kennismaking met photoshop 05/06
cvo
2 24
inleiding
P
hotoshop is een professioneel bewerkingsprogramma voor computers met Windows 95, Windows 98 of Windows NT en voor Power Macintosh-computers. Een beeldbewerkingsprogramma is een programma dat u in staat stelt gescande en/of geïmporteerde foto’s en artwork te bewerken, waarna u de resultaten op papier kunt afdrukken of doorsturen via het web. Een simpel voorbeeld : stel, u krijgt opdracht een foto te nemen van uw baas en die op de voorpagina van het jaarverslag te plaatsen. Er is echter een probleem : de kraaiepootjes mogen niet te zien zijn en de baas moet van een fraaie coupe voorzien worden. Als u over Photoshop beschikt, helpt u dit probleem zo uit de wereld. Eerst neemt u een foto van de man in kwestie. Vervolgens scant u de foto, waarna u het desbetreffende bestand in Photoshop opent. U brengt wat plamuur aan, toupeert het kapsel wat en drukt de afbeelding ten slotte af. Uw baas kan nu tiptop op de voorpagina verschijnen. Dit is een van de vele mogelijkheden van Photoshop : het veranderen van de werkelijkheid via de toepassing van een computerprogramma. Zoals met elk ander beeldbewerkingsprogramma kunt u ook met Photoshop foto’s en gescand artwork aanpassen. U kunt een afbeelding retoucheren, speciale effecten aanbrengen, stukjes uit één foto in een andere zetten, tekst of logo’s toevoegen, de kleurbalans bijstellen en zelfs kleur toevoegen aan een scan die louter uit grijswaarden is opgebouwd. Photoshop biedt u tevens alle hulpmiddelen die u nodig hebt om zelf afbeeldingen te maken. Met deze hulpmiddelen kunt u realistische afbeeldingen maken die bijna niet te onderscheiden zijn van werken in water- of olieverf. Hoe afbeeldingen werken?
Een bitmapafbeelding kunt u beschouwen als een mozaiek opgebouwd uit vierkante tegeltjes in uiteenlopende kleuren. Van dichtbij gezien, lijkt het mozaiek een beetje op de betegeling in uw badkamer. U ziet afzonderlijke tegels, maar niet de afbeelding zelf. Als u achteruit gaat verliezen de tegels hun definitie en vloeien ze samen tot een herkenbare afbeelding. De gekleurde pixels die samen een afbeelding vormen, werken op dezelfde manier als de tegels in een mozaiek. Bij vergroting lijken ze op tegels, bij verkleining vloeien ze samen tot een afbeelding die op een foto lijkt. De oude Grieken wisten al heel veel van Photoshop. Er zijn verschillen tussen pixels en mozaiektegels. Pixels kunnen zestien miljoen verschillende kleuren hebben en kunnen we deze pixels opnieuw berekenen, kleurscheidingen maken en uitsnedes vervaardigen, iets wat ze vroeger niet konden.
3
De theorie van beeldverwerking
Net als met elk ander beeldbewerkingsprogramma kunt u met Photoshop foto’s en andere gescand illustratiemateriaal veranderen. U kunt een afbeelding retoucheren, speciale effecten toepassen, detail tussen foto’s uitwisselen, teksten en logo’s toevoegen, de kleurbalans aanpassen en zelfs de scherpstelling van een foto verbeteren. Photoshop levertw ook alles wat u nodig hebt om nieuwe illustraties te vervaardigen, waaronder een reeks vectorgereedschappen en een sterk gespecialiseerd schilderpalet.
Figuur: loopbaan van een beeld Bitmaps versus vectorafbeeldingen
Beeldverwerkingsprogramma’s maken deel uit van de veel grote softwarecategorie van schilderprogramma’s. In een schilderprogramma tekent u een lijn en vervolgens zet het programma die lijn om in minuscule vierkante puntjes die pixels genoemd worden. Het schilderstuk zelf wordt een bitmapafbeelding genoemd, ook bitmap en afbeelding zijn als benaming even acceptabel. Photoshop gebruikt de term bitmap exclusief voor het aanduiden van zwart-wit afbeelding. De logica daarachter is dat elke pixel overeenkomt met één bit aan gegevens, nl. nul of één (aan of uit). Om onduidelijke lettergreepcombinaties zoals pixmap te vermijden, maar ook om het afdwingen van een onderscheid tussen het werken met exact twee kleuren, met vier kleuren of met zestien miljoen kleuren volkomen willekeurig is, wordt de term bitmap in bredere zin gehanteerd. Voor elke afbeelding die uit een aantal pixels is samengesteld onafhankelijk de kleurmodus. Een afbeelding in Photoshop opgemaakt bestaat uit een aantal pixels, dit is net als de miljoenen cellen in uw lichaam die minuscuul klein zijn, net als de pixels te klein zijn om waarneembaar te
4 24
zijn met als gevolg dat ze ineenvloeien tot een samenhangend geheel. Drukt u de afbeelding groot af, dan zullen de pixels groeien waardoor de resolutie afneemt. Grote pixels zijn als cellen die door een microscoop worden bekeken: zodra u ze afzonderlijk kunt onderscheiden, valt de afbeelding uiteen. Dit resulteert in gekartelde randen en blokvormige overgangen. De enige manier om dat probleem tegen te gaan, is het vergroten van het aantal pixels in de afbeelding, waardoor ook de grootte van het bestand op schijf toeneemt. Wanneer u Photoshop gebruikt
Photoshop is het beste toegerust voor het maken: • gescande foto’s, inclusief fotografische collages en verfraaiingen die aan scans zijn ontleend; • afbeeldingen die met een willekeurig type digitale camera zijn gemaakt;
• stills die vanaf videotape of film zijn opgenomen; • realistische illustraties met hooglichten, middentonen en schaduwen; • illustraties en andere afbeeldingen voor persoonlijke of esthetische doeleinden; • logo’s en andere schermteksten; • speciale effecten met filters en kleurverbeteringen die in een tekenprogramma niet mogelijk zijn.
5
Gescand artwork - Resolutie Resolutie
Bij het genereren van elektronische beelden is er sprake van verschillende soorten resoluties. Er zijn geen strikte regels te geven met betrekking tot de ideale resolutie. Een afbeelding met een lage resolutie kan er prima uitzien, terwijl een hoge resolutie bepaald geen garantie is voor kwaliteit. Een hogere resolutie van de afbeelding heeft bij het afdrukken een scherper beeld tot gevolg. Een beeld met een lage resolutie is een mooie afbeelding op postzegelformaat maar zal er waarschijnlijk gekarteld uitzien op een posterformaat. Dit heeft allemaal te maken met beeldresolutie.
Beeldresolutie :
is het aantal pixels per maateenheid in een afbeelding (ppi : pixels per inch). Hoe hoger de beeldresolutie, hoe meer pixels (= informatie) de afbeelding bevat, dus meer detail en vloeiende kleurovergangen. Men kan dit vergelijken met een mozaïek: één tegel = één pixel, hoe kleiner de tegeltjes, hoe mooier en vloeiender de tekening. Hoe groter de tegels, hoe onduidelijker en minder gedetailleerd de afbeelding.
Bitresolutie of pixeldiepte :
is het aantal bits aan opgeslagen informatie per pixel. We maken een onderscheid tussen : • 2-bit afbeeldingen : de eigenschappen van deze pixels zijn beperkt tot aan en uit (zwart of wit), d.w.z. één informatiebit per pixel (bit : de kleinste informatieeenheid in een computer). We spreken hier over twee kleuren : zwart en wit. 21 = 22 grijswaarden • 8-bit afbeeldingen (grijswaarden) : iedere pixel wordt beschreven door acht bits. 28 = 256 grijswaarden.
24 6
• 24-afbeeldingen (kleurenafbeeldingen) : iedere pixel wordt beschreven door rood, groen en blauw. Zowel het rood als het groen en het blauw beschikken over acht bits om ze te beschrijven : 224 = 16,7 miljoen grijswaarden.
De bestandgrootte van een foto wordt bepaald door “pixels”. De resolutie van een foto wordt bepaald door “pixels per inch (ppi)” bij een computerbestand en -scherm. Het aantal kleuren door “bits”. En bij het afdrukken op papierdoor houden we rekening met “dots per inch (dpi)” . Gaan we naar de drukker met filmen, houden we bij het maken van de filmen rekening met de raster (lpi) “lines per inch”. De meeste experts adviseren voor de optie Resolutie een waarde tussen 150 en 200 procent van de liniatuur van het uiteindelijke afdrukapparaat. De liniatuur is het aantal halftoonpuntjes per lineaire inch, uitgedrukt in lpi. Voor fotografisch afdrukwerk van hoge kwaliteit zit u meestal goed met een resolutie van 267 ppi. Dit is twee maal 133 lpi. • Resolutie voor drukwerk = raster (lpi) x 2 • Rasterlineatuur : is het aantal halftooncellen per inch in het halftoonraster dat gebruikt wordt voor het afbeelden van een grijswaardenafbeelding of kleurscheidng (lpi) vb. - resolutie 72 dpi voor het werken op een scherm - 200 dpi voor een goede print als eindresultaat - 300 dpi voor professioneel drukwerk
7
Voor het scannen van foto’s en dia’s biedt een scanner meestaltwee maximale resoluties : “optische resolutie” en “geïnterpoleerde resolutie”. De laagste van deze twee maxima is de resolutie waarop de scanner daadwerkelijk kan scannen. Maak de scan met deze resolutie en gebruik vervolgens Afbeelding -> Afbeeldingsgrootte om de afbeelding te verkleinen tot de gewenste grootte en resolutie.
Resolutie voor weergave op het scherm
Als u wilt dat uw afbeelding door anderen op hun beeldscherm kan worden bekeken, dan is het verstandig rekening te houden met mensen die over een 13-inch monitor beschikken. Hoewel uw monitor waarschijnlijk 1024 bij 768 pixels weergeeft, is het aan te raden uit te gaan van een schermresoluite van 640 bij 480 pixels. Deze resolutie is standaard. Een nadeel aan een hoge resolutie is dat de bestandgrootte zwaarder wordt. Het vraagt meer geheugen. We moeten dus werken in functie van de eindbestemming. Is de afbeelding enkel bedoeld voor op het web, dan hebben we met 72 dpi meer dan genoeg, wetende dat de beeldschermresolutie ook niet hoger is dan 72 dpi. Als het aantal pixels van een afbeelding niet verandert, heeft een vergroting van een afbeelding een verkleining van de resolutie tot gevolg, en omgekeerd. Hebben we een te groot bestand (veel geheugen), dan kunnen we a.d.h.v. verschillende mogelijkheden ons geheugen naar beneden halen : resolutie verminderen, kleur verminderen, formaat verkleinen. Nadat het bestand is opgeslagen, kunnen we nog een compressieprogramma gebruiken.
8 24
Wat is 72p/inch ? 72 pixels per inch 1 inch = 2,54 cm uitvergroting !
72 pixels
72 pixels
9
optiebalk gereedsschapsbalk
10 24
menubalk bureaublad
zwevende paletten
het bureaublad De meeste onderdelen van het bureaublad van Photoshop kent u al van het besturingssysteem Windows of Mac OS. De menubalk geeft toegang tot de menu’s en de opdrachten. Met de titelbalk kunt u het afbeeldingsvenster over het scherm verplaatsen. Elke geopende foto beschikt over een eigen afbeeldingsvenster. Met de schuifbalken kunt u naar verborgen delen van de afbeelding kijken.
De Windows Statusbalk. schuifbalken + regelaar Deze bevindt zich net boven de taakbalk van Windows en biedt een lopend commentaar op het actieve gereedschap en de afbeelding. kies: venster -> statusbalk tonen (indien hij niet zichtbaar is)
vergrotingsfactor
documentgrootte
11
optiebalk optiebalk
D
e informatievak optiebalk gebruikt de volledige breedte van
(grijze) ruimte rond foto (wordt niet afgedrukt)
het Photoshop-venster. Alle instellingen voor het gereedschap blijven zichtbaar terwijl u zo min mogelijk schermruimte in beslag neemt. Maak optiebalk zichtbaar: 1/ Kies venster, -Opties tonen of 2/ Dubbelklik op het pictogram voor een gereedschap in het Gereedschapspalet. Om de Optiebalk te verplaatsen, versleep de verticale greep aan de linkerkant van de balk. U kunt standaardpaletten vastkoppelen aan de Optiebalk door ze naar het Palettenvak aan de rechterkant van de balk te slepen.
Informatievak:
Dit vakje geeft je allerhande informatie vb.: hoeveel geheugenruimte de afbeelding in beslag neemt afdrukpositie grootte en resolutie alt (windows) + klik op infovak (of option(mac)) werkschijfgroottes, efficiëntie, actieve gereedschap ...
