Omzendbrief BB 2007/06
Vlaams Ministerie van Bestuurszaken Agentschap voor Binnenlands Bestuur Afdeling Lokale en Provinciale Besturen – Regelgeving en Werking
Omzendbrief Aan de provinciegouverneurs Aan de colleges van burgemeester en schepenen Aan de voorzitters van de OCMW's Aan de voorzitters van de districtscolleges Datum: 13 juli 2007
Boudewijnlaan 30 – bus 70 1000 Brussel Tel. 02 553 39 70 - Fax 02 553 43 01
[email protected]
Betreft: Procedure tot toekenning van eretitels aan lokale en provinciale mandatarissen Titel X van het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2007 houdende het statuut van de lokale en provinciale mandataris
Inleiding Titel X van het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2007 houdende het statuut van de lokale en provinciale mandataris geeft uitvoering aan artikel 69, artikel 274, §5, artikel 303, eerste lid, 2° en artikel 313, §1, derde lid van het Gemeentedecreet, aan artikel 67 van het Provinciedecreet en aan artikel 25, §6 van de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. In deze artikelen heeft de Vlaamse Regering de voorwaarden vastgesteld voor het toekennen van de eretitels aan de leden van de deputatie, de burgemeester, de schepenen, de voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en de voorzitter en de leden van het districtscollege. Voortaan is dus niet meer de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn, maar wel de Vlaamse Regering belast met het verlenen van de eretitels aan de schepenen van de gemeente en aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. Voor de ondervoorzitters van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, de gemeenteraadsleden, de districtsraadsleden, de provincieraadsleden en de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn is er geen uitvoeringsbevoegdheid voor de Vlaamse Regering voorzien. Het behoort dan ook tot de gemeentelijke en provinciale autonomie te beslissen om zelf aan deze mandatarissen een eretitel toe te kennen en te bepalen onder welke voorwaarden en op welke wijze dat zal gebeuren. Deze omzendbrief strekt ertoe nader toe te lichten hoe de procedure, vanaf de aanvraag tot de uiteindelijke verlening van de eretitel, verloopt.
www.vlaanderen.be
2
1.De aanvraag De eretitel kan worden aangevraagd door : a) de betrokkene; b) de gemeenteraad, de districtsraad of de provincieraad, zij het met instemming van de betrokkene; c) door de rechtsopvolgers van de mandataris of door de betreffende raad, met instemming van de rechtsopvolgers, in het geval de betrokkene reeds overleden is. Elk verzoek tot verlening van de eretitel van lid van de deputatie, van burgemeester, van schepen, van voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, van schepen van rechtswege, van voorzitter van het districtscollege of van lid van het districtscollege moet, naargelang van het geval, de volgende gegevens en documenten bevatten: 1° de datum van : a) de besluiten houdende benoeming tot het ambt van burgemeester waarvoor om de eretitel wordt verzocht; b) de beslissingen van de provincieraad, gemeenteraad, van de raad van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, of de districtsraad houdende verkiezing tot het ambt waarvoor om de eretitel wordt verzocht (art. 65 BVR van 19 januari 2007). 2° de vermelding van de perioden waarin het ambt werd uitgeoefend en eventueel de redenen waarom de wettelijke duur van het mandaat werd ingekort (art. 65 BVR); 3° een getuigschrift van goed zedelijk gedrag dat niet mag zijn opgemaakt meer dan één maand voor de datum van indiening van het verzoek tot verlening van de eretitel (art. 65 BVR); 4° de vermelding van de tuchtmaatregelen, waarvan de betrokkene eventueel het voorwerp is geweest, volgens inlichtingen die verstrekt zijn door de bevoegde administratieve overheden (art. 65 BVR); 5° indien toepassing wordt gemaakt van artikel 59 van het, een afschrift van de beslissingen van de gemeenteraad houdende verkiezing tot het ambt van schepen (art. 66 BVR); 6° indien het gemeente-, het districts- of het provinciebestuur de aanvraag doet: a) een instemmingsverklaring van de betrokkene (art. 67 BVR); b) een afschrift van de gemeente-, districts- of provincieraadsbeslissing of de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn tot indiening van het verzoek tot verlening van de eretitel (art. 67 BVR); c) indien de betrokkene reeds overleden is, een instemmingsverklaring van de rechtsopvolgers van de betrokkene (art. 70 BVR). 7° indien de betrokkene verzoekt om andere anciënniteitsjaren te laten tellen dan deze van het mandaat waarvoor hij of zij de eretitel aanvraagt, dan moeten naargelang het geval volgende stukken worden toegevoegd (art. 69 BVR):
