[198.
3.]
Wijziging Burg. Wetb. omtrent de V«Ml»iiit**nis uit onrechtmatige daad enz.
(198.
8.)
MEMORIE VAN TOELICHTING.
.UgemeeiH' beschouwingen. S 1. De maatschappelijke beteekenis en de noodzakelijkheid aan te toonen van het wetsontwerp, dat thans aan de Staten* Generaal tor overweging wordt aangeboden, mag voorzeker overbodig heeten. Sedert ons hoogste rechtscollege op nieuw beslist heeft, dat alleen schennis van een rechtsplicht, inbreuk op eens anders wettelijk recht, als onrechtmatige daad in den zin van art. 1401 Burgerlijk Wetboek is te betrachten (11. heerscht eenstemmigheid omtrent de verplichting des wetgevers om het artikel zoodanig te; wijzigen, dat voortaan eene ruimere beteekenis aan het begrip „onrechtmatige daad" moet worden gehecht. Immers het is een ieder duidelijk — en ten overvloede bleek het zelfs uit de rechtsgedingen, waarin de Hooge Raad zijne opvatting uitsprak — dat zich in de maatschappelijke verhoudingen, en meer bijzonderlijk in het handelsverkeer, omstandigheden voordoen, waarin men ernstig nadeel kan lijden door toedoen van iemand, die wel niet eenigen uitdrukkelijk voorgeschreven rechtsplicht schendt, doch desniettemin handelt op eene wijze, die te eenen male in strijd is met alle maatschappelijke regelen van betamelijkheid en goede trouw.
Wanneer DU de beginselen, in bei laatste Lid van art. 1401 van het wetsontwerp nedergelegd, worden aanvaard, blijkt dal ook de beide artikelen l4o(i en 14<)7 uit het wetboek kunnen verdwijnen, immers, de bepaling betreffende de schadevergoe* dlngwordi overbodig ten gevolge van bei laatste lid van art. 1401, en wat behalve de regeling der schadevergoeding in art. 1408 is vervat. «Ie vermelding van degenen, wien de vordering Ine komt, is eene beperking van de algemeens bewoordingen van den aanhef van art. 1401 : de actie kome toe aan een ieder, die schade geleden heeft. Het tweede artikel, dat betreffende de vordering ter sake van kwetsing of verminking, zal naast het laatste lid van het voorgestelde art. 1401 geheid en al van practisch belang zijn ontbloot. Veel van hetgeen hier omtrent «leze beide artikelen is aam gestipt, is mede van toepassing op het volgend artikel, 1408. Doch hiervan behoort het eerste lid in stand ie blijven als eene Inleiding tot artt. 14
S 3. Behoort het gewichtig en moeilijk onderwerp, de gehoudenheid van den Staat en van andere publiekrechtelijke lichamen tot vergoeding van de schade, veroorzaakt door onrecht* matige daden van hunne organen of van hunne beambten en ondergeschikten, in dit wetsontwerp geregeld te worden? Het komt der Regeering voor. dat op deze vraag een ontkennend antwoord past. De quaestie beweegt zich grooteudeels op liet gebied van het publieke recht; zij is niet behoorlijk op te lossen, zoo de regeling der publiekrechtelijke zijde achterwege blfjft. Werd thans getracht eene regeling te vinden, voor zooverre S 2. De strekking van het wetsontwerp moet dus in de aller* eerste plaats deze zijn: aan het wettelijk begrip „onrecht het vraagstuk behoort tot bet burgerlijk recht, dan zoude matige daad" de beteekenis te geven, die de tegenwoordige onvermijdelijk toch worden voornitgeloopen op de meer volrechtsopvatting er aan toegekend wil zien. Daarmede is echter ledige behandeling, waartoe een ander wetsontwerp, dat bede taak des wetgevers niet volbracht. Wanneer men de andere treffende de Administratieve Rechtspraak (art. 13), de gelegem artikelen beschouwt, die handelen over de onrechtmatige heid zal verschaffen. Totdat de Administratieve Rechtspraak daad in het algemeen, blijkt het, dat daaraan gebreken kleven, zal zijn tot stand gebracht, blij ve de zaak mitsdien onveranderd. Wat betreft de verplichting tot schadevergoeding der publiek* die naast het oude hoofdartikel wel niet zoo zeer de aandacht trekken, doch die bij eene herziening van de materie niet rechtelijke lichamen wegens onrechtmatige daden hunner ongestoord mogen blijven voortbestaan. De artikelen betreffende organen, d. w. z. ter zake dus van hunne eigene onrechtmatige de aansprakelijkheid voor de onrechtmatige daden van anderen, daden, brengt bet ontwerp geenerlei verandering. Wanneer voor de schade;, door dieren en andere rechtsobjecten ver* naar thans geldend recht een publiekrechtelijk lichaam onder oorzaakt, behelzen leemten, die aangevuld, vragen, die beant- zekere omstandigheden moet worden beschouwd als iemand dom' wiens schuld de schade, door eene onrechtmatige daad woord moeten worden. Zoo is het plan ontstaan de artt. 1401 en volgende tot en aan een ander toegebracht, veroorzaakt is. dan zal voortaan — met 14d5 Burgerlijk "Wetboek te vervangen door nieuwe be- wordt het voorgestelde artikel 14H1 wet — onder diezedfde palingen. Hierbij nu zal de wetgever zich kunnen beperken omstandigheden het publiekrechtelijk lichaam zijn aan te tol hot stellen van grondbeginselen, waarop dan de rechter merken als _hij, die door eene onrechtmatige daad aan een eene gezonde, aan liet rechtsbewustzijn voldoende rechtspraak ander schade toebrengt." iink ten aanzien van de aansprakelijkheid wegens onrecht* kan opbouwen. Eene in bijzonderheden afdalende regeling moge bij sommige rechtsverhoudingen nuttig, ja wenscholijk, voor- matige daden van ambtenaren aal de jurisprudentie tengevolge komen, thans is een onderwerp aan de orde, dat zich geheel van de voorgedragen regeling — krijgt deze kracht van wet — en al leent voor eene behandeling, meer in overeenstemming geene verandering behoeven te ondergaan. De verhouding tussc hen het publiekrechtelijk lichaam en de personen in zijn met den stijl onzer codificatie. dienst zou door de voorgestelde bepalingen in geen opzicht worden gewijzigd. Is die verhouding publiekrechtelijk van (1) Arresten van 0 Januari 1906, Weekblad KM het Recht n". 8163, nature, geen woord van dit wetsontwerp, waaruit eene tegenen van 24 November 1906, Weekblad ra» Int Recht D°. 8804: de daarin gehuldigde leer is weder bevestigd hjj bet arrest van 10 Juni 1910, overgestelde leer valt af te leiden. Acht men die verhouding Weekblad van Int Richt n°. 9038. Men /.ie ook de arresten van 20 eene burgerujke dienstbetrekking, dan zal men geen bezwaar Febr. 1852. v. D. HONEKT, Hiirq. Recht, All', blad/. 99, van f, April 1883, Weekblad run Int Recht n". 4901. en van 89Juni 1883, Weekblad van het Recht n°. 4927. 11) Art. 08. 1°.. W. V. B. Rv.