12 24
zwevende paletten
Photoshop biedt u een aantal extra paletten die we ‘zwevende paletten’ noemen zoals info, kleur, lagen, ... Deze zwevende paletten bieden u een aantal aparte opties. Achter het driehoekje in de rechter bovenhoek bevinden zich de paletopties. Bijvoorbeeld venster -> toon kleur titelbalk palettab
inklapvakje
sluitvakje
paletopties
regelbalkje
schuifbalk kleurkiezer
Bijvoorbeeld venster -> toon kanalen
scroller
vergrotingsvakje
Paletten verplaatsen en koppelen.
We kunnen een palettab uit een palet halen door het tabje vast te nemen en eruit te slepen. Paletten koppelen aan de onder- of bovenkant van een ander palet: Sleep de tab van een palet naar de onderkant van een ander palet, als het andere palet wordt gemarkeerd laat de muisknop dan los. U kunt nu verplaatsen, sluiten,… alsof het één palet is. We kunnen paletten ook plaatsen in het voorziene palettenvak
13
in de optiebalk. (het palettenvak is onzichtbaar bij resoluties die minder dan 800 pixels breed zijn)
Paletten verbergen Door op de Tab-toets te drukken, kunt u alle paletten verbergen waaronder het Gereedschapspalet en de Optiebalk. Druk nogmaals op de tab om ze weer zichtbaar te maken Shift + Tab = paletten verbergen terwijl het Gereedschapspalet en de Optiebalk wel zichtbaar blijven.
inklapvakje
14 24
sluitvakje
11
Voorinstellingen Photoshop bevat een geheel nieuwe categorie voorkeurinstellingen die “voorinstellingen (presets)” heten. Ze bevatten vooraf gedefinieerde penselen, kleurstalen, verlopen, patronen en stijlen voor lagen en objectgeoriënteerde vormen. Hier is het mogelijk om in één keer een groot aantal afbeeldingskenmerken te orderen en te beheren. We kunnen deze standaardinstellingen veranderen via Bewerken -> beheer voorinstellingen
12
15
voorkeuren
Vooraleer we in Photoshop beginnen te werken, kunnen we de interface van het programma aanpassen. Wat willen we hiermee zeggen ? Ieder programma bevat een aantal basisinstellingen die we naar wens kunnen aanpassen. Deze instellingen - die standaard zijn ingesteld - worden “Voorkeuren” genoemd. We kunnen deze standaardinstellingen veranderen via Bewerk -> Voorkeuren -> Algemeen. Voorkeuren In het dialoogvenster “Voorkeuren” hebben we verschillende submenu’s : Algemeen - Bestanden opslaan - Weergave & cursors Transparantie & kleuromvang - Eenheden & linialen - Hulplijnen & rasters - Insteekmodulen & werkschijven - Geheugen & Afbeeldingscache
hulplijnen
Hulplijnen zijn er pas bijgekomen sinds Photoshop 4.0, een goede aanwinst.
Om een hulplijn te maken, drukt u op Ctrl + R of u kiest Weergave ->Linialen tonen, zodat de horizontale en verticale linialen worden weergegeven. Sleep vervolgens vanuit de horizontale liniaal een hulplijn naar beneden, of vanuit de verticale liniaal, een hulplijn naar rechts. U kunt alle hulplijnen verbergen of tonen door op Ctrl H (algemeen) te drukken of specifiek voor de hulplijnen alleen: druk Ctrl + ‘ of kies Weergave -> tonen / Hulplijnen (vinkje aan of uit).
16 24
Hulplijnen kunnen magnetisch gemaakt worden via Weergave -> Hulplijnen magnetisch Om een hulplijn juist te positioneren kijken we naar de coördinaten in het infovak (Venster -> toon Info, indien het niet zichtbaar is) of gaan we naar Weergave -> nieuwe hulplijn en typen we zelf de gewenste coördinaten. U kunt de hulplijnen verplaatsen met het verplaatsgereedsc hap. Als een ander gereedschap actief is, houdt u hierbij Ctrl ingedrukt. Wilt u ze vergrendelen, klik dan op Weergave -> Hulplijnen vergrendelen. Als u de hulplijnen niet meer nodig hebt, kiest u Weergave -> Hulplijnen wissen om alle hulplijnen ineens te wissen. Naast de hulplijnen beschikt Photoshop ook over een raster, een verzameling regelmatige horizontale en verticale magnetische lijnen. Kiest Weergave -> Raster tonen om het weer te geven en in te schakelen. We kunnen het raster al dan niet magnetisch maken via Weergave -> Raster magnetisch.
17
Afbeeldingen openen en opslaan
Voordat u een afbeelding in Photoshop kunt bewerken (of u nu een nieuw document maakt of een afbeelding van schijf opvraagt), moet u eerst de afbeelding in een afbeeldingsvenster laden. Hieronder volgen enkele basismethoden om een afbeeldingsvenster te maken :
Bestand - Nieuw :
Maak een nieuw venster door Bestand -> Nieuw of Ctrl + N Nadat u de gewenste grootte en de resolutie in het dialoogvenster Nieuw hebt opgegeven, toont Photoshop een leeg, wit canvas. U kunt zelf waarden opgeven in de vakken Documentnaam, Breedte, Hoogte, Resolutie, Modus en Inhoud. U kunt deze instellingen later altijd nog wijzigen.
Bestand - Openen :
Open een afbeelding die op de schijf of CD-rom staat door Bestand -> Openen of Ctrl + O
Bestand - Openen :
Afbeeldingen zijn eenvoudig te openen. Soms moeilijk te vinden in mappen, cdʼs... Open de bestandsbrowser door op de optiebalk op het mappictogram te klikken. Browser openen of op voorgrond plaatsen door Bestand -> Bladeren te kiezen of Ctrl + shift+ O te klikke.
Een afbeelding vanuit de browser openen, is een kwestie van navigeren naar bijbehorende map in de hiêrarchise lijst, die zich links boven in het venster bevindt en de mappenstructuur wordt genoemd, gevolgd door dubbel klikken op een miniatuur.
18 24
De browser werd uitgebried met de mogelijkheden om aanvullende informatie over afbeeldingen toe te voegen en te bewerken, betere batchverwerking, betere manieren om bestanden te organiseren en erdoorheen te navigeren. Er is zelfs een eigen menubalk bijgekomen
Een afbeelding dupliceren
Om een nieuw venster te maken met een onafhankelijke versie van de actieve voorgrondafbeelding, kiest u Afbeelding -> Dupliceren. In het dialoogvenster dat nu verschijnt, wordt om een naam voor de nieuwe afbeelding gevraagd.
Bestand - Importeren :
Als u een scanner of een digitale camera hebt, is deze waarschijnlijk ook voorzien van een insteekmodule waarmee u fotoʼs rechtstreeks in Photoshop kunt importeren. Kopieer deze module naar de Photoshopmap Plug-ins en start Photoshop opnieuw. Om te gaan scannen of om een foto in Photoshop te importeren, kiest u de insteekmodule in het submenu Bestand -> Importeren.
Een afbeelding op schijf opslaan
Regelmatig opslaan is de belangrijkste regel tijdens uw werk met Photoshop. Als de afbeelding op de voorgrond nog geen naam heeft, dus als u met een nieuwe afbeelding werkt, kiest u Bestand -> Opslaan. In het dialoogvenster dat nu verschijnt, kunt u de afbeelding een naam geven, de plaats op de schijf bepalen een een bestandsformaat kiezen. Nadat u de afbeelding eenmaal hebt opgeslagen, wordt het bestand, telkens wanneer u de opdracht Opslaan geeft, op de schijf bijgewerkt zonder dat het dialoogvenster verschijnt. Selecteer Bestand -> Opslaan als om de naam, de plaats of het bestandsformaat van de afbeelding op de schijf te wijzigen. Selecteer Bestand -> Opslaan als ook om een duplicaat van het bestand te maken of als reservedocument.
19
Bestandsformaten
We hebben het bestand geopend en bewerkt. Nu kunnen we dit bewaren/opslaan. Hiervoor zijn er verschillende mogelijkheden, naargelang het verdere gebruik van het bestand.
Naar printers • Tiff (Taged Image File Format) .tiff zowel voor Mac & Windows,
Voor opmaak en toepasbaar in de meeste tekenprogrammaʼs. LZW-compressie zonder verlies en voor hogere resolutie documenten. Een afbeelding in tiff gesaved in grijswaarden : voor inkleuring in Quark • EPS (Encapsulated Postscript) .eps Deze files zijn zwaarder dan tiff. Meestal als een bestand uit tekenprogrammaʼs voor hogere resolutie documenten. Behoud zijn uitknippaden, kleurscheidingen en duotonen... Is perfect uit te printen op postscript printers.
Naar schermtoepassingen • GIF (Graphics Interchange Format) WEB
opslaan als 87 a, selecteer CompuServe GIF exporteren als giff 89a (ondersteunt transparante pixels), gecomprimeerd (LZW) zonder verlies maximaal 8 bits = 256 kleuren of minder
• JPEG (Joint Photographix Experts Group) Web .jpg Grotendeels om het doorsturen van fotoʼs via het web, compressie met verlies (mogelijkheid tot verschillende compressieniveaus)
• PNG Web Beste voor fotoʼs, wordt niet gecomprimeerd & veel kleuren
Anderen • PDF (Portable Document Format)
Voor het bekijken van documenten die komen via het web, enkel te lezen in Adobe Acrobat
• Pict resource Voor opstartscherm Mac (in systeemmap) (saven zonder compressie in 16 bits voor duizenden kleuren, 32 bits voor miljoenen kleuren) • Bitmap.bmp windows voor systeemresources vb. behang
De afdruk-/opmaakresolutie wijzigen 20 24
Een hogere resolutie van de afbeelding heeft bij het afdrukken een scherpere beeld tot gevolg. Om de resolutie van een afgedrukte afbeelding te wijzigen : Kies afbeelding -> afbeeldingsgrootte om pixelafmetingen en de resolutie van een afbeelding te wijzigen. Met de term “afmetingen van een afbeelding” wordt de fysieke grootte van een afbeelding bedoeld. De “resolutie” is het aantal pixels per lineaire inch in de uiteindelijke afdruk op papier. “Lineair” omdat pixels in een rechte lijn worden gemeten. Als de resolutie van een afbeelding 72 ppi is (de afkorting ppi staat voor pixels per inch) dan bevinden zich 5184 pixels in een vierkante inche (72 pixels in de breedte maal 72 pixels in de hoogte = 5184).
De pixels en/of de resolutie aanpassen
U kunt een afbeelding kleiner of groter maken door de resolutie aan te passen. Een hogere resolutie leidt tot een kleinere afdruk van de afbeelding en andersom. Het is ook mogelijk de afmetingen van een afbeelding te wijzigen door de pixels opnieuw te berekenen. U kunt ook Afbeelding -> Afbeeldingsgrootte selecteren om een afbeelding te vergroten of te verkleinen.
Om de pixels in de nieuwe afbeelding te berekenen, moet Photoshop gebruik maken van “interpolatie”. U kunt de instelling voor interpolatie wijzigen in het dialoogvenster Afbeeldingsgrootte. Selecteer de gewenste methode : Bicubisch - Bilineair - Naaste Buur. Bicubisch levert het beste resultaat op. In het algemeen is het af te raden pixels toe te voegen. Wanneer u het aantal pixels verhoogt, moet Photoshop deze uit het niets toevogen. Het aantal pixels verlagen is daarentegen een handige techniek. Hiermee kunt u korrel, halftoonrasters en andere nadelige effecten van scannen wegwerken.
De opmaakresolutie wijzigen
Onthoud dat Photoshop pixels beter kan aanpassen dan ieder ander
21
programma waarmee u werkt. Bereid een afbeelding daarom helemaal voor in Photoshop, voordat u de afbeelding in een ander programma importeert. Als het goed is, hoeft u de afbeelding nooit in een ander programma te schalen, te roteren of bij te snijden. Omdat het zo belangrijk is : nooit een afbeelding schalen, roteren of uitsnijden.
De canvasgrootte
Willen we het formaat van een afbeelding wijzigen, dan kunnen we de beeldgrootte vergroten, verkleinen of vervormen via Beeld -> Afbeeldingsgrootte. Willen we de canvasgrootte (oppervlakte afbeelding) vergroten of verkleinen, gaan we naar Beeld -> canvasgrootte. Met behulp van de opties voorziet u de rand van de afbeelding van een extra rand in de achtergrondkleur, zonder dat u de afbeelding zelf wijzigt. Photoshop toont de pijlen om aan te geven in welke richting het canvas groter of kleiner wordt.