www.vlaanderen.be
3
a) een afschrift van het besluit houdende benoeming tot het ambt van burgemeester; b) een afschrift van de beslissingen van de raad voor maatschappelijk welzijn houdende verkiezing tot het ambt van voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn; c) een afschrift van de gemeenteraad houdende verkiezing tot het ambt van schepen; d) een afschrift van de beslissing van de districtsraad of het districtscollege houdende verkiezing tot het ambt van voorzitter of lid van het districtscollege; e) een afschrift van de beslissing van de provincieraad houdende verkiezing tot het ambt van gedeputeerde. De vereiste documenten worden gestuurd naar de provinciale afdeling van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur: - Agentschap voor Binnenlands Bestuur, provinciale afdeling Antwerpen, Koningin Elisabethlei 22-24, 2018 Antwerpen - Agentschap voor Binnenlands Bestuur, provinciale afdeling Limburg, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt - Agentschap voor Binnenlands Bestuur, provinciale afdeling Vlaams-Brabant, Ubicenter, 1ste verdieping, Philipssite 5, 3001 Leuven - Agentschap voor Binnenlands Bestuur, provinciale afdeling Oost-Vlaanderen, Gouvernementstraat 1, 9000 Gent - Agentschap voor Binnenlands Bestuur, provinciale afdeling West-Vlaanderen, Burg 4, 8000 Brugge
2.Onderzoek van de aanvraag De Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, laat alle informatie inwinnen, die hij nodig acht. Daartoe kan hij onder meer de provinciegouverneurs en de arrondissementscommissarissen met een onderzoek belasten (art. 68). De gouverneur wordt op basis van bovenstaand artikel met dit onderzoek belast. Het onderzoek behelst enerzijds de vaststelling dat de persoon voor wie de eretitel wordt aangevraagd van onberispelijk gedrag is (art. 57 BVR) en anderzijds dat deze persoon over voldoende jaren anciënniteit beschikt (art. 58 tot en met 63 BVR).
www.vlaanderen.be
4
2.1.Onberispelijk gedrag Artikel 57 BVR bepaalt de term “onberispelijk gedrag”, zijnde het ontbreken van een zware strafrechtelijke veroordeling dan wel van een zware tuchtstraf of het niet bestaan van andere erg onterende feitelijkheden. Concreet betekent dit dat de gouverneur op basis van de melding van de betrokken administratieve overheden vaststelt dat er tegen de betrokkene geen zware tuchtstraffen werden uitgesproken. De gouverneur stelt verder op basis van het uittreksel uit het strafregister (model 1) vast of er al dan niet feiten bestaan die ertoe aanleiding geven om de eretitel te weigeren. De gouverneur kan daarbij het advies inwinnen van de procureurgeneraal bij het Hof van Beroep van het rechtsgebied waarin de gemeente gelegen is, teneinde te vernemen of de betrokkene een zware strafrechtelijke veroordeling heeft opgelopen en of er een informatie- of onderzoeksprocedure of gerechtelijke vervolgingen ten laste van de betrokkene hangende zijn. Een strafrechtelijke veroordeling van de betrokkene voor een overtreding die op generlei wijze een goed en efficiënt bestuur van de gemeente in het gedrang heeft gebracht, zal geen aanleiding geven tot een weigering van de eretitel (bijvoorbeeld een verkeersovertreding zonder samenhangend misdrijf). Als echter onbetwistbaar vaststaat, hetzij op basis van het gerechtelijke verleden van de kandidaat, hetzij op basis van bepaalde vervolgingen, hetzij door zijn vroegere optreden als hoofd van de politie, dat de betrokkene niet over het morele gezag beschikt om een eretitel te verkrijgen, wordt de titel geweigerd. Een uitgesproken maatregel van internering kan eveneens een erg onterende feitelijkheid uitmaken. Die maatregel wordt niet vermeld op het uittreksel uit het strafregister (model 1), maar een apart getuigschrift kan bij twijfel worden opgevraagd.
2.2. Anciënniteit De anciënniteitsvoorwaarden, zoals die gesteld waren in de wet van 10 maart 1980 en gewijzigd bij decreet van 26 maart 2004, werden grotendeels behouden. De voorwaarden tot het verlenen van de eretitel gaven nogal wat aanleiding tot ongenoegen. Dit ongenoegen hield in een aantal gevallen verband met het feit dat de loopbaan aaneensluitend moest zijn. Die voorwaarde wordt door het BVR opgeheven. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de anciënniteitsvoorwaarden waaraan moet worden voldaan om aanspraak te maken op de eretitel van het desbetreffende mandaat.
