Edmund P. Wellenstein
Vraaggesprek met Dr. E.P. \Vellenstein, 10 juli 1998, Den Haag
Interviewers: drs. R.P.B.A. Dingemans en drs. J. Schram
- Mi)nheer Wellenstein, kunt u vertellen hoe u bi) de Hoge Autoriteit terecht bent gekomen?
HA EU
AH UE
HA
EU
AH
UE
Dat is heel eenvoudig. Ik werkte in die tijd op Buitenlandse Zaken op het bureau Duitsland. Buitenlandse Zaken was net onder minister Stikker helemaal gereorganiseerd en was ingedeeld in continentenbureaus en landenbureaus, een beetje naar Amerikaans model met countlydesks. In ons deel van de wereld had je dus de directie Europa, met Oost-Europa en bureaus voor West-Europa en Midden-Europa. Maar Duitsland had een apart bureau omdat er zoveel naoorlogse dingen met Duitsland, toen nog onder bestuur van de geallieerde bezettingsmogendheden, geregeld moesten worden. Daar zat een enorme hoeveelheid nietnormaal diplomatiek werk aan vast. Kapitaalbelangen van Nederland in Duitsland, ederlandse aandeelhouders in ondernemingen in Oost-Berlijn, noem maar op, het waren hoogst ingewikkelde zaken. Het hele probleem van wat er met de uit Nederland geroofde aandelen van Nederlandse ondernemingen was gebeurd, waar die waren gebleven, entin, al dat soort dingen moesten met de geallieerden behandeld worden. Later, toen de Bondsrepubliek is gesticht, werden er voar het eerst ook betrekkingen aangeknoopt met de nieuwe Bondsrepubliek. Die stuurde aanvankelijk een consul-generaal, mijnheer Dumont, een oud-diplomaat van Duitsland. Toen de betrekkingen op vol niveau kwamen is die tot de eerste ambassadeur benoemd en merkwaardigerwijze was hij vrij snel weer weg. Wat was het geval? Mijnheer Dumont, uit een oude Hugenotenfamilie in Duitsland, een keurige meneer met een heel elegante Turkse vrouw, die had zich na de oorlog weer aangemeld om zijn land te dienen. Hij was in de nazi-tijd, geloof ik, opzij gezet, in ieder geval was hij de laatste tijd niet meer actief. Er ging een paar jaar voorbij voordat Duitsland weer een eigen diplomatieke dienst kreeg en toen was hij vijfenzestig geworden. Maar in de administratieve chaos van die tijd dacht hij: ach, doet dat er zoveel toe. Hij had dus zijn echte leeftijd niet gemeld en werd hier als ambassadeur benoemd. IJverige bureaucraten in Duitsland hebben toen gezegd: die man is al vijfenzestig geworden, die moet onmiddellijk weer weg. Daarmee kwam er dus een vroegtijdig einde aan zijn loopbaan hier. Toen het plan-Schuman gelanceerd werd, werd het bureau Duitsland met de behandeling van dat dossier belast. Het paste nergens anders in, er was geen bureau voor Integratie, dat bestond nog helemaal niet. Men vroeg zich af: wat is eigenlijk het doel van het Schumanplan? Een van de hoofddoelen was om Duitsland weer in een normale relatie met de buurlanden te brengen en economisch weer met ons te koppelen. Hetgeen het Marshall-plan natuurlijk ook al gedeeltelijk gedaan had. Het politieke hoofdelement van het Schuman-plan lag dus eigenlijk bij de politiek ten aanzien van Duitsland, dus het bureau Duitsland kreeg die taak. De Federfijhrung, zoals de Duitsers dat noemen, lag bij Economische Zaken, bij Spierenburg, die toen directeur-generaal was van de Buitenlandse Economische Betrekkingen, en bij mijn vriend Kohnstamm, die hoofd van het bureau Duitsland op Buitenlandse Zaken was. Die laatste werd tweede man in de Nederlandse delegatie in Parijs voor de onderhandeling over het Schuman-plan. Hij was al direct tijdens die onderhandelingen door Monnet gevraagd om, als die zaak eenmaal van start ging, secretaris van de Hoge Autoriteit te worden. Hij voelde daar veel voor en is dus onmiddellijk met de start van het Schuman-plan, in augustus 1952, bij Buitenlandse Zaken vertrokken en naar
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
AH UE
HA
EU
AH
UE
Luxemburg gegaan. Ik ben de eerste maanden nog als Nederlands ambtenaar met de Nederlandse ministers meegegaan naar de eerste zittingen van de Raad van Ministers van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in Luxemburg en toen ben ik gevraagd of ik ook bij de Hoge Autoriteit van de EGKS wilde komen. Daar voelde ik veel voor en ik ben toen aan het einde van het jaar in dienst getreden. Ik heb ontslag genomen bij Buitenlandse Zaken, want onze regering wilde niet, zoals andere landen weI deden, dat je werd vrijgesteld om daar te gaan werken. Wij waren zeer strikt in dat opzicht, zoals in aile opzichten natuurlijk in Nederland. "Als die jongens weg willen dan moeten ze ook maar weg" Ik nam dus ontslag en ik kreeg zes maanden om me te bedenken of ik dat weI echt wilde; daarna was het ontslag definitief. Zo ben ik bij de Hoge Autoriteit gekomen. To do what? In die laatste maanden van het jaar 1952 wilde Jean Monnet proberen om de Engelsen, die niet hadden meegedaan aan het Schuman-plan, zoveel mogelijk bij de ontwikkelingen te betrekken, als buitenstaanders maar toch als zeer bevriende buitenstaanders. Want hij wilde die band zo nauw maken als het maar kon. De Engelsen zelf hadden ook een initiatief genomen om direct bij de start in augustus 1952 een diplomatieke missie naar de Hoge Autoriteit af te vaardigen, ongeveer tegelijk met de Amerikanen die ook direct ter plaatse waren met een diplomatieke missie in Luxemburg. Ze hadden een onorthodoxe keus gedaan voor het hoofd van die missie. Dat was niet een beroepsdiplomaat maar Sir Cecil Weir, een Schot, die zijn sporen had verdiend in het internationale zakenleven en die zeer ge'interesseerd was, ook persoonlijk, in deze zaak. Hij had een adjunct van het Foreign Office, James Marjoribanks, die merkwaardigerwijze ook een Schot was, zoon van een dominee, een echte presbyteriaanse Schot. Hij was tweede man van het Foreign Office die de taak had om er toezicht op te houden dat Weir geen gekke dingen deed. Verder was er iemand voar de kolen, iemand voor het staal en iemand voor de handelspolitiek. Voor de kolen hadden ze, het zijn allemaal mensen die later een rol hebben gespeeld in Europese zaken, Derek Ezra. Dat was iemand van de National Coal Board. Kolen waren genationaliseerd in Engeland en om de gedachten even te bepalen, Engeland, ofliever gezegd Groot-Brittannie, produceerde in zijn eentje ongeveer evenveel kolen als heel West-Europa. Ongelooflijk, meer dan tweehonderd miljoen ton per jaar. Dat is trouwens de basis geweest van de Engelse industrialisatie in de vorige eeuw, die geweldige rijke kolenbekkens. Wat staal betreft produceerden ze in hun eentje de helft van wat de rest van West-Europa produceerde. Het VK was dus een enorm grote speIer op het gebied van kolen en staal.
HA EU
- Het was dus van beide kanten belangrijk om te weten wat er gaande was. Her was een soort consulfatie? Nau ja, dat kon natuurlijk niet meer zijn dan consultatie, want er was geen organieke band met Engeland. Monnet kwam op het idee om die nogal high-powered Britse delegatie te gebruiken. Er zat dus iemand van de Coal Board in, Derek Ezra, die later voorzitter van de Engelse Europese Beweging is geworden. James Marjoribanks, de tweede man van het Foreign Office die bij Cecil Weir was geplaatst, is later ambassadeur bij de Gemeenschappen geworden. Je vindt ze dus allemaal weer terug later. Dan had den we nog mijnheer de Peyer voar de handelspolitiek en voor het staal. Dat was dus bij elkaar een groepje met een heel groot potentieel. Toen heeft Monnet voorgesteld: "Zullen wij hier een Joint-Committee maken", za noemde hij dat, "waar de mensen van ons en de uwen samen zitten? We hebben geen geheimen, wij bespreken wat we doen en dan moet u ook vertellen wat er met de kolenpolitiek en de staalpolitiek in Engeland gebeurt. Dan proberen we er voor te zorgen dat we niet te ver uiteendrijven en elkaar niet te veel in de haren zitten." Enfin, zo kwam er dus
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
een Joint-Committee. En daar zocht Monnet een secretaris voor.
- Dat werd u. In die functie ben ik gevraagd om daar te komen. Al spoedig bleek dat dat geen dagwerk was. Dat kun je je weI voorstellen, want er was weI een hoop goede wil maar wat konden die mensen uiteindelijk? ~r was immers geen gemeenschappelijk beleid.
- Hoe vaak vonden die vergaderingen plaats?
AH UE
HA
EU
AH
UE
Aanvankelijk geregeld en later pieterde dat een beetje weg. Want toen eenmaal de Gemeenschappelijke Markt tot stand was gebracht en aile verordeningen bij ons waren gemaakt, toen was het een lopende machine geworden. Wat wissel je dan nog uit? Statistieken of plannen of zoiets. Dus dat Joint-Committee is langzamerhand op een vrij laag pitje gekomen. Ik werd in Luxemburg ondertussen met allerlei andere dingen belast, ook interne zaken van de Kolen- en Staalgemeenschap. Ik moest het Comite consultatif, dat voor het eerst moest vergaderen - en wat nu nog bestaat trouwens, het enige orgaan van de EGKS dat nog bestaat! - op gang brengen en daar ontbrandden hele hete debatten, onder andere over de werking van indirecte belastingen bij het grensverkeer. Een politiek geladen discussie, omdat de Fransen net de voorloper van de BTW hadden ingevoerd. Dat was toen iets heel nieuws in de wereld, niemand had dat verder. En ja, wat gebeurt er als je BTW invoert? Voor het oog lopen de tarieven van de belasting geweldig op want aile anderen hadden een cascadebelasting, dat hadden wij vroeger in Nederland ook: een belasting die op alle fasen van de productie drukt. Als die vier procent is denk je: zo'n belasting van vier procent is helemaal niet zo hoog. Als er veel tussenschakels zijn, dan wordt dat in feite ongeveer acht procent. Een BTW daarentegen heeft op het oog een veel hoger tarief dan een cascadebelasting. De Duitsers dachten, en de Duitse staalindustrie beweerde, dat expres voor het openen van de gemeenschappelijke markt in Frankrijk dat nieuwe belastingstelsel was ingevoerd, waarbij ze aan de grens opeens niet vier of vijf pro cent moesten betalen, maar boven de tien. Ik weet niet wat het percentage toen was in Frankrijk, ik denk vijftien of zoiets, maar dat moesten de Fransen bij binnenlandse leveringen ook betalen.
o ja, ja, ja.
HA EU
- Mag ik even lIog cen stap teruggaan? Werd 1M interesse in de Europese zaak pas gewekt toen het Schuman-plan werd gelanceerd of had II ook al in 1948, {oen de bijeenkomst van de Ellropese federalisten in Den Haag plaatsvond, een zekere interesse in de Europese eenwording?
- Want u was pas begonnen bij BZ toen u besloot om de overstap te maken naar de EGKS. Daar moet toch een zekere overtuiging achter hebben gezeten. Kllnt u vertellen hoe dat zo... Met aile plezier. Ik denk dat ik uit de oorlog een gevoel heb overgehouden van: het moet hier in ons stukje van de wereld, waar we elkaar compleet kapot hebben gemaakt, na de oorlog heel anders worden aangepakt. Er moet iets heel nieuws komen, dat kan niet nog weer eens zoo Dat was natuurlijk een vrij vaag gevoel in de oorlog, maar later, met de ontwikkeling van de ideeen van de Europese federalisten en ook met het op gang komen van door de Amerikanen afgedwongen economische samenwerking in Parijs in het kader van het Marshall-
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
plan, was ik persoonlijk zeer involved. Ik dacht die kant moet het uit. En ik had bovendien op Buitenlandse Zaken enige ervaring opgedaan met hoe de Raad van Europa werkte, ofliever gezegd niet werkte. Dat was dus na het Congres van 1948, daar is onder andere de Raad van Europa uit voortgekomen. De vraag was: zou die weI of niet eigen bevoegdheden krijgen? Niet dus. Ik ben voor Buitenlandse Zaken twee keer afgevaardigd geweest naar besprekingen in de Raad van Europa over economische onderwerpen en ik merkte dat die structuur niets teweeg bracht. Ik trad op 1 mei 1950 in dienst van Buitenlandse Zaken en op 9 mei 1950 viel het Schuman-plan op tafel en het werd ook nog behandeld op het bureau waar ik werkte! Bovendien werd ik nog aangewezen om op dat bureau aan de Haagse kant de correspondent te zijn van de delegatie in Parijs, dus ja, dat was voor mij fantastisch.
- Het Schuman-plan werd, toen het gelanceerd werd, door u echt als een doorbraak ervaren, meteen op dat moment af.?
EU
AH
UE
Een enorme doorbraak, want in Parijs waren we met de liberalisatie, het afschaffen van de quota's in het kader van de Marshall-hulp, geweldig vooruit gekomen. Toen begonnen we te spreken over andere grensbelemmeringen en douanerechten en daarbij liepen we voortdurend tegen een muur op. Er kwam niets van terecht, dat mechanisme zat dus vast. Op dat moment kwam het Schuman-plan op tafel en wat werd daarin voorgesteld? Om in het jaar na het stichten van de Gemeenschap alle douanerechten op staal te hebben afgeschaft, niet verminderd, afgeschaft! Dat was toch ongelooflijk.
HA
- Om met de BTW-plannen verdeI' te gaan, heeft u toen ook met de commissie-Tinbergen, die daarover ging, gewerkt?
HA EU
AH UE
la, zeer sterk zelfs. Want ik was als voorlopig secretaris van dat Raadgevend Comite direct betrokken bij de geweldige politieke spanningen over die belastingzaken. En Monnet, trouwens tegen een aantal van zijn collega's in, zei: "Dit is politiek een z6 gevoelig punt, ik moet Adenauer daarbij helpen." In die termen dacht hij. Andere coli ega's zeiden: "Dat is een onzinverhaal, die belasting verstoort niet het werken van de markt, dat is niet zoo Dus wij moeten gewoon zeggen: nee, er is niks aan de hand, de gemeenschappelijke staalmarkt wordt gewoon op de in het verdrag bepaalde datum geopend." Monnet heeft toen doorgedrukt, dat kon ook volgens het Verdrag, dat het openen van de gemeenschappelijke markt voor staal op kolen werden nauwelijks douanerechten geheven, daar speelde dat allemaal niet - een aantal weken werd uitgesteld. Die weken heeft hij gebruikt om een totaal onafhankelijke groep economen om advies te vragen. In die groep zat een Brit, eenfellow uit Cambridge, Reddaway, een heel c1evere econoom, en twee mensen uit de kleine landen, Tinbergen, die toen al een groot aanzien genoot in de wereld, en professor Dupriez uit Leuven, ook een zeer in aanzien staand econoom. Duidelijk mensen die met dat Frans-Duitse conflict zelf geen enkele directe link hadden. Ze kregen de vraag voorgelegd: "Verstoort de nieuwe Franse belasting bij de verwerking aan de grens de juiste werking van een gemeenschappelijke markt?" Omdat ik als secretaris bij het Comitli consultatif al danig in die zaken betrokken was, heeft Monnet mij toen opgedragen om met een Belgische coliega - niet toevallig ook weer uit een klein land I - die professoren als secretaris bij te staan. Die hebben toen in ijJtempo een rapport geproduceerd waaruit bleek dat dit structureel geen echt probleem was, maar dat er in de verschillende beJastingsystemen bepaalde onderlinge afwijkingen en kleine dingen waren die niet helemaal evenwichtig waren. Toen is geconc1udeerd: dan gaan we die onevenwichtigheden de wereld uit heJpen. Dat was ook voor de Duitsers iets, er werd toch
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
iets gedaan, de onevenwichtigheden werden uit de wereld geholpen. Daar is toen weer een comite van deskundigen voor ingesteld, dat een lid van de Hoge Autoriteit, Albert Coppe, met grote bekwaamheid heeft voorgezeten. Zo was ik dus zeer nauw betrokken bij die belastingzaak. Het was z6 gevoelig dat de voor die zaak bevoegde directeuren van de Hoge Autoriteit zich daar niet mee mochten bemoeien. Dat waren een Fransman en een Duitser, die moesten er buiten blijven om iedere schijn te vermijden. Toen had ik dus opeens, helemaal buiten het Joint-Comm;aee, op jeugdige leeftijd een zekere bekendheid verworven bij die hele kleine staf van de Hoge Autoriteit. Die staf telde hooguit een paar honderd man, minuscuul.
- U werkte ook al snel bi) de werkgroep van de Hoge Autoriteit voor markt- en kartelvraagstukken.
AH
UE
Dat kwam daarna. De Hoge Autoriteit is begonnen met gewoon in haar geheel te vergaderen, als de voorzitter de vergadering bijeenriep. Maar Monnet had altijd tevoren al met alle mogelijke mensen gesproken en met name, daar had hij geen ongelijk in, heel veel met zijn Duitse collega voorbesproken. Hij wilde de Duits-Franse relatie natuurlijk zo goed mogelijk houden, dat moest ook.
EU
- De Duitse eollega was met name Etzel, die later minister van Finaneien onder Adenauer werd?
AH UE
HA
la. Andere leden van de Hoge Autoriteit zeiden: "la, maar dat kan toch zo niet. Als er dan voorbereid moet worden, dan moeten we dat structureren." Monnet voelde er aanvankelijk niet gek veel voor maar heeft toen aanvaard dat er werkgroepen van de Hoge Autoriteit zouden komen die de zittingen zouden voorbereiden. En de belangrijkste werkgroep was de werkgroep voor marktvraagstukken. Daartoe behoorden ook transport en kartelvraagstukken - die hadden ook met het werken van de markt te maken. Daarvan ben ik toen secretaris gemaakt.
- U bent, als ik het goed heb, in mei 1953 naar de Verenigde Staten afgereisd. ..
HA EU
lets later, ik dacht julio U weet het beter dan ik want u beschikt over archieven. Maar het was in de zomer, het was niet in het voorjaar.
- Het ging daar over de Amerikaanse lening, geloof ik. U was dus al vri) snel bi) aile belangri)ke vraagstukken betrokken. la, hoe ging dat? Monnet zei, wij moeten ons in Amerika presenteren. Helemaal niet om een lening te gaan vragen, maar dat had hij wei in het achterhoofd natuurlijk. Het ging erom ons te presenteren: "vrienden, we komen u uitleggen wat wij doen. lets nieuws in Europa, iets heel nieuws l " Wij gingen dus naar Washington en ook naar ew York waar we het economische milieu bezochten, waar Monnet goed thuis was bij de bankiers. Hij was goed bevriend met McCloy, de grote man uit de financiele wereld, die ook geallieerd hoge commissaris in Duitsland was geweest. Monnet had veel contacten op heel hoog niveau in An1erika en zijn idee was gewoon om daar uit te leggen wat wij gingen doen en hij vond dat we dat moesten doen nadat de gemeenschappelijke markt gestart was. We moesten niet zeggen: we gaan doen, maar we hebben gedaan. We hadden een hefting ingesteld, we had den
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
eigen financiele inkomsten, wij waren autonoom. Want de heffing was ook al in de eerste maanden van 1953 totstandgekomen, dus zouden we een reservefonds vormen en dan zouden we financieel een solide partner zijn. Het is in New York begonnen. Hoe kwam ik daarbij? Monnet moest natuurlijk enkele personen meenemen, waaronder uiteraard Etzel, de Duitse vice-president. Van de andere leden van de Hoge Autoriteit heeft hij Spierenburg uitgekozen om mee te gaan. Maar er kon maar een heel beperkt aantal ambtenaren mee. Het werd heel klein gehouden, een man of vijr Ik was door die belastingzaken en die andere dingen met Etzel al goed bekend, toen hebben Etzel en Spierenburg samen mij gevraagd ofik hen beide als hulpje wilde vergezellen. Zo is dat totstandgekomen.
UE
- U zei net: "het presenteren van de Hoge Autoriteit bij de Verenigde Staten. " £1' was toch in bepaalde kringen in de Verenigde Staten, en niet aIleen in de Verenigde Staten maar met name daar, een bepaalde beeldvorming dat de Hoge Autoriteit eigenlijk de reiJ1carnatie van het vooroorlogse staalkartel was. Was dat het beeld dat weggepoetst moest worden?
HA
EU
AH
Dat was onderdeel van de presentatie. Dat moest worden weggepoetst, maar we wilden vooral ook het beeld presenteren van wat we wei waren: een autonoom bestuursorgaan met een belangrijk economisch ontwikkelingspotentieel, want daar ging het toch om. Het positieve moest ook worden uitgelegd en hoe we dat deden. Daarom was het ook belangrijk om te zeggen: de markt is geopend, er zijn nu voor kolen en staal geen handelsbelemmeringen meer tussen de deelnemende landen. Wat in de OEES nooit is gelukt voor de andere economische sectoren hebben wij bereikt voor deze hele centrale sector. En we konden ook zeggen: we hebben financiele autonomie, wij innen reeds onze heffingen en hebben een solide financiele ondergrond, dat hebben we allemaal.
AH UE
- Merkte u een kennisachterstand wat dat betrejt? Uw Amerikaanse gesprekspartners zuIlen misschien van de grote lijnen weI op de hoogte zijn geweest, maar was het echt een voorlichtingsreis?
HA EU
0, zeer zeker. De journalisten, ook de economische journalisten in New York, waren allemaal zeer ge·interesseerd. Pas in tweede instantie zijn we naar Washington gegaan om een bezoek te brengen aan de regering en staande onze aanwezigheid in Amerika is blijkbaar die presentatie toch zo goed gelukt dat de president van de Verenigde Staten, toen Dwight Eisenhower, heeft gezegd: "lk wil die mannen zien." Dat was geen preconceived program. De Amerikanen in de missie in Luxemburg en in Parijs die ons hadden geholpen het bezoek voor te bereiden, hadden dat zonder twijfel altijd wei in hun hoofd gehad, maar het was niet zo dat ze zeiden: je wordt officieel uitgenodigd. En de klap op de vuurpijl was, toen de drie heren van de Hoge Autoriteit bij de president werden uitgenodigd, ook werd aangeboden dat zij twee dagen in Blair House konden resideren, tegenover het Witte Huis, het gastenhuis eigenlijk voor bezoekende regeringsleiders. Dat maakte ook bij de ambassades van onze landen grote indruk.
- Aan dat soort protocollaire aspecten werd vee!. .. la, maar dat kwam van Amerikaanse kant. En pas lopende dat bezoek - zonder twijfel is dat informeel voorbesproken met bepaalde Amerikanen - kwam officieel het thema naar voren: "Hoe zou Amerika die moedige mensen kunnen helpen die zulke belangrijke dingen do en?"
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
Toen is die lening door de Export-Importbank totstandgekomen. Monnet ging dus naar huis met honderd miljoen dollar lening. Dat was in twee weken bereikt en in die tijd - want iedereen was uit op dollarleningen - was dat ongelooflijk. Monnet ging daar even heen en hij kwam thuis met honderd miljoen dollar, zomaar.