[198. Wijziging'
Burg,
W e t h . o m t r e n t de I e r h i n t e n i s u i t o n r e c h t m a t i g e daad enz.
kunnen maken de woorden ,arbeider" en „werkgever" van toepassing t«' verklaren. s 4. Over gebrek aan bouwstoffen voor eene nieuwe wette* lijkf regeling van de verbintenis uil onrechtmatige daad valt zeker nii't tf klagen. De literatuur i.s. nok wanneer men alle geschriften over bijzondere onderwerpen! ais oneerlijke concur* rentle, automobielschade o. a. ter zijde stelt, zeer uitgebreid, zoowei die betreffende onze wetsbepalingen als die over buiten* landscli recht tl). En eene veelomvattende rechtspraak verschaft den rechtsbeoefenaar de kennis, die hij uit den tekst der wet ook
hiel tevergeefs Zoude w i l l e n |)Utlen.
De buitenlandsche wetgeving heeft hij de bewerking van dit wetsontwerp
wel.
gelijk
trouwens
van
zelf
spreekt,
een
onderwerp van studie uitgemaakt, doch kon, behoudens op enkele punten, nlel tot voorbeeld voor do ontworpen regeling strekken. De geschiedenis van ons wetboek deed den Code (2) alsmede de wetgeving van «lic landen, waar do Code min of
meer gewijzigd overgenomen is. als voor ons doel onbruikbaar terzijde
stellen 181. Doch ook
de
latere
wetboeken
bevatten
geene regeling, die als model bevrediging kon schenken. Hij dit onderwerp vooral kan. en moet derhalve, de wetgever zich bepalen tot hot uitspreken van grondbeginselen, van leidende
denkbeelden. Speciale bepalingen voor enkele, boezeer ook sprekende, gevallen zijn hier overbodig te achten en onvolledig
tevens. Overbodig, omdat de gewenschte rechtsverhoudingen evenzeer
uit de algemoene
grondbeginselen
kunnen
worden
afgeleid, on onvolledig, omdat de talrijke niet geregelde gevatten dan met geen anderen maatstaf dan die der analogie gemeten kunnen worden, een maatstaf, die niet steeds tot een zuiveren uitslag leidt. Ken voorbeeld mi voor eene aldus gedachte regeling geef) liet Dultsche Burgerlijk Wetboek niet: in den titel over de
„Unerlaubte Handlungen" treden de bijzondere gevallen sterk op den voorgrond (4i. Het Oostenrijkse!' Burgerlijk Wetboek regelt in een afzondei lijk hoofdstuk het .Hecht des Schadenersatzes umi der O e n u g t h u u n g " ; ook dit beval tal van bijzondere bepalingen (5). Het Zwitsersch Verbintenissenrecht bevat eene sobere regeling, op gezonde beginselen gebouwd, doch treedt desniettemin op enkele punten in nadere bijzonderheden (6). De Engolsche Common Law ITI behelst op dit gebied uitspraken getuigende van hreede en gestrenge opvatting dor d l Men zie, wat on* rechl betreft, behalve de bekende werken over het burgerlijk recht bij de betrokken artikelen, de literatuur vermeld op blz. 896 en volg. van OCDKMAX—LtPMAX, nel Burgerlijk Wetboek, T>e duik. bewerkt door Mr. I'. BACIHIX. 'S (iravenhage. OEHH. HKLIIAMI:.
18!)8. en voorts: P. L Hoass, Verantwoordelijkheid voor schade door and» ren veroorzaakt, (Proefschrift) Utrecht, I880.--Prof. Mr. X. K. F.LAXD. Beschouwingen over de Verbintenis uit Onreclitmatige Daad, Haarlem. 1806. - Pi-of. Mr. D. SIMOXS. Ons burgerlijk deUeterecht, Therais, 1902, blz. <> vlg. — J. R. H. VAN SI'IIAIK. De overheid tegenover de artikelen 1401 'H volg. B. W., (Proefschrift) Utrecht, L906. — j . van Woi UKXUKHO HAMSTBA, Toerekening van voordeel by schadevergoeding, (Proefschrift) Amsterdam, 1906. - H. R. liiiiiiics, De omvang mn dr te vergoeden schade hij niet nakoming van verbintenissen en hij onrechtmatige daad, (Proefschrift) Leiden, 1906, en de aankondiging van dit proefschrift door D. in het Rechtsgeleerd Magazijn, XXVI (1907), blz. H44 vlg. - C. ('. VAX BOSSK. Schadevergoedtng voor onreclttmatigt operlieidsdaad, (Proefschrift) Leiden. 1907. Handelingen der Nedrrlandsehe .TmistsnVereeniging, 1010, I. blz. 1\^ vlg.. II. blz. -2-21 vlg. c_>i Artt. 1882—1886. (8) Men de b.v. den Code Civil Beige, artt. 1882 1886; den Codice Civile [taliano, artt. l l ó l 1168. Ook de Cddigo CivilEspaflol,hoewel in vele opzichten van den Code verschillend, beval eene zeer gelijkende regeling ren de verbintenissen nil onrechtmatige daad, a r t t 1908 1910. ut BurgerUebea Oesetzbuch, SS 828—868. Bij de wet van 80 Mei l'.tox is aan s HH8. betreffende
Lu ir i,/ Torts.
