140
BOEK EN TIJDSCHRIFT.
waarnemen van gesproken taal langs optischen weg, in verband met het afzien van den mond, van dooven". Deze verhandeling werd door den heer J. J. v. d. Kolk ingezonden bij gelegenheid van zijn examen voor Diploma B (Doofstommenonderwijs) . ***
Het verslag van het Instituut voor Doofstommen te Groningen., getuigt van betere financieele resultaten, daar dank zij de aanzienlijk hoogere subsidieering door het rijk, over het afgeloopen jaar een klein voordeelig slot kon worden behaald. De f inancie. le commissie wijst er echter op, dat dit resultaat alleen te bereiken was door een zuinig beheer en door verschillende verbeteringen, waarvan de wenschelijkheid reeds lang vast staat, niet uit te voeren. Dank zij de Ambachtschool, waar de jongens voor :,ieubelmake.r, kleermaker of schoenmaker worden opgeleid en de Vakschool van meisjes, welke beide inrichtingen aan het Instituut zijn verbonden, konden de daarvan ontslagen leerlingen, bijna allen kort na hun ontslag een werkgever vinden.
HOOFDBESTUUR. Commissie in zake Individualisatie. De Commissie, die eerstdaags haar werkzaamheden zal aanvangen, bestaat uit de volgende leden : W. P. Blokpoel, Den Haag ; J. de Graaff, Rotterdam ; P. H. Schreuder, Den Haag ; H. A. Schuyt, Delft.
Commissie inzake Lesroosters enz. De door het H.B. ingestelde Commissie inzake Lesroosters enz., bestaat uit de volgende leden : C. de Bode, Arnhem ; Dr, D. Herderschêe, Amsterdam (Med. adv.); A. J. Schreuder, Arnhem (adv. lid); P. G. Schreuder, Arnhem ; G. J. Vos, Den Haag. R apport Zaakonderwijs.
Voor en na zijn in het Tijdschrift gedeelten van bovengenoemd Rapport opgenomen. Het doet de Commissie genoegen te kunnen meedeelen, dat het rapport in zijn geheel zal worden verkrijgbaar gesteld. De prijs van het boekwerkje, ingenaaid in omslag, 36 blz., bedraagt fr. p. p. f 0.50. Het aantal exemplaren is niet groot ; wie er dus prijs op stelt 't te bezitten. 't zij persoonlijk,, 't zij voor de school, doet verstandig bovengenoemd bedrag spoedig aan ondergeteekende te doen toekomen. Bij verschijning van het werkje volgt dan onmiddellijk toezending, Ter besparing van onkosten en tijd is gezamenlijke bestelling natuurlijk zeer welkom. Valkenboschkade 409, Den Haag. W. P. BLOKPOEL, le Secr.
Benoemingen. Benoemd tot onderwijzer aan de school voor B. O. aan de Joubertstraat te Rotterdam : dhr. P. van Dam.
6e JAARGANG No. 9a. Extra nummer.
OCTOBER 1925.
TIJDSCHRIFT VOOR
BUITENGEWOON ONDERWIJS Verschijnt maandelijks.
Abonnementsprijs f 4.— per jaar.
Redactie : P. H. SCHREUDER, G. J. VOS, Dr. D. HERDERSCHÉE. Redactie-Adres :
P. H. SCHREUDER, Anemoonstraat 167, -- Den Haag.
Administratie-Adres : N.V. UITGEV ERS-MIJ. „HAGA", DEN HAAG -- Giro No. 32990.
INHOUD: De oorzaken der Zwakzinnigheid.
HOOFDBESTUUR. P. H. Schreuder, Anemoonstraat 167, Den Haag, Voorzitter. Dr. D. Herderschëe, Keizersgracht 104, Amsterdam, 2e Voorzitter. W. P. Blokpoel, Valkenboschkade 409, Den Haag, le Secretaris. J. J. Edens, Bilderdijkpark 15, Amsterdam, 2e Secretaris. C. Leeflang, Schiekade 160, Rotterdam, Penningmeester. Postrekening Hoofdbestuur No. 67181, R'dam.
DE OORZAKEN DER ZWAKZINNIGHEID. DOOR Dr. D. HERDERSCHÊE.
Zooals bij iedere levensuiting hebben wij, bij het ontstaan der zwakzinnigheid, rekening te houden met, door de erfelijkheid gegeven, endogene, en exogene of milieu-factoren. Men moet zich dit niet zoo eenvoudig voorstellen als in een parallelogram van krachten, waarin dan een zijde de som der exogene, de andere zijde de som der endogene factoren zou representeeren. Iedere ontwikkelingsphase is slecht te begrijpen uit de daaraan onmiddellijk voorafgaande, benevens de juist op die voorafgaande phase werkende uitwendige invloeden. De metamorphose van de kikkerlarve, waardoor de kikvorschen ontstaan, zooals wij die in de natuur kennen, berust op het feit, dat, op een zeer bepaald oogenblik van de ontwikkeling, de schildklier haar working gaat ontvouwen. Voert men jonge kikkerlarven schildklier, dan treedt de metamorphose vroegtijdig in, en er ontstaan kikkertjes niet grooter dan een vlieg; neemt men bij normale larven de schildklieraanlej weg, dan groeien de larven tot een onnatuurlijke grootte door, maar de methamorphose blijft uit (Loeb) .
142
DE OORZAKEN DER ZWAKZINNIGHEID.
Bij die proeven van Loeb, waarin hij de schildklier verwijderde, was de aanleg om kikker te worden aanwezig, de oorzaak, dat die aanleg zich niet deed gelden, was de experimentator. Denkbaai is ook het geval, dat door een abnormalen aanleg of door .-nekte, de schildklier zich niet ontwikkelt. Dan bestaat de mogelijkheid, dat de aanleg tot de metamorphose afwezig is, en eindelijk kunnen wij ons een zwakken aanleg tot metamorphose voorstellen, die zich alleen kan uiten bij zeer krachtige, door niets of niemand beschadigde schildklier. En de schildklier is slechts één van de vele klieren met zoogenaamde interne secretie, waarvan de afscheidingsproducten, opgenomen in het bloed, invloed uitoefenen op de ontwikkeling; bij den mensch weten wij, dat gezwellen van het hersenaanhangsel reuzen groei kunnen veroorzaken, dat wegname van de geslachtsklieren de secundaire geslachtskenmerken doet uitblijven enz. Aan al dergelijke endogene en exogene mogelijkheden hebben wij te denken bij de studie van het uitblijven der normale verstandelijke ontwikkeling. Dat de aanleg een rol speelt in het ontstaan der zwakzinnigheid, wordt waarschijnlijk gemaakt door het feit, dat men overal naeer zwakzinnige jongens dan meisjes vindt. Zooals reeds eerder in dit tijdschrift werd opgemerkt, was al lang bekend, dat zich in de gestichten meer mannelijke dan vrouwelijke zwakzinnigen bevinden,1) maar men dacht aan de mogelijkheid, dat men er eerder toe zou overgaan, een imbecielen man te interneeren dan een zwakzinnige vrouw. Zoo is het ook mogelijk, dat de lagere school een achterlijke jongen eerder zal opgeven als candidaat voor de school voor zwakzinnigen dan een achterlijk meisje. En inderdaad, er pleit iets voor deze veronderstelling: tegenover 143 jongens, die in 1924 geschikt werden verklaard voor onze scholen, werden er 52 voor-loopig weer naaf de lagere school terugverwezen, dat is 27%; bij de meisjes bedroeg dit percentage: 29. Bovendien bleken 9 jongens in het geheel niet zwakzinnig, tegenover slechts 3 meisjes. De objectieve zeef van de keuringscommissie maakt, dat alleen zwakzin,nigen worden toegelaten, en men mag op de lagere school een achterlijk meisje wat langer houden, tenslotte wordt zij toch wel opgegeven. Van duizend gedurende de laatste jaren door de Amsterdamsche commissie toegelaten kinderen, waren 628 jongens en 372 meisjes. Indien de door de erfelijkheid erfelijkheidgegeven geg aanleg rol g geen g speelde bij het ontstaan der zwakzinnigheid en deze uitsluitend het gevolg was van alcoholisme, syphilis e. a. dan zou er geen reden zijn waarom er meer jongens dan meisjes achterlijk zouden zijn . Maar exogene factoren spelen evenzeer een rol, want wij zien met het geboorterangnummer de kans op zwakzinnigheid toenemen. Dit bleek uit een vergelijking van het relatieve aantal der verschil.