- Voor de duidelijkheid, een lening die bedoeld was om bedrijven met investeringen te helpen. De lening was bedoeld, conform het verdrag, om nuttige investeringsprojecten te helpen financieren. En ook sociale projecten, vergeet dat nooit.
- Want daarvoor waren de heffillgen die op dat moment binnenhvamennog niet genoeg, om al die programma's te jinancieren?
HA EU
AH UE
HA
EU
AH
UE
Nee, het is andersom. De bedoeling was nooit dat de heffingen dat rechtstreeks zouden financieren, dat mochten ze ook niet. Die heffingen waren bedoeld voor rechtstreekse financiering van een heel beperkt aantal dingen. Maar investeringsprojecten, nee. Daar waren ze trouwens ook, in het begin zeker, veel te klein voor. De bedoeling was met die heffing je kredietwaardigheid te vestigen, een reservefonds te vormen. Dat heeft Monnet ook direct aangekondigd: nu hebben we die heffing, we maken een reservefonds van honderd miljoen dollar tegenwaarde en daarmee is onze kredietwaardigheid gevestigd. Dan kunnen we leningen sluiten met dit als onderpand. Je kon toen in Amerika uiteraard veel gemakkelijker en goedkoper geld lenen dan in Europa, want hier was kapitaal uiterst schaars. In Amerika was het nogal abondant. Dus met dat fonds uit de heffingen als garantie namen wij leningen op in de Verenigde Staten, de Ex-Im-banklening was de eerste. Maar daarna zijn leningen gevolgd met Amerikaanse consortia van banken, direct op de kapitaalmarkt. Door de soliditeit van dat garantiefonds konden wij die veel goedkoper krijgen dan bedrijven dat zelf had den kunnen doen, zeker in die nog heel wankele periode van de Europese wederopbouw. AJs bedrijven ze iiberhaupt ooit hadden kunnen krijgen. Wij gaven dus die leningen met een minimale opslag voor administratiekosten door aan goedgekeurde investeringsprojecten. Het stond allemaal in het Verdrag hoe dat moest. We hebben weI op een gegeven moment ook geld aan arbeiderswoningbouw besteed, wat een bottleneck was op dat moment, om werkkrachten te kunnen aantrekken. Verder werden ook een aantal sociale projecten en onderzoek op het gebied van de staalproductie medegefinancierd.
- Kunt Zl een beeld geven van de gang van zaken rond het aftreden van Monnet en met name ook het aantreden van zijn opvolger Rene Mayer. Wat veranderde er in de sfeer bij de Hoge Autoriteit toen Mayer president werd? Wat voor man was hij vergeleken met Monnet? Er was tussen Monnet en het gehele personeel een heel persoonlijke band gegroeid. Met iedereen, ook mensen die hem nooit persoonlijk spraken. Het was echt een hechte groep geworden, die hoofdzakelijk in twee gebouwen was ondergebracht. Het zat allemaal heel dicht bij elkaar. Je zag hem dus ook aldoor. Het was dus niet zoals nu, dat het kan voorkomen dat een ambtenaar van de Commissie zijn leven lang nooit een lid van de Commissie ontmoet, omdat hij heel ergens anders woont en hij ook in een ander deel van de stad werkt. Er was dus een heel hechte groep ontstaan, ook door het pionierswerk Toen Monnet aankondigde dat hij vertrok, had hij het personeel van de Hoge Autoriteit uitgenodigd om dat mede te delen, iedereen, een paar honderd mensen in een zaal. En ja, daar
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
vloeiden tranen. Dat was een hele emotie, ja, ons opperhoofd gaat weg ... Toch heeft hij niet meteen kunnen doen wat hij zei, want hij had gezegd, ik ga dan en dan weg, aan het eind van het jaar, geloof ik.
- [. ..] als ik even mag interrumperen. De aankondiging van het vertrek van Monnet kwam vlak na het echec van de Europese Dejensie Gemeenschap. Daar kwam het door, dat was de trigger.
- Werd dat ook als zodanig gezien, dat het niet aIleen het vertrek van Jean Monnet als persoonli)kheid was, maar dat er een soort neergang in de Europese integratie was? Werd dat zo gevoeld?
AH UE
HA
EU
AH
UE
Nou, het risico daarvan zeker. Maar Monnet heeft twee dingen tegelijk gedaan. Hij zei: "Ik ga weg maar ik richt nu het Comite d'action pour les Etats Unis d'Europe op. Ik ga dus langs een andere weg dezelfde zaak weer proberen op gang te brengen, aan te trekken" En die boodschap is bij het personeel heel goed overgekomen; hij geeft helemaal niet op, langs deze weg kan hij niet verder, hij gaat langs een omweg ernaartoe. Toen kwam er grote onzekerheid, wie wordt zijn opvolger? Daar hing natuurlijk heel veel van af. De Fransen waren kennelijk degenen die een opvolger moesten voorstellen, want Monnet was maar een paar jaar president geweest, entin, het was lang geen volle termijn geweest. Er is aanvankelijk informeel gesuggereerd dat oud-premier Ramadier het zou moeten worden. Dat is nooit publiek gemaakt. Door de andere regeringen is gezegd dat dat echt niet kon. Die man had tegen het Verdrag gestemd, als ik me goed herinner, bij de stemming in de AssembIee Nationale. Misschien een voortreffelijke man, maar hij had zich op dit terrein op geen enkele manier ooit geprofileerd. Het kan niet dat maar gewoon een oud-premier daar een postje moest krijgen. Zo werkte het niet, zo was deze zaak niet opgezet. Toen is, wonder boven wonder, de voortreffelijke president Rene Mayer aangezocht en die deed het. Dat is voor ons een godsend geweest, want het was helemaal niet een stapje minder. Het was een man die op een heel andere manier, heel anders, maar voortreffelijk functioneerde.Uitstekend.
- In welk opzicht junctioneerde hi) andel's?
HA EU
Monnet was een improvisator, een beetje chaotisch, geen vaste uren, vergadering 's avonds bijeenroepen, hindert niet hoe ofwanneer, mensen eindeloos vasthouden, zo van: nee dit moeten we nog bespreken. Ja, maar het is nu al acht uur. Ja, mijnheer wacht nog even, en dan werd het elf uur. Een heel creatieve chaos zou je het kunnen noemen. Mayer was een organisator, interesseerde zich ook voor personeelspolitiek, voor organisatorische problemen, orde, regelmaat, goede agenda's, waar we ons ook aan hie1den.
- Prima bureaucraat... Nou, geen bureaucraat, verre daarboven. Maar iemand die een administratieftalent had. Hoe klein die organisatie ook was, bij Monnet was het een nogal weinig gestructureerde zaak. Waar ieder alles kon. Bij Mayer werd daar orde in gebracht, op een zeer doeltreffende manier en zeer toegewijd. Tee, daar hebben we een geweldige tweede president aan gehad, die eigenlijk prachtig completeerde wat Monnet in de pioniersfase allemaal op gang had gebracht. Dat heeft hij geconsolideerd. En hij had gezag naar buiten toe, een enorm gezag, een heel
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
indrukwekkende diepe stem ook, een grote mijnheer.
- U bent, geloof ik, in het begin van de periode Mayer secretaris geworden van de Hoge Autoriteit?
EU
AH
UE
Ja, want Kohnstamm was toen in Landen. Het Joint-Committee was lang verleden tijd. Toen is met de Engelsen, wat het Verdrag oak wilde, een akkoord gesloten over de samenwerking. Dat was een consultatie-akkoord met zittingen met ministers van beide kanten en werkgroepen en oak een wederzijdse vertegenwoordiging. Wij kregen dus een vertegenwoordiging in Landen, met diplomatieke status, dat krachtens dat Verdrag, of tegelijk met dat Verdrag was afgesproken. Er waren ook afspraken gemaakt over de douanerechten en er is een tariefakkoord gesloten waarbij de Engelse tarieven iets naar beneden gingen. Kohnstamm is gevraagd om de delegatie in Londen te openen, want er was nag niets natuurlijk, er was geen huis, geen kantoor, niets. Die heeft dus in het Hyde Park Hotel de delegatie op gang gebracht. Maar hij wilde daar aileen blijven totdat men iemand zou vinden die dat op permanente basis ging doen en daar zocht men een diplomaat voor. Dat is toen onze landgenoot Van Vredenburch geworden, een van de heel bekende Nederlandse diplomaten. Toen Monnet zijn Comite d'actio/l oprichtte heeft hij Kohnstamm gevraagd: "Wil jij me daarbij helpen?" Kohnstamm is toen bij de Hoge Autoriteit weggegaan en is zich helemaal aan Monnets andere werk gaan wijden.
HA
- Ais secretaris heeft u natuurlijk zo'n beetje alles meegemaakt wat verdeI' bij de Hoge Autoriteit gebeurd is. Kunt u wat vertellen over de kolencrisis en met name de nederlaag van de Hoge Autoriteit in de Raad van Ministers, in mei 1959 was dat geloofik?
HA EU
AH UE
la, dat was alweer onder een volgend presidentschap. Heel merkwaardig was het goede werken van die kolen- en staalmarkt en ik moet zeggen de geweldige expansie die in die eerste jaren oak heeft plaatsgevonden. Ik weet nag, voordat Tinbergen zich met de belastingkwestie bezighield, hadden ze hem gevraagd om eens een projectie te maken van hoeveel staalproductie wij in de komende tijd in Europa nodig zouden hebben. Daar kwam een verrassend haag getal uit, verrassend haag. Dat is meer dan waar gemaakt. Want ja, we kwamen dus uit de vooroorlogse economische crisis, waarna alles ingestort was en na de oorlog waren er aile moeilijkheden van de wederopbouw, enzovoorts. Dit was het begin geweest van een periode van een geweldig snelle expansie in Europa, oak door de Marshallhulp natuurlijk en de liberalisatie van het handels- en betalingsverkeer, en dan had je nag deze gemeenschappelijke markt voar staal. Je zag dat handelsverkeer en de productie z6 naar boven gaan. Het wonderlijke is geweest, een zegen van de geschiedenis, dat in de aanloop tot het starten van de EEG het goed functioneren en oak de economische expansie van die kolenen staalmarkt geweldig geholpen heeft om het idee van een gemeenschappelijke markt ook voor andere sectoren van het economisch leven ingang te doen vinden. Dat was voor een deel oak het gevolg van de naoorlogse conjunctuur, de wederopbouw, herstel, groei. Doch nauwelijks was de EEG, begin 1958, gestart, ofwij kregen geweldige problemen met de kolenmarkt. Als dat eerder was gebeurd, kun je je afvragen of dat niet krachten die zo'n gemeenschappelijke markt erg griezelig vonden, zou hebben versterkt. Maar het viel net goed. Want de crisis began pas toen de EEG gestart was. - Maar toch zie je, en dat is misschien te wijten aan de combinatie van de komst van de EEG
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
en de kolencrisis, dat na de nederlaag van de Hoge Autoriteit met haar plan om de crisis aan te pakken in mei 1959, ze een groot deel van haar invloed k..vijt raakt. Je ziet dat de Hoge Autoriteit niet meer bereid is om de macht die ze in het verdrag heeft, te gebruiken. Een tijd lang was dat inderdaad het geval. Totdat mijnheer Dino Del Bo, die de vergadertafel meteen liet vernieuwen, aantrad als president. Daarover zullen we het nog hebben.
- Kwam dat verlies aan invloed niet ook door de samenstelling van het voorzitterschap van de Hoge Autoriteit aan het einde van de jaren vijftig?
HA EU
AH UE
HA
EU
AH
UE
Ja, dat was een tijd lang waar. We kwamen toen in een ongelukkige situatie terecht wat de samenstelling van de Hoge Autoriteit betreft. Prioriteit had op dat moment: wie wordt voorzitter van de Commissie van de EEG en wie wordt voorzitter, wat men toen nog heel belangrijk vond, van Euratom? Veel mensen stelden eigenlijk meer vertrauwen in Euratom dan in die hele EEG met twaalfjaar overgangstijd en heel moeilijke procedures. Zeer omstreden. Veel mensen zeiden: Kan dat wellukken? Net als met de Monetaire Unie nu. Haal je niet de duivel in huis? Het levert je uit aan allerlei krachten in vreemde landen en als die zich dan misdragen en jij zit daarin, hoe moet dat dan? Zie de kwestie van de Euro in Italie. Dat legde alle aandacht op de voorzitterskeuze voor de EEG, waarbij Hallstein werd benoemd, terwijl Armand voorzitter van Euratom werd. Dat betekende dat Rene Mayer, die best in zo'n Europese functie persoonlijk door had willen gaan, niet meer op de lijst stond. Want er was al een Fransman voor Euratom. Mayer heeft me ook zelf gezegd: "Ik wil Armand niet in de weg zitten, maar ik vraag me af hoelang hij het uithoudt, want ik vind dit eigenlijk niet iets voor hem." Armand was een heel grate meneer in Frankrijk, die zeer in aanzien stond en directeur van de Franse spoorwegen was geweest. Mayer trok zich dus terug. Die was niet meer in de picture om kandidaat te zijn en ja, wat moest er bij de Hoge Autoriteit gebeuren? Een Fransman en een Duitser zaten al op die twee andere posten dus moest er iemand uit de kleine landen komen, dat was duidelijk, of een Italiaan. Er was geen gerede Italiaanse kandidaat. Italie was trouwens op het gebied van kolen en staal een minor element. Dat is later anders geworden, althans op het gebied van staal, maar toen was het nog heel klein. Toen heeft men gezegd, Finet, dat is een goede, want die komt uit de internationale vakbeweging, die heeft in Luxemburg goede naam gemaakt met de originele en heel innoverende sociale politiek van de Hoge Autoriteit, met de woningbouw en de sociale programma's voor reconversie. Finet dus. Maar er was al een Belgische vicepresident, Coppe. Spierenburg had zich in die jaren zeer onderscheiden en iedereen vond dat die eigenlijk ook vice-president moest worden. Daardoor kregen we een volledig Beneluxpresidium. Dat zou je natuurlijk, als je het helemaal vrij had kunnen bepalen, n66it gedaan hebben. In een zaak waar de belangrijke conflicten, de prablemen, altijd met Duitsland en Frankrijk speelden: de kartellen in de Ruhr, in Frankrijk met de overheidsinterventies bij de koleninvoer, enzovoorts. Nu kun je zeggen: die mensen waren mooi neutraal, want die kwamen uit kleine landen, maar het was ook een gemis dat er niet iemand met gezag in de leiding zat die uit een van die grote landen kwam. Dat kwam door de keuze van de mensen voor de EEG en voor Euratom.
- De politieke nederlaag van de Hoge Autoriteit inzake de kolencrisis vind ik persoonlijk een van de be/angrijkste momenten uit haar geschiedenis. Wijt u dat aileen aan de samenstelling van het voorzitterschap van de Hoge Autoriteit?
.Ao
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
Nee, maar het was een complicerende, een verzwakkende factor. Je zou nooit een presidium van zo'n lichaam voor die zes land en zo verzonnen hebben als er geen andere factoren daarbuiten waren geweest.
- Ik heb de indruk dat Frankrijk erop uit was om de EGKS te verzwakken. Het EEG-verdrag was natuurlijk een heel ander verdrag dan het EGKS-verdrag. Het EEG-verdrag bestaat voomamelijk uit artikelenwaarin afgesproken wordt dat men samen iets gaat doen en er moet nog bekeken worden hoe men dat gaat doen. Terwijl het EGKS-verdrag echt een verdrag[oo.}
UE
la, zoals je in het Frans zo beeldend zegt: het EGKS-verdrag was een traite regles. Het andere was een traite cadre. Maar naarmate je het cadre invult wordt het ook een traite regles. Kijk maar eens wat een regels er nu in de EG zijn. Naar mijn smaak veel te veel tegenwoordig. Er is een wildgroei aan regels ontstaan, ongelooflijk. Maar toen waren er natuurlijk geen regels, aileen procedureregels.
AH
- Was er in de beginjaren van de EEG een leegloop, een personele Ieegloop, uit Luxemburg richting Brussel? Werden er veel hvalitatiefgoede mensen verloren aan Brussel?
HA EU
AH UE
HA
EU
Een aantal, een aantal. Sommige gingen ook weg om andere redenen. Bij ons zijn naar Brussel vertrokken, naar de EEG: Gaudet, het co-hoofd van de juridische dienst, die een van de zeer vooraanstaande ambtenaren was. Daarentegen bleef zijn Duitse coliega Krawielicki, die zeker even gezaghebbend was. Dus je kan het geen leegloop noemen. Een jongere andere Franse jurist, Olivier, heef!: naast Krawielicki een grote statuur ontwikkeld, dus leegloop kan je dat niet noemen. Delouvrier is ook al in die tijd weggegaan. Maar die werd door De Gaulle gevraagd ofhij gouverneur van het noodlijdende Algiers wilde worden. Dus dat had een heel andere reden. Verder is ook Uri weggegaan, de econoom van de Hoge Autoriteit, een superieur, intelligent mens, maar niet altijd even handig in zijn persoonlijke betrekkingen. Die had gehoopt op een heel grote rol in Brussel. Dat is niet gebeurd, maar bij ons was hij weg. Niet weggegaan is de Duitse adjunct van Uri. Kortom, je kunt niet zeggen dat we onthoofd achterbleven, wat het ambtenarencorps betref!:. Maar er was een zeker verlies, ja. Sommigen gingen eigenlijk niet 'weg', want er is toen een gemeenschappelijke juridische dienst gemaakt voor de drie Gemeenschappen in Brussel en Luxemburg en daar werd Gaudet een van de mensen, samen met Krawielicki. Rabier, het hoofd van de informatie, ging ook naar Brussel, maar 'informatie' is ook een gemeenschappelijke dienst geworden. Het zwaartepunt van hun activiteiten lag in Brussel, dat is juist. Maar u vraagt naar de kolencrisis. Dat is inderdaad een heel belangrijk element geweest. Hoe kwam die kolencrisis? Dat kwam door het heel merkwaardige plotselinge omdraaien van de concurrentieverhoudingen. Door het dalen van de zeevrachtprijzen, door het steeds efficientere zeevervoer, grotere schepen, efficientere belading en ontlading, werden de Amerikaanse kolen opeens goedkoper bij ons ingevoerd. Voordien waren ze altijd veel duurder geweest. De Amerikaanse kolen waren op zichzelf altijd al goedkoper geweest dan de onze, maar de transportkosten waren aanvankelijk veel hoger en er was gebrek aan scheepsruimte. Toen werd de scheepsruimte abondant en die kolen kwamen dus opeens in een heel korte tijd een paar dollar goedkoper aan dan voordien. Nou, dat was voldoende. Er was ook geen kolenschaarste meer. Die was er in de eerste jaren na de oorlog nog weI. Iedereen was dolblij als hij maar kolen kon krijgen en toen met die goedkope zeevrachten waren die er opeens in overvloed. Dat was een plotselinge, heel dramatische omslag en in het
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
Verdrag was er eigenlijk maar een drastisch middel om daar iets aan te doen. Dat was het uitroepen van de crisis. Nou, crisis was het, dat kon je rustig zeggen. 'Uitgesproken crisis', zoals het in het Verdrag heette, crise manifeste in het Frans. Daarvoor was er een procedure, want ook daar hadden wij niet meer dan een procedure voor, er was geen vaste rege!. Er was weI een regel, maar pas als je de procedure had doorlopen. En de procedure was dat een plan om de kolenproductie naar beneden aan te passen in Europa en te verdelen over de lidstaten, een avis conforme moest hebben in de Raad van Ministers. Je kunt niet zeggen dat het tegen het verdrag was om die toestemming - met gekwalificeerde meerderheid - niet te geven. Maar feit is dat die toestemming niet kwam. Toen moesten we dus aanmodderen met alle mogelijke middeltjes om te proberen de sociale gevolgen op te vangen. Daar is veel aan gedaan.
AH
UE
- Maar de vraag is nog steeds: waarom heeft de Raad van Ministers die instemming niet gegeven? Met name Frankrijk was tegen het plan van de Hoge Autoriteit, maar er is een hele tijd onderhandeld. Het plan is diverse keren aangepast aan de wensen van de lidstaten, en je kunt zeggen dat het aanvankelijke plan grotendeels is uitgekleed. En toch hebben de Fransen dat, met hulp van de Duitsers natuurlijk, wan! anders was Frankrijk overstemd geweest, getO/pedeerd. Mijn vraag is nog steeds: hebben ze dat gedaan om de macht van de Hoge Autoriteit te breken?
AH UE
HA
EU
Ik denk mede daarom, ja. Maar zij waren niet de enigen, omdat, om de blokkerende meerderheid in de Raad te hebben, ze nog anderen nodig hadden. De Duitsers met name. Ik denk dat we toen inderdaad op het punt zijn aangeland dat de grote spelers dachten: wij willen niet door die kerels krijgen opgelegd, want dat was het toch, wat we weI en niet in ons land mogen, op het gebied van de productie. En natuurlijk was de Hoge Autoriteit aanvankelijk een eenzame top in het landschap, nu was er ook de EEG. De aandacht ging ook naar die andere uit, aanvankelijk ook nog sterk naar Euratom, dus de Hoge Autoriteit was eigenlijk een beetje depassee.
- Niet te vergeten is dat De Gaulle toen net aan de macht was gekomel1. Helemaal niet te vergeten, nee!
HA EU
- Dat was natllllrlijk niet de enige crisis die... U zegt dat de Hoge Autoriteit haar gezag kwijt was, enfin, het was een heel bittere pi!. Maar toen hebben ze toch de moed gehad om met een heel dubieuze verdragsbasis, geweldig hard in te grijpen in dat deel waar de crisis het hardst aankwam. Dat was de Belgische kolenmarkt, want die was eigenlijk al toen de EGKS begon, zelfs in die tijd van geweldige vraag naar kolen, al een dubieuze zaak; halfuitgeputte mijnen met heel hoge productiekosten en lage rendementen. Je vindt al direct in de overgangstijd van het Verdrag een vereveningssysteem om de Belgen te helpen om bepaalde mijnen te sluiten en alleen de goede over te houden. Ze werden daarbij geholpen met een speciale omslag over aile mijnen in de hele EGKS die dat gezamenlijk moesten betalen. Dat Belgische vraagstuk was, zelfs in de goede tijd, een hele zwakke stee. En ja, tijdens die kolencrisis was dat helemaal vreselijk natuurlijk. Toen hebben ze de moed gehad om terug te grijpen op een heel vaag artikel, artikel 37, waar je alles en niets in kunt lezen en ze hebben er alles in gelezen. En dat is geslikt. Nou zat dat de Duitsers en de Fransen ook niet dwars, want de klap viel in Belgie. Dat is natuurlijk voor het Hof gebracht door Belgische belanghebbenden en het Hofheeft ons daarin absoluut gesteund.
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
Want ja, dat verdragsartikel, u kent het, is heel algemeen geformuleerd. Er staan geen specifieke maatregelen in. Er staat zoiets van: 'aile maatregelen die dienstig zijn' of zoiets. uja, wat is dat, 'aile maatregelen'. We hebben toen heel harde maatregelen genomen, we hebben een saneringsplan opgelegd. Zoveel is het en niet meer. Men kan dus niet zeggen dat de Hoge Autoriteit is ingeslapen na die dreun op het hoofd. Maar, een grote tegenslag was het natuurlijk weI, ja. Verder hebben we ook maximaal de sociale mogelijkheden van het Verdrag uitgebuit om mijnwerkers die in moeilijkheden kwamen te helpen, alles uit de eigen fondsen. Als we die niet hadden gehad, waren we machteloos geweest.
