DC
r'lF:l:lT
\$ i.\vi
ll,
2 ERICA, l2de jaargang
Dit is
numûer
drie, uitgegeven in septeaber
1984.
Erica is de drienaandelijkae uitgave van de Werkgroep Lirnburgse Natuurgidsen. De Vereniging ie aangeeloten bij Nal, NatuurbeschermingsActie Lis¡burg en bij Nationaal Verbond voor Natuurbescherming. Voorzitter: Roger Schoebben, Dorpeetrast 62, 3742 Eígenbilzen. oll/4r.31.86. Alg.Secretariaat: Cécile Ulenaersrsteenweg Linde 66, 357O Peer. ort/73.52 ,79 , Penningmeester : idem. Rekeníngnurner 235-OOIO248-75. Wandelprograo:Annemie VerheydenrNaæee Steenwe g 245, St-Truiden.
olr/68.40.60.
Redaktie: A1le leden van de Werkgroep Lirnburgse Natuurgidsen en andere. Redaktieraad: Theo DreesenrNeeroeterenafraat 53 ,3 671 Opoeteren. Oll/86 .43.54. Silvaen JanasenrDenneetraat 6, 3 660 Opglabbeek. Orl/85.49.06. Cécile UlenaersrSteenweg Linde 66 ,3 570 Peer. OLI/73.52.79. Annemie Verheyden,Naæsè Stwg 245 ,3 8OO St.lruiden. Olt/68.40. 60. Samenstelling, Vorngeving en productie: Jef Lei je een, Overpelt. Titelkarikaturen: Dan Jacob, Spalbeek. Druk en bundeling: Fæilie Van Houtte, Genk.
Erica verechijnt op 2l mtart, 2t juni, 2l september en 2l december. Copij bínnen op 15 februari, 15 rnei, 15 auguetus en 15 novenber. Geheel of gedeeltelijke overname van srtikelen uit deze uitgave is alleen toegestaan ten dienete van de natuurbescherming en na contact met de auteurs.
Meningen, stellingen en uitspraken in deae uitgarre, etrijdig r¡Et de doelstellingen van de l{erkgroep, worden na beraod door de redakrieraad van cotrnentaar voorzien. Recht op anteroord is evenwel ten allen tijde gewaarborgd. De l,lerkgroep Limburgee Natuurgideen
draagt Jaargang 1984 op aan Hernan Delau-
noie (+) als poethtne hulde en uit dankbaarheid voor zijn inzet en werk ten voordele van het Natuurbehoud in Vlaanderen.
2. Inhoud. 3. Alzo aprak de voorzitter 4. Vormingsactiviteiten. 4. t¡i j wandelen net. 5 . Herf s tgect icht . 6. Dag lieve mensen. Jonggeleerd, oud gedaan:
8. Evolutie lI. 10. Spoorwegen, fauna en flora 3. 19. Big brother r¿ist het 3. 20. Ecologisch Hirosjima 3. 24. Even grirnlachen 25. 25 jaar vogelstand 3. 28.. Omdat bo¡nen belangrijk zijn.
nnhoud
Verder met de natuur: 30. Biotogisch-dynuriech tuinieren. 32. Dat was het. 34. Zeeland 3. 36. In de randgebieden 3. 38 Even glimlachen. 38 Seizoenenkring. 39 Natuurkruiswoordraadse 1 .
3
elzo sprek de voorz[ttcr
¡
W
Beste,
aLs Je dit leest ligt de vakantie alweer een paar maanden achter Je. wiJ hopen dat het een tijd geworden is qn alweer J.ezeLf, te ziJn. steeds sta ik er van te kiJken hoe mensen tfJdens hun vakantie andere, nieuwe mensen ziJn. Zowel Jongeren aIs volwassenen worden gegrepen door de sfeer en doen dingen waar ze anders ln de verste verte nog niet eens aan denken. Jongeren maken lange trektochten. Volwassenen, die anders de auto gebruiken om even een boodschap te doen qn het hoekJe, trekken er gemotiveerd op uit voor kilometers lange wandelingen.
Diezelfde volwassenen, die in de dagelijk se sleur en slenter in hun nuchter cliché zitten, spelen opnieuw met hun kinderen, sporten opnieuw, kunnen opnieuvr in bewondering staan voor een nietlg plantje of insect. Ieder wordt opnieuw wat meer zichzelf, wat meer mens en durft ook zo naar buiten te treden Mis.sctrien zou het in deze bizarre tijd goed zijn altijd een beetje te leren leven aIs tiJdens de vakantie Iemand van onze natuurgidsen zeÍ mlj eens: "rk heb er geen behoefte aan om op verlof te gaan. Ik leef altljd zowat in die sfeer waarin het dageJ.iJks leven miJ voldoening en ontspanning schenkt." I'k houd hier geen pleidooi tegen verlof , integendeel. Het zou alLeen fijn zijn indien wiJ in het dageliJkse gedoe een klein beetJe van deze vakantiemens zouden meedragen. Door onze wandelingen kunnen wiJ als enthousiaste natuurgids hiertoe mlsschien een klein steentJe biJdragen. Namens
het bestuur:
Roger Schoebben, Eigenbilzen. Voorzitter van de Werkgroep Limburgse Natuurgidsen.
4
rRN nngsectnv[tcntcn 19 oktober: DIA-AVOND EN VOORDRACHT OVER PADDESTOELEN. Op deze vrijdagavond zullen André Vandegande en Luc Lenaerte, t$ee fervente nycologen, ons met woord en beeld aangenaett en nuttig onderhouden orrer paddeetoelen, hun voorkøen, hun schoonheid en hun giftigheid. Deze dia-avond víndt plaate te Genk Ín Hotel l,lajeetic, Europalaan om 2O.OO uur.
2l
october : PADDESTOELENT{AIfDELING. Nu kunnen we toepaseên \rat rJe op de dia-avond hebben geleerd en nat rre vinden in de natuur, een goede herhaling.voor onze pao verirorverì kennis. Leiding: André Vandeeande en Luc lænaerts. Iæes: Dgt was het. Samenkøst: 8.45 uur Genk Station, 9.OO uur Parking Kasteel Bokri jk. Einde: 12.OO uur, 18 november: ?EEI"AI{DREIS Ale de belangetelling voldoende groot ie, kunnen ere een bus inleggen. Zonie gaan we uet eigen venroer. De prijs van de bt¡sreis bedraagt ongeveer 3O0 frank en ie van te voren te betalen door storting op Cécile, zie nu¡nmer voorin. Zeel'and ie altijd meer dan de uroeite waard, vorige uitstappen bewezen dat ruimgclroote.' Iüiìchpakket, laarzen, regenkleding beelist nodig. Suenkqnst: Haesett Kanaalkø 7.OO uur. Terug omstreeke 2O.0O uur. Samenstelling: Havee, Imen.
oo
,.
0J
dc[cn nnct 30 sept: Beverlo, Haneberg. Gide: Milieugroep Bero. 14 uur: Kapel, ZuidetraaÈ, Beverlo. 07 octo: Herfstwandeling op Hengelhoef, Gids: Florent Van Brabant. 9 uur: ParkÍng van het l(asteel tlengelhoef , Houthalen. 07 octo: Beveret, l(asteel van Schoonbeek. Gids: Edgard Stevens. 13.45 uur: Kerk van Beverst, Bilzen. L4,OO uur porking Schoonbeekstra 07 octo: Vloei¡¡eiden te l¡mel-Kolonie. Gids : Noord-Lirnburgee Natuurgidsen. 14 uur: einde Koloníestraat, Lo¡¡nel-KoLonie. (Laarzen, geen honden). 07 octo: leeeenderlo: Wendelzoektocht. Gids : t{erkgroep Ecologie Teeaenderlo. 14 uur aan het $osnueeum te Gerhagen, Tessenderlo. O7 octo: Hoefaart, Eigenbilzen:naald- en loofbos rvijvere.Gids :Roger Schoebben, 14 uur, Ingang links van de weg Eigenbilzen-Gellik.
lste bocht voorbij de brug over het Albertkanaal.
5 14 octo: Borgloon en deetgemeenten. Gíde:Fam. Ceelen, M.HendrikxrW.Van ReueeI. 14 tn¡r: Speelhof Borgloon aan de kerk. 21 octo: Engebergen :paddestoelenwqnde ling. Gids : l{erkgroep EcologÍe Teseenderlo 14 uur: Kiewítshoeve, Engebergen, Teseenderlo. 28 octo: Paal, HolLe wegen. Gíds: Milieugroep Bero. 14 uur aan de lGrk te Paal. 04 nove: Beverst: Staatsboeeen. Gide: Edgard Stevene. 13.45 uur: Kerk Beverst, Bilzen. 14 uur: Parking Schoonbeekstraat. O4 nove: Vloeiweiden te Iostel-Kolonie : zíe 7 october. 11 nore : Borgloon en deelgemeenten: zíe: 14 ocÈober. 25 nove: Korepel: beekvallei en boseen. Gids: Milieugroep Bero. 14 uur aan de l(erk van Korepel te Beringen. 02 dece: Beverts, Staatebossen . Zie.4 nor¡ember. 02 dece: Vloeir¡eíden te lomel-Kolonie, Zíe 7 october. 09 dece: Borgloon en deelgenreenten . Zíe 14 october. l6 dece: lessenderlo: Sluitingewandeling Liebroek. Hist,orie en Legende. Gide : t{erkgroep Ecologie Teesenderlo. l4 uur aan de Electríciteitscabine, Schoterweg, lesBenderlo. Samenstelling:
Annemie Verheyden,
St.lruiden.
WANDELINGEN
ZIJN DE FILTDRS VAI{ DE GEDÀCHTEN. Oosters spreekwoord.
Zaterdag 3O october: BEHEERSI.IERKEN op de BORGGRIwEVIJVERS. Samenkomst op de Genkersteenweg aen het Parkhotel on 9.0O uur. Gereedschap: krmme riek en schoep. Laarzen vereiet tegen natte voeten. Zaterdag 1O november: IDEM. Om de waarde van het landschap van de Borggravevijvers te tonen en het nut, van beheergwerken te onderlijnen wordt een wendeling georganiseerd. Saænkmst: 9.OO uur san het Ontr¡oetingscentrr¡¡n De Borggraaf, Borggravevijverstraat, lüaeselt. Gidsen: Ìlien Verdíngh, t{illy Barthels, André Vendeeande. Organisatie: Groencqnitee, Haeeelt . HERFSTGEDICHT:
MiJn spoor 1s zoek,
deel 5.
Ik kan nog nauwelijks mijn zinnen echikken in hun gerroon, geprogratreerd profíel. Mijn hart is bang en mijn gedachten schrikken voor echaduwen en twijfels in mijn ziel. Ik zit ale 't ware in een sloep te nrikken verloren, etuurloos op een donker meer, en in nijn hart voel ik aanhoudend prikkenr-
de echerpe angele van een zéér oud zeer. Armand Ruthgeers.
I o
J
a.
n
ô
t, ,(
),
,'L
Groei van kennis en inzicht draagt bij tot reepect voor het bedreig de. Erica 84 biedt daarvoor vaste bijdragen over Evolutie en Zure Neerelag, Bom- en Vogelkennie, Miskende natuurgebieden, Biologiech telen en Tuinplanten, Verelaggevíng en Níeuvsgaring. Met dank aan alle auteurs. J.L.
cvo[utnc HOOFDSTUK
j.n beslag.
