Met opmaak: Links
Renovatiepact Draft voorstel voor “Synthesenota Werkgroep geïntegreerd beleidskader” Eerste ontwerpversie voor bespreking op vergadering 05/06
Met opmaak: Lettertype: (Standaard) +Hoofdtekst (Calibri) Verwijderd: verplichtingen Verwijderd: Aangepaste Verwijderd: op basis van Verwijderd: 27/5
Inhoudstabel 1.
INLEIDING .......................................................................................................................................... 1
2.
BESCHOUWINGEN EN VASTSTELLINGEN ............................................................................................... 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 ziet 2.13 2.14 2.15
3.
Momenteel zijn er nauwelijks verplichtingen voor het bestaand woningpark ......................... 2 Een duidelijk ambitieuze doelstelling met eraan gekoppelde verplichtingen in 2050 is wenselijk 2 Breed draagvlak voor woningpas ........................................................................................... 3 Afstemming van verschillende instrumenten binnen het beleidsdomein energie is belangrijk3 Aandacht voor wooncomfort en binnenklimaat is belangrijk .................................................. 3 Afstemmen met andere beleidsdomeinen belangrijk voor het lange termijn draagvlak ......... 3 Belangrijk dat men niet wacht tot 2049 alvorens actie te ondernemen .................................. 3 Opleggen van componenteisen op kortere termijn ................................................................. 4 Rechtszekerheid voor snelle investeerders ............................................................................ 4 Aandacht voor specifieke problematiek van de door de eigenaar zelf bewoonde “eigen” woning 4 Betrouwbare gegevens en rapportering zijn cruciaal - Handhaving is noodzakelijk .............. 4 Het is belangrijk dat de overheid de geformuleerde aanbevelingen tijdig implementeert en als een pakket 4 Specifieke uitdagingen voor collectieve woongebouwen ....................................................... 5 Specifieke uitdagingen voor huurwoningen ............................................................................ 5 Vervanginsgplicht bij zeer slechte componenten ................................................................... 5
AANBEVELINGEN IN TERMEN VAN VERPLICHTINGEN .............................................................................. 6 3.1 Verplichting voor bestaande woongebouwen om ten laatste in 2050 te voldoen aan een minimaal eisenniveau/de langetermijndoelstelling .............................................................................................. 6 3.2 Sterke aanbeveling tot invoering van een concept van woningpas........................................ 6 3.3 Rechtszekerheid voor snelle uitvoerders ................................................................................ 6 3.4 De verplichte realisatie van de langetermijndoelstelling 2050 linken aan verkoopstransacties? 6 3.5 De verplichte realisatie van de langetermijndoelstelling 2050 linken aan verhuur? ............... 6 3.6 Verplichting van minimale prestaties voor bepaalde componenten met sancties bij niet-conformiteit 3.7 Aandacht voor bouwtechnische kwaliteit en correcte uitvoering ............................................ 7 3.8 Het voorzien in een effectief handhavingskader voor alle maatregelen met een verplichtend karakter
4.
VOORSTELLEN VOOR ACTIES/VOORBEREIDINGEN/WERVEN ................................................................... 8
5.
VOORSTEL VOOR TEKST VOOR IN GLOBALE SYNTHESENOTA ................................................................ 8
6 7
1. Inleiding Binnen de WG verplichtingen van het renovatiepact zijn tijdens 5 vergaderingen (09/02, 23/03, 27/04, 27/05, 12/06) diverse aspecten van mogelijke verplichtingen besproken.