3.] maatschappelijke
behoeften,
van den eerbied dien de burgers
jegens elkanders rechten aan den dag behooren te leggen, en van de daaruit voortvloeiende verplichting tot het der toegebrachte schade 111.
vergoeden
Artikelen. Art. 1401. De kern van het gansche wetsontwerp is de nadere omschrijving van het begrip „onrechtmatige daad", in het tweede lid van het nieuwe artikel gegeven. De toelichting van dit, artikel moge d u s aanvangen met de uiteenzetting van de gronden, waarop die omschrijving steunt. Dat hetgeen naar t h a n s geldend recht onder onrechtmatige daad wordt verstaan, in dit begrip besloten moet blijven, daarover zal wel geen verschil van gevoelen bestaan. En dat dit begrip valt onder de omschrijving „handeling of nalatigheid, in strijd met de openbare orde", kan geacht worden vast te s t a a n . Een inbreuk op eens anders wettelijk recht is eet ipso in strijd met de openbare orde. Deze in ons recht welbekende uitdrukking (2) i m m e r s behoort te worden opgevat in den algemeenen zin. dien men daaraan tegenwoordig hecht, moet geacht worden het gansche gebied te omvatten, waarop de Staat of Benig ander publiekrechtelijk lichaam zijn wil uitgesproken heeft, ledere overtreding van wet of reglement, iedere afwijking van eenige wetsbepaling, voor zoover zij niet wettelijk vrij staat, moet worden beschouwd als te zijn in strijd m e t de openbare orde. Deze uitdrukking nu leidt als van zelve tot die andere. waarnaast zij gemeenlijk in de codificatie voorkomt, „of met de goede zeden". Dat hierbij geenszins uitsluitend aan het zedelijke op het gebied van het geslachtsleven moet worden gedacht, is niet voor redelijken twijfel vatbaar. Leugens, misleiding. opzettelijke weigering van hulp. waar deze zonder ernstig eigen gevaat zou kunnen worden aangebracht, zullen voorzeker geacht moeten worden in strijd met de goede zeden te zijn (3). Wordt dus een onrechtmatige daad. wat het objectief element betreft, gedefinieerd als eene handeling of nalatigheid, „in strijd met de openbare orde of de goede zeden", dan staat vast, flat onder het begrip vallen vooreerst die handelingen of omissies. waardoor een inbreuk wordt g e m a a k t op eens anders wettelijk recht, des daders rechtsplicht wordt overtreden, en daarnaast, al hetgeen niet strookt met de wijze waarop een zedelijk, een eerlijk man zich jegens zijne medeburgers gedraagt. Aan het t h a n s heerschend begrip van onrechtmatige daad is hiermede reeds eene uitbreiding gegeven, welke eene belangrijke maatschappelijke strekking heeft en welker nut en beteekenis in het oog springt. Hoewel deze toelichting niet kan specialiseeren of zich op het gebied der casuïstiek begeven, moge terloops erop worden gewezen, dat met behulp van eene bepaling als de voorgestelde de oneerlijke concurrentie civielrechtelijk met kracht aangevalleu zal k u n n e n worden. Immers hierdoor j u i s t onderscheidt deze zich van de meest scherpe eerlijke concurrentie, d a t zij het publiek tracht te misleiden, hetzij omtrent den aard of den oorsprong der goederen, hetzij ten aanzien van do hoedanig-
beid van den vervaardiger of de omstandigheden van den verkoop, of in welk opzichi
ook. Niet licht
zal een
rechter
ili Men zie mr. H. L DBUCKXB, Bescherming van Rechten, d'n niet ,/, Hriii waardeerbaar tjfn, in het Rechtsgeleerd Magazijn. VIII U880). liladz. 405 en volg., en het daar aangehaalde werk van MAVNI:. Tmitim uu Damages; een ander standaardwerk is S D O W I C I OM Damages. cjj OrzooMKK. Aiiiit"!;, ninif op de Wet, houdendealgemeenebepalingen der Wetgeving van Int Koninkrgk, 4de druk, 1884. liladz. 288 vlg.; F. KitANKxnuRo. Eenige opmerkingen over Int begrip: ,PubUeh Orde", (Proefschrift) Oroningen. 1896; O. SIOIAX. Openban Onfe,(Proefschrift) Groningen. 1908. (8) .1. X. VAX DEK Lsr, Over» nkomtten in strijd nut dr genie zeden. (Proefschrift) Amsterdam. 1899.
[!•§,
Bijlagen.
\Vijziging B u r g , W'ctl». o m t r e n t
de
3.]
Tweede Kamer.
