen projecten van het waterschap uitgevoerd. Het huidige uitvoeringsprogramma loopt van 2009 t/m 2011. Er kan voor worden gekozen vanaf 2012 alleen nog lopende afspraken en verplichtingen uit te voeren en geen nieuwe, eigen projecten meer te starten.
Exp-anders
Beleid: Uitvoeringsprogramma diffuse bronnen 2009-2011.
Risico’s: Stimulering van waterkwaliteitsmaatregelen wordt sterk verminderd. De uitvoering van dit scenario is alleen mogelijk voor zover er geen KRW-doelstellingen (normering) door worden geraakt.
Financiële effecten . De verwachte besparing is circa € 50.000,-- per jaar vanaf 2012 (exploitatiebegroting).
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Commissies: doorgaan. Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze handhaven. Besluit CDH: Voorstel aan het AB is om de conclusie over te nemen en de huidige werkwijze te handhaven.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: Dit heeft geen financiële gevolgen
128
D.
Programma Middelen, communicatie en regelgeving
16. Schouw
Exp-anders
Scenario: Minder frequente schouw (ene jaar deel van het gebied; andere jaar ander deel van het gebied).
Beleid: Jaarlijkse schouw
Risico’s: • Aanliggende eigenaren hebben een verplichting om de watergang te (laten) schonen. Deze verplichting zal na verloop van tijd minder worden gevoeld, zodat er sprake zal zijn van een toename van het aantal percelen dat niet goed is onderhouden. • Jaarlijks worden thans ca. 8.500 ingelanden ingeschouwd. Wanneer de schouw tweejaarlijks plaatsvindt, betekent het dat concreet op 4000 plaatsen sprake zal zijn van een niet goed onderhouden watergang. • De kans op wateroverlast zal toenemen, hetgeen mogelijk leidt tot schadeclaims van derden. • Het waterschap heeft de verplichting om te voldoen aan voldoende bluswater in de watergangen langs de Betuweroute, waarbij de B-watergangen een onderdeel uitmaken van de berging. Financiële effecten . Bij een afname van de frequentie van de schouw over de watergangen kan een besparing worden bereikt van ruim € 200.000,- per jaar. (Hierbij is geen rekening gehouden met extra kosten, bijvoorbeeld ten gevolge van wateroverlast.) Het gaat met name om personele kosten. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat de schouw plaatsvindt door eigen personeel, gedurende een geconcentreerde periode in het jaar. Het is daarom niet vanzelfsprekend dat het minder intensief uitvoeren van de schouw kan leiden tot een daadwerkelijke formatiereductie.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Watersystemen: huidige werkwijze handhaven • Andere commissies: voorstel uitwerken voor minder frequente schouw. Conclusie 18 februari 2010: Voorstel uitwerken, met verschillende varianten, waaronder een minder frequente schouw. Besluit CDH: Voorstel aan het AB om de conclusie over te nemen en met een forse studie te komen tot een mogelijke andere inrichting van de schouw. Vanwege de fundamentele discussie komt er nu geen financieel voorstel.
Bijlage 1 kerntakendiscussie
Ambtelijke uitwerking: Er zijn geen financiële gevolgen verwerkt in de Voorjaarsnota in afwachting van de uitkomsten van de studie en fundamentele discussie die wordt verwacht in de ABvergadering van 29 oktober 2010.
129
D.
Programma Middelen, communicatie en regelgeving
17. Kwaliteitsmanagement
Exp-stop
Scenario: Afschaffen kwaliteitsmanagement.
Beleid: Geeft uitvoering aan het toekomstbeeld van Waterschap Rivierenland en aan het bestuursakkoord: klantvriendelijk en servicegericht.
Risico’s: • Een minder klantvriendelijke benadering, geen servicegarantie naar de burger. • Minder aandacht in de organisatie voor de kernwaarden. • Minder aandacht voor verdere organisatieontwikkeling en voor de voordelen in de bedrijfsvoering die dat kan opleveren.
Financiële effecten . Het directe financiële effect is een besparing van € 30.000,= (personeelskosten).
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Middelen: vooralsnog handhaven. Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze vooralsnog handhaven. Besluit CDH:
Ambtelijke uitwerking:
Voorstel aan het AB om de conclusie over te nemen en de huidige werkwijze te handhaven
Dit heeft geen financiële gevolgen
Bijlage 1 kerntakendiscussie
130
D.
Programma Middelen, communicatie en regelgeving
18. Decentrale huisvesting1
Inv-temp
Scenario: Het totale toegekende krediet bedraagt (vanaf 12-02-2010) € 8.415.000,- Hiervan is € 4.000.000,-- uitgegeven/ aanbesteed. De locaties die in uitvoering zijn, moeten afgebouwd worden. Resteert een bedrag van € 4.415.000,-- dat getemporiseerd kan worden.
Beleid: De bedrijfsprocessen – en benodigde huisvesting in het buitengebied zoveel mogelijk te integreren en efficiënt in te vullen.
Risico’s: - momenteel is er een gunstig aanbestedingsklimaat om de (ver)bouwprojecten uit te voeren. Uitvoeren in later stadium zal hoogstwaarschijnlijk tot hogere kosten leiden; - Er is sprake van een half gerealiseerd project. De efficiency doelstellingen worden niet gehaald en situatie kan nog slechter zijn dan voor het project (bepaalde locaties kunnen niet worden afgestoten, terwijl deel nieuwe locaties al klaar is; - Aan de af te stoten panden is in het licht van het project decentrale huisvesting minimaal onderhoud uitgevoerd. Temporiseren van het project betekent een toename van de onderhoudskosten voor deze panden; - Uitstel van de decentrale huisvesting zal het draagvlak van het project onder de buitendienstmedewerkers ondermijnen. Financiële effecten . Ervan uitgaande dat van de resterende opgenomen raming 50% in de planperiode wordt uitgegeven ontstaat een oplopend voordeel in de kapitaallasten van € 42.000,= in 2011 tot € 139.000,= in 2015.
Standpunten/voorstel na kerntakendiscussie 18 februari 2010: Standpunten: • Cie. Middelen: doorgaan. Conclusie 18 februari 2010: Huidige werkwijze handhaven. Besluit CDH:
Ambtelijke uitwerking:
Voorstel aan AB om de conclusie over te nemen en de huidige werkwijze te handhaven
Dit heeft geen financiële gevolgen
1
Dit scenario is toegevoegd vanwege de stevige financiële implicaties, waarover overigens reeds door het Algemeen Bestuur is besloten (in dit scenario is rekening gehouden met de positieve besluitvorming door het AB op 12 februari 2010).
Bijlage 1 kerntakendiscussie
131