- Die mogelijkheden zijn later natuurlijk ook nog een keer gebruikt ten behoeve van de staalindustrie [. ..} la, op de staalindustrie is later zelfs de crise manifeste toegepast, door Davignon.
UE
- In de jaren tachtig.
EU
AH
la, die staalindustrie heeft toen een echt productieplan opgelegd gekregen, met reducties en alles. Nou ja, het was al veel eerder, die kolencrisis was nauwelijks uitgewerkt, of we kregen ook al moeilijkheden in de staalindustrie. Die hebben ons begeleid tot het eind van de Hoge Autoriteit.
la, zeker.
AH UE
HA
- Dat is eigenlijk het gevolg van, wat u zei, die geweldige groei in de jaren zestig, en de capaciteitsuitbreiding die de bedrijven zelf te lang doortrokken waardoor de productiecapaciteit veel te groot werd. Toen in 1961 de onderhandelingen tussen GrootBrittannie en de EEG begonl7en over de toetreding, vonden er toen paraUel daaraan ook besprekingen plaats over de toetreding tot de EGKS?
- Dat zou dan ook enorme consequenties hebben gehad voor de EGKS, die toetreding. .. De onderhandelingen zijn niet tegelijkertijd met Brussel gestart, maar met een zekere
HA EU
decalage. We hadden toen ook een Britse delegatie bij ons, een onderhandelingsdelegatie. Een Brit van het MimstlY of Supply, mijnheer Stock, was daarvoor aangewezen, als hoofd op ambtelijk niveau. We hebben een hele reeks zittingen gehad met de Engelsen en af en toe kwam Edward Heath ook, als er een ministerszitting was. Dat zijn dus echte onderhandelingen geweest. le had die gigantische Engelse kolenproductie die toen ook al in moeilijkheden was geraakt natuurlijk, met dezelfde verschijnselen als waar wij onder leden. Maar ja, een brok in een hand, de National Coal Board. En daarbij hadden de Engelsen het staal twee keer genationaliseerd en gedenationaliseerd, onder opeenvolgende Iabour- en Conservatieve regeringen na de oorlog, een krankzinnig iets. De Conservatieven hebben op een gegeven moment, toen ze weer denationaliseerden, een Iron and Steel Board ingesteld, een soort van semi-publiek lichaam, met taken die een beetje vergelijkbaar waren met die van de Hoge Autoriteit. De Belgen hebben dat ook eens geprobeerd met hun Kolendirectorium, om een en ander weer in eigen hand te krijgen. Dat was natuurlijk allemaal niet in te passen, een concurrerende autoriteit. Daar stootten die onderhandelingen op. Ik was toen woordvoerder voar die
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
onderhandelingen en heb uitgelegd dat dat gewoon niet kon, dat het niet compatibel was, dat wij te doen hadden met ondernemingen en niet met staatslichamen die ondernemingen bestuurden. Dan werd net gedaan of ze dat niet begrepen. Totdat de onderhandelingen in Brussel mislukten, toen hadden we nog een zitting in Luxemburg en daar gaven ze al die punten in een dag toe. Maar toen was het al te laat.
- Tegelijkertijd begonnen er ook, beginjaren zestig, onderhandelingen over eenfusie van de Hoge Autoriteit en de twee Brusselse Commissies die later eenfllsie van de Verdragen moest worden. Daar was u toen ook onderhandelaar voor als secretaris-generaal van de Hoge Autoriteit.
AH
UE
Ja. Wat veel mensen vergeten zijn is dat aanvankelijk het thema een fusie van de Verdragen en van de executieven was. Maar de nadruk lag eigenlijk bij de fusie van de Verdragen, wat bij veel mensen natuurlijk betekende: we willen af van die eigen bevoegdheden van de Roge Autoriteit, die zullen dan wei op Brussel worden gealigneerd. En dat thema, die fusie van de Verdragen, is geleidelijk aan helemaal uit het zicht verdwenen. Toen is de fusie van de executieven overgebleven. Voor de leden van de Roge Autoriteit waren dat natuurlijk merkwaardige onderhandelingen om aan deel te nemen, want het was hun eigen einde dat ze onderhandelden. Ik kan dus niet zeggen dat daar een groot enthousiasme voor bestond.
EU
- Dat verklaart misschien ook waarom het zo lang heeft geduurd.
- De llitvoering ervan? Nee, de onderhandeling.
AH UE
HA
Nee, helemaal niet, helemaal niet. Nee, hoelang dat duurde hing niet van ons in Luxemburg af. Dat hing af van de onderhandelaars in Brussel. Dat is tijdelijk helemaal stop komen te staan door de zogenaamde lege-stoel-politiek van Frankrijk, doordat Frankrijk zich wegens een conflict over de financiering van de landbouw een tijd lang uit de Raad van Ministers en zijn hulporganen terugtrok.
HA EU
- He1 Fusieverdrag is weI ill april 1965 gesloten. U heeft groot gelijk. Het afmaken, het tekenen, ratificeren en doorvoeren is evenwel uitgesteld. Want de 'lege stoel' kwam daartussen en dat is, denk ik, ook de reden dat toen die fusie van de Verdragen gewoon niet meer aan de orde is gekomen De anderen dachten: dit hebben we nu gehad, 9a suffit.
- Ik meen dat een van de belangrijkste thema's in die onderhandelingen de eigen financiele middelen van de EGKS betro! Dat was het belangrijkste thema, daar ging het eigenlijk om. Ik zat daar dus in Brussel met de ambassadeurs bij de EEG. Die waren met die onderhandeling belast. Daar zaten dan nog Emile oel voor de EEG-Commissie en Giulio Guazzugli-Marini voor Euratom bij. Ik was daar natuurlijk een buitenstaander, want die anderen waren voortdurend met elkaar in contact. Ik kwam geregeld, maar niet elke week. Ret was dus een beetje: \Vie had ik als steun, daar? Spierenburg, want die was intussen ambassadeur bij de EEG in Brussel geworden, en
'I .'
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
#
I
Edmund P. Wellenstein
AH
UE
mijn grote vriend Joseph van der Meulen. Godzijdank was die er. Die was namelijk zowel de Permanente Vertegenwoordiger in Brussel bij de EEG als, en dat heeft hij altijd bijgehouden, lid van de cobrdinatiecommissie die in Luxemburg v66r iedere ministerraadvergadering de voorbereiding deed. En daar had vroeger ook mijnheer Von der Groeben ingezeten, die intussen Europees Commissaris in Brussel was geworden. Dus ik kende weI een aantal mensen. De Italiaanse Permanente Vertegenwoordiger kende ik omdat hij vroeger ambassadeur in Luxemburg was geweest. Ik had dus weI een paar vaste punten, maar het was toch een EEG-milieu waarin die onderhandelingen plaatsvonden. Er was een heel sterke tendens, ook bij de EEG-Commissie, die yond dat de Hoge Autoriteit met al die bijzondere dingen allemaal niet meer nodig waren. De gemeenschappelijke markt was er en al die bijzondere bepalingen werden niet meer nodig gevonden. De financiele zaken moesten maar naar de Europese Investeringsbank. Dat was een hele sterke stroming: "Moet dat zo apart voor kolen en staal, dat is toch onzin? Er is een nieuwe gemeenschappelijke markt voor aile producten, kolen en staal moeten daarin opgaan. En die speciale financiele regelingen, moeten die er zijn voor twee sectoren? Vroeger, toen de integratie zich daartoe beperkte, was dat logisch Maar nu? De Europese Investeringsbank bestaat nu. Die bestond vroeger niet. Daar kunnen we dus alles aan overdragen." Ik had dus nogal wat tegenwind.
- Het is we! ge!ukt.
EU
Ja, het is helemaal gelukt, ja. De financiele autonomie van de EGKS is bij de fusie van de executieven geheel behouden gebleven.
HA
- He! einde van de Hoge Autoriteit zelf Invam toen we! in zieht ...
HA EU
AH UE
De allerlaatste jaren van de Autoriteit zijn naar mijn smaak nogal opmerkelijk geweest. Dat staat ook in het boek van Spierenburg en Poidevin trouwens, namelijk het binnenkomen van die wonderlijke maar buitengewoon begaafde president Dino Del Bo, die om redenen die ik nog altijd niet heb begrepen, bereid was, toen het fusieverdrag al bijna bestond maar nog niet was getekend, om in een aflopende zaak nog president van de Hoge Autoriteit te worden. Hij is aangezocht toen er nog over het fusieverdrag werd onderhandeld, maar het was toch al in de eindfase. Hij wist toch dat het een aflopende zaak was. Del Bo was in Italie minister geweest en heeft deze taak op zich genomen toen zijn voorganger Piero Malvestiti - die bij ons is gekomen toen hij al heel oud en eigenlijk ziek was - tussentijds is afgetreden. Del Bo heeft die ambtstermijn volgemaakt totdat de fusie natuurlijk aan alles een einde maakte. Ik moet zeggen, dat heeft aan de Hoge Autoriteit nog een paar jaar van geweldige opleving gegeven. Want hij heeft, met zijn collega's uiteraard, bij een aantal zaken die sleepten heel moedig, op grond van het verdrag, de knoop doorgehakt. Net als bij de kolencrisis toen de Raad van Ministers niet akkoord wilde gaan met het afkondigen van een crisis, hebben we ook problemen gehad bij het staal wat toen ook in moeilijkheden was geraakt. Toen hebben we eerst voorgesteld dat, conform het Verdrag, de regeringen unaniem de douanerechten op bepaalde staalproducten tijdelijk zouden verhogen. Dat werd afgewezen, met name door Italie. Del Bo, een Italiaan, zei toen: "Wij grijpen nu terug op het artikel over uitzonderingsmaatregelen." Dezelfde nacht nog heeft hij de Hoge Autoriteit bijeengeroepen en gezegd: "De ministers doen het niet, wij kunnen niet evenveel doen, maar wat we kunnen doen, doen we nu." Daar was bepaald nogal wat politieke moed voor nodig, van deze Hoge Autoriteit, die duidelijk in haar nadagen was, die over een tijdje niet eens meer zou bestaan. Dat heeft een hoop gemor veroorzaakt, maar de beslissing is gerespecteerd. En we hebben er
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
nog een paar genomen, nog tot weken voordat Del Bo wegging; op het gebied van de kolensubsidies bijvoorbeeld. Daardoor zijn we geeindigd met een zeker prestige. We hadden tot het eind toe nuttige dingen gedaan en ook politiek moeilijke dingen. Del Bo was een heel lastige man, maar deze verdienste heeft hij ongetwijfeld gehad en nogal op een bijzondere manier, moet ik zeggen.
- U was betrokken bij het opstellen van het organisatieplan van de gefuseerde Commissie. Kunt u vertellen door wie u gevraagd bent en wat uw advies was?
AH UE
HA
EU
AH
UE
Ja. Toen de fusie eenmaal beslist was, was er alleen nog de ratificatieperiode voordat die van kracht zou worden. De datum van inwerkingtreding was juli 1967. Ook was al bekend dat Jean Rey president zou worden. Dat was een tijd tevoren al bekend. Jean Rey kenden wij goed in de Kolen- en Staalgemeenschap, want hij was een van de zeer goede en zeer actieve leden van de Raad van Ministers van de EGKS geweest, toen hij minister van Economische Zaken in Belgie was. Intussen was hij Europees Commissaris voor de buitenlandse handel geworden en nu werd hij president. Maar het was dus iemand die ik geregeld had gezien. So much so dat toen de EEG moest starten en geen cent op zak had, ik hem een cheque heb mogen overhandigen om zijn aanloopkosten met een voorschot voor te financieren! Jean Rey heeft aan zijn eigen secretaire executif - zo heette dat toen - van de Europese Commissie, Emile Noel, aan diens homoloog van de Commissie van Euratom, GuazuggliMarini, en aan mij gevraagd om met het oog op zijn komend presidentschap een plan te maken. De vraag was hoe we de diensten van de drie verschillende gemeenschappen in elkaar konden schuiven, het ging dus om een organisatieplan. Daar hebben we een aantal weken samen aan gewerkt, het moest zeer snel, want er was niet zo gek veel tijd, en we hebben dat gemeenschappelijk plan bij mijnheer Rey ingediend nog voordat hij officieel president werd. Dat heeft hij ook voor een groot deel gebruikt. Het was niet zo'n hemelbestormend plan, hij zou waarschijnlijk ongeveer tot dezelfde conclusies zijn gekomen. Het ging gewoon om vragen als wat je bijvoorbeeld met staal moest doen. Dat was bij ons een directoraat-generaal, waar moest dat heen? Dat ging bij industrie, logisch, maar welke plaats zou het bij industrie innemen? Wat deed je met de directie investeringen en prelevements, de heffingen van de EGKS? Nou, die pasten nergens in het Brusselse geheel en bleven dus zelfstandig. Het was trouwens een eenheid waarvan was afgesproken dat die in Luxemburg zou blijven.
HA EU
- Daar is natuurlijk ook nog he! nodige over onderhandeld; welke diensten en hoeveel mensen in Luxemburg zouden blijven? Ja, dat was een ontzettend gezeur, maar dit was dus een directie die daar zou blijven, zoals ook het bureau voor de statistiek. Maar waar gingen de kolenafdelingen heen? Nou, dachten we, maak een nieuw directoraat-generaal Energie. Bij de EEG bestond dat ilberhaup! niet want die had, behalve landbouw, geen specifieke economische sectoren. Entin, zulk soort dingen. Jean Rey heeft dat rapport tijdig gekregen en die heeft er nog een aantal dingen aan toegevoegd. Wij waren vrij sober geweest in onze voorstellen, met de strekking: maak het niet te groot, niet te complex. Hij heeft nog een directoraat-generaal Financiele Controle toegevoegd. Daar hadden wij niet aan gedacht, dat bestond voordien niet. En hij heeft een directoraat-generaal Regionale Politiek toegevoegd. Wij hadden alleen een groep experts voor de regionale politiek bedacht, maar niet een directoraat-generaal. Hij heeft het dus nog een beetje uitgebouwd, maar verder is ons plan grotendeels gevolgd.
rr. .
j.
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
- Hoe is er dan besloten welke mensen op met name de hoge posten kwamen? Ik meen dat er bi} het afscheid van de Hoge Autoriteit nog een aantal promoties is doorgevoerd, om eigen mensen in een goede positie te manoeuvreren. Heel, heel onverstandig, ja. Dat is gebeurd, maar gelukkig slechts een enkeJing...
-Is er na de fusie besloten over wie directeur-generaal zou worden?
AH
UE
Ja, Jean Rey heeft eerst dat organisatieschema heel snellaten goedkeuren door zijn nieuwe col1ega's. De Commissie was opeens veel groter dan negen zoals voorheen. Want als overgang heeft men een aantalleden van de Hoge Autoriteit en van Euratom willen behouden, zodat er toch uit al1e drie de Gemeenschappen een input zou zijn, al kwam het grootste deel uit de EEG. Zodoende werd Hel1wig als oud-lid van de Hoge Autoriteit toen lid van de EG-Commissie, evenals Albert Coppe, de oud-vice-president van de Hoge Autoriteit. Van de Commissie van Euratom kwam al1een Sassen over naar de nieuwe EG-Commissie, maar Euratom had een Commissie met maar vijf leden. Toen heeft Jean Rey gewoon persoonlijk de namen verdeeld over de portefeuil1es die beschikbaar waren. Dat is niet een-twee-drie gebeurd, maar voor de zomervakantie was het bekeken. Heel snel dus, voordat iedereen met vakantie ging. Het heeft een paar weken geduurd, maar...
EU
- Toen bent u directeur-generaal Buitenlandse Handel gewordel1. ..
AH UE
HA
Ja, en in mijn eigen schema had ik geen splitsing van de buitenlandse betrekkingen en dus geen directoraat-generaal voor de Buitenlandse Handel voorzien. Dat heeft Rey erin gebracht, maar pas in tweede instantie. Hij wist niet zo goed raad met me, denk ik. Nou, dat is nog een hele strijd geweest.
- Wat voor functie had 1l voor uzelfdan voorzien voordat dat directoraat-generaal gecreeerd werd?
HA EU
Niets. Ik heb me daar geen gedachten over gemaakt. Sommige mensen wilden dat ik met Noel adjunct-secretaris-generaal zou worden en dan in de COREPER zou zitten als adjunctsecretaris-generaaJ. Dat was een NederJands idee, maar dat heeft gelukkig geen doorgang gevonden. Het ging zoo Er was een lid van de nieuwe Commissie van veertien leden, het jongste lid, Jean Franyois Deniau, waarvan het ook niet helemaal duidelijk was wat hij zou moeten doen. Hij was vroeger hoge ambtenaar geweest van de Commissie-Hal1stein, zeer actiefbij de eerste Engelse toetredingsonderhandelingen. Nadien was hij weer naar Frankrijk teruggegaan, was ambassadeur geweest in Mauritanie. In die grate Commissie kwamen er drie Fransen, drie Duitsers, drie Italianen, twee Belgen, twee NederJanders en een Luxemburger. Dat was de samenstel1ing, tijdeJijk. Deniau was het jongste Franse lid, naast Raymond Barre en Rochereau, die de portefeuil1e Afrikaanse betrekkingen had. Raymond Barre was nieuw, Rochereau was er aJ. Deniau stond dus niet het al1erhoogst op de Jijst voor toedelingen, als je dat zo mag uitdrukken. Eerst heeft Von der Groeben, als we dat nu toch al1emaal ophalen, me gevraagd of ik niet directeur-generaal wilde worden van die regionale zaak, die ik helemaal niet bedacht had in dat organisatieschema, maar die Rey had toegevoegd. Regionale politiek, ik zag daar toen niet veel in, maar dat wilde ik nu ook niet direct zeggen. Ik heb dat even
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
aangehouden. Deniau, die ik van vroeger kende, zei: "Goh, laten we eens praten. Wat doen wij hier eigenlijk, wat zouden we willen doen?" Hij kwam uit de sfeer van de buitenlandse betrekkingen en voor zover we die hadden bij de EGKS, was dat ook mijn domein geweest, sinds ik secretaris-generaal was. Ik had veel met Britten, Zweden en Oostenrijkers te doen gehad, veel met Japanners, veel met Amerikanen ook. En toen zei hij: "ZuBen wij eens proberen om samen een stuk uit die buitenlandse betrekkingen te krijgen?" Dat heeft Deniau aan Rey voorgelegd. De buitenlandse betrekkingen zijn eigenlijk gewoon in tweeen gesplitst; het een heette buitenlandse handel, het andere heette buitenlandse betrekkingen, maar forget it. Het was gewoon een tweedeling van de wereld, wij kregen name1ijk ook de landenverantwoordelijkheid, dus ook de politieke verantwoordelijkheid, voor een aantal landen. Welke waren dat: Noord-Amerika, Japan, het blanke Commonwealth, Hongkong, Singapore en Oost-Europa Met Oost-Europa was toen weinig te beginnen, maar die andere landen waren eigenlijk de belangrijkste handelspartners van de EG. De GATT plus de verantwoordelijkheid voor die landen, dat was een zeer interessant geheeI.
AH
UE
- Dam-bij zijn onden,yelpen aangegeven waar u zich mee bezighield. Betekende dat bijvoorbeeld dat de associatieverdragen met de Afrikaanse landen bij buitenlandse betrekkingen zat?
EU
Nee, nee dat was altijd al een apart directoraat-generaal geweest. DG-VIn [het directoraatgeneraal Ontwikkelingshulp-red.] is altijd apart geweest. Dat is het nu nog.
HA
- Die keuze voor het verdelen van de buitenlandse betrekkingen is blijkbaar goed bevallen, want tegenwoordig zijn er ook drie directoraten-generaal voor de buitenlandse betrekkingen. (Wellenstein: viel) Vier, ja, DG-VlII meegerekend. Denkt u [ ..}
HA EU
AH UE
Nee, de formule van de buitenlandse betrekkingen heeft nooit de associatie met de oudkolonien ingehouden. Dat was van het begin af aan bij de Commissie-Hallstein al apart. Maar de rest van de wereld hoarde bij de buitenlandse betrekkingen en die zijn bij die gelegenheid dus in tweeen gedeeld, waarbij eigenlijk de interessantste landen bij Deniau en mij kwamen, met Amerika en Japan, het blanke Commonwealth, Hongkong, Singapore. AIle staatshandelslanden hoard en daar ook bij, dus Oost-Europa en in theorie China, maar daar hadden we toen natuurlijk helemaal geen business mee. Wat hie1den de anderen dan over? Bij de buitenlandse betrekkingen bleef over Europa, behalve als het om de handelspolitiek ging. Ja, een rare constructie was het weI. De voorbereiding van de toetredingsonderhandelingen tot de EG, want dat was natuurlijk altijd een onderwerp op de agenda, Zuid-Amerika, India, enzovoorts, en de UNCTAD vielen onder de buitenlandse betrekkingen. De OESO en de GATT waren weer bij ons. Na de Engelse toetreding is dat alles weer samengevoegd.
- Hoe komt het dat II desondanks, ondanks die scheiding, later belast bent met de ambtelijke leiding en de besprekingen op ambtelijke niveau over de Britse toetreding. Eigenlijk zat dat bij een ander directoraat-generaal. Dat zat eigenlijk bij het directoraat-generaal Buitenlandse Betrekkingen en het was natuurlijk een paleisrevolutie toen dat andersom beslist werd. 1
Hcl direcloraal-generaal Onlwikkelingshulp.
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
- Had u daar een persoonlijke belangstelling voor, voor dat vraagstuk?
AH
UE
Ja, maar ik heb nooit gedacht dat dat op mijn weg zou komen, omdat dat juist eigenlijk het enige grote brok was bij de buitenlandse betrekkingen van de Gemeenschap, naast de UNCTAD. De UNCTAD was belangrijk in die tijd want de algemene tariefpreferenties zijn daar ontworpen en ingevoerd. Daar heeft de EEG een heel belangrijk aandeel in gehad, via mijnheer Di Martino. Toen de toetredingsonderhandelingen echt begonnen trad weer een nieuwe Commissie aan, want de termijn van de Commissie-Rey was afgelopen. Die nieuwe Commissie kon, als ze wilde, een nieuwe indeling van bevoegdheden maken. Ik weet nog goed, ik was in Washington voor - toen was dat een heel heikel onderwerp - de wereldtextielhandel, wat later het multi-vezelakkoord is geworden. Japan was toen nog een grote en agressieve textielexporteur. Dat is nu allang achterhaald, maar toen was Japan een groot textielexporteur, met name naar Arnerika. Er waren grote spanningen en ik was naar Washington gegaan om de Arnerikanen afte houden van unilaterale maatregelen, waar ze altijd mee dreigden. Ik heb daar gezegd: "In godsnaam, doe dat nou niet. Jullie hebben grote problemen, breng ze naar Geneve. Bespreek ze in de GATT en in de OESO, maar handel niet in je eentje." Dat hebben ze uiteindelijk gedaan. Ik zei: "Je krijgt z6'n herrie, je maakt je z6 kwetsbaar en ons gezamenlijk gewicht is z6 groot, als wij dat samen in Geneve brengen dan kan niemand zeggen, er hoeft niks te gebeuren, het gebeurt gewoon"
EU
- U zat in Washington en...
