Stichting
van de Arbeid Pens./1253
Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus 90801 2509 LV Den Haag
Den Haag Ons kenmerk Uwkenmeik Betreft
: : : :
8 februari 2000 S.A. 00.02835/K SV/VP/99/68981 Hoofdlijnen AMvB bij wetsvoorstel 2b PSW en gelijke uitkeringen
Excellentie, In uw brief van 11 november 1999 met bijgevoegde hoofdlijnen voor de tekst van een door u voorgenomen AMvB ter uitwerking van een aantal delegatiebepalingen die in het wetsvoorstel "recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen" (wetsvoorstel 2b PSW) zijn opgenomen, heeft u de Stichting uitgenodigd een reactie op die hoofdlijnen te geven. Hoewel binnen de Stichting van de Arbeid over de wenselijkheid van de thans voorgestelde wettekst zeer verschillend wordt geoordeeld (de centrale werkgeversorganisaties en de vakcentrales CNV en MHP hebben ernstige bedenkingen tegen dit wetsvoorstel, in het bijzonder tegen de voorgestelde uitbreiding van de wetgeving inzake gelijke behandeling voor de vrijwillige voorzieningen, welke verder gaat dan op grond van de Europese regelgeving is vereist1, terwijl de vakcentrale FNV het wetsvoorstel steunt2), wil de Stichting niettemin op uw verzoek om een reactie te geven over de hoofdlijnen voor het voorgenomen AMvB, ingaan. Naar de mening van de Stichting van de Arbeid is een nader AMvB niet nodig, omdat zij vindt dat het wetsvoorstel inzake 2b PSW zelf toereikend is om een adequate invulling van de uitruil van nabestaandenpensioen tegen een eerder ingaand en/of een hoger ouderdomspensioen door de pensioenuitvoerders te bewerkstelligen op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Mochten zich in bepaalde gevallen bij de vaststelling van de ruilvoet of de opbouwkeuzevoet, nog problemen voordoen, of vragen rijzen, dan zijn de pensioenuitvoerders zelf, indien nodig en/of gewenst met onder' Zie de brief van deze organisaties van 2 november 1999 aan de Vaste Tweede Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. 2 Zie de brief van de FNV van 9 november 1999 aan de Vaste Tweede Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Bezuidenhoutseweg 60, 2594 AW Den Haag, Telefoon 070 - 3499 577, Telefax 070 - 3499 796
steuning door de koepelorganisaties, heel wel in staat deze op te lossen. Daarbij zal zeker niet voorbij worden gegaan aan het algemene uitgangspunt dat oplossingen redelijk en billijk dienen te zijn, ook voor de betrokken deelnemers en hun partners. Naar de mening van de Stichting behoeft dan ook niet te worden gevreesd dat deelnemers geen reële keuzen zullen worden geboden. De Stichting wijst in dit verband op het feit dat een aantal pensioenregelingen reeds sinds enkele jaren voorzien in de mogelijkheid van uitruil van het nabestaandenpensioen, waaronder ook regelingen met meer dan één keuzemoment, zonder dat de uitvoering van de geboden keuzemogelijkheden aanleiding heeft gegeven tot klachten. In het geval niettemin toch zou worden besloten nadere regels te treffen inzake de wijze waarop de ruilvoeten en opbouwkeuzevoeten moeten worden vastgesteld, dan vraagt de Stichting u nadrukkelijk aandacht te besteden aan de bezwaren die door de pensioenkoepels zijn gesignaleerd en die volgens deze organisaties in ieder geval aanleiding zouden moeten vormen tot wijziging van het AMvB op de desbetreffende onderdelen. De Stichting heeft vernomen dat de koepels u hierover nader schriftelijk zullen informeren.