EVc'LTJT¡E
ELF: Grote gewervelde dleren nemen voorgoed het land
Uit bepaal.de zeer oude a¡ufíbieën ontstonden de reptielen: krokodillen , elangen, hagedisoen en schildpadder¡.Deze dieren zijn gedurende lange perioden de heersers op aarde geneest en gaven aanleiding tot het ontstaan van de vogele en de zoogdieren. De belangrijke stappen voorwaarte in de evolutie waren het tot stand konen van een naterdichte huid en de vorming van eieren met, een water dichte eierschaal. Vandaar dat nen reptÍelen vaak op de meest droge plaateen ka vrat ook een goeaantreffen. De harde huid ie bedekt net echubben en platen , de bescherning vormt. De buitenste hoornlaag groeit niet u¡ét het dier mee en moet daarom af en toe afgêworpen r¡orden (vervelling). ReptieLen zijn, zoale alte voorgaande groepen, koudbloedige dieren en kunncn dua hun lichaamstemperatuur niet zelf conetant houden zoals vogels en zoogdieren. Ze kunnen hun eíeren niet zelf uitbroeden. Deze worden dasrom ofwel onder een hoop rottend. plantenmateriaal gelegd en op die wijze door rottingewarmte toÈ ontwikkeling gebracht, ofwel aan het zonlicht blootgesteld. In het laatste geval zaL de elang in kwestie haer eíeren wel beecherrren door zich er rond te Leggen. tbokodillen begraven hun eíeren onder een hoop plantenafval. maar blijven wel in de buurt van het nest om ze te bewaken. Als de jongen gaan uitkomen geven eeî tkikr en dan wordt het nest Coor de moederkrokodÍl open ge"e trokken, zodat de jongen genakkelÍjker naar buiten kunnen k<¡sren. Het eiþenaardige aan reptieleieren ís dat de echaal een gans andere structuur heeft dan die van een vogelei. Ale je op een vogetei wat te hard drukt, is het voorgoed etuk; de echaal van een reptietei daarentegen ie eerder leder- en perkanentachtig dan brooe. Je moet daaro¡n niet verwonderd zijn als j.e een elangenei vo1 blutsen en deuken ziet. . .. 15O niljoen jaar geleden kenden deze dÍeren een hoogtepunt. Van enor¡æ reptielen zoals de dinaoeaurieëre serden eceletten teruggevonden. Doot deze te vergelijken met bestaande diereoorten kon men veel besluiten trekken over de voedeelgewoonten van deze maetdonten. Vele van deae echrikaanjagende, en tot de verbeelding eprekende dieren bleken vreedzame planteneters te zijn. Ongeveer IOO rniljoen jaar geleden gtierven deze dieren uit, de oorzaak ligt waarechijnlijk daarin, dat ze zíc}l. niet hebben weten aan te passen aan de veranderende
o¡lstandigheden op aarde. In die perioden begonnen de íjetijden i¡mers, wearbij om nog niet geheel opgehelderde ometandigheden en oorzaken kouder werd. De grote koudbloedige reptielen hebben deze koude waarschijnlijk niet kunnen overleven en zijn misschien juiet daarom van de aarde verdwenen. Toch ie het verkeerd deze reuzen als een mielukking te beschouwen. Vele niljoenen jaren geleden waren zíj de baes op aarde, wij menaen leven amper één niljoen jaar op dezeplaneet. Toen de dinausauriërs etílaan vcrdwenen kwamen t,eee andere diergroepen meer en ûeer op de voorgrond: de vogels en de aoogdicren. Beide zijn in staat door een rneer ontlrikkelde bloedsonloop dan alle voorgaande diergroepen hun lichaamstemperatuur constant te houden. Omdat deze temperatuur in vele gevallen hoger ligt dande orngevíngste¡¡pratuur noemt nen ze warmbloedige díeren. Mits voldoende voedeel, konden ze dus ook in koudere etreken in leven blijven wet tegenover de grote rept,íelen een voordeeL r¡as
het klínaat
Over vogels...... gaarschíjn.lijk ontstonden de vogele en de zoogdieren beiden uit verschillen de reptielachtige vooroudere. De zoogdieren zouden reede ongcveer 2OO niljoen jaar op aarde beetaan, de vogele iets rûinder lang. A¿nvankelijk leidden de zoogdíeren een teruggetrokken beetaan en rùaren het kleine dieren ter grootte. van een Spíterruie. L€ter, pae bij het verdwi jnen van de reptíelerL¡eerschappij
hebben de zoogdieren een enorße vormenríjkdom ontr¡ikkeld. Tuseen vogelo en reptielen zou Archeopteryzt de foesiele sclìakel vormen. DÍt ,vogelreptiel? bad i¡mrers zowel reptiel- als vogelkenmerken. Het had klauwen a¿n de voor- en achterpoten en tanden in de bek. Verder werden er rond het foseíel in het geeteente allemaal afdrukken van veren gerronden' En hierover ig men het op de dag ven vandasg nog eens: of een dicr kan vl.iegen of niet, âls het pluimèn heefi dan ie het een vogel. Dat is het kenmerk dat vogela van alle die-
ren onderscheidt.
a O.-
t
de fossÍe1e schakêI: Archaeoptericx.
'Vogela leggen evenale reptielen eieren, maar broeden deze net hun eigen lichaamstempeÍatuur uit. Het b,roedzorggedrag van vogels is enorrn boeiend en eigenlijk kan oen over vogele ín het algereen uren.praÈen. Br zijn vogeleoorten die etrikt apart in paar voor nageslacht zorgen (b.v. llinterkoning, Roodborst.. Anderen voræn koloniee van duizende índividuën, waarbij elk paartje toch een eígen døein heeft waar de anderen buiten moeten blijven op gevaar van een pik of een knauw te krijgen (b.v: Jan van Gent). Vele eoorten vertonen prachtíge verenkleden. Vooral in de voortplantingstijd komen de mannetjee ín hun prachtkleed de vrouwtjee het hof naken. Fazanten zijn hierbij elechte vaderei ze zor
I
10
gen etel dat er nageslacht komt, naar het wijfje mag de eieren ten slotte zeLf uitbroeden en de jongen grootbrengen. Er zijn nog veel vogelaoorten bekend waarbíj de mannetjes met elkasr wedijveren in rechoonheid' (b.v. de Kôrhoen). De wijfjee auLlen er ten slotte bij zulke baltsceremonie rde begter uitkiezen oß mee te paren. EvolutisG gezien is dit erg belangrijk: een mannetje dat het beet kan pronken, de prachtigsre kleuren lreeft en het eterket op de voorgrond treedt, ie meestal het dier net de meest gunetige eigenechappen voor het voortbegtaan van de soort. Het baltsgedrag (zo noerût men het het pronken van vogele en díeren ín het aLgemeen) is rmarschijnLíjk ontstaan om zulk mannetje ten slotte voorrang tc geven, m<:t een wíjfje te paren en zíjn (goede) eigenschappen aan het nageslacht door te geven. Ilij Korhanen blijft het hierbij dan ook.,.. Er bestaan ook enorm veel verschillende gedragingen om een eígen terrein te bemachtigen en te verdedigen. Ìlen noeu¡t dit terrítorir.ungedrag en het gaat vaak gepaard met zang en echijngevechten. De rode borst van een Roo{boret bij voorbeeld echijnt irierin een voornane rol te epelen. I{anneer men in het
aangevallen.
Tekst: I(rie Struyf, Berchem. lekening: Dan Jacob, Spalbeek
nnnskcnd
a
netuur.cdcn o
ST)OORWEGEN,
FAUNA EN FLORÀ: DEEL DRIE.
STRÀTEGTEEN OP DE SPOORWEGBERIITEN.
1. Inleiding.
lpoorweg-bernen zijn dikwíjls een voorbeeld van een zeer jonge vegetatie. Dit houdt in dat deze vegetatie nog niet tot evenwicht ig gekomen: voortdurencl konen er nieur.¡e planten bij, terwijl andere, de tpassantenr, eruit verdwijnen. Het al of niet voorkomen van deze planten hangt gamen Det de milieu<xostarrclighe-
den. Ieder nilieutype lreeft zijn eigen plantenaoorten. Het spoorwegmilieu, dat een synanthrope vegetetie bevat,wordt gekenmerkt door een retruggle for lifet, ale gevolg van de aanwezigc strategieQn Belangrijke vragen die men zich kan etellen zijn de volgende: -t{ie kan zich het vluget ves.tigen in zulk milieu? -Wie kan zich onder de .çtress en de dynamidk van dit milieu handhaven'/ -Wie haalt de bovenhand bij concurrentie? Vandaar ook dat we in dit practisch gedeelte op zoek gaan naar de processen die strrrctuur en saúenatelling van de vegetstíe bepalen. Onder structuur van de vegetatie verstaan we de ruíntelijke ordening van de plantenindividuen van een fytocoenose (Arnolds, 1979) (6). Wefke st\ructuur de vegetatie aanne€mc is afhankelijk van talrijke factoren: het rrortelstel, de verspreidingswijze, de hoogte van de plant, de voedíngsvereÍsten, de levensvormr...Daarnaaet epeelt de rbedekkingsgraad vsn de plant een belangrijke ro1.
11
strategieën zoale ðrine ze noemt, zijn nauw verrlant net elkaar; verandeverandert. ring van één component uit het milieu kan maken dat het vegetatietyPe wortelkruiperrde diep (Urrica 7O cm door zijn L.): dioica Bv. Grote Brandnätel dominante een weldra voedseloPname een snelle door L. dioica stok zal Urtica de eliminaplant worden. llet optreden van strese en verstoring houdt enerzijdo de selectie en anderzíjds hoge ccmpititienogelijkheid tíe in van soorten met díe in m88r cmpetitienogdlijkheid' lageie een over van soorten die beschikken (etresstolerantie, rustaat zíjn te or¡erleven oàder deze etrãss of verstoring De
deralen).
Schena:
Dominant
Ccmpetitor
verstorlng--t
geen Stresa Stress S
tre s s-tolerator
vers toring
à4"."1".,
op de bermen' In het volgend çdeel.te worden de str¡tegieën, aangetroffenbekijken we de lenslÔtte voorbeelden. aantal een de trsnd van geillustreerd aán tegroeiing van ae perrorrplarreieels en sPoren-en gaan ook na of de begroeiing ,r"ã zuia.t- of een noorderhellíng verschÍlt ' ""n 2, Canrpetitors . De concurrentiekraclrtige planEen zijn in staat cßl gedurende de gunstige Pedat ze meestal riod e de voedselbronnen snel te verwerven, wtt met zich mee brengt gekar akteriseerd worden door een gr oot blsderdak en worteloPP ervlak- De meeete cmpetitiefbermen bieden dankzij hun grotc dYn aniek vooral levensruimte aan lage ãi-n-aañ gesteld bloot die planten' zijn ruderalen. Conpetitief-ruderalen van gtress en waarbij de compe titie beperkt is door een gema tigde inteneiteít dus duidt oP de verstoring. Ze beschikken allen over rhizø¡en of( stolonen watAl deze comPeti79) . capaciteit van vluggc vegetatievo ver sj-r dirt'g Gr rme, tief -ruderalen verschi lIen van de ech te ruderalen door;
-langere vegetstieve groei ; begint; -ze úereiken een belangrijke bioma.ssa voor de groei tijdens de groeí; habitat hun in v.r"toringen vatbaãr.roor -ze zíjn vlugger meerjarígen -ze zíjn in ãiaat haSitata te cxploiterõn, bezet door tussen éénonderscheidt men maakt de c@Petitief-ruåeralen van Bin¡ien de groep jarigenr. tweejarigcn en n¡deraal neerjarigen'
e):-Pe-É$ierleel'
productie Deze pl'anten wotden gekermterkt door een relatief snelle groei, vlugge .ra. ¿"oog materiaal ãn neü bezitten van de capaciteit ter productie van een
grote bladoppenrlakte Índex. Bv.:
bevat een kleine zaadvoorraad maar bereikt toch grote afmetingen door de snelle fotosynthese; Kleefkrui¿ (Catiüm aparine, oãn tot 35 cm diep. wortelend plantje; Ijle Dravik (Brqnus sterilis); Zwaluwtong (Polygonutn convolvulus: 60 cm diep wortelend, windend; wortelaar. Gewone Zonneblo'e; (Hclis¡tthu8 annuus): een 2 n, diep intensieve
Rode Ganz"uo"a (Chenopoium rubrum:
b).
De twee :igllggl:
over tltee Zij verschillen van de éénjarigen doordat hun leefcyclus verloopt en Gedurende het eerst,e jaar krijgen we de vorming vsn een blsdrozet "ei"o..en. de producten van de fotosyntheee opgestaPe'ld in de gezwollen ltortelstok' worden dan ge: Gedurende het tweede levensjaar worden de opgestaPende reEerveatoffen bruikt voor snelle bladontwikkeling. -::1e:å-le -s99r i e: isel' De belangrijkste ruderalen die we oP onze bermen terugvinden Ð. :-P9
zijn
de volgende:
12
Kruipende Boterbloem (Ranunculus repene ; Gewoon Duízendblad (Achillea mÍllefolium) Akkerdistel (Cirsíum arvense) ; Klein Hoefblad (Tuseílago farfare) ; Wirte Klaver (frifotiun r'epens);
;
Ruw Beemdgras(Poa trivialis) ; Veldbeemdgrae (Poa pratensie) ; Krreek (Elytrygia repene) ;
Echte t{itbol (Holcue lanstus). Op baeis van opzoekingen kwam men tot de vaetstelling dat het
hier
hoofdza-
cot 280 kelijk ging m middelnatige kruiden Èraden en wortel cn diepte. Ze begchikten allen over een kruipende wortelstok of gebeurt planten op ale bodemverstevigers. De vegetatieve uitbreiding van de Ielatíef snel, geniddeld 5 tot 10 c¡n per jaar, dankzij lange en borengrondse of ondergron¿sé uittopero. Uitzondering triérop is Echte lfitbol (Holcue latanus) met (.2O-8O cm
hoogte),wortelendvsn 5O
langzæe vegetatie¡re uitbreidtng.' Het cmpetitief en ruderaal karakter vsn deze planten kor¡t duidelijk naar voor: snelle vegetatieve uitbreíding tijdene de gunecige periode, vlugge exPansie van het bladerdek dankzij de aañwezigheid van reaervestoffen, Laterale spreirJing van het worte16te1r....M.a.w.: de planten vertonen een aantal aanPaswaardoor ze in staat zíjn zowel Þoven ale ondergrondse bronnen te benut"ing"r, ten die hun in sÈaat stellen over te gaan tot een hoge productie van droog ma-
teriaal. 3. Sgrege.
