Eindverslagformulier PROJECTNUMMER: 15703.1001 De informatie bij de vragen gemarkeerd met een asterisk ( * ) gebruikt ZonMw in haar communicatie over de inhoud en voortgang van de projecten, zoals in de projecten op de ZonMw-website en andere openbare projectoverzichten. Indien bij vragen deze markering ontbreekt, betreft het informatie waar ZonMw vertrouwelijk mee omgaat.
1
Algemene gegevens
Gegevens zoals bij ZonMw bekend. Wilt u a.u.b. eventuele wijzigingen cursiveren.
1.1
Goedgekeurd budget € 100.000,=
1.2
Looptijd project* Data door ZonMw goedgekeurd op basis van de subsidieaanvraag/voortgangsverslag Van 1 maart 2012 tot 1 maart 20121
2
Rapportage resultaten
2.1
Realisatie doelstelling en vraagstelling/taakstelling Formuleer de doel-/vraag-/taakstelling. Indien deze niet of grotendeels gerealiseerd is, licht dit toe: De doelstelling van het Netwerk Effectieve Jeugdzorg Amsterdam (NEJA ) voor de looptijd van de ZonMw-subsidieperiode is tweeledig. De inhoudelijke doelstelling van het NEJA is om de aangeboden zorg van de praktijkinstellingen in twee jaar voor minstens 60% van de cliënten doeltreffend te maken (trede 3 van de effectladder van Veerman & Van Yperen). Dat wil zeggen: de zorgprogramma’s zijn goed beschreven, theoretisch onderbouwd en met gegevens uit vooruitgangsonderzoek zijn resultaten aantoonbaar. Bij resultaten gaat het om vooruitgang in de problematiek en de situatie van jeugdigen en gezinnen sinds de aanmelding en om de mate van doelrealisatie en cliënttevredenheid. Deze doelstelling is deels behaald. Puur rekenen in een percentage cliënten bleek een te zwart-witte benadering. Het gezamenlijk werken aan deze NEJA-doelstelling heeft veel opgeleverd. We hebben dit in een aparte notitie uitgebreid beschreven (zie onder Producten in Projectnet): 'Klimmen op de effectladder, juni 2012'). De belangrijkste opbrengsten zijn de volgende. Er is nu in de regio Amsterdam, beter dan in welke andere regio in Nederland dan ook, zicht op waar de zorgprogramma's van de praktijkinstellingen op de effectladder staan. We kunnen stellen dat alle zorgprogramma's en interventies van de Amsterdamse jeugdzorgpraktijk omhoog zijn gebracht op de effectladder. Er is gewerkt aan het beter beschrijven en theoretisch onderbouwen van interventies, waaronder ook het aanscherpen van methodiekhandleidingen. Een NEJA-werkgroep is o.l.v. het NJi nog bezig om de beschrijving van vijf interventies te vervolmaken, zodat deze eind 2012 ter beoordeling aan de databank Effectieve Interventies kunnen worden aangeboden. Bij alle praktijkinstellingen is gewerkt aan het verbeteren van de respons op de meetinstrumenten voor de landelijke prestatie-indicatoren (wijze beëindiging, doelrealisatie, cliënttevredenheid). Ook is bij alle praktijkinstellingen de ingezette ontwikkeling om met gevalideerde vragenlijsten de resultaten van alle hulp te meten (voor- en nameting) versneld doorgezet. Het werken met vragenlijsten is nu breed geïmplementeerd en ingebed in het primaire proces, waardoor er zicht komt op de aard en ernst van de problemen van de doelgroep en de mate waarin deze problemen afnemen gedurende het hulptraject. Alle prestatie-indicatoren die nodig zijn om de doeltreffendheid (trede 3) van de effectladder te bereiken, worden nu gemeten in de dagelijkse praktijk van de Amsterdamse jeugdzorg. Nagenoeg alle programma’s en interventies staan minimaal met een klein voetje op trede 3 van de effectladder (zie: ‘Klimmen op de Effectladder’, juni 2012). Daarnaast is bij de praktijkinstellingen van het NEJA het besef dat een evidence based practice van groot belang is toegenomen, evenals de bereidheid om deel te nemen aan onderzoek, ook aan wetenschappelijk experimenteel onderzoek (Randomized Controlled Trial). En dat is noodzakelijk om uiteindelijk door te stijgen tot op de hoogste trede van de effectladder en daadwerkelijk bewezen effectieve zorg te kunnen bieden.