)inten is uit o n r e c h t m a t i g e daad DUS.
gevonden worden, «J i < • oorueeii dal oneerlijke concurrentie nietonze burgerlijke wetgeving, waar de t h a n s gebezigde uitin strijd is nut de goede /.eden (li. drukkingen voorkomen. Geheel volledig is de omschrijving Intuaschen dan nog niet. ook wanneer men niet Uandeli In snijd met het wettelijk Op één punt worde in dit verband nog de aandacht geves* staatsbestel en evenmin In woord of daad mei de goede zeden tigd. Dat de niet-nakoiiiing van eene overeenkomst, zelfs in conflict komt, kan bei gebeuren, dat men een ander schade wanneer zij den vorm aanneemt van opzettelijke contractbreuk, toebrengt door een daad. die bei rechi behoorl te wraken, niet is een onrechtmatige daad in den zin van art. I4
ij de strafwet verboden, niet in strijd worden het oog. dat contractbreuk alleen tegenover den i Lecontrac* geacht met de openbare orde burgerrechtelijk moet zij onge* tam niet is een onrechtmatige daad. wél tegenover een derde, twijfoid als onrechtmatige daad worden aangemerkt, om tol die daardoor schade lijdt, liet Is als met den toevalligen dit doel te geraken komt het wenschehjk voor. thans weder, voorbijganger, die door een stuk glas wordt verwond, wanneer naast de belde andere uitdrukkingen, eene te bezigen, die In een ander dooi1 schuld een ruit verbrijzelt: de onrechtmatige onze civielrechtelijke codificatie burgerrecht beeft, de welbekende daad wor'lt niet onmiddellijk tegen hem maar tegen den zorg van een goed huisvader. De rechter zal in ieder voor- eigenaar der ruit bedreven, doch hij lijdt desniettemin schade komend geval nok dit begrip zonder veel moeite kunnen af* door de onrechtmatige daad en heeft mitsdien ontegenzeggelijk nieten en toepassen (2). recht op schadevergoeding. Beschouwt men nu de omschrijving van liet begrip onrecht* matige daad in zijne drie U-den gezamenlijk, dan zal men, Naast de omschrijving van de onrechtmatige daad is de naar de Regeering vertrouwt, erkennen, dat te dezen opzichte wijziging, aangebracht in het eerste lid. het eenige van het een
rechtstoestand
in liet
leven zal kunnen treden, die aan
bestaand
artikel,
onbeduidend
te
noemen.
Zij
berust
voor*
het rechtsbewustzvjn bevrediging moet schenken.
namelijk op deze overweging, dat de tegenwoordige redactie
Deze drie uitdrukkingen, matige daad te bepalen, wenschen overlaten, eene is niet te vermijden, zoo
voor verbetering vatbaar is. vermits toch de bron van eene verplichting niet is een feit. maar de wet. die haar aan een bepaald feit vastknoopt, zooals ook uit het opschrift der af* deeling blijkt: de onrechtmatige daad moge de aanleiding zijn tot de verplichting tot schadevergoeding, de wet is het, die den dader in die verplichting stelt. Zoo werd de uitdrukking gekozen, die in het voorgaand artikel, art. 1400, voorkomt. Ook schijnt het eene tuinder gelukkige redactie om van ,een ander" te gewagen, voordat van eenig persoon sprake is geweest. De nieuwe redactie van bet slot van dit lid houdt verband niet de nadere aanduiding omtrent de schadevergoeding, welke in het derde lid is vervat.
gebezigd om liet karakter der onrecht* mogen aan vastheid van begrip te zekere onbestemdheid in de redactie de wetgever zich niet hij de t h a n s
heerschende opvatting van de onrechtmatige daad wil neder* leggen. In ieder geval k u n n e n de drie termen zich er op beroepen oude hekenden te zijn bij den burgerlijken rechter, eene hoedanigheid, die zij vóór hebben boven eene omschrijving, in onze rechtsliteratuur aanbevolen (8). De woorden „handeling of nalatigheid" strekken om de onrechtmatige daden commisaionis en owissionis aan te duiden. Het woord „nalatigheid" omvat hier mitsdien do „nalatigheid" en de .onvoorzichtigheid" beide, t h a n s in art. 14i>2 Burgerlijk Wetboek genoemd.
liet gansene begrip van onrechtmatige daad moet beheerscht blijven door de omstandigheid, dat de dader schuld heeft aan
de handeling of omissie (4). Zonder schuld is een onrechtmatige daad niet bestaanbaar. Afwezigheid van schuld, w a n n e e r schade veroorzaakt is, zal zich vaak voordoen in dezen vorm. dat een ongeluk is geschied. waaraan niemand schuld heeft . eene uiting van n a t u u r k r a c h t e n , wier werking redelijkerwijze niet was af te weren. Maar ook kan het voorkomen, dat bij den dader zelven wegens gemis aan toerekeningsvatbaarheid schuld niet aanwezig geacht kan worden: in dat geval rijst de vraag, of niet een ander tot schadevergoeding behoort te worden verplicht. (Men vergelijke in dit verband artt. 1404 en 1405, nieuw.) Terloops moge eraan herinnerd worden, dat bier het woord „schuld" de beteekenis heeft, die het Burgerlijk Wetboek er aan hecht, en de straft echtelijke begrippen „opzet" en „schuld" beide omvat. Ook worde er nog met een enkel woord op ge* wezen, dal de omschrijving der handeling of nalatigheid in objectieven zin moet worden opgevat (6), evenals elders in (li Men /.ie biervoor P. J. M. AALBSBSB, Oneerlijke Concurrentie m hun H'sirijiliiKi ootgens lui Nederiamdache tucht. (Proefschrift) Leiden, 18!»7. blz. 16 volt*.. bis. 40 volf". en blz. 65 volt". — Prae-advies van dezen schrijver in de Handelingen der Nederlandscho Juristen-Ver* eeniging. 1806,1, blz. 182 volg. (S) ÜiKPiiLis, Ned. Burg. liegt. X. bladz. 69. en Mr. W. L I'. A. MOI.KNOHAAKF. /v jmeerlgke concurrentie"voor Int Forum ruti dm Nedertandochett Rrrhtrr, Rechtsgeleerd Magazijn. VI (1887), bladz. 886. (4) LA.NI>, t. a. p.. bladz. 38 en volg.: Mr. H. L. D r o o m , Naar uanliiiiiini rd)i iiuhji i-ijiiuissi ii uit dl H Jaataten tijd over art tOél li. W.. Rechtsgeleerd Magazijn, X (18!X)). bladz. 686; mr. D. SIMONS, r. a. p., bladz. 11 en de daar aangehaalde Fiansche schrijvers. (5) Arrest van den Hoogen Raad van '28 November 1884, Weekblad MM het Richt iiu. 5116: mr. D. SIMONS, t. a. p.. bladz. 84. H a n d e l i n g e n der S t a t e n - G e n e r a a l . B i j l a g e n .