Het doel van de werkgroep is een reeks, bij voorkeur coherente, voorstellen te formuleren voor mogelijke verplichtingen die leiden tot energetische renovatiewerken. De verplichtingen kunnen verschillende vormen aannemen, bijvoorbeeld: • Verplichting tot (regelmatige) rapportering over energieprestatie op woning- en/of componentniveau. • Verplichting tot naleving van bepaalde minimale energieprestaties in het kader van steunmaatregelen van de overheid. • Verplichting tot naleving van bepaalde minimale energieprestaties op woning- en/of componentenniveau op een bepaald tijdstip. Een belangrijk uitgangspunt bij de besprekingen was dat deze mogelijke verplichtingen de volgende basiskenmerken moeten hebben: • Initieerbaar vanuit de Vlaamse bevoegdheid – Voornamelijk binnen het beleidsdomein energie, waarbij ook aandacht moet gaan naar de verplichtingen binnen de context van Europese wetgeving – Daarnaast kunnen er ook beleidsdomeinoverschrijdende maatregelen zijn, onder meer bij Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid, Leefmilieu en Financiën • Financieel-economisch en maatschappelijk goed onderbouwd. • Ze moeten het potentieel hebben om er een maatschappelijk draagvlak voor op te bouwen (gefaseerde invoering, financieel haalbaar,…) Deze nota vormt een synthese van de voornaamste beschouwingen en van de aanbevelingen en heeft als doel hierover een consensus te bereiken met alle betrokken stakeholders. ( nagaan of definities en terminologie nodig/wenselijk is)
2. Beschouwingen en vaststellingen In dit deel volgt een oplijsting van de vaststellingen en beschouwingen die tijdens de besprekingen van de werkgroep aan bod zijn gekomen en waarvan de onderstaande omschrijving door de stakeholders wordt onderschreven. 2.1 Momenteel zijn er nauwelijks verplichtingen voor het bestaand woningpark Momenteel zijn er voor het bestaande woningpark geen eisen, met uitzondering van de minimale dakisolatie die vanaf 2020 moet bereikt worden. Er zijn wel minimale verplichtingen in het kader vergunningsplichtige renovatiewerken. 2.2 Een duidelijk ambitieuze doelstelling met eraan gekoppelde verplichtingen in 2050 is wenselijk De werkgroep onderschrijft het belang van een grondige opwaardering van de energieprestatie van het Vlaams woningenbestand vanwege de positieve gevolgen voor het leefmilieu, de koopkracht en de strijd tegen energiearmoede, de woningkwaliteit en de energiebevoorradingszekerheid. Concrete doelen en verplichtingen tegen een duidelijke tijdshorizon zijn belangrijk, waarbij een mix van financiële ondersteuning, sensibilisering, maatwerkadvies en ontzorging de woningeigenaars moet aanzetten om de transitie van het woningenpark waar te maken.
2
2.3 Breed draagvlak voor woningpas Het voorzien in een uniek digitaal woningdossier of “woningpas” waarmee de noodzakelijke evolutie van elke woning in de richting van de realisatie van de langetermijndoelstelling kan worden opgevolgd, is essentieel. Het huidige EPC, als maat voor de energieprestatie, kan als uitgangspunt dienen, naast een kwaliteitsvol advies voor een (al dan niet stapsgewijze) renovatie. Bovendien kunnen in deze digitale kluis, die toegankelijk en (deels) aanpasbaar is door de eigenaar, andere informatie worden opgenomen zoals het technisch verslag, het conformiteitsattest, gebouwplannen, facturen, … 2.4 Afstemming van verschillende instrumenten binnen het beleidsdomein energie is belangrijk Een uitgebalanceerde mix van verplichtingen en stimulering van actiebereidheid zullen het bereik van de langetermijndoelstelling 2050 faciliteren. In dit licht moet meer onderlinge afstemming gezocht worden tussen EPB, EPC, premies, energieleningen, fiscaliteit…. Bestaande incentives, veelal gefocust op losse maatregelen, zullen aangevuld/vervangen moeten worden door maatregelen die aanzetten tot integrale of stapsgewijze renovatie. 2.5 Aandacht voor wooncomfort en binnenklimaat is belangrijk De energetische opwaardering van de woningen gaat idealiter gepaard met aanpassingen die een gezond binnenklimaat, thermisch comfort, goede luchtkwaliteit, voldoende daglicht en adequate ventilatie beogen. Een woningpas kan ook een instrument zijn voor het aftoetsen van de conformiteit met de normen van de Vlaamse Wooncode op het vlak van veiligheid, gezondheid (binnenklimaat), kwaliteit en energetische prestatie. Om dit op zich ambitieus doel voor het hele woningpark te bereiken, lijkt het wenselijk en ook verdedigbaar om dit op middellange termijn te realiseren (2030…2035), waarbij het moment van aflevering of actualisering van het EPC of een andere interventie op woningniveau een goed moment kan zijn om deze informatie op te nemen in de woningpas. 