1
Data door ZonMw goedgekeurd op basis van de subsidieaanvraag/voortgangsverslag
pag. 1
Eindverslagformulier PROJECTNUMMER: 15703.1001 De tweede doelstelling van het NEJA voor de looptijd van de ZonMw-periode was een organisatorische doelstelling, namelijk om het NEJA uit te laten groeien tot een slagvaardig, productief en duurzaam samenwerkingsverband. Deze doelstelling is behaald. Alle deelnemende instellingen hebben uitgesproken het NEJA door te willen zetten. Alle instellingen die betrokken waren in de ZonMw-aanvraag zijn nog steeds betrokken in het NEJA. Bovendien is het Kohnstamm Instituut als extra deelnemer toegetreden tot het NEJA en is er een samenwerking ontstaan met het Centre for Children's Rights Amsterdam (CCRA). De deelnemende instellingen gaan op eigen kracht verder met het NEJA en de gekozen werkstructuur (met programmaraad en stuurgroep) wordt voortgezet. De eerstvolgende bijeenkomst van de programmaraad staat gepland op 30 augustus 2012 en de stuurgroep komt aan het eind van het jaar weer bijeen. De ambities gaan ernaar uit om ten minste elk kwartaal een kennisuitwisselingsbijeenkomst te organiseren en om gezamenlijke onderzoeksgelden te werven. Hiervoor zijn een viertal inhoudelijke speerpunten gekozen: kansen voor alle kinderen op zelfstandig burgerschap, veiligheid als basis voor alle kinderen, één gezin – één plan (integrale aanpak) en doen wat werkt. Inmiddels is een eerste succes behaald: de onderzoeksaanvraag 'Wie helpt de hulpverlener' van de Hogeschool van Amsterdam samen met de praktijkinstellingen en mede onder de vlag van het NEJA, is door RAAK-publiek gehonoreerd.
2.2
Conclusies Beschrijf de belangrijkste conclusies van dit project. De belangrijkste conclusie is dat het zinvol is om in de jeugdsector regionaal de krachten tussen praktijkinstellingen, universiteit(en) en hogeschool te bundelen en gezamenlijk te werken aan het bevorderen van effectieve zorg. Het NEJA loont. Alle zorgprogramma's en interventies van de Amsterdamse jeugdzorgpraktijk zijn omhoog gebracht op de effectladder en staan minimaal met 'een klein voetje' op trede 3 van deze effectladder. Het werken aan effectieve jeugdzorg raakt steeds meer structureel ingebed, zowel op de werkvloer in de praktijkinstellingen als in de programmering van onderzoek en onderwijs op de universiteiten en hogeschool. Een platform als het NEJA draagt bij aan de broodnodige uitwisseling van de nieuwste kennisinzichten en aan de (aandacht voor) verbetering van de kwaliteit van de jeugdzorgprogramma's.
2.3
Aanbevelingen Beschrijf de aanbevelingen uit dit project De aanbeveling aan praktijkinstellingen voor jeugdzorg in Nederland is om in hun eigen regio de samenwerking met de wetenschap en het onderwijs op te zoeken of bestaande samenwerking verder uit te bouwen. De aanbeveling aan de deelnemende instellingen van het NEJA is om door te gaan op de ingeslagen weg om de programma's en interventies van de Amsterdamse praktijkinstellingen verder op de effectladder te laten klimmen. In aansluiting hierop is de aanbeveling om gezamenlijk financiering te werven voor onderzoek naar de effectiviteit van de jeugdzorg.
2.4
Carrière onderzoeker Niet van toepassing.
pag. 2
Eindverslagformulier PROJECTNUMMER: 15703.1001 3
Rapportage proces
Zijn in één of meer onderdelen van de door ZonMw goedgekeurde subsidieaanvraag wijzigingen opgetreden? Ja/Nee Let wel! Op grond van de subsidievoorwaarden dient een voornemen tot wijziging van de goedgekeurde subsidieaanvraag zo spoedig mogelijk schriftelijk ter goedkeuring aan ZonMw te worden voorgelegd. INDIEN JA Geef aan voor welke van de volgende onderdelen de wijziging(en) consequenties hebben:
INDIEN NEE Het niet vermelden van wijzigingen betekent volgens ZonMw dat de uitvoering plaatsvindt zoals is beschreven in de goedgekeurde subsidieaanvraag (of een door ZonMw goedgekeurde wijziging daarvan).