1) Tijdschri ft voor B. O. 1925, blz. 1.
DE OORZAKEN DER ZWAKZINNIGHEID.
143
lende geboorterangnummers bij de Amsterdamsche pasgeborenen en de voor de school van achterlijken geschikt bevonden kinderen, die in dezelfde jaren waren geboren.1 ) De eerste drie geboorterangnummers bleken percentsgewijze te overwegen bij de pasgeborenen in het algemeen, de hoogere nummers bij de zwakzinnigen. Uit de gegeven voorbeelden blijkt wel, dat het in een bepaald geval niet altijd gemakkelijk zal zijn, aan te geven of endogene dan wel exogene factoren de hoofdrol spelen bij het ontstaan der zwakzinnigheid En nauwelijks ooit kan men spreken van de oorzaak, veeleer zal men zich laten leiden door het conditionalisme: de leer der voorwaarden. Leeken kennen onze moeilijkheden niet. Bij het onderzoek van de candidaten voor de scholen voor B.O. wordt in den regel aan de ouders gevraagd, wat volgens hen de oorzaak is, dat hun kind op school niet zoo goed mee kan komen. In de gevallen, dat de ouders de achterlijkheid van hun kind erkennen, hooren we soms zonder blikken of blozen verklaren: „in de derde maand is mijn vrouw van een muis geschrokken" of „in de vierde maand heeft zij een idioot gezien" e. d. Hoewel van de beteekenis van dergelijke gebeurtenissen (het „verzien"), die iedere zwangere vrouw bij herhaling overkomen, wetenschappelijk absoluut niets vast staat, is het antwoord der ouders wel te begrijpen. Natuurlijk is het voor ouders verdrietig, te bedenken, dat, hetgeen zij als een groot leed voor het kind beschouwen, moet worden verklaard als een uiting van een aanleg, die het kind van de ouders heeft meegekregen. Het is veel` gemakkelijker de „schuld" te geven aan iets of iemand anders. Zoo wordt immers ook het achterblijven van een schoolkind geweten aan een gemis aan paedagogisch talent van den onderwijzer, evenals men een sterfgeval vaker hoort toeschrijven aan een gebrekkig inzicht van den dokter, dan aan een gemis aan weerstand van den zieke. Een vrij simplicistische opvatting huldigde men tot voor kort omtrent het wezen der endogene factoren. Op grond van kruisingsproeven met planten en dieren en op grond van de waarneming van betrekkelijk eenvoudige ziekelijke afwijkingen bij menschen (kleu renblindheid, bloedersziekte enz.) was waarschijnlijk geworden, dat een eigenschap, die blijkbaar van een der ouders was geërfd, op verborgen wijze ook iets van den anderen ouder bezat. En Mendel leerde, dat bij de rijping der geslachtscellen die dubbele vertegenwoordiging uiteen valt, zoodat de helft der rijpe geslachtsar cellen de aanleg voor de eigenschap in quaestie bezit van den vader, de andere helft die van de, moeder. In het individu zelf kwam slechts één dier eigenschappen voor den dag, deze was overheerschend: dominant, de andere eigenschap was overheerscht: reces-
1) Psychiatrische Neurologische Bladen 1915, No. 6.
144
DE OORZAKEN DER ZWAKZINNIGHEID.
sief. Men meende nu, dat de aanleg tot zwakzinnigheid afhankelijk zou zijn van één factor, die recessief zou zijn tegenover de domineerende factor: volzinnigheid. Bij een zwakzinnige zou dan de aanleg tot volzinnigheid volkomen afwezig moeten zijn, de rijpe geslachtscellen bezitten dan zonder uitzondering alle uitsluitend den aanleg tot zwakzinnigheid. Indien twee zwakzinnigen met elkaar trouwen, kunnen zij dus onmogelijk andere dan zwakzinnige kinderen verwekken. Nu zijn er feiten, die met deze opvatting wel zijn te rijmen. Op de Amsterdamsche en Rotterdamsche scholenl ) voor achterlijken gaan kinderen uit tien gezinnen, die alle een gemeenschappelijk grootouderpaar bezitten, wiens familienaam wij in Reda zullen omdoopen. Een der kleinzoons, Abraham, een analphabeet is gehuwd met een achterlijke vrouw. Uit dit huwelijk sproten achtereenvolgens: Izaac: debiel; Betje: imbecil; David: debiel; Sientje: imbecil; Grietje debiel en twee kleine kinderen waar nog niets van te zeggen valt. Of volgens het gebruikelijke teeken-schrif t:2 )
Indien een zwakzinnige huwt met een volzinnige uit een volkomen gezond geslacht, zullen alle kinderen altijd van een der ouders den aanleg van de domineerende volzinnigheid erven, zij zullen dus allen phaenotypisch normaal zijn, maar niet genotytypisch daar ze van de andere der ouders den aanleg tot zwakzinnigheid hebben meegekregen. Die schijnbaar (phaenotypisch) normale kinderen zullen later in hun rijpe geslachtscellen voor de helft de aanleg tot zwakzinnigheid, voor de andere helft de aanleg tot volzinnigheid bezitten. Huwen twee van deze menschen, dan hebben de volgende combinaties alle evenveel kans om tot stand te komen: Zaadcel met aanleg tot V (olzinnigheid) + eicel met aanleg totV. Zaadcel met aanleg tot V + eicel met aanleg tot Z (wakzinnigheid) . Zaadcel met Z -}- eicel met V. Zaadcel met Z + eicel met Z. V V zuiver volzinnig. V+Z phaenotypisch volzinnig. 1) De gegevens uit Rotterdam dank ik aan de welwillendheid van den Heer Willeboer. 2) Vierkanten : mannen ; cirkels: vrouwen. Zwartgemaakt zijn de zwakzinnigen.
DE OORZAKEN DER ZWAKZINNIGHEID.
145
phaenotypisch volzinnig. Z+V Z -}- Z zwakzinnig. Wanneer er dus zeer veel kinderen uit zulk een huwelijk spruiten, dan zal er volgens de kansrekening ongeveer één zwakzinnig kind zijn tegen drie normalen. Uit ons gelacht Reda heet een der andere kleinzoons Levie, hij is normaal huwt met een vrouw, die zelf normaal is, maar wier zusje op de school voor achterlijken gaat. Er is dus groote kans, dat beide ouders slechts phaenotypisch normaal zijn. Van hun 8 kinderen bezoeken er twee de school voor B.O. (dus 1: 3) ; 2 kinderen zijn gestorven (t), J. -T-
t
t
0
Indien een zwakzinnige huwt met een phaenotypisch normale, dan kunnen wij de volgende combinaties alle met even groote waarschijnlijkheid verwachten: zwa kzinnig. phaenotypisch volzinnig. Z -}- V zwakzinnig. Z -}- Z phaenotypisch volzinnig. Bij groot aantal kinderen dus ongeveer de helft zwakzinnig. Kleinzoon jozef Reda is debiel. Hij huwt met een vrouw, die ae tante is van een pupil der school voor achterlijken. Van hun acht kinderen bezoeken er vier onze school voor B. O. (dus 1:1) .