2.6 Afstemmen met andere beleidsdomeinen belangrijk voor het lange termijn draagvlak De (al dan niet stapsgewijze) renovatie van de woningen moet, naast het realiseren van de doelstellingen op het vlak van energieprestatie, gepaard gaan met een streven naar conformiteit met de bestaande en/of toekomstige normen van de Vlaamse Wooncode op vlak van veiligheid, gezondheid (binnenklimaat), kwaliteit en energetische prestatie. Met dit doel voor ogen is er nood aan voldoende capaciteit en middelen om dit normenkader systematisch toe te passen en te handhaven. Daarnaast zijn ook dwarsverbanden nodig met onder meer Ruimtelijke Ordening en Omgeving (bijvoorbeeld duurzaamheid op gebouwniveau). In het kader van lopende ontwikkelingen zoals op het vlak van de opmaak van het Beleidsplan Ruimte en de mogelijke invoering van een uniek digitaal attest voor bouwen, verbouwen en verkopen van een woning moeten opportuniteiten die de energetische renovatie stimuleren worden benut en ingebouwd. 2.7 Belangrijk dat men niet wacht tot 2049 alvorens actie te ondernemen De beoogde grondige renovatie van het Vlaamse woningpark zal zich spreiden over verschillende decennia. Factoren als de beschikbaarheid van de nodige financiering, de aankoop van een woning, de beschikbare capaciteit in de bouwsector en de actiebereidheid van de burger zijn medebepalend voor de realiseerbaarheid en planning van renovaties. Gezien de omvang van de uitdaging en om een gevoel van dringendheid en een gedeeld maatschappelijk belang te creëren, is het essentieel dat de eerste
3
renovatiegolven snel in beweging komen. Het steunbeleid zou daarom moeten inzetten om mensen te stimuleren om al op korte termijn te evolueren naar de vastgestelde doelstelling 2050. 2.8 Opleggen van componenteisen op kortere termijn Omdat de beoogde ingrijpende renovaties vaak gefaseerd zullen worden uitgevoerd, is het aangewezen om subeisen op niveau van deelcomponenten (schildelen, verwarming, beglazing, (ventilatie en zonwering)) te voorzien. Deze componenteisen moeten focussen op energetisch zeer slechte situaties die op een economisch verantwoorde wijze vroeger dan in 2050 kunnen verbeterd worden. Naar het voorbeeld van de sinds begin 2015 geldende minimale dakisolatienorm (R-waarde 0,75 m²K/W) kunnen voor andere componenten eisen worden uitgewerkt die vanaf een te bepalen datum worden ingevoerd, bijvoorbeeld een verplichte vervanging van enkel glas tegen een te bepalen tijdstip. 2.9 Rechtszekerheid voor snelle investeerders Voor woningen die op eender welk moment in het tijdsspectrum tot 2050 voldoen aan de op dat moment vastgestelde langetermijndoelstelling op woningniveau moet de garantie/rechtszekerheid worden voorzien dat deze woningen blijven voldoen ongeacht eventuele latere verstrengingen van de langetermijndoelstelling 2050. De woningpas kan hierbij dienen als het bewijs dat de prestaties op een bepaald tijdstip bereikt waren. 2.10 Aandacht voor specifieke problematiek van de door de eigenaar zelf bewoonde “eigen” woning De vraag stelt zich of het maatschappelijk wenselijk is om eigenaars die in hun woning wonen voordat de 2050 eisen worden ingevoerd, al voor 2050 te verplichten hun woning in regel te brengen met de langetermijndoelstelling op woningniveau dan wel zich te beperken tot minder ambitieuse eisen, o.a. eisen op niveau van componenten. Doordat het merendeel van de niet-conforme woningen tussen vandaag en 2050 verkocht (geschonken of vererfd) zullen worden, kan het een optie zijn om verplichtingen exclusief/voornamelijk te koppelen aan bepaalde transacties, zoals verkoop. Deze aanpak creëert voor de betrokkenen duidelijkheid en voorspelbaarheid, en leidt ertoe dat de realisatie van een grondige opwaardering van de woning een rol krijgt als beslissingscriterium voor kandidaat-eigenaars. 2.11 Betrouwbare gegevens en rapportering zijn cruciaal - Handhaving is noodzakelijk Voor de informatie die wordt opgenomen in het digitale woningdossier moet duidelijk zijn uit welke bron ze komt en wat het statuut ervan is: informatie, bewijsstuk, formele meting,… De op te nemen gegevens worden bij voorkeur geïntegreerd via directe linken met authentieke gegevensbronnen (EPB, EPC, kwaliteitsverklaringen,….). Minstens wat betreft de gegevens die aantonen of een woning voldoet aan de in te voeren verplichtingen, zij het op woning- dan wel op componentniveau, is een sluitende methodiek voor handhaving noodzakelijk. Voorts is het essentieel dat de wijze van gegevensopslag toelaat om de evolutie in het realiseren van de langetermijndoelstelling 2050 te monitoren. 2.12 Het is belangrijk dat de overheid de geformuleerde aanbevelingen tijdig implementeert en als een pakket ziet Een aantal van de aanbevelingen hebben een lange termijn horizon (2025…2050). Het is belangrijk dat de beslissingen om eisen in te voeren op relatief korte termijn en zeker tijdens deze legislatuur genomen worden om een duidelijk signaal te geven, de markt voldoende tijd te geven tot implementatie en om aldus een maatschappelijk draagvlak te bekomen.