www.vlaanderen.be
5
MANDAAT(1)
MINIMAAL VEREISTE ANCIËNNITEIT(1) (binnen eenzelfde bestuur) (2)
Burgemeester
Of 10 jaar burgemeester Of 6 jaar burgemeester + 6 jaar schepen Of 6 jaar burgemeester + 12 jaar gemeenteraadslid Of 10 jaar voorzitter van het districtscollege Of 6 jaar voorzitter van het districtscollege + 6 jaar lid van het districtscollege Of 6 jaar voorzitter van het districtscollege + 12 jaar lid van de districtsraad Of 10 jaar schepen Of 6 jaar schepen + 12 jaar gemeenteraadslid
Voorzitter van het districtscollege (3)
Schepen
Lid van het districtscollege (3)
Of 10 jaar lid van het districtscollege Of 6 jaar lid van het districtscollege + 12 jaar lid van de districtsraad
Of 10 jaar voorzitter van het OCMW Of 6 jaar voorzitter van het OCMW + 12 jaar OCMW-raadslid Gedeputeerde (5) Of 10 jaar gedeputeerde Of 6 jaar gedeputeerde + 12 jaar provincieraadslid/gemeenteraadslid Voorzitter van het OCMW (4)
MEEREKENBARE ANCIËNNITEIT (geen aaneensluitende periode : ervoor of erna) De jaren als lid van de deputatie
De jaren als lid van de deputatie, burgemeester, schepen of voorzitter van het OCMW
De jaren als lid van de deputatie, burgemeester of voorzitter van het OCMW De jaren als lid van de deputatie, burgemeester, schepen, voorzitter van het districtscollege of voorzitter van het OCMW De jaren als lid van de deputatie, burgemeester of schepen
Aanvullende opmerkingen bij deze tabel: (1)Om de termijnen te berekenen wordt rekening gehouden met de periode waarin de deputatie de gemeenteraads- of districtsraadsverkiezingen hetzij heeft vernietigd overeenkomstig artikel 75 van de Gemeentekieswet van 4 augustus 1932, ingeval de Raad van State die beslissing heeft tenietgedaan, of heeft opgeschort overeenkomstig de wettelijke bepalingen die van toepassing waren vóór de inwerkintreding van de wet van 7 juli 1994 die de Gemeentekieswet van 4 augustus 1932 wijzigt of ingeval de Raad voor Verkiezingsbetwistingen of de Controlecommissie voor Verkiezingsuitgaven de gemeenteraads- of districtsraadverkiezingen heeft vernietigd, als de Raad van State die beslissing heeft tenietgedaan. Ook met
www.vlaanderen.be
6
de periode waarin de installatie niet kon plaats vinden omwille van een ongegrond gebleken klacht wordt rekening gehouden voor de berekening van de termijnen. (2)De uitoefening van een ambt in een gemeente die later samengevoegd wordt met andere gemeenten of eraan wordt gehecht, wordt beschouwd als een ambt, uitgeoefend in de gemeente die de samengevoegde of de aangehechte gemeenten bevat. (3)De jaren als voorzitter van het bureau en als lid van het bureau worden gelijkgesteld met de jaren waarin de persoon een ambt vervulde als voorzitter en als lid van het districtscollege. (4)In de gemeenten waar beslist wordt in de bestuursperiode 2006-2012 de voorzitter van het openbaar centrum toe te voegen aan het college van burgemeester en schepenen, kan de voorzitter van het openbaar centrum, die vanaf zijn installatie na de eerstvolgende algehele vernieuwing van de raden verkozen wordt, verkiezen de eretitel van schepen van rechtswege of de eretitel van voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn te voeren. Na deze periode kan dit verzoek gebeuren door de mandatarissen in alle gemeenten. (5)De jaren als gedeputeerde of als provincieraadslid van de provincie Brabant worden meegerekend bij de berekening van de anciënniteit van het ambt, uitgeoefend in de provincie Vlaams-Brabant.
Op basis van het door hem gevoerde onderzoek naar het onberispelijke gedrag van de betrokkene en naar de anciënniteitsvoorwaarden bezorgt de gouverneur een advies aan de Vlaamse minister, bevoegd voor binnenlandse aangelegenheden.
3.De toekenning van de eretitel en het recht om de eretitel te voeren Op basis van het advies van de gouverneur beslist de Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, de betrokkene de eretitel van het ambt al dan niet toe te kennen. De eretitel van het ambt van gedeputeerde, burgemeester, schepen, schepen van rechtswege, voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, voorzitter van het districtscollege of lid van het districtscollege mag niet gevoerd worden : 1 gedurende de periode dat één van die mandaten werkelijk wordt uitgeoefend; 2 door een door een provincie, gemeente of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bezoldigd persoon. Als na de toekenning van de eretitel de betrokkene een zware strafrechtelijke veroordeling of een zware tuchtstraf oploopt of erg onterende feitelijkheden begaat, kan de Vlaamse Regering de eretitel intrekken. Ik verzoek u, mijnheer de provinciegouverneur in het volgende nummer van het Bestuursmemoriaal de datum van bekendmaking van deze omzendbrief in het Belgisch Staatsblad te vermelden.
www.vlaanderen.be
7
Ik bezorg deze omzendbrief ook rechtstreeks aan alle provinciebesturen, gemeentebesturen, de OCMW-voorzitters en aan de voorzitters van de districtscolleges. Deze omzendbrief kan ook geraadpleegd worden via het internet op het volgende adres: www.binnenland.vlaanderen.be/regelgeving/omzendbrieven
Marino Keulen Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering
www.vlaanderen.be