1910—1911.
Geeft het tweede lid de nadere omschrijving van het begrip onrechtmatige daad. het derde bevat de aanduiding hoe de schadevergoeding wordt vastgesteld. Dat hier voorden wetgever niets te verrichten zoude vallen, zal niet licht worden beweerd door hem. die kennis heeft genomen van de rechterlijke uit* spraken op dit punt en van de daarover geschreven verhandelingen (2). De regeling nu van dit vraagstuk kan eene eenvoudige zijn: het vertrouwen, ook van den wetgever, in
bet beleid en het bilhjkheidsgevoel dos rechtere is groot en welgegrond: welke bepaling zoude beter k u n n e n aanpassen aan de behoeften der ontelbare Bchakeeringen, waarin het begrip onrechtmatige daad zich pleegt voor te doen in het maatschappelijk verkeer, dan die welke den rechter gelast de
door den dader verschuldigde schadevergoeding in billijkheid naar de omstandigheden
te bepalen?
hi Itillijlxhikl naar dr omstandigheden. Alle zijden van het geval zal hij iii aanmerking kunnen nemen: het danmum emergens, het himiiii cesêan», de geldelijke gesteldheid van den dader en die van den benadeelde (8), de meerdere of mindere mate der schuld. de vraag ook of de benadeelde zelf niet schuld heeft aan de onrechtmatige daad zelve of aan het bedrag der schade |4). Al hetgeen den rechter omtrent bet feit en partijen bekend is
geworden
en juist met het oog op de schadebepaling zullen
(1) Men zie de rechterlijke uitspraken, vermeld bij LSOS-ASSKB, Burgerlijk Wetboek, ad art 1401, suo ttum. 2 en x. (8) Mr. H. U DKCCKKH. Bechtegekeré Magat^n, (VIII) 1888, bladz. 888 vlg.: id., (IX) 18»" Kd.. 1911, | Wtttq.
3.]
|108.
\Vijsiging Burg. Wetb. omtrent de verbintenis uit onrechtmatige daad enz. partyen hem in eigen belang volledig voorlichten Bal hem int bouwstof v ' het rlchtlg vervullen van zijn tank dienen. l)c tuaschenzln van het derde li«l is, streng opgevat, voorKoker overbodig; IV<M|S uit de bepaling zelve volgt hetgeen die tusschenzln bevat. Het overtollige werd geacht hier niet te schaden, vermits het buiten allen twijfel behoort vaat te staan, dat niet alleen geldelyke schade bij de vaststelling der schadevergoedering in aanmerking genomeu moei worden. Niet licht toch /.al worden weersproken, dat. indien werkclijk alleen geldelyke schade werd vergoed, vaak grof onrecht geleden zou worden. .Men denke hierbij niet uitsluitend aan de bijzondere onrechtmatige doden, in de artt. 1406 en volg. van hei wetboek bepaaldelijk genoemd; behalve die zijn er 1 tal van burgerrechtelijk wraakbare handelingen te bedenken handelingen, in geen wetboek afzonderlek vermeld - waarbijeene schade geleden is. niet in guldens en centen aan te difiden, doch voor den benadeelde niet minder zwaar te dragen. Behoort de dader dan vrij uit te gaan? Mag hij niei gedwongen worden den benadeelde althans cene zekere vergoeding, door het ouafhan* keiijk Staatsorgaan te bepalen, uit te koeren? Die vragen be* vatten haar antwoord zelve. De Nederlandsche wetgever vindt hier zijn weg bereid; voor eenige jaren reeds huldigde hij hetzeitde beginsel hij de wettelijke regeling van eene overeen* komst, welke van nature medebrengt dat handelingen, met het aangegaan contract in strijd, vaak niet eene geldelyke, doch eene gevoelige moreele schade veroorzaken. (Art. 1687 MJ Burgerlijk Wetboek.i Ten slotte moge de aandacht er op gevestigd worden, dat de rechter niet alleen op onmiddellijke, doch ook op middellijke. schade zal kunnen letten. Voorzeker, ver verwijderde
middellijke schade zal buiten berekening dienen te 'olijven, doch omstandigheden kunnen zich licht voordoen, waarin het
onbillijk zou zijn hij het vaststellen der verschuldigde schadevergoeding alle middellijke schade ter zijde te. laten. Een algemeene regel is hier vrijwel onmiogeujk te achten, doch eene bepaling als die van art. 1284 BurgerUjk Wetboek schijnt in geen geval navolgenswaard. Art.
14(»-j.