4
Om de uitdagende doelstellingen te realiseren, zal een mix van eisen en stimulerende en sanctionerende instrumenten nodig zijn, die rekening houdt met een realistisch spectrum van manieren om op woningniveau tot de realisatie van de langetermijndoelstelling 2050 te komen: integrale renovatie of een in de tijd gespreide aanpak, voldoende variatie in instrumentarium aansluitend bij noden van segmenten van de woningmarkt,…. Politieke beslissingen op het vlak van het vastleggen van doelstellingen, eisen en instrumenten moeten ten dienste staan van de ambitie op lange termijn en geenszins eenzijdig gericht zijn op succesverhalen op korte termijn. 2.13 Specifieke uitdagingen voor collectieve woongebouwen Het nemen van beslissingen om te renoveren kent in het geval van collectieve woongebouwen (appartementen, kangoeroewoningen, co-housing,…) een bijkomende complexiteit. De problematiek van mede-eigendom en de ermee samenhangende reglementering betekenen extra belemmeringen om dit soort woongebouwen grondig te renoveren. Het courant vastgestelde gebrek aan een stimulerend instrumentarium vormt een uitdaging die in het kader van het Renovatiepact niet uit de weg kan worden gegaan. 2.14 Specifieke uitdagingen voor huurwoningen In de private huurmarkt blijkt de renovatiegraad nog lager te liggen dan gemiddeld. Hierdoor hinken de kwaliteit én de energetische prestatie van de huurwoningen achterop. Om de verhuurders aan te zetten om hun huurwoningen kwalitatief en energetisch op te waarderen, is er nood aan een goede mix van verplichtingen en ondersteuningen. 2.15 Vervanginsgplicht bij zeer slechte componenten Het lijkt niet aanvaardbaar dat bepaalde zeer slecht presterende componenten nog tot 2049 in de woningen aanwezig blijven, zelfs indien in 2050 aan de 2050 doelstellingen wordt beantwoord. Voorbeelden zijn: -
Niet geïsoleerde daken Vensters met enkel glas Niet-geïsoleerde buitenmuren waarvoor eenvoudige en goedkope isolatietechnieken mogelijk zijn Zeer slechte verwarmingstoestellen.
In het geval van daken heeft de Vlaamse regering al in 2012 beslist dat in 2020 niet-geïsoleerde daken niet langer toelaatbaar zijn. Een analoge benadering voor de andere componenten met een aangepaste timing lijkt wenselijk en zelfs noodzakelijk.
5
3. Aanbevelingen in termen van verplichtingen 3.1 Verplichting voor bestaande woongebouwen om ten laatste in 2050 te voldoen aan een minimaal eisenniveau/de langetermijndoelstelling Alle woningen moeten in 2050 de renovatiedoelstellingen 2050 behalen. Voor bepaalde segmenten van de markt (bvb. verkoop, huurwoningen die boven een bepaald maximale energieprestatie zitten) kan de termijn vroeger zijn. Het is wenselijk dat deze verplichting tijdens deze legislatuur in de regelgeving wordt opgenomen. 3.2 Sterke aanbeveling tot invoering van een concept van woningpas Het huidige EPC moet worden uitgebouwd tot een woningpas in de vorm van een uniek digitaal dossier dat informatie bevat over de evolutie van de energetische prestaties in de richting van de langetermijndoelstelling 2050, gekoppeld aan een professioneel renovatie-advies met indicatie van een mogelijk stappenplan. Naast deze minimale invulling moet interactie/integratie met gegevens uit andere beleidsdomeinen zoals Wonen, Ruimtelijke Ordening en Omgeving op termijn de doelstelling te zijn. Mogelijke aanbevelingen: • Een woningpas wordt opgestart vanaf 2018 • Vanaf 2020 dient een woning die wordt verkocht een woningpas te hebben. • Elke woning heeft een woningpas tegen 2030 De kwaliteit van de informatie in de woningpas is cruciaal. 3.3 Rechtszekerheid voor snelle uitvoerders Indien zou blijken dat het op termijn economisch en maatschappelijk verantwoord is (bvb. omwille van evoluties in de betaalbaarheid van energiezuinige technieken) om de 2050 renovatieëisen te verstrengen, is hiervoor een draagvlak mits rechtszekerheid voor diegenen die voldoen aan de oorspronkelijke eisen op het moment dat nieuwe eisen van kracht worden. 3.4 De verplichte realisatie van de langetermijndoelstelling 2050 linken aan verkoopstransacties? Er moet afgewogen worden om eigenaars die in hun woning wonen voordat er eisen worden ingevoerd, al voor 2050 worden verplicht hun woning in regel te brengen met de langetermijndoelstelling op woningniveau dan wel zich te beperken tot eisen op niveau van componenten. 3.5 De verplichte realisatie van de langetermijndoelstelling 2050 linken aan verhuur? Er moet afgewogen worden om eigenaars die een woning verhuren voordat er eisen worden ingevoerd, al voor 2050 worden verplicht de huurwoning in regel te brengen met de langetermijndoelstelling op woningniveau dan wel zich te beperken tot eisen op niveau van componenten. Verplichtingen moeten in ieder geval rekening houdend met de problematiek van de krappe huurmarkt en de lage gemiddelde kwaliteit. Een aandachtspunt dient betaalbaarheid voor verhuurder en huurder te zijn. 3.6 Verplichting van minimale prestaties voor bepaalde componenten met sancties bij niet-conformiteit •
Vensters “Vensters met enkel glas zijn niet meer toegelaten vanaf 20xx”
6
•
Dakisolatie “Niet-geïsoleerde daken zijn niet meer toegelaten vanaf 202x” Het overnemen van de Vlaamse dakisolatienorm met een effectief handhavingskader voor alle woningen Wordt aanbevolen
•
Muurisolatie “Alle spouwmuren die via de spouw kunnen geïsoleerd worden moeten tegen ten laatste 20xx te zijn geïsoleerd
•
Verwarmingstoestellen?