Analoge feiten vond o. a. ook Goddard in zijn befaamde familie Kallikak, al weten wij niet veel omtrent de deskundigheid van zijn „f ieldworkers", die de diagnos zwakzinnigheid stelden. En die diagnose kan maar niet zoo eenvoudig worden gesteld, dat blijkt wel uit het feit, dat de door vele jaren onderzoek wel geoefende Amsterdamsche keuringscommissie in 25% der gevallen, na een uiterst zorgvuldig onderzoek niet onmiddelijk tot een definitief oordeel durft komen, zooals wij boven reeds hoorden.
146
DE OORZAKEN DER ZWAKZINNIGHEID.
De verzamelde gegevens wijzen zeker op de groote beteekenis van endogene factoren bij het ontstaan der zwakzinnigheid, maar zij bewijzen mijns inziens niet, dat er slechts één factor in het spel zou zijn. Tot het aannemen hiervan zou ik in dit geval evenmin geneigd zijn als bij de verklaring der misdadigheid. Bahler zegt namelijk, dat alle zoons van wegens misdrijf gestrafte ouders, minstens één vonnis hebben ondergaan. Indien één der ouders gestraft is, en de andere afkomstig is uit een erfelijk belaste familie, dan zou de helft der volwassen zoons een vonnis achter den rug hebben. Dit alles dan zou er op kunnen wijzen, dat het in aanraking komerg, met den strafrechter berust op een enkelen recessieven Mendelenden factor. Hiermede zou dus Lombroso's „geboren misdadiger ' weer in eere zijn hersteld, „n'en déplaise" de Fransche crimineele anthropologen met hun milieu-theorie. Indien de zwakzinnigheid altijd berustte op het al of niet aanwezig zijn van slechts één factor, dan zouden de zwakzinnigen misschien wel meer onderlinge overeenkomst vertoonen dan nu het geval is. In de gevallen, waarin met groote waarschijnlijkheid de zwakzinnigheid berust op eenzelfde eenvoudige oorzaak, daar zien wij inderdaad een zeer groote onderlinge gelijkenis. Bijvoorbeeld bij kretins, die met hun diepliggende suffe oogen, dikke onderste gezichtshelft, uit den mond hangenden tong, droge, niet zweetende huid, gezwollen hals en dikke buik bijna allen op elkaar gelijken als uit één bevrucht ei voortgekomen tweelingen. Die Kretins missen een goed functioneerende schildklier, waardoor bepaalde stoften in het bloed ontbreken, die noodig zijn voor de normale ontwikkeling van het verstand. Wat de oorzaak is van die schildklierai-wijking, weten wij niet; mogelijk speelt het Jodiumgebrek in het drinkwater een rol, maar ongetwijfeld ook endogene factoren, want lang niet alle inwoners uit de bergdorpen met Jodium--arm drinkwater krijgen kinderen met kretinisme. Behalve het kretinisme is er nog een vorm van zwakzinnigheid, die de kinderen sterk op elkaar doet gelijken, namelijk het Mongolisme., Men herkent ze op het eerste gezicht die kleine vroolijke kinderen met hun ronde hoofdjes, blozende wangen, scheeve oogen, grove stem, dikke ruwe tong en slappe vingers. De oorzaken zijn hier echter nog minder gemakkelijk op te sporen dan bij het kretinisme. Exogene factoren hebben zeker beteekenis want, van 42 Mongooltjes was 30 keer de moeder bij de geboorte ouder dan 35 jaar, en 34 keer was het Mongooltje de laatste van een dikwijls lange reeks kinderen. Die exogene factoren moeten hun invloed reeds in een vroeg stadium van de ontwikkeling doen gevoelen, want van tweelingen, warvan er één als Mongool werd geboren, was de andere normaal, indien de tweelingzwangerschap niet berustte op één bevrucht eitje, maar op het gelijktijdig bevrucht worden van twee eieren, waardoor de tweelingen van verschillend geslacht kunnen zijn, en niet méér op elkaar
DE OORZAKEN DER ZWAKZINNIGHEID.
147
gelijken dan broers en zusters in het algemeen. De endogene factoren blijken uit het volgende. In het algemeen vonden wij bij onze zwakzinnigen, dat in 7.5% der gevallen een der grootouders krankzinnig was; van onze 42 Mongolen was dit acht keer het geval, dus in bijna 20% der gevallen! Vijf keer bleek die krankzinnigheid een dementia senilis van moeders moeder. Die combinatie van ouderdomsuitputting bij de grootmoeder en voortplantingsuitputting van haar dochter is te merkwaardig om toevallig te zijn: seniliteit van ras en individu. Reeds van den eersten aanleg af is dus de Mongool abnormaal. Uit den aanleg ontstaat behalve het kind ook de vruchtzak. Murk Jansen en van der Scheer, meenen, dat een te nauwe vruchtzak door drukking bepaalde organen van de twee maanden oude vrucht kan beschadigen1 ) . Door die beschadiging kan op analoge wijze als bij de kretins door schildklier gebrek, door verandering der interne secretie, een remmrng ontstaan in de ontwikkeling. In dit verband is het merkwaardig, dat prof. Bolk vond,2 ) dat de eigenaardige oogplooi, die de Mongolen hun karakteristieke physionomie geeft, in een bepaald stadium (5de maand) bij iedere menschelijke vrucht is te vinden. Dergelijke sterk op elkaar gelijkende zwakzinnigen, als kretins en mongolen zijn echter uitzonderingen. Over het algemeen vertoonen de debielen alle mogelijke onderlinge verschillen. Op lichamelijk gebied vindt men allerlei abnormaliteiten, die voor een deel weer als groei-remmingsverschijnselen moeten worden opgevat. Niet zelden treffen wij bijvoorbeeld een gespleten verhemelte aan. Een van onze kinderen met zulk een palatoschisis heeft een zwakzinnig broertje, bij wien de sluiting van de oogspleet is uitgebleven (coloboma iridis) . Een andere jongen mist de groote borstspier (M. pectóralis mayor) . Drie van onze leerlingen lijden aan een voortschrijdende spierziekte (dystrophia musculorum progressivum) . Een van onze meisjes zag er toen zij met 14 jaar de school verliet, uit als een stokoud tot op het skelet vermagerd oud vrouwtje (progerie, waarschijnlijk berustend op storing van de interne secretie) . Abnormaal geringe ontwikkeling der geslachtsorganen zien wij een enkele maal gecombineerd met vetzucht (dystrophia adiposo-genitalis) . Vaker dan reuzengroei vinden wij dwerggroei, maar beide komen voor. Groot is het aantal afwijkingen aan de zintuigen: 4.5% der kinderen draagt een bril wegens bijziendheid (van de Joodsche zwakzinnigen zelfs 14.5% ) ; ruim 10% wegens oververziendheid; door netvliesaf-wijkingert zijn enkelen met geen bril te helpen. Het heeft geen zin, hier alle afwijkingen op te sommen, waarbij de abnormale aanleg een rol speelt. Of hiertoe ook de rachitis zou moeten worden gerekend? Dat exogene momenten van beteekenis zijn, wordt wel waarschijn,
1) Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde 1919, II, 2083. 2) Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde 1923, 1, 233.