Srress kan op verechí1lende wijzen tot stand komen en uiteindelijk leiden tot reductie van de productie aan droog materiaal. l{e zullen trachten dit te illustreren a8n de hand van een aantal voorbeelden aangetroffen oP spoorwegber*n'-D" meeste ven onze spoorwegbermen bestaan uit een goed doorlaatbare zandgrond. dèze doorlaatbaarheid kan voor vochtminnende planten een-zodanige stress hierop niet getetekenen, dat indien ze geen epeciale aanpassingen vertonen, rAlles komt, maar het ¿ijen. Dit is een illustratie van de wet van Beyerlinck: urílieu eelecteertr. VeIe zaden en vruchte¡t worden verspreid via de trein;slecht een gering aantal planteo vinden hun natuurlijk ¡nilieu terug. gedeel -Bij onderzoek van verschillende bermen bleek dat vooral de hellendegebied. vegetatief els op fl.oristisch op ten eerì specíale plaats innemen, zowel Dit hangt-ver¡noedãlijk samen met de poeitie van de berrnen. Bovenaair krijgen we veela1 ãfspoeling, wãt gepaard grat meÈ een uitepoeling van alLerlei voedingestoffen, tàrwijl onderaan de bode¡n aangcrijkt wordt door voedingsstoffen vtn hogerop. Dit ís echter niet altijd zo. -De ínlrerkende 6tress verschilt van situatie tot vegetatie. Dit wordt het duidel.ijkate nanneer \re verwijzen naar de noorder-en zuiderhellingen v8n onze berræn. Noorderhellingen worden gekarakteriseerd door lagere lichtintensíteiten en een frieser ¡nilieu. Zuiderheliinggt daarentegen etaan bloot aan directe zonnebeetraling en tarmen dan ook vlugger op. -Onze spoorwegbermen vertegenwoordigen meer dan wc beseffen, floristisch rijke gebieden, vooral
(6). Arnolde: Engels auteur van een boek: tPtantenstrategieën' ofrHoe planten zich in een nieuw'ní'lieu ontuikkelen.r
13
Figuur 2.
A
Þ.dJ "1
7
Bovenaan
verkrijgen
we voornaurelijk de volgende planten: Gewone Zandkool (Oiplotaxis teunoifolia) ; Gewone Teunisbloem (Oenothera bienaie) ;
Grijskruid (Berteroa
íncana)
;
I,Iilgerooeje (npilobiuur anguetifoliurn) ; Akkerhoningklaver (uetílotus offincinale) I.Iitte Honíngklaver (Melinotuo albue ); Eénjarig. Bingelkruid (Mercuralis annua) ; Echt'Bitterkruid (?icris' hieracioides) ; Kleine Leeuwebek (Linaria urinor) ; Bijvoet (erteurieia vulgaris) ; Schijfkamille (uatricar'ia discoidea) ; Sche rurtravik
skruid
(
Hierac i r.qr
urnbe
1
;
la tum ) ;
Zwarte Toorts(Verbaecum nigrum) ; Achil lea ¡nillefolir¡n ( C'ewoon Duizendblad ) ; Wilde Roseda (Reeeda lutea); Grote trleegbree (Plantago nayor) ; Boerenwormkruid (Tanacetr¡m vulgare ) ; Gcwone Raket ( Siay'nbrÍr¡u of f icinale) ; Asperge (Aeparagus offincinele) . Vele ven de hierboverr opgenoemde planten zijn strees-tolerant m.a.w. : zij verdragen de etress gecreëerd door het s¡ilieu van hun stendp laats. ßv.: Zandkool (Oiplotaxig tenuifolia DC.). n¡.t ie een heldergele crucifeer, die zelden ontbreekt op onze epoorwegbermen. Bovenaan onze bermen, rerken we dat de bodem zeer zandig is en rijk ean grind en ander etenig materiaal. In zsndige gronden zullen de opgeloste meststoffenr als gevolg van de grote doorlastbaarheid van de grond, zo snel door de regen ¡rorden uit':,t geepoeld dat ze buiten het bereik.van de plantenwortelg vallen. Gev¡one Zandkool kan de strees op deze nanier door het rnilieu gecreëerd, gemakkelijk overteven. '-tr .t Vele planten worden in de literatuur I',-ì.J b) 1-¡,
'ì>
r4 ,
'! )
I
Gerrcne leuniebloem.
aangeduid als'spoorwegplantr. Nochtane zij hun habitate in deze territoria slechts tij delijk en dienen ze als start voor een verdere verspreiding. Hun aanwezigheid, gerreten in de tijd, is te wíjten aan het feit dat ze op deze manier migreren. Echte spoor wegplanten zijn planten voor wie de ongeving van de spoorweg werkelijk de enige e logische habitat ie die naur, aanaluit bíj hun ecologieche habítat. Dit ie o.a. ook zo voor Ger¡one Zandkool. Hij víndt op de berspn iets terug van zijn eigen natuurlijk nilieu, nl. droge doorlatende zandgrond. Diplotaxis is een plant van het duin- en f luviatiel dietrict, voornareli jk voorko-
14
oend op zø¡þrlrarne, droge tot natig droge bodeme. Gewone Teunísbloem (Oenethera bieneie L.)íe eveneeno een veel voorkmende, de strees, veroorzaakt door de stress-to snte p t vûn onze grote doorlaatbaarheíd van de etenige, zandige ondergËond, genakkelijk overl dankzíj zijn worteletel. Oenothera kan tot l60 cm diep wortelen. Veel voorkornend en teveno stress-tolerant is bijvoorbeeld: -Grijskruid (Berteroa incana DC): zanðindicator zoale Hieracium uobellatum; -Scher¡nl¡avíkekruid (Hieracium umþllatum: heeft een gemiddelde worteldiep'te van 50 cm en íe warmteminnend; -t{itde Reeeda (Reoeda lutèa): dit is een tot 80 cm diepte worÈelende pioniersplant vogr onbewerkte grond. op de berrnzijkariten (gebied B) troffen we voornamelijk de volgende planten aan: l{itte Klaver (trifoliun repene); Rode Klaver (lrifolium pratenae); Frane Raaigrae (Arhenatherr¡n elatiua); ' Zachte Dravik (¡'rmua nollus); Gewoon Duizendblad (AchÍllea nÍllefoliun) ; lGopaar (Dactylie glourerata) ; Echt Knoopkruid (Centaur¡a jacea) ; Wilde Peen (Daucue carota); Koningekaars (Verbascum thapsus) ; Kleverig lbuíôkruid (Senecio viecosue) ; Koningínnekruid (Eupatorium cannabÍum) ; Canadese Guldenroe¿e (soli¿ago canadeneis). deze opeoming íe geen rekeníng gehouden met het voorks¡en plant op een noorder- of zuiderhellíng. Op plaatsen met de van druk verkeer daaræe bedoelen we de gedeelten dicht bij het Spoor, unnen volgende planten goed gedíjen: Uitetaande Melde (Atriplex patula) ; Grijskruid ( nerteroa incana) ; Herderetaeje (Capeella burea paetorie) ; Melganzevoet ( Chenopodirrn albtrn) ;
-Bij
c
E
6'
o o
ü
(¡l
t FI
.¡l
B
Canadeee Fijnetraal (Erieron canadenais) ; Rood Zwenkgrae (Festuca rub'ra); Straatgrse (Poa annua) ;
Perzikkruid (?olygonum persicaria) ; KleverÍg Kruiekruid (Senecia viecoaue) ; Ger¡one Melkdistel (Sonchua oleraceue) ; Vlaebekje (Linaria vulgaris) ; Engele Raaigrae (lo1it¡¡¡ perenne. Ook p Iaatsen met gering verkeer kunnen we karakterrseren door bepaalde Plsnten: a)._!!qq!q9!_4.!q blootetaan aan,!g!fggilg, ,or l]
b).
c)
.
Engel.e Raaigras (loliun perenne); Grote t{eegbnee (Plantago najor); Schijfkamille (Matricaria diecoidea) ; Varkenegrae (Polygonum aviculare) ; Witte Klaver (trifotiun repene); Straatgras (Poa annua). Rudera lg-pleggggr, Uitetaande ltel.de (Atripex patula) ; Melganzevoet (Chenopodiurn a lbun) ; Genone Raket (Síeybrium offincinale). Beschadur¡¡le plaateen: Stínkende Gouræ (Ctreliaonium na jus); Klein Springzaad (Irnpatiens parvíflora) Witte Dovenetel (Lamir¡n albun).
;
15
Verstorinc. Verotoring kan zoale wij woeger reedg zagen, veroorzaakt worden door tal van factoren: natuurlijke catastrofen, menselijke ímpakt, klirnaatfluctuatiee, de activiteit van herbivoren en ontbindende organir;rÉn. Bekijken we bepaalde factoren eens van díchterbij. onder menselij}lirnpgLt verstaan we;ploegen, betredÍng, branden, gebruik van herbiciden, storten van afvat...... 4
a.
Afbranden
s t¡
! u
þ
&À o o
..'ßj
N
Iþt afbranden beperkt zich hoofdzakelijk tot de winterperiode. lerwijl in het voorjaar op een berm nog duidelijk de sporen te zien waren van af branding, kregen we in de zo¡¡er hierop dominantie van Zeepkruid (Saponaria officinalis), een hemicryptofyt. De overwínterende organen van Saponaria bevinden zich net onder de grond en t e verroeden dat dit de reden ie waarqr deze plant ontsnaPt aan het afbranden. Or¡er het algeneen beperkt zich het afbranden tot kruinbranden, waarbij de ondergrondee organen itr leven blijven. ¡llhoewel een gedeelte van de stikstof verloren gaat bij het afbranden, volgt er mees tal een enellere roineralieatie van de overblijvende organische stoffen, zodat bryofyten van voedgelarme gronden hier goed gedij en. lleleuraaL beneden de berm vonden we dan ook Funaria hygrometrica terug. b. Herbiciden Ìlet gebruík van herbiciden, zoals A¡nitrol en D¡íron tijdens ltet beheer, leiden sme Èot volledige uitroeiing van de plant.
c. Betredi Uít nader onderzoek van de bermen bfijkt dac de sterk betreden gedeelten een pae6end milieu vormen voor conti¡rue verepreiding van-een aantal planten.Bv.: Grote l'leegbree (Plantago urajor): een typieche pl'ant van betreaen gãUieden, díe hier goed gedijt, dankzij de geringe concurrentie. De zaden zijn licht en klein en omgeven door een slijrnlaag, waardoor ze gemakkelijk aan de voetzoLen of de wielen UtÍjven kLeven. Men noemt de plant niet voor nietg: tThe çhite mants footPrintr. Engels Raaigras (lol'ir¡¡n perenne) ; Schijfkanille (Matricaria discoidea) Varkãnsgras (rolygonum aviculare) ; witte Klaver (trifotir¡¡¡ repens) .
;
Deze planten ûaken meestal deel uít van de randvegetatie van onze bermen. planten van zuLke geetoorde nÍlieue zijn gekcnd als zeer dynamieche eoorten die Leetana zijn tegen r¡igeelingen in het milíeu; het zijn meestal kleine planten kleín wortãlstel. Oorepronkel.ijk qlas men de mening toegedaan Det evene"." ".r De soor dat het fyeiologisch flexibele vornen r,râren. Het tegendeel blijkt ltaar. on slechta die epecialisten ten van gä.too¡{* milieua moeten opgevat worden als gtrak kwetsen der een úepaa1de voorwaarde kunnen beetaan en die fysiologisch (Van der Aarr, 1981). zi3 verschiLlen van de planten die gevoelig Uaãr "ijn. zíjn voor betreding in volgende kenmrken: l. Deze planten stasn voortdurend bloot aan mechanísche beachadiging; 2. Betreding gaac gepaard aan bodemrrerdichting; van de bodem voor de v¡ortele neemt toe bij be3. De indriãgirrg"ñ"retand -
treding; 4. D; g"rúítri"seling
van de bodem net de
lucht wordt benoeilijkt doordst
16
de poriën in de boden kleiner worden. Zonder voldoende lucht gaan de r¡ortele rotten en kunnen giften'ontstaan: het belangrijkste voedingeion nitraa.t zal nanelijk gereduceerd worden toL een giftÍg nitriet. Op zandige gronden zal ats gevolg van de bodernverdichting, de cappillaire opstijging van het grondrrater verbeterd worden.
È.-!!gr-!gg. Voorel de laatetg jaren ie het oprnerkelijk hoe de epoorwegbermen veranderen ín í1legale etortplaateent het bl.ijft daarbij niet enkel bij tuinafval, industriéel afr¡al, m¿rår zelfs wat Den noemt tgroot ef.val| (autobanden, gasvuren, koelkasten¡.,.o) durft men op de bermen deponeren. Ilet storten van tuinafval brengt met zích nee dat lte op onze bermen ook talrijke tuinplanten of cultuurgetassen aantreffen. D¡.: Ruige Rur¡dbeckia (Rudbeckia hirta) ; Judaepenning (Iernaria biennie) ; Ilitde Kaardebol (Dipeacue fullonum) Hsrtgespan (Leonurue cardiacq) ; llitde ChÍchoreí (cichorír¡m intybue)
{P.