•
Eisen mbt binnenklimaat? a. Ventilatievoorzieningen b. Zomercomfort c. Akoestisch comfort Er kan onderscheid worden gemaakt tussen verschillende types van verplichtingen: Rapporteringsplicht in kader woningpas? Verplichting in kader subsidies? Algemene verplichting?
3.7 Aandacht voor bouwtechnische kwaliteit en correcte uitvoering De stakeholders vinden het belangrijk dat bij de verschillende types van verplichtingen (rapportering, …, algemene verplichting) aandacht wordt geschonken aan kwaliteitsaspecten. Afhankelijk van het risico kan deze aandacht zich vertalen in aanbevelingen, verplichte rapportering tot verplichtingen in termen van kwaliteit/kwaliteitslabels. Bij groepsaankopen moeten, naast het prijscriterium, ook kwaliteitsaspecten een aandachtspunt zijn in de criteria voor toekenning van de opdracht. 3.8 Het voorzien in een effectief handhavingskader voor alle maatregelen met een verplichtend karakter Verplichtingen zonder een effectieve handhaving hebben dikwijls een beperkte impact. In het geval van energetische maatregelen moet men overwegen de filosofie van het EPB sanctioneringsbeleid te implementeren.
7
4. Voorstellen voor acties/voorbereidingen/werven •
Concrete studie/onderzoek m.b.t. coherente en haalbare set van eisen voor 2050 Enkele lijnen uitleg, inclusief indicatie van timing Opstart studie voor einde 2015, resultaten in 2016 Inclusief handhaving
•
Concrete studie/onderzoek m.b.t. coherente en haalbare set van eisen op niveau van componenten (vensters, muurisolatie, verwarming, …) Enkele lijnen uitleg, inclusief indicatie van timing
•
Concrete studie/onderzoek voor uitbouw van concept van woningpas Enkele lijnen uitleg, inclusief indicatie van timing Bij toekomstige nieuwbouw: volledige integratie van alle gegevens die in EPB berekeningen aan bod komen (wek isolatiemateriaal, dikte, …)
•
Problematiek van collectieve bouw en mede-eigendom
•
Concrete studie/onderzoek m.b.t. adviezen rond stapsgewijze renovatie Welke informatie op te nemen in de woningpas?
5. Voorstel voor tekst voor in globale synthesenota Aan te vullen 5.1.1 3.4. Geïntegreerd beleidskader 5.1.1.1 Doelstelling van de werkgroep Inventariseren van beleidsinstrumenten in andere beleidsvelden en op verschillende beleidsniveau’s (federaal, gewestelijk, lokaal) die een belangrijke impact hebben of kunnen hebben op de renovatiegraad van het Vlaamse woningbestand. In de mate van het mogelijk binnen de werkgroep nagaan op welke manier vanuit deze beleidsinstrumenten maatschappelijk gedragen bijkomende impulsen kunnen worden gegeven voor het verhogen van de renovatiegraad van het Vlaamse woningbestand. Het eindrapport zal bestaan uit een inventarisatie van beleidsinstrumenten van andere beleidsvelden die het potentieel hebben om hefboomacties te zijn voor het verhogen van de renovatiegraad van het Vlaamse woningbestand.
8
5.1.1.2 Aanzet die gegeven werd door het VEA van beleidsinstrumenten met (mogelijke) impact op de renovatiegraad van het Vlaamse woningbestand 5.1.1.2.1 Woonbeleid – private huurmarkt - huurwetgeving
Het Vlaamse regeerakkoord 2014-2019 stelt: -
We maken huurprijsaanpassingen mogelijk bij duurzame investeringen bijvoorbeeld door de invoering van de renovatiehuurovereenkomsten, en garanderen de woningkwaliteit. Er wordt werk gemaakt van stimulerende maatregelen voor renovatie, vernieuwbouw en langdurig verhuur van kwalitatieve woongelegenheden aan derden.
De beleidsnota Wonen 2014-2019 verduidelijkt dienaangaande: -
Er zal worden onderzocht hoe verhuurders die een kwaliteitsvolle woning aanbieden tegen een billijke huurprijs en met voldoende woonzekerheid voor de huurder kunnen worden ondersteund. Er wordt gedacht aan fiscale maatregelen om de private huurwoningmarkt te stimuleren en de kwaliteit van de woningen te verbeteren, in het bijzonder in het lagere marktsegment. Tevens zal worden onderzocht of renovatiehuurovereenkomsten kunnen worden ingevoerd, waarbij een huurder zelf overgaat tot renovatiewerkzaamheden in ruil voor een verminderde huurprijs.