Overgangstermijn voor het aanpassen van de pensioenregelingen aan de nieuwe wet- en regelgeving
Gelet op de complexiteit van de voorgestelde nadere wet- en regelgeving inzake 2b PSW in samenhang met de beoogde datum van inwerkingtreding op l januari 2001, voorziet de Stichting grote problemen voor partijen betrokken bij arbeidspensioenregelingen om de regelingen tijdig hieraan aan te passen. Naar de opvatting van de Stichting van de Arbeid verdient het daarom serieuze overweging een ruime overgangstermijn te stellen voor het in overeenstemming brengen van de pensioenregelingen met de nieuwe wet- en regelgeving, maar wel zodanig, dat deelnemers daar geen nadeel van zullen ondervinden. Dit kan worden bereikt door in de overgangsregeling te bepalen dat - indien de aanpassing van de pensioenregeling op een later tijdstip wordt gerealiseerd dan per l januari 2001, de desbetreffende wijzigingen dienen terug te werken vanaf l januari 2001; - de vanaf l januari 2001 opgebouwde pensioenaanspraken op nabestaandenpensioen in de uitruil moeten worden betrokken; - degenen die op of na l januari 2001 met pensioen zijn gegaan, op het moment waarop de regeling daadwerkelijk is aangepast alsnog het recht krijgen tot uitruil. In die gevallen zou het laatste keuzemoment voor het al of niet wensen uit te ruilen, kunnen worden gesteld op maximaal 2 maanden na het van kracht worden van de desbetreffende wijzigingsbepalingen van het reglement.
Wat betreft de overgangstermijn denkt de Stichting aan een periode van 3 jaar. De overgangsregeling houdt op deze wijze alleen een beperking in voor die deelnemers die tussen l januari 2001 en het moment waarop de regeling daadwerkelijk is aangepast
(uiterlijk l januari 2004), met pensioen gaan en opgebouwd nabestaandenpensioen zouden willen uitruilen. Dit omdat de uitruil pas vanaf het moment waarop de regeling is gewijzigd, daadwerkelijk kan worden geëffectueerd. Die beperking is overigens niet groot, omdat het wettelijke keuzerecht uitsluitend van toepassing is op aanspraken die na l januari 2001 worden opgebouwd. Het gaat daarmee dus de facto om betrekkelijk kleine bedragen, die bovendien in geval van uitruil alsnog met terugwerkende kracht tot uitbetaling komen.
Gelet op de lopende parlementaire behandeling van het onderhavige wetsvoorstel, zenden wij een afschrift van deze brief aan de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit de Tweede Kamer.
EID drs El secreta
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
De voorzitter van de Stichting van de Arbeid Postbus 90405 2509 LK Den Haag
Uw brief
Onderwerp
hoofdlijnen AMvB bij wetsvoorstel 2b en gelijke uitkeringen
Postbus 90801 2509 L V Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon 070 - 333 44 44 Telefax 070 - 333 40 33
Ons kenmerk
Doorkiesnummer
SV/VP/99/68981
070-333 6474
Datum
Contactpersoon
11 ItfOV, |S39
M J. Hoekstra
Op 3 september jl. is het wetsvoorstel 'recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen' aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 1998/99, 26 711). Met dit wetsvoorstel wordt beoogd duidelijkheid te scheppen over de wijze van uitbreiding van artikel 2b Pensioen- en spaarfondsenwet. Tevens wordt beoogd het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de aanvullende pensioenen tot een sluitend geheel te maken. En ten derde wordt artikel 5, zesde lid, van de Algemene wet gelijke behandeling gewijzigd.