P A. o
^ Þ Þ B
o o e
o
; ;
(ttelianthue annuue) ; Sla (Lactus sativa);
Gewone Zonnebloem
Koolzaad (Braseica napus ; Raapzaad (Braesica rapa) ; larwe (triticun vulgare) ; Aeperge (Asparagus officinale) lonsat (solanu lycopersicum). De
tel
activíteít
\
;
van herbivoren beperkt zich enijnen. Ze creëren
gunstíge milieue voor tredplanten bij het
naken
&
.ç
I
1
van hun holen. 5. Begroeiing van perronplaveíeela.
nog een echt stenen Perron aangetroffen. In de rÊeste gevallen ging het híer om grind of assige paad.jes. Op de stenen perrons van hãt station tlaren-Zuid, kregen we.tuasen de kasseien voornaoelijk iarkenagras (pol.ygonr-u aviculare, Straaigrae (Poa annua, Herderstaoje. (Capeella burea pãatorie) ãñ ti.r en daar Schijfkaroille (Matricularia diecoidea) te zien. Dit zijn pLanten die eterke verstoring door betreding kunnen dooretaan zoals Varkenãgrãe (8O cm), Herderstaejee (90 c¡n). Strsatgrae daarencegen is een plant ræt een vlak wortelscel. lfe vinden het meeetel overal, oodat ltet een korte vegetatietijd bevat en geechikt is om gans het jaar te bloeien en vruchten te dra
g"r,
zeLf.e onder de sneeuw.
i \
Figuur 3: t{ortelstel van Straatgras (Poa annua).
17
Bekijken we het wortelstel Qíe figuur 3), dan zien we dat het beetaat uit 3 of 4 kieo¡¡ortele, waaruit langere vertakte zijrrcrtelg zich ontwikkelen. Het geheel ie btndelvonrig. Op de aeeige perrons, zeeÊ dicht tegen het apoor, troffen we Gewone Zandkoo (pi lotaxie tenuifolra )aan, een {rÈrese-toLerante pLant voor de afEÏglffiiGgater, en I es odon dact lon ). Oit is een plantje dat we veelal teoge en warme p aatoen en dat zeer weereÈandig ie aan vere rugví nden op ring door betreding, het beschikt over een kruípendp wortelstok met talriJke uitlopers en treedt hierdoor op als vereteviger van de zandige bodens. 6. Begroeiing tussen de eporen zelf, De begroeiíng tueeen de sporen ie zeer gering. glechte hier en daar vinden ne ParapLuutjeenoe (Marchantia polprorha), Varkenegraa (rolygonuor aviculæe) en zeer jonge scheutjee Heermoes (Equíeetum arvense). In het dqnein van de centrale'etapelplsate vonden ne echter één epoor terug dgt veel eÈerker begroeid waa. Uit nadere inforrnatíe bleek dat dít spoor niet frequent gebruikt nordt en o die reden ook maar éénmaal per jaar chemiech behandeld r¡ordt. Op het spoor dat over een bepaalde lengte onderzocht særd, troffen we de volgende Boorten aan: Kleverig Kruiakruid (Seneco viecoeus) ; Akkerwinde (Convolwlus arveneis) ; Rood Zwenkgras (Festuca rubra); Hongaaree Raket (Sísymbrium altiesiurm) ; Dramen (Rubue specimen) ; ttilde Reseda (Reeeda lutea); Zandmuur (Árenaria serpyllifolia) ;
Kleíne Klaprooa (lpaver dubíuur); Klein lloefblad (ftseilago farfara). De ¡neeete van deze planten verkiezen een rnatig droge-frisae bodem , Ze zí jnz matig droog: Kleverig Kruiskruid (seneco viecosus); f{ilde Reseda (Reeeda lutea); Kleine Kl.aproos Papaver dubir¡m) ; Zandm¡ur (Arenaria eerpillifolia) ; frie: Akkern,inde (convulvr¡s arvensie); Rood Zrrenkgras (Festuca rub'ra); Klein lloef blad (Tuesilago far fara) ; Bovendien geven ze de voorkeur aan een zandige en atenige bodenondergrond, üet andere woorden: bodems die vlug opwarûìen bíj bestraling. I{e merken duidelijk dar al de planten díe voorkomen op het ballastbed ¡nin of meer stress-tolerant zijn; al de pLanten kunnen een gebrekkige eaterhuiehoudíng overl.even, nen zegt dat ze tol.erant zijn voor watergebrek. Als aanpassing aan deze situatie gaat het híer rneestal os¡ diepwortelende planten, emnigen met een kruipende srortelstok . 7. De poeitie van de ber¡¡en De poaitie van de helling heeft een grote invloed op de verwerming van de bodem; een bodem die naar het zuiden aftrelt stijgt sneller in temperatuur dan een bodem die naar het noorden afhelt. Alhoewel de studie nu niet specifiek gericht tr¡¡s op het vergelijkcn van de vegetatie van een noorder- en zuiderhelling, lijken volgende waarnemingen toch interessant en vernoemenswaardig. Op de zuiderhellingen krijgen ere voornamelijk warmteminnende planten, die eone hoog opechietent*l; taur"nurneir (Anegallie arveneie) ; Gele Morgenster (lragopogon pratengis) ; Akkerhoningklaver (uelilotug off icinale) ; l{itte lbningklaver (uelilotue albue) ; Genone Teuniebloem (Oenothera biensis) ;
Echt Bitterkruid (Picris híeracioides).
18
Deze warmte- en líchtminnende planten k@en voornamelijk voor op líchte, zandige en due enel warmr¡ordende boderúa, bij voorkeur kalkrijk. Zíj verdragen langdurige droogte en echuwen de hitte niet, dankzij epeciale aanpaesingen. Meeetal beechikken zij enerzijds over een díepe beworteling, wat hun toelaat voldoende vocht op te nemen terwijl ze anderzijde het juiete ¡nooent uítkiezen oo hun voortplanting te verzekeren. De kíeming der zacten treedt op op het mcment dat er voldoende vochtigheid aanwezig is Ín de bodeu, opdat de kiempl¡¡nt zou uítgroeien tot een echte plant. De meeete van deze eoorten hebben hun hoofdareaal en optinum in Europa (continentaal en submediteriaan), wôar de zmers warrner zijn dan bij ons. Vandaar dat ze bíj ona voornarnelijk terug te vinden zijn op zuiderhell.ingen. Daarnaa6t bevaEten deze hellingerr ook xerothermen en
lloníngkLaver.
r'' Ii ,
halfruderalen, r¿aaronder :
Jacobekruiekruid ( Senecio jacobeae) lfuizeoor (Hieraciun piloeell.a) ¡ Ruige Zegge (Carex
;
hirta);
Koningekaars ('Verbascr¡m chapeue) ; .
Speerdietel (Circir¡m lanceolatum) . I{e moeten echter goed voor ogen houden dac lìet voorkomen van die pla¡rten op de zuidcrhellingen nu niet enkel samenhangt met de aanwezigheid van hoge lichtinteneiteiten, het vlugger opÌrarmen van de berm. ..rraar ook het gevolg kan zijn van een uítsluiting door compititie uit het ougevende nilieu. De Noorderhellingen zíjn.øver het algeureeir veel kouder, vochtíger en zijn blootgã'ãEEaan lagere lichtintensiteiten. Tijdeno een vegetatie-onderzoek, uitgevoerd door GrÍme e.a. in Sheffield (1966), werd voor alLe ptanter.r genoteerd uaar zij voornamelijk voorknsmen: op vlakke tot zachthellende gebieden, eteile he11íngen, noorderhellingen, níet apecifiek gebonden aan een bepaalde ríchtíng of heJ.l ing .
Vlak-zach thellend
:
{ewoon Struiagrae (Agrostis tenuis) -Zwar.t Knoopkruid
(centaurea nigra) -Akkerdietel (Circir,n arvense)
eteile
he
llirgi-
-Zandm,rur
(Arenaria serpillyfolia) -Echte t{itbol (Holcue lanatus)
zuiderhe -Zandm¡ur
(Arenaria eerpi Llyfolia
)
-Bereklauw ( Herac leum spondyl ium)
-Schapezuring (Ru¡uex
acetosella)
-Sint Janskruíd ( ttypericurn perf oratum. Noorderhell
A1le hellinsen. Frane Raaigras (Arrhenatherum elatiue) -Rood Zwenkgrae (Ìeetuca rubra) I.lilgerooe je (fpifobiuru ovina) Schapegras (Pestíca ovÍna) t{itte klaver (trifolium repene). Op onzc bermen viel het op, dat we Frana Raaigrae, Schapegraa en Witte Klaver overal aantroffen. Frane Raaigras is daarbij op vele plaateen dominant. TeksÈ en
figuren: Maurite Boiten, Haseelt
Tekeningen: Dan Jaeob, Spa1bcek.
20
NATUUFI ZO NtrIE FI G¡FIENZEN
.,
1*
[ogtseh h[rcsjunna Ale deel J over het Beleid ten aanzien van zure neerslag, ontlenen wij met Èoeste@ing van de auteur (8.2.84) het volgende artikel aan Milieurarna van aprif f984. J.L.
Ìbofdstuk drie:
NATIONÀÀL EN TNTERNÀTIONAÀL BELEID T.A.V. ZURE REGEN. Het probleem van de verzuring van
Ín 1972 ging onder de auepiciè'n van de Organieatie voor Economieche Sarænnerking en Ontwikkeling (Oeso) een internationaal onderaoeksprograûma van Btart met als doel het toeÈsen van de Scandinavische onderzoeksresultaten en het verzamelen van kwantitatieve gegevens in een ruimer internationaal kader. In de slotakte van de Konferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa, ondertekend door alle Europeee landen in Heleinkí in 1975, werd heÈ principe van Stock holn herbeveetigd en werd de bestríjding van de luchtverontreiniging tot een v de belangrijkstegebieden van de OOet-West-samenwerking op rnilieugebied uitçroe pen. Dit vornde de aanzet voor de beeprekingen die leidden tot het sluiten van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand. Tn 1977 werden de regultaten van de Oeeo-studÍe bekendgenaakt. Zíj bevestígde de vroegere Scandinavieclre gegevens en gaven een gedetailleerd overin ieder Europeee land, æt cijferzicht van de oorsprong van dc zure neeralagtexportt gegevens or¡er de ormrang van de fimportt en vsn zwaveldioxyde.
De grote industrielandên konden niet langer hun verantrroordelijkheid ontkennen en waren gedwongen aan de onderhandelingstafel Èe gaan zitten. De ond handelingen begonnen in 1978 in het kader van de Econø¡ieche Co¡rnissie voor Europa van de Verenigde Naties, een forum waarin zowel Oost- als West-Europa, aâDen met de USA en Canada, vertegenwoordigd zijn. Een ontwerpverdrag, ingã-' diend door Zweden, vormde de baeis voor de besprekingen. De EEG-landen naren niet bereid zich te binden tot konkrete maatregelen en dus bleef het bij vage
principeverklaringen. Het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchiverontreiniging over lange afstand, dat in november 1979 door 35 landen in Genève
werd ondertekendr vormt een zwak compromis. Het bevat geen konkreet streefdoel voor de vermindering van de awaveldioxyde-e¡nissíes, enkel zeer vaag geformuleerde verbintenissen, die practisch niet afdwingbaar zijn. Artikel 2 van het verdrag bepaalt: ' De Verdragsluitende partiJen (...) trachten de
luchtverontreini ging, waaronder grensoverschr i Jdende luchtveront.reiniging over lange afstand te beperken en voor zover mogelijk gereideliJk te verminderen en te voorkomen. Dit moet gebeuren door het uitwerken van 'een beleid en strategiën ter bestrijding van de uitworp van luchtverontreinigende stoffen' en het gebruik van de rbeste beschikbare technieken die economisch haalbaar zijn Verder verbinden de Verdragsstaten zich ertoe oamen te werken op het vlak van het wetenschappelijk onderzoek, informatie uit te wisselen en overleg te pIegen over vervuilende activiteiten die een Ìreerslag kunnen hebben op elkaars grondgebied. Het Verdrag
trad in voege op 16 maart 1983, rra het bereiken van het vereiste aantal ratificaties. Maar ondanks een ministeriëIe konferentie in juni 1982 en een lete vergadering van het uitvoerend orgaan van het Verdrag één jaar Iater, ís nen er nog eteeds niet in geslaagd een kollectieve strategie voor een daadverkelijke aanpak van het probleem uit te werken.De lanclen die zich bewuet zijn van het probleem kunnen slechts unilaterale maatregelen neuen die ræinig resultaat eullen hebben zolang de grote vervr¡ilers onverschillig blijven en weígeren nee te werken Hieronder zal ik Èrachten een kort overzicht te geven van de bestaande en
geplande maatregelen tegen luchtverontreiniging door zwaveldioxyde zowel ín Belgie ale op EEG-vlak en ze onderwerpen aan een kritisch onderzoek wat betreft l¡un betekenis voor het probleem van de zure regen. Er bestaan tnee belangrijke EEG-richtli.inen op het gebied van de luchtverontreiníging door zttaveldioxyde. De eerste dateert van 1975 en betreft het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen. Deze richtlijn bepaatt het maxímaal toelsatbere zwavelgehalte van vergchillende soorten lichte stookolie. De brandstof wordt in tr.ree kategoriën ingedeeld: zwevelar¡¡¡e en minder zwavelarne. Het gebruik van minder zrravelarme brandstof mag door de lidstaten worden toegelaten in gebieden naar een verontreinígingspeil laag is. 0p die manier wordt de verontreiniging geepreid, maar verandert er weinig aan de totale zwaveluitetoot. De richtli in is niet van toepessing op de znare stookolie die gebruikt wordt inelectriciteitecentralesr een zeer belangrijke bron van SO2bevuiling in de ræeate landen van de EEC (27 I van de totale uitworp in Belgie De tweede richtlijn werd goedgekeurd in 198O en bevat kwaliteitanormen voor de omgevíngslucht, d.w.z. imriseie-norren ter bescherning van de menseli jke gezondheid. De lidstaten zijn vríj in de keuze van de middelen oo deze nors¡en te doen eerbiedigen. Zo kunnen zij hoge schoorstenen bouven of het gebruik van hoogzwavelige brandetoffen in bepaalde gebieden verbieden. Ook deee richtlijn zal dus neinig invloed hebben op de totale enissies van SO2, die bepalend zijn voor de graad van de verzuríng. ttel bevat zij een intereesante bepaling i.v.ù. grensoverschrijdende luchtverontreiniging binnen de EEG. In Artikel ll wordt aan de lidstaten de verplichting opgelegd overleg set elkaar te plegen Iten einde de situatie.te verhelpenr , wanneer de door de richtlijn vaotgestelde S02-grenewaarden rworden overschreden of dreigen te wor-
den overschreden ten gevolge van een merkbare verontreiniging dte een andere lidstaat als oorsprong heeft of kan hebben.' Bij toestan
21
22
in het Antlrerps havengebied of bij de eventuele bouw van een nieune kolencentrale in Limburg zou deze benadering wel eens door Nederland kunnen worden den
ingeroepen.