Ware het noodzakelijk, wanneer twee of meer
vereenigde personen door onrechtmatige daad schade berokkend hebben, tegenover ieder hunner precies de schade te bewijzen. door hemzelveii veroorzaakt, dan zouden de benadeelden hunne schade vaak onvergoed zien. liet stemt mitsdien met de billijkheid overeen, dat, wanneer het bij het artikel gesteld
geval zich v "doet men denke b.v. aan bet Inwerpen van glasruiten hij een volksoploop voor de schade allen, die deelgenomen hebben aan het plegen van de onrechtmatige daden, hoofdelijk aansprakelijk zijn. ook Indien niet ieders eigene handeling de schade veroorzaakt heeft ilt. Art. 14<»:-J. Ken nieuw beginsel wordt in dit artikel niet ingevoerd: de grondslag, waarop bet steunt, stemt grootendeels overeen niet dien. waarop het derde lid van het tegenwoordig art. 1408 opgebouwd is. De vraag, of de verantwoordelijkheid
iU-s werkgevers berust op zijne veronderstelde schuld aan de onrechtmatige daad des arbeiders (2), dan wel op de over* weging, tlat men. iemands diensten genietende, ook de daaraan verbonden
lasten
behoort te dragen (8), moge in theorie van
ili Verg. s 880 Bfirg. Gesetzbuch, art. 1801 AJlg. Burg. Gesetzb. van Oostenrijk en art. 60 BCHWSIZ. Obligationenrecbt; voorts mr.DBCCXKB, Bedong. Mag., (IX) 1890, bladz. 589envlg.;mr.D.8nfo>8,ta.p.,bladz. MI; en vl^r. en de op bladz. ito aangehaalde Franache schrijvers. (2) M. l'i.Asi"i„ Traite Ekhnentain dt Droit chil. Stème Editton, l'aris. 1905, Tomé II. \>. SO-iaeg. (8) Wordt dit beginsel gehuldigd, clan behoort het algemeen te geiden; er is geen voldoende reilen om het ie beperken tot dienst* betrekkingen in handel en industrie, zooals PLAKIOL, t. s. p., wil. \TgL SOUBOAT, Traite' Qénéral de in RetponêabUité, 6ième Bdition, 1911, | 884 «9. Men zie hieromtrent 11. VAN LDTKCP, Een ondertoek naar den recht* grond der aansprukeljjkheid mor schade door ondergeschikten rrroortaakt, (Proefschrift) Amsterdam, 1896, Voor de Engelsche opvattingen zie men Sir P. POLLOCK, BAKT.. t. a. [i.. 'oladz. 7-_' en Volg.
gTOOi
gewichl
zijn.
in
de
practijk
zal
men het nut en de
noodzakelijkheid van een dergeiyk voorschrift, op welken grond het steunen mono. niet licht in twijfel trekken. Het, ontwerp bepaalt Zich dan ook tot het vaststellen van de aansprakelijk" held dos werkgevers, anders dan in het geval, voorzien bij art. 1404, eerste lid. waar degeen, aan wiens schuld hot plegen van de onrechtmatige daad te wijten is, daardoor zelf
schuldig staat aan eene onrechtmatige daad. Die verantwoordelijkheid des werkgevers behoort intussihen alleen te gelden, indien er verband bestaat tllsschell de olirecht-
matige daad en den arbeid, in 's werkgevers dienst verricht. Is de onrechtmatige daad niet bedreven ter zake van den te verrichten arbeid (1), dan is de dader als zoodanig feitelijk
niet arbeider in dienst van dien werkgever, zoodat aansprake* lijkheid van laatstgenoemde op geen deug-leiyken grond zou steunen, met de billijkheid in strijd zou zijn.
Gegeven de uitgebreide beteekenis der woorden „werkgever" en ..arbeider" in ons geldend recht, kan er geen bezwaar tegen bestaan t h a n s deze woorden te bezigen in plaats van de uit-
drukkingen, die wij in art. 14<>8 Burgeriyk Wetboek nog aan* fretten (2). De uitbreiding, welke de bepaling daardoor ondergaat, strookt geheel met het grondbeginsel, waarop zij steunt. Tweede H
werkgever en arbeider. Artt. 14(14 en 1406. Wat betreft de onrechtmatige daad, bedreven door personen, die wegens jeugdigen leeftijd of wegens de gebrekkige ontwikkeling of de ziekelijke storing h u n n e r geestvermogens onder toezicht staan, behoort men, naar den ondergeteekende voorkomt, te onderscheiden. De minderjarige kan zóó jeugdig, de idioot of krankzinnige zóó zwak van verstand zijn. dat redelijkerwijze aan schuld niet kan worden gedacht, dat de daad hem dus niet als onrecht* matige daad toegerekend kan worden (art. 1406). In dat geval kan van eene verplichting tot schadevergoeding van dien dader wel geen sprake zijn (8). De aansprakelijkheid tot schadevergoeding drukt dan alleen op dengene. door wiens schuld de schade werd veroorzaakt. Maar daarnaast staan de gevallen, waarin de minderjarige of onder curateele gestelde wel degelijk voldoende „oordeel des onderscheid»" bezit om het gewicht zijner
daad te beseffen, om inderdaad schuld te hebben aan de onrecht* matige daad. Dan moet hij natuurlijkerwijze voorde schadever* goeding verantwoordelijk zijn. Doch niet hij alleen. De hier be* doelde personen staan onder liet gezag, onder liet toezicht van anderen. In hun eigen belang voorzeker: doch het is een in liet
algemeen belang gerechtvaardigde eiscb, dat de wettelijke vertegenwoordiger zorg drage. dat de handelingen van minder* jarige of curandus niet aan derden hinder kunnen veroorzaken. Hiermede strookt de bepaling van het tweede lid der beide
artikelen, die in beginsel den wetteiijken vertegenwoordiger schuldig verklaart aan de onrechtmatige daad van zijn pupil Of curandus. Doch men verlieze niet uit liet oog, dat de aan* sprakelijkheid niet mag rusten op het enkele feit alleen van het zijn van wettelijken vertegenwoordiger. Zij steunt, zooals
gezegd, op de overweging dat de wettelijke vertegenwoordiger de macht en den plicht heeft er voor te waken, dat de handelingen van den persoon, wiens belangen hij waarneemt, aan derden geen hinder toebrengen. Zijne aansprakelijkheid wijkt mitsdien voor do verantwoordelijkheid van dengene. aan wiens
iLi Voor de beslissing hieromtrent zalart 1639 Burgeriyk Wetboek van dienst zijn. (2) Diia-mis. Ned. Bug. Ragt, XI. blad/., 100 ..n 101. (81 Oraoomn, Het Burgerlijke Wetboek verklaard, ad art. 1401, bladz. :',1S: I.ANII. t. a. \>.. Ma.lz. 167;
mr. 1). SIMONS,
en de daar aangehaalde Pranscbe schrijvers.
t. a. p„ bladz. •>•"> vlg.