HA EU
AH UE
HA
Ik nam het vliegtuig weer terug en dacht - je vliegt altijd 's nachts en komt 's morgens om een uur of zeven, acht aan - godzijdank naar huis, lekker onder de douche! Bij de vliegtuigtrap die waren er toen - werd ik onderaan opgewacht: "U moet onmiddellijk naar de Berlaymont komen." Ik zei: "Dat hoeft toch niet, ik zal vanmiddag weI rapport uitbrengen." "Nee, nu." Dus naar huis gebeld, ik ben terug maar ik kan nog niet thuiskomen. aar de Berlaymont. Daar was de nieuwe Commissie, die zat in haar eerste vergadering en moest beslissen; hoe gaan we die onderhandelingen nu opzetten. Die moesten namelijk beginnen. De Commissie heeft toen aan Deniau gevraagd ofhij daar de verantwoordelijkheid voor wilde nemen want de taken moesten nu verdeeld worden in die nieuwe Commissie. Toen heeft Deniau gezegd, denk ik, dat doe ik, maar dan wil ik dat met Wellenstein doen. Zo is dat gekomen. En die arme man die op het directoraat-generaal Buitenlandse Betrekkingen zat, die hoorde dat. Ik was zeer gegeneerd, maar ja. Ik had een vaag, heel vaag voorgevoel gehad, maar ik had nog niet eens de boodschap goed begrepen. Een tijdje daarvoor kwam namelijk de man op Buitenlandse Betrekkingen die directeur was van de afdeling waar ook de toetredingsonderhandelingen bijhoorden, naar mij toe. "Ik wil graag eens met u van gedachten wisselen, wat vindt u ervan" Enzovoorts. Ik dacht; waarom komt die man bij mij, bij de concurrent? Maar blijkbaar had die al een gevoel dat het zo zou lopen.
- Mag ik II een vraag stellen over die multilaterale onderhandelingen? In hoeverre waren er l71l contacten tllssen de Commissie, en het ambtelijk apparaat daaronder, en het bedrijfsleven, want er stonden grote economische belangen op het spel bij dergelijke onderhandelingen Kun je in die tijd al spreken van een lobbywezen oj.. ? Ja, vooral de mensen uit de textielsector, die meldden zich voortdurend. En af en toe ontving ik ze.
.
!
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
- En heeft zo'nlobby nut, heeft zi) invloed? Met de grote toetredingsonderhandelingen heb ik ook af en toe, eens in de zoveel tijd, de mensen van UNICE [Union des Industries de la Communaute Europeenne-red.] uitgenodigd. Niet om een mening te vragen, maar om ze op de hoogte te houden. Ik kende die mensen goed, en dan ging ik weI eens een verhaaltje houden. Ik zei dan: "Zover staan we, die kant gaat het uit." Gewoon een beetje contact van mijn kant, mijn inzet, om ze een beetje te betrekken bij de loop van zaken. Er waren natuurlijk lang niet zoveellobbyisten als nu, maar ze waren er weI; de grote bedrijfstakken, de verwerkte landbouwproducten, de industrie, de chemie, de autofabrikanten, enzovoorts ...
AH
UE
- Om nog even terug te komen op het compromis van Luxemburg, waar de meerderheidsstemming in de Raad van Ministers eigenli)k op losse schroeven k.1Jam te sfaan ... (Wellenstein: Nee, die kwam daar helemaal niet op losse schroeven te staan.) Nee, maar het werd door sommigen weI zo geiJ1telpreteerd. (Wellenstein: la, zo is het.) Had dat nil ook bi) de multilaterale onderhandelingen die de Commissie voerde namens de Gemeenschap, een zekere invloed in de zin van ... (Wellenstein: Nee) ... Nee, dat had geen invloed?
AH UE
HA
EU
Nee. Daar is toen ook nooit over gestemd, hoewel het formeel mogelijk zou zijn geweest. Het 'Comite 113', dat ons begeleidde op onze wegen, bijgenaamd de 'schoonmoeders', les bellesmeres', speelde in feite die ro1. In het Verdrag is er een commissie voorzien bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten, aan te wijzen door de Raad van Ministers. Dat zijn in feite de directeuren-generaal van de handelspolitiek van de zes landen of hun plaatsvervangers. Die zijn bij iedere onderhandeling aanwezig. Wat is aanwezig? Bij formele zittingen zitten zij achter je en zwijgen. Maar ja, informele contacten en voorbesprekingen hebben dan al duidelijk gemaakt tot waar je kunt gaan.
- Was er nooit sp'°ake van dat de resultaten van de onderhandelingen zoals die door de Commissie waren behaald, door de Raad van Ministers eventueel venvO/pen zouden worden.? (Welle11Sfein: Dat had gekund) Daf had gekund, maar gebeurde het ook echt?
HA EU
Nee, je moet soms vlak langs de rand van de afgrond lopen, expres, om te kijken hoever je kunt gaan. Het is weI eens dichtbij geweest, maar het is nooit echt gebeurd, nee. Maar je moet het ook doen, je moet zien hoever je nog kunt gaan. U spreekt nu over de positie van de Commissie in de wereldhandelsonderhandelingen. In de onderhandelingen in Val Duchesse [over het EEG-verdrag, in 1956-red.] was dat eigenlijk een sideline. Dat was helemaal niet waar men hoofdzakelijk op was gericht. Dat was eerder: hoe snel worden de onderlinge douanerechten afgebroken, wat voor safeguard measures zijn er bij het overgaan van de eerste fase van drie jaar naar de tweede fase? Dat waren heel ingewikkelde dingen, hoor. Ook speelde toen, vooral bij de Fransen, hoeveel veiligheidskleppen we daar nog in zouden bouwen. Daar was aile aandacht op gericht. Toen zei iemand: we hebben nu een gemeenschappelijk douanetarief, wat doen we daarmee naar buiten toe? Daar moest natuurlijk
I
Union des Industries de la Communaute Europeenne.
.
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
~
Edmund P. Wellenstein
AH
UE
ook nog een artikel over komen. Niemand heeft bevroed, toen dat artikel geschreven werd, wat een enorme vlucht dat zou nemen en weI al heel snel met de Kennedy-ronde. Grote hemel, wij werden op het gemeenschappelijk douanetarief aangesproken l Dat ging ver boven wat iemand had kunnen bedenken, want tot dan toe waren de onderhandelingsrondes in de GATT heel bescheiden geweest. Volgens de GATT moest je eens in de zoveel tijd allemaal proberen tarieven te verlagen en dan wissel je concessies uit. Maar dat was allemaal item by item geweest. Dat ging telkens tussen twee landen, dus piecemeal en paarsgewijs. Toen is Kennedy gekomen tot, denk ik, grote schrik van de Fransen, met het idee: we gaan across the board tariefverlagingen doorvoeren. We gaan onderhandelingen beginnen om sommige rechten helemaal af te schaffen, dat was geconditioneerd op een Engelse participatie, en de andere gaan we onderhandelen om die met vijftig procent te verlagen, allemaal. En we gaan niet onderhandelen over wat we verlagen, we gaan onderhandelen over wat we als uitzondering willen op die vijftig procent reductie, dus helemaal omgekeerd. Je moest dus onderhandelen over wat je buiten de liberalisatie wilde houden en dan zei een ander, nou dan haal ik dat er ook uit. Dat was dan de onderhandeling, niet: "wat breng ik erin", maar "wat haal ik eruit". Totaal het omgekeerde van wat er in het verleden gebeurde. Toen dat artikel 113 in Val Duchesse geschreven werd, heeft geen mens kunnen bevroeden welke vlucht dat zou nemen en wat voor een onwaarschijnlijke wereldpositie de Commissie opeens op dat veld in zou nemen. Binnen de Gemeenschap moesten we maar proberen om voorstellen te doen en die aanvaard te krijgen. En naar buiten was de Commissie de exclusieve onderhandelaar.
HA
EU
- Er zijnnatullrlijk weI dingen ingebracht zoals hetfeit dat, bij de harmonisatie van de douanetarieven binnen de EGKS, al eenzijdig tariefverlagingen waren doorgevoerd. Daar moest ook rekening mee gehouden worden.
AH UE
Ja, de EGKS had helemaal geen gemeenschappelijke onderhandeling naar buiten toe in het verdrag opgenomen.
- Maar het was natuurlijk weI onderdeel van de...
HA EU
Van de Kennedy-ronde... Ja, dat moest weI. Maar in het EGKS-verdrag was niets voorzien over hoe je naar buiten toe onderhandelt. Dat hebben we ad hoc moeten regelen om een mandaat te krijgen om te onderhandelen. Maar de EEG-Commissie had wei een eigen mandaat uit het Verdrag.
- Twee ondenverpen die we nog moeten behandelen zijn de toetredingsonderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk, en de Europese Politieke Samenwerking. Tijdens de eerste Britse toe!redingsonderhandelingen van 1961 tot 1963 was een belangrijk pijnpunt de positie van he! Gemenebest. Dat was in 1970-1971 nog steeds het geval, neem ik aan? Nee l
Dat was niet het geval? ee, nee, kijk eens. In 1970-1971 hadden de Britten begrepen dat dat niet meer kon.
-He! claimen van uitzonderingsbepalingen?
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
la, het claimen van systematische uitzonderingen voor het Gemenebest, zij begrepen dat dat
UE
niet kon. Daarom concentreerden ze zich op een paar essentiele items van het Gemenebest, waarvan niemand kon ontkennen dat het heel reele handelsproblemen waren, omdat het grote verschuivingen in de handelsstromen zou kunnen veroorzaken. Dat betrof suiker uit het Commomvealth - dat waren natuurlijk allemaal ontwikkelingslanden, de suiker-uitvoerende landen. Verder ging het met name om zuivelproducten uit Nieuw-Zeeland. Voor Australie was er niets. Australie had in de eerste toetredingsonderhandeling in de jaren zestig nog kangoeroevlees en weet ik wat allemaal opgevoerd. Dat was er allemaal niet meer. Zuivelproducten en schapenvlees uit Nieuw-Zeeland, daar hebben ze zich op geconcentreerd, en dan de verdere handelsproblemen van hun ex-kolonien. Maar dat laatste was al in de eerste onderhandelingen geregeld door die op te nemen in het associatiesysteem van Lome. Dus die onderontwikkelde Commonwealth-Ianden hadden hun outlet daarmee al via de associatie. AIleen suiker niet, omdat er voor suiker een heel restrictief invoerbeleid was in het kader van de landbouwpolitiek. Verder was er ook nog iets met runderen uit Botswana.
AH
- Maar tijdens de eerste toetredingsonderhandelingen speelde het graan een belangrijke rol, landbouwproducten uit de gematigde zone. Nieuw-Zeeland bleef over, maar... la, maar vergeet niet dat de eerste toetredingsonderhandelingen plaats vonden voordat de
AH UE
HA
EU
landbouwpolitiek in de Gemeenschap nog gedefinieerd was. Dus daar kon je nog over praten, althans proberen om erover te praten. Dat was nog in opbouw. En nu was er een geconsolideerde - goede of slechte - gemeenschappelijke landbouwpolitiek, dus als je mee wilde doen dan deed je daaraan mee, ofje deed niet mee, dan trad je niet toe. De onderhandelingssituatie was dus volkomen omgedraaid. De vraag was dus: welke overgangstijd wilt u om uw graaninvoerpolitiek op de onze afte stemmen? En niet meer, van hun kant: wij willen het anders. Dat was niet meer aan de orde, dat was voorbij.
- Klopt het dat een ander punt weI een pijnpunt was, de BrUse bijdrage aan de begroting?
HA EU
Dat was een enorm pijnpunt. Dat was een van de grote pijnpunten. Die pijnpunten waren dus eigenlijk de suiker uit de Commonwealthlanden, boter en kaas uit Nieuw-Zeeland en een paar kleinere landbouwproducten De associatie van de ex-kolonien in Afrika was al in de eerste onderhandelingen afgesproken, maar die waren nooit geeffectueerd - behalve dat wij toen uit eigen beweging Oost-Afrika zelf een associatieovereenkomst hebben aangeboden, omdat er al zoveel met die mensen gesproken was; dat is toen als voorschot uit eigen beweging totstandgekomen Voor landen als India is de formule heel simpel geweest: wij lossen de uitvoerproblemen van die landen op in het kader van de algemene tariefpreferenties voor ontwikkelingslanden. Die bestonden intussen; tijdens de eerste toetredingsonderhandelingen bestonden die nog niet. Maar daar kon je dus op terugvallen, met die tariefpreferenties konden we rekening houden met de gevoelige items voor hun uitvoer. Op Nederlands initiatief is daar toen bijgeschreven: "en andere landen in de regio". En dat waren dus Indonesie en de Filippijnen. En daarmee was de hele ASEAN included. Maar u wilde spreken over de Britse bijdrage?
- Was het niet zo dat de Britten een overgangsperiode wilden waarin stapsgewijs naar de uiteindelijke bijdrage aan de begrating toegegroeid zou worden? Die overgangsperiode was dacht ik ook door de Commissie aanvaard, alleen ging het om de hoogte van het percentage
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
gedurende de eerste jaren. En daar was een groat verschil tussen. Ja, dat klopt, maar het ging over de billijkheid van de eindsituatie.
- Uw taak was am daar creatieve oplossingen vaor te bedenken?
HA EU
AH UE
HA
EU
AH
UE
De Engelsen hebben meteen na het begin van de onderhandelingen, dat was dus in juli 1970, meteen na de zomer, twee documenten ingediend en een daarvan betrof deze zaak. Financial arrangements noemden ze dat. De Gemeenschap zelf had juist tevoren, omdat de onderhandelingen zouden beginnen, het eigen-middelenbesluit aangenomen. Dus dat lag vast. Het eigen-middelenbesluit in zijn toenmalige vorm bestond uit de opbrengst van douanerechten min tien procent voor heffingskosten, de opbrengst van landbouwheffingen min tien procent voor heffingskosten en daarbovenop een percentage van de BIW, zoveel als nodig was om de begroting rond te krijgen. Dat waren eigen middelen, dus daar kon niet meer over onderhandeld worden. Dat lag vast. Bleef dus als enige onderhandelingspunt: wat doe je in de overgangstijd, waarvan wei duidelijk was dat die een jaar ofvijf zou duren. Hoe laag beginnen de Britten, hoe lang betalen ze niet ten volle mee? Want ook met de landbouwpolitiek zouden ze aanvankelijk nog maar gedeeltelijk meedoen, en hun douanerechten zouden pas in vijf etappes aangepast worden. Dus hun financiele bijdrage moest groeien naarmate zij in het systeem ingroeiden in de overgangstijd. Bon. De financial arrangements beoogden iets heel anders. Het was gewoon een cijferopstelling om, tot mijn stomme verbazing, te benadrukken dat zij tot de minder rijke landen in de Gemeenschap hoorden. Ik dacht, hoe is het mogelijk, een land als het Verenigd Koninkrijk dat de presentatie z6 kiest dat dat er groot uit springt l Wie had dat gedacht in 1945! "Wij horen ergens in de middenrange, ergens in de buurt van Italie ... ! Wij horen niet tot de toprijken. En de landbouwpolitiek zal dusdanig werken", daar hadden ze gelijk in, "dat wij relatief heel veel betalen, want wij importeren een heleboel van buiten. Daar komen allemaal heffingen op, terwijl onze landbouw relatiefweinig zal trekken, want die zit niet in een situatie om veel uit die garantiefondsen te halen. Dus dit is een marche de dupe. Wij betalen geweldig veel, we krijgen relatiefveel minder dan anderen terug uit de landbouwfondsen." Dat was juist. En dat legden ze op tafel, dat was eigenlijk een bod om mee te zeggen: dat eigen-middelenbesluit van jullie, voor ons past dat niet. Dat stond er niet in, maar. .. dat was de boodschap. Wat doe je met zoiets? Ioen heb ik in de eerste vergadering na de zomer in mijn overmoed aan de Permanente Vertegenwoordigers gezegd: "Wij zullen daar een stuk over indienen. Daar hoeft u nu verder niet over te praten." Nou, iedereen allang blij, dan kunnen we dat stuk kapotschieten als het komt, dachten ze. Ioen heb ik mijn trouwe medewerker Cecchini, de latere auteur van de studie over wat de gemeenschappelijke monetaire markt allemaal op zou brengen, gezegd: reken dat eens door. Nu, we hebben dat doorgerekend en die Britse berekeningen waren vrij onaantastbaar. Naar menselijk vermogen berekend, kon je niet anders dan zeggen; die mensen komen daar na vijfjaar heel beroerd van af. Maar onze filosofie was nietjuste retour! Dat hebben we nooit gedaan, daar kijken we helemaal niet naar, daar hebben we niets mee te maken, dus we konden die redenering niet aanvaarden. Wat konden we nu met die berekeningen doen? We hebben het in de Commissie gebracht. Ik heb een stukje geschreven waarin ik zei: geen mens weet wat over vijfjaar, laat staan over zevenjaar het budget van de Gemeenschap zal zijn. u gaat daar tachtig procent van naar de landbouw, bijna alles Het kan best zijn dat er een regionale politiek ontstaat, daar zal Engeland juist relatiefveel uit trekken, want dat heeft veel achtergebleven gebieden: Wales, Schotland, Noord-Engeland, industrieregio's die leiden onder de achteruitgang van de zware industrie.
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
Geen mens kan dus weten hoe dat plaatje er later uitziet, dus daar hebben we niets mee te maken, met dat hele plaatje. Daar moeten we ons nu niet het hoofd over breken. En toen heb ik erbij geschreven: als mocht blijken dat op den duur een onacceptabele situatie ontstaat, dan moeten de instellingen van de Gemeenschap daar een oplossing voar vinden. Punt. Dat heb ik bij Deniau gebracht en die heeft daar nog een zinnetje aan toegevoegd. Dat luidde: we moeten dus nu gewoon gaan onderhandelen over de overgangsregeling. Wat later komt, zien we later weI. Dat hebben we in de Commissie gebracht. Reactie: maar daar zullen de lidstaten nooit tevreden mee zijn, die zullen al die cijfers willen narekenen. Dat wordt verschrikkelijk! Naar de Permanente Vertegenwoordigers gebracht. Die lazen dat en toen zei Boegner, de Franse Permanente Vertegenwoordiger: "lk heb gelezen wat daar staat, helemaal mee eens, en er staat ook nog: laten we nu onderhandelen over de overgangsregeling. Laten we dat doen". Goed, weg probleem. Voor het moment, for the moment, tot mevrouw Thatcher later kwam. Dit is de voorgeschiedenis.
UE
- Toen zetfen de Britten heellaag in en. ..
EU
AH
Toen is dat aan de Britten gezegd, die hadden dat zinnetje gelezen en zeiden: dat is een uitstekend zinnetje. Prima, ja. Dan gaan we nu onderhandelen over de overgangsregeling. En toen hebben de Britten de fout gemaakt, naar mijn smaak een grate politieke fout, om zelf meteen een schema voor te leggen. Ze zeiden: "Nu, dan beginnen we met drie pracent", en dat hebben ze aan het Lagerhuis meegedeeld.
HA
- Terwijl men naar twintig procent zou moeten toe groeien.
HA EU
AH UE
Naar twintig procent of meer, of meer. Altijd afhankelijk van hoe gunstig het zou lopeno Nou, drie procent, dat was ridicuul. Pompidou zei toen: "De Britten staan bekend om hun gevoel voor humor, dit is er een goed voorbeeld van." Bet was gewoon onacceptabel, dat was duidelijk. Als je lid wilt worden en je wilt meestemmen in de Raad van Ministers en in de Europese Commissie en je betaalt drie in plaats van twintig, dat kan niet. Toen kwam er dus een discussie ofwij een tegencijfer moesten noemen. lk heb dat afgeraden. lk zei: "Doe dat niet, dan krijgen we een eindeloze discussie over deze cijfers. Gewoon zeggen: dit kan niet." De Permanente Vertegenwoordigers zeiden: "Ja maar, dan willen we een tegenbod doen." lk zei: "Nou, op zijn best gaan zij daar weer tussenin zitten." Ze hadden zich in het Parlement al vastgelegd, in het LalSerhuis. Zij konden daar niet zonder gezichtsverlies halverwege van terugkomen.
- Dat percentage betraf het eerste jaar? Bij de start, ja. Toen zijn we zo verstandig geweest om geen tegencijfer in te dienen onder de filosofie: de Britten kunnen aileen zonder gezichtsverlies van die ridicule drie procent afkomen als de onderhandelingen zijn afgerand, als onderdeel van de totale deal. Dan kun je zeggen, in de totale deal, de andere dingen zijn goed, Nieuw-Zeeland is geregeld, de suiker uit de Commonwealth is geregeld, de tariefpreferenties voor de Aziatische landen zijn geregeld en, ja, op dit punt hebben we wat moeten toegeven. Maar je kunt niet verwachten dat ze onderweg geleidelijk van die drie pracent in het Lagerhuis gaan vertellen dat het telkens iets meer is geworden. Dat kan niet.
- Het waren praktische overwegingen?
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
Ja. Nu, gelukkig is die lijn gevolgd, dus pas in de bijna finale onderhandeling over de suiker en de boter van Nieuw-Zeeland zijn onze voorstellen op tafel gelegd. Die waren intussen al informeel voorbesproken met de Britten, die ze toen in een klap hebben geaccepteerd. De Fransen hebben nog een nuttige bijdrage geleverd door op een gegeven moment in de vorm van een mathematische formule te zeggen hoe die progressie eruit zou zien. Het betekende niets, want je moest al die cijfers nog invullen, maar het leek of je iets overeen was gekomen, namelijk die formule. Wat er toen nog bijkwam, dat hebben wij ook bepleit vanuit de Commissie, was dat als de afstand na die vijf jaar groot was, als die onredelijk groot was, dan kregen ze nog twee jaar om bij te komen met nog een tussenstap. Want je kon niet weten hoe groot het cijfer zou zijn voordat je vijfjaar verder was. Toen hebben ze nog twee tussenstapjes gekregen en daar is er ooit een van gebruikt. la, dat was een leuke onderhandeling.
AH
UE
- Had 1.1 enig voorgevoel of vel'moeden dat de Britse toetreding zlilke problemen ZOli opleveren voor het hele integratieproces, of was dat in die tijd nog absolulit niet te voorzien? Als 1.1 nu terugkijkt naar 1970-1971. U had te maken met de Britse onderhandelingspartners, daar k1vam U op een gegeven moment lIit, maar toen ze toegetreden waren, toen vond er een regeringswisseling plaats in Londen en moest er al meteen over de toetredingsvoorwaarden heronderhandeld worden Dat moet...
AH UE
HA
EU
Zogenaamd heronderhandeld. Om met uw eerste vraag te beginnen. Je kunt natuurlijk niet voorzien wat er precies gebeurt. Ik ben er nooit gerust op geweest, dat mag u natrekken, maar het zal weI nergens in een archief staan. Begin jaren zestig heb ik al eens in een voordracht in Amsterdam gezegd, dat het een iIIusie van Nederland was om te menen dat de Britse toetreding, die op zichzelf politiek noodzakelijk was, voor Nederland alles veel gemakkelijker zou maken. Dat is onzin. Dat deed het niet. In de landbouwpolitiek was dat evident niet zo, dus ... doe het niet omdat je denkt dat het ons opeens een veel gemakkelijkere positie zou geven in de Zeven of de Acht dan in de Zes, dat is niet zoo Dus wat dat betreft heb ik nooit de illusie gehad dat daarinee voor ons de hemel bereikt zou worden.