De Europese Komíssie geeft nu zelf toe dat de t,otnogtoe geyoerde in¡¡ieeie politiek wellicht gunstige resultaten zal hebben op het vlak van de volkegezondheid, masr weinig doeltreffend is voor de bescherming ven de ecosytemen
tegen verzuring. ZíJ heeft daaro¡n ontrderp-richtlijnen uitgewerkt betreffende d luchtverontreiniging door industrie en electrische centrales, die in juni en december 83 werden voorgelegd aan de Raad van nilierministers. In een eerste ont$rerp-richtlijn rover de bestriJdinq van luchtveront.relniging door industriëIe installaties'erelr de Ko¡uniseie voor on rookgasoncewaveling verplicht te stellen voor a1le nieuwe electrische centrales en fabrieken i¡r de EEG. Uitbating,svergunningen zouden alleen mogen worden verLeend indien 'aIIe gepaste preventieve maatregelen genomen zijn'door gebruik van de 'best beschikbare techniek om gevaarliJke en schadeJ-ijkc ef fecten voor mens of milieu te voorkomen'en i.h.b. de emiseies van z\raveI- en stikstofoxyden te verminderen. De bepalingen van de voorgestelde richtlijn zouden ook rgeleidefijk toegepast moeten worden op bestaande installaties, rekening houdend met hun technische kenmerken en
ðanpassingskosten. ' lleË andcre voor6tel van de Ko¡¡missíe betref t es¡issiebeperkingen voor grote verbrandingsinstallaties. Het streefdoel van deze ontwerp-richtlijn is een vermindering rËt respectievelijk 60 en 40 Z van de uitworp van SO2 en NOX, in alle
landen van de Gemeenschap te bereiken tegen 1995, met als uitgangspunt de emissienivearr's van I980. De Komnissie wordt vooral tot optreden aangeepoord door Duitsland, dat ver leden jaar eenzijdig alle nationale uraatregelen nam ter vermindering van de luchtverwiling en vreest det de Duicse industrie in een ongunsÈige konkurrentiepositie zal komen te 6taan indien de andere EEG-Ianden niet volgen. Het valt echter te vrezen dat de lovenswaardige initiatieven van de Konmissie zullen epaak lopen op de cynisclre onverschilligheid van het Verenigd Konínkrijk, zo tang tle \restcnlrinden over de Britse Eilqnden waaien en de Britten zelf, de gevol gerì van de yerzuring niet voelen. In Belgi.e beeta.qt ginds 1964 een kaderwet betref fende de begtri jding van de luchtverontreiniging, die aan de koning een algemene bevoegdheid verleent om maarregelen te neuen op dit gebied. Deze bevoegdheid ligt sedert 1980 bij de Gewestexecutieven, hoewel de nationale regering bevoegd blijft m algemene en sectoríöle normen vaet te stellen. De meeete uiEvoeringsbeeluiten ven deze kaderwet betreffen de lucbtverontreiniging door huisverwarming en autoverkeer, die vanuit lìet standpunt van de zure regen weiníg betangrijk is, vermite huiaverwarming en verkeer slechts verantwoordelijk zijn voor reapectievelíjk l3 Z en 3 Z van de totþle zwaveluitstoot in one land. De overige 84 I ie voor de helft afkomatig van de induetrie en voor de helft van de electrieche centrales. Er beetsat een KB van 1978 betreffende het zwavelgehalte van stookolíe, d genomen ie ter uitvoering van de hogervermelde EBG-richtlijn. Door dit besluit r¡erd het wettelijk toegelaten zwavelgehalte van vloeíbare brandgtoffen in BelBie, aoals gebnrikelijk met 2 jaar vertraging op het door de EEG vastgestelde tijdscherna, aan de Europese nor¡nen aangepaet. Positief i.g det het Belgiech KB, in Èegenetelling ÍEt de EG-riðhtlijn, ook van toepaeeing is op znare etookolie, gebruikt in Índustriële verbrandingsinstallatiee en therrûische centralea. Maar dit lichtpunt blijkt spijtig genoeg van weinig conrete betekenis, wanneer rnen weet dat de in het KB vooreiene vermindering van het zwavelgehalte van halfzwarêr z¡r8re en zeer znare stookolie reeds tweemaal is uitgesteldr tgelet op de
moefliJkheden in het verwerven van aardolie (...) rnet laag ztravelgehalte' en de 'te verwachten dalfng van het gebruik van zeer zware stookolie met hoog zvravelgehalte', met andere woorden: m de petroleumfederatie en de elect,riciens het leven niet te noeilijk te maken.
is er het KB van I
auguctus 75 betreffende het voorkomen van luchtverontreiniging door zwaveloxyden en etofdeeltjee afkanstig van de industriële verbrandingainscallaties. Dit KB is niet van toepassing op de procesemiesies en netaalnijverheid, naarvan de ewaveluitstoot (12 7" v/h totaal) due niet gereglementeerd is. l{at betreft de kolencentrales en de indugtriële verbrandingsinstal latíes voor steer¡kool (emen 15 7 vld totale S02-uicworp) wordt enkel de uitworp van stofdeeltjee beperkt; het KB bevat geen emissievorm voor SO2. Voor electrische cent,rales en andere verbrandingsinatallaties, die gebruik maken van vloeibarc brandstoffen (eanren verantwoordelijk voor 53 Z van de So2-uitstoot) bepaalt heÈ KB wel emigeienormen voor zwaveldioxide, die echter afhankelijk zi van de grootte en de ligg,ing van. de installatie en zeer hoog zijn in vergelijking'met de in het buit,enland geldende nornen. In soÍmige zones mogen de rookgassen meer SO2 bevatten dan in andere. De belangrijkste bepalingen van het KB betreffen dè verepreiding van de luchtverontreiniging door middel van hoge schoorstenen. Voor elk type installatie is er een minímum-schoorsteen-hoogte in functie van een nagestreefde SO2-concenütie aan de grond. We hebben hier dus eene te meer te maken met maatregelen ter bescherrning van de volkegezondheidrdie weinig of geen invloed hebben op de totale zeaveluit,stooc. Het Verdrag van.Genève werd op t5 juli 82 door Belgie geratificeerd. Ons land hceft dus de verplichting op ziclr genomen om een 'strategie en beleid
Verder
ter bestrijding van de uitworp van Ìuchtverontreinigende stoffen' uit Èe werken. De l¡estaanrle wetgeving is duidelijk ontoereikend. Hoe gaan we
onze internationale verplichtingen rrakomen? StaaÈssecretaris Aerts erkent zelf
dat 'de maatregelen van ?5 door de economische realiteit en de evolutie van het vretenschappelijk onderzoek grotendeels achterhaald zijn en dat er in feite slechts één remedie bestaat: een drastische vermind€jring van de uitt¡orp van z$ravel- en stikstofoxiden in aIIe betrokken Ìanden'. De eerste nieuwe uaatregel, genotræn door Aerts sinds de ratificatie van het Verdrag, blijft echter volledig in de lijn van de oude immisaiepolitiek. Het betreft een KB van 16 maart 83 tot vastatelling van grenswaarden en richtwaarden van de luclrtkwaliteit voor znaveldioxyde en zr.revende deeltjes. Hoe deze normen moeteu worden geëerbiedígd, wordt in het KB nier bepgald. Dit behoort nu i¡ru¡ers tot de bevoegdheid van de Gewesten, die volgens het KB zelfs de rnogelijkheid hebben on gebieden aan ce duiden waarin de grenswsarden slecl¡ts in 1993 bereikt moeten worden.
Ir¡ de prakcijk zal dil KB. dus weinig anders betekenen dan een bevestiging stiitus quo: i¡r de meeste gebieden liggen de SO2-concentraties reeda lang benederr de grenswasrden en voor de weinige gebieden waar.dit niet het geval ie, hoeft de Get¡est-executieve slecl¡ts een beeluit te nemen m de ven¡uilers uitstel te geven tot 1993.... Intussen heeft de Startssecretaris echter een globaal beleideplan voor de beperking van de SO2-emiseie aangekondigd. Dic plan zou tot doel hebben de emissie tussen 1983 en 1993 nret 3O Z te verminderen. Aerte heeft een t{erkgroep opgericht beetaande uit vertegenwoordigere van de bevoegde ministeries, de gewesten, de electriciteiteproducenÈen, de petroleumfederatie en de índustríe, dle moet nsgaan of het vooropgestelde doel haalbaar is en konkrete maatregelen moet uitwerken. Over de aard van deze rnaatregelen wil men op het kabinet van Aerte nog geen verdere informatie kwijt. t¡ellicht omdat zij eerst nog op hunrhaalbaarheid' moeten worden getoetst door de industrie en door de e lectric i teiabedrijven . Het eerste KB i.v.m. zwavelveront,reiniging genomen door de aankondiging v an he t so 2 -be I e I d 1 I 1 n le der 8ev a I we I n ig h ooPge vend o¡¡ he t za ch t u I t te d rîu kke n Op I e arme 1i J k 1 n I t 1 at I e r v an d e MI n 1 ter v an E c onool che Za ken n de t aa t I e cre t a r l. en voor Energ 1e en Vo I ke ge z ondhe I d e n lß e fmi I teu word t d e vernindering van het zwavelgehalte van half zhrare , Zrrl8.re en zee r zvrftl e t ooko 1 le maal verdaagd en wel...'g e t e t o p d e v oo rbe re ]. di ng va n een voor de t¡seede 'ter Ben beperking van de u I twor p va n zvav e 1d i ox ide beleldsplan be 1 1eu 1 n t m 1 ger h bur d e v an ouwen tr verbluffend staaltje Logica, dat het ve r leid ongetwijfeld ten goede zal komn. van de
23
24
Terwijl de electricíteits- en de petroleumbazen eeno te meer een voorkeurebehandeling krijgen' vermaant stastssecretaris Aerts de individuele consument, die zijn alresbrander met hoogzrravelige brandstof voedt. Er is echter n()8 meer. rn zijn toespraak op de Konferentie over de rtng van het nilieu in stockholm in juni l9g2 noemde Aerts ala één van verzude kracht I íjn en van zijn beleíd 'het gebrulk van energlebronnen die geen zwavel
afgeven en nu reeds voor 50 I van onze electriciteits productie instaan ' , leee kernenergie. Het ziet er dus naar uit dat de verdere uitbouw van het kernpark één van de hoekstenen wordt van het beleidsplan ter vermindering van de zwaveluit stoot. zo wordt de beatrijding van de zure regen een rrelkon bijkmend arguræn t voor de electriciens ter verdedig ing van hun nucfeaÍre uitrustingeplan-- de ontzwaveli ngskosten r¡orden gretig neegerekend om aan te tonen dat nieuwe kerncentrales goedkoper zijn dan kolencentralee--en raakt de
milieuberreging tuseen twee v uren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de urilieubeweging door Aerts niet uitgenodigd is om deel te nemen aan de besprekingen over trãt soz-ueleidsplan. Marc PaIlemaerts, Antwerpen. Bronvermelding na de elotbeschouwing. (¿eel 4).
cvcn
o
grûnn [echcn
GEI,UKKTG DE MÀN.
psalm I (1).