De zesde staatshervorming betekent voor het beleidsveld wonen een verruiming van de actuele bevoegdheden inzake huisvesting. Vanaf 1 juli 2014 is het Vlaamse Gewest bevoegd voor de private huurwetgeving. Het Vlaamse Gewest is al sinds 1980 bevoegd voor huisvesting, maar delen van het woonbeleid zoals het private huurrecht, bleven een federale bevoegdheid. Door de bevoegdheidsoverdracht inzake woninghuur zal de Vlaamse decreetgever een eigen woninghuurrecht kunnen uitwerken. Deze nieuwe Vlaamse wetgeving zou de doorrekening van investeringskosten van energiebesparende investeringen in de huurprijs mogelijk kunnen maken zonder dat dit de totale huurlast (huurprijs + verwarmingskosten) voor huurder mag verhogen. De sociale huisvestingssector zou hierin een voorlopersrol kunnen vervullen via de invoering van een sociale energiecorrectie en renovatiehuurovereenkomsten. 5.1.1.2.2 Woonbeleid
Rond het opsplitsen van te grote woningen in verschillende wooneenheden kan faciliterend en stimulerend beleid worden ontwikkeld. 5.1.1.2.3 Woonbeleid - sociale woningen
Het Vlaamse regeerakkoord 2014-2019 stelt: -
In de toekomstige huurprijsberekening van sociale huurwoningen wordt onder andere rekening gehouden met de energieprestatie en renovatie van de woning, het inkomen van de bewoner en wordt regionale differentiatie mogelijk.
De beleidsnota Wonen 2014-2019 verduidelijkt dienaangaande: -
-
Het is van groot belang dat de sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) blijven investeren in energiezuinige renovaties of vernieuwbouw van het bestaande patrimonium. De patrimoniumenquête van 2010 bracht de globale energetische staat van het sociaal patrimonium in kaart. De resultaten tonen de nood aan renovatie. De laatste jaren is er sterk ingezet op energierenovaties om het sociaal woningpatrimonium in lijn te krijgen met de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020, namelijk een energiezuinige woning voor
9
-
iedereen in Vlaanderen tegen 2020. In het kader hiervan zal worden bekeken hoe de energiefactor een rol kan spelen in de huurprijs. De huurprijsberekening werd op 1 januari 2012 een laatste keer aangepast met het invoeren van de patrimoniumkorting en de minimale huurprijs. Aan twee aspecten zal nog verder invulling worden gegeven: de onderbezettingsvergoeding en de energiecorrectie.
5.1.1.2.4 Woonbeleid - minimale kwaliteitsnormen op vlak van energieprestaties
Het Vlaams regeerakkoord 2014-2019 stelt: -
We voeren de ambitie in energie-efficiëntie op door verder in te zetten op hoogrendementsglas, muurisolatie en hoogrendementsverwarming en maken onder meer hiervoor nieuwe minimale kwaliteitsnormen op.
Sinds 1 januari 2015 is in de Vlaamse Wooncode al een beperkte verplichting voor dakisolatie opgenomen die van toepassing is op alle ééngezinswoningen, studio’s en appartementen gelegen in het Vlaamse Gewest. Het ontbreken van dakisolatie zal geleidelijk aan zwaarder doorwegen in de beoordeling van de woningkwaliteit en zal vanaf 2020 op zich al volstaan om de woning ongeschikt te verklaren, waardoor ze ook onverhuurbaar wordt. Op termijn kunnen ook strafpunten worden voorzien voor aanwezigheid enkele beglazing, afwezigheid van spouwmuurisolatie, ventilatie of gebruik van een centrale verwarmingsketel met een te laag rendement. 5.1.1.2.5 Onteigeningsbevoegdheid – sociaal beheersrecht
Het Vlaams regeerakkoord 2014-2019 stelt: -
-
We werken een Onteigeningsdecreet uit, ter vervanging van de wetten van 1835 en 1962, met eenvoudige en rechtszekere procedures, en met oog voor de belangen van zowel de onteigenende overheden als zij die onteigend worden. Gemeenten en SHM’s worden gestimuleerd om leegstaande panden op te kopen en te renoveren of in sociaal beheer te nemen met als doel een herbestemming voor sociale woningen te realiseren. We zorgen er ook voor dat leegstaande of verkrotte woningen gemakkelijker onteigend kunnen worden, met het oog op sociaal woonbeleid.
In de beleidsnota Algemeen Regeringsbeleid wordt o.a. de volgende doelstelling naar voor geschoven: -
Met het Vlaamse onteigeningsdecreet willen we ook de realisatie van onteigeningsprojecten versnellen, weliswaar met respect voor de belangen van de onteigenden. Zo wordt het recht op zelfrealisatie erkend voor zover dat mogelijk is.