22 24
Een uitsnede maken
U kunt het aantal pixels in een afbeelding ook wijzigen door een deel van de afbeelding uit te snijden. Dit houdt in dat u aan de randen van een afbeelding pixels wegsnijdt zonder dat u daarbij de overige pixels verandert.
Als u een afbeelding wilt uitsnijden, selecteert u het uitsnedegereedschap door op C te drukken. Sleep met dit gereedschap om een rechthoekig selectiekader te plaatsen rond het gedeelte van de afbeelding dat u wilt behouden.
23
Kleurenmodus definiëren Werken in verschillende kleurmodellen Zwart-wit (bitmap)
Kies Afbeelding -> Modus -> Bitmap wanneer u een grijswaardenafbeelding wilt converteren naar uitsluitend zwarte en witte pixels. Met de opdracht Bitmap kunt de grootte, vorm en hoek van die puntjes zelf bepalen. De Bitmapmodus vraagt het minst geheugen.
Grijswaarden
Werken in de Modus Grijswaarden heeft zo zijn voordelen. Grijswaardenafbeeldingen kunnen op elke laserprinter afgedrukt, in elke publicatie gereproduceerd en op vrijwel elke computer bewerkt worden. De opdracht Afbeelding -> Modus -> Grijswaarden is zelfs een noodzakelijke stap om van een kleurenafbeelding naar zwart-wit bitmap of duotoon te gaan.
RGB
RGB is het kleurmodel van het licht. Het omvat de drie primaire kleuren : rood, groen en blauw, die elk 256 intensiteitsniveaus (helderheidswaarden) kunnen aannemen. Alle monitoren, projectieapparatuur en andere objecten die licht uitzenden, zijn gebaseerd op het additieve primairekleurmodel. Rood, groen en blauw laten zich als volgt mengen : Rood en groen : geel Groen en blauw : cyaan Blauw en rood : magenta Rood, groen en blauw : wit Het kleurmodel RGB is ideaal voor bewerkingen op het beeldscherm, omdat het toegang geeft tot het volledige spectrum van 24-bits schermkleuren.
CMYK
In de natuur nemen onze ogen pigment waar volgens het substractieve kleurmodel. Wanneer zonlicht op een object wordt geprojecteerd, absorbeert het object een deel van het licht terwijl het de rest weerkaatst. De subtractieve primaire kleuren (cyaan, magenta en geel) zijn niet in staat om volledig zwart te produceren. Daarom is er ook zwart nodig om schaduwen aan te zetten, donkere kleuren te verdiepen en uiteraard om de kleur zwart af te drukken.
HSB
Het kleurmodel HSB (Hue = tint, Saturation = verzadiging, Brightness = helderheid). Tint is pure kleur, verzadiging staat voor zuiverheid van de kleur en hel-
24
derheid is de donkerheid of de lichtheid van de kleur.
Lab-model
RGB is niet de enige modus waarmee u snel kunt werken en die een breed scala van kleuren biedt. De Lab-kleurenmodus omvat alle kleuren van RGB en CMYK en is even snel als de RGB-modus. De Lab-modus bevat drie kleurkanalen : één voor lichtsterkte en twee voor kleurbereiken, die eenvoudigweg A en B worden genoemd. De lichtsterkte komt in feite overeen met helderheid. Een voordeel van de Lab-modus is dat deze apparaatonafhankelijk is. RGB - CMYK
(rood - groen - blauw / cyaan - magenta - geel - zwart)
25
Het palet Kleur
Een manier om kleuren te selecteren in Photoshop is via het palet Kleur. Kies Venster -> Kleur tonen
Kleuren specificeren
Voorgrondkleur - Achtergrondkleur Voor- en achtergrondkleuren omwisselen Standaard voor- en achtergrondkleuren
Werken met de kleurkiezer
Wanneer u op het pictogram voor de voorgrondkleur of de achtergrondkleur klikt, wordt het dialoogvenster Kleurkiezer afgebeeld.
Voorgrondkleur / Achtergrondkleur
Schuifregelaars : Sleep de driehoeken van de schuifregelaars om de
26 24
gemarkeerde kleur te bewerken. U kunt de functie van de schuifregelaars wijzigen door een andere kleur te kiezen uit het paletmenu rechts boven in de balk. Invoervakken Waarschuwingsdriehoekje : Photoshop toont dit wanneer een kleur buiten het afdrukbare CMYK-bereik valt. Kleurenstrip : geeft alle kleuren in het CMYK-spectrum weer. Klik of sleep in het kleurenstrip om er een kleur uit te kiezen. voorgrond- en achtergrondkleur - Kleurschuifregelaar - Kleurenveld Kleurselectiemarkering - Schuifdriehoekjes
Converteren tussen verschillende kleurmodellen vb. CMYK -> geïndexeerde kleuren afbeelding -> modus -> ... ( tussenstap via RGB) vb. RGB -> grijswaarden (256 grijstinten => bestandsgrootte daalt)
RGB kleuren nauwkeurig bekijken en meten Klik en sleep met het pipet over de foto en bekijk de kleurwaarden in het palet kleur. => zie driehoek: = kleuren die niet afgedrukt kunnen worden (kleur omvangoverschrijdend) (= kleuren die buiten het kleinere CMYK-spectrum vallen) weergave (view) / gamut warning => de kleuromvangoverschreidende kleuren worden (grijs) weergegeven op de afbeelding venster -> toon kleuren (window / show color ): Klik op het driehoekje om de dichtsbijgelegen kleur te selecteren In het ‘kleuren palet’ kan je de preview van de kleurenbalk veranderen vb. enkel printkleuren. “I’-toets = pipet actief Pipet met vizier = om kleuren uit foto te meten (max.4, meetpunten wissen met alt) Kleurkanalen bekijken : weergave-> toon kanalen (show channels) De preview van de kleurkanalen kunnen in kleur weergegeven worden of in Z/W. Dit is instelbaar bij de voorkeuren -> weergaven en cursors ( pref / display&cursors / colorchannels in color ) Voorgrondkleur selecteren = klik Achtergrondkleur selecteren = alt/klik
27
Kleuren toevoegen aan het palet: venster -> stalen tonen. (window / show swatches) Kleurblokjes verwijderen uit het palet met de ctrl-toets.
Het palet Stalen
In het palet Stalen kunt u kleuren verzamelen voor toekomstig gebruik door voorgrond- en achtergrondkleur naar deze palet te slepen.
kleurstalen
voorgrondkleur
paletopties
28 24
Het pipet
Dit vormt de gemakkelijkste en meest directe manier om een kleur te selecteren. Klik met het pipet op de gewenste kleur in de afbeelding om zo de voorgrondkleur te selecteren. Dit kunt u eveneens doen voor de achtergrondkleur.
29
Het kleurenpipet
Met het kleurenpipet (met viziertje) kan je maximaal 4 kleuren in een afbeelding meten. De waarden bekijken we in het infopalet. We kunnen de punten verplaatsen en wissen.
30 24
........................................................................................... ........................................................................................... ........................................................................................... ........................................................................................... ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ........................................................................................... ........................................................................................... ........................................................................................... ........................................................................................... ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................
31
Weergavegrootte
= de grootte (%) waarin de afbeelding in het scherm verschijnt
Werkelijke pixels (Actual Pixels)
= 100% weergavegrootte = één afbeeldingspixel wordt weergegeven voor elke schermpixel = de meest nauwkeurige weergave (vb. voor de beoordeling van kleuren) • weergave / werkelijke pixels • Ctrl/alt/0 • dubbelklik op t’ pictogram ‘zoomen’ • als zoomgereedschap geselecteerd is: klik op ‘werkelijke pixels’ in de optiebalk
In venster (Fit on Screen)
Geopende foto’s worden weergegeven in de grootst mogelijke zoomverhouding waarbij de volledige afbeelding in het scherm past. • weergave / in venster • Ctrl/0 • dubbelklik op ‘t pictogram ‘handje’ • als zoomgereedschap geselecteerd is: klik op ‘in venster’ in de optiebalk
Afdrukgrootte (Print Size)
Foto’s worden in het scherm weergegeven in de grootte waarop deze worden afgedrukt. (niet erg betrouwbaar) • weergave / afdrukgrootte • als zoomgereedschap geselecteerd is: klik op ‘afdrukgrootte’ in de optiebalk
32 24
Nieuwe weergave Via weergave “nieuwe weergave” wordt een tweede weergave van de afbeelding gemaakt. Gebruik één weergave van de afbeelding in 100% en gebruik het andere venster om in te zoomen en te werken. Beide vensters houden de veranderingen aan de afbeelding bij.
33
Andere zoomverhoudingen: - met het Zoomgereedschap (zie Optiebalk: Werkelijke pixels, In Venster, Afdrukgrootte) - inzoomen kan tot 1600% en uitzoomen tot 0,2% werkwijze.: • klik met zoomgereedschap in het afbeeldingsvenster (de afbeelding wordt gecentreerd rond het punt waarop je hebt geklikt) • sleep met het zoomgereedschap een rechthoekig kader rond het gedeelte van de foto dat je wil vergroten • Ctrl/+ en Ctrl/(Ctrl/K = alg. voorkeurinstellingen: ‘venster aanpassen bij zoomen via toetsenbord’.) - Vensters passend maken (Resize Windows to Fit): aan: als u wilt dat Photoshop de venstergrootte aanpast tijdens het klikken (alleen als het zoomgereedschap actief is) - Paletten negeren (Ignore Palettes) uit: als u wilt dat Photoshop het venster niet groter maakt als het tegen een palet botst dat is verankerd tegen de zijkant van het programmavenster. aan: om het venster te vergroten ongeacht de positie van de paletten. • Zoomen via het zoomvak: (Tekstvak) Typ een zoomverhouding in + Enter - zoomen indien een ander gereedschap actief is: Ctrl/spatiebalk - zoomen met het Palet navigator
34 24
Wat we van elke geopende foto moeten weten: 1. hoe zwaar is ons document? aantal Megabite? ➞ zie informatievak (balkje onder foto) : vb. Doc.2,85M/2,85M ➞ beeld ➞ beeldgrootte ( Image / Image Size )
2. het kleurmodel? RGB, grijswaarden, CMYK, ...? ➞ zie titelbalk boven foto 3. de afmetingen? - CTRL / O = weergave ➞ in venster ( Fit On Screen) = de afbeelding zo groot mogelijk op ‘t scherm (dit is niet hetzelfde als afdrukgrootte, tenzij 72dpi)
➞ print size = afdrukgrootte ➞ preview van printpag.: klik op balkje “doc.info” (infovakje)
onder de foto (paginagrootte? zie page-setup) ➞ ALT / klik op doc. info balkje ➞ beeld -> beeldgrootte (Image / Image Size) 4. de resolutie?
➞ ALT / klik op doc. info balkje of beeld -> beeldgrootte
* kleurmodel wijzigen: vb. RGB ➞ CMYK ➞ beeld / modus / ... (image / mode / ...) * afmetingen wijzigen • verkleinen, (opblazen) of vervormen ➞ beeld / beeldgrootte (image / image size) • (wit)ruimte toevoegen ➞ beeld / canvasgrootte (image / canvas size) * resolutie wijzigen ➞ image / image size ( ! resample ! behoud proporties )
35
De gereedschappen
Achter ieder gereedschapspictogram met een klein driehoekje dat naar rechts wijst, bevindt zich een menu met een of meer alternatieve gereedschappen. Om een menu te openen, sleept u vanaf het desbetreffende gereedschap. Rechthoekig selectiekader
Sleep met dit gereedschap om een deel van de afbeelding in een rechthoekig selectiekader te plaatsen. Een selectiekader wordt gevormd door een patroon van bewegende stippellijnen die de begrenzing van een selectie aangeven (met shift slepen kunt u een gebied toevoegen aan een selectie, met alt slepen kunt u een gebied uit een selectie verwijderen, hetzelfde geldt ook voor de andere selectiekadergereedschappen alsook voor de lasso en de toverstaf). Ovaal selectiekader
Sleep met dit gereedschap om een deel van een afbeelding in een ovaal selectiekader te plaatsen. Selectiekader één rij/één kolom
Klik met dit gereedschap om een hele, horizontale/verticale rij pixels te selecteren over de hele breedte/hoogte. Verplaatsen
Sleep met dit gereedschap om een selectie of een laag te verplaatsen. In feite is het gereedschap uitsluitend bedoeld voor het verplaatsen en klonen van delen van een afbeelding. Lasso
Sleep met dit gereedschap op een deel van een afbeelding als vrije vorm te selecteren. Veelhoeklasso
Klik hier en daar met dit gereedschap om een selectieomtrek met rechte zijden te maken. Magnetische lasso
Bij het slepen met de magnetische lasso kleeft de selectieomtrek automatisch aan de rand van de voorgrondafbeelding. Dit gereedschap houdt rekening met contrasten in uw afbeelding. Toverstaf
Klik met de toverstaf om een aaneengesloten gebied van pixels met dezelfde kleur te selecteren. Om in de hele afbeelding gelijke kleuren te selecteren, schakelt u de gereedschapsoptie aangrenzend uit en klikt u eenmaal op de te selecteren kleur. Uitsnijden
Sleep met het uitsnijdgereedschap rondom het deel van de
36
afbeelding dat u in een rechthoekig begrenzingskader wilt behouden. De gebieden die uitgesneden worden krijgen een donkere tint. Wilt u het uitsnijkader vergroten of verkleinen, kunt u aan de buitenzijde van de kader vergroten of verkleinen. Segment
Dit gereedschap speelt een rol bij het maken van webillustraties. U kunt afbeeldingen in rechthoekige delen snijden (zogenoemde segmenten), zodat u webeffecten, zoals koppelingen, rollovers en animaties in verschillende gebieden van dezelfde afbeelding kunt toepassen. Segmentselectie
Dit gereedschap zorgt voor handgrepen op de afbeelding.