Bij dit wetsvoorstel wordt een algemene maatregel van bestuur opgesteld ter uitwerking van een aantal delegatiebepalingen, die als gevolg van bovengenoemd wetsvoorstel nieuw in de PSW en WGB worden opgenomen. De amvb ziet op de artikelen 2b, derde lid, 2c, eerste lid en 32, negende lid, van de PSW en artikel 12c, vijfde lid van de WGB. Graag wil ik u uitnodigen uw reactie te geven op bijgevoegde hoofdlijnen voor de tekst van de amvb. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelee
(J.F. Hoogervorst)
Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid De heer drs J.F. Hoogervorst Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG
Den Haag Ons kenmerk Uw kenmerk Betreft
4 november 1999 S.A. 99.23.750/JS
2b PSW-Wetsvoorstel nr. 26 711
Excellentie, Hierbij doe ik u ter kennisneming toekomen een afschrift van de brief die heden door VNO-NCW, MKB-Nederland, LTO-Nederland, de vakcentrale CNV en de vakcentrale MHP is verzonden aan de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit de Tweede Kamer inzake bovengenoemd onderwerp. Hoogachtend, STICHTING VAN DE ARBEID
nbergen se
bijlage
Pens./1218
/"^ /1S9
CNVi
en Ondernemers verbonden
VNO-NCWJ ederland
Aan de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Den Haag Betreft
: :
2 november 1999 2b PSW - Wetsvoorstel nr. 26 711
Geachte dames en heren, De centrale werkgeversorganisaties VNO-NCW, MKB-Nederland en LTONederland alsmede de centrale werknemersorganisaties CNV en MHP maken graag gebruik van de door uw commissie geboden mogelijkheid een reactie te geven op het bij uw Kamer ingediende voorstel tot wijziging van de PSW en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen). Hoewel deze organisaties in beginsel het recht van deelnemers aan arbeidspensioenregelingen op uitruil van het nabestaandenpensioen voor een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen onderschrijven en bovendien van oordeel zijn dat nadere regelgeving inzake art. 2b PSW, waarin dat recht eerder bij amendement is omschreven, zeer gewenst is, hebben deze organisaties ernstige bedenkingen tegen in het bijzonder de voorgestelde uitbreiding van de wetgeving inzake gelijke behandeling. Geen problemen hebben deze organisaties overigens met de nadere afbakening van het recht op uitruil van nabestaandenpensioen Het gaat hierbij om: • het expliciet niet toekennen van terugwerkende kracht ter zake van de opbouw van uitruilbare (al of niet fictieve) aanspraken op nabestaandenpensioen; • uitsluitend nabestaandenpensioen dat wordt opgebouwd kan worden uitgeruild (nabestaandenpensioen op risico-basis valt buiten het omruilrecht);
•
het bijzonder weduwenpensioen,het wezenpensioen en vrijwillige nabestaandenvoorzieningen vallen buiten het omruilrecht:
De ernstige bedenkingen van deze organisaties tegen de voorgestelde uitbreiding van de wetgeving inzake gelijke behandeling, in het bijzonder tot uitdrukking komend in het gelijke uitkeringsvoorschrift voor mannen en vrouwen, ook indien het gaat om vrijwillige voorzieningen en/of beschikbare premieregelingen waarvoor de werkgever geen bijdrage levert, komen op het volgende neer.
In de eerste plaats zal ons land door de voorgestelde uitbreiding uit de pas gaan lopen bij de wetgeving welke in de overige EU-lidstaten van toepassing is en wordt. In de tweede plaats leidt het voorgestelde voorschrift van gelijke uitkeringen voor mannen en vrouwen, ook indien de werkgever geen bijdrage levert, tot een buitengewoon ingewikkelde uitvoering welke aan de deelnemers nauwelijks zal kunnen worden uitgelegd; dit niet alleen vanwege de complexiteit van de uitvoering van de voorgestelde regelgeving als zodanig, maar ook vanwege de inconsistenties welke daarin voorkomen. In de derde plaats leidt de voorgestelde uitbreiding van de regelgeving inzake gelijke behandeling ofwel tot hogere kosten (terwijl kostenneutraliteit is toegezegd), dan wel tot regelingen welke niet voldoen aan hetgeen met de voorgestelde wetgeving is beoogd c.q. niet zijn gericht op de deelnemers voor wie de regelingen zijn bedoeld. Het geheel overziende, doen deze organisaties een dringend beroep op u het ertoe te leiden dat de voorgestelde regelgeving ter zake van de gelijke uitkeringsvoorschriften wordt heroverwogen. Wellicht kan via een 'time-out' een situatie worden gecreëerd waarin in gezamenlijk overleg kan worden nagegaan hoe aan de genoemde bezwaren tegemoet kan worden gekomen, opdat op een verantwoorde en hanteerbare wijze uitvoering gegeven kan worden aan het recht van deelnemers op uitruil van nabestaandenpensioen in een hoger of een eerder ingaand ouderdomspensioen. De genoemde organisaties zijn graag bereid daaraan een actieve en constructieve bijdrage te leveren.
Hoogachtend, Namens VNO-NCW MKB-Nederland, LTO-Nederland en de vakcentrales CNV en
drs^. V secretar Sociale Zaken VNO-NCW N.B. Een afschrift aan deze brief is gezonden aan de staatssecretaris van SZW