Tijdsplanning Goedgekeurde begroting Vraagstelling / taakstelling Geplande activiteiten, plan van aanpak Beoogde resultaten Samenwerking Anders, nl
1
Laat u in geval van wijzigingen het rapporteren achterwege, dan kan ZonMw op grond van de subsidievoorwaarden consequenties verbinden aan de subsidieverlening. Het is daarom van essentieel belang dat u inzichtelijk maakt of op de genoemde onderdelen de werkelijke uitvoering overeenkomt met de goedgekeurde.
1
(denk hierbij o.a. aan studieopzet, interventies, uitkomstmaten, dataverzameling, instroom respondenten/patiënten) Geef onder Toelichting op wijzigingen voor elk van de aangekruiste onderdelen zo concreet mogelijk aan waaruit de afwijkingen bestaan, wat daarvan de reden(en) zijn en beschrijf de voorgestelde oplossingen.
3.1
Methodologie en uitvoeringsproces Beschrijf de methodologie van het project Beschrijf zowel de kansen/succesfactoren als de problemen/belemmeringen die u bij uitvoering van het project bent tegengekomen. Heeft u tips voor collega’s die een soortgelijk project (gaan) uitvoeren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan hoe u eventuele knelpunten heeft opgelost bij bijvoorbeeld: voorbereiding, uitvoering, samenwerking, draagvlak, tijd, financiën, etc. Dit project betreft het opbouwen van een samenwerkingsverband en het binnen een periode van twee jaar tot een succes laten uitgroeien van dit netwerk. Daar ligt geen onderzoeksmethodologie aan ten grondslag. Als werkwijze bij het opbouwen van het Netwerk Effectieve Jeugdzorg Amsterdam (NEJA) hebben we de stappen gevolgd zoals die in de ZonMw-aanvraag zijn beschreven. Eerste stap: NEJAcoördinatoren en een NEJA-projectmedewerker aanstellen. Voor het succes van een dergelijk netwerk is het van belang dat deze kartrekkers enthousiaste personen zijn die van aanpakken weten. Hierbij is de ZonMw-subsidie erg van belang gebleken. Die heeft het mogelijk gemaakt om voldoende tijd aan de coördinatie te kunnen besteden. Tweede stap: de programmaraad inrichten (onderdeel van de werkstructuur). De programmaraad van het NEJA bestaat uit senior beleidsmedewerkers en onderzoekers van de deelnemende instellingen. Van belang voor succes is hier dat de leden van de programmaraad bereid zijn een actieve bijdrage te leveren en daadwerkelijk als intermediair optreden tussen het NEJA en hun eigen instelling. Derde stap: convenant opstellen en startbijeenkomst houden. Het heeft als een succesfactor gewerkt om een officieel moment te maken van de ondertekening van het convenant en dit als een feestje te vieren. Zo zetten alle deelnemers in het bijzijn van elkaar een handtekening onder de samenwerking en kunnen daar het glas op heffen. Vierde stap: NEJA-website bouwen. Dit geeft snel een concreet resultaat en geeft ook iets in handen om aan de buitenwereld te laten zien. Vierde stap: inhoudelijk aan de slag met de programmaraad. We zijn in de tweemaandelijkse bijeenkomsten van de programmaraad 'low profile' begonnen, zonder dwang en drang. Dat heeft goed gewerkt. Het begin was verkennend en de kennisuitwisseling vond alleen binnen de programmaraad plaats. Later konden we enkele nieuwe gezamenlijke projecten
pag. 3
Eindverslagformulier PROJECTNUMMER: 15703.1001 starten en kennisuitwisselingsbijeenkomsten voor een breder publiek gaan organiseren. Vijfde stap: stuurgroepbijeenkomst organiseren. De stuurgroep van het NEJA bestaat uit de hoogleraren, lector en een vertegenwoordiging van de bestuurders van de praktijkinstellingen. Van belang voor een succesvolle stuurgroep is om stevige inhoudelijke discussies te agenderen. Zesde stap: organiseren van een grote NEJA-conferentie, met de ZonMw-subsidie, voor en door de Amsterdamse jeugdzorg. Dit was een succesfactor op zichzelf. Een kans om het NEJA behalve voor onderzoekers en beleidsmedewerkers ook voor managers en professionals toegankelijk te maken. Het is een geanimeerde en inhoudelijke dag geworden die door de deelnemers met een 8- is geëvalueerd. Laatste stap: toekomstperspectief voor het NEJA schetsen. Het NEJA heeft een viertal nieuwe inhoudelijke speerpunten gekozen en gaat na de ZonMW-subsidie op eigen kracht verder. De meest belemmerende factor voor het voortbestaan van het netwerk is het ontbreken van onderzoeksgelden. Het is van belang om gezamenlijk externe onderzoeksfinanciering te werven. Gezamenlijk onderzoek voorziet de samenwerking van een stevige inhoudelijk basis die noodzakelijk is om het netwerk op de langere termijn te borgen.