Retoucheerpenseel
Dit dient voor het verwijderen van ongewenste elementen uit afbeeldingen. Reparatie
Dit lijkt erg op het retoucheergereedschap. Dit gereedschap hanteert retoucheertechnologie door selecties te maken en deze naar nieuwe locaties te verplaatsen. Vooral nuttig voor grotere gebieden in een afbeelding.
Kleurvervangen
Met dit gereedschap kunt u over een bestaande kleur in een afbeelding schilderen met het doel deze te vervangen door de voorgrondkleur. Vooral te gebruiken voor rode oogjes.
37
Penseel
Gereedschap om zachte lijnen te schilderen in verschillende grootten. Potlood
Gereedschap om gekartelde harde lijnen te schilderen.
Kloonstempel
Dit gereedschap kopieert een deel van de afbeelding op een ander deel. Alt-klik op het gedeelte van de afbeelding dat u wilt klonen en sleep vervolgens om dat gebied naar een ander onderdeel van de afbeelding te kopiëren. Patroonstempel
Dit gereedschap stelt u in staat te schilderen met een patroon. Of u gebruikt een reeds bestaand patroon, of u maakt een nieuw.
Historiepenseel
Brengt delen van de afbeelding terug naar een willekeurige eerdere status in de recente historie van de afbeelding. Penseel tekenhistorie
Net als het historiepenseel schildert het penseel tekenhistorie met pixels uit een eerdere status van een afbeelding.
38
Gummetje
Sleep met het gummetje als u met de achtergrondkleur wilt schilderen of als u gebieden in een laag wilt wissen om de onderliggende laag bloot te leggen. Achtergrondgummetje
Dit gereedschap wist de achtergrond uit een afbeelding terwijl u sleept langs de rand tussen de achtergrond en de voorgrond. Tovergummetje
Dit gereedschap wist de pixels van dezelfde kleur (lijkt op toverstaf).
Verloop
Sleep met dit gereedschap om een selectie te vullen met een geleidelijke overgang van kleuren (verloop). U kunt in het gereedschapspalet op het verlooppictogram klikken en op de optiebalk een verloopstijl selecteren.
Emmertje
Klik met het emmertje om een aaneengesloten gebied van pixels met dezelfde kleur te vullen met de voorgrondkleur of een patroon.
Vervagen
Dit gereedschap dient om het contrast tussen aangrenzende pixels te verminderen, waardoor de scherpte van de afbeelding afneemt. Verscherpen
Dit gereedschap dient om het contrast tussen aangrenzende pixels te verhogen, waardoor de scherpte van de afbeelding toeneemt. Natte vinger
Sleep met dit gereedschap om de kleuren in de afbeelding uit te smeren.
39
Tegenhouden
Sleep met dit gereedschap om de pixels in de afbeelding lichter te maken. Doordrukken
Sleep met dit gereedschap om de afbeelding donkerder te
de pixels in maken.
Spons
Sleep met dit gereedschap om de verzadiging van een afbeelding te verminderen, zodat de kleuren verdwijnen tot grijs. U kunt dit ook omdraaien en de kleurverzadiging verhogen waardoor dat de kleuren meer verzadigd worden. Padselectie
Klik ergens op een pad om het hele pad te selecteren. Direct-selecteren
Om een segment in een geselecteerd pad of in een vorm te selecteren en bewerken. Pen
Klik en sleep met het pengereedschap om in het afbeeldingsvenster punten in te stellen. Photoshop tekent een bewerkbare padomtrek (illustrator) die u kunt omzetten in een selectieomtrek of in een gekleurde lijn. Pen voor vrije vorm
Sleep met dit gereedschap om paden of vectormaskers uit de vrije hand te tekenen.
Ankerpunt toevoegen/ verwijderen/
omzetten
Klik met dit gereeschap op een padsegment om een ankerpunt toe te voegen/ te verwijderen/om te zetten.
Rechthoek/afgeronde rechthoek/ovaal/ veelhoek 40
Dit gereedschap tekent rechthoeken/afgeronde rechthoek die gevuld worden met de voorgrondkleur. Lijn Sleep met het lijngereedschap als u een rechte lijn wilt tekenen. In de optiebalk bepaalt u de lijndikte en geeft u aan of u pijlpunten aan de uiteinden van de lijn wilt zien. Aangepaste vormen
Nadat u met één van de andere tekengereedschappen een vorm hebt getekend, kunt u deze als aangepaste vorm opslaan.
Horizontale/verticale tekst
Tekstgereedschap met opties in optiebalk. Masker voor horizontale/verticale tekst
Dit gereedschap produceert een actieve selectie rond de vorm van de letters.
Notities
Gebruik dit gereedschap om een kleine plaknotitie te maken, waarop u gedachten, ideeën en andere informatie kwijt kunt en 41
die u wilt delen met andere gebruikers van de afbeelding, of die u wilt onthouden voor de volgende keer. Gesproken notitie
Als u liever een gesproken notitie invoegt. Uw computer moet wel voorzien zijn van microfoon en geluidskaart. Pipet
Klik met de pipet op een kleur in het afbeeldingsvenster om van die kleur de voorgrondkleur te maken. Alt-klik op een kleur om die kleur tot achtergrondkleur te maken. Kleurenpipet
Klik op maximaal vier locaties in een afbeelding om de kleuren van de onderliggende pixels in het infopalet te evalueren. Meetlat
Met de meetlat kunt u afstanden en richtingen binnen het afbeeldingsvenster meten. U sleept gewoon van het ene punt naar het andere, waarna u in het infopalet of op de optiebalk de meetgegevens bekijkt. Handje
Sleep met het handje binnen een afbeeldingsvenster om zo met het venster te scrollen dat u een ander deel van de afbeelding te zien krijgt.
Zoomen
Klik met het zoomgereedschap om de afbeelding zo ver te vergroten dat u de afzonderlijke pixels duidelijker kunt waarnemen. Alt-klik om achteruit (verkleinen) te zoomen.
42
Opties in het gereedschapspalet
Het gereedschapspalet bevat in het onderste deel nog opties. (A) Voorgrondkleur instellen
Klik op het pictogram om de voorgrondkleur te veranderen. Het dialoogvenster kleurkiezer verschijnt, selecteer een kleur of voer waarden van een kleur in en druk op enter. De voorgrondkleur wordt gebruikt door de gereedschappen, potlood, penseel, airbrush, verloop en vorm. (D) Achtergrondkleur instellen
Idem voorgrondkleur instellen. De achtergrondkleur wordt gebruikt door de gereedschappen, gummetje en verloop. Photoshop gebruikt ook de achtergrondkleur om daarmee een geselecteerd gebied op de achtergrondlaag te vullen nadat u backspace of delete hebt gedrukt. (C) Voorgrond- en achtergrondkleur verwisselen
Om voorgrond- en achtergrondkleur om te wisselen. (B) Standaard voor- en achtergrondkleur
Klik op dit pictogram om terug te keren naar de standaard vooren achtergrondkleur: zwart en wit. Bewerken in snelmaskermodus
Klik hierop om naar de snelmaskermodus te gaan. In deze modus maakt u een selectie met de schildergereedschappen. De rode laag bedekt de geselecteerde, ofwel gemaskerde delen van de afbeelding. Door met zwart te schilderen, worden de geselecteerde gebieden uitgebreid (selectie wordt groter). Schilder met wit om het masker (selectie) te verwijderen. Bewerken in standaardmodus
Klik om de snelmaskermodus te verlaten, waardoor de selectie actief wordt. Modus standaardscherm
Om de voorgrondafbeelding in een standaardvenster weer te geven. Modus volledig scherm met menubalk
Alleen de menubalk en de paletten blijven zichtbaar. Modus volledig scherm
De afbeelding komt tegen een neutraal zwarte achtergrond.
43
selecties
• rechthoek of ovaal selecteren / ( M, shift M ) • rij pixels selecteren / horizontaal & vertikaal
normaal bijselecteren weglaten doorsnede
Bij- en afselecteren - bijselecteren met shift & weglaten met alt of aanduiden in de optiebalk - style: vaste verhoudingen of grootte - deselecteren: door buiten kader te klikken of Ctrl D (selecteren/deselecteren)
44 24
selectiegereedschap
verplaatsingsgereedschap
selectielijnen verplaatsen
inhoud verplaatsen
voor hor. of vert.:
hor. of vert. ( + shift )
eerst verplaatsen dan shift indrukken inhoud verplaatsen + copiëren ( + alt & Ctrl.) Opgepast: bij ‘copiëren en plakken’ wordt er een nieuwe laag gemaakt. (zie lagenpallet) Een selectie vullen met een kleur: Eerst deze kleur kiezen (als voorgrondkleur) dan bewerken -> vullen -> (met voorgrondkleur)
45
• lasso/ veelhoeken
• lasso ( L, shift L ) • veelhoek • magnetische lasso een selectie voltooien (sluiten): de lasso-tool sluit z’n selectie automatisch, bij de veelhoek en de magnetische lasso moeten we: • dubbelklikken (de selectie wordt dan autom. voltooid) • of terug naar beginpunt gaan
magnetische lasso
frequency ( 0-100 ) = aantal punten ( hoe hoger hoe meer punten ) Edge contrast = randcontrast vb 10% ( hoe hoger hoe minder gedetailleerd ) Width = lassodikte
46 24
........................................................................................... ........................................................................................... ........................................................................................... ........................................................................................... ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ........................................................................................... ........................................................................................... ........................................................................................... ........................................................................................... ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ..........................................................................
47
selecteren op basis van kleurwaarden • toverstaf: om objecten te selecteren die voornamelijk uit één kleur bestaan werkwijze : klik in een pixel van de kleur die je wil selecteren •
tolerantie instellen: bepaalt het kleurbereik dat door de toverstaf wordt geselecteerd als u binnen het venster klikt (0-255) hoe hoger hoe meer kleurvariaties
•
anti-aliased verzacht de selectie
•
aangrenzend: om aan te geven dat er een aaneengesloten gebied moet worden geselecteerd, uitgaande van de pixel waarop u klikt
•
shift / klik => ’+’teken = bijselecteren
•
toegepast op één laag of op alle zichtbare lagen “alle lagen gebruiken” (use all layers)
•
selecteer -> soortgelijk (similar) = soortgelijke kleuren uit foto selecteren
• selecteer -> kleurbereik: selecteer -> kleurbereik is vergelijkbaar met de toverstof maar hier krijg je een preview in grijswaarden (is veel informatiever ) werkwijze : klikken op een pixel in de foto, •
het kleurbereik instellen via tolerantie (fuzziness) = gemakkelijker dan de toverstaf omdat ‘t preview venster je direct het resultaat laat zien.