148
DE OORZAKEN DER ZWAKZINNIGHEID.
lijk, wanneer wij bedenken, dat de Engelsche- ziekteverschijnselen kunnen verdwijnen door allerlei invloeden op de stofwisseling: zonlicht bestraling, huidprikkels door zoute baden, dierlijk vet (levertraan! ) enz. Maar in overigens gelijke omstandigheden krijgen Iang niet alle kinderen rachitis en de zwakzinnigheid verdwijnt door de behandeling niet; een minderwaardige aanleg van hersenen en stofwisselings organen moeten wij ook hier wel aannemen. Op geestelijk gebied vinden wij een niet geringere variabiliteit. Bekend zijn de reken- en geheugenvirtuozen, die van alle verpleegden weten, op welken weekdag van een willekeurig jaar hun verjaardag valt, of die heele spoorboekjes van buiten kennen. Op het gebied van het voorstellingsleven is merkwaardig een van onze oudleerlingen, die vlot, uit het hoofd, woorden als Amsterdam het achterste voren kan spellen dank zij de levendige gezichtsvoorstellingen, die hem de letters doen aflezen, alsof hij ze in werkelijkheid voor zich zag. Van een der andere jongens meende men, dat hij vlot kon lezen, tot hij op zekeren dag een synonym gebruikte voor eer woord, dat er stond. Hij kende de leeslesjes direct van buiten, maar kon heelemaal niet lezen; het bijwijzen met den vinger hoorde nu eenmaal bij het opzeggen. En niet zoo heel zelden bemerk ik bij het oogonderzoek, vóór de jongens van school gaan, dat zij niet alle letters kennen, hoewel zij gewoon met de anderen meelezen. Minder veelvuldig komen talenten voor op het gebied der beeldende kunsten. In het Engelsche idiotengesticht Earlswood is indertijd een imbecil verpleegd, die op verdienstelijke manier scheepsmodellen knutselde en eenig teekentalent bezat. Een beschermeling van P stalozzi bracht het zoover in het schilderen van katten, lat hij dk „Katzen-Raphaël" werd genoemd. In ons land is door den directeur van 's Rijksprentenkabinet Jhr. Teding van Berkhout een imbecil meisje ontdekt, dat een merkwaardig teekentalent bezit; prof. Bouman heeft dit geval nader beschreven 1 ) . Dergelijke talenten bij zwakzinnigen hebben voor ons belangrijke theoretische waarde. Op grond van de positieve korrelatie tisscheil de rangschikkingen van leerlingen naar hun prestaties in verschillende vakken, kwam Spearman tot de theorie, dat aan alle geestelijke functies één algemeene factor zou gemeen zijn, terwijl dan een groot aantal speciale factoren oorzaak zou zijn, dat de leerlingen, die het beste waren in wiskunde bijvoorbeeld niet tot de eersten behoorden in talen enz. Wie nu zwakzinnigheid beschouwt als te berusten op één factor, zou hierbij kunnen denken aan die algemeene factor van Spearman. Maar nu maken de zwakzinnigen met een ver boven het gemiddelde uitstekend talent, deze veronderstelling wel zeer onwaarschijnlijk. Veel vaker dan afwijkingen in gunstigen zin, vinden wij afwijkin1) Zie dr. van Voorthuijsen in Kinderstudie, Deel VI, afl. 3.
DE OORZAKEN DER ZWAKZINNIGHEID.
149
gen in ongunstigen zin bij onze zwakzinnigen. Een van onze oud-leerlingen was absoluut ongevoelig voor prikkels, die bij normalen hevige pijn veroorzaken; die jongen is nu geïnterneerd als antisociaal, daar hij ook op moreel gebied geheel anaesthetisch is gebleken. Dit is begrijpelijk, wanneer wij aannemen, dat het gevoel der hoogere abstracte begrippen op het gebied van moraal, religie en maatschappij, ontleend wordt aan het gevoel der primitieve instincten, die meer direct in dienst staan van de instandhouding van individu en soort. En dan op verstandelijk gebied! Wij kennen de speciaal rekenzwakken, de hoorstommen, de woorddooven en de woordblinden. Al die onderlinge verschillen maken h't steeds meer twijfelachtig, dat de zwakzinnigheid altijd zou berusten op de aan- of afwezigheid van één enkelen factor. Is het niet veel waarschijnlijker, dat de zwakzinnigheid ontstaat door een ongunstige combinatie van eigenschappen, geërfd van de ouders en mogelijk nog beschadigd door exogene invloeden? Zelfs bij een betrekkelijk eenvoudige afwijking als de woorddoofheid kunnen wij ons denken, dat van een der ouders is geërfd een zwakte van de symbolen-vorming, van de andere een zwak oriënteerend geheugen voor klankindrukken, eigenschappep. die ieder op zichzelf nog niet tot woorddoofheid behoefden aanleiding te geven. Dat een zwakzinnige normale kinderen kan krijgen, eischt volstrekt niet het aannemen van één enkelen mendelende factor. Morgan e.a. hebben aangetoond, dat de niet aan één chromosoom gebonden eigenschappen de tweede regel van Mendel volgen, en volkomen onafhankelijk van elkaar zijn bij de overgang op de rijpe geslachtscellen. De bovengenoemde ongunstige combinatie van verstandelijke eigenschappen bij den zwakzinnige kan bij zijn kinderen weer geheel uiteen zijn gegaan. En veel begrijpelijker wordt het nu, dat bij ouders en grootouders der zwakzinnigen door andere combinaties van ongunstige eigenschappen behalve zwakzinnigheid zooveel andere vormen van geestelijke onevenwichtigheid worden aangetroffen. Zoo bleek bij ouders en grootouders van 2663 voor de Amsterdamsche scholen voor achterlijken geschikt bevonden candidaten, voor te komen: bij een der ouders in 14 0/0 der gevallen grootouders ,y 43 0/0 ouders epilepsie 4 0/0 grootouders 3 0/0 )) ouders krankzinigheid „ 2.3 0/ grootouders 7.5 0/0 )) „ ouders psychopathie „ 7,4 0/0 grootouders OV 3 0/0 )) 1/ „ ouders hysterie „ „ 10 0/ tt grootouders „ 4.5 0/0
drankzucht Of
„
Pt
„
Pt
„
OP
)7
Pt
„
tit
„
,1
tO
It
It
17
„
„
Of
„
Pt
Pt
„
150
DE OORZAKEN DER ZWAKZINNIGHEID.