Gelukkig de man die de partijliJn
niet volgt niet deelneemt aan hun samenkomst niet met gangsters aan één tafel zLt en geen kriJgsraad houdt met generaals.
Gelukkiq de
man
Gelukkig de
man
die zijn medestudent niet verraadt en niet de spion is van zf.Jn broer. die geen beursberichten leest niet luistert naar hun radio en çJeen geloof hecht aan hun leuzen. HiJ zal zijn als een boom geplant aan stromend water. ERNESTO CARDENÀL.
Uit: Protest achter prikkeldraad,
moderne Zuidanerikaanse pealmen Uitgave: len Have, Baarn.
25
25jeer
^áv
t
vogc[stend In 1983 kregen we von Pater Lander¡ald een verslag toegstuurd over vogelwaarneningen in 1953 ( I ) en rijpte bíj míj de idee ze Ee laten vergelijken met de vogeletand van 1979, 25 jaat later dus. Daarvoor deed híj beroep op Albert Geune, algemeen erkend vogelexpert. J.L. KIiIK I l-6.
NAÀR DE VOGELS, EEN.'AAR OP DE GROTE HEIDE. DEEL DRTE.
KLAPEKSIER. Vandeag trek Ík alleen op tocht. Vooraan op de uitgeetrekte heide kon ik bij een groepje vliegdennen. Een erg nerveuze Klapekster kringt over de øgeving en vat daarna poet op een dennetop. Ik ontdek haar neet in de reeds vermelde dennengroep. Het zit vrij goed verborgen tuasen de twijgen van een dikke zijtak. Een twijgenluÍfeltje over het nest onttrekt dit aan de ogen van apeurende overvliegers. Tíjdens andere jaren vond ík het nest meestal op een hoogte van zonat 2r5 à 3;5 meter; het staat nu ongeveer op 5r5 meter. Onder de neetboøn liggen cen aantal typiech Langwerpige, epoelvormige braakballetjea. In trree erven ontwar ik, tussen muizenhaar, kleine knaagtanden. In een ander balletje vind ík, tussen vederdons, een lange teen, van Leeuwerik of Píeper. De meeste overíge blinken vanwege de keverdekschilden. De onrustige oudervogel verraadt de aanwezigheid van uitgevlogen jongen. Hij roept: rgèkh-gèkh-gèkh. . . ' , afgewieeeld net een naar gekrijs: 'mwèe
26
in de lucht stijgt, laat hij een zevental malen, lríjL hij echuin weinige æters rsier-lniet horen. Meegtal vereíert hij zíjn tzíer-lwiel goed afgeecheiden, zijn met een boogje. Tijdene het dalen herhaalt hij een drie à zeveruaal zíjrl. zangroep en wel zonder boogjee. Tuesen de opeenvolgende zangvluchten kunnen er telkens een vijftal minuten verlopen. Het is toch wel opmerkelijk hoe de vogels van open ¡¡ilieue hun zang al vlíegend, en meeetal eierlijk, debiteren. 20-7.
te
noteren een groep van een tiental lfulpen sraaronder onderkennen aan hun bleker pek. Geen opvallend alarn. WULP. I{e
grote jongen,
talríjke
groep Kraaien. HOUTDUIF. Vier nesten van Houtduiven in het eníge denneboeje op de heidevlakte. Ik beechreef dit reeds eerder in een bíjdrage GAAI. Op de rand van hetzelfde denneboeje twee nesten van.Gaaien. FAZANT. Bezijden hetzelfde bosje, in een veenachtig urilieu, hoor ik een zacht gepiep op de bodem. Een niet vliegvlug Fazantje tracht zich te verberçn. tlet líjkt wel'op een jong' Korhoentje, roaar het is bijlange níet zo vínníg en gespíerd.. rijo vleugeltjee hangen etrak. Het kríjgt een ring. KRI\I\I, Ben
Hij onderbreekt zíjn gierzwalusachtige vluchten herhaaldelijk op een kleíne Den te gaan rueten. BOOI.ft
ALK;
KOEKOEK.
on
ltree zwijgzane Koekoeken vangen ineecten.
Zwartkop voert Koekoek GRÂSPIEPER. Ook deze
ie nog prezent. RIETGORS. In een Berkje, bij een bremboeje, herhaalt hij zijn deuntje: twee langere, spetterende noten (ta-ei b), gevolgd door één of t¡ree knlt.lerlagere tonen (eol). TÍjdene een èerste minuul teli mijn confrarer v""t9f^tã-deunãjee, tijdene een tweede minuut achttien. 5-8.
maakt een goLvende vlucht. GRAUT{E KIEKENDIBF. Ben mannetje, met een zuiver wítte gtuit, rwandelt' op zowat 2 à 5 neter boven de hei; zijn sch@reldende glijvlucht valÈ oteede op. I 1-8. KOBKOBK. Een Koekoek zit ruetig op een dennetje. Hij laat zich; op een tier tijd, viermaal met open vleugele in het grae op een prooí vallen. lte vlnden er nadien langharíge rupeen in de bodembegroeiíng. WttLP. Eén enkele alarmeert nog. Iùe zíen ook nog een Tapuit en een Klapekete HOUTDUIF. De houtduiven in het dennebosj€r op de heide, zijn nog volop in de weer met nestjongenzorg. KLAPEKSTER. Ze
7-8. Nog neetjongen van HOUTDUIVEN, twee zwak alarmerende [{ULPEN, een tom.jonge PATRIJZEN, een twÍntigtal. KIEVITBN en nog één KORHOEN. I
Tekst: Landewald Janeen, Ileueden. Tekeníngen: Gilbert Van Averoaet, Gent. DE GROTE HEIDE 26 JÀÀR LATER. 5-6. De Raneuil ín de Vliegden heeft 2 jongen, twee onthoofde Aardm¡izen líggen op de nestrand. De verschrikte jongen nemen de afueerhouding over en maken knappende geluiden met de bek. In een nabíjgelegen Den maken de oudervogels vee lawaai. De jongen worden geringd, hun paspoortnurrler ie: H 25515 en H25516. r 6-6. Mijn verechijni¡g op de heide veroorzaakt paniek bij de t{ulpen. Op verachil lende plaatoen alarmeren de vogele. Bindelijk hoor ik een jonge vogel roepen, voorzichtig naderen en zíe nog net een donsjong in een heidestruikje verdwijnen Zijn bek Ís nog m¿ar weiníg gekrood. Ik echat he¡n een week oud. Ook hÍj wordt van een alu-ring voorzien. 24-6. Trree Boomvalkjee (tralco eubbuteo) zijn op ineectenjacht, azen zíj op de talrijk vliegende mieren? I{at een behendige vliegers, geregeld ziet men ze de prooíen met de klauwen naar de bek brengen. Drie Kruísbekken (Loxia curvirostra vliegen over de vlakte, richtíng rHelchterenbosf. Kuu-Kuup-Kuup-geroep verraadt hut'g. g. Het ie stil geworden in de kokæeuwenkolonie. Enkele adulten en juveniele vogele vliegen nog rond. Een Dodaare voedert zijn jong. lwee Groenpootruitero (Tringa nebularia) etaan aan de rand van een vennetje. Een Boeruiter (trínga glazeola) vliegt üter. Aan de rand van de heide vliegt een bruine vogel op en
verdwijnt in de struiken
I
i
I
J
I
i
',,öí;
I yl
I{inter-
e¡r zooerkl.eed van
Kokmeeuw
Teket: Albert Geune, Ekeel. lekeningen: Gíl.bert Van Avermaet, Gent.
'8¿-I¿8?890-890 'UN'XgU dO 'Ud OOg ,[UO,LS 'NgUgqN\fVTA TUNOI.IVNU$,LNI Ã,ISgNlilV ti¡V^ CIT ,LOUOl,t :I.¡OU\ÍVO 1 1îXOO t{VÂUg ÐNIq.cIUtSgg gc ìflrvw 'xugtt¡tgsNgn
sr
NgTgrwl{
27
28
t
n [engrfuk z n o o
Misechien zijn bomen zelfs belangrijker geworden dan meneen, want terwijl de mene synoniem geworden is van verrnril.ing blijft de booor åynoniem vanzuivering. onafgebroken zuivert hij lucht ãon¿ei enige technLsche tussenkomst' zsnaar omdat het zijn besteûbing is. Reden om bqnen lief te hebben, r,e koesteren, tijcl en energie te besteden aan de bevegtiging van zijn waarde in ons kultureel erfgoed. J.L. D-E-!-{ITg--P-è}3PI5åqHtg-:_!ågsglgg_þipeegeeselgg).,.____ De Í'titte Paardekastanje heeft vooral eierwaarde en a1g blikvanger in het landschap is hij uitermate geachikt. Hij ie gemakkefijk re herkennãn aan zijn karakteristieke brede kroon en zijn betrekkelijk kortã, stevige stsm die op Iatere leeftijd enigzine gedraaid is. Opvallend zijn ook de giot" kleverigä ei knoppen en de grote handvormige, tegenover elkaar staande bladeren. oe wíãte Paardekeatanje is één van de mooist bloeiende boæn; zijn bl.oeiwijzen gelijken op kaarsen. De afzonderlijke bloenpjes, die aan orclri¿eèun doen dãnken, loñt<en met hun opvallend honingnerk insekten aan die zich te goed doen aan de rijke necÈarbron. Elk jaar weer worden de bomen øgetoverd in reuzekandelaars, want de I'titte Paardekastanje is gul ¡¡æt bloemen, gul met schoonheíd, vooral in mei als all.e kaarsen ontstoken zijn. lþt dichte blaclerdek rnaakÈ dat er een groot verschil is tusse¡r het winteren ltet zonersi.ll¡oueÈ van de boour. In de wint.er ziet híj er eerder ijl uit, maar in de zomer, ale hij volledig in blad s¡:aat, maakt de boær een rr,"rieve Índruk. omwillc van de zware schadun die de boom afr.¡erpt, eras hij-net ale de Lindebooogeschikt om de kaas- e¡r boterkamers van de oudè úoerderijen koel te houden. Als houtleverancier is de Paardekaetanje geen Bucces. Ondat de stam enigzi.ns gedraaid is en deze kronkel zich in het binnenwerk voortzet, is het hout alieen geschikt voor de,vervaardiging van kleine voornerpen zoalå snijwerk, pyrog,ravure, huishoudgerei en verpakking. Wel werclen er vroegcr keukentãfe1s-vàn gãmaatt ødat de bladen gemakkef ijk wit geechuurd kunnen woiden. De wctenschappelijke naam van de tlitte Paarclekastanje, Aesculus hippocastanus, werd gegeven door Linnaeus. De geslachtsnaarn Aesculus is van Pliníus overgenomen en de soortnaam hippocastanum (hi PPUs paard) Íe waarschijnfijk gekozen op grond van de gelijkeniB vsn de vruchten met die van het geslacht castanum (Tarme lkstanje) ¡leeculus, de naam die overeen kmt met de Latíjnse naam rAesculusr werd door de Roneinen gebruikt voor een eik ¡net eetbare eikels. naeus nam deze faam over, ofschoon Aesculue hippocastanum geen eetbare vruchten
levert. Het woord hippocaetanum zou moeten duiden op het ieit aat paarden de vruchten eten. rDe Turken voeden er lrun paarden neet is een uitspraãk van onbekende oorsProns, en etaar.srchijnlijk zonder grond, die door de jaren heen steede weer werd overgenmen, na8r nu vordt aangenomen ten onrechte, Wilde Zwijnen en Herten eten de vruchten we1 en dat is één van de oorzaken van de enelle verspreiding van het gewae vía de jachtwouden van Europa. De r¡luchten zijn ongenietbaar, naar na verschillendã bewerkingen te hebben ondergaan zoals malen' Irassen, eî2... trekt rnen er verschillende producten uit, o.a. kastanjerneel. Ze zíjn rijk aan zetmeel'en daardoor van hoge voedende raaråe voor runderen. In A¡nerika r¡orden ze rBuckeyeet genoemd, d.w.z. bokke-ogen. De lichte vlek op de donkerbruine zaden herinnert áan het oog van een Reebok. De
bladeren laten bij het añrallen grote, hoefijzervormige littekene aehter, ZeLf,e de gaatjes van de epijkers, naarmee de hoefíjzere bevestigd worden, zijn duídelijk te zien. Vandaar de Nederlandse naa¡D: Paardekastanje. Door de betrekkelíjk late ontdätcting en verspreidíng van de boom, heeft hij geen groot aan-
deel in de rnagie en de
mystiek in de plantenwereld. l{el was het, vooral op het platteland, de gewoonte om bij knobbelreuma en jicht 3, 7 of 9 gepelde, maar onbeschadigde kastanjes mee te dragen. l{egens zijn aterke electrische geladenheid wae dit een níddel bij ziekten als voor-
noemde, teweeggebracht door zuren. In tijden van zeepschaarste zijn de r¡ruchten nel ale vervangíngemiddel gebrulkt. Een extract r¡ordt gebruÍkt tegen aambeien en spataderen. Ale nondwater aou carríës genezen. In de r¡rucht ig een stof aanwezig die in zonnebrandolie wordt
Paardehastanje
gebruikt, mdat ze de ultravioletstralen abgorbeert . De tlÍtte Paardek.¡stanje, Ín het Belgísch en Nederlands landschap een vertrouwd element, is voor onze streken toch nog een betrekkelijk nieuwe boom. Bous becquis, die ook de Sering, de Tulp en andere bolgewassen naar hier bracht, zou ook de tlitte Paardekaetanje in l.teet-Europa geintroduceerd hebben. Dodonaeue (1518-1585), de bekende Vlaamse plantendeskundige, die in de l6de eeuw zijn bekende plantenboeken schreef, naakt er geen melding van. Zijn collega en tijdgenoot Clusius (1526-1609), hoogleraar in de Botanie te Leiden, zecte een belangríjke etap op het pad van de verepreiding, toen hij in díe periode ín l.lenen';waar hij een medicinale kruidhof oprichtte, de eerste zaden aa¡r de asrde toevertrou$d Daarmee verloete hij de Paardekaetanje uit zijn isolement,. Van nature uit groeide hij nanelijk uiteluítend in het Noord.Gríekse Chelidoni-gebergte. Daarna ging de vèrspreiding tamelÍjk snel. Reeds in het begin van de lTde eeuw werden de eer ste exemplaren in Engeland en Frankrijk aangeplant en in 1633 r¡erd de Leidee Hor tus het eerste stetion op de reie die de Paardekastanje door de gematigde kliÍ¡aatzone van het noordelijk halfrond rnaakte. Louis Sí¡¡ons, Lonunel
.