•
zwart = masker
•
wit = geselecteerd
andere mogelijkheden om te selecteren: (i.p.v. kleurmonsters) vb. alleen de middentonen, de donkere tonen, een kleurfamilie (vb. de rode tinten, ... ) Hier kunnen we geen tolerantie instellen. verschillende preview mogelijkheden vb quick mask selecteer -> soortgelijk (similar) interessant in combinatie met de toverstaf vb. om letters te selecteren selectie omkeren: (select -> inverse)
48 24
selectielijnen zachter maken: 1. Antialiasing: automatische verzachtingsmethode
voor een heldere afbeelding zonder rafelige randen
2. Doezelen ( feather ): drastischer
voor doezelranden; scherp of vaag (feather=0=scherp) vervaagt de selectie vanaf de oorspronkelijke rand zowel naar binnen als naar buiten
Het aantal pixels voor de doezelrand kan men instellen voor of na het maken van de selectie. voor: stel de doezelwaarde in in de optiebalk voor je een selectie tekent na: met de selectie aktief: kies select / doezelaar (feather) en stel de gewenste doezelwaarde in. De doezelrand is uiteraard pas zichtbaar nadat je de selectie bijvoorbeeld verplaatst of plaatst op een andere achtergrond. Wij kiezen voor het instellen van de doezelrand na het tekenen van een selectie via selecteren -> doezelaar en niet via de optiebalk. Hier laten we de doezelwaarde op 0 pixels staan. ( CTRL/SHIFT/D = deselecteren)
49
selecties wijzigen: selecteren -> bewerk : (select -> modify)
- kader: maakt kader rond selectie op basis van instelling aantal pixels - smooth: selectie vloeiender maken ( vb. hakkelranden ) - vergroten / verkleinen (slinken) (max.: 16 pixels) Is 16 pixels te weinig om de selectie te vergroten/verkleinen, gebruik dan: selecteren -> transformeer selectie Dit is vergelijkbaar met bewerk (edit) / transform behalve dat we bij transform selectie enkel de selectie wijzigen en niets aan onze foto! met quick mask (= tijdelijke alpfachannel, van het moment dat we de selectie gaan saven, krijgen we een alpfachannel)
selecties bewaren selecteren -> selectie opslaan
= opslaan in een kanaal Dit kanaal is een masker met als doel een deel van de afbeelding te kunnen wijzigen. (mogelijkheid: selectie toevoegen aan reeds bewaard kanaal ) selectie terug oproepen: selecteren -> selectie laden Selectiegereedschappen zoals rechthoek of lasso volgen niet automatisch de contouren van het geselecteerde beeld. (vb. vrijstaand voorwerp selecteren met rechthoek => de transparante gebieden worden ook geselecteerd) Om enkel de dekkende delen te selecteren: • trek rechthoek rond voorwerp zodat je zowel dekkende als transparante delen selecteert -> Command + J (voor mac: verplaatsingsgereedschap actief pijltjestoetsen boven & beneden) • of select / load selection • bij lagen: ctrl / klik op icoontje van de gewenste laag enkel de selectielijn verplaatsen
-> zie icoon zwevende selectie (= rechthoekje in stippellijn) selectie met inhoud verplaatsen
-> icoon schaartje selectielijn overbrengen op een andere laag doen we door de gewenste laag actief maken
50 24
Transformaties
Bewerkingen die betrekking hebben op de geometrie van een selectie worden transformaties genoemd. Hieronder vallen schalen, roteren, spiegelen, schuintrekken en vervormen. Transformaties zijn van invloed op een selectie op een hele afbeelding (één of meerdere lagen).
De hele afbeelding transformeren
- Schalen : kies Afbeelding -> Afbeeldingsgrootte - Roteren : heel de afbeelding wordt geroteerd : Afbeelding -> Canvas roteren - Spiegelen : kies Afbeelding -> Canvas roteren -> Horizontaal / Verticaal
Selecties transformeren
Om een selectie te transformeren kunt u één van de opdrachten in het submenu Bewerken -> Transformaties toepassen. Dit menu bevat een klein dozijn opdrachten die u zelf kunt uitproberen. Met de opdracht Vrije transformatie kunt u een selectie in één bewerking schalen, spiegelen, roteren, schuintrekken, vervormen en verplaatsen. Deze opdracht stelt u in staat alle transformaties correct in te stellen voordat u op Enter drukt.
51
Pen
Afgezien van de maskerfunctie, is het padgereedschap de nauwkeurigste en de meest flexibele selectiefunctie van Photoshop. Bij het padgereedschap wordt door middel van de pen een selectielijn punt voor punt worden getekend.
Eerste beginselen
Het padgereedschappen bevinden zich in het gereedschappalet. De padopties (waarmee u paden omzet in een selectie, vult, omlijnt en verwijdert) bevinden zich in het palet Paden. De gereedschappen en de paletopties bieden samen alle funties voor het tekenen van paden en kunnen wedijveren met vergelijkbare functies van Adobe Illustrator en Freehand.
Hoe werken paden?
Paden verschillen in die zin van selecties dat ze zich op een soort objectgeoriënteerde laag bevinden. Door deze opzet kunt u een pad punt voor punt bewerken nadat u het hebt getekend. Nadat u een pad hebt gemaakt, converteert u het naar een gewone selectielijn. Daarna kunt u de inhoud van de afbeelding bewerken.
52 24
Tekenen met de pen
Met de pen maakt u een pad door afzonderlijke punten, ankerpunten aan te brengen. Photoshop verbindt de punten automatisch door middel van segmenten. Een segment is een rechte of gebogen lijn.
Paden Voordeel = een pad kunt u punt voor punt nauwkeurig bewerken, als het eenmaal naar wens is kunt u het converteren naar een selectie. U maakt en bewerkt paden met de Pen of het Vormgereedschap. • Pen: klik en maak een hoek, klik + sleep voor een boog. • Pen voor vrije vorm: sleep, pad volgt een kronkeling van de muis. • Magnetische pen: = pen vrije vorm + magnetisch inschakelen ! (in optiebalk) Klik op de rand van het element in de voorgrond dat u wilt selecteren en verplaats de cursor vervolgens langs de rand van de vorm. Photoschop maakt automatisch de volgende punten aan. (= handig als u elementen wilt selecteren die duidelijk afsteken tegen de achtergrond) • Alt of Optie toets = voor rechte lijnen • optie curve passend : (tss 0,5 en 10) standaardwaarde 2 geeft bijvoorbeeld op dat het programma alle afwijkingen in de bewegingen van de muis moet overslaan die niet groter zijn dan 2 pixels. (bij eenwaar de van 0,5 wordt de Pen bijzonder gevoelig, bij een waarde van 10 worden grote schommelingen afgevlakt) - opties magnetische pen: breedte, contrast, frequentie 53
(=opties van de magnetische lasso !) • Ankerpunt toevoegen: klik op een bestaand pad om daar een punt toe te voegen • Ankerpunt verwijderen: klik op een punt om te verwijderen • Punten omzetten: druk alt-toets (optie) in voor bogen. Automatisch toevoegen/verwijderen: (in optiebalk aanzetten !)
Selecteer pad en ga met de pen over een segment. Punten komen bij waar geen staan, punten verdwijnen waar staan. Vormgereedschap:
Om paden in eenvoudige geometrische vormen te tekenen. (rechthoeken, veelhoeken…) Zet het gereedschap eerst in de padmodus door op het pictogram Nieuw tijdelijk pad maken links in de optiebalk te klikken. Sleep vervolgens om het pad te maken. Pad selecteren/bewerken:
Gebruik het padselectiegereedschap (de zwarte pijl) en het direct selectiegereedschap (de witte pijl) om paden en vectorvormen te selecteren en bewerken. Zwarte pijl: selecteert een volledig pad • Alt (optie)-klikken ( in palet paden selecteert alles) • of sleep met pijl in venster Witte pijl: hiermee verplaatst u punten en grepen. • Ctrl-toets/Command-toets (indrukken als een ander padgereedschap actief is) Overlapping van paden aangeven:
1/ Toevoegen 4/ Uitsluiten
2/ Verwijderen
3/ Doorsnede maken
Dit zijn 4 instellingen die bepalen hoe photoshop omgaat met gebieden in een pad die elkaar overlappen als u het pad converteert naar een selectie. Paden deactiveren:
Zie optiebalk klik op het vinkje of Return/ Enter drukken Let op: Als u een pad deactiveert dat niet is opgeslagen en daarna een nieuw pad tekent, bent u het vorige kwijt !
54 24
Paden verplaatsen en klonen:
• Pad klonen: Klik met zwarte pijl (+shift) als u meerdere paden wilt klonen. Alt-sleep / Optie-sleep om alle geselecteerde paden te klonen. • Pad verplaatsen: selecteer het pad met de zwarte pijl en sleep naar nieuwe locatie. • Paden uitlijnen en verdelen: selecteer 2 of meerdere paden met de zwarte pijl en klik vervolgens op een uitlijnknop in de optiebalk. • Paden schalen:
Selecteer met de witte pijl een gedeelte of zwarte pijl het ganse pad, kies vervolgens Bewerken, -Vrije transformatie Paden samenvoegen en verwijderen: De optiebalk bevat een knop Combineren (als Zwarte pijl is geselecteerd) Als u op deze knop klikt worden alle geselecteerde subpaden tot één enkel pad gecombineerd. Photoshop gebruikt de opties voor het overlappen van paden die actief waren, toen u de subpaden hebt getekend. Klik op het subpad en verander indien nodig op de gewenste overlapknop in de optiebalk. • Pad verwijderen : select + delete (zwarte pijl) • Paden vullen:
- klik op pictogram • (linkeronderhoek van het palet paden) - In paletmenu paden, -pad vullen, men kan dan nog 2 opties kiezen (doezelstraal, andere modus) - Of Alt-klik (optie-klik) op • (zwarte gevulde cirkel) Let op de overlapoptie die u hebt gebruikt bij het maken van het pad! • Pad omlijnen:
- Klik op pictogram O - Menu in palet paden, - omlijn pad - Of Alt-klik op O • Paden converteren naar selecties en opslaan:
(Selecteer met zwarte pijl een pad:) - In Paletmenu paden, maak selectie - Klik op icoon selectie - In Palet paden, Alt + klik op icoon selectie • Pad toevoegen aan selectie:
Maak een selectie, bewaar./ Maak pad bewaar Laad selectie , Ctrl-klik op de padnaam, maak een keuze (vb voeg toe aan selectie) Selecties naar paden converteren: Maak een selectie, ga in het Palet paden, bewaar als werkpad Optie tolerantie : 2,0 ( =de standaardinstelling) 55
(bij een waarde van 0,5, krijgt men een pad met een overvloed aan punten, bij een waarde van 10 rond Photoshop het pad af en gebruikt minder punten) De waarde die u opgeeft, bepaalt hoever het pad mag afwijken van de oorspronkelijke selectie. Paden samen met een afbeelding opslaan:
U kunt één af meerdere paden opslaan door de opdracht Pad opslaan te kiezen in paletmenu Paden of door dubbelklik op Tijdelijk pad in de lijst, geef een naam. Als u een pad bewaart en u tekent een nieuw pad voegt photoshop automatisch het nieuwe pad toe aan het opgeslagen pad. Om een nieuw pad met een nieuwe naam te tekenen, verberg dan eerst het bestaande pad of klik op het pictogram voor het nieuwe pad om een apart pad te maken. Paden importeren en exporteren:
(Illustrator, Freehand, opmaakprogr.)
• Bewaar pad als uitknippad, bewaar beeld, haal binnen in
andere programma’s.
• Selecteer pad met zwarte pijl, -Kopieer pad naar klembord ,
plak in vb illustrator (bewerk pad, kopieer en ga terug naar Photoshop) • Kies Bestand, -Exporteren, -Paden naar Illustrator (photosh. slaat de paden op als een document dat in Illust. kan worden bewerkt.
56 24
Lagen en transformaties Lagen
Lagen zijn zowel de meest overgewaardeerde als de minst gebruikte functie van Photoshop. Lagen voegen geen functie toe aan Photoshop. Alles wat u kunt doen met lagen, kan ook tot stand worden gebracht zonder lagen. Het grote voordeel van lagen is de extra flexibiliteit. Lagen zijn uitermate veelzijdig. U kunt maskers op lagen toepassen, meerdere lagen tegelijk verplaatsen en transformeren, lagen mengen.
Lagen toevoegen
U kunt op tientallen manieren een nieuwe laag maken.
57
• Kopieer een selectie en plak deze in een andere afbeelding
•
•
•
•
•
•
(Ctrl + C, Ctrl + V). Photoshop plakt de selectie in een nieuwe laag. Met de opdracht verenigd kopiëren (Ctrl + Shift + C, Ctrl + V) wordt een selectie, waarin elementen van verschillende lagen zitten, gekopiëerd naar een nieuwe laag. Als u een selectie naar een nieuwe laag wilt verplaatsen, kiest u Laag -> Nieuw -> Laag via knippen (Ctrl + Shift + H). I.p.v. de selectie te klonen, wordt de selectie nu uit de laag verwijderd en in een eigen laag geplaatst. U kan de inhoud van een selectie klonen naar een nieuwe laag met de opdracht Laag -> Nieuw -> Laag via kopëren (Ctrl + J). U kan een laag uit het palet lagen van een afbeelding slepen naar een ander afbeeldingsvenster. De laag wordt dan toegevoegd aan het palet van de afbeelding waarnaar u de laag sleepte. Om een lege laag te maken, kiest u Laag -> Nieuw -> Laag. U kunt ook op het pictogram Nieuwe Laag onder in het palet Lagen klikken. Dit kan ook door de opdracht Nieuwe Laag te kiezen in het paletmenu van het palet lagen. U kunt een zwevende selectie (een selectie die u hebt verplaatst of gekloond) omzetten in een nieuwe laag door op Ctrl + Shift + J te drukken.