HA EU
- Tenvijl dat op het departement van Buitenlandse Zaken toch vrij algemeen werd aangenomen Er werd eigenlijk klakkeloos van uitgegaan dat het ook voor Nederland een goede zaak ZOll zijn (Wellenstein: ja) Maar goed, daar heeft u dus al vroeg op gewezel1. Desalniettemin, was het... lk heb altijd gedacht en daarmee heb ik me weI vergist: als die Britten in het Europees Parlement komen, dan zal dat hele Europese Parlement een geweldige impuls krijgen. Dat is niet gebeurd. Ik dacht, dat wordt dan een heel dynamisch en belangrijk instituut. Maar voor wat de zakelijke problemen betreft, heb ik nooit gedacht dat de Britse toetreding ons leven gemakkelijker zou maken.
- Maar de Nederlandse waardering gaat toch niet zozeer over de zakelijke kant van de zaak? Het gaa/ meer om de politieke koers... Ja, maar daarin is Nederland dus ook bedrogen uitgekomen. Want onze bedoeling was niet dat de politieke koers negatief zou worden. Nee, maar u heeft groot gelijk. Er was een soort algemeen geopolitiek concept dat we dan verlost zouden zijn van de Fransen en de Duitsers
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
die altijd onderling de zaken proberen te regelen. Dan zouden we er nog iemand bij hebben, die meer denkt zoals wij. Ja, de heronderhandelingen, die zijn natuurlijk helemaal geen heronderhandelingen geweest. Pure fayade, pure fayade.
- Omdat dat in de verkiezingen zo was beloofd? Ja. Er is nooit enig artikel van het toetredingsverdrag gewijzigd. Niets, nul.
- Als ik nog even mag spreken over de oliecrisis van 1973. Die oliecrisis volgend op de Jom Kippoeroorlog, had nogal wat consequenties voor de politieke stellingname van de Negen. Er kVvam een Euro-Arabische dialoog tot stand. Werd u bij die discussie betrokken?
HA EU
AH UE
HA
EU
AH
UE
Ja, maar aanvankelijk moeizaam. De Europese Politieke Samenwerking, de EPS, komt uit de topconferentie van Den Haag van 1969, onder leiding van Piet de Jong, waarbij besloten is om te gaan verbreden, maar eerst te verdiepen. Daar is de hele Engelse toetredingsonderhandeling uit voortgekomen en de aanzet tot de Monetaire Unie. Het leidde tot de opdracht voor het rapport-Werner [Report to the Council and the Commission on the realisation by stages ofEconomic and Monetary Union in the Community, oktober 1970red]. En het rapport van Davignon [dit rapport over de Europese Politieke Samenwerking werd op 27 oktober 1970 door de Raad van Ministers aangenomen-red.] waarin stond: we consulteren, meer was het niet, we consulteren elkaar regelmatig over de buitenlandse politiek. Die consultaties werden aanvankelijk, en nog tot zeer laat in de dag, strikt gescheiden gehouden van de ministerraadzittingen van de Gemeenschap. Dat was een taboe, dat was heel iets anders. We hebben zelfs in de jaren van de oliecrisis, dat is zoveellater, nog meegemaakt dat de ministers voor hun Europese Politieke Samenwerkingberaad moesten verhuizen naar een andere stad. Omdat Kopenhagen, of Denemarken, toevallig voorzitter was en de regelluidde dat het land dat voorzitter was de leiding nam in die zaken en de bijeenkomsten organiseerde. Volkomen ridicuul. Onder de Franse minister Jobert die erop stond dat de EPS niets te maken had met de Gemeenschap. Dus werd ook de Commissie daar verre van gehouden. Een kleine concessie was dat de adjunct van Noel, toen Meyer, daar als een soort waarnemer mocht bijzitten, na verloop van tijd. Nog even over wat u zegt, sommige mensen waren Europees, anderen typisch Atlantisch. Ik heb nog nooit zo'n intensieve samenwerking met de Amerikanen gehad als juist vanuit de Gemeenschap. And so much so dat nu, zoveel jaren later, die mensen n6g op bezoek komen, nog langs komen. Het is onzin dat werken in de Gemeenschap een slechte verhouding met Amerika zou betekenen.
- Valse tegenstellingen?
la, valse tegenstellingen.
- U zei net dat de EPS angstvallig gescheiden werd gehouden van het werk in de GemeellSchap, waarbij de EPS-bijeenkomsten in de hoofdstad van de voorzil1er van de Raad werden gehouden en he! werk van de Gemeenschap in Brussel. Op een gegeven moment is er I Report to the Council and the Commission on the realisation by stages of Economic and Monetary Union in the Community, oktober 1970. 2 Het rapport Davignon over de Europese politieke Samenwerking werd op 27 oktober 1970 door de Raad van ministers aaangenomen.
If>
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
toch meer betrokkenheid gekomen vanuit de Commissie bi) het werk van de EPS. Hoe is dat in zi)n werk gegaan?
HA EU
AH UE
HA
EU
AH
UE
Dat is eigenlijk gebeurd in dat Year ofEurope, van Kissinger die opeens aankondigde, tot onze verbazing, dat het he't jaar van Europa was. Wij wisten dat nog niet in Europa, dat werd ons medegedeeld. Waar bestond dat uit? Hij wilde een soort charter maken, waarin we zouden opschrijven dat we e1kaar over bepaalde dingen zouden consulteren, over andere dingen doen we niets voordat we de anderen hebben gevraagd of dat niet hindert, entin, een hele lijst van dingen. Dat was in dezelfde periode als de oliecrisis die al spoedig volgde. Het was een mengsel van punten van de EPS en van de Gemeenschap, door elkaar heen, het was onontwarbaar. Je kon niet zeggen: hoofdstuk 1 is Gemeenschap, hoofdstuk 2 is EPS. De EPS moest dus stelling nemen op die voorstellen die van Kissinger kwamen voor het Year of Europe, eigenlijk een soort consultatie-arrangement. Die konden voar de onderwerpen die tot de competentie van de Gemeenschap behoorden dat niet zelf doen. Het waren zaken van de Gemeenschap, en niet zo'n beetje langs de rand, maar echt heel, heel substantieel. De EPSmensen hebben dat dus naar de Permanente Vertegenwoordigers in Brussel gestuurd, zeggende: "Er zitten dingen in, lijkt ons, die jullie misschien interesseren." De Permanente Vertegenwoordigers reageerden prompt: "Dat is onze zaak, niet de EPSi" Er was altijd nogal een rivaliteit tussen die twee geweest. Ze hebben de Commissie gevraagd om reacties op die punten die de Gemeenschap aangingen voor te stellen. Zoals elke week ging ik naar de COREPER om die voorstellen toe te lichten. Daar zei men: "Wij willen dat daar iemand van de Gemeenschap bij is. Wilt u dat niet doen?" Ik zei: "Als ik word uitgenodigd, met plezier, maar ik word nooit uitgenodigd." Toen ben ik uitgenodigd, dat was in Kopenhagen. Meyer, de adjunct van Noel, ging daar altijd als een soort waarnemer heen, dus die ging ook mee. Ik heb toen eerst een bezoek gebracht aan de Deense voorzitter van de EPS, een mijnheer Oldenburg, een stotterende ambassadeur, maar een heel goede en intelligente man. Ik zei: "Ik ben hier door u uitgenodigd, maar er is een ding dat ik niet doe. Als u mij in de vergadering heeft, dan kunt u niet zeggen: en nu moet u eruit, wij hebben u niet meer nodig. Dat gaat niet. Maar als u het goed indeelt, kan ik zeggen, ik geloof dat ik aile punten behandeld heb die u interesseren, ik wil graag nog blijven maar ik heb nog andere dingen te doen en excuseert u me als ik me uit de vergadering terugtrek." Toen zei hij: "Dat heb ik goed be-gre-pen." En dat ging inderdaad keurig. De Fransman heeft me nog apart genomen en zei: "God, dat is iets heel nieuws hier. Het is voor ons delicaat, dat weet u weI." Ik zei: "Ja, dat weet ik heel goed, ik wil weI zorgen dat het niet delicaat wordt." Entin, die was heel ongerust. Alles verliep keurig en gladjes. In de gang ontmoette ik de Amerikanen, mijnheer Sonnenfeld en ik weet niet wie de tweede was, misschien een andere medewerker van Kissinger. Toen ik eruit kwam vroegen ze: "Ben je eruit gestuurd?" Ik zei: "Nee, ik ben er niet uitgestuurd, ik was klaar en ik kan nu weggaan." En die twee moesten in de gang wachten tot de EPS-vergadering klaar waren om hen te ontvangen. Toen kwam de lunch en het klapstuk; een beetje een informele lunch, de middagpauze. De voorzitter, de Deense ambassadeur, zei toen: "We hebben een gast van buiten, komt u rechts naast me zitten." Nu, dat was helemaal een sensatie. Sindsdien werd ik altijd uitgenodigd en werd er nooit meer geopperd bij welk punt ik weI of niet weg moest. Dat is niet meer aan de orde geweest. Bovendien is toen in Frankrijk een nieuwe minister aangetreden. Mijnheer Jobert is vervangen door mijnheer Sauvagnargues, die heel wat soepeler was in die dingen, daar werd niet meer zo formeel gedaan. Want er zijn Fransen en andere Fransen. Ook die zijn niet allemaal hetzelfde. Dat is het verhaal. Sindsdien 1 made a point of it om altijd daarheen te gaan, ook als het me slecht uitkwam, ook als ik er eigenlijk niet heel veel te zoeken had. Want ik wilde die plaats niet verloren laten gaan. Mijn opvolger,
2t
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
Sir Roy Denman, die yond dat allemaal maar onzin: "Wat heb je eraan". Die zag daar niets in. Maar ik dacht, je moet proberen die dingen bij elkaar te brengen, de EG en de EPS.
- Kunt Zl vertellen over andere Commissarissen waar u mee hebt samengewerkt? We hebben het al gehad over de presidenten van de Hoge Autoriteit en over Etzel en Deniau. U heeft na Deniau geloof ik ook nog met andere Commissarissen gel',Jerkt? Na de Engelse toetreding. Tot de Engelse toetreding heb ik aileen met Deniau gewerkt, eerst voor de zogenaamde buitenlandse handel, en toen voor de Engelse toetredingsonderhandelingen. Na de Engelse toetreding werkte ik met Sir Christopher Soames. Daar heb ik een heel dierbare herinnering aan. Dat was een zeer overtuigde man, hij wilde daar echt iets van maken. Hij was hoogst treurig toen die wonderlijke wending kwam met die zogenaamde heranderhandelingen en zoo Hij zag er niets in. Daar was hij heel bedroefd over. Dat is mijn laatste Commissaris geweest, uitstekend.
UE
- U heeft met beiden goed kunnen samemverken?
HA
EU
AH
la. Soames heeft zich geweldig ingezet, geweldig ingezet met een grate autoriteit, hij straalde een grote autoriteit uit. Maar het was iemand die natuurlijk van de interne gemeenschapszaken zelf relatief weinig wist. Deniau had alles min of meer vanaf het begin meegemaakt. Voor Soames was dat nieuw, we moesten dus heel lange voorbereidende gesprekken hebben, meestal bij hem thuis, in een weekend, urenlang, want hij was zeer zorgvuldig in de voorbereiding. Dat ging allemaal mondeling, want lezen yond hij niet zo gemakkelijk. Play it by ear, zoals hij zei.
AH UE
- We kunnen misschien afrO/~den met 11W vertrek. Dat was een beetje een gefaseerd vertrek. U hebt nog een tijdje op de Noord-Zuid [. ..j Nou, het is zo, ik dacht eigenlijk toen die Engelse onderhandelingen klaar waren .... maar waar we helemaal niet over gesproken hebben, een hoogst interessant onderwerp, de onderhandelingen met de EFTA-landen. Zou u daar iets over willen horen?
HA EU
- Dat kunnen we alsnog doel1.
Het is niet oninteressant. De relatie met de EFTA-landen is natuurlijk aan de orde sinds de eerste Engelse toetredingsonderhandelingen, want de Engelsen hadden de EFTA in hun kielzog. Ze wilden dus voor de EFTA ook iets. De EFTA-landen dienden trouwens ook aanvragen in om een associatie te sluiten. Hoe die er precies uit zou zien, dat was in nevelen gehuld, maar iets moest er komen, en zoveel mogelijk vrijhandel bereiken natuurlijk. Vrijhandel hadden ze namelijk al met de Engelsen.
- Drie van de EFTA-Ianden vroegen ook het lidmaatschap aan. Drie vraegen het lidmaatschap aan. Maar ik heb het nu over degenen die niet het lidmaatschap aanvraegen. Dat was een probleem sinds de eerste Engelse toetredingsaanvraag. Je wist, als de Engelsen toetreden krijgen we weer hetzelfde probleem.
- Ais ik u even mag onderbreken, waren in de tussentijd geen akkoorden gesloten tussen de
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
EEG en de EFTA als zodanig?
HA EU
AH UE
HA
EU
AH
UE
Heel kleine met afzonderlijke EFTA-leden, zelfs in de EGKS hebben we een paar kleine partiele akkoorden gehad, met Zweden, maar niet met de EFTA als zodanig. Zelfs met Japan was er iets, en verder was er ook iets van een geregelde consultatie met Oostenrijk. Maar dat waren heel partieIe kleine dingen. Van de eerste Enge1se toetredingsonderhandeling is overgebleven dat Oostenrijk zei: "Engeland ofniet, wij willen een aparte regeling." Daar waren al die jaren contacten over. Nu komt het interessante punt. De aanvankelijke filosofie voordat ik in Brussel was - van de EEG was dat als die landen een associatie wilden, dan moesten ze zoveel mogelijk harmoniseren met onze regels. Een beetje wat later de Europese Economische Ruimte is geworden. Zoveel mogelijk, ook op het gebied van de landbouw... Enfin, dat stuitte op onoverkomelijke moeilijkheden. Dat is aileen geprobeerd met Oostenrijk want dat zei: "Engeland of niet, wij willen weI." Gedurende al die jaren zijn daar contacten over geweest. Dit kwam opnieuw aan de orde met de tweede Engelse toetreding en toen hebben we de zaak omgedraaid; zo min mogelijk harmoniseren, en geen landbouw, want het geeft ons aileen maar de grootste last. Dat is ook weI gebleken bij de latere Europese Economische Ruimte. Dat is bijna een lidmaatschap, maar die mensen zijn gehouden om blind te doen wat wij doen, zonder medezeggenschap. Die wilden eerst nog een onafhankelijk Hof hebben om daar tussen te zitten. Dat is toen door het Europese Hof, terecht, afgewezen. Daar zei men: we hebben een juridische structuur, daar kan niet nog een halfbuitenstaand Hofbij. Destijds, midden in de Koude Oorlog, was er natuurlijk niet het minste uitzicht dat landen als Oostenrijk of Zweden zouden toetreden. Dat was iiberhaupt niet aan de orde, dus voor lange tijd zouden we moeten leven met de overeenkomst die met hen gesloten zou worden. Zwitserland leeft er nog mee. Het roer werd dus helemaal omgegooid. Niet zoveel mogelijk harmonisatie, maar zo weinig mogelijk harmonisatie! De hele landbouw eruit l De landbouw was toch maar vijf procent of vier procent van de onderlinge handel. Om een vrijhandelszone te mogen instellen moest die, volgens de regels van de GATT, het grootste deel van de handel omvatten. Dat hoefde dus niet honderd pro cent te zijn. De landbouw kon er dus buiten blijven, want daar waren de problemen onoplosbaar als zij niet lid werden. Voor de rest zo weinig mogelijk harmonisatie, behalve op een punt; zij moesten dezelfde soort mededingingsregels hanteren als wij. In de Kolen- en Staalgemeenschap betekende dat, dat zij ook prijslijsten moesten publiceren en een discriminatieverbod hebben. Zij moesten verder dezelfde anti-kartel-regels, enzovoorts, intern handhaven als wij deden. Als dat op een gegeven moment niet gebeurde, dan kon een van de partijen zeggen: "Dat is geen eerlijke concurrentie meer, we sluiten dat product uit. Het zal niet vaak gebeuren", het is ook nooit gebeurd, "maar zo doen we dat." Zo hoefde er niets geharmoniseerd te worden, behalve dat ze in hun eigen juridische bevoegdheid de concurrentieregels voor staatssteun, enzovoorts, toepasten die wij ook toepasten. Dat was een totaal nieuwe benadering, na wat de afgelopen jaren met Oostenrijk was geprobeerd Dat was even slikken, ook voor de Commissie. Maar dat is toen aanvaard en daar zijn zes van die akkoorden uit voortgekomen. Een was er ontzettend moeilijk, dat was met IJsland. Want met IJsland was net de kabeljauwoorlog uitgebroken. Met schieten en kustwachten die soms schepen opbrachten en dit en dat. Wij wilden per se die IJslanders erbij houden, het leek ons niet goed als die mensen in hun eentje er buiten vielen, dat was geopolitiek gezien gewoon niet goed. Die moesten met ons aan tafel zitten, die moesten niet los in de oceaan drijven. In collusie met de IJslanders hebben we dus op het eerste oog onzinnige c1ausules in die akkoorden geschreven, namelijk dat dit alles pas van toepassing werd als beide partijen erkenden dat de conflicten over
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
visserijrechten waren opgelost. Velen dachten: dat heeft geen zin, dat zal nooit werken. Maar een paar jaar later waren de problemen opgelost. Het leek een idioot akkoord, we schoten bijna op elkaar! Ik zei: "Nouja, goed, er staat ook in dat zolangje op elkaar schiet er niets is" Dat is gelukt, daar ben ik nog altijd erg trots op. Want sommige lidstaten waren toen razend op die IJ slanders, want die hadden hun visserijgrenzen opeens uitgebreid tot vijftig mijl, wat nu heel gewoon is. Maar toen was de Law of the Sea-conferentie van de Verenigde Naties er nog niet geweest. Dat ging toen dus allemaal tegen de klassieke ideeen in; je had een territoriale zone van twaalf mijl en verder had je niets te vertellen over wat er op de open zee gebeurde. Maar later, als resultaat van de Law of the Sea-conferentie, had iedereen opeens een heel grate economische zone, dat was geen prableem meer. Tot zover de EFTA. De tragedie van Noorwegen hebben we natuurlijk nog niet besproken.
UE
- De referenda. Dit interview is natuurlijk bedoeld am u de gelegenheid te geven dingen te vertellen die u Vaal' de geschiedschrijving van belang acht. Als u over Noorwegen of andere zaken wilt spreken, graag.
HA EU
AH UE
HA
EU
AH
Misschien twee dingen.Eerst even iets over Portugal. In Portugal was Salazar nog aan de macht, hoewel die al nauwelijks meer actief was. Maar dat was nog een dictatoriaal regime en dat kwam er aileen in omdat het al in de EFTA zat. We wilden niet, waar al grenzen waren afgebroken tussen Portugal en aile andere EFTA-leden en Engeland, weer grenzen instellen. Anders had Portugal toen om politieke redenen nooit meegedaan. Die relaties met de Portugezen zijn toch buitengewoon nuttig geweest, toen, niet heel lang daarna, de Anjerrevolutie uitbrak en wij in Portugal een aantal contacten hadden die aan de goede kant waren komen te staan. Dat heeft het erg vergemakkelijkt om later de Portugezen een beetje te help en met die uiterst wankele revolutie. Ik ben daar toen - ook weer door de Permanente Vertegenwoordigers, vrijwel meer dan door de Commissie - heengestuurd om ze hulp aan te bieden. We hadden geen idee wat voor hulp eigenlijk, we vroegen gewoon of er iets was dat we konden doen. Ik weet nog goed, Soares was minister van Buitenlandse Zaken, een luitenant van de luchtmacht was minister van Sociale Zaken. Enfin, het was heel chaotisch, er waren sommige heel goede en andere nogal wonderlijke figuren in die regering. Kissinger had, dat wist ik uit mijn contacten met Amerikanen, net gezegd: "Dat is een hopeloos geval. Laat ze maar. Daar is niets aan te doen. Als die dan in godsnaam in de chaos willen belanden, wij kunnen niks meer doen." Mijn Amerikaanse vrienden dachten echter: "Dat zien wij niet zo, wij moeten toch proberen, misschien helpt het niet, maar gewoon proberen met die mensen een relatie te leggen. Die zitten daar in hun eentje te modderen. Dat kan de verkeerde kant uitgaan, maar misschien kunnen we ze ook helpen een beetje orde op zaken te stellen." Ik werd dus daarheen gestuurd en heel vriendelijk ontvangen. Die luitenant van de luchtmacht, die minister van Sociale Zaken was, wilde mij aanvankelijk niet zien, want hij stond helemaal aan de communistische kant. En Cunhal, de leider van de Portugese Communistische Partij, was net naar Moskou gegaan. Cunhal kwam terug met niets, geen aanbod van hulp, niets. En ik kwam daar en ik kwam hulp aanbieden: "Ik weet niet wat voor hulp u het meeste nodig heeft, maar we zijn beschikbaar als u er een gesprek over wilt beginnen." Dat kwam in de pers en dat stak afbij mijnheer Cunhal die met niets thuiskwam. Dat prikkelde Washington: potverdorie, die gekke jongens van de Gemeenschap, die doen daar of ze grote politiek voeren. Toen hebben Art Hartman en nog wat medewerkers van Kissinger gezegd: "Maar Secretmy, dat kan toch zo niet? Als de Europese Gemeenschap kan proberen die mensen op een recht spoor te houden, moeten wij toch ook wat doen?" Toen zei Kissinger: "Ja, maar uit welk fonds, we hebben daar geen fonds voor." "Jawel, we hebben
30
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
nog wat in een la gevonden, wij hebben een fonds dat nooit is gebruikt en dat is voor woningbouw." "la, maar die kerels hebben toch niet behoefte aan woningbouw." "0, dat geeft helemaal niets, als we maar wat aanbieden." En dat is gebeurd. Toen zijn de Amerikanen ook weer in gesprek gekomen met die heel wankele regering. Het heeft, denk ik, geholpen.
- U heejt wat aardige contacten onderhouden om de kanalen open te houden. Portugal heejt zich redelijk snel gestabiliseerd
la, fantastisch, na een moeizame overgangstijd. Die contacten hadden we uit die EFTA-
HA EU
AH UE
HA
EU
AH
UE
onderhandelingen. Nog iets over de EFTA-onderhandelingen. De Zweden wilden op een gegeven moment veel meer, althans, de Zweedse onderhandelaar heeft me eens prive gezegd: "Ik wou eigenlijk een douane-unie." En toen hebben we gezegd: "Daar is geen sprake van. Ik breng dat zelfs niet over. Als wij een douane-unie met jou maken dan moeten we jouw in stemming hebben voor iedere wijziging van de douanerechten. Daar wil ik niet aan beginnen. Als je lid bent, kun je meepraten. Een niet-lid medezeggenschap geven over mijn douanerechten komt niet aan de orde." In de Commissie waren er die vonden dat het toch weI mooi zou zijn, een douane-unie met Zweden. Ik yond dat we dat niet moesten doen. Of lid, Of niet l Finland was een nog interessanter geval, politiek gezien. Het was, in verband met de Russische gevoeligheden, geassocieerd lid van de EFTA; in feite deed het gewoon met alles mee, het was een pure fayade. Ook bij ons moest de schijn opgehouden worden dat Finland een heel andere overeenkomst met ons sloot dan de andere EFTA-Ianden. Zo hebben we geaccepteerd dat er een bepaling in kwam dat zij de overeenkomst met een maand konden opzeggen. Objectief gezien was dat natuurIijk idioot. Ook kregen zij geen 'evolutieve clausule', volgens welke de partijen later nadere aanvullende overeenkomsten konden sluiten. Maar dat konden zij zonder zo'n cIausule ook best doen, en dat hebben ze later ook rustig gedaan. Ook met andere verbale kunstgrepen hebben wij ze geholpen. Toen de ondertekening van de EFTA-akkoorden begin 1972 plaatsvond, trokken de Finnen zich terug. Ik had grote moeite om aan mijn superieuren uit te leggen dat dat niets betekende. Zij wilden afzonderIijk, en later, zonder publiciteit, tot ondertekening overgaan. Eerst moest er een akkoord tussen Finland en de Comecon, het samenwerkingsverband op economisch gebied van de OostEuropese landen, tot stand gebracht worden. Dat was een volkomen hoI, puur verbaal akkoord, maar het kreeg de nodige publiciteit. Daarna konden zij in aIle rust bij ons komen ondertekenen, hetzelfde akkoord dat al zes maanden klaar was. Een boeiend staaltje politieke evenwichtskunst.