BRONNEN:
A}|ANN.G.., 1968. Bomen en Struiken in de natuur, 224 pp. Zoner en Keuning, l{ageníngen. BOOM,B.K., 1978. Nederlandae Dendrologie, 454 pp. H.Veenrqtn en Zonen, I{ageníngen. DEBOfI,L., 1958. Het Bornen- en Struikenboekje van België, 264 pp. Koninklijk Belgiech Instituut voor Natuurwetenschappen, Bruesel. EDLIN, H.,e.a.¡ 1979, Bqnen, Boe en Hout, 284 pp. Zomer en KeuningrEde. GABRIEL, I . , 1970. lGu idengids , f 78 pp . L.J.Veenre Uitgeversmaatscheppij N.V. t{ageningen. MERTENSTA. en L.Símona, 1982. De Vloeír¡eiden te loÍmel-Kolonie, 160 pp.
vzw Stichting tirnburge Landschap, Hoeselt. Druk: Acco,
Iæuven.
enz.....
29
32
Een poging tot relaas voor hen die er niet waren, voor hen die er rrel lraren, voor hen die er zu11en zijn.
PADDESTOELENI{ANDELING AÀN DE BORGGRÀEVEVI,IVERS OP
9 OCTOBER 83 Met het einde van een prachtige nazomer wae het weer eene'ti jde geworden een na jaara -padd ee toe lenwand eli ng. Een 15tal fervente zr{aær6 kwan daartoe onder een grije wolkendek aan de Ki nderboerderij te Kiewit samen, om met André a de Borggreevevijvers op 'Jachtr te gaan. Het is een rmeilijke, eome zel.fe onmgelíjke' taak om vn¡chtl.ichs¡üen van te determíneren zonder het gebruik van hulpmiddelen zoale microecopen. lle konden evenwel rekenen op de aanwezigheid van enigà reeds zeer.onderlegde paddeetoeLkundigen (al wae RÍk níet van dã partij) on ñognaale (!) Íngewijd te worden in deze ecille herfetwereld. De paddeetoelen: hun geruíeloze wereld kan voor menig wandelaar een bron ber+ondering en verwondering zijn. I.laar de zwa¡draden ( hyphen) en de zwamvl.ok (nye1ír¡m) verborge n liggen in hu¡rus, in half ve rgane boomstanûen of in weefeel van levende plan ten, daar pri jkt dcrpaddetoel' bovengronds in een wereld die zích bereidt op zijn winr,ere laap. Je ziet soms toevallig, met hun vele tinten van oud tot bruin, of onnidd elijk in het oog epringend met helle en doffe kleuren el en rood. En op een nooie donkerbruíne kaetonjeboleet zit wel eens een halfe Ç¡oene Kíkker te vrachten op een eprookjeaprincee, onbeweeglijk onder het getaar der wandel aar8. . . hþ zagen vooreerst een Breedplaetotreephoed (Col lybia platyphylla), een zv¡am die evenwel dc typieche kenmerken van het Tricho lorops ie -gea lacht ver toont . n andere grote plaat jeezwam er vlakbíj wae ¿e-fficffihrerzr¡am (clitoc ybe lavipee); -trechter- on¡r¡ille van het ver aflopen
paraoiet oP o.a. loofbornen. Maar nog meer geweeed ie de Zwavelzwan (polyponrs eulphureue), waarvan rite een verga¡n exemplear ontdekten aan een boongt"rr'tr"t r¡ag al nrit en brokkel.ig. _ Een gevreesde paraeiet van de groep der plaatjeszwarrnen ie de lloníngzwarn (¡mi'tariella nellea), waarover hekeen-ìfíen tog een boeiend verhaal ïrist te vertellen. Ze kmmen er werkelijk net, honderden voor en vertoonden kleurverechil len naargelang de houtaoort waarop ze groeiden. En nu het woord toch gevallen ie kunnen we het evengoed eens over hekeenkringen hebben. Ontstaan door de kringvomige toename van het mycelíum, werden ze tijdene de Middeleeuwen aanzien ãlo de eporen van de rondedane.der heksen: f{aar hekaenvoeten de grond raakten, zouden de paddeetoelen verechenen zijn. f,ie Roeetv,lekkenzwan (collybia naculata) die we oP de wandelíng vonden, is een typieche hekeenkringer. De myeterieuze en magische sfeer die al deze groeísele vroeger mgaf ie misechien tenrg te voeren tot het niet â1 temenslievend gebruik van de giftige soorten ervan. Een paar van de door one ontdekte speciroen naren giftig: de nu.waarechijnlíjk tæl afdoend gekende Groene Knolmaniet(Ananita phalloides) met zijn hooggerande volva (niet te verltarren mer de Gele die ruikt nasr rautre aardappelen) en de verdachte Cewone l(rulzoc (PaxÍllus involatus) aie in ongekookt,e toeetand allezÍns giftig is De meeete soorten zijn echter gesroon onsrukelijk, Zwavelkoppen bij voorbeeld zijn bitter en een aantal ruseila's zijn ook niet te pruiÍpn. l{e vonden een grote Stinkzwam (phallue Ímprdicus) waar al de groen-zwarte gleba al rrae van afgegeten door de vliegen. Een Hanekam (Cantharellue cibarius) ruikt beter (abríkozengeur), naar het, wag spíjtíg genoeg de valse (Hygrophoropsie aurantíaca die we ontdektenl. Er waren þeer ogen en tij
St.tïuiden.
Tekening: Gilbert Van Avermaet, Gent. I t
¡
33
34
^-.
zcc[end TTI.DE
OOSTERSCHELDE.
fDe gouden rand van de zee'. . De ooeterschelde ie het natuurlijke hsrt van zeeland, het centrale rijke natuurgebíed, waarrond het biologiech leven van de provincie zich afepeelt. o¡ndat de rol van deze zeearm dominerend ig in dit iruenee natuurgebied, beeteden we er hier $at meer aandacht aan.TD. 1. Het ontstaan van een na bied. De Oosterechelde was ín de MiddeleeuÌren de uitmonding van de Schelde, dÍe toen veel emaller was dan nu. Zij vo:¡rde de natuurlijke scheiding tuasen de voornaamate delen van Zèeland. In de oude rentmeestersrekeningen vindt men dan ook de aanduidingen: tZeeland beoogter Scheldr, waarmee men Sctrouwen, Duiveland en Thoelen bedoelde, entZeeland bewester Scheldt, waarmee men Walcheren en de Sevelqnden aangaf De Schelde lras een belsngrijke vaarveg traarran Bergen op Zoom, Reinerswaal. Zíerikzee en hun opkorret te danken hadden, terwíjl de noordàfijke zíjtak, de Eendracht, de stad ltrolen tot ontwíkketíng braèht, De Westerechelde of Honte , bij vroegere stornvloeden ontstaan, was van minder betekenis. Stomvloeden, danmen en inpolderingen bepaalden in de loop der eeuwen het huidige uitzicht v'an de Oosterschelde. lussen firolcn Zuid-Beveland bevond zich in de Middeleeuwen de heerlijkheid Riemerehraal, midden in het buidige Oostelijke deel van de Oosterochclde. Ze bestond uit de stad Ríenerewaal en 19 kerkdorpen en gehuchten in totaal 12OO ha groot. In l45O en l52O werd Rienerswael door enorme branden geteisterd. Bij de stormvloed van 5 november 1530 wetcl Riemerswaal loegeelagen van Zuicl-Iþveland. O'yerstromingen van 1532 en 1557 vertloeatten de etad grotendeels. Deze rampen werden gevolgd door flinke branden i.n 1558 en door níeuee overstromingen in 1561, t563 en 1570. Het land verdneen Practisch geheel in het lrater. Tot I63t heeft een klein aantal vissere er nog gewoond. Het laatste wat verdween wss de kerktoren van het dorp Broecke die in l89l werd opgeblazen na tot dan ale een eenzarne baken voor de echeepvaart te hebben gediend.. Door de aanleg van de Kreekrakdam in lB67 en de Sloelam in l87t werden de Ooster- en Westerschelde gescheiden en was de Oosterechelde geen riviernnnding meer. Het werd eindsdien een zeearmmet hoog zo,rtgehalte en een zeer rijke fauna en flora. Schærm
Omt¡.rd ok
Oostoßcholdô
tloord . llûYal¡nd
lryak¡ìer.rì
Sr.
Ilþþñ
.A 7ud gcvcl¡ñd
Ooglorscheldo
Na de :lanp van 1953, waarbíj in Zeeland 1834 doden te betreuren víelen, zeí gane Nederland: dat nooit neerl Hee Deltaplan zou zulke rampen voorgoed uitechakelen. Het hoofdidee van heÈ oorepronkelijk plan wae alle zeegaten af te sluiten en de dijken van de openblijvende mondingen, de Nieune l{ater}reg en de [Jesterechelde op te hogen. Aanvankelijk r{raren er reeds bedenkingen over de biologíeche gevolgen van het afsluiten der zeegaten, maar deze hadden in de eerste plaate betrekking op de cultures van oestero, mosselen, riet,biezen en griendhout.Schade aan deorrerige natuurlijke rijkdmren werden elechts in beperkte kring onderkend. Het unieke zoetwatergetijdengebied van de Biesboech en het brakwatergebied van het Haringvliet verdwenen zonder veel protest. Voor de laatgte grote afsluiting, deze van de OoeÈerschelde, Lagen de zaken echter andere. De werken begonnen immers pae in 1969 en er naren al protesten te horen: eerst uit de kring van de zeileport, dan uit deze van de oester en moseelcultuur. Intuesen kwam ook het ¡nilieu in de belangetelling van het grote publiek te staan. Aktiegroepen zagen de kans het openhouden van de Oosterechelde in de prograrm¡ta van de politieke partijen opgenoæn te krijgen voor de verkiezingen van 1972. De Cornmissie Oosterechelde werd opgericht, waarin oôk tnee biologen zitting hadden. Het eerste advies nas even verrassend ale eenvoudig: eluit de Oosterschelde af met een lekke dam van losse betonblokken. Iedereen leek teweden, maar verdere studies beoordeelde deze oploseing ale tê eenvoudig. Uiteindelijk werd een etorm\rloedkering aanvaard. Dít ie een pijlerdao net een doorlaatopening van 14.0OO m2, daar waar de natuurlijke opening 80.0O0 ¡o2 is. De koetprije zaL 7 tôt I niljard gulden bedragen, waarschijnlijk zelfs r¡eel oeer. De aktiegroep rooeterechelde opent heeft becijferdr-en dit is intueeen door talrijke studies en inetantiee bevestigd-, dat men met één miljard gulden een even grote veiligheid had kunnen bereikt worden binnen de vijf jaren: dijkverhoging tot in de perfectie.
pijlerdam
Het huidíge concept van open pijlerdan heeft toch nog ingrijpende gevolgen voor heÈ mi.lieu: -het getijde (llOO ¡nil J oen M3 water) wordt vermínderd tot 70 l; -het intertijdegebied ( de droogvallende zandpLaten bij eb) wordt net 4OOO ha verkleind . Deze delen zijn van uitzonderfijk belang als voedselgebied voor de vogele; -het nu zeer etabiele.mílieu r+ordt mínder stabíel: ala elechte één factor zich wijzigt, zoals bv. het zoutgehalte, de wstertemperatuuË of de hoeveelheíd voedselaanvoer, dan zal dit ernstige gevolgen hebben. De Ooeterechelde heeft é6n koetbare leg geleerd: yranneer het milierraopect eerdec in zíjn volle zeaarte had rnegewogen bij het opetellen van het Deltaplan lraren de extra uitgaven en jaren tijdverlies grotendeels vermeden geneest.