3.2
Diversiteit Is er aandacht besteed aan relevante verschillen binnen de doelgroep naar sekse, etnische achtergrond, leeftijd en andere relevante kenmerken? Ja/Nee Indien ja, beschrijf de belangrijkste leerpunten: Prof. dr. Trees Pels, hoogleraar Opvoeden in de multi-etnische stad (Vrije Universiteit en VerweyJonker Instituut) is vanuit haar expertise over diversiteit toegetreden als extra deelnemer aan de stuurgroep van het NEJA. Een NEJA-projectgroep heeft in samenwerking met Praktikon diverse vertalingen gerealiseerd van de VG&O, de gevalideerde vragenlijst die wordt gebruikt om de opvoedingsproblemen bij de ouders te meten. Dr. Inge Wissink heeft in de programmaraad een presentatie gegeven over onderzoek bij allochtone ouders en kinderen, met speciale aandacht voor meetinvariantie. Op de NEJA-conferentie was er een workshop over Triple-P Divers. De kern van het effectiviteitsvraagstuk waaraan het NEJA werkt, is juist steeds beter te weten te komen wat werkt voor wie: welke interventies werken voor welke cliënten met welke kenmerken.
3.3
Samenwerking met eindgebruikers Is er rekening gehouden met wensen en behoeften van eindgebruikers (bijvoorbeeld patiënten(organisaties), consumenten, commerciële bedrijven en publieksgroepen enz.)?
Ja/Nee
Is er inbreng geweest van eindgebruikers (bijvoorbeeld patiënten(organisaties), consumenten , commerciële bedrijven en publieksgroepen enz)? Ja/Nee
Indien ja, beschrijf hieronder hoe dat is gebeurd. Het NEJA heeft zich (tot nu toe) niet rechtstreeks tot de cliënten gewend. Wel raadplegen de praktijkinstellingen binnen het NEJA via hun kwaliteitssysteem de mening van cliënten over nieuw beleid en bestaande of nieuwe producten.
3.4
Samenwerking met intermediaire doelgroepen Is er inbreng geweest van (vertegenwoordigers van) intermediaire doelgroepen (bijvoorbeeld zorgverleners, beleidsmakers, beroeps- en brancheorganisaties enz.) . Ja/Nee Indien ja, beschrijf hieronder de belangrijkste leerpunten. Enkele NEJA-deelnemers leveren een actieve bijdrage aan het Samenwerkingsverband Effectieve Jeugdzorg Nederland (SEJN), het landelijke netwerk ter bevordering van de effectiviteit van de zorg voor jeugd. In april 2012 heeft een interactieve middag plaats gevonden waarin de senior beleidsmedewerkers van de praktijkinstellingen (die ook in de programmaraad van het NEJA zitten) aan de beleidsambtenaren van de 16 gemeenten in de regio Amsterdam hebben laten zien hoe de instellingen werken aan effectiviteit en zijn de deelnemers hierover met elkaar in discussie gegaan. Duidelijk kwam naar voren dat gemeentelijke beleidsambtenaren vooral geïnteresseerd zijn in het maatschappelijk rendement van de jeugdzorg.