- En Noollvegen ....
la, ik heb met de Noren natuurIijk heel intensief over hun problemen gesproken. Dat waren grotendeels Noord-Zuid-problemen in Noorwegen zelf. Ik had een enorm respect voor de Noorse eerste minister, mijnheer Bratteli. laren gevangen gezeten in de Duitse tijd, en heel veel geleden, een self-made, hele flinke man. Die was ervan overtuigd: "Mijn land moet niet in zijn eentje blijven, het moet aansluiting vinden. u is Willy Brandt in Duitsland aan de macht, nu kan dat. la, nu kan ik mijn partij dat ook zeggen ... met een Willy Brandt, die is bij ons in Noorwegen geweest in de oorIog, een kameraadl"
- Maar hij kreeg zijn volk niet mee?
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
Bratteli en zijn collega's hebben er alles voor gedaan. Maar wij hadden die visserijbesluiten genomen, de week voordat we met Noorwegen de onderhandelingen begonnen. Werkelijk van de gekke, en dat hebben we tijdens de onderhandelingen met heel veel moeite een beetje kunnen terugdraaien. De week dat ze de onderhandelingen kwamen openen lazen ze in de krant dat ze niet meer over hun visserijgronden konden beschikken! Entin, doe het maar eens. Zulke stomme dingen deden we oak, ja. En dat hebben we toen heel moeizaam, tegen het eind, met een heel gekunstelde constructie, gecorrigeerd. Voorlopig zouden we nog tijdelijke uitzonderingszones inruimen, waar aileen de plaatselijke vissers mochten vissen, stroken langs de kust. Allemaal heel gekunsteld, heel ingewikkeld. Maar dat had dus de atmosfeer al behoorlijk verziekt voordat we uberhaupt begonnen.
- En dat heeft invloed gehad op het referendum?
HA EU
AH UE
HA
EU
AH
UE
Of dat referendum zander dat beter was gegaan, dat weet je niet. Je kunt het onmogelijk zeggen. Ik geloof dat er zoveel gutfeelings waren, dat zelfs dat niet doorslaggevend was geweest. Maar het was toch een heel, heel moeizame zaak, want zij hebben ook de onderhandelingen niet op hetzelfde moment afgesloten als de anderen, als de Denen, de Ieren en de Engelsen. Die waren al klaar en toen moesten we met de Noren nog apart over die visserij iets zien te bereiken, dus daar waren ze ook al weer in een eenzame uitzonderingspositie. Dat was niet mooi. Ik heb nog een aardig verhaal, het is meer een anekdote, over de Ieren en de visserij. Die hadden hetzelfde probleem als de Noren. De Ieren hadden, vooral toen, een vissersvloot van heel kleine scheepjes. En die zaten daar ook geweldig mee. Toen hadden we dus eindelijk dat systeem bedacht met die uitzonderingen voor tien jaar, en na tien jaar zouden we dan met zijn allen samen zien hoe het verder zou gaan. Maar dat waren tijdelijke uitzonderingen, dus je kon niet de hele Ierse kust daarin onderbrengen. Dat moesten - ook voor Noorwegen - zones zijn. Die kozen wij zo uit dat we dachten dat die voor hen zo gunstig mogelijk zouden zijn. Voor bepaalde vissoorten hier, voor garnalen daar, entin, een heel ingewikkeld schema met al die zones langs de kaart van Ierland. We hadden dat eindelijk door de Raad van Ministers gekregen en toen werd ik in de nacht naar de Ierse delegatie gestuurd, een uur of drie ' s nachts. Ik kende intussen de Ierse minister, die later trouwens president is geworden, heel goed. Die vroeg: "Ah, Edmund, what, eh ... ?" Ik zei: "Nou, Minister, ik geloof dat ik een goede oplossing voor u heb. Ik heb hier een kaart bij me", en ik vouwde die kaart uit, "kijk eens hier; uitzonderingszone in Dublin Bay, voor de beroemde Dublin Bay prawns, een exclusieve zone helemaal voor jullie. Bij Cork dat, en dan heb ik hier nag een zone, dan een gat, maar daar is dan weer een zone." Hij keek naar die kaart, hij liep naar het raam, het was nacht in Brussel, keek uit dat donkere raam, sloeg zijn handen voor zijn ogen. Ik heb hem een tijdje laten staan, ik dacht, ik moet iets zeggen: "Minister, is something wrong?" Hij reageerde niet. Ik zei: "Minister, please, tell me." "Edmund, you know where I live?" Ik zei: "In Dublin." Zei hij: " TO, no, no, my home town" Dat was net waar ik geen uitzondering had. Ik zei: "My God, if! had known." Ik had net bij zijn kiesdistrict geen zone gegeven ... Toen zei ik: "Ja, goed, nog een uur en we zijn er uit." Dus ik terug naar de Raad van Ministers am verslag uit te brengen. De Minister was "delighted, delighted, an excellent proposal, but we need some minor technical adjustments, technical adjustments." Ik zei: "Die zone moet iets verschoven worden in verband met de diepte van de zee" of zoiets. En ... toen: "als dat het is, ga je gang maar." Je maakt zotte dingen mee.
32
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
- Nog een vraag. Ik vind dat u na een lange en succesvolle Europese carriere toch nog op een betrekkelijk jonge leeftijd bent weggegaan. ..
AH UE
HA
EU
AH
UE
Ja, expres. Toen ik die Engelse onderhandelingen klaar had, had ik ongeveer twintig jaar gedaan. Ik dacht, dit is een mooi moment, ik ben nog jong genoeg om iets anders te zien, te gaan doen. Ik moet niet mijn hele leven tot mijn vijfenzestigste hier blijven, van hetzelfde, met dezelfde medewerkers, die willen ook weI eens opschuiven naar boven. Ik heb dus toen de nieuwe Commissie aantrad, bij de Engelse toetreding, een ontslagbrief gemaakt tijdens de Kerstvakantie en die heb ik ingediend bij de nieuwe president van de Commissie, mijnheer Ortoli, die ik een beetje kende van vroeger. Ik was een dag op kantoor, toen werd ik bij de president geroepen en die zei: "Ik heb uw brief gekregen. Wie heeft die brief nog meer?" Ik zei: "AIleen u en natuurlijk Deniau", want die was tot dan toe mijn Commissaris. Toen zei hij: "Mag ik een beroep op u doen; please, geef aan uw brief geen ruchtbaarheid en ga nu niet weg. We krijgen Sir Christopher Soames als vice-president. Hij wordt belast met de buitenlandse betrekkingen en we gaan alles wat buitenlandse betrekkingen betreft weer samenvoegen. U krijgt de ambtelijke leiding daarvan. Soames rekent erop dat hij u als medewerker krijgt. Die komt helemaal vers van buiten, alsjeblieft, blijf nog." "Nou", heb ik gezegd, "ik moet het mijn vrouw vertellen, die zal het niet leuk vinden. Maar als u op deze wijze zulk een beroep op me doet, dan kan ik dat niet weigeren. Maar ik blijf geen vier jaar, want dan is er weer een nieuwe Commissie en ik wil niet weer in zo'n situatie raken, als men me dan nog wil hebben. Dus ga ik na drie jaar weg" En toen vond toevallig na die drie jaar die Noord-Zuid-conferentie in Parijs plaats, waar ik voor de Gemeenschap co-voorzitter van de sectie Ontwikkeling ben geworden. Bovendien was Soames ziek geworden en heb ik mijn vertrek nog iets moeten uitstellen. Die is toen geopereerd, voor het eerst, maar helaas bleek dat een paar jaar later niet afdoende te zijn geweest. Ik ben nog anderhalf jaar in Parijs geweest voor de Noord-Zuid-conferentie. Dat yond ik een mooie afsluiting, na een kleine vijfentwintig jaar Europese activiteiten. 1 In 1977 was Sir Roy Jenkins president van de Europese Commissie geworden. Daarvoor had ik tien presidenten gehad, drie Fransen, drie Italianen, drie Belgen en een Nederlander, te weten Mansholt. Een unieke ervaring Onze voortreffelijke landgenoot, Th. Hijzen, werd mijn opvolger; helaas al spoedig geveld door een fatale kwaal, en veel te vroeg gestorven. Sir Roy Denman werd vervolgens Directeur-Generaal 'I', zoals dat heette.
HA EU
- U kll'am dus, na jaren onder een Franse Commissaris, Denim" gewerkt te hebben, nu bij een Britse Commissaris, Sir Christopher Soames. Was dat een grote verandering? In sommige opzichten zeker. Sir Christopher moest zich in vele technische aspecten van het Gemeenschapsbeleid en de bijzondere procedures van Brussel nog inwerken. Hij deed dat met grote toewijding en wij brachten uren door met het voorbespreken van al die dossiers. Maar hij deed dat met grote inzet en trad in de Ministerraad, en ook in de besprekingen met derde landen, met overtuigingskracht op. Dat maakte indruk op bijvoorbeeld president Nixon, en op Kissinger, bij ons eerste bezoek aan Washington. Ook toen na de regeringswisseling in Londen een kille wind uit Britse regeringskringen begon te waaien - over die zogenaamde
Hier eindigde het vraaggesprek dat de hercn Dingemans en Schram op 10 juli 1998 met dr. Wellenstein voerden. Het eropvolgende tekstgedeelte betreft een nadien door de heer Wellenstein opgesteld schriftelijk addendum. 1
33
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
en ik nodigde beiden uit voor een dejeuner in de stad, wat prompt werd aangenomen - en zichtbaar genoten.
- Hoe konll opeens naar Moskou gaan, ondanks de boycot van de Gemeenschap door de Sovjet-Unie? Was dat een doorbraak?
II
aan die uitnodiging van de Comecon? Er waren toch officieel geen
HA
- Maar hoe kllIam betrekkingen?
EU
AH
UE
Ja en nee. Het was een doorbraak, in die zin dat na de Britse toetreding, waar de Russische propaganda hard tegen had geageerd, Moskou blijkbaar inzag dat men het fenomeen Gemeenschap niet meer totaal kon ignoreren; maar de opzet bleef om te vermijden dat de individuele Warschaupact- en Comecon-Ieden bilateraal met de Gemeenschap, en dus met de Commissie, zouden onderhandelen buiten Moskou om. Als het dan niet anders kon, moest die Commissie maar op de Comecon, het economisch samenwerkingsverband van de Warschaupactstaten, kortgesloten worden en via de Comecon - die eigenlijk SJEM heet, de Raad voor Wederzijdse Economische Hulp - de handelsbetrekkingen regelen, dus onder Russisch toezicht. De satellietstaten voelden daar echter niets voor, zij wilden dat zelf in de hand houden. En wij nog minder, de Comecon speelde trouwens in geen enkele andere handelsrelatie een dergelijke ro1. Ik zei dus tegen Zagl adine, bij dat dejellner, dat ik met belangstelling zou horen welke samenwerking Comecon met ons wilde aangaan, maar dat wij handelsbesprekingen aIleen met individuele Comecon-lidstaten wilden voeren, omdat die dat ook zo deden met Amerika en aile andere handelspartners. Zagladine reageerde niet, maar wist weI waar hij aan toe was.
HA EU
AH UE
De secretaris van Comecon, Fadeev, had - laten we zeggen toevallig - op vakantie in Denemarken aan de Deense minister van Buitenlandse Zaken Andersen laten weten dat zulke belangrijke entiteiten als Comecon en de Gemeenschap elkaar toch moesten leren kennen. Een soortgelijke boodschap was aan de Luxemburgse minister-president Thorn gegeven, tijdens een bezoek in Moskou; geantwoord werd dat zij dan bij de Commissie moesten zijn. Daarop volgde een uitnodiging aan de president van de Commissie. Dat ging altijd via via, nooit rechtstreeks. En daarop werd door ons geantwoord dat zo'n bezoek zorgvuldig moest worden voorbereid en dat ik daarvoor beschikbaar was. Zo bracht ik begin februari 1975 een kleine week in Moskou door.
- Wat kwam daaruit?
Niets. Ik heb nog nooit zo'n bizarre onderhandeling meegemaakt. Woordvoerder van een vijfkoppige Comecon-delegatie was uitsluitend het Russische lid, kameraad Mosjeenko. Het enige dat hij vroeg was wat president Ortoli bij zijn bezoek zou willen zien en doen. Opera? Of circus? Wij hadden een aantal punten voor samenwerking geopperd: betere uitwisseling van statistiek bijvoorbeeld Nee, zei Mosjeenko, aile statistiek van ons vindt u in wat wij allang aan de Verenigde Taties hebben gegeven. "Maar die zijn zo weinig gedetailleerd, kunt u geen onderverdeling leveren, bijvoorbeeld in ruwe olie en olieproducten?" Nee, de mensen uit de Comecon weten dat allemaal uit hun hoofd, dat hoeft niet gedrukt te worden. "Hier heeft u ons organigram, kunt u ons gegevens over de organisatie van de Comecon geven, met namen?" Nee, in de Comecon kent iedereen elkaar, dat hebben wij dus niet nodig. Maar wat zou mijnheer Ortoli willen zien als hij in Moskou komt? Een klooster? Enzovoorts. Secretaris
36
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
Fadeev kreeg ik niet te zien, die was ziek. Op de derde dag van deze discussie zonder inhoud, onderbroken door dejeuners van hen en van ons, operabezoek en dergelijke, nam ik Mosjeenko apart en zei hem dat ik geen tijd had om nog langer vruchteloos met de Comecon te praten. Ik wees hem erop dat ik al in Brussel aan Zagladine had gezegd dat wij handelszaken uitsluitend met de individuele lidstaten van de Comecon wilden behandelen, maar dat wij afgezien daarvan voor andere nuttige samenwerkingsvormen in de markt waren. Kennelijk was de tijd daar nog niet rijp voor, we moesten dus de besprekingen nu maar opschorten en een communique van die strekking uitgeven.
- Wat stand er in dat communique?
AH
UE
Ook dat communique is er nooit gekomen. In de nacht belden de collega's die ik voor dat communique had achtergelaten mij op dat er over niets overeenstemming te bereiken was, zelfs niet over de eerste zin dat er delegaties bijeen waren geweest. Dat werd door Comecon betwist: wij waren helemaal geen delegatie, we waren immers niet, tussen aanhalingstekens, erkend. Ik zei hun dat nutteloze gesprek afte breken en te gaan slapen. Ik had Mosjeenko uitgenodigd het overleg later in Brussel voort te zetten en heb dat bij thuiskomst per telex bevestigd. Daar is nooit op geantwoord. Mosjeenko deed mij ook geen uitgeleide op het vliegveld.
EU
- Watfrustrerend en waartoe diende dat alles?
HA EU
AH UE
HA
Zo frustrerend yond ik het niet, zij waren de vragende partij geworden, maar ze waren het kennelijk onderling oneens over wat zij moesten vragen. Ons standpunt was helder en bovendien duidelijk vastgelegd, zonder op tegenspraak te stuiten. Een echt akkoord was gewoon nog niet mogelijk, het heeft nog tien jaar geduurd totdat onder Gorbatsjov de relaties eindelijk genormaliseerd werden, met kleine tussenstappen onderweg, zoals een visserijarrangement tussen de EG en de Sovjet-Unie. Verschillende opeenvolgende Europese Commissarissen hebben daar nog geduldig aan gewerkt, zoals Haferkamp en De Clerq. Het vreemdste was dat in dat laatste stadium, toen ik alweer lang terug in Den Haag was, dezelfde EG-contactman in de Russische ambassade in Brussel intussen bij de Russische ambassade in Den Haag beland was en daar contact met mij zocht om mij de vorderingen van het EGdossier in Moskou te melden. Volgens de inlichtingendiensten was hij een KGB-man; de BVD heeft mij er nog over opgezocht. Maar zijn inlichtingen werden altijd door de feiten bevestigd, bijvoorbeeld dat Gorbatsjov binnenkort een rede in Straatsburg zou houden, en dat ook de impasse over de handelspolitiek doorbroken zou worden.
- Zoa!s u a! zei, men maakt vreemde dingen mee. Dank u we! voor dit gesprek.
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
heronderhandelingen, tussen aanhalingstekens, hebben wij het al eerder gehad - bleef Sir Christophers inzet onversaagd. Ik heb daar de beste herineringen aan.
- Werden er in die periode op het gebied van de buitenlandse betrekkingen nieuwe initiatieven ontplooid?
AH
UE
la, een hele reeks. In de lijn van de plannen die op initiatiefvan president Pompidou tijdens de top van najaar 1972 waren uitgewerkt, bereidden wij een nieuwe wereldhandelsronde voor, de zogenoemde Tokyo-ronde. Ret startsein werd in 1973 in Japan gegeven, en bij die gelegenheid werd ook met de Japanners geregeld dat de Gemeenschap daar een diplomatieke missie zou vestigen. Geregelde consultaties met Japan, Canada, Australie en Nieuw-Zeeland werden voorbereid. De relatie met ASEAN in Zuidoost-Azie kreeg tijdens bezoeken in datzelfde jaar eveneens structuur. Datzelfde beoogden we in Latijns-Amerika met de Andesgroep en de Centraal-Amerikaanse Gemeenschappelijke Markt, die echter zelfin dat tijdsgewricht niet tot veel in staat bleken. Brazilie, Venezuela en Peru werden bezocht, kortom Sir Christopher was geen inspanning te veel om de Gemeenschap stevig op de internationale kaart te zetten. De nauwste contacten bleven die met de Verenigde Staten, waar ook Soames' eerste bezoek - ik vermeldde al eerder zijn contact met Nixon - had plaatsgevonden. De Arnerikaanse ambassadeur bij de Gemeenschap zagen wij voortdurend voor onderling overleg.
HA
EU
- Had de negatieve houding van de regering-Wilson invloed op die activiteiten? En in hoeverre zorgde de eerste oliecrisis in 1974 in deze voor een terugslag?
HA EU
AH UE
Geen van beide. De Commissie was op het terrein van de buitenlandse betrekkingen immers autonoom en de enige bevoegde onderhandelaar in handelsbeprekingen. De oliecrisis was eerder een aansporing tot intensivering van internationale contacten, onder andere met Iran, toen nog onder de Shah. President Ortoli heeft eens aan bezoekende Arabische vertegenwoordigers gezegd dat zij de boycot van een lid staat, in concreto Nederland, moesten beeindigen als zij normale contacten met de Commissie wensten te hebben. De rol van de Gemeenschap in deze zaken heeft er ook toe geleid dat de Commissie in de NoordZuid-conferentie in Parijs, in 1976 en 1977, een centrale rol heeft gespeeld. Met Soames ben ik verder voor het eerst in China geweest, om officiele betrekkingen aan te knopen. De toenmalige eerste minister Tsjou-en-Lai - niet lang voor zijn dood - moedigde ons aan de Europese aanwezigheid in Azie te intensiveren, verwijzend naar de langdurige historische banden van met name Groot-Brittannie en Nederland met dat continent. Die contacten leidden later tot een handelsverdrag en de vestiging van een missie in Beijing.
- 1k begrijp dat de Commissie relaties ontplooide met vrijwel aUe delen van de wereld, hoewel de Sovjet-Unie en Oost- en Centraal-Europa in dit overzicht opvaUend ontbreken. Die ontbreken, ofliever ontbraken, om goede redenen: de Sovjet-Unie heeft van het begin af aan de Gemeenschap om ideologische redenen totaal ge'ignoreerd en haar satellietstaten verboden contacten met ons te onderhouden. Zo heeft de USSR aanvankelijk ook gepoogd de Benelux als handelsonderhandelaar te weigeren; zij wilde aileen onderhandelen met wat zij beschouwde als de enige legitieme entiteiten, de - tussen aanhalingstekens - soevereine staten. Er konden daardoor geen handelsverdragen met die landen worden afgesloten; maar wij spraken weI met ze, voorzover zij lid van de GATT werden, dat gold voor Polen,
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
Roemenie en Hongarije. Tsjecho-Slowakije was dat aI, en bleefhet ook, sinds 1948. In de GATT moesten zij weI met ons onderhandelen. Maar bilaterale handelsbesprekingen waren door de Sovjetpolitiek uitgesloten, en dat werd een groot probleem toen de handelspolitieke bevoegdheden in 1970 definitief overgingen naar de EEG. Dat was namelijk het einde van de 'overgangstijd' van het EEG-verdrag. Vanaf 1970 mochten de lidstaten geen eigen handelsakkoorden meer afsluiten, terwijl de hele handel met het toenmalige 'Oostblok' van bilaterale akkoorden afhing. Het ging namelijk om staatshandel en niet om marktwerking; het hele handelsverkeer werd in akkoorden vastgelegd, met lijsten contingenten voor aile producten.
- Hoe kwam de Europese Commissie daaruit? Men kon die handel toch niet eenvoudig stopze!ten?
- Waaruit bleek dat?
AH UE
HA
EU
AH
UE
Nee, en dat was ook allerminst het belang van het Oostblok. Eerst probeerden sommige lidstaten, gezien de impasse, toch nog bilaterale afspraken te verdedigen. Maar zij konden moeilijk ons voorstel afwijzen om aan aile staatshandelslanden voor te stellen met de Gemeenschap over handelsakkoorden te onderhandelen, met de uitleg dat dat juridisch nu de enige mogelijkheid was. Op die demarches werd niet geantwoord; sommige werden als onbestelbaar teruggestuurd ... Toen dat duidelijk was, maakten we een verordening volgens welke iedere lid staat alvorens nieuwe contingenten vast te stellen die voorstellen ter goedkeuring aan de Commissie moest melden, en pas na verkregen akkoord die aan de partners voor kon leggen, waarna zij nog eens formeel werden goedgekeurd door de Gemeenschap. Het kostte veel moeite, en fraai was het niet, maar wij konden ermee leven, en er was geen gevaarlijke inbreuk op het EEG-verdrag ontstaan. Maar ook voor de satellietstaten was dit geen bevredigende situatie, sommige zochten sluipwegen om er onderuit te komen, bijvoorbeeld via zogenoemde 'technische contacten' van staashandelsondernemingen die dan prijsgaranties afgaven voor bepaalde landbouwproducten en op grond van onze eigen landbouwverordeningen dan betere markttoegang kregen. Wij moedigden dit aan en kregen aanwijzingen dat enkele Centraal-Europese landen verder wilden gaan.