35
36
2.
De Oosterschelde
als blo
De Oosterechelde ie een getijdengebied van 33.000 ha groot. T\reemaal per stro@t er llOO miljoen M3 in en uit de Ooscerechelde. Dit ie bijna 1/3 vÀn d e totale inhoud. Ongeveet 213 van de inhoud blijft dus langer in de Ooeterachelde Hiervan l¡ordt 4 l pet getíjde ververst zodat no onþeveer 2 weken al het water vernieur¡d is. Daar 213 ven het water due langer in de O0eterschelde blijft en de zon de droogvallende zandplaten oprrarmt bíj eb, Ií.gt de temperatuur van het l¡ater hoger dan deze van de Noordzee. De ebatroorn van de Scelde loopt een uur langer door dan deze uit de Weaterechelde en drukt zo het vuile water uit de kust. hierdoor komt er prsctiach geen bezoedeld qrater uit de I{eeterschel.de in de Ooeterschelde. Door de eterke zuíd-noord-etrdting lange de kust, heeft ook het vervuilde Rijnwater geen kane. Door al deze factoren e¡,$en ie de Ooeterechelde een uitzonderlÍjk zuiver ge tíjdengebied, ruet een ontzaglijk aanbod aan bíologísch leven. De top van één voedselketen in de Ooeterechelde ie tevens ook de opvallendste verschijning ín Zeeland: De uíenduiaenden vogels. Het merendeel van die vogels ie aangewezen op de O0sterschelde ale voedselgebied. Op de teldag van 3l-10-66 kwammen tot lTO.OOO vogele voor het gêbied, waaronder 345OO Scholeketers, 1865 Rotgsnzen, 98oO ltulpen, 15.5O0 KanoeÈstrandlopere e¡ 26.50o Drieteenstrandlopers. Door het hopg zoutgehalte en de hogere teDperatuur wieet de Oosterschelde practisch nooit dicht en is hij ín strenge wínterg een toevlucht voor pleisterende vogele Ook de rijkdom aan vissen in de Oosterschelde is zeer opvallend. Ìleer dan 60 aoorten kmen er voor, die men kan verdelen in 3 groepen: -rrisaen die er zich voortplanten: Geep, Tong, zeenaald, puitaal.... -visoendi,e zich elderg voortplanten, maar eraarvan de jongen opgroeíen in deze zeearm: llaring, Kabeljauw, Zeebaars, Schol, schar... 'vissen die op trek zijn van zout- naar zoetwater of orngekeerd: Zeeprik, Zeeforel, Spiering.... De aantallen van de vissen is moeiLijk te schatten. Voor somnige soorten ligt dit in de orde van grootte van vele tientallen miljoenen. Sanenvattend kan men de Oosteiechelde als vo1.gt ornschrijven: een gaaf , prachtig en indruk-
wekkend rratuurgebíed bínnen hsndbereík.
'Iheo Dreeoen, Opoeteren. Bronnen na aflevering 4.
un dc
rendgcbncdcn
DE KLOOSTERBERG BIJ DIEST, een moole wandeling. l. Dieet en mtgeving ie floristigch een zeer interessante gtreek. Het feit dat er een rivier (¿e Der¡ær) door het terreín.stroqtrt, er een spoorweg is aangelegd, en niet in het nínet: de overgang vân Kenrpen naar lbgeländ, cieëren een oqgeving waar veel variatie in de flóra en de vegetatie Ëe vináen ís. onder ftORA verstaan wij de verschillende planteneoorten. Met VEGETATIE wordt het min of meer veelvuldíg voorkøren der individuen van een bepaalde soort bedoel.d. Een roggeveld ie alr aan planÈesoorten, maar de soort Roggã komt veel voor: dus een arm fl'ora' u¡88r een rijke vegetatie. Een vijftal jaiãn geleden heeft men ecn onderzoek gedaan naar de 6pore-'en zaadplantén die in de Zqiderkempen en het Ha geland voorkomn (of voor emígen: vooikromen) . Dit gebeurde met ãe verepreidingskaartjee uit de Plantenatlae van België. Er werden ongeveer Boo planiensoorten geteld, waeronder 4OO zeldzame soorten. Van deze láatsten werden er ongeveer l50 in de streek van Dieet geoígnaleerd. -2. ZoaLs gezegd, ligt Dieet op de grens van de Kempen en het llageland; we bevínden ons tussen de eerste ttagãlandãe heuvele. net r¡oord Hagelanã zou kunnen verklaard worden als: het land van de hagen. Het is wel. opvallãnd dat in deze
zoveel heggen voorkonen. fnteressant ie het on telkens de verechillende soorten planten in de hagen te ondereoeken. Het ie echter waarechijnlijker dat de naam afkometig ie van het or¡d-Nederlandse woord HAGE, wat de benaming eras voor een loofbos net onderhout. Vandaar ook het voorkonen van de naa¡n RODE in veel geneen tenamen in de streek. (zíez Níeuwrode, Iùaanrode, St.píetererode) 3. Veel Límburgee Natuurgidsen herinneren zich mÍeschien nog die natte Natuurbeschermíngsdag in St.PÍetersrode, in 1981. Uít de brochure die !¡e toen over de twee wandelingen kregen, fríssen we enkele dingen op, Zo'n 7 niljoen jaar geleden kwam de zee tot Diegt. Zandbanken, die bestonden uit Díestiaans zand, kwaa men aan de oppervlakte wanneer de zee zich terugtrok. Deze Díeetiaanzanden bezitten deeigenechap dat ze bij aanrakíng met de lucht verharden en beetand zijn tegen de erosie. Zo ontstonden de Hagel.andse heuvele ,.die zowat 40 tot 70 meter boven het landachap uíteteken. 4. De wandeling. }le vertrekken op de parking vàn de GB aan de Leuvenee wegreven buiten Díest. I{e plaatsen onze víerwieler hele¡n¿al achteraan, onder de bomen en zÍen voor ons de Kloosterberg. Deze nas tot de Franse Revolutíe eígen dom van een Nonnenklooster. De fLanken dienden voor land- en vooral voor wíjnbouw. Vanaf de parking links over een brug volgen rre de weg naar rechte. l.¡e zien Hoornbloem, Grootbloenige Muirr, Zachte ooievaarsbek. Het ie even intereesant de stijlen van de Muur en Hoornbloen te tellen: een handig determinatiekennerk. We horen: Í{interkoníng, Heggemus, Vínk, I\rinfluiter, Zwartkop en ræt !ûat ge luk, rechte in het populíerenboe: de l{ielewaal. We komen nu aan een holle weg: het Hageland ie er gelukkíg nog rijk aan. Opgepaet: nu een pad, linke de helling op. lfe kmen tuasen akkers: het gebied van Kramevogele en Leeuwerikken. Bovendien krijgen we een.prachtig panor{rna op Diest net de St.Sulpitiuskerk en de Kruieherenkerk.. Nu nog wordt er op de hellíngen aan landbouw gedaan. Kíjk naar de wegbernflora: Akkerleeuweklauw, Moerasdroogbloem, lfuizeoor, Reigersbek, Zachte Ooievaarebek, Scbapezuring, Schijfkanille, Hondsroos, Akkerviool,tje.... l{e wandelen over de kan van de hewel en dalen nu af . Opletten voor zonnige, zandigwarmé plekjee langa de helling. U kan altijd het geluk hebben een zonnende Hagedrssen te zien. Nu rechtsaf: een enalle weg, begroeid met, Sùeedoorn etruiken. Kq¡ hier tot rust. De wereld, dat ben jij en de zoemende insecten. Een Groenling rkweíktt, een Tjif-tjaf doet zijn naan alle eer aan. Ioop niet te snel genietl. Ontdek de koretæBsen, de blaadjea v¿m het ltui'zeoor.
.Ct *o-y'rl
,\
,
t-
t t ^6,, , \\
\
,.6Rfi'E
t a
-' a at
l. H[sT
'!)
t
a
a
I
I G,N.
37
38 Linke op de- akkera hoor je ¡rieschÍen enkele KÍevitten. Bewonder de zwalpen- akrobatenvlucht: de eat men al niet doet om de vrouwtjes re overbluffen of tä inponeren. Ze hebben van de mensen níet veel oeer te leren. We kornen nu terug boven op de helling (een naet) en slaen rechtgaf. t.te merken hier een veel voorkqnendverschijnsel op de Hagelandee Heuvelg, namelijk graften. Dit is een soort terrasboutr.
Op de zuiderhellíng is men terug aan wijnteelt begonnen. Op de kant vind je het zel'dzaære Voorjaare-vergeetæ-níetje, ãen nietig-plantje, en veel Spurriã. [È kooen nu oP een aefaltbaantje. Diegenen die naar trùis wirien, alaan nu rechte af en bereíken zo de parkíng achter de GB. nog een urctje willen wandelen, volgen de weg naar links; op het . - Zíi díe de weg terug linke tot op een grote et"õnr"g (elãctriciteíteúabine). 9i19 ""1 ondertuesen even Kijk wel in het grachtje aan Uw recñterzij
evcn glnnn[echcn tlegeùa het gebrrek aan bladzijden (want voor het drukken van de verzendinge koeten zijn we bqperkt tot 38 paginats) kon de afleveríng over het Dagboek van een boerderÍj niet worden geplaatst. Geen nood echter: uitgesteld is niet verloren. In extremig vernemen we_nog, dat t!ûee trouwe lezers van Erica zomaar gratie en voor nÍks twee weifana5ãá it U'ruikleen gaven aan het stel dat op een heel kleinechalige manier het hoofd boven de crieie probeert te houden. Dank U wel naoene de ganee redaktie die vanuit de verte met mil
tzocncnkrnng herfst kout dagelijks ctrchterbÍj, gestaag I.ùeg de tijd der drcrnen. De breidel knelt nij neer en meer. Vandaag De
en onverstoorbaar.
gieteren en elke dag v¡ordt l_omer. Menr leefde, werkte en besrinde veel en dacht daarbij dat men íete kende. Het was ofwel te weinig of te veel of iets dat men niet goed genoeg verkende. Ik raak de pas kwijt, geen hernemen helpt; v tn ganzen vol de eindere en de luchten. Ik zoek een grote doek die rt bloeden elelpt en earote echenkt om knue terug te vluchten. waa
Herfstgedlcht: MlJn spoor is
deel
6.
zoek..
Arrnand Ruthgeers.
o 5
N
ts
E lr
F P
ol
(,
.o
r+
o o
ô Fl
(¡
U,
o,
P
Io
r-t
o
zl+
I
o o 5
rÌ
U'
o
rt
A,
ta
E
Þ
I
Þà
H 5 N o á 0,
H
P'
:*o Eg tts¡
i
gË
q
B9q
rr o OtA,*
o o 5
FO
s3
ott or,
5
r 3a iâ
O
Irt
N ur lrr
(, }llP O\O O @ \¡ o.¡ Ul È tt I I I I I I tl
tJlJ.
rt
o=F ìc l-r tÀgtO l¿t
o3 ct(Dô
lúts O\OP\¡O\(¡È(, tttlllllll Fl Fl r.U, P Ñ s¡ O{ 4à < U t1 ø X Z Þ Ø 3 ¡
fOr OPÎ\)rt)É X 3J:'Y<4 5 FÀÉloP õ}'OEP. o, lJl4r4p,cio ÉÈoÈlo (D . ooãoo ts(o(¡ P. ot)frrøo 00ãoo ;' a Õ 3 o.ort ìd t¿Él-ñ;rrÉ .t, |-'lOOoJ g, O B p 5 O.ü O Ê,É(frr N rtOnìO O Q o:loo T o o ð i o Þ Þ O X ¿v, O ro IJO o O tnl,-ft3 A rr oõP .1 O r"t O,bC 9, 5ÉO O g P-ry.r1 r¿ J ûH/.ç (ct O O5¡r X Fl tsO QO . 5 B O -ltQ Oo Ct 0, 5H.O
o
A¡
x
rt
o rl
o o
rl
Þ
o
N
l*
B
o
F
Ð
Þ<
F,
() Þ
t-ì
H TJ
þd
o
z
L=J
L'.J
Ø H
ò*.o+terr^frr¡Þ\
L-l
þ
5¿
L:,j
C¡
C{
U
Ë
L-¿
() E{
r-J
þ.1
U
Þ
t-l H (l
O\Cft{6\lrr+\.}Jf'JJ
I
U
Þ.
hd
L,.r
t-3
h¡j
|<
N3
JA
F'
(è
c)
\s
ôg
+¡
0\
f
\.r,
l.J
fj
t-¡
L
I
e o }f
c
I
Þ
F
o
(t
o 5
o I'cr
D
o rr
ï
o o
o
ao
o ìct
I
oã
..}t
-vl
Ng \oz
O' r.
Þ \,\O B t\ .J Þ:r rl WIOt'l
F.
tJ
o o o 14 5
öo F
ñ A-)
=
€
0
->o
@ o G @ o G õ
=
c
ñ
=0
=
o + C e
o
(¡t