pag. 4
Eindverslagformulier PROJECTNUMMER: 15703.1001 4
Rapportage vervolg
4.1
Welke resultaten/eindproducten heeft uw project/onderzoek opgeleverd? De belangrijkste resultaten, in vogelvlucht, zijn de volgende. Allereerst is, conform de plannen in de ZonMw-aanvraag, het Netwerk Effectieve Jeugdzorg (NEJA) daadwerkelijk als samenwerkingsverband opgebouwd. Er is een werkstructuur ingericht, met een programmaraad en een stuurgroep en met twee coördinatoren en een projectmedewerker als kartrekkers. Alle samenwerkingspartners hebben een convenant ondertekend. Ook is een website gerealiseerd. Inhoudelijk is de eerste twee jaar van het NEJA gezamenlijk gewerkt aan het omhoog brengen van de programma's en interventies van de praktijkinstellingen in de regio Amsterdam op de effectladder van Veerman en Van Yperen. Van alle hulpverleningsprogramma's en interventies is in beeld gebracht waar deze staan op de effectladder. Voor trede 1 en 2 is gewerkt aan het verbeteren van methodiekhandleidingen en de theoretische onderbouwing van interventies. Een NEJA-werkgroep heeft o.l.v. het NJi interventies beschreven voor de Databank Effectieve Interventies en een vijftal beschrijvingen zullen eind 2012 ter beoordeling worden aangeboden aan de Erkenningscommissie. Voor trede 3 is gewerkt aan het verbeteren van de respons en resultaten op de landelijke prestatieindicatoren en het breed implementeren in alle instellingen van het meten van resultaten met gevalideerde vragenlijsten. Voor trede 4 is vooral gewerkt aan de kennisdeling over in de regio lopende wetenschappelijke gecontroleerde studies. Ook is vanuit het lectoraat 'Implementatie in de jeugdzorg' van de Hogeschool van Amsterdam met de praktijkinstellingen een eerste gezamenlijke onderzoeksaanvraag geschreven en door RAAK-publiek met subsidie gehonoreerd. Voorts zijn diverse kennisuitwisselingsbijeenkomsten tot stand gekomen, bijvoorbeeld over de uitvoering van Signs of Safety en van Triple P, over het onderzoeksdesign van herhaald N=1 onderzoek of over kinderen van verslaafde ouders. Ook is vanuit het NEJA meegewerkt aan de ontwikkeling van het Uitstroomprofiel Jeugdzorgwerker op de Hogeschool van Amsterdam en worden op deze opleiding door gedragswetenschappers van de praktijkinstellingen gastcolleges gegeven. In mei 2012 is een grote NEJA-conferentie georganiseerd, met een programma dat in het teken stond van het verbinden van jeugdzorgpraktijk en wetenschap. Een vruchtbare dag die door de deelnemers met een 8- werd geëvalueerd. Resultaten van het NEJA zijn te vinden op: www.neja.nl. De opbrengsten van het NEJA zijn in een aparte notitie (zie bij Producten in Projectnet) uitgebreid beschreven: 'Opbrengsten van twee jaar samenwerken binnen het NEJA (juni 2012)'. 4.1.1 Zijn de resultaten van het project bekend gemaakt bij relevante databanken? Ja/Nee Nog niet, wel gepland Indien ja, welke? Binnen een werkgroep van het NEJA worden vijf interventies beschreven die eind van het jaar ter beoordeling worden voorgelegd aan de beoordelingscommissie van de Databank Effectieve Interventies.
4.2
Voor welke doelgroepen zijn deze resultaten van belang? Cliënten; professionals, managers en beleidsmedewerkers in de jeugdzorg; wetenschappers; adviseurs in kennisinstituten; docenten in het hoger onderwijs; financiers van jeugdzorg.