• een laag dupliceren: Om de actieve laag te klonen, kunt u
Laag -> Laag dupliceren -> Kiezen. Een handigere methode is de naam van de laag die u wilt klonen naar het pictogram Nieuwe Laag onder in het palet Lagen te slepen.
In het palet lagen zijn paletopdrachten aanwezig die ook in het menu Laag staan. Als u een laag toevoegt , plaatst Photoshop deze voor de actieve laag.
58 24
Wanneer u de opdracht Laag via kopiëren of Laag via knippen kiest of op het pictogram Nieuwe Laag klikt, geeft Photoshop de nieuwe laag automatisch een naam : Laag 1, Laag 2, ... Als u de laag een andere naam wilt geven, drukt u de Alt toets in en dubbelklikt u op de naam van de laag in het palet Lagen (U kunt ook Laag -> eigenschappen laag kiezen). Typ een nieuwe naam en klik op OK.
Werken met lagen
Ongeacht hoe u een nieuwe laag maakt, toont Photoshop altijd een kleine miniatuur van de inhoud van de laag in het palet Lagen. De naam van de actieve laag wordt gemarkeerd weergegeven in het blauw. Het kleine penseelpictogram voor de laagnaam duidt eveneens op een actieve laag. Links van het penseelpictogram bevindt zich een kolom met oogpictogrammen. Hiermee kunt u lagen tijdelijk verbergen of weergeven. Klik op een oog om de laag te verbergen en klik op de plaats waar zich een oog bevond om het oog en de laag weer zichtbaar te maken. Als u tegelijk de Alt toets indrukt worden alle andere lagen verborgen. Alle lagen blijven intact, ongeacht of ze zichtbaar zijn of niet.
Overschakelen tussen lagen
U selecteert een andere laag door te klikken op de naam van een andere laag in het palet Lagen. Deze laag wordt dan actief en kan worden bewerkt. Er kan slechts één laag actief zijn. Om binnenin een afbeelding met meerdere lagen rechtstreeks naar de laag te gaan die men wil bewerken, houdt u Ctrl + Alt ingedrukt en klikt u met de rechtermuisknop op een beeldelement in de afbeelding om direct over te schakelen naar de laag. Als u dezelfde handeling uitvoert zonder de Alt toets in te drukken, komt u terecht in een submenu waar u een laag kan kiezen. U kan ook overschakelen tussen lagen met behulp van het verplaatsgereedschap. In het optiemenu moet dan wel automatische selectie van
59
laag ingeschakeld worden.
De achtergrondlaag bewerken
De onderste laag in het palet lagen is de achtergrondlaag, de volledig dekkende laag die de basisafbeelding bevat. Lager dan de achtergrondafbeelding kunt u niet gaan. U kunt niets onder de achtergrondlaag plaatsen en deze is ook niet transparant... tenzij u de achtergrondlaag eerst omzet in een normale laag. Dubbelklikken op het item Achtergrond in het palet Lagen of kies de opdracht Laag -> Nieuw -> Laag uit achtergrond. Typ een nieuwe naam voor de laag (laag 0) en klik op OK. Nu kunt u de rangorde van de laag wijzigen of pixels transparant maken. Dit kan ook omgekeerd. Met de opdracht Laag -> Nieuw -> Achtergrond uit laag converteert u een laag naar een achtergrondlaag.
Lagen rangschikken
U kunt lagen rangschikken. Ten eerste kunt u de naam van de laag in het palet lagen omhoog of omlaag slepen om zo de volgorde te wijzigen. Het enige waar u hierbij op moet letten, is dat de zwarte balk verschijnt op de plaats waar u de laag naartoe wilt verplaatsen, voordat u de muisknop loslaat. Een tweede manier om lagen te rangschikken, is m.b.v. de opdrachten in het menu Laag -> Ordenen. Kies bijvoorbeeld Laag -> Ordenen -> Naar voren/Naar achteren om de actieve laag een niveau omhoog/omlaag te verplaatsen. Kies Laag -> Ordenen -> Op achtergrond om de laag net boven de achtergrondlaag te plaatsen of -> Op voorgrond om de laag helemaal bovenaan te plaatsen.
Lagen samenvoegen tot één laag
Hoe meer lagen, hoe meer het geheugen toeneemt, waardoor de prestaties afnemen. Ook kunt u de afbeelding met lagen slechts in één formaat opslaan : het eigen formaat van Photoshop. Photoshop biedt verschillende methoden om lagen samen te voegen : Laag -> - Verenigen; omlaag laag: Een laag wordt verenigd met de onderliggende laag. - Verenigen; zichtbaar: All zichtbare lagen (oogpictogram) worden verenigd. De andere lagen worden behouden. - Eén laag maken: Alle zichtbare lagen worden verenigd. Alle andere worden verwijderd.
Lagen verwijderen 60 24
Sleep de naam van de laag naar de prullenbakpictogram onder in het palet Lagen of klik op het pictogram om de actieve laag te verwijderen.
De inhoud van een laag selecteren/ verplaatsen
Houd Ctrl ingedrukt en klik op de naam van de laag. Er wordt een selectielijn rondom de inhoud van de laag geplaatst. U kan een de inhoud van een laag verplaatsen door het verplaatsgereedschap (of Ctrl toets indrukken) te selecteren. Met de muis kan u dan klikken en slepen of met de pijltjes (toetsenbord) kan u de inhoud elke keer met 1 pixel verplaatsen.
Automatische laageffecten
Photoshop ondersteunt een aantal laageffecten waarmee u eenvoudig een slagschaduw, een gloed of een reliëf kunt aanbrengen op een laag. Als u een laageffect wil toepassen, selecteert u eerst een voorgrondelement in de afbeelding en kiest u één van de tien opdrachten in het menu Laag -> Effecten of klik op het pictogram in het palet lagen : - Slagschaduw - satijn - Schaduw binnen - kleurbedekking - Gloed buiten - bedekking en verloop - Gloed binnen - patroonbedekking - Schuine kant en reliëf - lijn
61
Effecten wijzigen en opheffen
Nadat u een laageffect hebt toegepast, wordt de laag in het palet Lagen weergegeven met een speciaal symbool : een cursieve letter “f” in een zwart cirkeltje. Als u op het “f”-symbool dubbelklikt, krijgt u terug het dialoogvenster Effecten en u kunt terug opnieuw veranderingen aanbrengen. Als u alle effecten wilt verwijderen moet u het woord effecten naar de vuilnisbak slepen.
Lagen koppelen
Photoshop biedt de mogelijkheid meerdere lagen tegelijkertijd te verplaatsen. Hiervoor moet u een koppeling maken tussen de lagen die u wilt verplaatsen en de actieve laag. Selecteer de eerste laag die u wilt koppelen in het palet Lagen. Klik vervolgens in de tweede kolom links van de tweede laag die u wilt koppelen. Er verschijnt een kettingpictogram voor iedere gekoppelde laag. Dit pictogram geeft aan dat alle gekoppelde lagen gezamenlijk verplaatst worden wanneer u de actieve laag versleept met ingedrukt Ctrl-toets. Om de koppeling te verbreken, klikt u op een koppelingspictogram zodat dit verdwijnt. Let erop dat de 62 24
opdracht Laag -> Vereningen; omlaag laag verandert wordt in Verenigen; gekoppeld als de lagen gekoppeld zijn.
Laagsets Met behulp van een laagset kan u meerdere lagen in 1 set (map) plaatsen. U kan een set aanmaken met de opdracht Laag -> Nieuw -> Laagset of met het pictogram in het palet lagen. U kan ook een laagset maken van alle gekoppelde lagen met de opdracht Laag -> Nieuw -> Laagset uit gekoppelde. Lagen aan deze set toevoegen doet u door ze te slepen naar het desbetreffende pictogram. Deze markeert zichzelf als de lagen worden toegevoegd. Op dezelfde manier verwijderd u lagen uit een set, namelijk door ze eruit te slepen.
Werken met laagsets Een set van naam veranderen kan u door te dubbelklikken op de naam van de set. U kan ook laagsets samenvoegen door de naam van de ene te slepen naar de andere. Sets kunnen net zoals lagen gekoppeld en gedupliceerd worden. Wat niet kan is een set binnen een set maken.
Maskers
De meeste mensen werken nooit met maskers. Maskers lijken
63
ingewikkelde hulpmiddelen en niet iedereen is overtuigd van hun nut. Men heeft de lasso, de toverstaf en de pen, waardoor het lijkt dat maskers overbodig worden. Elk van de genoemde gereedschappen is echter in beperkte mate geschikt om afbeeldingen te selecteren. Maskers bieden alle voordelen van de andere gereedschappen. Met maskers kunt u vrije vormen en gebieden met een bepaalde kleur selecteren. Bovendien zijn maskers uitermate nauwkeurig en kennen ze geen van de tekortkomingen van de selectiegereedschappen. Ze bieden volledig controle over het uiterlijk van de randen en zijn even natuurlijk als de afbeelding zelf. In feite is een masker de afbeelding zelf. Maskers gebruiken pixels om pixels te selecteren. Maskers vormen de nauwkeurigste selectiemethode in Photoshop. Definitie: een masker is een selectielijn in de vorm van een grijswaardenafbeelding (in het palet kanalen/lagen). - Geselecteerde gedeelten worden wit weergegeven. - Niet-geselecteerde gedeelten worden zwart weergegeven. - Gedeeltelijk geselecteerde gedeelten van de afbeelding worden grijs weergegeven.
Automatisch maskers maken
Een andere handige methode om maskers te maken, is de opdracht Kleurbereik in het menu Selecteren. Met deze opdracht kunt u selecties maken op basis van kleurbereiken. U gebruikt het pipet om kleuren te specificeren die deel moeten uitmaken van de selectie en om aan te geven welke kleuren erbuiten vallen. Dit lijkt op de toverstaf, behalve dat u kleuren nauwkeuriger selecteert en de tolerantie van de selectie op ieder gewenst moment kunt wijzigen. Als u Selecteren -> Kleurbereik kiest, verschijnt het dialoogvenster Kleurbereik. U klikt in het afbeeldingsvenster of in de voorvertoning om kleuren te selecteren en te deselecteren. U stelt de Tolerantie in wanneer u wilt en hoeveel u wilt. Photoshop werkt de selectie onmiddellijk bij op basis van uw waarde. Als u tijdens het selecteren het overzicht kwijt bent geraakt over wat wel en wat niet geselecteerd moet worden, kunt u eenvoudig met het pipet klikken en weer opnieuw beginnen. Hiermee verwijdert u namelijk alle kleuren van de selectie met uitzondering van de kleur waarop u klikt. Als u op Alt drukt verandert de knop Annuleren in Herstellen. Als u op Herstellen klikt, worden de instellingen in het dialoogvenster teruggebracht in de staat waarin u ze aantrof. Bij “OK” verschijnt op het scherm een selectielijn.
64 24
De snelmaskermodus
De eenvoudigste manier om een masker te maken is de snelmaskermodus. In de snelmaskermodus wordt een selectie aangegeven met een halfdoorzichtig rood waas : alle gebieden in de afbeelding die niet geselecteerd zijn, worden door het rode waas bedekt. Geselecteerde delen worden normaal weergegeven. U kan de kleur, dekking en wat de kleur dekt bepalen door dubbel te klikken op het pictogram voor snelmaskermodus. U kunt het masker naar wens bewerken en daarna de snelmaskermodus afsluiten om terug te keren naar de gebruikelijke selectielijn. De snelmaskermodus is snel en handig, maar niet definitief zoals een traditioneel masker. Om de snelmaskermodus te activeren, klikt u onder in het gereedschapspalet op het pictogram voor de snelmaskermodus of drukt u op Q. Het masker dat u legt, ziet eruit als een rode waas. Het gebied rondom ziet eruit als voorheen omdat dit gedeelte niet geselecteerd is en er dus geen masker op toegepast is. Er zijn dus geen selectielijnen. U kan een masker onafhankelijk van de afbeelding bewerken. Dit kan op verschillende manieren: - Teken met het penseel, potlood of airbrush in het zwart om het masker groter te maken en met de witte kleur om het masker terug te verkleinen of te verbeteren. - Met de selectietools Kader, Lasso, Magnetische lasso, maakt u een selectie en vult deze met de gewenste kleuren. - U kan zelfs met het verloopgereedschap een masker maken. Als u in het gereedschapspalet klikt op het pictogram voor de standaardmodus (links van het pictogram voor snelmaskermodus) of druk opnieuw Q, maakt het masker weer plaats voor de selectielijn en kunt u de afbeelding weer bewerken. Als u een masker wilt bewaren, moet u het opslaan als een afakanaal met de opdracht Selecteren -> Selectie oplsaan. Het kanaal vind u terug in het palet kanalen.