De beleidsnota Wonen 2014-2019 stelt hierover: -
-
Het sociaal beheersrecht voorzien in de Vlaamse Wooncode zal worden geëvalueerd. Deze regeling is mede gericht op aanpassing, verbetering en renovatie van ongeschikt en onbewoonbaar verklaarde woningen. Ze wordt tot op heden maar zeer beperkt toegepast. Er zal worden nagegaan hoe het instrument krachtiger en doeltreffender kan worden ingezet in de woningkwaliteitbewaking. Gemeenten en SHM’s zullen worden gestimuleerd om leegstaande en verkrotte panden op te kopen en te renoveren of in sociaal beheer te nemen om ook langs deze weg een bijdrage te leveren aan de uitbreiding van het sociaal woonaanbod. In dit kader zal de onteigening van geïnventariseerde panden worden gefaciliteerd.
10
De VMSW en de Sociale Huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) beschikken sinds het wijzigingsdecreet van 31 mei 2013 over de bevoegdheid om te onteigenen in functie van de realisatie van een bescheiden woonaanbod. Sinds 2010 is het bestrijden van leegstand toevertrouwd aan de lokale besturen. Het decreet grond- en pandenbeleid legt het kader vast op basis waarvan de gemeenten leegstaande woningen en gebouwen op hun grondgebied opsporen en vervolgens inventariseren in een gemeentelijk leegstandregister. Ze beslissen autonoom over het invoeren van een gemeentelijke leegstandsheffing. De inventarisatie van – en heffing op – verwaarloosde panden situeert zich, in tegenstelling tot leegstand, wel nog op Vlaams niveau. Er zal deze legislatuur worden nagegaan of het wenselijk en haalbaar is om het beleid inzake verwaarlozing eveneens volledig aan de gemeenten toe te vertrouwen. De Vlaamse Wooncode geeft steden en gemeenten de mogelijkheid om onbewoonbaar verklaarde huizen op te eisen voor een periode van negen jaar. Dat gebeurt wanneer de eigenaar de woning niet wil of kan renoveren. Hij blijft dan wel eigenaar, maar mag geen gebruik maken van de woning en krijgt enkel een vergoeding. De stad Antwerpen past dit sociaal beheersrecht toe. Na de renovatie door de stad Antwerpen (AG Vespa) wordt de ongeschikt- en onbewoonbaarheid opgeheven en wordt de woning verhuurd aan sociale tarieven totdat de kosten van de renovatie zijn terugverdiend. Meer dan ¾ van de eigenaars van huizen waarvoor een procedure tot onbewoonbaar verklaren is opgestart, gaan zelf over tot renovatie. 5.1.1.2.6 Leefmilieu - VLAREM
Inzake hoogrendementsverwarming zijn er recent een aantal strenge minimale kwaliteitseisen vastgelegd in VLAREM inzake het te behalen verbrandingsrendement voor aardgasketels vanaf 2018. Sinds 2013 zijn er ook al gelijkaardige minimale eisen van kracht voor stookolieketels. De focus moet hier vooral worden gelegd op sensibilisatie inzake onderhoud en vervanging van cv-ketels en de handhaving van de minimale kwaliteitseisen. 5.1.1.2.7 Innovatie - kennisplatformen
Als opvolging van het rapport van de Innovatie Regiegroep (IRG) Bouw, heeft het IWT de opdracht gekregen om een aantal aanbevelingen van de IRG om te zetten naar roadmaps met een concrete, vraaggedreven innovatieagenda. De ontwikkeling van deze roadmaps moet leiden tot innovatie stimulerende maatregelen ten behoeve van de bouwsector en de toeleverende bedrijven over de hele bouwketen. De innovatie-agenda en hieruit voortvloeiende overheidsinitiatieven moeten mee als katalysator dienen voor de beoogde transformatieprocessen die aan bod komen in de Rondetafel Bouw, namelijk bijna energieneutraal bouwen, recyclage van materialen en nieuwe bouwvormen. Binnen het Vlaams Innovatieplatform Bouw (ViBP) werd daarom begin 2013 een “Task Force Bouwinnovatie” opgezet, gecoördineerd door het IWT. Van de drie gedefinieerde transformatieprocessen neemt de realisatie van energie-efficiënte gebouwen de meest centrale plaats in. Het IRG-rapport verwijst naar het energetisch doorgedreven renoveren van het bestaande patrimonium als dé grote uitdaging, ook al heeft de huidige ambitieuze Europese en Vlaamse regelgeving vooral betrekking op nieuwbouw. De Vlaamse Regering heeft op 22 november 2013 beslist de proeftuin “Woningrenovatie: innovatie bij energiezuinig verbouwen” op te richten.