Zwakzinnigheid kon zonder speciaal onderzoek bij (le ouders slechts in 121 gevallen worden aangeteekend. De dikwijls voorkomende lichamelijke afwijkingen bij onze zwak zinnigen maken het waarschijnlijk, dat de achterlijkheid niet altijd uitsluitend behoeft te berusten op directe erfelijkheid van ongunstige geestelijke eigenschappen. Wij kunnen denken aan een geërfde zwakte van de schildklier of van andere klieren met interne secretie, waardoor van aanleg reeds zwakke geestelijke eigenschappen nu bepaald onvoldoende in functie worden. Ook direct schadelijke exogene factoren kunnen op mogelijk van aanleg reeds niet zeer krachtige hersenen of andere organen werken en dezelfde funeste gevolgen vertoonen. Wij denken . hierbij aan de werking van allerlei infecties en intoxicaties op de geslachtscellen der ouders of op de kiem zelf vóór of kort na de geboorte. In de eerste plaats de syphilis! In haar latere stadia is deze ziekte in het bijzonder schadelijk voor het centrale zenuwstelsel en het zijn weer de speciaal daartoe voorbeschikte zenuwstelsels die het meest van dien nadeeligen invloed hebben te lijden. Het zenuwstelsel van Joden vertoont vaak afwijkingen van het normale, zon-, wel in gunstigen zin (Spinoza, Heine, Kant, Einstein enz.) als in ongunstigen zin. Onder Joden komt relatief veel krankzinnigheid voor en bij onze zwakzinnigen komen meer Joodsche kinderen voor dan de samenstelling der Amsterdamsche bevolking zou doen verwachten 1 ) . Nu leert de statistiek, dat de sterfte aan syphilis bij Joden gering is, groot daarentegen de sterfte aan door syphilis „veroorzaakte" zenuwziekten: ruggemergstering (tabes dorsalis en hersenverweeking (dementia paralytica) (Sanders) 2 ) . Deze dementia paralytica komt als juveniele paralyse ook voor bij kinderen met aangeboren syphilis, zij is, evenals bij volwassenen gekenmerkt door een achteruitgang van het intellect3 ). De laatste jaren zag ik die juveniele paralyse bij zes van onze achterlijke kinderen, en dat ook hier endogene factoren een rol spelen, moge blijken uit het feit, dat van de zes vaders er twee dronken; een derde was psychopaat, die door zijn blinde drift herhaaldelijk met de politie in aanraking kwam, terwijl een vierde leed aan epilepsie. Van de moeders was er een publieke vrouw, een ander leed aan hysterische toevallen enz. Of de syphilis de oorzaak kan zijn van de gewone vorm van stationaire zwakzinnigheid is niet zeker. Dr. Duyvis vond bij 3% van onze achterlijken een positieve reactie van Wassermann; bij 14 % vond zij andere verschijnselen, die mogelijk wezen op aangeboren 1) Zie Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde 1923, blz. 61. Er zijn in Amsterdam pl. m. 10 pCt. Joden ; op onze scholen voor B. O. pl.m. 15 pCt. 2) Dissertatie, Amsterdam. 3) Zie Kinderstudie. Deel III. Afl. 3, blz. 147.
DE OORZAKEN DER ZWAKZINNIGHEID.
151
syphilis.1) Dr. De Vries geeft een hooger percentage; hij wijst er op, dat alcoholisme onder de vaders dier kinderen niet minder vaak voorkwam dan onder de vaders der andere zwakzinnigen, 2 ) en dr. Duyvis vond, dat het aantal belastende momenten bij de achterlijken met syphilis volstrekt niet kleiner was dan bij de anderen, wat men toch zou verwachten, indien syphilis zonder meer zwakzinnigheid zou kunnen veroorzaken. Goddard zegt van de syphilis: „it is too powerful a poison to merely maim the of f spring, it kills" En inderdaad, onberekenbaar is het aantal miskramen als gevolg van syphilis; van de levend geboren kinderen, die met syphilis ter wereld kwamen, zag Leduc 71 % reeds sterven gedurende de dagen. dat de moeder zich nog bevond op de kraamafdeeling van het „hópital Tenon" in Parij s.3 ) Het is denkbaar, dat ook andere ziekten der ouders hun geslachtscellen kunnen beschadigen, en dat een infectieziekte van een zwangere ernstige gevolgen heeft voor de vrucht is zeker bij typhus zag ik in den regel (niet altijd) de zwangerschap eindigen door afsterven van de vrucht. Of zwakzinnigheid op die wijze kan ontstaan, is zeker mogelijk maar niet bewezen, al wordt het door de moeders nog al eens beweerd. Na de geboorte zijn de snel groeiende hersenen der kinderen zeer gevoelig voor schadelijke inwerkingen: een acute infectieziekte kan bij het kind stuipen doen optreden. Groeiende, functioneerende cellen zijn altijd buitengewoon gevoelig: Houwink gaf kippen alcohol; gedurende den tijd van de proef, werden geen der eieren bevrucht., na de proef bleken de rustende eicellen niet te hebben geleden, want de bevruchting verliep nu weer als normaal. 4 ) Misschien berust de geneeskrachtige werking van radium bij kanker op die groote gevoeligheid der zich snel deelende gezwel-cellen. Weinig infectieziekten zijn in haar gevolgen voor het zenuwstelsel zoozeer te vreezen als de ziekte van Heine-Medin (de epidemische kinderverlamming) . Bijna 2% van onze achterlijken vertoonen de lichamelijke sporen (haifzijdige verlamming) van deze ziekte. 5) Het is mogelijk, dat wij de ernstige gevolgen van deze ziekte op het zenuwstelsel weer speciaal vinden bij kinderen, wier aanleg op erfelijke gronden bijzonder gevoelig is voor schadelijke invloeden. Indien dit niet het geval ware, zouden wij minder erfelijk belastende momenten bij deze kinderen vinden dan bij de zwakzinnigen in het
1) Dissertatie, Amsterdam. 2) Geneeskundige Bladen 1918, No. 1. 3) Zie ook Sexueele Hygiëne 1921, Afl 3, blz. 111. 4) Ned. Tijd. voor Geneeskunde 1917, I 1686. 5) Dat ik als zoodanig niet beschouw de linkshandigheid zonder meer, heb ik uiteengezet in het Tijdschrift voor B. 0., 1923, blz. 36.
DE OORZAKEN DER ZWAKZINNIGHEID.
152
g
gi
algemeen. Dronkenschap kwam voor bij 14% van onze achterlijken; indien bij onze 47 oud-lijders aan kinderverlamming de belasting niet minder is dan bij de andere achterlijken, zal men „verwachten", dat er bij hen 14/ 1 oo i< 47 - 6.6 keer dronkenschap der ouders vermeld is. Wij vinden: drankzucht
bij een der ouders : 7 keer („verwacht” 6.6 keer) grootouders : 20 >, 20 krankzinnigheid „ „ „ ouders : 1 1.1 grootouders : 6 3,5 4 „ ouders : 3.5 psychopathie 5 ouders : 4.7 hysterie „
It
„
„
If
„
„
It
„
„
„
If
Onze veronderstelling heeft dus zeker eenigen grond. Dit geldt ook voor de andere infecties. De laatste jaren neemt het aantal gevallen toe van epidemische hersenontsteking (encephalitis epidedemica s. lethargica) . Hoewel bij kinderen de ernstige gevolgen zich in den regel voordoen als karakter verandering (psychopa thie) , kan ook zwakzinnigheid ontstaan. In het Wilhelmina-gasthuis behandelde ik een meisje, dat leed aan deze encephalitis lethargica; nu bezoekt zij de school voor achterlijken. Van dit meisje drinken de beide grootvaders en de vader; een broer en zuster van den vader zijn krankzinnig. Volgens de moeder was het kind vroeger normaal, nu is het een zwakzinnige psychopaat, thuis absoluut onhandelbaar en ook op school buitengewoon lastig. Een zelfde combinatie van endogene en exogene invloeden zien wij, waar zwakzinigheid optreedt na de besmettelijke nekkramp (meningitis cerebrospinalis epidemica) , zoo bijvoorbeeld no. 2821. Dit meisje was misschien reeds niet geheel normaal, toen zij met 1 1/2 jaar ziek werd, want zij kon toen nog niet praten. Haar vader krijgt het op zijn zenuwen als hij zich kwaad maakt; de beide ouders van de moeder dronken en een zuster van de moeder is zwakzinnig. Bij onze 10 gevallen kwam voor: 2 keer („verwacht” 1.4) bij een der ouders : „ grootouders : 7 „ 4.4) 3 „ „ 0.75), krankzinnigheid „ ouders :
dronkenschap
It
om alleen de meest belangrijke belastende momenten op re noemen. Dat uitwendig geweld, hetzij direct, hetzij als gevolg van bloedingen, het hersenweefsel zoodanig kan beschadigen, dat zwakzinnigheid er het gevolg van wordt, is niet onwaarschijnlijk. Vóór de geboorte ligt het kind in het vruchtwater nog al veilig opgeborgen, zoodat wij de mededeelingen omtrent vallen of mishandeling van de zwangere als oorzaak van de achterlijkheid van het kind, niet onvoorwaardelijk behoeven aan te nemen. Zoo no. 2691; in de ze-
DE OORZAKEN DER ZWAKZINNIGHEID.