Laagmaskers maken
U kunt aan een laag ook een masker toevoegen om bepaalde pixels in de laag transparant te maken. U vraagt zich misschien af of het niet eenvoudiger is om delen van een laag die doorzichtig moeten zijn weg te gom-
65
men. Dat is inderdaad zo maar het nadeel is dat u die delen dan definitief kwijt bent. Wanneer u echter een laagmasker gebruikt, maakt u pixels tijdelijk doorzichtig. Maanden later kunt u de pixels weer herstellen door het masker te wijzigen. Laagmaskers maken het programma daarom nog flexibeler. Als u een laagmasker wilt maken, selecteert u de laag waarvoor u het masker wilt maken en vervolgens kiest u Laag -> Laagmasker toevoegen -> Alles tonen. U kunt ook kllikken op het pictogram Laagmasker toevoegen, onder in het palet Lagen. Links van de laagnaam verschijnt dan een tweede miniatuur. Een brede rand rondom de miniatuur geeft aan dat het laagmasker actief is.
Als de brede rand rond het miniatuur moeilijk te herkennen is, kijkt u naar het pictogram direct links van de laagnaam. Als dit pictogram een penseel voorstelt, is de laag en niet het masker actief. Als het pictogram de vorm van een gestippelde cirkel heeft, is het masker actief. Als u het laagmasker wilt bewerken, kunt u eenvoudig in het afbeeldingsvenster tekenen. Teken met zwart als u pixels transparant wilt maken. Omdat zwart de niet-geselecteerde pixels in een afbeelding vertegenwoordigt, zijn de zwarte pixels in de laag doorzichtig. Teken met wit als u pixels dekkend wilt maken. De standaard voor- en achtergrondkleur in een laagmasker zijn respectievelijk wit en zwart. Als u tekent met het penseel of de airbrush, worden pixels dus automatisch dekkend, terwijl ze transparant worden als u het gummetje gebruikt. Photoshop ondersteunt een groot aantal mogelijkheden voor
66 24
laagmaskers. Hier volgt alles wat u moet weten : Er zijn 5 opties om een laagmasker aan te maken: Laag -> Laagmasker toevoegen -> Alles tonen: U begint met een wit masker. De laag blijft dekkend. Laag -> Laagmasker toevoegen -> Alles verbergen: U begint met een zwart masker. De hele laag wordt transparant. Laag -> Laagmasker toevoegen -> Selectie tonen : Als u een deel van de laag geselecteerd hebt, zet Photoshop de selectie automatisch om in een laagmasker. Alles wat zich binnen de selectie bevind wordt dekkend. Hetzelfde gebeurt als u op het pictogram Laagmasker onder in het palet lagen klikt. Het gebied buiten de selectie wordt transparant. Laag -> Laagmasker toevoegen -> Selectie verbergen : U kunt het toekomstige masker omkeren, zodat het deel binnen de selectie transparant wordt en het gebied erbuiten dekkend. U kunt ook op Alt drukken en klikken op het pictogram Laagmasker in het palet lagen. Plakken binnen een selectielijn: Er is één opdracht die automatisch een laagmasker maakt : Bewerken -> Plakken in. Kiest deze opdracht om de inhoud van het Klembord in de huidige selectie te plakken, zodat de selectie fungeert als masker. Omdat Photoshop de inhoud van het Klembord in een nieuwe laag plakt, wordt de selectie omgezet in een laagmasker. Het interessante hierbij is dat Photoshop de koppeling tussen de laag en het masker opheft. Op deze wijze kunt u de laag met ingedrukte Ctrl-toetes slepen in een vast masker om zo de geplakte afbeelding te positioneren. Opties in verband met het masker en de laag: Het masker bekijken : Photoshop beschouwt een laagmasker als een laagspecifiek kanaal. Het masker staat zelfs in het palet Kanalen. Om het masker zelf weer te geven (als zwartwit -afbeelding), drukt u op Alt en klikt u op de miniatuur van het laagmasker in het palet Lagen. Herhaal deze handeling om de afbeelding weer te geven. Rode waas weergeven : om het masker weer te geven als een rode waas, drukt u op Shift + Alt en klikt u op het pictogram Laagmasker. U kan deze kleur wijzingen door dubbel te klikken op de miniatuur van het laagmasker. U kan dan kleur en dekking veranderen. Het masker uitschakelen : u kunt het masker tijdelijk uitschakelen door op Shift te drukken en te klikken op de miniatuur van het laagmasker. Er verschijnt dan een rood kruis in de miniatuur en alle gemaskeerde pixels in de laag worden dekkend. Klik nogmaals met ingedrukte Shift-toets om het masker weer in te schakelen. Schakelen tussen laag en masker : naarmate u meer vertrouwd raakt met laagmaskers, zult u steeds vaker heen en weer schakelen tussen de laag en het masker, waarbij u dan weer de laag, dan weer het masker bewerkt. U schakelt tussen de laag en het masker door te klikken op de desbetreffende miniatuur. Laag en masker koppelen : er verschijnt een klein koppelingspictogram tussen de miniaturen van de laag en het masker in het palet Lagen. Als
67
het koppelingspictogram zichtbaar is, kunt u het masker en de laag tegelijk verplaatsen of transformeren. Als u op het koppelingspictogram klikt om dit uit te schakelen, worden de laag en het masker onafhankelijk van elkaar verplaatst. (U kunt een geselecteerd deel van het masker of de laag altijd onafhankelijk van de ander verplaatsen). Een masker omzetten in een selectie : net als alle maskers kunt u een laagmasker omzetten in een selectie. Dit doet u door op Ctrl te drukken en te klikken op het pictogram Laagmasker. Druk daarbij ook nog Shift en Alt in, als u het laagmasker wilt toevoegen aan of verwijderen uit een bestaande selectie. Als u klaar bent met het masker (het masker kan zolang van kracht zijn als u wilt), kunt u Laag -> Laagmasker verwijderen kiezen. U kunt ook de miniatuur van het laagmasker naar het prullenbakpictogram slepen. In beide gevallen verschijnt er een melding waarin gevraagd wordt of u het masker wilt verwijderen of permanent wilt toepassen op de laag. Klik op de juiste knop.
Een groep lagen maskeren
Eén optie mag zeker niet ontbreken. U kunt namelijk een aantal lagen groeperen in een uitsnedegroep. In een dergelijke groep maskeert de onderste laag de overige lagen in de groep. Op plaatsen waar de onderste laag transparant is, zijn de andere lagen verborgen. Op plaatsen waar de onderste laag dekkend is, is de inhoud van de overige lagen zichtbaar. Een uitsnedegroep heeft niet te maken met een uitknippad : u kunt er geen voorbereidingen mee treffen om doorzichtige gebieden te importeren in Illustrator of QuarkXPress. Photoshop biedt twee manieren om een uitsnedegroep te maken : Druk op Alt en klik op de horizontale lijn tussen twee laagnamen om deze te groeperen. Zodra u op Alt drukt, verandert de cursor in de groepeercursor. De horizontale lijn wordt een stippellijn nadat u hebt geklikt. Als u de lagen weer van elkaar wilt scheiden, drukt u op Alt en klikt u op de stippellijn. Deze verandert dan weer in een ononderbroken lijn. Selecteer de bovenste van de twee lagen die u wilt samenvoegen in een uitsnedegroep. Kies vervolgens Laag -> Groeperen met vorige. Om de lagen te scheiden, kiest u Laag -> Degroeperen. 68 24
69
Tekstgereedschap In Photoshop heeft het tekstgereedshap maar één hoofddoel: het maken van tekst! Als u een tekstlaag wilt maken, selecteert u het tekstgereedschap (pictogram met hoofdletter T).
U maakt eerst een keuze tussen standaardtekst (met kleur gevulde tekstlaag) en een masker/selectie op basis van tekst. Kies de richting van de tekst: horizontaal of verticaal. Hiervoor moet u in het paletmenu teken Letter roteren respectievelijk aan en uitschakelen. Alvorens u een tekst kan typen moet u klikken (punttekst) of een kader slepen (alineatekst) in het afbeeldingsvenster. Een punttekst is gebaseerd op individuele regels, een alineatekst op een tekstblok. In het palet lagen wordt een tekstlaag weergegeven met een miniatuur (wit met zwarte T) en de naam van de laag wordt gevormd door de eerste letters van de getypte tekst. Je kan deze naam veranderen door de Alt toets in de drukken en te dubbel klikken op de naam van de laag.
70 24
De tekstlaag is volledig Bewerkbaar. Klik op de tekstlaag in het palet lagen als u deze laag wilt bewerken. Een andere mogelijkheid is als de tekstlaag actief is, het tekstgereedschap gebruiken om een specifiek teken te selecteren. Dit doet u op dezelde manier als in een tekstverwerkingsprogramma.
Tekstopmaak
U kan op de knop Paletten klikken, Ctrl + T of de opdracht Venster -> Teken tonen kiezen om het palet teken te laten verschijnen. opmaakkenmerken: Lettertype en stijl bevinden zich eveneens in de optiebalk. U kan in het pop-up menu een keuze maken. Grootte: Bepaal de grootte van de tekst. Interlinie of de regelafstand is de afstand tussen 2 basislijnen. Tekenspatiëring: Bepaal met tekenspatiëring de hoeveelheid ruimte naast een teken. Letterspatiëring is hetzelfde als tekenspatiëring maar is toepasbaar op meerdere tekens. Horizontaal en verticaal schalen: Rek de tekens horizontaal of verticaal uit. Basislijn verhogen: Hiermee kan de basislijn voor een speciefiek teken verhoogd worden.
71
Kleur: Bepaal de kleur van de tekst. Anti-aliasing: Deze optie bevindt zich enkel in de optiebalk. Ze werkt op dezelfde manier als het anti-aliasing van een selectie.
Alineaopmaak Klik op knop Paletten in de optiebalk en selecteer het juiste tab-blad. opmaakkenmerken: Uitlijnen: De regels worden uitgelijn t.o.v. elkaar en het kader. U kan uitlijnen ook bij punttekst gebruiken. Er wordt dan uitgelijnd t.o.v. de plaats waar u het eerst klikte in het afbeeldingsvenster. Uitvullen: Deze optie is van invloed op de laatste regel van de alinea. Inspringen van een alinea: U kan een hele alinea links of rechts laten inspring. Maar u kan eveneens alleen de eerste regel laten inspringen. Witregel alinea: U kan een witregel boven en onder de alinea plaatsen. Veel bewerkingen zijn op pixelniveau niet toegestaan. U kunt wel de kleur wijzigen, de overvloeimodus of dekking instellen, de tekst transformeren en er laageffecten op toepassen. Voordat u echter over de tekst kunt tekenen of filters kunt toepassen, moet u de tekstlaag converteren naar een normale laag door Laag -> Omzetten naar pixels -> Tekst te kiezen. Vanaf dat moment is de tekst als zodanig niet meer bewerkbaar. Van een tekstlaag kan ook een pad (Laag -> Tekst ->Tijdelijk pad maken) of een vorm (Laag -> Tekst -> Omzetten in vorm) gemaakt worden.
Teksteffecten
U kan tekst verdraaien met de knop in de optiebalk of de opdracht Laag -> Tekst -> Tekst verdraaien.
72 24
Kies eerst het type vervorming. Klik horizontaal of verticaal aan. Bepaal de mate en de richting van de vervorming. Kies voor horizontale of verticale vervorming om een perspectiefeffect te bekomen. Denk eraan dat dit vervormen niet op elke tekst toepasbaar is.
73
Laageffecten De combinatie van tekst en laageffecten biedt ongekende mogelijkheden. Laageffecten zijn snel, flexibel, eenvoudig te gebruiken en speciaal ontworpen met het oog op tekstlagen
74 24
Filters
Correctiefilters
Met behulp van de filters in Photoshop kunt u geautomatiseerde effecten op een afbeelding toepassen. De Photoshop-filters zijn genoemd naar de fotografische filters waarmee perspectief- en lichtfluctuaties kunnen worden gecorrigeerd, maar de Photoshop-filters bieden veel meer mogelijkheden. U kunt bijvoorbeeld de focus van een afbeelding wijzigen, willekeurige pixels toevoegen of diepte aanbrengen in een afbeelding. Omdat iedereen toegang heeft tot dezelfde filters moet u erop letten, als u een afbeelding bewerkt met niets anders dan filters, dat men snel zal doorhebben dat uw werk weinig origineel is.