JI98. 3.J Wijziging Burg. Wetb. omtrent il»' verbintenis uit onrechtmatige daad enz. schuld in'i feitelijk te wijten is, «lat de onrechtmatige daad be- overtreft. |)e tweede zinsnede vall liet tweede lid UU strekt oln dreven werd. Bewijst hij, dat hij zijn toezicht op wettige w^ze Ie voorkomen, dat de eigenaar zich tegen aansprakelijkheid aan een ander beeft overgedragen, byv. aan ren kostschool* uit dien hoofde zou kunnen dekken door zich fluks van den houder, aan de directie van een krankzinnigengesticht, dan eigendom der zaak ie ontdoen. Met recht van abandon moge In begaat de/e, indien hei bedreven van de onrechtmatige daad eene bepaalde rechtsverhouding nuttigen itgzijn, onder deze aan zijn schuld te wijten is, eene onrechtmatige daad door zijn omstandigheden kan het niet worden geduld (1). En ook wanneer onvoldoend toezicht en behoort hij in de eerste plaats rorant* niet bepaaldelijk op genoemden grond afstand van den eigendom woordeiyk te zijn. In goede wetgeving toch behoort feitelijke ! der zaak is gedaan, is de regel billijk Ie a c h t e n : dan is hij schuld eer tot aansprakelijkheid te leiden, dan eene wettelijk in rechtsgevolgen geUjk ie stellen met de meer beperkte beaangenomen schuld. paling van art. 14o4 Burgerlijk Wetboek betreffende het verKan de wettelijke vertegenwoordiger echter nlel slagen in bet ' dwaalde of ontsnapte dier. en s t e u n t op denzelfden rechtsgrond bewijs, dat hij vrij van schuld is aan het feit dat de onrechtmatige daad bedreven weid. dan behoort hij de schade t e dragen. W a t de ouders en voogden betreft komt bel verschil met het bestaande i-echt grootendeels hierop neer. dat t h a n s dezen het bewijs moeten leveren, om van de aansprakelijkheid bevrijd te zijn. dat zij de daad niet hebben kunnen beletten, terwijl naar het vnor-
als den wetgever van 1888 bij woorden voor oogen stond.
het
neerschrijven
van
die
.1/7. 14117. Na de artikelen, die d» schadevergoeding wegens onrechtmatige daad regelen en de aansprakelijkheid van de bedrijvers, of van ben, die als zoodanig worden aangemerkt, gesteld artikel afwezigheid van schuld in het algemeen be VOlge een artikel dal bij deze materie de plaats bekleedt, door wezen zal moeien worden. Op de finesses van dit verschil art. 1271) Burgerlijk Wetboek ten aanzien van de verbintenissen kan bezwaarlijk gewezen worden zonder te vervallen in eene ingenomen. Het laat zich lichtelijk denken, dat degene, j e g e n s in bijzonderheden afdalende casuïstiek: het zij voldoende er op wien een onreclitiuatige daad is bedreven, meer prijs stelt op te wijzen, «lat eene uitdrukking van aigemeenen aard en herstel van den vorigen toestand, op het ongedaan maken van strekking, zeoals t h a n s voorgesteld, het meest overeenkomt : de onrechtmatige daad. dan op het verkrijgen van eene schade* met hetgeen een gezond rechtsbewustzijn, gepaard met een vergoeding. De aanhef is geredigeerd met het oog op de gegrond vertrouwen in de rechtspraak, vereischt. mogelijkheid, dat geene schade hoegenaamd toegebracht is. of althans bewezen kan worden. De bevoegdheid des rechters om Art. 1406. op denzelfden grondslag als de aansprakelijk' dergelijke vorderingen toe te wijzen, is t h a n s reeds aangeheld betreffende de schade, aangericht door personen, die het : nomen (2); het komt Intusschen niet overbodig voor dit punt gewicht h u n n e r handelingen te weinig beseften om te worden in de nieuwe regeling uitdrukkelijk te vermelden. aangemerkt als schuldig aan een onrechtmatige daad, behoort Het tweede lid voorziet in de mogelijkheid van herte worden geregeld de aansprakelijkheid wegens schade, aan* hallng van de gewraakte onrechtmatige daden en opent de gericht door rechtsobjecten, door dieren, gebouwen, machine* gelegenheid reeds van te voren' de poenale sanctie van rieën, door welke zaken ook. Ook ten deze worde het beginsel 's rechters bevel vast te stellen. Deze vordering is in het vooropgesteld, dat, vermits de oorzaak zelve der schade niet bestaande recht minder vast geworteld (8). Haar practiscb aansprakelijk gehouden kan worden, die aansprakelijkheid nut zal intusschen niet in twijfel getrokken worden. behoort te drukken op hein. aan wiens schuld te wijten is. De vorderingen, in dit artikel bedoeld, belmoren krachtens dat het bepaalde rechtsobject de schade veroorzaakt heeft, die art. 58 der wet op de rechterlijke organisatie tot de compe* derhalve zelf. zij het ook slechts door nalatigheid, een onrechttentie der a r r o n d i s s e m e n t s r e c h t b a n k . .Men zie ook a r t . ">4, matige daad heefl gepleegd. En ook hier is er In den regel een 4".. dier wet. .wettelijke vertegenwoordiger", bij wien de schuld, behoudens re^en bewijs, wordt verondersteld, t e weten de eigenaar der zaak (1). A r t i k e l 11. Wanneer dit beginsel aanvaard wordt, bestaat er naar het inzicht der Begeering geene aanleiding om bepaalde gevallen Art. 14()8. Xaast het