HA EU
Polen deed al in 1968 een poging het waterdichte schot te doorbreken en nodigde mij uit voor een bezoek. Ik antwoordde aileen in mijn officiele functie te willen komen, en niet 'om een lezing te houden'. Aldus geschiedde, en tijdens mijn officiele bezoek werd dat in de partijkrant Tribuna Ludu gepubliceerd om te zien of er een Russische reactie zou komen; zo niet, dan zou Deniau worden uitgenodigd. Dat alles werd echter na mijn bezoek doorkruist door de overval op Tsjecho-Slowakije na de Praagse lente. WeI bezocht sindsdien de Poolse ambassadeur ons normaal in ons kantoor; hij was met de Roemeense ambassadeur lange tijd de enige. De Rus mocht dat niet, weI had hij een medewerker die belast was met het volgen van de activiteiten van de Gemeenschap en die contact zocht met vertegenwoordigers van de lidstaten bij de Raad. Via via poogde hij herhaaldelijk mij op neutraal terrein, in een bar, uit te nodigen, maar ik heb dat altijd geweigerd: hij was welkom op mijn kantoor als hij zakelijke dingen wilde voorleggen. Op een dag liet hij mij weer via via weten dat Vadim Zagladine, lid van het Centraal Comite en belast met de betrekkingen met de zusterpartijen in West-Europa, binnenkort in Brussel zou zijn. Het was kort voor mijn bezoek aan de Comecon in Moskou,
35
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
• Edmund P. Wellenstein
ADDENDUM, Jean Monnet Oral History Project Personen, hun achtergronden en onderlinge verhoudingen.
Ervaringen bi} de Europese Gemeenschappen (jaren 50 en 60).
HA
EU
AH
UE
HA
EU
AH
UE
De eerste werkvergaderingen van de Raad van Ministers van de EGKS woonde ik nog als Nederlands ambtenaar bij, trouwens als enige van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De andere delegatieleden kwamen van Economische Zaken, de DG's Teppema van de Buitenlandse Economische Betrekkingen (opvolger van Spierenburg) en Truyen (ik meen dat dat toen Handel en ijverheid heette), en wat jongeren onder wie orbert Schmelzer, de latere staatssecretaris en fractieleider van de KVP, tenslotte minister van BZ. De Ministerraad begin september 1952 vond een week na de vorming van de nieuwe regering plaats en de juist opgetreden minister lW. Beyen voerde het woord voor Nederland. Adenauer deed als Bondskanselier nog persoonlijk buitenlandse zaken en was voorzitter (alfabetische volgorde van de namen van de lid-staten, in de Franse taal, de taal van de toennlaals enige authentieke verdragstekst (later, bij EEG en Euratom, waren er authentieke versies in aile vier officiele Gemeenschapstalen en werd de volgorde van de voorzitterschappen bepaald door de naam van het land in de eigen taal). Bij de EGKS wisselde het voorzitterschap elke drie maanden, in de praktijk had behoudens uitzonderingen ieder land een Ministerraadzitting voor te zitten voordat de volgende aan de beurt kwam. Die eerste Raad, in het Parlementsgebouw in Luxemburg, was vooral gewijd aan organisatorische zaken en daar was er een met grote politieke draagwijdte bij. Het reeds ondertekende verdrag van de Europese Defensie Gemeenschap voorzag in art. 38 het ontwerpen van een politieke structuur voor het latere "politieke gebouw" dat de Europese Gemeenschappen zou moeten overkoepelen, en droeg dat op aan de "Assemblee" van de EDG. Op Italiaans voorstel werd besloten dat men niet op ratificatie van de EDG zou wachten, doch aanstonds een uitgebreide Assemblee van de EGKS met die taak zou belasten (de z.g. "Assemblee ad hoc"). Dus moest ter plaatse de samenstelling van en de opdracht aan die Assemblee ad hoc besloten worden. Adenauer vroeg iedere delegatie een lid van een werkgroep aan te wijzen die dat staande de vergadering zou gaan uitwerken. Beyen zei tot ieders verbazing dat hij daar zelf in ging zitten en gebruikte die gelegenheid om in die opdracht ook een paragraaf over economische integratie (niet sectorgewijs, doch horizontaal, dus een voorschot op zijn latere plannen voor een douane-unie) op te laten nemen. Het is evident dat de ederlandse regering geen idee had van Beyen's initiatief; niemand wist trouwens te voren dat in de EGKS-Raad een punt aan de orde zou komen waar Beyen zijn ideeen aan op kon hangen. Overigens stierf dit alles met de weigering van het Franse parlement om het EDG-verdrag te ratificeren een kleine twee jaar later een stille dood, al is het rapport van de Assemblee ad hoc een interessant historisch document, ook in het licht van de in 2000 weer opgelaaide discussie over de z.g. "finaliteit" van de Europese bestuursstructuur. De EGKS-Raad van september 1952 besloot op voorstel van Adenauer ook om een jonge Luxemburgse diplomaat, Christian Calmes, "mit zwei oder drei Mitarbeitern" het secretariaat-generaal van de Raad te laten opzetten. Dit - thans meer dan duizend medewerkers tellende - orgaan heeft structuur gebracht in het voorbereiden van de zittingen van de Raad, in het bijzonder toen iedere minister enkele ambtenaren aanwees om in de z.g. "coordinatie-commissie" de agenda van die zittingen met al of niet eenstemmige aanbevelingen op te stell en. De ministeries van Economische Zaken voerden hier de boventoon, voor Belgie de latere Permanent Vertegenwoordiger bij de
38
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
• Edmund P. Wellenstein
HA
EU
AH
UE
HA
EU
AH
UE
EEG Joseph (later Baron) van der Meulen, voor Duitsland H. von der Groeben, later onderhandelaar in Val Duchesse bij de EEG- en Euratom-voorbereiding. Voor Nederland Th. Hijzen van de RE.B. en H. Maas van ijverheid, die we bij de EEG terugvinden als onderhandelaar in de Kennedy-ronde (en in 1976 mijn opvolger als DG Buitenlandse Betrekkingen in de Europese Commissie), resp. als zeer gerespecteerd juridisch medewerker van de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging, vervolgens hoogleraar Europees recht te Leiden. Calmes' Secretariaat Generaal kon bij de overgang naar EEG en Euratom vrijwel geruisloos diezelfde rol voor de twee nieuwe Gemeenschappen erbij nemen, een belangrijk element van continuHeit en samenhang, evenals de omstandigheid dat ook de parlementaire Assemblee een gemeenschappelijk orgaan van de drie Gemeenschappen werd. Onze landgenoot F. de Neree tot Babberich, afkomstig van de Griffie van de Tweede Kamer, werd de eerste Secretaris-generaal van dat Europese Parlement, een naam die de Assemblee zichzelftoen toekende. Hij werd in de jaren zestig opgevolgd door H. Nord, een van de oprichters van de Europese Beweging Nederland, en later voorzitter. Nederlanders en Belgen namen toen dus vooraanstaande ambtelijke posities in in de organen van de Gemeenschappen, Calmes had bovendien medewerkers aangetrokken uit het Benelux-secretariaat; Calmes' opvolger werd weer een Luxemburger, de diplomaat A. Hommel. In de Raad en het Parlement zelf namen de Benelux-veliegenwoordigers een actieve en belangrijke positie in, zoals Marga Klompe en Sassen, (later Euratom-commissaris en Nederlands Pennanent Vertegenwoordiger), Van der Goes van Naters, Nederhorst, om er slechts enkelen te noemen, en bij de Belgen redenaars als Dehousse, Wigny, Fayat, Bertrand en Struyen. Zijlstra werd als minister van Economische Zaken al spoedig het gezaghebbende Nederlandse gezicht in de Ministerraad van de EGKS; al bij de tweede werkvergadering van die Raad liet Beyen dit meer teclmisch-economische werk graag aan hem over en sindsdien bleef de inbreng van Buitenlandse Zaken in die Raad zeer gering. Al direct in december 1952 viel het mij op dat Zijlstra, ondanks een toen nog zeer beperkte talenkennis, zijn standpunten glashelder en overtuigend wist over te brengen, ook via tolken. Wie zich in die Ministerraden nooit op zijn gemak heeft gevoeld was Ludwig Erhard, de Duitse minister van Economische Zaken en boegbeeld van het "Wirtschaftswunder". Ook voor de latere EEG had hij nooit veel sympathie of zelfs belangstelling: toen Von der Groeben hem kwam melden dat de onderhandelingen in Val Duchesse waren afgerond en het EEG-verdrag klaar was, reageerde hij met· "Welcher Vertrag??". Erhard liet het werk in Luxemburg, en later in Brussel, vaak over aan zijn staatssecretarissen, Westrick en o.a. Miiller-Armack. De Franse ministers wisselden zo vaak in de Vierde Republiek dat het moeilijk was op dat niveau continuHeit in de werkrelaties tot stand te brengen; dat gebeurde op ambtelijk niveau voorzover daar mogelijk, Calmes en wij besteden daar veel aandacht aan. (Dat loonde later, onder De Gaulle, tijdens de crisis van de Franse "lege stoel"). Niet onvermeld mag blijven de uiterst belangrijke rol die op het hoogste ambtelijke niveau in deze hele periode werd gespeeld door de Belg Baron Snoy et d'Oppuers. Aanvankelijk secretaris-generaal van Economische Zaken groeide hij uit tot de belangrijkste Belgische onderhandelaar, doelbewust, creatief en algemeen gerespecteerd. Hij heeft een grote bijdrage geleverd tot het welslagen van het Europese experiment. Zeer actief als EGKS-ministers waren de Belgen, Duvieusart en later Jean Rey, die wij in de EEG weer zouden tegenkomen als Commissaris belast met de buitenlandse betrekkingen (zeer belangrijk in de Kennedy-ronde, en voor de eerste accoorden met
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
• Edmund P. Wellenstein
Griekenland en Turkije), en vanaf 1967 tot 1970 als president van de Commissie, de eerste na Hallstein en na de samenvoeging van de Hoge Autoriteit met de twee Brusselse Commissies. De Commissie had toen tijdelijk 14 leden om die samenvoeging te vergemakkelijken, drie leden uit de "grote" landen, twee uit Nederland en Belgie, een uit Luxemburg (voor ons Mansholt en Sassen). Duvieusart gaf de stoot tot gezamenlijke conjunctuuranalyses om de uitwerking op de kolen- en staalnijverheid in te schatten. Daarmee traden wij uit het strikte kolen en staalkader; hetzelfde gebeurde met de statistiek, die voor het eerst koopkrachtvergelijkingen opstelde. Zo kon de statistische dienst van de Hoge Autoriteit zonder probleem een gemeenschappelijke dienst van de drie Gemeenschappen worden, lang voor de "fusie". Onder de protagonisten van de Europese integratie yond men aIle grotere politi eke stromingen, christendemocraten (bij ons KVP-ers en anti-revolutionairen), liberalen, socialisten; het was dus niet een overwegend christendemocratisch project, zoals sommigen in Nederland weI dachten.
UE
Bezetting en personeel van de Hoge Autoriteit.
HA
EU
AH
UE
HA
EU
AH
Waar kwamen de leden van de eerste Hoge Autoriteit vandaan? Dat was, politiek gezien, ook een zeer divers gezelschap, van meer uitgesproken politiek georienteerden tot minder geprononceerden. Monnet werd vaak als "socialist" bestempeld, doch dat ging slechts zover als zijn plannen met socialistische strevingen in overeenstemming waren. Zijn zuster was een actieve leken-vertegenwoordigster bij het Vaticaan en dat deed sommige christendemocraten over een zekere affiniteit speculeren. De Duitse vice-president Etzel en de Belgische vice-president Coppe waren uitgesproken christen-democraten, hun Italiaanse collega Giacchero was dat eveneens, maar die liet zich aan partijstandpunten in Italie zo weinig gelegen liggen dat dat hem later zijn functie zou kosten. De Belg Finet, oud-voorzitter van het Verbond van Vrije Vakverenigingen, was gecoopteerd door de acht benoemde leden, zoals het zevende lid van het Gerechtshofuit de gelederen van de intemationale der christelijke vakverenigingen was gerecruteerd: de Nederlander Serrarens, evenals Finet een wijze man met grote intemationale ervaring. Ook het tweede Duitse lid van de Hoge Autoriteit, Potthoff, was uit de vakverenigingswereld afkomstig, doch niet van het onderhandelingsfront maar uit de studiedienst van de Deutsche Gewerkschafts Bund. Hij kon zijn draai op het intemationale toneel moeilijk vinden maar veroorzaakte geen problemen. Het Luxemburgse lid Albert Wehrer zou men als liberaal kunnen qualificeren, maar als oud-diplomaat vermeed hij het liever partij te kiezen als dat niet onvermijdelijk was. Opmerkelijk was het tweede Franse lid, Leon Daum, van de generatie van Monnet. Hij had zijn carriere gemaakt in de Franse staalindustrie en had een vooraanstaande rol gespeeld in de herstructurering van die tak van de zware industrie in het kader van het modemiseringsplan dat op naam van Monnet kwam te staan in zijn functie van Commissaris van het "Plan". Tegenover de EGKS stond de Franse staalindustrie in het algemeen eerder wantrouwend, en Monnet had ook vermeden dat de industrielen zeggenschap over het verloop der onderhandelingen zouden krijgen. Het was dus van Daum een moedige stap om een in zijn industriele milieu allerminst populaire functie te aanvaarden. Komend uit een bekend Lotharings geslacht ("Cristalleries Daum" o.a.) was hij groot voorstander van de verzoening met het Duitsland van Adenauer, en beheerste de Duitse taal goed. Kortom, een zeer verbindende, correcte, constructieve persoonlijkheid. Een bepaalde politieke kleur kon men hem nauwelijks toeschrijven,
4-0
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
HA
EU
AH
UE
HA
EU
AH
UE
maar zijn gezin behoorde duidelijk tot de voomitstrevende katholieken die in het naoorlogse Frankrijk in de "Mouvement Republicain Populaire" hun politi eke tehuis gevonden hadden. Over deze MRP, die een beslissende rol in het na-oorlogse Frankrijk speelde, later meer. De twee markantste persoonlijkheden, na Monnet, waren in de eerste Hoge Autoriteit zonder twijfel Spierenburg en Coppe. De eerste, briljant onderhandelaar, goede dossierkenner, rechtlijnig, zich systematisch op de verdragsbepalingen beroepend, altijd insisterend op een sluitende juridische onderbouwing van het beleid, onvermoeibaar strijdend voor een orthodoxe interpretatie van het supranationale gezag van de Hoge Autoriteit, verschilde in mentale habitus sterk van zijn Belgische collega. Deze laatste, van jongsafaan in de politiek actief, zeer jong minister geworden, was niet wars van improvisatie en wendbaarheid. Maar op een punt waren zij het roerend eens en bereikten ook hun doel: de Hoge Autoriteit mocht niet worden gedomineerd door de Frans-Duitse relatie, hoe essentieel die ook was voor het welslagen van de ondememing. De beraadslagingen moesten niet in "bilateraaltjes", zoals dat nu in Nederland heet, voorbereid worden, doch door werkgroepen waarin de leden uit de kleinere lidstaten de hun toekomende rol speelden. Dat bereikten zij in het najaar van 1953 en zij speelden in de belangrijkste werkgroepen een centrale ro1. Coppe was een overtuigd christen-democraat; Spierenburg, de liberale beginselen toegedaan, was allerminst het type van een partijman. Alles bijeen vormde de Hoge Autoriteit een breed politiek spectmm; partijpolitiek getinte discussies vonden er echter niet plaats, het beleidsprogram werd door de bepalingen van het verdrag van Parijs immers vergaand vastgelegd. Het verdrag van Parijs was, veel meer dan het latere verdrag van Rome, op zichzelf al een politiek, economisch en sociaal programma, dat niet aIleen de z.g. "negatieve integratie" (opmimen van grensbelemmeringen), maar ook substantiele elementen van "positieve integratie" omvatte, zoals investeringsbeleid, onderzoeksbeleid, sociale maatregelen, enz. Onder het verdrag van de EEG moest dat alles nog uitgewerkt en besloten worden, in de EGKS waren de regels daarvoor - en de financiering! - al gegeven. Hoe was nu het personeel van de Hoge Autoriiteit samengesteld? Kohnstamm was al tijdens de onderhandelingen door Monnet gevraagd secretaris van de eerste H.A. te worden en nam daarmee een centrale plaats in. Opvallend was dat niet aIleen hij - en ik - een niet-Nederlandse naam hadden, maar ook onze landgenoten Mendell, Hamburger, Foyer, Noyon, Haighton, Kroner, Nova, Finetti. Bij onze Duitse collega's waren de vele Oost-Europese namen opvallend, bijv. Krawielicki, Schensky, Salewski, Skribanowitz, soms met zeer exotische achtergronden: zo was de laatste opgegroeid in Oost-Siberie, aan de grens met China (de Amoer). Dit moge toeval zijn, geen toeval was het dat onze Duitse collega's veelal een halve generatie ouder waren dan de andere nationaliteiten, een direct gevolg van de Tweede Wereldoorlog. Jongere Duitsers werden pas geleidelijk van buiten gerecruteerd, en dat gebeurde al spoedig via een "Concours", het systeem van toelatingsexamens voor ambtenaren dat in Nederland - met uitzondering van toentertijd Buitenlandse Zaken - onbekend was. Onze landgenoten bestempelden - en kritiseerden - dat systeem als "typisch Frans" en beschouwden het vaak als een nadeel voor Nederlandse academici, waarom is niet helemaal duidelijk. Zulke vergelijkende examens, na de academische studie, waren en zijn echter niet aIleen in Frankrijk gangbaar en zo kwam dat systeem in het Europese ambtenarenstatuut terecht dat tot op de dag van vandaag onveranderd is gebleven, al doen er nu duizenden aan die concours mee, en niet meer een handjevol zoals in Luxemburg bij de EGKS.
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
• Edmund P. Wellenstein
UE
HA
EU
AH
UE
Een andere afwijkende Nederlandse opvatting was de status van Nederlandse ambtenaren die bij de EGKS in dienst traden: de andere landen gaven de hunnen verlofbuiten bezwaar ofvergelijkbare posities, Nederland (het kwam in de MinistelTaad!) vond dat zij ontslag moesten nemen, wat toen ook neerkwam op het verlies van opgebouwde pensioenrechten als deze minder dan 10 jaar beliepen, en dat was voor de jongeren zo kort na de oorlog uiteraard het geval. Dat van de pensioenrechten is veellater teruggedraaid (ook voor categorieen als de Marine), maar de ontslagregel hield het niet langer uit dan de start van de EEG en Euratom, omdat het toen om grotere aantallen ging en velen eenvoudig weigerden om onder die voorwaarden naar Brussel te gaan. Voor leden van de buitenlandse dienst hebben deze regels trouwens nooit gegolden. Wat daarvan zij, minister Stikker kreeg met enige moeite eind 1952 in de Ministerraad gedaan dat betrokkenen zes maanden bedenktijd kregen waarbinnen zij nog naar hun Nederlandse dienst konden terugkeren. Mij zijn geen gevallen bekend waarin dat gebeurd is. Ettelijke van de eerste hogere ambtenaren van de Hoge Autoriteit waren bij de onderhandelingen over het verdrag van Parijs betrokken geweest; anderen kwamen uit de stafvan het Intemationale Orgaan voor de Ruhr, de geallieerde controle-instantie voor de Westduitse zware industrie, die met de oprichting van de EGKS werd opgeheven. De directeur-Staal kwam van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties, waar hij een opmerkelijk rapport over de toekomst van de Europese staalindustrie had geschreven. Directeur voor de Concurrentie (de zeer uitvoerige anti-kmielbepalingen van het EGKS-verdrag) werd R. Hamburger, die tijdens de Hidertijd in Nederland bescherming had gevonden, genaturaliseerd en hoofdambtenaar op Economische Zaken was geworden. Hij genoot groot gezag, de meeste probleemgevallen op zijn terrein lagen natuurlijk in Duitsland, dat moet toch voor hem een zeer merkwaardige professionele ervaring zijn geweest. Hij was onze senior en overleed in het ambt, speciaal van Duitse zijde werd hem daarbij veel respect betuigd. (Tussenbeschouwing)
HA
EU
AH
(Hoewel dit addendum hoofdzakelijk tot doel heeft de rol van personen, hun achtergronden, hun onderlinge verhoudingen, hun politieke orientaties en de relaties tussen verschillende nationaliteiten te belichten, kan ik over Hamburger schrijvend de verleiding niet weerstaan iets over de anti-trustpolitiek van de Hoge Autoriteit op te tekenen. Deze gaf in de HA soms aanleiding tot nogal verhitte discussies. Het EGKSverdrag telde, door MOill1et op Amerikaans advies aangedragen, voor Europa nog nooit gekende bepalingen op dit gebied. Voorloper waren, in het bezette WestDuitsland, geallieerde wetten die met name een sterke "ontvlechting" van de zware industrie (speciaal de "Verbundwirtschaft", de verticale integratie tussen kolen en staal betreffend) hadden verordoill1eerd. Dit had geleid tot een nogal sterk opgesplitste staalindustrie, en de HA viel de politiek ondankbare taak toe aanvragen tot herconcentratie van staalondememingen te moeten beoordelen, aan de hand van de criteria van art. 66 ("concentraties") van het verdrag. Hamburger bewerkte deze dossiers met alle objectiviteit en de HA moest een aantal concentraties op grond van het verdrag eenvoudig goedkeuren. Hun marktmacht moest nu trouwens worden beoordeeld tegen de achtergrond van de hele 'gemeenschappelijke markt', niet meer hoofdzakelijk de Duitse. Dat werd door de Gaullisten in de Gemeenschappelijke Vergadering (de "Assemblee Commune" van de EGKS) natuurlijk uitgebuit, zij beweerden dat uit deze
41.
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
• Edmund P. Wellenstein
UE
goedkeuringen bleek dat de hele anti-trust-politiek van de HA een pure fac;ade was, dat bleek immers duidelijk uit zulke goedkeuringen op rij ... (Michel Debre met name, de latere minister van de Gaulle). Met art. 65 (kartels) had de HA weer andere problemen. Het was de geallieerden nooit gelukt de gecentraliseerde verkoop van aIle Ruhrkolen (meer dan honderd miljoen ton) te decentraliseren. De EGKS erfde een verkoopsysteem van zes maatschappijen, maar met een centraal bureau dat in feite iedere concurrentie in de kiem kon smoren. Dit werd afgewezen, maar bleefvan kracht zolang er niets nieuws voor in de plaats kwam, en dat traineerde eindeloos. Vanuit de Ruhr, ook door de vakbonden, werd grote druk uitgeoefend, en het Bundeswirtschaftsministerium werkte weinig mee. Uiteindelijk werd een nieuwe structuur goedgekeurd, met drie verkoopmaatschappijen, een adviesraad en een kartel-controleur. Erg overtuigend werkte dat niet; de Fransen hadden inmiddels hun belangstelling verloren, hun ging het vooral om toegang tot hoogwaardige cokeskolen en die hadden zij intussen langs andere, directe, weg verkregen. De ironie van de geschiedenis was dat vanaf 1958, door de kolencrisis, de Ruhrkolen geleidelijk van dominant noodlijdend werden en het risico van centralisatie niet meer marktmacht, doch het uitstellen van de noodzakelijke sanering was.)