153
vende maand was de moeder gevallen; maar de vader is, bij het geringste alcoholgebruik, geheel buiten zichzelf, de moeder lijdt aan hysterische toevallen, de beide grootvaders dronken, terwijl een broer van de moeder en een kind van vaders zuster op de school voor B. 0. gaan. Kinderen, die te vroeg worden geboren, vertoonen zeer vaak hersenbloedingen door vaatverscheuring (Ylppo) . Van onze achterlijken is 4% minstens een maand te vroeg geboren. Erfelijk belastende momenten komen ook bij deze kinderen veelvuldig voor en men kan zich afvragen, of niet reeds het feit der vroeggeboorte een bewijs is voor de abnormaliteit van moeder of kind. Slechts ééns bij no. 2392 vond ik geen belastende momenten, het kind is het zesde van tien kinderen, die allen normaal zijn; in de zevende maand viel de moeder van de trap, waardoor ontijdig een eind kwam aan de zwangerschap. Maar veel vaker hooren wij verhalen in den trant van no. 1785: zevenmaandsch-kind; vader abnormaal driftig, moeder tobberig; moeder van moeder krankzinnig, broer van de moeder epilepticus, terwijl een op tijd geboren zusje ook bij ons op school gaat. Misschien staan tweelingen bij de gebooffè in het bijzonder bloot aan schadelijke invloeden, bovendien wordt minstens een derde te vroeg geboren; in ieder geval komen er relatief te veel tweelingen voor onder onze achterlijken: Van onze pupillen zijn namelijk 3.2% tweelingen, waarbij in het geval beide kinderen bij ons zijn, de tweeling voor één werd gerekend. Treub zag op 1000 verlossingen slechts 18 keer een tweelingschap. Het ligt voor de hand, te denken, dat het trauma van de tangverlossing, de hersenen ernstig zal kunnen beschadigen. Vroegei schijnt men dit gevaar te hebben overdieven; dr. Engelkens zegt echter van 223 tangverlossingen slechts éénmaal imbecillitas als gevolg te hebben moeten boeken.1 ) Bij onze kinderen zijn bijna altijd tevens endogene momenten in het spel. Eén voorbeeld: no. 2483 is met de tang verlost; de vader en diens moeder lijden aan toevallen, moeders vader dronk en twee broertjes van onze pupil, die niet met de tang werden verlost, zijn idioot. Aan de verhalen van de moeder, dat het kind bij de geboorte „blauw" -zag en bijgemaakt moest worden (asphyxie) is niet veel meer waarde te hechten dan aan de mededeelingen omtrent verdriet, angst en schrik gedurende de zwangerschap. Vooral die asphyxie kan echter op van aanleg minderwaardige hersenen zeker weI schadelijken invloed uitoefenen. Maar het is moeilijk te bewijzen en wat de een al abnormaal noemt in de kleur van den pasgeborene, vindt de ander niets bijzonders. Dat een ernstige hersenschudding van aanleg reeds minderwaar-
1) Nederl. Tijdschr. voor Geneeskunde 1920, II, blz. 1540.
154
DE OORZAKEN DER ZWAKZINNIGHEID.
dige hersenen, zoo kan beschadigen, dat zwakzinnigheid daarvan het gevolg is, lijkt mij wel waarschijnlijk. Eenige voorbeelden. lo. Candidaat is het twaalfde van 15 kinderen, tien hiervan stierven aan tuberculose; de beide grootvaders dronken, de moeder van de moeder stierf, lijdende aan dementia senilis. Candidaat ontwikkelde zich vrij normaal: tanden krijgen, loopen, praten, zindelijk worden, alles op tijd. Hij is nu zeven jaar met een verstandelijk veau van vijf jaar. Voor 2 jaar, na overrijden, ernstige commotio cerebri ( twee dagen bewusteloos) ; sedert suf, kan geen boodschappen meer onthouden in tegenstelling met vroeger. 2o. No. 1753 kon met ruim 1 jaar reeds praten, toen hij vier hoog uit het raam viel, daarna was hij het spreken verleerd. Is nu verstandelijk drie jaar ten achter (hij is 8 jaar oud). De vader lijdt aan toevallen, diens moeder dronk. De vader van den vader dronk eveneens, terwijl nog een tante aan toevallen lijdt. 3o. No. 1656. Met 7 jaar hersenschudding, sedert suf. Met 11/2 jaar drie zware stuipen. Vader drinkt, moeder lijdt aan toevallen. 4o. No. 2439. Met vier jaar hersenschudding. Een broertje gaat ook op de school voor B. O. enz. enz. Of van aanleg volkomen normale hersenen door een commotio zoo beschadigd kunnen worden, dat zwakzinnigheid het gevolg is, weten wij niet. Onmogelijk is het niet, maar bewijzende gevallen nam ik hiervan niet waar. Van de vergiftigingen is er voor ons geen zoo belangrijk alsi die, veroorzaakt door alcoholgebruik. Ook bij volwassenen is de alcohol in hoofdzaak een hersenvergif. Of er echter zelfs bij langdurig misbruik in de hersenen iets blijvends kan worden vernietigd, is onzeker, de psychiater Bonhoefer meent, dat bij abstinentie alle lichamelijke gevolgen van het misbruik weer kunnen verdwijnen. Bij kinderen is dit niet zoo waarschijnlijk. Hoe gevoelig de kinderhersenen voor alcoholmisbruik zijn, blijkt wel uit de mededeeling van Ziehen, die na één keer misbruik bij een kind delirium-tremens zag optreden; volwassenen krijgen delirium niet dan na zeer lang misbruik. Alle functies hebben oefening noodig en wanneer nu in de ontwikkelingsjaren door alcoholmisbruik oefening voortdurend wordt tegengehouden, is het denkbaar, dat per slot de tijd voor de oefeningsmogelijkheid verstreken is en dus een blijvende storing optreedt, zelfs al zouden geen anatomische afwijkingen zijn aan te toonen. Bourneville vertelt van een jongen, die zich tot zijn viercc jaar volkomen normaal ontwikkelde; toen leerde hij in de kroeg van zijn grootvader de restjes leegdrinken uit de glazen der bezoekers, kreeg toevallen en werd imbecil. Wel weten wij van den aanleg van dien jongen niet veel af, maar de alcohol heeft hier toch minstens gewerkt als agent provocateur van de toevallen. Soms vertellen de moeders, dat het kind als zuigeling wel eens brandewijn in de flesch kreeg, om het kind stil te houden. Zoo no. 2622, maar zelfs zonder
DE OORZAKEN DER ZWAKZINNIGHEID.