4.3
Welke activiteiten voor welke doelgroepen heeft u al verricht en gaat u nog uitvoeren om goede verspreiding en implementatie van de resultaten te bevorderen? Professionals, managers en beleidsmedewerkers in de jeugdzorg; wetenschappers; adviseurs in kennisinstituten; docenten in het hoger onderwijs zijn en zullen verder worden bereikt via de NEJAactiviteiten zelf. De ambitie is dat het NEJA zich de komende tijd nog meer zal gaan richten op de professionals, de beroepskrachten, o.a. door kennisuitwisselingsbijeenkomsten te organiseren die voor deze doelgroep relevant zijn. Ook gaat een groep professionals actief deelnemen in een ontwikkelgroep binnen het onderzoek 'Wie helpt de hulpverlener', dat de HvA vanaf september met RAAK-subsidie gaat uitvoeren. Cliënten worden indirect bereikt door het NEJA, omdat de NEJAactiviteiten bijdragen aan de kwaliteit en effectivieit van de jeugdzorg in de regio Amsterdam. Omdat de jeugdzorg in de komende jaren een belangrijke stelselwijziging ondergaat, wordt de doelgroep van de toekomstige finanaciers van jeugdzorg, nl. de gemeenten, van toenemend belang. Hier ligt een uitdaging voor het NEJA.
pag. 5
Eindverslagformulier PROJECTNUMMER: 15703.1001 4.4
Neemt een persoon of organisatie de nieuwe kennis, innovatie of werkwijze over, of gaat deze verder met de resultaten van het project? Nee/Misschien/Ja, zeker Indien Misschien of Ja, zeker: beantwoord ook de volgende drie vragen: 4.4.1
Vindt het vervolg plaats binnen of buiten ZonMw? Binnen ZonMw, bij het programma:… XX Buiten ZonMw, de volgende partijen of organisaties: binnen het NEJA zelf.
4.4.2
Vindt het vervolg plaats in een andere fase van de kennisketen 2? Nee, het vervolg blijft in deze fase van de kennisketen: Fundamenteel onderzoek Strategisch onderzoek Toegepast onderzoek Ontwikkelprojecten Implementatieprojecten
Ja, het vervolg vindt plaats in deze fase van de kennisketen: Fundamenteel onderzoek Strategisch onderzoek Toegepast onderzoek Ontwikkelprojecten Implementatieprojecten Toelichting Kunt u de antwoorden toelichten cq. onderbouwen: Beide: het NEJA is een samenwerkingsverband, een netwerk, waarbinnen verschillende soorten projecten zijn en worden gerealiseerd: toegepast onderzoek, (onderzoek naar) implementatie van evidence based interventies (via de aan het NEJA deelnemende lector 'Implementatie in de Jeugdzorg' van de HvA). Ook vindt kennisdeling plaats over experimenteel wetenschappelijk onderzoek. Het NEJA zet de komende tijd in op het werven van financiering voor wetenschappelijk onderzoek. 4.4.3 Bijdrage aan maatschappelijke ontwikkelingen a. Heeft dit projectresultaat een toepassing in de praktijk gekregen? XX Ja, vink in onderstaand lijstje aan in welk gebied het projectresultaat een toepassing heeft gekregen. Misschien, vink in onderstaand lijstje aan in welk gebied het projectresultaat een toepassing mogelijk gaat krijgen Nee, ga door naar vraag 4.4.3.b. Denk hierbij aan: Gebruik in richtlijnen, protocollen, standaarden, etc XX Gebruik in inhoud, kwaliteit of doelmatigheid van de zorg of preventie XX Gebruik in verandering van professionele handelen of organisatorische verandering Verandering in keuze van zorg of leefstijl van patiënt, consument, burger XX Gebruik in handleidingen, onderwijsmodules, leerboeken, etc Gebruik in technologische ontwikkelingen, instrumentenontwikkeling, etc Gebruik in grootschalige verbeterprogramma’s zoals doorbraakprojecten, LAK, etc Anders, namelijk:
2
ZonMw bestrijkt alle vijf fasen van de kennisketen: fundamenteel onderzoek, strategisch onderzoek, toegepast onderzoek, ontwikkelprojecten en implementatieprojecten.
pag. 6
Eindverslagformulier PROJECTNUMMER: 15703.1001 Toelichting: De kennisuitwisseling en onderzoeksactiviteiten binnen het NEJA zijn gericht op het verbeteren van de inhoud, kwaliteit en effectiviteit van de jeugdzorg in de regio Amsterdam. Er is en wordt gewerkt aan betere methodiekhandleidingen voor de professionals, het theoretisch onderbouwen van interventies, het werken met gevalideerde instrumenten door professionals om de resultaten van de hulp in de praktijk te meten en aan onderzoek om bewijskracht voor de effectiviteit van de hulp te vinden. Via het NEJA is een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het curriculum voor het uitstroomprofiel ‘Jeugdzorgwerker’ op de Hogeschool van Amsterdam.