derde lid van het nieuw voorgesteld te vermelden, zooals in de t h a n s geldende artt. 1404 en 1405 art, 1401 zou behoud van het tweede lid van art. 1408 eene Burgerljjk Wetboek geschiedt, of bijzondere soorten van dieren inelegantia jurls zijn: hetgeen daarbij bepaald is. zal, wordt en andere zaken als oorzaak der schade te noemen, zooals het nieuwe art. 1401 wet. reeds krachtens dat artikel gelden. sommige wetboeken doen. Of de schade is toegebracht door een wild. of door een getemd dier. of door e e n huisdier, of door Art. 1416. Kr bestaat geen voldoende reden voor besten* een gebouw, eene machine, een boom of een lantaarnpaal, steeds wanneer schade is toegebracht door een rechtsobject. door eene diging van den tegenwoordigen toestand, dat de burgerlijke rechtsvordering, aan de ernstigste soort van onrechtmatige zaak, anders dan als werktuig in de hand van den inensch. is de rechtsverhouding tusschen den benadeelde en dengene, die daden verknocht, namelijk die, „welke tot strafvordering kun* neu aanleiding geven", aan een betrekkelijk korten tijd geaansprakelijk is voor de zaak. Of wie ook er schuld aan bonden is. terwijl die welke strekt om de schade Vergoed te hebbe, dat het rechtsobject de schade toegebracht heeft, zien. door minder ernstige vergrijpen veroorzaakt, aan geen volkomen dezelfde. De verschilendo soort van zaak. die de termijn is gebonden en alleen onderworpen is aan de algemeene schade veroorzaakte, is* alleen van beteekenis voor de afmeting regelen omtrent de verjaring. der schuld van den aansprakelijken persoon. Ongetwijfeld is Deze wanverhouding i4i te verwijderen is de strekking van eene ernstiger mate van schuld aanwezig bij dengene. die een volwassen tijger in een slecht voorziene kooi door eene • het nieuwe derde lid. Het geeft voorts eene gelijke voorziening ten aanzien van stad vervoert, dan bij hem. die eene zachtaardige koe aan een te dun touw door de straten leidt, doch de rechter, die alle de actiën uit art. 1407 (nieuw); ook t h a n s moest bij de redactie rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat omstandigheden bij de afmeting der schadevergoeding in aangeenerlei schade aanwijsbaar is. merking moer nemen, zal ook ten deze de noodlge onderscheidingen aanwenden. Het kan lichtelijk gebeuren, dat de eigenaar van een rechtsobject, wanneer dit feitelijk buiten zijne macht geraakt is, eene schade voorziet, welke de waarde van de zaak verre lil Het Kransdie recht omtrent de ilierschade is op dezelfde beginselen opgebouwd; vlg. SOVBDAT, t. a. p.. SS l4SS»eq.
(1)
Voor het Romeinsche en bet eiiil-Fransi-be recht op Uit punt
zie men
SOLKDAT. t. a. p.. SS
1407
en
UOH.
c_') Men zie n.a. liet arrest van den Hoogen Raad van 14 Febr IHÓ4. W. ft //. /,'. n". I-J40. (8) Mr. W. I.. I'. A. MOI.KXOUAAKK. l. a. p.. bladz. 410 volg. Voor het Kransche recht hieromtrent zie men 80VHDAT, t. a. p.. § 194Mtf. I4l OiKi'iiris. t. a. p.. XI. blad*. 7-">.
[198.
3.]
Wijsiging Burg. Wetb. omtrent de verbintenis uit onrechtmatige daad tnii Artikel III.
OVAIgUgRbepaUagM*
N;i;isi tiel matorioole recht bevat ook tiet procesrecht op het stuk van de onrechtmatige daad ruimte voor verbetering. Laat men den rechter greote vrijheid om de schadevergoeding naai' gelang van ;ilt<• omstandigheden van hel geval af te meten, dan behoort de wetgever hem <><»k in de gelegenheid te stellen zoo volledig en /.o(i verach mogeUjk bewijsmateriaal te erlangen. Veel van hetgeen daartoe verelscbt Is, valt buiten het bestek van dii wetsontwerp, behoort bij de herziening van lui burgeriyk procesrecht in zijn gebeelen omvang. Maar één punt kan reeds thans worden verbeterd, te weten de betrekkelijke bevoegdheid des rechters. Komt de zaak voor den rechter, binnen wiens kring hel feit is bedreven, iiij zal waarschijnlijk meerdere en betere getuigenverklaringen kunnen bekomen, dan wanneer de /.aak behandeld wordt door den rechter van de woonplaats des gedaagden. De waarde der voorgestelde wetswijziging springt In h<'t oog, wanneer men denkt aan onrechtmatige daden, begaan met rijwielen, automobielen, enz. enz. door lieden, die zich op aanmerkeUjken afstand van hunne woonplaats bevinden.
Ook in clvilibuë behoort te gelden het beginsel, dat voor het strafrecht is tiedergelegd In den bekenden regel van art. 1 Wetboek van Strafrecht. Alleen onrechtmatige daden, na de Inwerkingtreding der nieuwe voorschriften bedreven, kunnen billijkerwijze naai de nieuwe bepalingen worden beoordeelden behandeld. tieldt liet Intusschen hel voortduren van een onrechtmatlgen toestand, dan ZOU de regel van hei eerste lid zijn dool voorbij streven. Na hel in werking lieden der nieuwe be|ia-
lingen zal, volgens het tweede lid, do rechter ook naar aamleiding van vroeger bedreven feiten kunnen handelen zooals bij art. 1407 is bepaald. Het voortduren van onrecht wordt door geen rechtmatig belang geboden. 1)<- Minieter wwi Justitie, E. R. II. REGOUT.