155
die brandewijn was er wel kans op abnormaliteit, want de vader is een liederlijke dronkaard en twee broers van dien vader zijn krankzinnig. Dat de moeder zelf niet heelemaal normaal is,, wordt door die brandewijn-historie wel waarschijnlijk, haar vader was bovendien intolerant tegenover alcohol. Daar alcohol overgaat in de melk van de zoogende vrouw en in het foetale bloed bij de zwangere, is het geen wonder, dat Sullivan waarnam, dat de kinderen van drinkende vrouwen, die in de gevangenis werden geboren physiek beter waren dan de kinderen uit den vrijen tijd. Maar dat zooveel kinderen van drinkende moeders absoluut abnormaal zijn, zal wel mede op endogene factoren berusten. Heron vond het meerendeel van zijn wegens dronkenschap geïnterneerde vrouwen zwakzinnig.1) Wij hoorden van de gevoeligheid van groeiende cellen voor schadelijke invloeden. Geen wonder, dat men bevreesd is voor den invloed van den alcohol op het oogenblik van de vorming van het individu, dus van de samensmelting van eicel en zaadcel. De Spartanen verboden op den huwelijksdag alcoholgebruik aan het jonge paar. Beter ware misschien een wat langer verbod, want de samensmelting van zaadcel en eicel vindt waarschijnlijk op zijn vroegst plaats 16 uur na de bijslaap. Veel weten wij niet omtrent de beteekenis van den alcohol op die eerste phase der ontwikkeling. Bezzola meende, dat het aantal zwakzinnigen in verband stond met het alcoholmisbruik op feestdagen, maar zijn statistiek is door Pearson zeer ernstig becritiseerd. Nog verder teruggaande in de ontwikkeling komen wij tot een invloed van den alcohol op de geslachtscellen, in hoofdzaak dus tot de vraag of er verband bestaat tusschen alcoholmisbruik van den vader en zwakzinnigheid bij de kinderen. Bijna zonder uitzondering wordt die vraag bevestigend beantwoord, alleen Pearson vond onder de kinderen van drinkers 30% zwakzinnigen, onder die van niet drinkers 40% Maar een bevolking, zóó gedegenereerd, kan zeker niet als bewijsmateriaal worden gebruikt. Dat het milieu, waaruit men statistisch materiaal betrekt van beteekenis is, kwam ook typisch uit in een statistiek van Strohmeier, die het verband onderzocht tusschen epilepsie en alcoholisme. Bij zijn klinisch materiaal van epilepsie vond hij. 20% alcoholisme van den vader, in zijn particuliere praktijk 0%. Zelfs wie gelooft, dat alcoholisme zonder meer epilepsie en zwakzinnigheid veroorzaakt, zal wel toegeven, dat ook zonder acohol wel eens epilepsie en zwakzinnigheid kan voorkomen . Maar aangenomen, dat er een verband bestaat tusschen alcoholisme en achterlijkheid, hoe riioeten wij ons dit verband denken? Wie meent, dat alcoholisme alleen als exogene factor belastend werkt, vergeet, dat een volkomen normaal mensch toch eigenlijk
1) Lancet, 1912, pag. 887.
156
DE OORZAKEN DER ZWAKZINNIGHEID.
geen alcoholist kan worden. Féré heeft eens gezegd: „pour devenir alcoolique, il faut être alcoolisable". Een evenwichtig mensch, die de moreele, oeconomische en sociale ellende ziet, die alcoholmisbruik veroorzaakt in den drinker, in zijn gezin en in de maatschappij, zal niet licht tot alcoholisme vervallen. De Miinchener psychiater Kraepelin zegt, dat 4 van de drinkers erfelijk zijn belast en prof. K. Bouman komt tot een overeenkomstig cijfer. Dr. Sigg deelt mede dat 2/3 van de drinkers op school niet met het onderwijs konden meelco-men 1 ) . Janet vertelt, dat 10% van de drinkers, krankzinnige ouders hebben. Belangwekkend is een onderzoek van Stockner naar de verdere levensloop van de 90 patienten, die eens waren verpleegd wegens delirium tremens1 ) . Slechts 5 waren niet krankzinnig geworden en onder de krankzinnigen kwam voor: 27 keer een manisch depressieve psychose en 14 keer dementia praecox beiden ziekten, die een typische erfelijkheid vertoonen. Ook zonder drankzucht zouden dergelijke menschen waarschijnlijk wel een aantal abnormale kinderen hebben gekregen. Evenals de zwakzinnigheid berust waarschijnlijk de drankzucht op een combinatie van ongunstige erfelijke factoren, hier meer speciaal op het gebied van het karakter. Bij de kinderen van den dronkaard kunnen die factoren weer gescheiden zijn, zoodat hij ook wel normale kinderen zal kunnen verwekken. De moeder van prins Maurits, de grootste veldheer van zijn tijd, stierf aan delirium tremens; de vader en de grootvader van Beethoven waren dronkaards! Kunnen nu dergelijke feiten alleen verklaard worden, door aan te nemen, dat de drankzucht van de ouders en de zwakzinnigheid van de kinderen, beiden uiting zijn van erfelijke minderwaardigheid? Pleiten die feiten niet zeer beslist tegen de leer van het kiembederf, de blastophthorie, die de zwakzinnigheid der kinderen opvat als het gevolg van een beschadiging van de zaadcellen van den vader door den alcohol? Neen, den aanhangers van de blastophthorie staat zelfs meer dan een verklaringsweg open. Het is bekend, dat de zaadcellen twee functies bezitten: 1 o. een door eenvoudige scheikundige en natuurkundige prikkels te vervangen werking, waardoor de eicel geprikkeld wordt tot de vorming van een nieuw individu. Loeb kon op die wijze uit kikkereieren kikkers doen ontstaan door parthenogenesis. De tweede werking is veel gecompliceerder en dient tot het overbrengen van vaderlijke eigenschappen op het nieuwe individu. Wanneer Hertwig de zaadcellen van kikvorschen met radium bestraalde, kreeg hij misvormde kikkers, maar was de bestraling zeer intensief, dan ontstonden uit de met die zaadcellen bevruchte eicellen weer normale dieren. Hij veronderstelt, 1) Waar geen andere bronnen zijn aangegeven, vindt men de meeste gegevens over dit onderwerp in de verschillende jaargangen van „De Wegwijzer". 2) Wiener Klin. Wochenschrift 1911, s. 4581.
DE OORZAKEN DER ZWAKZINNIGHEID.