Een eerste kennismaking met filters
U hebt toegang tot de Photoshop-filters via de opdrachten in het menu Filter. Deze opdrachten zijn op te splitsen in twee categorieën : corrigerend en destructief.
Correctiefilters
Dit zijn hulpmiddelen waarmee gescande afbeeldingen worden gecorrigeerd en voorbereid voor een presentatie op papier of op het scherm. In de meeste gevallen zijn de effecten zo subtiel dat de toepassing van een correctiefilter niet wordt opgemerkt. Onder correctiefilters verstaan we ook de filters waarvan de focus van een afbeelding wijzigt, de kleurovergangen verbetert en de kleuren van de aangrenzende pixels middelen. Veel correctiefilters hebben een tegenhanger. Vervagen is de tegenhanger van verscherpen. Ruis is de tegenhanger van mediaan, ... Dat betekent overigens niet dat het ene filter het effect van het andere filter volledig tenietdoet : dit kan alleen met correctiefuncties als het palet Historie. Correctiefilters worden vaker gebruikt dan destructiefilters.
75
Destructiefilters
Ze hebben zoʼn drastische uitwerking dat ze, wanneer u ze niet correct gebruikt, de afbeelding volledig overheersen. De meeste destructiefilters bevinden zich in de submenuʼs Filter -> Vervorm, Pixel, Rendering en Stileer. Omdat destructiefilters fraaie effecten opleveren, zijn veel mensen geneigd er direct mee te gaan experimenteren zodra ze met Photoshop aan de slag gaan. Elk soort filter is in wezen destructief, maar destructiefilters veranderen de afbeelding zo drastisch dat de wijzigingen later niet meer met andere filters of bewerkingstechnieken kunnen worden verhuld.
76 24
Effectfilters
Photoshop bevat een reeks destructiefilters : effectfilters geheten. De meeste effectfilters bevinden zich in de submenu’s Filter -> Artistiek, Penseelstreek, Schets en Structuur. Een paar filters zijn terechtgekomen in andere submenu’s zoals Filter -> Vervorm (Glas, Oceaanrimpel en Gloed, onscherp) en Filter -> Stileer -> Oplichtende rand.
Hoe filters werken
Wanneer u een opdracht uit het filtermenu kiest, past Photoshop het gekozen filter toe op het geselecteerde deel van de afbeelding. Wanneer er geen selectie is gemaakt, past Photoshop het filter toe op de totale afbeelding. Wilt u een gehele afbeelding filteren, druk dan eerst op Ctrl+D en kies vervolgens de gewenste opdracht. Als u het laatst gebruikte filter opnieuw wil toepassen, kiest u de eerste opdracht in het menu Filter of drukt u op Ctrl+F.
77
Wil u hetzelfde filter toepassen met andere instellingen, hou dan Alt ingedrukt terwijl u de eerste filteropdracht kiest, of druk op Ctrl+Alt+F om het filterdialoogvenster weer te geven.
78 24
Kleuren corrigeren en aanpassen Kleuren corrigeren
Kleuren corrigeren met behulp van een curve betekent dat er met kleuren wordt geschoven. Een curve van kleur A naar kleur B betekent bijvoorbeeld dat alle A-kleurige pixels worden omgezet in B-kleurige pixels. In Photoshop beschikt u over opdrachten waarmee u complete kleurbereiken op basis van kleurtonen, verzadigingsniveaus en helderheidswaarden kunt corrigeren.
Waarom kleurcorrecties ?
Een goede reden kan zijn om speciale effecten te bereiken. Een andere belangrijke reden is dat u met kleurcorrectie het uiterlijk van een gescande afbeelding kunt verbeteren. In dit geval geen speciale effecten, maar echt een kleurcorrectie. Gescande beelden zijn nooit feilloos, hoe goed de scanner ook kan zijn. U kunt de kleuren altijd verbeteren. De hoeveelheid kleurcorrectie verschilt van afbeelding tot afbeelding. Voorlopig luidt het advies : betracht voorzichtigheid, weet van ophouden en sla de afbeelding op voordat u gaat corrigeren.
Goede, slechte en vreemde opdrachten
In Photoshop maken alle opdrachten voor kleurcorrectie deel uit van het submenu Afbeelding -> Corrigeren. Deze opdrachten kunnen onderverdeeld worden in drie categorieën : • Opdrachten zoals Negatief en Drempel leveren snel bruikbare resultaten op. Ze repareren afbeeldingen niet, maar kunnen handig zijn om speciale effecten te maken maskers aan te passen. • Helderheid / contrast en Kleurbalans zijn echte kleur correctieopdrachten. Bij deze opdrachten is functionaliteit echter ondergeschikt gemaakt aan gebruiksgemak. • De derde categorie opdrachten is ingewikkelder, maar biedt ook meer zeggenschap en is daardoor ook moeilijker onder de knie te krijgen. Niveaus, Curven en Kleurtoon / verzadiging zijn voorbeelden van krachtige maar complexe opdrachten voor kleurcorrectie. De tweede categorie opdrachten zijn ontoereikend en uiteindelijk tijdverspilling. Er zijn natuurlijk uitzonderingen (Niveaus bepalen is een handige reparatiefunctie en Variaties biedt bedrieglijk eenvoudige maar toch geavanceerde mogelijkheden). Helderheid / contrast en Kleurbalans zijn niet aan te bevelen. De kans dat ze de afbeelding beschadigen is even groot als de kans dat ze het gewenste resultaat opleveren. Terwijl de opdrachten Helderheid / contrast en Kleurbalans meestal niet doen wat u wil, kunnen de opdrachten Niveaus en Curven de kwaliteit van een afbeelding aanzienlijk verhogen en de werktijd verkorten.
De opdracht Niveaus
Wanneer u Afbeelding -> Corrigeren -> Niveaus kiest, wordt het dialoogvenster Niveaus weergegeven.
79
Kanaal
Selecteer in deze keuzelijst het kleurkanaal dat u wil bewerken. U kunt op elk kleurkanaal andere waarden voor Invoerniveaus en Uitvoerniveaus toepassen. Daarentegen beïnvloeden de opties rechts in het dialoogvenster alle kleuren in het geselecteerde deel van een afbeelding, ongeacht welke kanaaloptie geselecteerd is.
Invoerniveaus
Gebruik deze opties om het contrast in de afbeelding te wijzigen door de donkerste kleuren donkerder en de lichtste kleuren lichter te maken. De drie invoervakken bij Invoerniveaus corresponderen met de schuifregelaar pal onder het histogram.
80 24
Gamma
Het middelste invoervak bij Invoerniveaus en het bijbehorende grijze driehoekje vertegenwoordigen de gammawaarde. Dat is de helderheidswaarde van het middengrijs in de afbeelding. Elke verandering in de gammawaarde heeft tot gevolg dat de afbeelding minder contrastrijk wordt, doordat grijswaarden lichter of donkerder worden zonder dat schaduwen en hooglichten worden gewijzigd.
Uitvoerniveaus
Met deze optie kunt u het bereik van helderheidsniveaus in een afbeelding beperken door de donkerste pixels lichter en de lichtste pixels donkerder te maken. U wijzigt de helderheid van de donkerste pixels door een getal tussen 0 en 225 in te vullen in het eerste invoervak of door het zwarte driehoekje te slepen. U wijzigt de helderheid van de lichtste pixels door een getal tussen 0 en 225 in te vullen in het tweede invoervak of door het witte driehoekje te slepen.
Laden / Opslaan
Met deze knoppen kunt u de instellingen op de schijf opslaan en later opnieuw gebruiken.
Automatisch
Klik op de knop Automatisch als u de donkerste pixel in de afbeelding automatisch wil omzetten in zwart en de lichtste pixel in wit, zoals bij de opdracht Afbeelding => Corrigeren => Niveaus bepalen. In werkelijkheid maakt Photoshop de afbeelding nog een half procent donkerder of lichter, omdat de donkerste en lichtste pixels onbedoelde uitschieters kunnen zijn.
Pipetten
81
U kunt een van de pipetten in het dialoogvenster Niveaus selecteren en op een pixel in het afbeeldingsvenster klikken om de kleur van die pixel automatisch aan te passen. Als u met het zwarte pipet klikt, worden de kleur van de pixel en alle donkerdere kleuren omgezet in zwart. Als u met het witte pipet op een pixel klikt, worden deze pixel en alle lichtere kleuren omgezet in wit. Met het grijze pipet kunt u de exacte kleur waarop u klikt, wijzigen in middengrijs en alle andere kleuren dienovereenkomstig aanpassen.
De opdracht Curven
Als u elke helderheidswaarde in een afbeelding wil kunnen omzetten in elke willekeurige andere helderheidswaarde, moet u de opdracht Curven gebruiken. Wanneer u Afbeelding -> Corrigeren -> Curven kiest of op Ctrl+M drukt, wordt het dialoogvenster Curven weergegeven. Dit dialoogvenster biedt toegang biedt toegang tot een van ʻs werelds mooiste verzamelingen opties voor kleurcorrectie.
Kanaal
In deze keuzelijst selecteert u het kleurkanaal dat u wil bewerken. U kunt verschillende correctiefuncties toepassen op verschillende kanalen.
82 24
Helderheidsgrafiek
Met behulp hiervan zet u de helderheidswaarden uit de oorspronkelijke afbeelding om in nieuwe helderheidswaarden. De horizontale as van de grafiek vertegenwoordigt de invoerniveaus en de verticale as de uitvoerniveaus. De helderheidscurve bepaalt de verhouding tussen invoer- en uitvoerniveaus. De linker benedenhoek is de oorsprong van de grafiek. Ga naar rechts in de grafiek voor hogere invoerwaarden en naar boven voor hogere uitvoerwaarden.
Helderheidsbalk
Hij geeft de richting aan van lichte en donkere waarden in de grafiek. Wanneer het donkere deel van deze balk zich links bevindt, worden kleuren gemeten in helderheidswaarden. Als u echter op de helderheidsbalk klikt, verwisselen zwart en wit van plaats.
Curvegereedschappen
Hiermee tekent u de curve in de helderheidsgrafiek. Klik in de grafiek met het puntgereedschap om een punt aan de curve toe te voegen. U kunt een punt verplaatsen door te slepen. U kunt een punt verwijderen door dit buiten de grafiek te slepen. Met het potloodgereedschap kunt u willekeurige lijnen trekken door binnen de grafiek te slepen. Als u ergens klikt en vervolgens Shift ingedrukt houdt terwijl u ergens anders klikt, maakt u een rechte lijn. Gebruik de knop vloeiend om ruwe lijnen vloeiender te maken.
83
Invoer / Uitvoer
Deze getallen geven de positie van de cursor in de grafiek aan, afhankelijk van de ingestelde helderheidsbalk uitgedrukt in helderheidswaarden of inktdekking.
84 24
Vloeiend
Klik op de knop Vloeiend om lijnen die u met het potlood hebt getekend vloeiender te maken. Dit leidt tot meer geleidelijke kleurovergangen in het afbeeldingsvenster. Deze knop is alleen beschikbaar wanneer u met het potlood werkt.
Automatisch
Klik op de knop Automatisch als u de donkerste pixel in de selectie automatisch wil omzetten in zwart en de lichtste pixel in wit.
Pipetten
Als u de cursor buiten het dialoogvenster in het afbeeldingsvenster plaatst, krijgt u de standaardpipetcursor. Klik op een pixel in de afbeelding als u de helderheidswaarde van deze pixel in de grafiek wil zoeken. De overige pipetten werken op dezelfde manier als in het dialoogvenster Niveaus.
85
Overvloeimodi Afbeeldingen combineren
Er bestaan tientallen manieren om verschillend gekleurde pixels in Photoshop met elkaar te vergelijken, te combineren, uit te smeren, te vervagen, om te zetten in andere kleuren, te maskeren, samen te stellen, te filteren of te corrigeren. In feite combineert u de afbeelding met zichzelf of met andere afbeeldingen om zo een nieuwe afbeelding te creëren. M.b.v. overvloeimodi kunt u de kleur van een pixel mengen met de kleur van alle pixels die erachter liggen. Een overvloeimodus is even krachtig als een masker, een filter en een kleurcorrectie samen. Bovendien is de overvloeimodus tijdelijk. Zolang een afbeelding onderverdeeld blijft in lagen kunt u de ene overvloeimodus eenvoudig vervangen door de andere.
86 24
............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ........................................................................................... ........................................................................................... ........................................................................................... ........................................................................................... ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ........................................................................................... ........................................................................................... ........................................................................................... ........................................................................................... ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ............................................................................................ ..........................................................................
87