11
Een proeftuin is een gestructureerde testomgeving waarin bedrijven of organisaties innovatieve technologieën, producten, diensten en concepten kunnen testen, gebruik makend van een representatieve groep van individuen (of organisaties), de testpopulatie, die als testers worden ingezet in hun eigen leef- en werkomgeving. De proeftuin “Woningrenovatie: innovatie bij energiezuinig verbouwen” wil bijdragen tot betere marktcondities voor grondige renovaties van woningen door:
-
De ontwikkeling van opschaalbare en reproduceerbare renovatieconcepten. Het stimuleren van samenwerking tussen leveranciers, ontwerpers en uitvoerders. Het versterken van de vraagzijde via een groepsgewijze aanpak en via alternatieve financieringsvormen. Het aantonen van de haalbaarheid van kostenoptimale energieprestatieniveaus.
De proeftuin zal naast verschillende proeftuinprojecten ook een overkoepelend coördinatie- en kennisplatform, verantwoordelijk voor de afstemming en opvolging van de projecten, de kwaliteitsbewaking (incl. prestatiemonitoring analyse) en het kennisbeheer (verzamelen, bundelen, verspreiden). De proeftuin heeft een economische en/of maatschappelijke finaliteit. Op maatschappelijk vlak gaat de aandacht zowel naar de kostenefficiëntie van energiezuinige renovaties ten behoeve van eigenaars en/of bewoners (met behoud van wooncomfort en uitzicht op levenslang wonen) als naar het zetten van noodzakelijke stappen in functie van het klimaatbeleid (renovatiegraad van de woningenstock). Voor de ondersteuning van de proeftuinprojecten is een budget van 5 miljoen euro ondersteuningsbudget beschikbaar. De steun aan de consortia voor het opzetten van de proeftuinplatformen en uitvoeren van de projecten wordt voor een periode van maximaal 4 jaar toegekend. Het coördinatie- en kennisplatform wordt in principe voor een periode van maximaal 5 jaar gesteund. De projecten zijn vanaf mei 2014 opgestart. 5.1.1.2.8 Ruimtelijke ordening - Rooilijndecreet In 2009 werd het nieuwe Rooilijndecreet van kracht. Dat decreet vermeldt onder meer dat de rooilijn of de bouwlijn bij het aanbrengen van gevelisolatie met ten hoogste 14 centimeter mag worden overschreden. In 2011 is het decreet gewijzigd en werd opgenomen dat geen vergunning meer nodig is om rooilijn te overschrijden langs gewestwegen, tenzij er plannen zijn om binnen de 5 jaar de rooilijn te wijzigen. Een eigenaar die gevelisolatie aanbrengt aan een woning die grenst aan een gewestweg, moet in de toekomst geen vergunning meer krijgen van de wegbeheerder. Een bouwvergunning volstaat. Het huidige Rooilijndecreet is voor heel wat renovatieprojecten beperkend wat het uitvoeren van buitenmuurisolatiewerken betreft. Voor bepaalde gevelrenovatieoplossingen blijft het met het huidige regelgevend kader moeilijk om de kostenoptimale buitenmuurisolatiediktes (Umax van 0,24) te realiseren. Die kostenoptimale oplossingen kan de bouwheer momenteel dan niet kiezen. Het is niet wenselijk om goede technische oplossingen uit te sluiten wegens een noodzakelijke overschrijding van de rooilijn met een paar centimeter. Het Rooilijndecreet aanpassen naar 20 centimeter zou hier een oplossing kunnen bieden. Gelet op de gemeentelijke vergunningsbevoegdheid en het subsidiariteitsprincipe, kunnen de gemeenten voor gemeentelijke rooilijnplannen nog steeds andere eisen opleggen in een gemeentelijke verordening. Zo eisen bepaalde gemeenten dat de trottoirs een minimale breedte moeten hebben, die niet langer gegarandeerd kan worden als de rooilijn met 14 centimeter zou worden overschreden. Systematische weigeringen van gemeenten om de rooilijn te overschrijden voor het aanbrengen van gevelisolatie, zijn de Vlaamse administratie niet bekend. Bij een aanpassing van het Rooilijndecreet wordt bij voorkeur ook ingegaan op een aantal andere voorkomende problemen, zoals een regelgevend kader voor de aanpassing van nokhoogtes om een bestaand dak voldoende te kunnen isoleren, het extra isoleren van bestaande zijgevels waarbij bepaald is dat een gebouw tot maximaal X meter van de perceelsgrens mag worden opgetrokken en het isoleren van wachtgevels die nu op de perceelsgrens staan. De vergunningsplicht aangaande dit soort werken kan worden herbekeken vanuit de optiek dat voor sommige werken onder bepaalde voorwaarden een meldingsplicht volstaat (bv. zoals nu voor veranda, carport, kleine uitbreiding, bijkomende raamopeningen,…). In het kader van sloop van
12
bestaande woningen ongeschikt voor grondige renovatie, kan een beleid worden ontwikkeld dat het herverkavelen/opsplitsen van grote percelen bouwgrond stimuleert.
5.1.1.3 Resultaat van de werkgroep Samenkomsten op 3/2, 27/2, 25/3, 29/4 en 5/6. (Roel)
13