HA
EU
AH
UE
HA
EU
AH
Hamburger was een van de weinigen die onder MOllilet en Mayer een eenhoofdige directie had. Voor marktvraagstukken had Mormet zich aanvankelijk zelfs een driehoofdig collectiefuitgedacht, die al gauw de "Drie Koningen" genoemd werden; een Luxemburger, Rollman (de staalexpert), de drukbestendige, zeer loyale Duitser Dehnen, uit de kolensector afk:omstig, en de Belg Vinck, afk:omstig van het ministerie van Economische Zaken. Dagelijks driehoofdig leiding geven bleek al gauw niet doenlijk en het staal ging al spoedig een eigen leven leiden. De twee anderen vonden een praktische werkverdeling, beiden op het terrein van de kolenpolitiek. Transport werd door een Duits-Frans koppel geleid, beiden afk:omstig uit het spoorwegwezen; het zeer belangrijke Financien had een Franse directeur (de eerste uit het bankwezen, de tweede uit de "Inspection des Finances") en een Duitse adjunct (de eerder genoemde Skribanowitz, die in het interbellum in de leiding van de Centrale Bank van Letland (of Estland) had gewerkt en pas na de oorlog in Duitsland in het bankwezen terecht was gekomen). Bij Investeringen en "Productie" (technische expertise) waren Fransen, Duitsers en Belgen in de leiding. Statistiek stond echter onder eenhoofdige Duitse leiding (Wagenftihr, afk:omstig uit de statistische dienst van de Duitse vakbeweging). Z~er centraal stond de algemene economische directie, geleid door Mormet's persoonlijk staflid bij het "Plan", Pierre Uri. Buitengewoon intelligent, en door Mormet over alles geraadpleegd, bemoeide hij zich (als een van de redacteuren van het EGKS-verdrag) ook overal mee, vaak tot grote ergemis van de andere HAleden. Maar Mormet kon hem ook totaal negeren als dat zo uitkwam. Uri was een geheel a-typische Fransman, had weI de prestigieuze scholen doorlopen, maar had geen enkel gevoel voor hierarchie en tact(iek). Hij heeft met zijn grote kermis (ook talenkermis, hij sprak uitstekend Duits en Engels), mits birmen een gedisciplineerd kader, een grote bijdrage geleverd, maar het lukte hem niet bij de latere EEG, ondanks zijn grote rol onder voorzitterschap van Spaak in Val Duchesse, een soortgelijke positie te verwerven. Zijn adjunct was de Duitse econoom Regul, een rustig en bekwaam, constructief en zeer gewaardeerd medewerker, die Uri weI wat, maar niet heel veel, kon temperen.
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
HA
EU
AH
UE
HA
EU
AH
UE
Ook een zeer centrale rol speelde de juridische dienst, geleid door een duo waaronder de voortreffelijke Duitse ex-advocaat Krawielicki, die in de Hitlertijd Joodse landgenoten had weten te helpen (naar Zwitserland). Zijn Franse collega Gaudet kwam van de Conseil d'Etat en was Monnet aanbevolen door een van de twee eerste Advocaten-Generaal bij het Hof, de eminente jurist Lagrange. De Franse hoofdambtenaren bij de HA vormden een zeer diverse groep, allerminst een monolithisch blok gerecruteerd uit dezelfde "grandes ecoles". De meesten hadden een uitgesproken vooruitstrevend-katholieke inslag, er ontstond een actieve parochie met een eigen pastoor, Ie Pere Oliger. In Frankrijk zelfwas toen een belangrijke politi eke partij in vrijwel elke regering vertegenwoordigd, de Mouvement Republicain Populaire, met een soortgelijke inspiratie, die haar katholieksociale gedachtengoed in belangrijke mate ontleende aan de schrijver Jacques Maritain, al bekend in het interbellum. Schuman was er een exponent van, evenals Pflimlin (burgemeester van Straatsburg) en o.a. de Menthon. Samen met socialisten, radicalen (liberalen) en een aantal "Independants" (bijv. Rene Pleven, de auctor intellectualis van de abortieve Europese Defensie Gemeenschap) vormden zij de "communautaire" vleugel in het Franse politieke landschap, fel bestreden door zowel Gaullisten als communisten. Ook niet aIle socialisten waren voorstanders van Monnet's aanpak; zo had Ramadier tegen de EGKS gestemd, en poogde Parijs na Monnet's aftreden hem zelfs - vergeefs - tot diens opvolger te maken. Voor de Gemeenschap-gezinde franse politici was het dus een voortdurende evenwichtsoefening, die zij tot de Gaulle's aantreden wisten vol te houden. De ratificatie van het EEG-verdrag in 1957 was eigenlijk een klein wonder, door Guy Mollet als minister-president heel knap georkestreerd. Een jaar later zou dat niet meer mogelijk zijn geweest. Zijn medewerker Emile Noel, die wij later als "Secretaire Executif' van de EEG-Commissie terug zullen vinden, speelde daarbij een belangrijke rol achter de schennen. Hallstein was daar eigenlijk niet zo voor geporteerd en deed via Von der Groeben, het tweede Duitse lid van de eerste EEG-Commissie, een informele poging om mij voor die functie te interesseren. Ik wilde hen niet tegen mij innemen, maar zocht een tactische weg om daarbuiten te blijven, want het leek mij van eminent belang dat juist Noel, gezien de moeilijke Franse situatie, die post zou bezetten. Hij heeft daar lange jaren voortreffelijk werk gedaan, de Gemeenschap is hem vee1verschuldigd (na zijn pensioen werd hij de derde president van het Europees Universitair Instituut in Florence, als opvolger van Kohnstamm en Maihofer). De Franse ambteflaren die de opdracht hadden om aan het EEG-verdrag onder voorzitterschap van Spaak te werken hadden vele binnenlandse weerstanden te overwinnen (Euratom lag politiek veel gemakkelijker omdat Frankrijk zich op dat terrein dominant voelde). Zo ook mijn latere Commissaris Jean-Franyois Deniau die met de nodige institutionele scepsis te kampen had. Maar zijn delegatieleider Maurice Faure, die de politieke verantwoordelijkheid droeg, dekte hem volledig. De tactische prijs die voor het accepteren van een volledige douane-unie betaald moest worden was een zeer lange overgangstijd met om de vier jaar een verificatie of de liberalisering van de handel geen emstige marktverstoringen zou teweegbrengen, in welk geval de Gemeenschap correctieve maatregelen zou kunnen nemen. Sommigen in Nederland zagen dit als sabotage van het hele plan en verweten dat Maurice Faure, die heel nadrukkelijk zei dat op deze aanpak niet afte dingen vie!. Maar Faure aanvaardde ook, dat de beoordeling van de situatie aan de Europese Commissie toekwam, en de besluitvorming terzake aan de Raad. Daarmee was het risico van eenzijdig Frans ingrijpen uitgebannen. In de praktijk is er van zulke maatregelen nooit
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
• Edmund P. Wellenstein
HA
EU
AH
UE
HA
EU
AH
UE
sprake geweest (evenmin als van soortgelijke overgangsmaatregelen die onder het EGKS-verdrag mogelijk waren geweest). Integendeel: volgens dezelfde communautaire methode werd na negenjaar besloten de overgangstijd van twaalfjaar met anderhalf j aar te bekorten. Toen de Gaulle aantrad (1958) was dit alles geldend recht, en hij heeft dat nooit aangevochten. Spaak had Rene Mayer, de tweede president van de Hoge Autoriteit, verzocht om hem Franse deskundigen ter beschikking te stellen om te helpen de Franse gevoeligheden te omzeilen. Uri en Gaudet, en de tweede directeur-financicn van de HA, Delouvrier, werden daartoe - en om Spaak bij de opzet van het verdrag van Rome van advies te dienen - uitgeleend. Monnet stelde zijn medewerker Van Helmont ook ter beschikking. Mayer en Spaak telefoneerden vaak over de voortgang van het project. Daarin een poging te zien om eenzijdige Franse belangen massiefte bevorderen - zoals sommigen in Nederland meenden - is een miskenning van de werkelijke gang van zaken. De Franse tegenstrevers zaten in Parijs, niet bij Spaak in Val Duchesse. De Duitse protagonisten van de EEG speelden erop in (Von der Groeben, de Duitse onderhandelaar, werkte nauw samen met Uri), en Maurice Faure zag dat niet ongaame. Hij had overigens al veel eerder, bij de oplossing van het conflict over Saarland, zeer nauw contact gehouden met Mayer, zoals ook nu. Lagen de Franse politieke kaarten in de jaren vijftig moeilijk, ook de Duitse vonnden aanvankelijk geen "grand slam"-hand. De SPD had in de Bondsdag tegen de EGKS gestemd. Monnet deed er alles aan om hierin verandering te brengen. Via confrontatie kon dat niet, hij koos voor geleidelijke persuasie, en wei eerst via de vakbonden. Deze hadden bepaald belangsteIIing voor de sociale bepalingen van het EGKS-verdrag en door de benoeming van Potthoff (DGB studiedienst) bevorderde ook Adenauer dat. In de EGKS-Assemblee werkten de SPD-Ieden kritisch maar constructiefmee; Finet's belangrijke positie in de RA maakte dat ook gemakkelijker. De latere EEGonderhandelingen waren dan ook in Duitsland, anders dan in Frankrijk, geen omstreden zaak meer. De SPD werkte volledig mee in het Comite-Monnet, en ook daar bleef de vakbeweging een belangrijk element. In Italic was er helemaal geen probleem, integendeel: Europese integratie was er van de aanvang af een politieke "asset", zelfs de communistische partij was niet altijd fel tegen, zoals de Franse. Ook Belgic kende brede politieke steun voor de Europese integratie, al warenjuist de industriclen van de eerste concrete stappen (staal, maar vooral de zeer kwetsbare kolen) zeer bezorgd over de liberalisatie van de markten. En Nederland? De oudere politieke generatie in Nederland was misschien - met Frankrijk in bepaalde milieus - de meest sceptische van de oorspronkelijke "Zes", niet op het parlementaire vlak, maar in de regering en - voorallater bij de EEG - in invloedrijke economische kringen (Rotterdamse Kamer van Koophandel: Van der Mandele, Udink). De voordelen van de EGKS, vrije toegang tot de Duitse kolen tegen niet-discriminerende prijzen, vrije staalhandel, waren essentieel voor de wederopbouw en konden onmogelijk worden afgewezen. Maar de politieke constellatie beviel de oudere generatie ministers allenninst, zowel de samenstelling van de groep (geen Engeland) als Monnet's idee van een onafl1ankelijke Roge Autoriteit, los van de nationale regeringen. Daarom voerde Nederland in Beneluxkader de gedachte van een Raad van Ministers in, die in het oorspronkelijke Franse voorstel geheel ontbrak. Ret streven om de RA aan die Raad ondergeschikt te maken (dat bij sommige ministers zeker leefde) was echter niet te verwezenlijken en trouwens in strijd met de voorwaarden waarop de onderhandelingen door Frankrijk gestart waren. Ret is de grote verdienste van de N ederlandse onderhandelaars geweest
45
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
HA
EU
AH
UE
HA
EU
AH
UE
een tussenvorm uit te werken die de HA onafhankelijk (ook financieel!) liet, maar ook in een constante dialoog met de regeringen in de Raad, soms aIleen "consulterend", soms ook afhankelijk van de instemming van de Raad met gekwalificeerde meerderheid (de stemmenweging was een functie van het belang van de twee sectoren in ieder land). Dit invoegen van een Raad van Ministers in deze bijzondere structuur, is zonder twijfel een belangrijke politieke verbetering van de aanvankelijke Franse plannen geweest: een geheel in het luchtledige werkende HA zou stellig tot te grote politieke spanningen hebben geleid. Monnet gaf dit in de onderhandelingen ook ruiterlijk toe: "il faut les mouiller" (d.w.z. de regeringen via de Raad). Zo kon het institutionele model, ook wat betreft het Hof en de Assemblee, mutatis mutandis later de inspiratie vormen van de bestuursstructuur van EEG en Euratom. Hoe zat het nu met de verdragstrouw van Nederland, dat andere landen er al gauw van verdacht het daarmee niet zo nauw te nemen? Op een punt scoorde ons land zeer slecht, n.l. bij de transportpolitiek, die in de EGKS uitging van bekendmaking van de transportkosten. Dat moest ook weI, want bij de c.i.f.-prijs van zulke zware produkten als kolen en staal speelden de transportkosten een beslissende rol en de prijsregels van de EGKS waren gebaseerd op het "basing point system" en prijsaanpassing aan de CIF-prijzen van concurrenten. Nederland kende geheime spoorwegcontracten en Spierenburg had de grootste moeite om de minister van Verkeer en zijn ministerie tot enige medewerking te krijgen. Ook de Rijnvrachten lagen moeilijk, maar daar was een beurs voor, dus weI enig inzicht in de gangbare prijzen. Opmerkelijk is dat deze Nederlandse moeilijkheden ook een rol speelden bij het uitwerken van het EEG-verdrag. De haven van Rotterdam had grote zorgen over de gevolgen van een gemeenschappelijke transportpolitiek. Hieruit vloeide het opmerkelijke derde lid van art. 75 van het verdrag van Rome voort. In lid 1 van dat artikel was gesteld dat de besluitvorming na de tweede etappe van de overgangstijd op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid in de Raad plaats zou vinden. Doch het derde lid bepaalde in afwijking daarvan dat eenstemmigheid nodig was als "zowel de levensstandaard en de werkgelegenheid in bepaalde streken als het gebruik van het vervoersapparaat emstig aangetast" zou kUlmen worden, zij het weI "met inachtneming van de noodzaak van een aanpassing aan de economische ontwikkeling welke voortvloeit uit de instelling van de gemeenschappelijke markt". Deze nogal cryptische bepaling stelde de Nederlandse regering (en uiteraard aIle andere) in staat om naar eigen goeddunken de eis van eenstemmigheid in de Raad in te roepen. In zoverre was zij dus een voorloper van de Gaulle's eis om erkend te krijgen dat in afwijking van de normale verdragsbepalingen eenstemmigheid verlangd kon worden als het naar het oordeel van Frankrijk (en uiteraard dus ook van aIle anderen) ging om een "question tres importante" (niet om "vitale belangen", zoals later vaak is beweerd). Bij mijn weten is deze hybride bepaling door Nederland nooit ingeroepen; zoals ook zoveel vrijwaringsmaatregelen waarop Frankrijk had ge'insisteerd nooit ingeroepen zijn. "De mens lijdt 't meest/door het lijden dat hij vreest." Een andere Nederlandse zorg was protectionisme van de Zes: het gemeenschappelijk douanetariefwerd berekend als rekenkundig gemiddelde van de vier douanegebieden: Duitsland, Frankrijk, Italie en de Benelux. Voor veel Fransen was dit al een griezelige tariefafbraak; voor de Nederlanders een (eerste?) stap naar afscherming van de buitenwereld, i.h.b. Engeland en Amerika. Van der Mandele wijdde er een benauwende column in ESB aan, maar de Amerikaanse ambassade spoorde de Nederlandse regering aan het verdrag te aanvaarden, ondanks de verhoging van de Benelux-douanerechten (en van de Duitse) met enkele punten. Ook hier pakte de
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
praktijk heel anders uit dan de Franse en de Nederlandse "doomsayers" vreesden: het ontstaan van een nieuwe "ebenbtirtige" handelspartner met een eigen douanetarief en onderhandelingsbevoegdheid voor de Europese Cornmissie deed president Kennedy besluiten een wereldhandelsronde van ongekende breedte te lanceren, die nog voordat het gemeenschappelijke douanetarief gedurende de overgangstijd van kracht was geworden de Gemeenschap op een veel lager beschermingsniveau deed uitkomen, lager zelfs dan het Benelux-tarief. De Gaulle, die direct bij zijn aantreden als (eerste) minister-president dynamisering van de Franse economie op zijn program zette, en met de "nieuwe franc" monetaire stabiliteit teweegbracht, kon dit alles ondanks zijn retoriek tegen de "apatride" Eurocraten (gelij k de "Vaterlandslose Gesellen" van Bismarck!) goed gebruiken en liet Brussel begaan. Tot Rallstein's Cornmissie naar zijn smaak te ver ging.
De "lege stoel" van Frankrijk
HA
EU
AH
UE
HA
EU
AH
UE
Te ver betekende voor de Gaulle dat de Gemeenschap te veel macht naar zich toe dreigde te trekken door de financiering van de kersverse landbouwpolitiek niet door de nationale regeringen, doch door de Gemeenschapsorganen, en daarbij ook door Cornmissie en parlement 0), te laten regelen. Dit was geheel conform de bepalingen van het verdrag, maar moest nog in precieze teksten worden vastgelegd. Landbouwverordeningen vielen daarbij onder besluitvonning met gekwalificeerde meerderheid in de Raad. Ret Franse Commissielid Maljolin had weI gewaarschuwd, maar zijn collega Lemaignen steunde Rallstein en Mansholt volledig, ook in de publiciteit. Lemaignen deed aan Daum bij de Roge Autoriteit denken: afkomstig uit de top van het "patronaat" (de werkgevers) had hij de moed een in zijn milieu niet populaire functie aan te nemen en zijn onafhankelijke positie met kracht - ook naar buiten - te onderstrepen. AIle Franse vertegenwoordigers werden uit de Brusselse organen teruggetrokken. Wie won uiteindelijk? Ret wordt meestal zo voorgesteld alsof de Gaulle de overige Vijftot een compromis wist te bewegen, het "compromis van Luxemburg". Zo noemden de Gaullisten het ook graag, maar het was geen compromis over de inhoud, doch over een tekst, waarin men vaststelde het oneens te zijn en te blijven. Erger voor de Fransen, hoewel vrijwel onopgemerkt, was dat een tiental Franse eisen t.a.v. het gedrag van de Commissie in verhullend taalgebruik in feite werden afgewezen. Daaronder de cruciale eis dat de Commissie nooit belangrijke voorstellen (meer) zou doen zonder zich voorafvan de aanvaardbaarheid te hebben vergewist. Slechts enkele totaal onbelangrijke, zelfs ridicule punten, zoals volgens welk protocol ambassadeurs van "derde landen" (landen buiten de Gemeenschap) ontvangen moesten worden, werden echt geregeld. De rest van de Franse "decalogue" stierf een stille dood: Frankrijk had de Gemeenschap evenzeer nodig als zijn partners. De Gemeenschap kon weer verder, de "fusie van de executieven" kwam rond, de Kennedy-ronde werd afgerond, de landbouwpolitiek voltooid en in 1970, onder president Pompidou, ook het "eigen middelen"-besluit van de Gemeenschap, met begrotingsbevoegdheden voor het Europees Parlement, aanvaard. Ook de eerste uitbreiding van de Gemeenschap, door de Gaulle tweemaal tegengehouden, kwam toen op gang. Was de "lege stoel" slechts een rimpel in de vijver geweest? Neen, toch niet; maar dat lag niet aan de tekst van het z.g. "compromis van Luxemburg", doch aan de schroom die intussen aile lidstaten toonden om meerderheidsstemmingen te verlangen.
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
Edmund P. Wellenstein
HA
EU
AH
UE
HA
EU
AH
UE
Stond de Gemeenschap tijdens de "lege stoel" geheel stil? Neen, dat ook niet. Collusie in het intussen ontstane netwerk, van ministers, maar ook van ambtenaren, zorgde dat dringende zaken in de z.g. "schriftelijke procedure" werden besloten. De Vijfkwamen bijeen, stelden vast dat de Franse collega afwezig was, werden het eens over iets en droegen de secretaris-generaal op in Parijs na te vragen of men er ook mee instemde. Toen het toenrnalige Franse lid van de EGKS-coordinatiecommissie niet meer naar Luxemburg mocht komen, nodigde hij mij op de lunch in Parijs, wij stelden een lijstje van te nemen besluiten op en die werden daama in de schriftelijke procedure aangenomen. In Nederland waren de twijfels over het belang van de Europese integratie verstomd, de landbouwpolitiek legde ons geen windeieren, de industrie beleefde ongekende voorspoed. Men sprak niet meer over de lage lonen-politiek, die bij de ratificatie van het EEG-verdrag zo'n grote rol had gespeeld (zouden wij die kurk van ons welbevinden in zo'n douane-unie wei kunnen handhaven?). En Rotterdam bloeide, zonder gebruik te hebben gemaakt van art. 75 lid 3 EEG. Nederland had in die jaren dank zij de EEG (Euratom speelde al gauw nauwelijks een politieke rol meer) een ongekend sterke diplomatieke positie. De Benelux was in het kader van de Zes een onrnisbaar element, en Nederland speelde daar de eerste viool, al werd bij ons het aandeel van Belgische ministers als bijv. Harmel weI eens onderschat. Luns, zeker niet zo'n bevlogen "Europeaan" als Beyen, had door zijn zeer sterke "presence" en lange ambtsperiode een heel sterke positie, door Spierenburg als Permanent Vertegenwoordiger uiterst bekwaam voorbereid en ondersteund, om diens zeer kundige adjunct Ch. Rutten niet te vergeten. De Franse Permanent Vertegenwoordiger, Boegner, genoot van de debatten met Spierenburg, en gaf een speciaal afscheidsdejeuner bij het vertrek van Rutten uit Brussel eind jaren zestig, wat hij protocollair zeker niet geacht werd te moeten doen. De Frans- ederlandse discussie was vaak heftig, maar meestal respectvol en nooit vijandig. In deze context yond de ontknoping plaats van het Fouchet-plan, de poging van de Gaulle om de Gemeenschap onder de vleugels van een intergouvemementele constructie, met de regeringsleiders aan het hoofd, te plaatsen. Luns ging de geschiedenis in als de politicus uit het kleine land die de grote de Gaulle het hoofd bood, en ook Adenauer contrarieerde. Vergeten wordt weI eens dat Fouchet door zijn arrogante optreden (in naam immers van de generaal!) de anderen intussen behoorlijk gei'rriteerd had, en dat de breuk kwam toen Fouchet in de eindfase een al bijna geaccordeerde tekst met eenzijdige Franse amendementen geheel van teneur poogde te doen veranderen (in opdracht van de Gaulle persoonlijk). Deze "forcing" leidde tot de breuk, definitief; Nederland stond toen niet alleen. In feite was het een flagrante nederlaag van de Franse diplomatie. Men zegt wei eens dat wij eigenlijk later, onder Giscard's presidentschap, ongeveer hetzelfde hebben aanvaard wat de Gaulle niet gelukt was, n.!. een centrale positie inruimen voor de Raad van regeringsleiders, de z.g. "Europese Raad". Dat is echter niet juist, de positie van die Raad is binnen het verdragssysteem, niet erbuiten en erboven, en ook niet omgeven met een netwerk van intergouvemementele structuren die de communautaire struktuur geweld aandoen. Onder de bestaande verdragsregels behoeven die communautaire verworvenheden zich helemaal niet door de intergouvemementele elementen van de Europese Akte (1985) en van de verdragen van Maastricht en Amsterdam (1991, 1997) te laten verdringen, zoals de Europese Commissie onder het voorzitterschap van Jacques Delors duidelijk heeft getoond. Een daadkrachtige Commissie maakt maximaal gebruik van de impulsen en orientaties die
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union
• Edmund P. Wellenstein
HA
EU
AH
UE
HA
EU
AH
UE
de Europese Raad verschaft, maar zelf (anders dan de Gaulle voor ogen stond) niet in praktisch bestuurlijk handelen kan omzetten. Een politiek alerte Commissie (die immers via haar president aan de Europese Raad deelneemt, samen met een deskundig lid) heeft ook de mogelijkheid om discreet maar doelgericht consensus in die Raad te stimuleren en te helpen formuleren (ook heel anders dan de Gaulle voor ogen stond, die daarvoor een eigen secretariaat - Fouchet? - op het oog had). Maar met deze bespiegelingen heb ik het terrein van "oral history" al te ver overschreden, dus eindig ik hier.
© Archives historiques de l'Union européenne © Historical Archives of the European Union