4.4.3.b.Heeft dit projectresultaat een toepassing in beleid gekregen? XXJa, vink in onderstaand lijstje aan in welk gebied het projectresultaat een toepassing heeft gekregen. Misschien, vink in onderstaand lijstje aan in welk gebied het projectresultaat een toepassing mogelijk gaat krijgen Nee, ga door naar vraag 4.4.3.c. Denk hierbij aan: Gebruik bij besluitvorming over DBC ontwikkeling, verstrekkingsregels basispakket, verzekerde pakketten, etc Gebruik in adviesrapporten, signalementen van raden, colleges, RIVM, NIVEL, CvZ, etc Gebruik in beleidsnotities VWS of NWO, intern of extern, of in beleidsbrieven aan tweede kamer XX Gebruik in beleidsnotities van landelijke koepels en organisaties Andere bijdrage aan zorg- of preventiebeleid, namelijk Toelichting: De praktijkinstellingen van het NEJA, m.n. Spirit en Altra, zijn meer dan gemiddeld actieve deelnemers in het SEJN, het Samenwerkingsverband Effectieve Jeugdzorg Nederland. Zij hebben meegeschreven aan ‘Effectief (verder) werken aan de jeugdzorg’, de agenda voor het SEJN voor de periode 2012-2013. 4.4.3.c. Heeft dit projectresultaat een commerciële toepassing gekregen? Ja, vink in onderstaand lijstje aan in welk gebied het projectresultaat een toepassing heeft gekregen. Misschien, vink in onderstaand lijstje aan in welk gebied het projectresultaat een toepassing mogelijk gaat krijgen XX Nee, ga door naar vraag 5. Denk hierbij aan: Gebruik van projectresultaat als te vermarkten intellectueel eigendom Octrooien, royalty regeling of andere overeenkomst mbt intellectueel eigendom Actieve betrokkenheid of interesse van bedrijf, ondernemer Nieuwe onderneming als gevolg van projectresultaat of overgang van direct bij het project betrokken personen naar zo’n nieuwe onderneming Anders, namelijk: Toelichting: N.v.t.
pag. 7
Eindverslagformulier PROJECTNUMMER: 15703.1001 5
Publicaties en producten
LET OP: Denk eraan producten en publicaties te melden via Producten in ProjectNet. Hier is het mogelijk om tijdschriftartikelen, boeken, proefschriften, poster, congresbijdragen e.d. te vermelden.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
8. 9. 10. 11. 12.
6
Posterpresentatie op het congres 'Jeugd in Onderzoek' in maart 2010 Convenant NEJA Posterpresentatie op het congres 'Jeugd in Onderzoek' in maart 2011 Power point presentatie op het congres 'Jeugd in Onderzoek' in maart 2012 Programma en deelsessies NEJA-conferentie 23 mei 2012 Evaluatie van de NEJA-conferentie 23 mei 2012 ‘Wetenschap versus praktijk: een onproductieve tegenstelling’, artikel door Carolien Konijn, Germie van den Berg en Mariëtte van Brandenburg in het tijdschrift Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 50 (2011) Power point presentatie voor gemeentelijke beleidsambtenaren, april 2012 ‘Doorlichten programma’s Amsterdam 2009-2011’, de eindrapportage van de doorlichtingsonderzoeken door het NJi, geschreven door Mariska van der Steege, april 2012 ‘Hoe effectief is de effectladder’, interview in Jeugd en Co, 6, 3/4, juli/aug 2012 ‘Opbrengsten van twee jaar samenwerken in het NEJA’, notitie van het NEJA, juni 2012 ‘Klimmen op de effectladder’, notitie van het NEJA, juni 2012
Algemene opmerkingen
Ruimte om zaken te vermelden waarvan u vindt dat die voor ZonMw en/of het programma van belang kunnen zijn. Het is van belang dat ZonMw regionale samenwerkingsverbanden tussen praktijk, wetenschap en hoger onderwijs blijft stimuleren. Het NEJA wil zich daar graag, waar mogelijk, samen met ZonMw voor inzetten.
pag. 8