157
dat de zwakke bestraling de zaadcellen in hun erfelijke eigenschappen beschadigt, terwijl de sterke bestraling die eigenschappen vernietigt, zoodat alleen de bovengenoemde eerste werking over blijft. Delage had reeds opgemerkt, dat juist zware drinkers vaak normale kinderen verwekken en in dit verband is nu heel merkwaardig een mededeeling van dr. Benders') . Hij vertelt van een gezin, waarvan de vader zich dood dronk. Het eerste kind had de abnormale, driftige aard van den vader, maar was overigens goed; daarop volgden twee zwakzinnige kinderen, terwijl het laatst verwekte kind geheel gezond was en in alle opzichten op de moeder geleek. Een andere mogelijkheid voor de leer van het kiembederf is deze: die zaadcellen, welke de van den vader geërfde minderwaardigen aanleg bezitten, worden door den alcohol tenslotte geheel vernietigd, terwijl de zaadcellen met normalen aanleg door den alcohol niet worden beschadigd. Zoo kreeg Pearl, van hoenders, die hij alcohol liet inademen, minder kuikens dan van de controledieren, maar de kuikens van de alcoholdieren, diè werden geboren, waren beter dan het gemiddelde van de kuikens der contrólekippen2 ) . Het vraagstuk van het verband tusschen alcoholisme en kiembederf is wetenschappelijk nog niet opgelost. Dat onder den invloed van het alcoholmisbruik blijvende erfelijke veranderingen (mutaties) zouden kunnen optreden, is niet bewezen. Zelfs Stockard, die een minderwaardigheid konstateerde van het nageslacht van zijn alcoholdieren, zag, hoe na eenige geslachten, de nakomelingen krachtiger waren dan de controledieren; de van aanleg minderwaardigen waren uitgeroeid en na eenige geslachten had zich het beschadigde kiemplasma weer van het letsel hersteldi). Hoe moeilijk het is, in het alcoholvraagstuk sine ira et studio te owdeelen, wordt wel drastisch bewezen in een bekend propagandaboekje van Wilker: „Alcoholismes und Schule". Hij vertelt daarin van een dronkaard, die trouwde met een tuberculeuse vrouw. Uit dit huwelijk sproten 11 kinderen, 7 stierven aan tbc., de overbit]-venden waren gezond. Na den dood van zijn vrouw hertrouwt hij met een vrouw, die dronk. Uit dit tweede huwelijk sproten 7 kinderen, hiervan waren 3 zwakzinnig. Dit moet nu als bewijs gelden van de degenereerende werking van den alcohol. Jammer voor zijn theorie, maar gelukkig voor de waarheid, uit hij zijn diepe verachting voor die drinkende vrouw met een „Schwachsinnig war das Weib auch noch!" Wij hebben nu de voornaamste „oorzaken" van de zwakzinnigheid besproken. Naar volledigheid heb ik niet gestreefd, hoofddoel was, er op te wijzen, dat wij bij de zoo voor de hand liggende be1) Nederl. Tijdschr. voor Geneeskunde 1914, I 880. 2) Nederl. Tijdschr. voor Geneeskunde 1917, I 628. 3) Eug. Rev. 1924, p. 30.
DE OORZAKEN DER ZWAKZINNIGHEID.
158
teekenis der exogene factoren, ons toch altijd moeten afvragen, wat de mogelijke rol is der endogene factoren. Kan het besprokene nu aanleiding geven tot practische conclusies in eugenetischen zin?1 ) Wij hebben dan in de eerste plaats gevallen leeren kennen, waarin de gewone milieu-invloeden van voeding e.a., die als regel een normale ontwikkeling doen ontstaan, zwakzinnigheid ten gevolge hebben, waar dus de endogene factoren op den voorgrond staan. Door alle zwakzinnigen te beletten zich voort te planten (sterilisatie of interneering , zou er ongetwijfeld een aantal gevallen van abnormaliteit worden voorkomen, maar de zwakzinnigheid zou op die wijze zeer zeker nooit verdwijnen. 't Is zelfs de vraag of dit zou geschieden, indien men de sterilisatie ging toepassen op iedereen, die men met meer of minder goed (!) recht abnormaal zou willen noemen. Wie zou trouwens die abnormaliteit moeten beoordeelen en hoe zou men dat willen doen? Door alle jongens en meisjes tegen den voortplantingsleeftijd in psychologische observatie te nemen Te oordeelen naar 't aantal zwakzinnige kinderen bij de intellectueele „upper ten", zou men wel moeten beginnen, met die geleerden ,als weleer, in kloosters voor het nageslacht onschadelijk te maken. Misschien is het verstandiger, om het ten gronde doen gaan van zeer ontaarde geslachten maar aan de natuur over te laten: lijders aan ernstige vormen van zwakzinnigheid krijgen geen nageslacht, de meeste Mongooltjes sterven zelfs vóór den voortplantingsleeftijd. Vele krankzinigen moeten in gestichten worden opgenomen, daai zij in de maatschappij te gevaarlijk zijn voor zichzelf en hun omgeving. En het blijkt nu, dat voor alle leeftijden, het aantal ongehuwden, die in de gestichten worden opgenomen, overweegt boven de gehuwden. Zoo blijkt, dat op 100.000 levenden van Tederen leeftijd in Duitsche krankzinnigen gestichten worden geïnterneerd:
Leeftijd.
25-30 jaar 30-50 jaar 50-70 jaar 70
Ongehuwd.
Gehuwd.
m.
vr.
m.
vr.
38 89 51 22
34 74 47 51
23 38 19 10
17 24 14 14
Indien een waanwijs voorgeslacht eens alle dronkaards onvruchtbaar had gemaakt, dan zouden nu niet velen zich kunnen verheffen 1) Over eugenese zie Tijdschrift der Vereeniging van Artsen en Onderwijzers 1915, No. 5.
DE OORZAKEN DER ZWAKZINNIGHEID.
159
aan de scheppingen van het grootste muzikale genie van alle tijden: Beethoven. De maatschappij, die zondermeer de voordeelen geniet van hetgeen de, door gunstige combinatie van endogene factoren, geschapen, geniale aanleg haar schenkt, dient zich zonder morren de zorg voor ongunstige combinaties te getroosten. En is het wel zoo zeker, dat er in de tegenwoordige samenleving niet een taak is te vervullen door de zwakzinnigen (Postma) . Hoeveel werk zouden zij niet met vreugde uitvoeren, dat nu ten laste komt van normalen, wier verstand hen tot zooveel meer instaat zou kunnen stellen waardoor zij nu mokkend en ontevreden door het leven gaan. Wij behoeven daarbij nog niet te vervallen in de eenzijdigheid van hen, die meenen, dat een juiste beroepskeuze den Heilstaat zal brengen; de tegenwoordig als zoodanig gepropageerde materieele ontevredenheidsmoraal heeft zeker veel verbeteringen gebracht, die anders lang op zich zouden hebben laten wachten, maar eerst toekomstige geslachten kunnen er gelukkig door worden, niet het tegenwoordige. Dan is er een groep achterlijken, wier aanleg wellicht normaal was, maar die slachtoffer werden van exogene factoren. Of een dergelijke zwakzinnigheid ongunstigen invloed heeft op de erfelijkheidsfactoren is zeer onwaarschijnlijk. Strijdt tegen infectieziekten, tegen alcoholisme e. a. moge dus eenige gevallen van zwakzinnigheid voorkomen, het ras zal er waarschijnlijk niet door verbeteren. Misschien wordt wel de belangrijkste groep van zwakzinnigen gevormd door hen, wier aanleg, niet als bij normalen, allerlei schadelijke invloeden ongestraft kan ondergaan, maar die, onder goede omstandigheden tot normale menschen kan doen opgroeien. Ook deze groep eischt dus krachtige sociaal-hygiënische maatregelen om die schadelijke invloeden te bestrijden. Maar de abnormale aanleg zal blijven bestaan en wanneer in minder rustige tijden door oorlog of revolutie, de samenleving zoo worden omgewoeld, dan zal misschien heel wat degeneratie naar boven komen, om den chaos te vermeerderen. Ook dit leed zal mogelijk zijn eigen geneesmiddel met zich meebrengen, want in den volgenden fellen strijd om het bestaan, zal veel minderwaardigs worden uitgeroeid, waardoor wellicht (maar niet zeker!) een gelouterde samenleving op de onze zal volgen: „und neues Leben bliiht aus den Ruinen".